Upload
vonhi
View
228
Download
3
Embed Size (px)
Citation preview
en W E R F
...find your way anyway - RADAR ATLASThe Radar ATLAS 1000 sets new standards in technical perform ance. It is easy to operate , s im ple to m ain ta in , and adaptive to fu ture dem ands.
Especially for the surveillance of difficult traffic situations w e have created a new function: the RADARSCOPE. Just designate the spot o f interest and zoom it up into an additional w indow . N ow v iew the details.
The n ew 12“ and 16" color radar system s of the ATLAS 1000 series offer m any useful functions:■ ERA and ATA/ARPA plotting facilities■ Two antenna speeds: 23 and 4 6 rpm■ Docking m ode in 250 /5 0 0 m ranges■ CLEAN SW EEP for autom atic
interference suppression■ RADARSCOPE, echosounder, w ind
or DOCKING display in an additional display w indow
■ High-definition colour graphics■ 3 ,5 'd iskette for data storage, soft
w are service and rem ote diagnosis
ATLAS navigation system s and DEBEG com m unications equ ip m ent for m any decades have contributed to safe and econom ic shipping.
STN ATLAS Nederland B.V.
fJzerwerkerkade 36 3 0 7 7 M C Rotterdam ,The Netherlands
P.O. Box 5115 3 0 0 8 AC Rotterdam The Netherlands
Phone: +31 (0) 10 - 479 54 44 Fax: + 3 1 ( 0 )1 0 -4 7 9 55 45e-mail: [email protected]
%STN ATLAS NEDERLAND
A3 110
10
/99
Uitgelicht
45
"Van Kinsbergen”Op 2 november heeft de Koninklijke Marine het nieuwe instructievaartuig “Van Kinsbergen", A 902 , in dienst gesteld, nadat het schip even te voren was gedoop t door m evrouw L.M. van Hoof- W aters, echtgenote van de Staatssecre ta ris van Defensie.
In h o u d
2 Nieuws
8 De Maritieme MarktMeer van hetzelfde
10 Maand Maritiem
18 De Voortgangsnota Scheepvaart en Milieu (SVM)In een samenvatting w o rd t uiteengezet w at to t nu toe bereikt is en w at de plannen voor de toekom st zijn.
26 Emissies van de zeescheepvaart naar atmosfeer en waterDit artikel gaat in op enkel actuele ontwikkelingen op het gebied van em issies door de zeescheepvaart, te weten de em issies van schadelijke gassen naar de a tm osfeer en de em issies van biociden uit aangroeiwerende verfsystem en naar het zeewater.
31 Inhoudsopgave Schip en Werf de Zee9 e jaargang, 1999.
36 Green Award certificaatBeloning voor reders die extra investeren in veiligheid en milieu
38 De laatste Milieuprijs voor de Scheepvaart in 1999 vanhet Ministerie van V&WDrie genomineerden en de winnaar is het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) in samenwerking m et EcoMare (Texel).
53 P & I WetenswaardighedenEen ‘belegen' vonnis?
5 4 MARS REPORTSAccidents can happen, even on a well run ship
50 Productinformatie
56 Literatuuropgave
60 Lijst van adverteerders
59 Verenigingsnieuws
61 Agenda
63 Maritime Search
Bij de voorplaat De Duitse kustvaarder “Rotf Buck" in ruw weer ter hoogte van Hoek van Holland (Foto Flying Focus).
Naast regelgevingen handhaving ook bewerking van marktpartijenEen interview m et milieubeleidsfunctio- narissen van het Ministerie van Verkeer & W aterstaat.
40
|-»NSf0NCA
Direct Water Injection to be installed on Ro-Ro vesselsSeven Ro-Ro vessels chartered by Transfennica, a leading transporter o f Finnish fo res t products, will be equipped w ith D irect W ater Injection on their main engines.
FEBRUARI 2000 - S C H IP tn W ERF * ZEE 1
WAP: surfen met de mobiele telefoon D E U T Z B V in 1999 opnieuw succesvol
Bioscoopkaartjes bestellen, een hotel reserveren, internetten: in de nabije toekomst zal dit met een mobiele telefoon allemaal kunnen dankzij het Wireless Application Protocol WAP. WAP zorgt voor een gebruikersvriendelijke internettoegang via GSM. Niet alleen op HTML-ge- baseerde websites kunnen dan worden bezocht, ook komen er komen speciaal hiervoor ontwikkelde sites. Bijzonder snel en voordelig werkt WAP op de GPRS technologie. Met GPRS (General Pakket Radio Service) is het zonder meer mogelijkheid 24 uur per dag kosteloos online te blijven. Betaald wordt alleen voor het verzenden en ontvangen van data. Siemens beschikt nu al over WAP voor netwerk operators. De bijbehorende WAP- toestellen worden eind februari op de CeBIT in Hannover gepresenteerd. De GPRS technologie zal in maart beschikbaar zijn.In Nederland zijn er zo'n vijf miljoen GSM aansluitingen, dat betekent een penetra- tiegraad van boven de 30 procent. Siemens gaat ervan uit dat dit percentage
De Nederlandse vestiging van trainings- en consultancy organisatie Time Manager International maakt voortaan deel uit van de TNOorganisatie. Op 10 december j.l. is een overeenkomst gesloten tussen Time Manager International A/S uit Denemarken en TNO. TMI Nederland zal voortaan gaan samenwerken met de TNOdochterondememing Projectgroep Bedrijfskunde TNO B.V. (PGB- TNO) uit Apeldoorn. Voor TNO betekent de verbintenis dat ze nog beter in staat is aandacht te besteden aan de menselijke factor in veranderingsprocessen bij haar opdrachtgevers. TNO verwacht een grote meerwaarde van het bijeenbrengen van de kennis en ervaring van PGB-TNO en TMI Nederland. PGB-TNO kan haar consultancy-ervaring inbrengen in een breed internationaal netwerk. Voor TMI Nederland betekent de overeenkomst
binnen twee jaar verdubbelt, onder meer door de steeds uitgebreidere toepassingen en diensten die via de mobiele telefoon mogelijk worden. De verwachting is dat ook het aantal WAP-diensten de komende jaren zal exploderen.In Nederland kennen we het verzenden van data via de GSM tot nu toe alleen als SMS-bericht. GSM is voornamelijk spraak georiënteerd. De overdracht van data/fax is nog relatief traag < 9,6 kbps) en wordt daardoor nauwelijks gebruikt. Door de GPRS technologie wordt de overdracht van GSM data aanzienlijk versneld (tot maximaal 171,2 kbps). Met WAP kan de mobiele beller niet alleen gebruik maken van de klassieke internet services zoals nieuwsdiensten of email. Hij heeft ook toegang tot be schermde, individuele informatie. Het is bijvoorbeeld mogelijk kosten, duur, doel en tijdstip van een gesprek te controle ren. Op WAP gebaseerde applicaties kunnen bovendien gemakkelijk worden gekoppeld met IN-diensten (Intelligent Networks).
dat het de eigen consultancy over cultuurverandering kan koppelen aan de ervaring van PGB-TNO met adviseren over structuurverandering en strategie. Deze verbreding maakt TNO tot een nog waardevoller partner voor haar klanten.Time Manager International is in 1975 opgericht in Denemarken. Inmiddels is TMI met vestigingen in meer dan 35 landen één van de grootste trainings- en consultancyorganisaties ter wereld. TMI begeleidt individuen, teams en organisaties in processen van verandering en groei. TMI is toonaangevend op het gebied van productiviteit, service management en de menselijke kant van kwaliteit. Wereldwijd nemen meer dan 250.000 mensen deel aan TMI-programma's. Met concepten als de Time Manager, Em- ployeeship, Putting People First en Heart Work heeft TMI internationaal veel erkerv
De nettoomzet van DEUTZ BV lag vorig jaar met ruim 100 miljoen gulden op het peil van 1998. De nettowinst van ruim 3 miljoen gulden overtrof die van 1998 met 38%. De belangrijkste winstindicato- ren van DEUTZ BV zijn: margeverbete- ring door efficiency en uitbreiding van de service-activiteiten.DEUTZ BV wil in de komende jaren door inzet van extra personeel, het ontplooien van extra verkoopactiviteiten, verbetering van de efficiency en met klantgerichtheid het aandeel van het merk versterken. De verwachting is dat de omzet binnen enige jaren autonoom met 15 tot 20% zal stijgen.DEUTZ BV, die haar domicilie heeft in Rotterdam met vestigingen in Harlingen en IJmuiden en DEUTZ (Belgium) NV-SA in Antwerpen, is een dochteronderneming van DEUTZ AG met hoofdzetel in Keulen. De groeitendens hield in de sector snellopende dieselmotoren (4 tot 440 kW) ook in 1999 aan. Vergeleken met vorig jaar kon in dit segment een omzetstijging van 62% worden genoteerd.Bijzonder verheugend noemt directeur
ning verkregen. De motor achter Tme Manager International is de bekende consultant en vernieuwend managementden- ker Claus Müller. De Nederlandse vestiging die nu dus opgaat in TNO werkt voor Nederlandse opdrachtgevers en in internationale projecten met andere TMI- vesti gingen.TNO neemt als Nederlandse kennisorganisatie op tal van terreinen een vooraanstaande positie in. TNOdochter Projectgroep Bedrijfskunde TNO B.V. (PGB-TNO) is een snelgroeiend consultancybureau dat zich bezighoudt met kwaliteitsmanagement, verbetermanage- ment, strategie & organisatie en effectivi- teitstrainingen. In de afgelopen 15 jaar werd voor 2500 klanten advies- en trak ningswerk verricht. Opdrachtgevers zijn afkomstig uit de industrie, de dienstverlening en de overheid. Met verschillende publicaties over onderwerpen als het invoeren van de ISO 9000-serie, de Balan- ced Scorecard en het Model Nederlandse Kwaliteit werd in Nederland diverse malen de management boeken top 10 gehaald.
Geert Jan Mantel de groet tn de segmenten: landbouwmachines, kustvaart, vissers en warmtekrachtinstallaties. In deze segmenten heeft DEUTZ marktaandelen veroverd. “Met name in de sector warmtekrachtinstallaties hebben we een belangrijke vooruitgang geboekt in het verwezenlijken van onze doelstelling een stijgend winstgevend marktaandeel te realiseren. Zowel in de sector voeding als in de sector tuinbouw”.De algemeen directeur van DEUTZ BV verwacht voor 2000 een verdere verbetering van omzet en resultaat. “Meer dan de helft van de geplande gasmotoren (t.b.v. tuinbouw en industrie) is voor 2000 als order geboekt. Moderne techniek op het gebied van geluidsniveau, energieverbruik, compactheid en prijs- prestatie-verhouding vormen de beslissende factoren voor succes,” aldus directeur Mantel.De vraag naar DEUTZ diesel- en gasmotoren blijft zeer hoog. De portefeuille van ontvangen orders voor nieuwe motoren te leveren in 2000 bedraagt ruim 22 miljoen gulden. Ook de vraag naar gebruikte dieselmotoren steeg. Deze motoren worden door DEUTZ BV conform de specificaties van het oorspronkelijke motornummer gereviseerd, gesaneerd en met een garantiecertificaat van zes maanden opnieuw op de markt gebracht. Vooral in de sectoren grondverzet (mobile kranen), scheepvaart (voortstuwing, boegschroeven en hulpaandrjving) en generatorsets worden vaak gereviseerde DEUTZ motoren ingebouwd.
Vooral de uitbreiding van de service-acti- viteiten drukte in hoge mate zijn stempel op de nettowinst. De omzet kende een toename van 6%. Deze groei is volgens DEUTZ BV te danken aan de resultaten van klantgerichtheid en extra serviceacti- viteiten. Ook in 2000 wil DEUTZ door een consequente marktbenadering en klantvriendelijke acties meer uit het potentieel halen en het marktaandeel vergroten. Om deze doelstellingen te realiseren worden binnenkort 10 extra servicemonteurs in dienst genomen.
T M I Nederland deel van T N O-organ isatie
2 S C H IP " , W ER F dt Z E E - FEBRUARI 2000
EUROPORT 99 trekt meer bezoekersDe internationale maritieme vakbeurs Europort 99, die van 16 tot en met 20 november plaatsvond in Amsterdam RAI, heeft 30.038 bezoekers uit 88 landen getrokken. Dit zijn ruim 500 bezoekers meer dan in 1997. Bijna een kwart van alle bezoekers was afkomstig uit het buitenland. Europort bevestigt hiermee haar positie als belangrijke internationale vakbeurs in Europa voor de maritieme industrie.De voorlopige resultaten van een onderzoek, uitgevoerd door een onafhankelijk onderzoeksbureau, tonen aan dat Europort uitstekend aan de verwachtingen
van de bezoekers voldaan heeft. Het gemiddelde rapportcijfer dat werd toegekend aan de beurs was een 7,5.Ook de kwaliteit van de bezoekers was zeer goed te noemen. Maar liefst 70% was mede- of eindbeslisser bij de aanschaf van producten of diensten op de beurs. Dat er goed zaken gedaan is, blijkt uit het feit dat het aantal bezoekers dat daadwerkelijk een order geplaatst heeft of een aankoop gedaan, met 4% gestegen is tot 24%.De tentoonstelling werd gekenmerkt door een zeer volledig aanbod. Meer exposanten dan ooit, 580 in totaal, presenteerden hun diensten en producten op45.000 vierkante meter aan beursopper-
vfak. Collectieve inzendingen uit 14 landen onderstreepten het ntemationale karakter van de beurs. Daarnaast vormde Amsterdam RAI ook het centrum voor gedachtenuitwisselingen tijdens de bijeenkomsten van diverse (brancheorganisaties en bedrijven uit de maritieme branche.
Nieuw dit jaar was het bezoekersregis- tratiesysteem, waarbii alle bezoekers digitaal geregistreerd zijn. "Hoewel de introductie van dit systeem de eerste dag niet geheel vlekkeloos is verlopen, levert het voor de volgende edities voor zowel exposanten als bezoekers grote voordelen op,” aldus Farouk Nefzi, Product Ma
nager van Europort. “Maar liefst 90% van de bezoekers heeft te kennen gegeven de volgende Europort weer te willen bezoeken. Nu we al hun adressen en beroepsgegevens hebben, kunnen we ze voor Europort 2001 meer service bieden door hun toegangskaarten al voorafgaand aan de beurs thuis te sturen. We hebben dus een belangrijke investenng gedaan voor de toekomst, waar uiteinde- hjk iedereen van zal profiteren.’De volgende editie van Europort wordt gehouden van 13 tot en met 17 november 2001.
30% claims improvement in 3 yearsA new claims study by The Swedish Club has produced direct evidence that ships conn- plying with the ISM Code have made significant claims improvements in comparison with non-ISM vessels.The new study demonstrates clear differences in claims development between vessel types subject to the ISM Code's first mandatory deadline of July 1998 and those types subject to the second deadline of July 2002. The claims improvement since 1995-96 is thirty per cent greater for the first group than for the second group of vessels.Martin Hernqvist, The Swedish Club's Loss Prevention Officer, says: “It is difficult to tell how much of this improvement has to do with the ISM Code but it is clear that those who have adopted the ISM Code and implemented modem safety management systems have been able to keep the number of claims down.The Club is a firm believer in ISM and we would not be surprised if this positive development is closely related to the successful introduction of ISM in our members' organisations. This is also backed up by the preliminary findings of a Club survey on ISM, where many members see a positive change in the incident rate since implementation and mention ISM as a possible explanation. Our analysis has produced an encouraging picture and we will continue to monitor the situation. We would expect the gap between claims trends for the two vessel groups to narrow as we approach the 2002 deadline. For the moment, our study offers a clear message - vigorous application of the ISM Code can significantly reduce claims expos- ureTThe Swedish Club is unique amongst the major mutuals in its ability to produce a comprehensive picture of both hull and P&l
claims, as the Club provides cover in both classes.The new analysis examined hull and P&l claims in turn, over the four years ending June 30 1999. The project involved close assessment of the claims records of “Phase 1" vessels (required to achieve ISM Code certification by July 1 1998) and “Phase 2” vessels (subject to the July 1 2002 deadline).Phase 1 vessels of four main types were considered: oil tankers, product tankers, chemical tankers and bulk carriers. Phase 2 types reviewed were container vessels, reefers, general cargo vessels and roro cargo ships.In the hull sector, the vessels studied repre sent around 89 per cent of all H&M entries with the Club. 1995 was used as a starting year for the study and the claims develop ment over the following years was then measured against the situation in 1995-96. Fig. 1 shows the claims development for Phase 1 vessels in relation to Phase 2 vessels. Commenting on the results, Martin Hemp vist says: “The claims development from 1995-96 to 1996-97 was basically the same for the two vessel groups. The major change, however, is apparent in the final two years of the study period, with a significant reduction in claims involving Phase 1 vessels. It is important to appreciate, however, that this study highlights the relative positions of both groups and, therefore, the statistics do not show the development of actu al number of claims dealt with by the Club. This is not the important issue, as that is very much related to the level of deductibles. It is natural that more claims are reported to the clubs if deductibles go down. That has been the case, both for hull and P&l over the last yea’s. What is important in this study
is the investigation of whether the changes in deductibles followed a simila pattern for the two vessel groups. The findings were that they did.”A similar picture emerged from the Club’s analysis of P&l (see Fig. 2):Martin Hernqvist says: “It is astonishing that, in the period 199899, we have seen the same level of improvement fa both hull and P&l - about 30 per cent since 1998%.In the P&l analysis we noted an improvement already emerging from 1998% to 19% 97. This could be explained by the start made to develop aocedures and checklists. The focus, initially, was on hazards that produced the most frequent types of claims and are thus closer to both the people on board and those ashore. Hazards producing
personal injuries and cargo operation hazards are good examples; both are common types of P&l claims. This is speculation, however, and we do not have real proof that this was the case. Yet it does have the force of logic. “He concludes: “The analysis shows a true picture of claims development experienced by The Swedish Club. We have taken great care to ensure that our analysis takes full account of the key variables. We conclude that application of the ISM Code seems to have a highly beneficial effect, in reducing both hull and P&l claims.”
Contact: Claes Lindh, The Swedish Club Tel: +46.31.638400.TRS Public Relations.Tel: +44.1304.813366.
Hull claims development since 95/96 fo r phase 1 vessels In relation to phase 2 vossols
P&l claims development since 95/96 for phase 1 vessels in relation to phase 2 vessels
FEBRUARI 2000 - S C H IP in W ER F * ZEE 3
Smit International sign up global deal with SpecTec
SpecTec, the world's largest supplier of computerised software solutions to the marine industry, has signed a $ 165,000 deal to supply the AMOS Maintenance and AMOS Purchase systems to the ships and offices of Netherlands based shipping firm Smit International.The deal will include the upgrading of all Smit systems currently using AMOS-D to AMOS Maintenance and AMOS Purchase and installing the software at bases as far apart as Scotland, the Netherlands and Nigeria. All ships within the management of Smit International will be equipped with the system over the next few years.Smit International was founded in Rotterdam in 1842. It has developed into a company that offers a wide range of unconventional maritime services.Its operations are divided into three market groups: port and coastal, maritime contracting and salvage and towage. AMOS Maintenance and AMOS Purchase are SpecTec’s maintenance management and purchasing systems, providing the technical management and safety control required by the ISM code.
They are the natural successors to AMOS-D and offer an efficient and user- friendly means of running a computerised onboard maintenance program. AMOS Maintenance and AMOS Purchase handle all ship maintenance requirements including stock control of spare parts and allow operators to keep a tight control on requisitions from order to delivery. Furthermore, by utilising the import/export facility, users are able to extract and update regularly on the day- to-day status of the ships.Smit has been using the AMOSO system since 1988, with the number of installations steadily increasing. In 1997 Smit decided to develop new fleet management, maintenance and stock control procedures with improved control and the ability to conduct proper ship analysis and comparison.At the same time SpecTec began developing its AMOS products around the principle of conducting maintenance on functions rather than on component units -which tied in perfectly with the needs of Smit International.During the summer of 1998 contract ne
gotiations began between SpecTec and Smit for the upgrading of AMOSD databases.The work began this year for Smifs Rockwater units - a huge proiect as the databases were enormous and needed to comply with the new component functionality," says Leendert Van Halst. The last of these converted databases was delivered in June.“In the meantime a group of database engineers were building up a component type and stock master central database including master function register," he says. “Once the major part of this work was completed the ship’s databases were constructed.”By the end of this year a total of 10 ships will be equipped with the new system and with the initial work completed on the central database delivery time has been considerably decreased.‘The database integrity is under the complete control of the office now, resulting in far more accurate purchasing information. Being able to analyse types of components over the entre fleet will be another major bonus to Smit Intematonal.”
SpecTec offers full turnkey computerised solutions, software, database, construction/conversion, hardware, training, system implementabon and customer support. SpecTec owns the renowned, world market-leading AMOS family of products and the industry-famous Kocku- maton Loadmaster.SpecTec Netherlands is part of the international group with 40 offices worldwide, giving customers the reassurance of ‘round-theclock’ service, in all major time zones, whenever and wherever they need it.
Contact: Leendert Van Halst.Tel: 078.6132511, E-mail:[email protected], internet: www.visma.com/spectec.
Nieuwe juridische structuur ABB Benelux
Een jaar geleden is de operationele structuur van ABB in Nederland, België en Luxemburg samengevoegd tot ABB Benelux. Tot op heden zijn de juridische maatschappijen (BVs) die in Nederland onder de ABB-organisatie vallen, ongewijzigd gebleven, Op 1 januari 2000 echter brengen wij onze juridische structuur in overeenstemming met de (nieuwe) operationele structuur. Vanaf 1 januari 2000 worden alle activiteiten van ABB in Nederland ondergebracht in twee vennootschappen:1. ABB B.V. (tot 31.12.1999 Asea
Brown Boveri BV). Deze vennootschap neemt alle activiteiten over van de volgende maatschappijen: ABB Componenten B.V., ABB Elektrobouw van der Werff BV, ABB Flakt Service BV, ABB Process Analytics BV, ABB SattLine BV, ABB Support BV, ABB Systemen BV, ABB Turbocharger BV, ABB Zantingh Energiesystemen BV en Elsag Bailey Hartmann & Braun Nederland BV.
2. ABB Service B.V. Deze vennootschap neemt alle activiteiten over van Maynard BV.
Deze twee vennootschappen behouden uiteraard alle bestaande activiteiten en locaties. De u vertrouwde adressen, directe telefoon- en faxnummers en contactpersonen blijven ook na 1 januari 2000 precies dezelfde. Ook de uitvoering van bestaande overeenkomsten, offertes en opdrachten blijft verzekerd: alle rechten en plichten worden door de nieuwe vennootschappen ABB B.V. en ABB Service B.V. overgenomen.Zoals wij u eerder reeds meedeelden, is ABB Benelux georganiseerd in vijf divisies.De divisies Transmission & Distribution Systems, Automation, Contracting en Low Voltage zijn ondergebracht in de vennootschap ABB B.V. en de divisie Service valt samen met de vennootschap ABB Service B.V. In juni van dit jaar meldden wij u eveneens dat ABB en Alstom wereldwijd de joint venture “ABB Alstom Power hebben opgericht, die in Nederland de aandelen van ABB Energie BV
heeft overgenomen. De naam van deze vennootschap zal daardoor binnenkort gewijzigd worden in “ABB Alstom Power Nederland B.V.“ . Met dit laatste bedrijf hebben noch ABB B.V. noch ABB ServiceB.V. enige juridische band.De huidige structuuraanpassing zal een grotere eenheid in de ABB Benelux groep met zich meebrengen en zal uiteraard ook in België worden geïmplementeerd. Zo zullen het personeel en de activiteiten van Elsag Bailey Hartmann & Braun N V. te Wilrijk overgedragen worden naar Asea Brown Boveri N.V.ABB Benelux verwerft door deze nieuwe juridische structuren een grotere finan ciële draagkracht en kan de bestaande synergie nog beter benutten.
GEM ConsultantsNa bijna 25 jaar aan het hoofd van GEM Consultants gestaan te hebben, treedt ir A.H. de Hartog (60) af als algemeen directeur van GEM Consultants. Ir E. Oost- wegel (33) zal hem opvolgen. De heer Oostwegel is reeds sinds 1992 in dienst van GEM Consultants. GEM Consultants is in 1973 opgericht als onafhankelijk raadgevend ingenieursbureau door een vooraanstaande Rotterdamse op- en overslagonderneming. Sindsdien heeft GEM Consultants zich ontwikkeld tot een bekend multidisciplinair adviesbureau op het gebied van:* Materials handling;* Logistiek;* Proces automatisering.De huidige staf omvat ca. 40 ingenieurs, economen, marketing experts, automatiseringsdeskundigen, bouwmanagers en terminal operations adviseurs.Projecten in meer dan 75 landen zijn uitgevoerd voor opdrachtgevers uit industrie, haven terminals, overheidsorganisaties en internationale finan-cieringsmsteingen. GEM Consultants maakt deel uit van de Konnklijke HASKONING Groep.
4 S C H IP c» W ER F A Z E E - FEBRUARI 2000
Benefits of PropacRudder confirmed in service
order 3ndorder
General recommended maxiumum lim it for cruise vessels
■ Model test without bulb G with bulb9 w ith bulb excl. effect of cavitation■ Full-scale measurements
Mean pressure impulses against the hull of the “Lysbris" at 90 per cent power, averaged from measurements at three hull locations
Wartsila NSD Corporation has completed shipboard trials with the new Wartsila NSD PropacRudder which more than confirms its benefits in terms of reduced propulsive power requirement, with reduced hull vibration and noise, while providing good manoeuvrability.The trials were undertaken in October and November 1999 on board the new 5175 tdw paper carrier “Lysbris" of the Norwegian owner Lys-Line AS of Oslo. The vessel is equipped with a Wartsila NSD Propac propulsion package, comprising a 5300 kW Wartsila 6L450 medi- um-speed diesel engine, 4.5 indiameter Wartsila CP propeller, gearbox and the PropacRudder. This is, in fact, the Second PropacRudder to enter service, with the first being in the sister ship “Lys- vik” delivered in November 1998. Both ships were built by ABG Shipyard Ltd in India.The Wartsila NSD PropacRudder is characterised by a streamlined “torpedo”sha- ped bulb on the rudder horn immediately abaft and coaxial with the propeller hub. The bulb ensures a more homogeneous water flow both in front of the propeller and in the propeller slipstream. The bulb increases propulsion efficiency by the “wake gain” effect which means that it reduces the water speed into the propeller so that less power is needed to produce the same propeller thrust. The bulb also reduces propeller-induced hull noise and - vibration by eliminating hub vortices and separation, and cavitation behind the propeller hub collapsing on the propeller. Measurements taken by Marintek, the Norwegian Marine Technology Research Institute, in full-scale service trials on
board the “Lysbris” equipped with a PropacRudder clearly confirmed the benefits of its torpedo-shaped bulb: reduced propulsion power requirement, and less noise and vibration transmitted to the hull.The tests were at design draught (5.5 m), and the shaft power was measured by strain gauges on the shaft. The results were compared with earlier model tests at Marintek.Model tests showed that solely by applying the PropacRudder, the presence of the bulb gives a large reduction in power of about ten per cent for the same ship speed compared with using a conventional flap rudder.The full-scale trials actually demonstrated an even greater power saving than was predicted from the model tests with the PropacRudder.The “Lysbris", however, has a short aft body owing to restrictions in ship length (101.9 m). As a result, the model tests indicated some separation of the water flow around the aft body which significantly increases the resistance of the vessel. Yet the influence of this separation is not the same in full scale as it was in the model. Nevertheless, for the majority of vessels, the power savings by use of the PropacRudder should be about five per cent, and sometimes more.
The improved levels of propeller-induced hull vibration and noise provided by the PropacRudder could already be seen in the model cavitation tests. They showed that the pressure impulses against the hull were reduced by close to 40 per cent, owing to the PropacRudder bulb
alone. Furthermore, at high propeller loadings, the cavitation around the blade root fillets disappeared when the bulb was fitted. In addition, owing to unfavourable wake distribution, the propeller design was optimised to minimise the pressure impulse forces against the hull and thereby to minimise the vibration level.In the full-scale trials, the pressure impulses of higher orders of propeller blade frequency, and their harmonics, were found to be much lower than those measured during model tests. This reflects the better cavitation performance. The propellerinduced noise level is also lower.It was also noticeable during the trials of the “Lysbris” that propeller-induced noise level is very low right across the range of pitch settings with constant propeller revolutions, without any noisy face cavitation or local hull vibration problems at higher frequencies. There is usually quite a design challenge for controllablepitch propellers to avoid noisy face cavitation and a large drop in efficiency at low powers while running at full shaft speed, without introducing excessive suction side cavitation that may result in high propeller-induced hull vibrations and nor se at high powers.Owing to the short, full aft body, the PropacRudder is equipped with a flap to ens
Englne Power [kW]
ure acceptable course-keeping ability. The masters on the “Lysvik” and “Lysbris", have experience from other vessels with conventional flap rudders. They are both very satisfied with the manoeuvrability using the PropacRudder with flap. In normal service the "Lysvik" and “Lysbris" respond very quickly to rudder movements.In particular, they emphasise the ships’ good manoeuvrability during lowspeed operation in restricted waterways. At low ship speeds, even in high wind speeds and with a fast current, the vessels can still be kept under control. In the trials with the “Lysbris", it was found that she can be manoeuvred safely at speeds down to just one knot, even in strong currents. The steerability was good even when the engine was stopped.A third vessel of the “Lysvik” type is currently under construction in India with delivery due in Summer 2000. However, the next vessel to enter service with a PropacRudder is the 14000 tdw chemical tanker “Jo Laguna D” from the Italian shipbuilder De Poli, which is due for delivery in January 2000. A sister vessel with a conventional flap rudder is already in operation.
Ship speed |knots]
Results of the full-scale trials of the “Lysbris" compared with the model test results using the Wartsila NSD PropacRudder, and with a conventional flap rudder
FEBRUARI 2000 - s c h ip ™ w e r f i t ZEE s
Smart welding holds offshore industry together
HYPERBARIC welding is an underwater joining process of great commercial value to the offshore oil and gas industries. They set great reliance on the integrity of their welded connections as, without that integrity, the industries would come apart, literally. Welding technology has noticeably developed in the last 20 years with the integration of computer technology and the move towards mechanisation and robotics. At Cranfield University’s Welding Engineering Research Centre (WERC) in southern England,
computer-directed (or “smart") welding methods are being developed, such as online tracking measurement to give a level of consistency that has not been possible before.Other research activities include flux-co- red arc-welding metal transfer, welding process monitoring with digital datalogging techniques, narrow gap gas metal arc-welding and studying the effect of cast-tocast variation on the weldability of stainless steel. At the heart of the high- technology research centre is the
world’s highest-rated pressure chamber which simulates the offshore, underwater environment, enabling investigation of arc-welding processes to be conducted using remotely controlled welding systems. Rated at 250 bar, the Hyper- Weld 250 is suitable for orbital pipe welding on pipelines up to 40 centimetres (16 inches) in diameter and simulates depths of up to 2,500 metres.The hyperbaric chamber enables welding to be carried out in a consistent and repeatable manner, in order to investigate the operating parameters which have an influence on the stability and performance of the welding arc.It is pictured being made ready for a series of metal inert gas (MIG) welding trials by Cranfield research scientist Bob Blair. Arc-welding processes are operated in a dry environment within a workchamber assembled around the repair site, at a pressure similar to that of the surrounding water which increases by approximately one bar for every 10 metres of water depth.
This eliminates many of the metallurgical and engineering problems associated with other underwater welding techniques, such as wet welding or one-at- mosphere welding, but requires significant welding process development because the behaviour of the arc is af
Nieuwe aandeelhouders in Touw Holding
Hans van Bodegraven
Ing. J.W. (Hans) van Bodegraven en Ing. A.H. (Arnold) Warmerdam, beiden werkzaam als expert bij 0. Touw Expertise- en Ingenieursbureau B.V., zijn per 1 januari 2000 aandeelhouder geworden in het moederbedrijf Touw Holding B.V.
Hans van Bodegraven is vanaf 1986 werkzaam bij D. Touw Expertise- en Ingenieursbureau na op tankers gevaren te
hebben en voor motorenfabrikant Deutz- MWM te hebben gewerkt. Tot zijn specialismen behoren het behandelen van mo- torschaden en het verrichten van taxaties alsmede het verstrekken van adviezen betreffende technische investeringen en reparaties. Tevens treedt hij op als arbiter,Arnold Warmerdam, die sinds 1988 na een carrière op zee bij D. Touw Expertise- en Ingenieursbureau in dienst is, is gespecialiseerd in het behandelen van cascoschaden op het gebied van de zeevaart, kustvaart en binnenvaart alsmede in het begeleiden van bergingsoperaties. Op dit moment begeleidt hij het wrako- pruimingsproject van Rijkswaterstaat op de Westerschelde. Tevens adviseert hij advocaten en rechtbanken inzake nautische kwesties.
Volgens Maup Hoppzak, directeur van Touw Holding, garanderen de nieuwe aandeelhouders continuïteit in het bedrijf. “Wij zijn buitengewoon verheugd dat Hans en Arnold aandeelhouder zijn geworden. Zij zullen het leeftijdsprofiel van de directie verlagen en de kennis op managementniveau nog meer verhogen", aldus Hoppzak.
D. Touw Expertise- en Ingenieursbureau (met vestigingen te Rotterdam, Groningen en Maasvlakte) is onderdeel van Touw Holding, waartoe ook het Rotterdamse Expertisebureau K. Zinkweg, het Rotterdamse Expertise- en Ingenieursbureau De Beijer en het Antwerpse Expertisebureau Touw-Jansen behoren. De vier bedrijven binnen Touw Holding verrichten wereldwijd expertises, inspecties en
fected by the environmental pressure.A great objective of all hyperbanc welding research is to ensure that the selected welding process is capable of consistent, repeatable performance at the required depth and deposits weld metal having mechanical and metallurgical properties consistent with the safe service performance of the structures it is required to join. The facility has just completed its first twoyear programme of research. This work is supported by several major oil companies, as well as the Engineering and Physical Sciences Research Council. The initial programme has concentrated on demonstrating the viability of arc-welding processes at these pressures, mainly relating to the performance of the gas metal arc welding and plasma welding techniques. (ENE/R&D)
Information:School of Industrial and Manufacturing Science, Cranfield University, Cranfield, Bedfordshire, United Kingdom, MK43 OAL. Contact: Dr Ian Richardson.Tel: +44.1234.754099.Fax: +44.1234.754109,E-mail: welding@)cranfield.ac.uk.
By Albert Evans, LPS Special Correspondent. Picture: Bnan Bell
Arnold Warmerdam
taxaties op scheeps- en werktuigkundig gebied en op het gebied van waterbouwkundige werken, containers, coatings enz. Tevens begeleiden zij wrakoprui- mingsprojecten en zijn zij actief in consultancy op het gebied van risicomanagement, kwaliteit en veiligheid in de scheepvaart, scheepsbouw en aanverwante bedrijfstakken.
6 S C H IP tn W ER F «Ir Z E E - FEBRUARI 2000
Brunei MarineM A R IT IE M E SPECIALISTEN GEZOCHT
O n t w e r p & En g i n e e r i n g
P r o j e c t M a n a g e m e n t & I n k o o p
I n s p e c t ie & Co m m i s s i o n i n g
TechnologyB rune i M a r in e T e ch n o lo g y is de s p e c ia lis t in d e ta c h e r in g en w e rv in g & s e le c tie van h o o g o p g e le id e m a r it ie m e te c h n ic i in de scheepsb o u w en o ffs h o re . A ls m e d e w e rke r van B rune i M a r in e T echno logy o n d e rs te u n t u o p d ra ch tg e ve rs w e re ld w ijd b ij h u n a c t iv ite ite n op e n g in e e r in g g e b ie d e n /o f p ro je c tm a n a g e m e n t.D oo r g e b ru ik te m a k e n van de c a p a c ite it en kenn is van s p e c ia lis te n van B ru n e i M a r in e T echno logy, op d ie m o m e n te n d a t h e t n o d ig is, m a x im a lis e re n o p d ra ch tg e ve rs h u n s la g va a rd ig h e id .B rune i M a r in e T echno logy s tre e ft een la n g d u r ig e en in te n s ie v e re la tie na m e t v o o ra a n s ta a n d e b e d rijve n in de sch e e p sb o u w en o ffs h o re .
O p basis van w e rv in g & se le c tie bem id d e lt 8 ru n e l M a r in e T echno logy op m a n a g e m e n tn iv e a u .De o rg a n is a tie k e n m e rk t z ich d o o r g e spec ia lisee rde a c co u n tm a n a g e rs m e t een s ch e e p s b o u w k u n d ig e ach te rg ro n d . V a n u it h un a f f in i te i t m e t de s c h e e p s b o u w in d u s tr ie se lecte ren z ij v o o r de o p d ra ch tg e ve rs de m e e s t g e s ch ik te m e d e w e rke rs vo o r h e t rea lise ren van p ro je c te n .T e g e lijk e rtijd zoeken zij vo o r scheepsb o u w k u n d ig e n de m ees t g esch ik te w e rk o m g e v in g .
V oo r m e e r in fo rm a t ie : w w w .b ru n e l-m a r in e .n l
M a rc o n is tra a t 16 P ostbus 6316 3002 A H R o tte rd a m te l. 010 425 55 44 fa x 010 476 44 45
J u p ite rs tra a t 218 P ostbus 595 2130 A N H o o fd d o rp te l. 023 561 71 80 fa x 023 566 24 50
bmneiM a rin e Technology
De Speci al i stenSpedal i st
_______________ O ________
Maritieme Markt ^^ M en so de Jong
Meer van hetzelfde
Niet veel reders en werven zullen met vreugde terugzien op 1999. Het jaar eindigde wel met een optimistische noot; veel markten vertoonden enig herstel. Overeenkomstige
woorden zijn vast reeds vele malen geschreven in eerdere jaren. Steeds volgt dan een of twee jaar later de droeve boodschap dat de reders, aangemoedigd door lage nieuwbouw- prijzen, toch weer teveel schepen hebben besteld, waardoor de vicieuze cirkel zich herhaalt.
Hogere, maar ook lagere vrachten in 1999Na een slecht begin van 1999 kwam er, tot veler plezierige verrassing, een goed herstel op enkele vrachtenmarkten gedurende de tweede helft. Hoewel het vervoer van droge bulk maar matig groeide in 1999, gingen voor vele bulkers de vrachten met 60% tot 70% omhoog, die voor Capesizes verdubbelden zelfs, De vooruitzichten voor 2000 lijken bovendien gunstig te zijn. Weliswaar komt er circa 14 mln dwt (+ 5,5%) aan nieuwbouw bij, maar na aftrek van sloop blijft er een vlootgroei van slechts 2 è 3% over.Ook de chartermarkt voor containerschepen herstelde in de tweede helft. Tegen eind 1999 was er wel een terugslag, met name voor de kleine feederschepen.Toch konden de contai- nerreders nog nauwelijks profiteren van het verbeterde, economische klimaat wegens de hoge kosten verbonden aan het terugbrengen van lege containers naar het Verre Oosten. Voor de koelvaart was 1999 ongetwijfeld een slecht jaar, maar tegen het einde gloorde er weer hoop. Circa 50 koelsche- pen zijn het afgelopen jaar gesloopt, terwijl in de sector tot 450.000 cft er nauwelijks nieuwbouw bijkomt. De concurrentie van de koelcontainer blijft evenwel groot. Voor de zware- ladingvaart is 1999 een redelijk gunstig jaar geweest. Wel vraag je je af hoelang een be
drijf als Dockwise de beslissing om nieuw te bouwen nog voor zich uit kan schuiven.
Voor de tankers was 1999 daarentegen een teleurstellend jaar. Vooral de VLCC's moesten met lagere vrachten genoegen nemen, nadat OPEC in maart besloot de olieproductie te verlagen. De tonmijlen-pro- ductie van ruwe-olietankers nam daardoor in 1999 met circa 4% af. Er gingen 35 VLCC’s naar de sloper tegenover slechts 16 in 1998. De vooruitzichten zijn evenmin goed, want er komt dit jaar ruim 20 mln dwt (7,5% van de bestaande vloot) aan nieuwbouw bij. De tankerreders kunnen slechts hopen dat OPEC vanaf april de teugels weer laat vieren. Ook de markten voor producten-, chemicaliën- en gastankers waren onbevredigend in 1999.
Toch nieuwe scheepsbouwordersVele reders hopen te zullen profiteren van hun bestellingen tegen uitzonderlijk lage prijzen bij met name de Koreaanse werven. Deze werven konden daardoor hun orderboeken weer goed opvullen tot groot verdriet van de West-
Europese en Japanse werven en waarschijnlijk tot toekomstig verdriet van de reders. Vanaf 2001 komt er immers een hernieuwde toevloed aan bulkers en containerschepen op de markt. Daardoor konden wel de West-Europese werven, gespecialiseerd in cruiseschepen en veerboten, weer enigszins opgelucht ademen. Het gevaar van een uittocht van cruise-re-
ders naar de Aziatische werven is even afgewend.De EU hoopt nog steeds met Korea tot afspraken te komen over hun agressieve scheepsbouwpolitiek, maar ziet er kennelijk niets in dit samen met Japan te doen, een land dat eveneens de Koreaanse draak graag
getemd ziet. Door de nieuwbouwbehoefte tot 2010 zo’n 10% hoger te taxeren dan de Japanse en Westeuropese scheepsbouwverenr gingen, laat Korea geen middel onbeproefd om de eigen, hoge capaciteit te rechtvaardigen. Ondertussen heeft Duitsland de scheepsbouw al subsidies toegezegd tot 2004, hoewel de Europese Commissie en minister Jorritsma nog steeds geloven dat de EU-subsidies vanaf 2001 zullen verdwijnen, behalve dan bij innovatie, onderzoek, herstructurering, financiering, ontwikkelingshulp en natuurlijk nog een paar andere zaken.
De waterbouwers hadden wederom een goed jaar en zijn ook optimistisch ten aanzien van de toekomst. Daar profiteren de baggerbou- wers weer van. Ook onze kleine scheeps- en jachtbouw blijft het goed doen. Voor een sleepboot ga je niet zo gauw naar een Koreaanse werf als je het schip in Europa nodig hebt.
Varkenscyclus bij offshore- bevoorradingEen typisch voorbeeld van de varkenscyclus toont de markt voor bevoorradingsschepen. Die was uitermate gunstig in 1997/98. Oktober 1998 kon een grote ankerbehandelaar op de spotmarkt in de Noordzee een daghuur van ± £ 34.000 bedingen, maar een jaar later lag het niveau tussen de ± £ 3500 en ± £ 7000 per dag, afhankelijk van motorvermogen en bouwjaar. Enkele schepen waren toen zelfs opgelegd. Voor een groot supply- schip liep de huur in dezelfde periode terug van ruim ± £ 14.000 tot ± £ > 2000 per dag. Bovendien liep de benuttingsgraad van de ac-
S C H IP en W ER F de ZEE - FEBRUARI 2000
tieve schepen terug. Naast de teruglopende vraag was er in 1999 een aanwas van de be- voorradingsvloot met zo’n 36 nieuwe schepen, alle uiteraard besteld in de goede jaren. Het surplus werd in het najaar op 40 schepen getaxeerd. In december liepen de daghuren wat op, maar dat had meer te maken met het slechte weer dan met een structurele markt- verbetering. Extra werk als de komende ontmanteling van het grote Ekofisk-complex, kan soelaas bieden.
Met een ruimschoots verdubbelde olieprijs sinds begin 1999 zou je verwachten dat de oliebedrijven hun exploratiebudgetten weer zullen verhogen voor 2000, maar je hoort daar nog niet veel over. Wellicht willen zij wachten tot maart, wanneer het OPEC-ak- koord over productiebeperking afloopt. Ook kan het zijn, dat zij hopen van regeringen gunstiger voorwaarden te krijgen, maar de kans daarop lijkt gering zolang de nationale economie eerder getemperd moet worden dan aangezwengeld. Alleen Noorwegen heeft de teugels wat laten vieren. Evenmin is te hopen op een herhaling van de gang van zaken uit de jaren zeventig. Toen stimuleerden regeringen de oliewinning om het OPEC-kartel een lesje te leren. Nu juichen zij hoge olieprijzen toe; het levert veel op voor de schatkist, terwijl voor de milieubeweging hoé hoger hoe beter is. De inflatie kan er door toenemen, maar dat is alleen nog maar een probleem voor Duisen- berg.In de Golf van Mexico is vanaf zomer 1999 de activiteit wel toegenomen na enige tijd op een laag pitje te hebben gestaan. In Brazilië en West-Afrika is er een redelijk constante vraag naar offshore-materieel, zodat veel reders proberen daar emplooi te krijgen. Ondanks de onzekere vooruitzichten hebben Noren in oktober toch twee platformbevoorraders besteld bij de Noorse werf Brevik met als argument dat de lage prijs het rechtvaardigt te speculeren op een marktherstel in 2001. Veel bevoorraders stammen uit de jaren zeventig en voor die schepen wordt het steeds moeilij- ker regelmatig emplooi te krijgen; charterers geven de voorkeur aan moderne schepen.De eigenaren van booreilanden delen in de offshorenrialaise. Toch zijn er niches in de offshore waar wel verdiend wordt.
Specialisme loont somsDat geldt niet voor werven die zijn gespecialiseerd in de bouw van jackets en platforms. In Groot Brittannië zijn er nauwelijks meer bestellingen en moeten bedrijven de poorten sluiten. In Noorwegen komen er wel nieuwe orders aan, terwijl de Nederlandse bedrijven naast de spaarzame offshore-opdrachten vaak ook ander constructiewerk kunnen aannemen.
Daarentegen is er thans een ‘booming’ markt voor kabelleggers, benodigd voor het leggen van nieuwe glasvezelkabels. Het Engelse Global Marine, voorheen van Cable & Wireless maar nu een dochter van het telecommunicatiebedrijf Global Crossing, beschikt over 28 kabelleggers waaronder de door Van der Giessen gebouwde ‘Bold Endeavour'. Dit schip kan zonder onderbreking 8000 km kabel leggen. Het bedrijf sloot ook een huurcontract af voor vier nieuwe kabelleggers, die Ma- ersk bestelde bij Volkswerft Stralsund. Daarnaast laat Global Marine enkele veerboten tot kabellegger ombouwen, zodat het uiteindelijk over een vloot van bijna 40 schepen zal beschikken.Ombouw van bestaande schepen is een aantrekkelijke optie om snel aan de grote vraag te kunnen voldoen. Maersk deed dat met de bevoorrader ‘Maersk Forwarded die sinds najaar 1999 kabels legt in de Golf van Mexico. Drie dokschepen van de Stakhanovets-klasse bleken eveneens geschikt te zijn voor zo’n verbouwing. Dockwise was betrokken bij de ombouw van de 'Stakhanovets Vermolenco' tot de kabellegger Tyco Provider’. Tyco Submarine Systems heeft een vloot van 11 schepen, waaronder de gehuurde ‘Doek Express 20’ van Dockwise, en wil nog twee schepen laten bouwen. Met een verdere acht kabelleggers in aanbouw bij Hyundai voor de Amerikaanse CTR Groep kan deze markt over enkele jaren weer instorten, maar dan worden al die schepen wellicht weer verbouwd voor ander werk.
Kabelleggen verlangt ook hulpschepen vooro.a. ROV-surveys. Deze nichemarkt doet het dus goed; een enkele bevoorrader is daarom omgebouwd voor ROV-ondersteuning. Ook bij het florerende pijpenleggen zijn ROV-schepen benodigd; vaak ook steenstorters. Deeprock, een joint venture van Tideway en Boskalis, liet bij Scheldepoort een Japans schip verbouwen tot de steenstorter ‘Seahorse’ met een capaciteit van 18.000 dwt. Omdat de markt voor dergelijk werk over enkele jaren kan teruglopen, heeft Boskalis de ‘Seahorse’ zo ontworpen dat het gemakkeli|k is te verbouwen voor ander offshorewerk.
Hoewel er in 1999 weinig nieuwe contracten waren voor Floating Production and Storage Offshore (FPSO), blijft IHC Caland voor FPSO's een goede toekomst zien. Smit Internationale heeft, speciaal voor de installatie van FPSO’s, het voormalige LASH-schip 'Smit Pioneer1 in Engeland bij A&P Tyne laten ombouwen. Het eerste contract betrof de installatie in Angola door Stena Coflexip van de FPSO 'Kuito', waarin IHC Caland een belang heeft. Bedrijven als Stena Coflexip en Stolt Comex Seaway, gespecialiseerd in onderwater-installatie, hadden in de eerste helft van 1999 wat minder werk, maar zijn toch vol goede moed. Laatstgenoemde nam onlangs het Franse ETPM over voor ongeveer $330 mln en wordt daarmee de grootste aannemer van onderwater- werk. ETPM bezit o.a. fwee pijpenleggers die Stolt Comex in huurkoop neemt.
FEBRUARI 2 0 0 0 -S C H IP en W ERF de. ZEE
ni a a n d M ar 1 t i e m Opdrachten
Duitse opdracht voor FSWFrisian Shipyard Welgelegen in Harlingen heeft van Reederei Lehmann in Lübeck opdracht gekregen voor twee vrachtschepen, die geschikt zijn voor het vervoer van zowel stukgoed als containers en stortgoederen.De afmetingen worden:Lengte o.a. ca. 90,00 m.Lengte l.l. ca, 85,00 m.Breedte mal 13,60m.Holte 7,20 m.Diepgang 5,71 m.Draagvermogen 4 1 0 0 1.De schepen, bouwnummers 517 en518, worden gebouwd onder klasse van Bureau Veritas, met ijsversterking vok
gens de Fins/Zweedse ijsklasse IA. In verband met het varen in zwaar ijs is de boeg zodanig vorm gegeven dat de schepen pal achter een ijsbreker kunnen varen.Zij krijgen een enkel ruim, met een in- houd van 200.000 cu.ft. = 5663 m3.De containercapaciteit is 2 6 1 TEU, waarvan 150 TEU aan dek.Een MaK dieselmotor, type 8M25, van 2400 kW bij 750 tpm, drijft een verstelbare schroef aan en geeft het schip een dienstsnelheid van 12,2 kn De oplevering is gepland voor oktober van dit jaar, resp. januari 2001.
Vervolgopdrachten voor DeChemgas in Rotterdam heeft bij De Kaap in Meppel opnieuw een gastanker voor de binnenvaart besteld. Het wordt het derde schip van het type Chinook. De Kaap bouwde dat schip in 1996 voor Chemgas (zie SWZ 11-96, blz. 20 e.v.). Het tweede schip werd vorig jaar door de rederij in opdracht gegeven en is thans in aanbouw. Zoals ook bij de Chinook het geval was zullen beide schepen door de rederij in eigen beheer worden afgebouwd, waarvoor zij wel aan de werf in Meppel blijven.
KaapDe oplevering van het nu bestelde schip, bouwnummer 233, is gepland voor oktober van dit jaar.
Verder kreeg De Kaap van een Duitse opdrachtgever een order voor een circa 2300 tdw metende kruiplijncoaster, van hetzelfde type als de vorig jaar opgeleverde Ewald. Voor enkele gegevens van dat schip, zie SWZ 12-98, blz, 10. De jongste opdracht krijgt bouwnummer 232 en moet eind dit jaar worden opgeleverd.
Douane bestelt twee patrouiDamen Shipyards Gorinchem gaat voor de douane twee patrouillevaartuigen van het type Stan Patrol 4207 bouwen. Damen bouwde in 1998/1999 drie soortgelijke schepen voor de Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba, zie de beschrijving van de Jaguar in SWZ 2-99, blz. 30 e.v.De nieuwe schepen worden 42 m lang o.a. en 7 m breed.Twee dieselmotoren van ieder 2000 kW zullen voor een snelheid van 22,5 kn zorgen.Speciale aandacht wordt besteed aan de zeegangseigenschappen en aan het
l Ie vaartuigen bij Damencomfort van de bemanning, die uit maximaal 12 personen zal bestaan.De schepen worden elk uitgerust met een 7 m lange bijboot van het rigid infla- table type. De bijboten worden voorzien van een 250 pk buitenboordmotor en worden behandeld met een speciale kraan op het achterschip.De schepen worden gestationeerd in Hoek van Holland en Den Helder en vervangen twee oudere schepen. Hun vaar- gebied is het Nederlands continentaal plat, tot 200 mijl uit de kust.De oplevering is gepland voor eind 2001.
Zijaanzicht van de patrouillevaartuigen voor de douane.
Volharding boekt 8700 tonnerBodewes Volharding Foxhol heeft van een buitenlandse opdrachtgever een order ontvangen voor een 8700 tdw mulb purpose container carrier van hetzelfde type als de V-borgen (zie SWZ 12-98,
blz. 24). Het schip wordt gebouwd onder bouwnummer 355 en moet eind van ckt jaar worden opgeleverd.De C.V. Rana in Harlingen heeft Damen
Damen Bergum boekt CombiShipyards Bergum opdracht gegeven voor een Combi Coaster 2500. Het wordt een zusterschip van de onlangs opgeleverde SeaLily (zie SWZ 12-99, blz. 15, met foto), met uitzondering van de hoofdmotor. Dat wordt een Caterpillar 3512B DFTA ELEC, van 1000 kW bij 1600 tpm.Het schip, bouwnummer 9985, moet in
Coaster en Combi Freighterhet tweede kwartaal van dit jaar worden opgeleverd.
Verder bestelde de eigenaar van de recent opgeleverde Combi Freighter 3600 Helena (zie hieronder bij Opleveringen) een zusterschip van de Helena. Dit bouwnummer 9337 moet later in het tweede kwartaal van dit jaar gereed komen.
De Universiteit van Wales heeft Scheepswerf Visser in Den Helder opdracht gegeven voor de bouw van een onderzoe- kingsvaartuig. De taken van het schip omvatten o.a. water- en bodemonderzoek en onderzoek naar de visstand.Het wordt een aangepaste versie van de in 1997 door Visser gebouwde Celtic Voyager (SWZ 5-%, blz. 4). Het nieuwe schip, bouwnummer 162 wordt drie meter langer, de bovenbouw is iets naar achter verplaatst en de voortstuwingsin- stallatie wordt anders.De afmetingen worden:Lengte o.a. 34,30 m.Lengte 1.1. 30,00 m.Breedte mal 8,50 m.Holte 4,40 m.Diepgang 3,50 m.
De hoofdmotor wordt een Wartsila die sel, type 6L20C, 1080 kW bij 1000 tpm, die een verstelbare schroef aandrijft en het schip een snelheid van 10,5 kn geeft. Via een PTO op de tandwielkast wordt een asgenerator aangedreven, die ook als take home' motor kan fungeren wanneer de hoofdmotor om enigerlei reden uitvalt; er kan dan nog een snelheid van circa 5 kn worden behaald.De accommodatie wordt ingericht voor een bemanning en wetenschappelijke staf van in totaal 19 personen.Het schip wordt onder klasse van Lloyd’s Register gebouwd en moet in het eerste kwartaal van 2001 gereed komen.
Tewaterlatingen
River NavigatorOp 29 december heeft Scheepswerf De Hoop in Lobith het passagiersschip voor de binnenvaart River Navigator, bouwnummer 378, te water gelaten. Het schip wordt gebouwd voor de Amenkaanse
tour operator Vantage uit Brookline, USA, en is bestemd voor cruises op de Rijn en de Donau. Het moet in maart a.s. in de vaart komen. Met een lengte van 110 m en een breedte van 11,4 m krijgt het schip accommodatie voor 142 passagiers. Het wordt uitgerust met twee Caterpillar motoren van ieder 750 kW.
Visser bouwt onderzoekingsvaartuig voor Wales
10 S C H IP W E R F Je ZEE - FEBRUARI 2000
Tewaterlatingen (vervolg)
HAM 317IHC Holland in Kinderdijk heeft op 14 januari de sleephopperzuiger HAM 317, bouwnummer 1221, te water gelaten. Het schip wordt gebouwd voor HAM, bagger- en waterbouwkundige werken
en krijgt een hoppennhoud van 4400 m3. Voor enkele verdere voorlopige gegevens, zie SWZ 4-99, blz. 5.De oplevering is voor begin volgend kwartaal gepland.
VaasaborgBit Bodewes Vofrardrig Foxhol vond op 7 januan de tewaterlating plaats van de mulbpurpose contanercamer Vaasaborg, bouwnummer 346. Het is het laatste schip uit een serie van zes 8700 tonners voor Wagenborg Shipping. De oplevenng wordt binnen afzienbare ti|d
verwacht. Het eerste schip uit de serie, de Vechtborg, is beschreven in SWZ 12- 98, blz. 24.Voor andere opdrachtgevers heeft Volharding nog enkele schepen van dit type in opdracht.
O p le v e rin g e n
Jan van gentDamen Shipyards Gonnchem heeft op 1 oktober het patrouillevaartuig Jan van gent, bouwnummer 5646, overgedragen aan de Douane, post Vlissingen.Het vaartuig is een Stan Patrol 2400, met de volgende afmetingen:Lengte o.a. 23,75 m.Lengte w.l. 20,80 m.Breedte o.a. 5,55 m.Breedte mal 5,40 m.Holte 2,90 m.Diepgang achter 1,60 m.Waterverplaatsing 4 8 1.Romp en bovenbouw zijn geheel van zee- waterbestendig aluminium vervaardigd. De romp wordt beschermd door 100 mm Rubbylene tendering.Voor de voortstuwing zijn twee MAN dieselmotoren geïnstalleerd, type D2842 LE 408, ieder 735 kW bij 2100 tpm. Via Reintjes tandwielkasten, type VWS 334,
reductie 2,407:1, drijven zij de vaste schroeven aan. Deze hebben vier bladen en een diameter van 950 mm. Met deze installatie is op de proeftocht een snel heid van 22,0 kn behaald.Elektriciteit wordt geleverd door twee Onan hulpsets, type 20 MDKAF, ieder 22 kVA, 3 x 230/400 V, 50 Hz, en door een 24 V accubatterij.Het brandblussysteem in de machinekamer werkt met het nieuwe type blusgas FM200.De Jan van gent is uitgerust met een Do arry bijboot, type Brio 520, die voorzien is van een 100 PK Yamaha buitenboordmotor. De boot wordt behandeld door een Fassi dekkraan aan BB, type F40A,39,5 kNm.Veel aandacht is besteed aan voorzieningen die het werken aan boord voor de vijfkoppige bemanning efficiënt en mensvriendelijk maken. Dit betreft o.a. de geluidniveaus (64 dB(A) in het stuurhuis), de
ergonomische opstelling van de werkplekken, verwarmde stuurhuisramen, dek- en railingverwarming over ruim de halve scheepslengte om veilig overstappen bij ijsvorming mogelijk te maken en uitgebreide navigatie- en communicatieapparatuur. Deze omvat o.a. DGPS en een (elektronisch) Navigis kaartsysteem. Onderdeks is de accommodatie ondergebracht, met een zit/slaapgedeelte,
een kantoorruimte, een keukentje en een toilet.De Jan van gent is door Lloyd’s Register geklasseerd, met de notatie: * 100 A l SSC, Patrol, Mono, HSC, LMC, G2. Verder is voldaan aan de eisen van de Scheepvaart Inspectie voor de vaart tot 30 mijl uit de kust en aan die van ADNR. Het vaartuig vervangt de 40 jaar oude Dolfijn, die ongeveer half zo snel was.
Damen AluCat M50Damen Shipyards Gorinchem heeft op 20 oktober een snelle personnel launch, bouwnummer 532001, opgeleverd aan een Portugese opdrachtgever, die het voorlopig nog naamloze vaartuig inzet bij Bonny Island in de Nigeriaanse wateren. Het is het tweede exemplaar van een onlangs door Damen geïntroduceerd nieuw type, de Damen AluCat 1450. Ten opzichte van het prototype zijn diverse (pro- ductietechnische) verbeteringen aangebracht.
Damen AJuCat 1450 (foto: Van der Kloet).
FEBRUARI 2000 - S C H IP in W ER F dr ZEE
De AluCat 1450 is speciaal ontworpen om personen snel, maar zonder aan comfort in te boeten, te vervoeren. Ergonomisch gevormde stoelen en een goed uitzicht dragen bij aan het comfort.De afmetingen zijn: L o.a. x B o.a. H = 14,50 x 4,70 x 1,80 m; de diepgang achter is 0,75 m, de waterverplaatsing 1 4 1.De romp is van aluminium vervaardigd. De geheel gesloten bovenbouw is van kunststof en is als complete unit, inclusief de vloer van de salon, met een flexi
bele verbinding in en op de romp gemonteerd, waardoor geluid en trillingen zijn geminimaliseerd,Het schip biedt in het stuurhuis en in de half in de romp verzonken salon ruimte aan vier bemanningsleden en maximaal 20 passagiers. In de salon, met 17 zitplaatsen, bevinden zich ook een toilet en twee bergplaatsen.Boven het stuurhuis is een lichte, vaste zonnetent aangebracht, bestaande uit een aluminium frame met kunststof beplating (zie foto).Twee Caterpillar motoren, type 3 1 % E, ieder 366 kW bij 2300 tpm, drijven Hamilton 321 waterjets aan en geven het vaartuig een snelheid van 27 kn.De losse brandstoftank in de machinekamer heeft een inhoud van 1200 liter. Elektriciteit wordt geleverd door een 24 V accubatterij, die wordt gevoed door een 230 V walaansluiting.Zowel op het voorschip als op het achterschip is een Viking opblaasbaar vlot geplaatst, elk voor 20 personen.De AluCat 1450 wordt op voorraad gebouwd, waardoor korte levertijden mogelijk zijn en kosten worden bespaard door een uitgekiende serieproductie.
I l e l j / r y a rShipyard K. Damen International heeft op 3 november het multipurpose vaartuig Belyryar, bouwnummer 726, opgeleverd aan de National Marine Dredging Compa ny in Abu Dhabi.Het schip is bestemd voor slepen, du wen, ankerbehandeling en andere ondersteunende werkzaamheden bi| het baggeren.De afmetingen zijn:Lengte w.l. 30,00 m.Breedte mal 11 ,CX) m.Holte 4,00 m.Diepgang mal 2,60 m.Waterverplaatsing 6 7 2 1.Draagvermogen 3351.Gross tonnage 326.Twee Caterpillar 3412 D1TA motoren van ieder 537 kW bij 1800 tpm, drijven de vaste schroeven, diameter 1350 mm, in straalbuizen aan. Zij geven de boot een snelheid van 9 kn en een paal trek van 1 5 1.Twee hulpsets met Caterpillar motoren en Ansaldo generatoren leveren ieder 106 kVA, 220/380 V, 50 Hz.De uitrusting omvat een WK Hydraulics sleeplier van 3 5 1 bij 5 m/min., een boeg-
I I
De Belyryar (foto: Flying Focus).
en een hekrol, twee duwstevens, een hydraulisch bediende landingsklep op het voorschip en een Hydralift dekkraan, SWL 16 to p L2m.Het werkdek is beschoten met 40 mm Bankirai.Verder kan het schip andere vaartuigen bevoorraden met brandstof en drinkwater, Hiervoor zijn twee Johnsop/Stork overslagpompen geïnstalleerd van 50
m3/h bij 6 bar, één voor brandstof en één voor drinkwater.De DN 38 is door Bureau Veritas geklasseerd, met de notatie: I 3 /3 (E), Pantoon, Deep Sea, MACH.De bouw van het schip, dat door K. Da- men is ontworpen en getekend, is uitgevoerd door Van der Giesservde Noord in Alblasserdami.
I Dona Conchita en Lady Di T. Scheepswerf Amels in Makkum, normaliter bezig met het bouwen van grote luxe jachten, heeft onlangs in opdracht van Damen Shipyards in Gorimchem twee snelle ‘crew suppty vessels’ afgebouwd: de Doha Conchita en de Lady Di T. De schepen, bouwnummers 5106 en 5107, van het type Stan Tender 4300, werden op 20 november te Makkum gedoopt en op 30 november overgedragen aan Na viera Integral S.A, C.V. in Mexico. De schepen zijn sinds begin dit jaar ingezet in de Golf van Mexico voor het vervoer van personen en goederen tussen de Mexicaanse kust en olie-installaties buitengaats.De afmetingen zijn:Lengte o.a. 46,00 m.Breedte o.a. 8,90 m.Breedte mal 8,40 m.Holte 3,90 m.Diepgang achter 2,25 m.Laadvermogen 1601Gross tonnage 298.De romp en de bovenbouw zijn geheel van aluminium, grade 5083, vervaardigd en werden in Polen gebouwd.
De indefng onder het hoofddek is:- Voorpiek.- Leeg compartiment, met daarin at
leen de drinkwatertank.- Acc ommodabec ompartiment, met
onderin ladingtanks voor drinkwater en de sewagetank.
- Compartiment met een bergplaats op hart schip, daaronder en ernaast in totaal drie brandstoftanks.
- Machinekamer met voorin losse tanks voor smeerolie en vuile die.
- Generatorruimte, met onderin ladingtanks voor drinkwater (SB en BB).
- Achterpiek met de stuurmachines.De taakinhouden zijn:Brandstof (totaal) 52 m3.Drinkwater (lading) 56 m3.Drinkwater (overig) 4 m 3.Sewage 1 m3.Het accommodatiecompartiment heeft voorin een VIP-ruimte voor vier personen, daarachter aan SB twee tweepersoons bemanningshutten, een toilet unit en de kombuis en aan BB aparte douche- en toiletruimten, nog een tweepersoons be- manningshut en de eethoek.De salon op het bovendek biedt plaats aan 82 personen. Aan de achterkant liggen aan SB een AC-ruimte en een toilet, aan BB een bergplaats.
Achter op het brugdek zijn twee Viking opblaasbare vlotten opgesteld, elk voor 50 personen.Het ladingdek op het achterschip heeft een oppervlak van 142 m2 en is beschoten met 40 mm vurenhout.Voor het overslaan van vfoeistofladingen zijn twee Sihi pompen van 24 m3/h geïnstalleerd in de machinekamer, een voor brandstof en een voor drinkwater.Achter op het brugdek is een blusmoni- tor geplaatst, gevoed door een Sihi pomp van 270 m3/h in de machineka mer.
Het schip wordt voortgestuwd door vier vaste schroeven.De buitenste schroeven hebben vier bladen en een diameter van 800 mm. Zij worden aangedreven door Cummins dieselmotoren, type KTA 19 M4 van 522 kW bij 2100 tpm, via Reintjes tandwielkasten, type WAF 243, reductie 2,07:1. De binnenste schroeven hebben vier bladen en een diameter van 1000 mm. Zij worden aangedreven door Cummins dieselmotoren, type KTA 38 M2 van 1007 kW bfl 1800 tpm. via Reintjes tandwielkasten, type WVS 430, reductie 2,543:1.
Profile
*«SIMIraj f --, 0ifcïj 1 Belowma indeck
Algemeen plan Stan Tender 4300.
12 S C H IP tn W ERF A ZEE - FEBRUARI 2000
De Dona Conchita (foto: Flying Focus).
Met deze installatie is een proeftocht- snelheid van 26,9 kn bereikt.De twee hulpsets hebben Cummins motoren, type 6B5.9 D[M1, en leveren ieder 53 kWe, 127/220 V, 60 Hz.De navigatie- en communicatie-appara- tuur omvat o.a.:- Furuno FR-1932 radar;- Furuno FR 1832 radar;- Furuno PG-1000 elektronisch kompas;- Furuno GP-1850D GPS/plotter;- Furuno FCV581L echolood;- Sailor RT2048/RM 2042 VHF DSC (2 x);- JotronTronVHF(2x);- Furuno 1562-15 MF/HF;- Furuno MX 500 Navtex;- JotronTRON40Sepirb,406MHz;- Jotron Tronsart SART.
De vaartuigen zijn geklasseerd door American Bureau of Shipping, met de notatie: * A l HSC, Crew Supply Vessel, Gulf of Mexico service, AMS.
Makiri GreenSchelde Scheepsnieuwbouw heeft op 4 december het vrachtschip Makiri Green, bouwnummer 390, overgedragen aan Gen.Chart in Rotterdam. Het is de laatste van vier 17.500 tdw multipurpose tus- sendekkers die de rederij bij De Schelde bestelde.Het eerste schip, de Maria Green, is beschreven in SWZ 12-98, blz. 13.
DN 380p 6 december heeft IHC Delta Shipyard het multipurpose vaartuig DM 38, bouwnummer 975, overgedragen aan het Bef gische baggerbedrijf Jan de Nul N.V.Het schip is van het type Delta Multi Pontoon 2400 en is bestemd voor slepen, duwen, ankerbehandeling en andere ondersteunende werkzaamheden bij het baggeren.De afmetingen zijn: L o.a. x B o.a. x H = 24,45 x 10,06 x 2,75 m, diepgang 2,3 m en waterverplaatsing 4 5 0 1.Twee Caterpillar 3408B DFTA motoren van ieder 350 kW bij 1800 tpm, drijven de vaste schroeven aan, diameter 1350 mm, in straalbuizen. Zij geven de boot
een snelheid van 8,7 kn en een paaltrek van 1 4 1.Twee hulpsets met Caterpillar motoren en Stamford generatoren leveren ieder 35 kVA, 220 V, 50 Hz.De uitrusting omvat een Brusselles op afstand bediende 'waterfall' sleeplier van 900 kN bij 0-2 m/min., houdkracht 1300 kN en op de hulptrommel 225 kN bij 0 8 m/min., houdkracht 300 kN; verder twee duwstevens, een Effer hydraulische dekkraan, SWL 12,95 t op 11,65 m en eenA-frame, S.W.L. 1001.De DN 38 is door Bureau Veritas geklasseerd, met de notatie: I 3 /3 (E), Pontoon, Deep Sea, MACH.
BelliniShipyard K. Damen Europe in Hardinx- vekFGiessendam heeft op 16 december de circa 2650 tdw metende chemicaien- tanker Bellmi, bouwnummer 713, opge-
leverd aan de Duitse rederij GEFO. Het is het vierde schip uit een serie van zes voor deze opdrachtgever. Het eerste schip, de Rossmi, werd beschreven in SWZ 11-98, blz. 31.
Crownbreeze Damen Shipyards Bergum heeft op 17 december het multipurpose vrachtschip Crownbreeze, bouwnummer 9335, op geleverd aan Crownbreeze Shipping B V. in Rotterdam.Het schip is van het type Combi Freighter 3500 en heeft als afmetingen:Lengte o.a. 87,80 m.Lengte 1.1. 84,80 m.Breedte mal 12,50 m.Holte 7,60 m.Ballastdiepgang 3,55 m.Zomerdiepgang 5,41 m.Draagvermogen 3 6 3 0 1.Gross tonnage 2488.Het schip heeft een enkel ruim, 62,70 x10,10 m, met een inhoud van 5186 m3 = 183.140 cu.ft. Er is een uit twee delen bestaand verplaatsbaar graanschot, met vijf opstelposities. De mechanische ruim- ventilatie zorgt voor zes luchtwisselingen per uur. ^
De containercapaciteit is 192 TEU, waarvan 76 TEU aan dek.De hoofdmotor is een Deutz MWM, type 9M628, van 1870 kW bij 1000 tpm. Deze drijft een vaste schroef aan en geeft een proeftochtsrtelheid van 12,7 kn op ballastdiepgang en bij vol vermogen. Elektrisch vermogen wordt geleverd door een Scania hulpset van 300 kVA twee Valmet sets van elk 112 KVA en een haven/noodset van 60 kVA.De boegschroef heeft een vermogen van 236 kW.De accommodatie is ingericht voor acht personen.De Crownbreeze is geklasseerd door Lloyd's Register, met o.a. notatie voor Ice IA , voor zware ladingen tot 12 t/m 2 en voor gevaarlijke goederen (behalve klasse I en VII).
De Crownbreeze (foto: Flying Focus).
Punta ChavezDamen Shipyards Gorinchem heeft in december de ASD Tug 2509 Punta Chavez, bouwnummer 8804, overgedragen aan Venecia Ship Service C.A. in Veneza
ela, Het is een zusterschip van de Falcon die Damen vorig jaar aan dezelfde op drachtgever opleverde, zie SWZ 12-99, blz. 17.
Pablo Presbere en QuiribriEveneens in december leverde Damen Shipyards Gorinchem de Stan Tug 2207 Pablo Presbere, bouwnummer 6553, en de Pushy Cat 1204 Quiribri, bouwnummer 5741, op aan JAPDEVA in Costa Rica.De Pablo Presbere is nagenoeg een zusterschip van de Don Jose Maria, die Damen eerder voor dezelfde opdrachtgever bouwde, zie SWZ 6-98, blz. 8. De Caterpillar hoofdmotoren, type 3512B TA/A, leveren iets meer vermogen dan de 3512A motoren in het vorige schip; 954 kW elk.
De Pushy Cat is in dit geval een enkef schroefschip, met een Caterpillar 3306 T/B motor, van 164 kW bij 2000 tpm. De motor drijft via een Twin Disc MG 5091 tandwielkast de vaste schroef aan. De vrijvarende snelheid is 8,5 kn, de paaltrek 2 ,5 1.De boot is uitgerust met een sleephaak,S.W.L. 7 1.Lloyd’s Register klasseerde de Quiribri, met de notatie * A l Protected Waters Service LMC.
FEBRUARI 2000 - SC H IP en w e r f z e e 13
wij leveren de kracht!Wiirtsiki NSD is een wereldwijd opererende onderneming met de meest complete motoren- en krachtsystemenportfolio in de maritieme
bedrijfstak. Zij ontwikkelt en produceert producten met de meest geavanceerde technologieën. Wartsila NSD’s vernieuwde diesel
en gasmotorenprogramma omvat zowel high-, medium- als low-speed motoren en voortstuwingssystemen, met een vermogensrange van
5 00 tot 66.000 kW (700-90.000pk), die op de markt worden gebracht onder de merken Wartsila en Sulzer.
Met het wereldwijde netwerk van eigen verkoop- en servicebedrijven en licentiehouders is Wartsila NSD uw partner en sleutel voor
succesvol ondernemen op de maritieme markt.
H a rce la a n 95 8017 JE Z w o lle
te l. 038 - 425 32 53 Bezoekt u onze site: www.wartsila-nsd.com
&WÂRTSILÀ NSD
CORPORATION
Morgenster G O 3 1 Maaskant Shipyards tn Stellendam heeft op 21 december de kotter Magenster GO-31 overgedragen aan Van Dam C.V. Het schip is van hetzelfde Concorde type als de andere kotters die Maaskant in 1999 heeft opgeleverd, maar met diverse verschillen.De hoofdafmetïngen zijn ongewijzigd: L o.a. x B x H = 42,35 x 8,50 x 5,15 m. Als hoofdmotor is een Wartsila dieselmotor, type Vasa 6R32BL geïnstalleerd van 1471 kW (2000 pk) bij 645 tpm. Via een Vulkan elastische koppeling en een Rein- tjes keerkoppeling, type WAF 3455, reductie 4,074:1, drijft de motor een Van Voorden vierbladige schroef aan, diameter 3400 mm, in Hodi straalbuis. De tandwielkast is voorzien van een ingebouwde schroefasrem en een trolling val ve.Elektriciteit wordt geleverd door twee hulpsets en een haven/noodset.De hulpsets bestaan ieder uit een Scania dieselmotor, type DI-12 45M, van 341 kW bij 1500 tpm en een Van Kaick generator van 370 kVA.
Damen Shipyards Bergum heeft op 22 december het multipurpose vrachtschip Helena, bouwnummer 9336, overgedragen aan MS Helena Schiffahrtsgesellschaft MBH & Co. Reederei KG.Het schip is van het type Combi Freighter 3600 en heeft als afmetingen:Lengte o.a. 89,40 m.Lengte l.l. 84,99 m.Breedte mal 12,50 m.Holte 6,50 m.Ballastdiepgang 3,55 m.-Zomerdiepgang 5,22 m.Draagvermogen 3 6 4 0 1,Gross tonnage 2052.Het schip heeft een enkel ruim, 62,70 x10,10 m, met een inhoud van 4450 m3 = 155.000 cu.ft. Er is een uit twee delen
De haven/noodset bestaat uit een Scania dieselmota, type D-9 95M, van 149 kW bij 1500 tpm en een Van Kaick gene- ra ta van 150 kVA.De boegschroef heeft een vermogen van 110 kW.Er is een lOtrommelige, elektrisch aangedreven Maaskant vislier geïnstalleerd. De vangstverwerkingsinstallabe omvat twee visstortkieppen, een elevator, twee uitzoekbanden, een sorteerunit vo a maximaal zeven vangstsoorten, een spoelmachine, afvoerband, opvoerband en een dnevoudige stortkoker naar het visruim. Verder zijn er twee scherfijsirv stallabes met een capaciteit van 2500 kg/24 uur elk.Het schip is uitgerust met een Marble Management System en een Marble alarmsysteem, die in principe gelijk zijn aan die op de Lub Sr. UK-153. De systemen werden daar kort beschreven, zie SWZ 8 99, blz. 20.De accommodatie omvat een schippers hut en een tweepersoons en een vierper- soons hut, alsmede kombuis, mess enz.
bestaand verplaatsbaar graanschot, met vijf opstelposities. De mechanische ruirrv verrtilatie zorgt voor zes luchtwisselingen per uur.De containercapaciteit is 154 TEU, waarvan 76 TEU aan dek.De hoofdmotor is een Deutz MWM, type 6M628, van 1235 kW bij 1000 tpm. Deze drijft een vaste schroef aan en geeft een proeftochtsnelheid van 11,9 kn op ballastdiepgang en bij vol vermogen. Elektrisch vermogen, boegschroef en accommodatie zijn als vermeld voor de Crownbreeze hierboven.De Helena is eveneens geklasseerd door Lloyd's Register, als de Crownbreeze, maar zonder ijsklasse.
AnjaDamen Stkpyards Hoogezand heeft op 29 december het mutbpapose vrachtschip Ania. bouwnummer 807, opgeleverd aan Verwattung MS "An|a" GmbH (rederi Schoning). Oaspronkelijk was het schip vo a een andere opdrachtgever bestemd: het toen toegekende bouwnummer 803 is nu vervallen.De Anja is een met 6,50 m verlengde versie van de Combi Freighter 8300, waarvan het eerste schip, de Zuiderdiep, werd beschreven m SWZ 399, blz. 25. Bovendien kon de diepgang waden vergroot d o a het aanbrengen van een trunk deck stnnger’ langs de luikhoofden, waardoor deze, met hun hoge doa- lopende coamings, gedeeltelijk in de vri]- boadberekeningen mogen waden meegenomen. De typeaanduiding is nu Damen Combi Freighter 9200.Door de verlenging heeft ruim 2 er een containerbaai bij gekregen, zijn de containercapaciteit en de ruiminhoud ver groot en is de gross tonnage toegenomen.De hoofdafmetingen zijn nu:Lengte o.a.Lengte l.l.Breedte mal Holte Diepgang Draagvermogen Grosstonnage
Beaver 4012 WIn december heeft IHC Holland in Slie- drecht een wielzuiger van het type NG Beaver 4012 W, bouwnummer 2237, opgeleverd aan een Chinese opdrachtgever.De zuiger is geschikt voor een maximale baggerdiepte van 12 m. Het IHC bagger- wiel, type BW 2711, vraagt een vermogen van 110 kW.De IHC onderwaterpomp, type HR/MD 81-1740, wordt aangedireven door een Caterpillar motor, type 2412 DI-TA, van 548 kW. De zuigleiding heeft een diame-
De ruminhouóen zqn 5045 m3 voa ruim 1 en 7115 m3 voor ruim 2, in totaal 12.160 m3 = 429.427 cu.ft.De containercapaciteit is 436 TEU, waarvan 180 TEU aan dek.Anders dan de Zuiderdiep, is de Anja uitgerust met een Liebherr dekkraan, aan SB tussen de beide luiken De hijscapaciteit is 6 0 1 op 16 m, 4 0 1 op 26 m en 30 t op 28,4 m.Graanschotten zijn als op de Zuiderdiep. De MaK hoofdmota, type 9M32, heeft een cilinder meer dan op de Zuiderdiep en levert 4320 kW bij 600 tpm. Daarmee w ad t een dienstsnelheid van 15,3 kn behaald op de volte diepgang en bij 90% m.c.r., waarvan 100 kW vo a de as- generata. De schroef en ook de dwars- schroef in het voorschip zijn nu door Lips geleverd.Voor verdere gegevens, zie de beschrijving van de Zuiderdiep.
Claudia en GretaVerder leverde Damen Shipyards de Combi Freighters 5000 Claudia en Greta op. Beide schepen werden op de Damen werf in Yichang, China, gebouwd vo a Carisbrooke resp. Schoning. Zij kwamen in december resp. in januari gereed.Voor gegevens betreffende de Combi Freighter 5000, zie de Marie-Jeanne in SWZ 6-99, blz. 7/8.
ter van 450 mm, de persleiding van 400 mm.Een Caterpillar hulpmotor, type 3306B DI-TA, levert 214 kW.De afmetingen van de zuiger zijn:Lengte o.a. met gehesen ladder
37,65 m.Lengte over pontons 30,00 m.Breedte over pontons 8,23 m .Holte 2,44 m.Diepgang 1,60 m.Een uitgebreide beshrijving van de Nieuwe Generatie IHC Beavers is gepubliceerd in SWZ 5-98, blz. 58 e.v.
De Beaver4012 W (foto: Van de Kloet).
Helena
De Helena (foto: Flying Focus).
127,870 m. 121,656 m.
15,850 m. 9,750 m. 7,446 m. 92001. 5999.
FEBRUARI 2000 - S C H IP m w e r f A z e e IS
VeldenScheepswerf De Hoop Schiedam heeft op 29 december het motortankschip voor de binnenvaart Velden, bouwnurrv mer 196, opgeleverd aan de Verenigde Tankrederij te Rotterdam. Het schip vaart in charter voor Mobil Oil.Het schip is ontworpen om smeerolie aan andere schepen te leveren, De afmetingen zijn:Lengte o.a. 34,85 m.Lengte l.l. 33,40 m.Breedte mal 5,50 m.Holte 2,10 m.Diepgang 2,00 m.Laadvermogen 2 2 0 1.Het schip heeft zeven stel (SB en BB) la- dmgtanks van verschillende lengten en met een totale inhoud van 219,4 m3. Voor verwarming van de lading zijn in de tanks spiralen aangebracht en in de ma chinekamer een thermische olie ketel van 250 kW.De lading wordt gelost met twee mid
scheeps aan dek geplaatste Houttuin pompen, type 216-105, ieder met een capaciteit van 53 m3/h bij 8-10 b3r. De pompen worden hydraulisch aangedreven en zijn regelbaar. De aansluiting op de ladingtanks wordt door middel van verwisselbare zuigslangen op de zuig uit de tanken tot stand gebracht. Iedere pomp is aangesloten op een Smith Meter aflevermgsmeter van 3". De smeerolie wordt vervolgens via slangen naar het te beleveren schip gepompt. Voor deze slangen zijn op het voorschip twee hydraulisch aangedreven slangenhaspels geplaatst. De vloeistofmeters zijn uitleesbaar door middel van flowcompu- ters en een bonprmter in het stuurhuis. De accommodatie met stuurhuis is flexibel opgesteld.Het stuurhuis is o.a. voorzien van door Holland Radio Marine geleverde radar, bochtaanwijzer en marifoons.Op het voorschip is een Van Wijk hydraulische vatenmast opgesteld, SWL 500
kg, gieklengte 14 m.Voor de voortstuwing is een Scania dieselmotor, type D9, van 189 kW bi) 1900 tpm geïnstalleerd. Deze drijft via een ZF keerkoppeling, type IRM 320-2, reductie 2,958:1, een vaste AMW schroef aan, die vijf bladen heeft en een diameter van 900 mm.De Van Ballegooy boegschroef, type 500, wordt aangedreven door een Sisu Valmet dieselmotor, type 320 DSM, 85 kW bij 2200 tpm.In de boegschroefruimte is ook de hulp- set ondergebracht. Deze bestaat uit een Petter Lister dieselmotor, type 3LPW 4S/T, van 12 kW bij 1500 tpm, en een Stamford generator van 15 kVA.Voor verwarmingsdoeleinden is, naast de al genoemde ketel, een Kabola C.V.- kachel beschikbaar.De Velden is geklasseerd door Bureau Veritas en voldoet verder aan de eisen van Scheepvaart Inspectie en ADNR (N.open).
Alcor en No Escape Begin dit iaar heeft Heesen Shtpyards m Oss het motorjacht AJcor, bouwnummer 108, aan de Spaanse eigenaar overgedragen.De afmetingen van het schip, van het type Diaship 3500, zijn: L o.a. X B x H =34.85 x 7,76 x 4,04 m, de diepgang2.05 m, de waterverplaatsing met 50% voorraden 2 2 0 1.Het schip heeft een stalen romp en een aluminium bovenbouw.Twee Caterpillar 3406 D1TA motoren van ieder 354 kW bij 1800 tpm, geven het schip een maximum snelheid van13.5 kn.Voor Heesen Shipyards, gespecialiseerd in snelle jachten met snelheden van 25 tot meer dan 50 kn, is de Alcor met zijn bescheiden snelheid niet representatief. Dat is wel de vorig jaar opgeleverde No Escape, bouwnummer 104. De afmetingen van dat schip zijn: L o.a. x B x H =45.86 x 8,50 x 3,71 m, diepgang 2,50 m, waterverplaatsing met 100% voorraden 2 8 6 1.Romp en bovenbouw zijn van aluminium vervaardigd.Twee MTU dieselmotoren, type 16V396TB94, van ieder 2560 kW bij 2100 tpm, drijven via ZF tandwielkasten, type BW 755, de Schaffran Nibral schroeven aan, diameter 1400 mm. Zij geven het schip een kruissnelheid van 27 kn bij 50% voorraden.Elektriciteit wordt geleverd door twee Northern Lights hulpsets van 80 kW.De No Escape is verder uitgerust met stabilisers (2 x 1 2 sq.ft.) en met een 85 kW John Dane boegschroef.De No Escape is op de Nederlandse Antillen geregistreerd en is door ABS geklasseerd met de notatie * A l Yachting Service AMS.
Algemeen plan m .t.s. Velden.
AmanDamen Shipyards Gorinchem leverde in december de Mini Cat 803 Aman, bouwnummer 501003, op aan Saudi Aramco in Saudi Arabië.De Aman is ongeveer gelijk aan de in SWZ 4-99, blz. 6, beschreven Oued Men- cha I en II. Er is echter een andere motor ingebouwd: een Caterpillar 3304B T/B van 104 kW bij 2000 tpm, Deze drijft via
T6IHC Delta Shipyard in Sliedrecht heeft op 5 januari de Delta Tug 1900 T6, bouwnummer 977, opgeleverd aan de National Marine Dredging Company in Abu Dhabi.De afmetingen van de boot zijn: L o.a. x
een PRM 1000D tandwielkast, reductie 3:1, de vaste Kaplan schroef aan, diameter 770 m.De snelheid is 7,5 kn, de paaltrek 1 ,31. De boot is uitgerust met een sleephaak, S.W.L. 3 ,1 1.Lloyd's Register klasseerde de Aman, met de notatie * A l Protected Waters Service LMC.
B o.a. x H = 19,50 x 6,20 x 2,85 m, de diepgang is 2,20 m.Twee Caterpillar motoren, type 3412C DI-TA, ieder 560 kW bij 1800 tpm, zorgen voor de voortstuwing. Zij drijven via Reintjes tandwielkasten, type WAF 363L,
de vaste vierbladige Ups schroeven aan, diameter 1400 mm, in straalbuizen. Deze installatie levert een snelheid van 11,2 kn en een paaltrek van 17 ,51.Twee hulpsets met Lister Petter dieselmotoren, type CDTU, en MeccAlte gene
ratoren leveren ieder 62 kVA, 220/380 V, 50 Hz.De uitrusting bestaat o.a. uit een hydraulische Riddennkhof sleeplier, 1 7 ,5 1: bij 5 ip/min., houdkracht 40 t, en een Marn- paey sleephaak, SWl 2 5 1
De No Escape (foto: Heesen Shipyards).
16 S C H IP en W ER F èt ZEE - FEBRUARI 2000
TiwiIHC Delta Shipyard in Sliedrecht heeft op 5 januari de Delta Tug 1400 Tiwi, bouw- nummer 971, opgeleverd aan de Oman Terminal Towage Company, waarin Wijsmuller participeert. De boot zal als general service launch worden ingezet op de LNG-terminal in Oman.De afmetingen zijn: L o.a. x B o.a. x H = 14,20 x 4,20 x 2,0 m, diepgang 1,4 m en waterverplaatsing 3 8 1.De launch is voorzien van een WK Hydraulics kaapstander, trekkracht 2000 kg bij 10 nVmin. en van een handbediende ankerlier.Twee Caterpillar 3306B DT-T motoren van ieder 164 kW bij 2000 tpm, drijven de vaste schroeven, diameter 1050 mm, in straalbuizen aan. Zij geven de
Verbouwingen
Calamiteitenvaartuig L 9533Scheepsbouw en Machinefabriek De Greuns in Leeuwarden heeft op 24 december het calamiteitenvaartuig L 9533 overgedragen aan het Korps Marine- brandweer, na een verbouwing die circa vijf maanden in beslag nam en ongeveer f. 600.000 kostte.Het vaartuig is een voormalig landingsvaartuig van de Koninklijke Marine, type LCVP Mk2, dat in het begin van de tachtiger jaren door de Rijkswerf in Den Helder was gebouwd.De afmetingen zijn:Lengte o.a. 16,00 m.Breedte o.a. 4,20 m.Breedte over dek 4,10 m.Holte 1,90 m.Diepgang leeg 0,55 m.Waterverplaatsing 13,10 m3.Diepgang geladen 0,65 m.Waterverplaatsing 17,50 m3.In zijn nieuwe rol zal het vaartuig, dat een ouder vaartuig vervangt, in de haven en op de rede van Den Helder worden inge-
boot een snelheid van 8 kn en een paal- trek van 6 ,2 1Een hulpset met een Petter motor en een Stamford generator levert 19 kVA, 220 V, 50 Hz.De Tiwi is door Bureau Veritas geklasseerd, met de notatie:3 /3 (E), * Launch, MACH.
De Tiwi Ifoto: Piet Mes).
zet voor het assisteren bij brandblus- en lenswerkzaamheden, als opvoerstation voor bluswater en omgevingskoelwater en bij milieucalamiteiten.Voor bluswerkzaamheden is in het vroegere laadruim een door BBA-Alkmaar en Fischcon, Vianen, geleverde, nieuwe brandblusset ingebouwd. Deze bestaat uit een Volvo Penta 4cilinder dieselmotor, type TAMD 31M, 80 kW bij 3200 tpm, en een zelfaanzuigende Desmi cerv trifugaalpomp, type S 12580-275, met een capaciteit van 192 m3/h bij 80 m op- voerhoogte. De pomp maakt eveneens 3200 tpm, is uitgevoerd in gietbrons 10 en heeft zijn aanzuig in de bodem van het vaartuig.Van de pomp leiden Cunifer persleidingen naar een monitor op het voorschip (BB) en naar drie slangaansluitingen, waarvoor aan de achterkant van de toe- gangskap naar de machinekamer Storz koppelingen en afsluiters zijn aangebracht. Het leidingwerk werd uitgevoerd door de firma Friamco.
De Minimax 2000 blusmonitor is geplaatst op de vroegere, aangepaste ma- chmegeweeraffuit De capaciteit is % mVh, met een werplengte van 60 m voor water en 45 m voor schuim. De schuimvloeistof, 'A tripte F, kan met 3 of 6 volume procenten in het bluswater worden bijgemengd. Voor opslag van de vloeistof is vóór de blusset, op de bodem van het laadruim, een roestvrijsta- len tank van 600 liter ingebouwd.Voor lens- en bergingswerkzaamheden kunnen verplaatsbare dompelpompen worden meegenomen. Om hiervoor voldoende stroom beschikbaar te maken is, naast de oorspronkelijke 24 V-accmn- stallabe, een nieuwe Triton Manne generatorset geïnstalleerd, 6,5 kVA bij 1500 tpm, 220/380 V, 50 Hz. De set is in de machinekamer ondergebracht en is geleverd door Brinkman & Niemeyer.Ten behoeve van opruimingsoperaties bij olieverontreinigingen kunnen ‘oliewor- sten’ in het laadruim (aan BB) worden meegenomen, waarmee rondom de verontreiniging een absorberend of olieke- rend scherm kan worden aangebracht. De worsten worden via de neergelaten landingsklep naar buiten gebracht.De oorspronkelijk handbediende lier van de landingsklep is vervangen door een elektrische 24 V lier, fabrikaat Warm, type U 2500, trekkracht 1100 kg.Om te voorkomen dat de olieworsten door het gehele laadruim gaan schuiven zijn er op 0,6 m uit hart schip naar SB vijf wegneembare stutten geplaatst, onderlinge afstand 1,0 m. Daardoor blijft in ieder geval aan SB een passage beschikbaar.
Rederijnieuws
Maersk FlandersNorfolk Lines in Scheveningen heeft op 10 januari het ro-ro vrachtschip Maersk Flanders overgenomen van de Guangzhou Shipyard International in de Volksrepubliek China. Het is, met kleine verschik len, een zusterschip van de in 1996 in Japan gebouwde Maersk Exporter (zie SWZ 7/8-96, blz. 8) en Maersk Importer en is evenals deze schepen ingezet op de dienst tussen Scheveningen en Felixstowe.
De Maersk Flanders heeft als afmetingen L 1.1. x B x H = 134,00 x 23,20 x 13,15 m, een draagvermogen van 5700 t op 5,40 m diepgang en een roro capaciteit van 120 trailers van 13,60 m. Twee Sut- zer dieselmotoren, type 8ZAL40S van elk 5296 kW, geven het schip een dienstsnelheid van 18 kn.Een zusterschip, de Maersk Anglia, zal omstreeks het einde van dit kwartaal worden opgeleverd.
Andere aspecten van de verbouwing waren:- Het m de machinekamer plaatsen van
een nieuwe, oliegestookte Webasto heteiuchtkachel. 14,5 kW, ten behoeve van ruimverwarming.Bovendien zijn er, om de brandblusset tegen vorst te beschermen, twee elektrische ribbenbuiskachels aangebracht. Zij worden gevoed door de generatorset of via de walaansluiting. Deze laatste heeft een capaciteit van 16 A, 220 V.
- De DAF hoofdmotor, type DKS 1160M, van 220 kW bij 1900 tpm, is uit het schip gehaald, volledig gerevideerd en na afname op de proefstand weer aan boord geïnstalleerd. De motor drijft via een elektrisch schakelba- re koppeling een Schottel unit aan.
- De elektrische installatie is door de firma Elektrotechniek Harlingen geheel vernieuwd: nieuwe bekabeling en nieuwe alarm- en schakelkasten.
- Er is een nieuwe navigatiemast geplaatst.
- De communicatie- en interconvappa- ratuur is aangepast en gedeeltelijk vernieuwd.
- Aan het polyester casco waren na bijna 20 jaar intensief gebruik diverse reparaties noodzakelijk. Tevens werden romp en bovenbouw opnieuw geconserveerd, nu uiteraard in brandweer kleuren. Deze werkzaamheden werden uitgevoerd door Jachtschildersbedrijf Van der Bles in samenwerking met Brs/Yesterservice,
Het calamiteitenvaartuig L 9 533 ffoto: De Greuns).
Bedrijfsnieuws
Damen Shipyards reorganiseert productaldelingenInspelend op de marktontwikkelingen heeft Damen Shipyards Gorinchem besloten om de productafdelingen Special Craft en High Speed Craft samen te voegen tot de afdeling High Speed and Naval Craft (HSNC). Daarnaast is de afdeling Damen Fast Ferries (OFF) opgericht om te voldoen aan de opkomende vraag naar ferries, een markt waarop Damen een belangrijke rol wil spelen.De afdeling HSNC zal de range Stan Ten
ders, Stan Patrols, Search and Rescue en de Cougarteks verder uitbouwen en optimaliseren. De leiding van deze afdeling berust bij ing. H.J. Grunstra.De afdeling DFF zal als nieuwe afdeling worden opgezet door ing. P.H. Noordenbos. Hij zal de range snelle veerboten, waarvan de River Runners de eerste waren, verder uitbouwen. Daarbij zal deels van eigen ontwerpen en deels van licenties gebruik worden gemaakt.
FEBRUARI 2000 - S C H IP cn w e r f * ZEE 17
H f i i i i e u
Voortgangsnota Scheepvaart en Milieu (SVM )Een samenvattingIn 1991 verscheen het Milieubeleidsplan voor de Scheepvaart (MBS). Dit plan was bedoeld als vertaling van het algemene milieubeleid -vastgelegd in het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP) - voor de zeescheepvaart. Het plan was vooral gericht op het terugdringen van de door scheepvaart veroorzaakte olieverontreinigingen op de Noordzee en op terugdringing van de luchtverontreiniging door schepen.
De doelstellingen waren ambitieus. Voor illegale olielozingen was de doelstelling dat deze in 1994 met 25% ten opzichte van 1991 zouden moeten zijn verminderd, met een totale eli
minatie in 2010. Voor S02 en N0X gold een doelstelling van resp. 50% en 30% vermindering in 2000. De toepassing van CFK's moest geleidelijk verminderen en het gebruik van nieuw Halon moest worden afgeschaft in 2000. Voor vluchtige organische stoffen gold een vermindering van 30% in 2000.
Voor het terugdringen van de illegale lozingen van olie zijn vier instrumenten ingezet (fig. 3).
De inzet van deze instrumenten heeft echter sinds 1991 niet geleid tot duidelijk bewijsbare effecten op de waargenomen verontreinigingen van de Noordzee. Hieruit mag niet zonder meer worden geconcludeerd dat het gevoerde milieubeleid geen effect had. Het probleem is eerder, dat op grond van de thans beschikbare gegevens effecten niet zijn vast te stellen. Dit wordt geïllustreerd door de in fig. 1 weergegeven waargenomen veront-
reinigingen op de Noordzee. De variaties zijn te klein om conclusies over trends in de waarnemingen te rechtvaardigen. Er is dus geen sprake van een objectief vast te stellen invloed van het eerste Milieubeleidsplan voor de Scheepvaart op het aantal waargenomen verontreinigingen.Voor het behalen van de reductiedoelstellingen voor luchtverontreiniging is op een drietal fronten actie ondernomen: nationaal, regionaal en mondiaal.Voor de reductie van de uitstoot van CFK's zijn in Nederland maatregelen genomen op basis van het Protocol van Montréal. De overheid en het bedrijfsleven hebben afspraken gemaakt over de beperking van CFK's en andere schadelijke gassen. (Zie ook SWZ augustus 1999). Sinds 1 januari 1993 is het “Besluit inzake stoffen die de ozonlaag aantasten” van kracht. In het Besluit zijn speciale afspraken vastgelegd voor de zeescheepvaart. Het gebruik van CFK’s of mengsels met CFK’s in nieuwe installâtes is verboden en bestaande installaties worden periodiek gecontroleerd op lekken.Met betrekking tot S02 is gekozen voor een regionale aanpak. Op de vierde Noordzee Ministers Conferentie in 1995 is een principeaf- spraak gemaakt over scheepsbrandstoffen: de kwaliteit van scheepsbrandstoffen moet gecontroleerd worden en er mag geen bijmenging met chemisch afval plaatsvinden. In Nederland stelt het Ministerie van VROM eisen aan brandstoffen. Onderzoek naar de mogelijkheid om de huidige specificaties aan te scherpen is gaande. Gebleken is dat het uiterst moeilijk is om op regionaal niveau te komen tot reductie van het zwavelgehalte in scheepsbrandstof: de markt wordt bepaald door mondiaal opererende producenten.Als gevolg van de Noordzee Ministers Conferenties streven de Noordzeelanden naar het ontwikkelen van mondiale specificaties voor scheepsbrandstoffen die veilig zijn voor de opvarenden en voor het milieu. Mede als gevolg daarvan wordt nu de laatste hand gelegd aan nieuwe regelgeving inzake luchtverontrei-
Afbeeldirtg 1 Doelste llingen M ilieubele idsp lan voor de scheepvaait
I olleloting*«
Halon
Afbeeld ing 2 Waargenomen verontre in ig ingen op de Noordzee (per vlieguur)1 , 1 — — _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ Bron. Ri j kswat erst aat
•V O O R L IC H TIN G , MET ALS VOORNAAMSTE DOELSTELLING HET VERHOGEN VAN MILIEUBEWUSTZIJN VAN ZEEVARENDE EN HET INFORMEREN VAN DE MARITIEME SECTOR
• VERBETERING VAN HET SYSTEEM VAN DE HAVENONTVANGSTINSTALLATIES TER VERHOGING VAN DE AFGIFTE VAN AFVALSTOFFEN
• INTENSIVERING VAN DE HANDHAVING: UITBREIDING VAN DE SCHEEPVAARTINSPECTIE EN INTENSIVERING VAN DE LUCHTSURVEILLANCE BOVEN DE NOORDZEE
•VER B ETER IN G VAN HET SANCTIE-INSTRUMENTARIUM
S C H IP tn W ER F * ZEE - FEBRUAB 2000
niging. Het gaat hierbij om regels voor de uitstoot van CFK’s, Halonen, NOx, SOx en vluchtige organische stoffen. Naar het zich laat aanzien zal deze regelgeving tegen hetjaar 2000 in werking kunnen treden. Daarmee wordt dan meteen duidelijk dat de reductiedoelstellingen, uitgezonderd die voor CFK’s, niet zijn gerealiseerd.
Milieumaatregelen voor de BinnenvaartHet milieubeleid voor de binnenvaart is sinds het midden van de jaren tachtig ontwikkeld in breed overleg met de betrokken branche. In 1989 is een eerste convenant tot stand gekomen over het verminderen van het ontstaan van afval en het op milieuvriendelijke wijze verwijderen van de afvalstoffen die vrijkomen bij het vervoer van vloeistoffen in bulk door de binnenvaart: in 1990 vastgelegd in de “Praktijkrichtlijn afvalstoffen binnentankvaart". Hierin zijn afspraken vastgelegd over de invoering van 'efficiënt stripping’- zo ver mogelijk uitlossen van de lading-, de afgifte van afvalstoffen bij de inzamelbedrijven, de invoering van een iadingjournaal en de verrekening van de schoonmaak- en verwerkingskosten.
1990199319931996
Fig.3. Milieumaatregelen voor de binnentankvaart
In 1991 volgde een convenant voor duwbakken en in het voorjaar van 1993 volgde de “Praktijkrichtlijn ladingresten duwvaart”. De essentie hiervan is dat een duwbak (schip) be- zemschoon moet worden gelost en dat de verlader de zorgplicht heeft voor de lading en de ladingrestanten.Vanaf 1 juli 1993 functioneert de indirect gefinancierde afgifte van het olie- en vethoudende scheepsbedrijfsafval. 20% van de kosten van de inzameling en de verwerking wordt opgebracht door de schippers uit een opslag van 5% op de binnenhavengelden van de Nederlandse zeehavens. Het Rijk betaalt ca. 80%. De Stichting Afvalstoffen Binnenvaart (SAB) zorgt voor de uitvoering. De SAB houdt zich ook bezig met het ontwikkelen van een milieuzorgsysteem waarin de binnenvaart structurele maatregelen worden aangereikt ter vermindering van het ontstaan van afval aan boord. Het inzamelsysteem functioneert in afwachting van de nieuwe internationale .financie- ringsregeling die met het Scheepsafvalstoffenverdrag zal worden ingevoerd. Dit verdrag is in 1996 ondertekend door Zwitserland, Duitsland, Frankrijk, België, Luxemburg en Nederland. Doel van het verdrag is de bescherming van het milieu en de veiligheid en
de gezondheid van de opvarenden en verkeersdeelnemers. Dit wordt bereikt door het tegengaan van waterverontreiniging en een vermindering van de hoeveelheid afval door de binnenvaart op de Rijn en andere Europese binnenwateren, door een expliciet verbod op lozing van scheepsafval, door zorgverplichtingen en regels ten aanzien van de inzameling aan boord en afgifte aan de wal. Door het stellen van uniforme regels voor de inzameling en afgifte van scheepsafval wordt concurrentieverstoring ter zake tegengegaan. De regelingen zijn gebaseerd op het beginsel ‘de vervuiler betaalt. Inwerkingtreding van het verdrag is voorzien in 1998. Belangrijk punt van overleg is nog de mogelijkheid voor invoering van een differentiatie in de bijdrage die de scheepvaart moet betalen aan de inzamelkosten, opdat deze bijdrage meer in overeenstemming is met de hoeveelheid door het schip geproduceerd afval. Verwacht wordt dat het door de SAB ontwikkelde milieuzorgsysteem een belangrijk hulpmiddel zal zijn bij het verminderen van het ontstaan van afval en het verbeteren van de omgang met afval aan boord.
Geleerde lessenDe eerste les die uit het verleden is geleerd, is dat het noodzakelijk is om de informatie voorziening rond het milieubeleid voor de scheepvaart te verbeteren. Het blijkt nauwe lijks goed mogelijk te zijn om aan te geven in welke mate (uitgedrukt in cijfers) doelstellingen zijn gehaald, waardoor het ook moeilijk is om nieuwe doelstellingen te formuleren. In de komende planperiode zal daarom een goed informatiesysteem moeten worden ontwikkeld, zodat het milieubeleid beter beoordeelbaar wordt op zijn effecten en effectiviteit.Veel acties uit het MBS hebben pas op langere termijn mogelijk effect. Het betreft hier onderzoek (bijv. naar sanctiemogelijkheden) en de ontwikkeling van een toezichtsysteem op afvalstoffen aan boord van schepen: omdat dit systeem overlap vertoonde met het bestaande systeem van havenstaatcontrole is het concept daarin ondergebracht. Met uitzondering van een systeem voor de afgifte van afvalstoffen voor de visserij kon geen kostenverlaging voor de afgifte van afvalstoffen
Fig.4. (Foto: Amsterdam Ports Association)
Convenant ladingrestanten tankvaartConvenant voor duwbakken_________Gratis afgifte bilgewater c.a.________Scbeepafvalstoffen verdrag
aan havenontvangstmstallabes worden gerealiseerd.
Er moesten op veel punten bilaterale contacten met Duitsland en België worden gelegd om tot afspraken te kunnen komen voor een effectief regionaal handhavingsbeleid. Daar zijn tot op heden nog geen afspraken uit voortgekomen, omdat er grote onduidelijkheid is over de verdeling van bevoegdheden aldaar en omdat de bereidheid in die landen om tot afspraken te komen vooralsnog te beperkt was.Van een tweetal in de praktijk gebrachte instrumenten, voorlichting en intensivering van de luchtsurveillance kon geen causaal verband worden vastgesteld tussen hun toepassing en de ontwikkeling in de lozingen op zee. Niettemin blijkt uit de contacten met het veld dat dit soort activiteiten wel degelijk een preventieve werking heeft. Er is daarom geen aanleiding om voor dit soort - op preventie gerichte - activiteiten het beleid te wijzigen.Een tweede geleerde les heeft te maken met het maatschappelijk draagvlak. Dit was voor het MBS bij belangrijke partijen nog te gering, mede omdat het plan zich uitsluitend richtte op de maritieme sector, zonder aandacht aan de binnenvaart te besteden. Hierdoor was er geen zichtbaar integrerend beleidskader. Er is te weinig rekening gehouden met het feit dat zee- en binnenvaart (zij het om verschillende redenen) relatief moeilijk bereikbare doelgroepen zijn, waardoor het maatschappelijk draagvlak, noodzakelijk om de gewenste resultaten te behalen, ontbrak. Er is daarom voor de nota SVM een grotere inspanning gepleegd om de doelgroepen, en waar deze niet bereikbaar zijn, intermediaire organisaties, bij het beleid te betrekken. Hierdoor zijn andere rollen ontstaan: de overheid zal milieudoelstellingen niet meer eenzijdig moeten opleggen aan de sector, en met name de havens zullen een grotere rol in het milieubeleid moeten gaan spelen dan voorheen het geval was.
Een laatste les ligt in het feit dat het MBS het schip, en de daaraan verbonden emissies als uitgangspunt nam, en niet de relatie tussen
FEBRUARI 2000- S C H IP en W ER F ie ZEE
scheepvaart als belangrijke economische activiteit en het milieu. Het MBS was daardoor teveel probleemgericht, en er was te weinig aandacht voor de relaties tussen de betrokken actoren.
AFBAKENING EN INBEDDINGVoor de zeevaart zijn in het eerste en het tweede Nationaal Milieubeleidsplan (NMP en NMP II) geen specifieke beleidsdoelstellingen opgenomen, behalve een verwijzing naar de verschijning van het Milieubeleidsplan voor de Scheepvaart (MBS). Het MBS verscheen in samenhang met het eerste NMP. SVM is gekoppeld aan het NMP II. De uitwerking van het milieubeleid voor varend vervoer in een apart plan berust op de gedachte dat de aard van de betrokken doelgroepen, en de omvang en aard van de te behandelen milieuproblematiek specifieke instrumenten vereisen, welke naast - maar ook in samenhang - met het NMP ontwikkeld moeten worden. Die samenhang komt tot uiting doordat in dit plan duurzame ontwikkeling centraal staat en doordat is gekozen voor een thematische aanpak.
De afbakeningIn 1995 heeft een Noordzee Ministers Conferentie plaatsgevonden. Er zijn nieuwe beleidsnota’s in ontwikkeling, zoals de Vierde Nota Waterhuishouding en er is een derde NMP. Er gebeurt dus al veel. Het is van belang om dat weer te geven om duidelijk te maken dat SVM met op zichzelf staat, maar wordt beïnvloed door ander beleid.
De relatie met het NMP IIIn het NMP en NMP+ heeft de Regering gekozen voor duurzame ontwikkeling. Ook toekomstige generaties moeten de mogelijkheid hebben om te profiteren van de kansen die een gezond milieu biedt. SVM beoogt een invulling te zijn van de opdracht die het NMP aan de scheepvaart stelt. Daarnaast is SVM een belangrijk onderdeel van het transportbeleid van de Nederlandse overheid. Om ook in de toekomst de functies van varend vervoer te kunnen blijven uitoefenen is voor de sector een license to operate' noodzakelijk, zowel in
füg. 5. (Foto; Amsterdam Ports Association)
ecologische als in maatschappelijke zin.
Duurzame ontwikkeling wordt in het NMP op strategisch niveau gekenmerkt door het sluiten van stofkringlopen, besparen van energie en bevorderen van kwaliteit boven kwantiteit. In het NMP is deze doelstelling voor de lange termijn vertaald in tactische doelstellingen op lokaal, regionaal, fluviaal, continentaal en mondiaal niveau.
Voor het milieubeleid voor de scheepvaart zijn op basis van het NMP de volgende tactische doelstellingen richtinggevend:
Fluviaal niveau* Verminderen van risico's voor de visserij,
de recreatie en de ecologische waarden van de grote wateren, de Noordzee en de Waddenzee.
Continentaal niveau* Belangrijke ecosystemen van land en zoet
en zout water blijven voortbestaan. Verwaarloosbare risico’s voor de volksgezondheid en ecosystemen ten gevolge van luchtverontreiniging en smogvorming.
Mondiaal niveau* Voorkomen van de verdere aantasting van
de ozonlaag. Beperking van de klimaatverandering (waaronder temperatuurstijging) door vermindering van de uitstoot van C02 en andere broeikasgassen.
In het NMP II is geconstateerd dat naarmate de emissies van het wegvervoer verder afnemen, het aandeel van de emissies van de relatief milieuvriendelijke scheepvaart zal toenemen. Aangekondigd is dat in de planperiode van het NMP II onder andere voor de subdoelgroep scheepvaart de taakstelling wordt geformuleerd. Hierin passen onder andere het streven naar internationale normstelling via de IMO voor de zeescheepvaart en in CCR-ver- band voor de binnenvaart.
De relatie met het Tweede Structuurschema Verkeer en VervoerHet Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer schetst de hoofdlijnen van het Nederlandse verkeers- en vervoersbeleid. Het behoud en de versterking van Nederland als transport- en distributieland en stimulering van Nederland als vestigingsplaats voor internationale ondernemingen zijn belangrijke doelstellingen. Daartoe is een goede bereikbaarheid van de mainports’ van groot belang. Het verzekeren van deze bereikbaarheid kan op gespannen voet staan met een andere doelstelling van het regeringsbeleid: het streven naar een duurzame samenleving. Vandaar dat voor verkeer en vervoer gezocht moet wor
den naar creatieve oplossingen die de economische groei mogelijk maken binnen de context van de duurzame samenleving. De strategie om voor het goederenvervoer tot deze ambitieuze doelstelling te komen, is voor zover voor deze nota relevant in drie stappen te beschrijven:
Stap 1 * Aanpak bij de bron: prioriteit bij aanpak aan de bron betekent dat er op wordt ingezet dat varend vervoer schoon, zuinig, veilig en stil is.
Stap 2 * Terugdringen en geleiden van de mobiliteit: voor het goederenvervoer betekent dit dat de groei van het aantal afgelegde weg- kilometers moet worden teruggedrongen. Een deel van de groei van het goederenvervoer zal over rails en waterwegen moeten plaatsvinden. Deze gewenste modal shift is nader uitgewerkt in de nota: 'Transport in Balans".
Stap 3 * Versterking van het fundament: om het beleid te realiseren zal een aantal zwakke pijlers van het beleid moeten worden verstevigd. Zoals: communicatie en voorlichting, het bestuurlijk instrumentarium, de financiering, de handhaving van de wetgeving en onderzoek.
In SVM wordt aan deze strategie nadere invulling gegeven. Daarbij zal de nadruk liggen op de eerste stap, de aanpak bij de bron. Het is van belang daarbij te realiseren dat een te rigoureus optreden kan leiden tot het niet halen van de doelstelling uit de tweede stap: het terugdringen en geleiden van de mobiliteit. Immers: aan de sanering bij de bron verbonden kosten kunnen van dien aard zijn dat daardoor varend vervoer als alternatief voor het wegvervoer niet reëel meer is.
De relatie met het zeescheep- vaartbeleidMet de Nota Zeescheepvaartbeleid heeft Nederland ingezet op het internationaal concurrerend maken van Nederland als vestigingsland en van het Nederlandse register met behoud van een verantwoord veiligheids- en milieunk veau. Doelstelling van dit nieuwe zeescheepvaartbeleid is het creëren van duurzame toegevoegde waarde en werkgelegenheid door het behoud en de uitbreiding van maritieme activiteiten in Nederland. Het zeescheepvaartbeleid brengt met zich mee dat duurzame ontwikkeling plaats moet vinden binnen verantwoorde, internationaal bepaalde en door ieder land nageleefde veiligheidsen milieukaders. Hiermee moet oneerlijke concurrentie door het niet naleven van internationaal bepaalde veiligheids- en milieueisen worden voorkomen.
S C H IP en W ER F ZE E - FEBRUARI 2000
F ig .6 .(Foto: Flying Focus)
Naleving van veiligheids- en milieu-eisen door de zeevaart is niet te verwachten zolang deze eisen enerzijds niet over de hele (wereld-)linie worden opgelegd en gehandhaafd en anderzijds door zeescheepvaartondernemingen niet als redelijk of onontkoombaar worden ervaren. In de handhaving, die in eerste instantie door de vlaggestaten dient te geschieden, treden door belangentegenstellingen tussen- landen die scheepvaart uitsluitend wegens re- gistratieinkomsten bedrijven en anderzijds de traditioneeknaritieme landen verschillen op. Hoewel de sinds 1982 ingevoerde haven- staatcontrole deze weliswaar voor een deel dekt, zijn in de zeescheepvaartmarkt tendensen waar te nemen die erop duiden dat de kwaliteit van de zeescheepvaart wordt bedreigd. Verdere verbetering van zowel vlagge- staatcontrole als havenstaatcontrole is moge- iijk. Deze weg kan echter leiden tot een steeds zwaarder beroep op toezichts- en op- sporingsfuncties van met name traditioneel- maritieme landen.
Zowel nationaal, als internationaal is aandacht groeiende voor meer brongerichte oplossin gen en wordt bekeken of en hoe in deze mon diale markt het behoud van een verantwoord veiligheids- en milieuniveau door de marktpartijen zelf gerealiseerd kan worden. In dit verband speelt de ontwikkeling van integrale managementsystemen in de scheepvaart een belangrijke rol: de door de Internationale Maritieme Organisatie verplicht gestelde-International Safety Management Code is hiervan een belangrijk voorbeeld.
De relatie met het internationale binnenvaartoverlegVoor het omgaan met ladingresten uit de tankvaart en uit de duwvaart zijn in Nederland door overheid en bedrijfsleven praktijk richtlijnen opgesteld en convenanten ondertekend. Een toezegging van de overheid daarbij was, vanwege het internationale karakter van deze bedrijfstak, te streven naar een internationale regeling. Dit heeft ertoe geleid dat in 1996 in Straatsburg het “Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart’, kortweg het Scheepsafvalstoffenverdrag genoemd, is ondertekend. Het Verdrag treedt in werking zodra het is goedgekeurd in alle staten die ondertekend hebben: Zwitserland, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg, België en Nederland. Bij het verdrag wordt een Conferentie van Verdragspartijen opgericht die waakt over de toepassing van het verdrag en besluit over eventuele aanpassingen. Doel van het verdrag is de bescherming van het milieu en de veiligheid en de gezondheid van de opvarenden enverkeersdeelnemers. Daartoe zijn regels opgesteld voor het tegengaan van waterverontreiniging en een vermindering van de hoeveelheid afval door de binnenvaart op de Westeuropese binnenwateren. Er ontstaat een eenvormig regime voor de verzameling van scheepsafvalstoffen aan boord van de schepen en de afgifte aan en inname door ontvangstinrichtingen.
Belangrijke uitgangspunten zijn:* de vervuiler betaalt;* geen concurrentievervalsing;* vermindering van afvalproductie.
Met de invoering van dit verdrag levert de binnenvaart een grote inspanning voor het milieu; de komende jaren heeft daarom voor de binnenvaart de implementatie van het Scheepsafvalstoffenverdrag in Nederland de hoogste prioriteit.
Fig.7. (Foto: Flying Focus)
De relatie met het Meerjarenplan Gevaarlijke Afvalstoffen IIIn het Meerjarenplan Gevaarlijke Afvalstoffen II (MJP-GAII) is het beleidsstandpunt ten aanzien van gevaarlijke afvalstoffen in de periode 1997-2007 neergelegd. Het plan is opgesteld door het Ministerie van VROM en het IPO (de gezamenlijke provincies). Het MJP-GA II heeft tot doel bij te dragen aan:
' preventie van gevaarlijke afvalstoffen;* een lekvrije verwijdering van gevaarlijke af
valstoffen;* een zo hoogwaardig mogelijke verwijdering
van gevaarlijke afvalstoffen.
Het plan sluit aan bij de strategische beleidsdoelstellingen met betrekking tot afvalstoffen zoals die in het NMP zijn opgenomen. In het MJP-GA II is onder andere het toetsingskader voor de vergunningverlening aan bedrijven op het gebied van verwijdering van gevaarlijke af
FEBRUAR12000- S C H IP m W ERF dt ZEE 21
Fig.
8.
valstoffen vastgelegd. Naast het algemene beleid waarin de beschrijving van de belangrijkste instrumenten is opgenomen, wordt in sectorplannen een nadere uitwerking van het algemene beleid ten aanzien van bepaalde categorieën gevaarlijke afvalstoffen gegeven. In het sectorplan Scheepsafvalstoffen wordt het beleid voor de inzameling beschreven. In andere sectorplannen wordt ingegaan op de been verwerking van de scheepsafvalstoffen. Afstemming van beleid met SVM heeft plaatsgevonden.
OVERZICH T ACTIEPUNTENHoewel er in de afgelopen jaren veel is gedaan, is er nog steeds een aantal obstakels op de weg naar duurzame scheepvaart te overwinnen. Er moet een beter inzicht komen in de relatie tussen scheepvaart en milieu om de effecten van het beleid in de toekomst beter meetbaar en controleerbaar te maken. Op een aantalpunten is een nieuwe aanpak nodig, terwijl op andere terreinen vooral implementatie van reeds genomen maatregelen aan de orde is. Er zullen ook maatregelen worden genomen omdat er zaken zijn waarbij geen risico mag worden gelopen. In dit overzicht wordt inzichtelijk welke maatregelen of activiteiten er in de komende jaren zijn te verwachten.
De Regering meent dat versterking van scheepvaart als milieuvriendelijke transportmodus zowel het belang van het milieu als het belang van de betrokken bedrijfstak dient. Daarom gaat de hoogste prioriteit naar de punten waarop scheepvaart op dit moment relatief vuil is, zowel op grond van het belang dat gehecht moet worden aan beperking van de uitstoot van schadelijke gassen naar de atmosfeer als uit oogpunt van het belang van een goede waterkwaliteit.
De tweede prioriteit is gereserveerd voor terreinen waarop scheepvaart niet zozeer een achterstand heeft in te lopen, maar - evenals andere vervoerssectoren - een bijdrage moet leveren aan duurzame ontwikkeling.
De derde prioriteit gaat naar de onderwerpen waarvan bekend is dat zij wel in andere sectoren een rol spelen, maar waarover voor scheepvaart geen - of onvoldoende - kennis bestaat over schadelijke gevolgen voor het milieu. Op deze terreinen zal vooral nader onderzoek moeten worden gepleegd om vast te stellen of nieuwe beleidsmaatregelen nodig zijn.
ACTIESVerbeteren van het inzicht Actie 1 ' Het Ministerie van verkeer en waterstaat zorgt voor het tot stand brengen van een periodieke rapportage (vanaf medio 1998) over emissies van de scheepvaart naar de lucht en naar het water.
Zeevaart en emissies naar de lucht Actie 2 * Via een onderzoeksprogramma, gericht op het ontwikkelen van kosteneffectieve maatregelen zal vanaf 1998 een aanzet gedaan worden om te komen tot een verdere reductie van emissies naar de lucht door de zeevaart.
Actie 3 * In het kader van het Klimaatverdrag streeft Nederland, bij voorkeur via de Europese unie, naar de onderbrenging van de emissies van de zeevaart in het door de Con
ferentie der Partijen overeen te komen protocol voor de broeikasgasemissies na 2000. Tevens zal daartoe een goede momtorings- en toerekeningsmethode van de scheepsbrandstoffen (bunkers) en de daaruit voortkomende emissies worden ontwikkeld.
Actie 4 * Zodra daarvoor in internationale regelgeving de mogelijkheid bestaat, zal Nederland in overleg met andere Noordzeestaten op de Noordzee een ‘S0X emissions control area’ invoeren.
Actie 5 * In 1998 zal een monitor-principe worden ontwikkeld waardoor een duidelijk inzicht wordt verschaft in het gemiddelde zwavelgehalte van wereldwijd gebruikte brandstoffen in de zeevaart.
Actie 6 ' Ontwikkelingen in de samenstelling van brandstoffen voor de zeevaart zullen worden gevolgd. Waar nodig wordt overgegaan tot normstelling.
Zeevaart en emissies naar het water Actie 7 * In 1998 opent het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, in samenspraak met de zeevaartsector, overleg met leveranciers van scheepsbenodigdheden om te komen tot een vermindering van het ontstaan van afvalstoffen aan boord.
Actie 8 * Het Coördinatie- en Informatiepunt maakt in 1997 een start met regelmatig terugkerende thema-acties bij de handhaving van de lozingsvoorschriften op de Noordzee.
Actie 9 * In 1998 neemt Nederland in de Internationale Maritieme Organisatie het initiatief om het MARPOL-verdrag zodanig te wijzigen dat havenstaten de mogelijkheid hebben om zeeschepen te dwingen hun machineka- merafval en hun vuilnis af te geven voordat zij de haven verlaten.
Actie 10 * In 1998 zal informatie worden verspreid over de mogelijkheden die de zeevaart heeft om zich in Nederland op verantwoorde wijze van haar afvalstoffen te ontdoen.
Actie 11 * Nederland zal zich in internationale kaders inzetten om in 2000 een aanscherping van de regelgeving voor het vervoer van schadelijke bulkstoffen met zeeschepen te hebben bereikt. Deze aanscherping bestaat uit:
- een op recente wetenschappelijke inzichten gebaseerde wijze van bepalen van de schadelijkheid van vloeistoffen volgens het voorzorgsbeginsel alsmede een nieuwe indeling van de vloeistoffen naar schadelijkheid;
- een reductie van de resthoeveelheid per ladingtank tot maximaal 100 liter;
- een uitfasering van enkelwandige chemi- caliëntankers.
Actie 12 * Vanaf 1998 worden inspecties van het sjorren van containers op zeeschepen geïntegreerd in de reeds bestaande inspecties.
Actie 13 * In de Internationale Maritieme Organisatie neemt Nederland het voortouw om te komen tot een verbod op schadelijke aangroeiwerende verven op zeeschepen in 2006 en tot interimmaatregelen om het gebruik van tinhoudende aangroeiwerende verf zoveel mogelijk te beperken.
Actie 14 * In de planperiode zal het gebruik van en het onderzoek naar alternatieve aan-
22 S C H IP en W ER F * ZEE - FEBRUARI 2000
groeiweringssystemen voor zeeschepen worden gestimuleerd. Er zullen ook praktijkproeven met alternatieve aangroeiweringssyste- men op zeeschepen worden gestart en er zal een model worden ontwikkeld waann alternatieven op relevante economische parameters kunnen worden getoetst. In de planperiode worden afspraken gemaakt met de visserij over het gebruik van alternatieven voor tribu- tyltin op zeegaande vissersvaartuigen.
Actie 15 * Vanaf het jaar 2000 zal op Nederlandse civiele overheidsvaartuigen géén schadelijke antifouling meer worden toegepast. Overheidsvaartuigen zullen worden ingezet voor experimenten met alternatieve systemen.
Actie 16 * Eind 1998 publiceert het Ministerie van Verkeer en Waterstaat de resultaten van onderzoek naar de risico’s van verspreiding van vreemde organismen uit ballastwater in Nederlandse wateren. Op basis van de uitkomsten daarvan wordt overleg geopend met de zeehavens en rederijen over de te nemen maatregelen.
Actie 17 * In de Internationale Maritieme Organisatie neemt Nederland initiatieven die zijn gericht op verwerking van sanitair afvalwater van zeeschepen aan boord, zodat de noodzaak voor afgifte aan havenontvangstinstallaties tot het uiterste wordt beperkt.
Actie 18 * In 1998 wordt overleg met de zeehavens gestart om een gezamenlijke strategie te bepalen voor de implementatie van de internationale regelgeving met betrekking tot sanitair afvalwater van zeeschepen in Nederland.
Actie 19 * Uiterlijk in het jaar 2000 aanvaardt Nederland Bijlage IV (sanitair afvalwater) van het MARPOL-verdrag.
Afvalstoffen uit de zeevaart Actie 20 * In 2000 hebben de havenbeheerders de inzameling van scheepsafval binnen hun totale pakket van dienstverlening aan de zeevaart geïntegreerd. Daarmee zal elke haven beschikken over een systeem dat is toegesneden op de behoeften van de zeevaart. De zeehavens stellen dit integrale afvalbe- heersplan op in overleg met ontdoeners, inzamelaars, verwerkers, vergunningverleners en handhavers. Hierbij wordt nagegaan in hoeverre het wenselijk en mogelijk is om de maatregelen op het gebied van afvalverwijdering van machinekamerafval en ladingrestanten voor de zee- en de binnenvaart verder te harmoniseren. Tevens wordt onderzocht in hoeverre de hiermee opgedane ervaringen kunnen worden aangewend voor de ontwikkeling
van integrale afvalbeheersplannen voor binnenhavens. Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat faciliteert deze planvorming.
Actie 21 'H e t Convenant Proefproject Afvalstoffen Vissenj wordt in 1998 uitgebreid met een regeling voor klein gevaarlijk afval en omgezet in een definitieve regeling.
Actie 22 * Nederland streeft naar invoering van een (gecombineerd) systeem van indirecte financiering voor de scheepsgebonden afvalstoffen uit de zeevaart in de Noordzee-re- gio. Binnenvaart en emissies naar de lucht.
Actie 23 * Emissietaakstelling voor de binnenvaart, zoals aangekondigd in het NMP II komt in het NMP III aan de orde.
Actie 24 * Emissienormstelling voor nieuwe motoren voor nieuwe en bestaande binnenvaartschepen in 2000, primair in het kader van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) (secundair: Elkiormstelling); voor het niveau van normstelling zal worden aangesloten bij de voor vrachtwagens geldende Europese emissienormstelling. Begin 1998 zal hiertoe in CCR-kader (secundair: Eltkader) door Nederland een voorstel worden gedaan voor een meetmethode en bijbehorende emissienormen. Vooruitlopend op emissienormstelling zal worden bezien in hoeverre het mogelijk is de vervroegde introductie van nieuwe motoren in de binnenvaart te stimuleren.
Actie 25 * In 1998 wordt overlegd met de binnenvaartsector over operationalisering en mogelijke bevordering van de toepassing van de econometer.
Actie 26 * In 1998 wordt een inventarisatie van de mogelijkheden voor emissienormstelling voor bestaande motoren (retrofit) gestart.
Actie 27 * In 1998 wordt een monitoring-sys- teem voor emissies van de binnenvaart opgezet, waarbij het gaat om onder meer de registratie van schepen en scheepsmotoren.
Actie 28 * In het kader van de emissie-norm- stelling voor scheepsmotoren streeft Nederland naar een verlaging van het zwavelgehalte van de in de binnenvaart gebruikte brandstof van 2000 ppm naar 500 ppm.
Binnenvaart en emissies naar het water en afvalstoffenActie 29 ' In overleg met de betrokken branches wordt een communicatieplan opgesteld en uitgevoerd over de invoering en de werking van het Scheepsafvalstoffenverdrag.
Actie 30 * In de planperiode wordt tariefdiffe- rentiering voor de afgifte van olie- en vethou- dend afval door de binnenvaart geïntroduceerd als prikkel tot preventie.
Actie 31 * In het implementatietraject van het Scheepsafvalstoffenverdrag zullen voor de binnenvaart maatregelen voor overslag van zeeschepen naar binnenvaartschepen worden uitgewerkt.
Actie 32 * In de planpenode wordt onderzoek uitgevoerd naar de noodzaak van kathodi- sche bescherming in de binnenvaart en worden eventuele alternatieven voor anodes ontwikkeld. Afhankelijk van de uitkomst van het onderzoek zal overleg met de sector plaatsvinden.
Actie 33 * In de planperiode worden de mogelijkheden uitgezocht om maatregelen ter voorkoming van het ontstaan van afval, die voor meuwbouwschepen uitvoerbaar zijn, in voorschriften vast te leggen: schroefas-af- dichting, afgesloten machinekamer, stalen buikdennmg.
Duurzame ontwikkeling Actie 34 * Nederland zal in de Internationale Maritieme Organisatie en in andere internationale fora initiatieven nemen die zijn gericht op een verdergaande integratie van economisch, veiligheids-en milieubeleid.
Actie 35 * In samenwerking met vertegenwoordigers van de zeevaartsector zal vanaf 1998 een programma voor duurzame scheepvaart worden opgesteld en de uitvoering worden gestimuleerd.
Actie 36 * Om de emissies van verontreinigende stoffen gerelateerd aan de vervoers- prestaties van verschillende modaliteiten beter met elkaar te kunnen vergelijken zal er in 1998 vergelijkend onderzoek naar goederenvervoer worden uitgevoerd.
Actie 37 * Vanaf 1998 worden door de brancheorganisaties milieuzorgsystemen in de binnenvaart verder ingevoerd in samenwerking met de overheid.
Verstoring en verspilling Actie 38 * Gedurende de planperiode zal nader onderzoek worden verricht naar de door schepen veroorzaakte geluidhinder. Op basis van de resultaten hiervan zullen eventueel nadere eisen/beleid worden geformuleerd.
Actie 39 ' In de planperiode wordt onderzocht of er een noodzaak bestaat om op het gebied van verspilling specifieke beleidsmaatregelen voor de scheepvaart te formuleren.
FEBRUARI 2000- s c h ip w e r f è , ZEE
1 Y 1 1 11 e u b e I e i d door Wim van Horssen en Jan Velt man
Naast regelgeving en handhaving ook bewerking van marktpartijenHet Ministerie van Verkeer en Waterstaat voert tal van acties uit om de zee- en binnenvaart milieuvriendelijker te maken. Verbeteringen komen echter slechts langzaam tot stand, omdat veel zaken via internationale organen als de IMO en de CCR moeten worden geregeld, of worden overgelaten aan de markt.
MarktpartijenRegelgeving en handhaving alleen blijken onvoldoende om verbeteringen op het gebied van het milieu in de scheepvaart te realiseren. Daarvoor is het volgens Lex Burgel ook nodig, dat de marktpartijen erbij worden betrokken. Die kunnen wel hun stem bij de IMO laten horen, maar omdat dit een orgaan van overheden is, vindt de besluitvorming plaats door de IMCHidstaten.“We moeten de marktpartijen bewerken om hun verantwoordelijkheid te nemen", zegt hij. W e moeten zorgen voor meer transparantie van de markt, bijvoorbeeld door de Port State Control-gegevens via internet beschikbaar te stellen. Verder moeten we naast de ‘sticks’ ook gebruik maken van de ‘carrots’, zoals de Green Award (zie elders in dit nummer, red.) en de Milieuprijs voor de Scheepvaart (zie kader). Pas wanneer niemand meer sub-stan- dard schepen neemt, wordt de scheepvaart duurzaam.’’
p 14 december heeft het Ministerie van Verkeer en Waterstaat een convenant gesloten met een aantal brancheorganisaties over het gebruik van TBT op vissersvaartuigen.
Een dag later spraken wij met Lex Burgel, Teamleider Kuststaat van de Afdeling Verkeersmanagement van het ministerie over deze en de vele andere acties die de Nederlandse overheid uitvoert om zee- en binnenvaart milieuvriendelijker te maken. Lex Burgel werd daarbij geassisteerd door Jack van Nieuwenhoven, Beleidsadviseur op de Afdeling Vervoermiddelen.Met de Voortgangsnota scheepvaart en milieu: “Varen onder groen vlag” heeft het ministerie vorig jaar de milieuproblemen door de scheepvaart bijna volledig in kaart gebracht.
TBT in de IM OHet convenant met de Nederlandse visserij houdt in, dat vanaf heden geen TBT-houdende verf meer op de vaartuigen wordt aangebracht en dat deze er op den duur ook niet meer op zal zitten. “Dit zal een tijdelijke maatregel zijn”, zegt Lex Burgel, omdat die zaak internationaal geregeld moet worden. De As- sembly van de IMO heeft al een resolutie aangenomen, waarin staat dat TBT vanaf 1 januari 2003 niet meer op zeeschepen mag worden aangebracht en er op 1 januari 2008 ook niet meer op mag zitten. Die resolutie is niet bindend. Ze moet gevolgd worden door een verdrag dat door een nog nader te bepalen aantal landen is getekend.”Burgel vertelt, dat de Council van de IMO geld beschikbaar heeft gesteld om in 2001 een diplomatieke conferentie te houden waarbij het verdrag wordt vastgesteld met inbegrip van de voorwaarden voor de inwerkingtreding. Gebruikelijk is, dat een verdrag in werking treedt, wanneer 15 landen die minstens 50% van het wereldhandelstonnage vertegenwoordigen, dit hebben ondertekend. Het nadeel van deze voorwaarde is, dat landen met veel tonnage als Panama, Liberia en Bahama's (samen goed voor 35% van de wereldhandels- vloot) verdragen kunnen tegenhouden, omdat ze praktisch een vetorecht hebben. Burgel
zegt te hopen, dat op de diplomatieke conferentie voor het afzonderlijke ver
drag over TBT andere voorwaarden kunnen worden afgesproken om 'de remmers in vaste dienst1 tegen te houden. Dat kan daar met tweederde meerderheid van de aanwezigen.Overigens is in het afgelopen jaar de gehele rijksvloot TBT- vrij geworden. “Na de vissers willen we nu gaan praten met de baggersector”, zegt Burgel. “Gezien hun dokfrequentie, moet het ge- makkelijk zijn de bagger- vloot TBT-vrij te maken”.
Emissies naar de lucht"De emissie naar de lucht van de zeevaart is vergeleken met de vrachtauto, zeker met het vliegtuig, maar ook met de trein, heel gunstig”, zegt Lex Burgel.Op verzoek van de klimaatcommissie van de UN houdt de IMO - evenals de ICAO voor de luchtvaart - zich sinds twee jaar bezig met de uitstoot van C02 door de zeevaart. C02 was niet meegenomen in Annex VI van Marpol. Nederland heeft met enkele andere landen geld gestoken in een onderzoek naar de mogelijkheden voor reductie van de emissie van C02 en de invloed daarvan op de uitstoot van NOx. Dat onderzoek wordt uitgevoerd door Norske Veritas en Carnegie Mellon University (VS), en komt in maart gereed.“Ik verwacht daar voor de zeevaart geen enorme resultaten van”, zegt Burgel. “De mogelijke reductie zal eerder 10% dan 50% zijn, tenzij er tegelijkertijd een enorme efficiency-slag plaats vindt, waarbij bijvoorbeeld de bela- dingsgraad wordt verhoogd en minder leeg wordt gevaren. Maar dat zie ik niet als een reële optie.”
S C H IP ,n W ER F * ZEE - FEBRUARI 2000
“Een lelijk minpunt van de zeescheepvaart", noemt Burgel de uitstoot van zwavel. Daarom wil Nederland in overleg met andere Noord- zeestaten en ELHanden op de Noordzee een ‘S0X emissions control area’ invoeren. Dit is een gebied waar het maximale zwavelgehalte van de emissies is gelimiteerd. De scheepvaart kan de zwaveluitstoot beperken door in dit gebied brandstof met maximaal 1,5% zwavel te gebruiken of door de afvoergassen te behandelen."Het voorstel is afkomstig van Noorwegen en is door dit land en de landen van de Europese Unie ingebracht in het Marine Environment Protection Committee, een technical commit- tee' van de IMO”, vertelt hij. “Als het wordt overgenomen dan is het als amendement op Annex VI van het Marpol-verdrag. Annex VI is echter zelf nog niet aangenomen.” Hij denkt dan ook, dat de ‘SOx emissions control area’ zo’n vijfjaar op zich zal laten wachten. Nederland vervult een leidende rol in het monitoren van het zwavelgehalte van de brandstoffen die wereldwijd in de zeevaart worden gebruikt. Dit gebeurt feitelijk door ABS, Lloyds Register en Det Norske Veritas, die 30 a 40% dekken van wat er in de wereld aan scheepsbrandstof omgaat. “Die marktpartijen doen dat al jaren”, zegt Burgel. "Volgens afspraak leveren zij de gegevens aan Nederland, dat na een rekensommetje de gegevens eenmaal per jaar doorgeeft aan de IMO. Wij hebben als Nederland hard aan deze monitoring getrokken en betalen er ook samen met vijf andere landen voor.”
Emissies naar het waterOok op het gebied van emissies naar het water is volgens Lex Burgel het nodige te verbeteren. Dat geldt in mindere mate voor het che- micaliënvervoer. “Als je het daar verkeerd doet, elimineer je - figuurlijk en letterlijk - jezelf. In die vaart zijn weinig of geen ‘cowboys’.” Hij vindt dat in het licht van het voortschrijdende inzicht de gehele indeling van Annex II van het Marpol-verdrag opnieuw moet worden bekeken. “Er is een druk naar boven, zo veel mogelijk in de richting van een nullozing.” Als voorbeeld van een stof die anders ingedeeld zou moeten worden, noemt hij palmolie, dat nu nog als onschadelijk wordt beschouwd en geloosd mag worden, maar dat toch schadelijke effecten voor het milieu blijkt te hebben. Annex IV van het Marpol-verdrag, die nog niet van kracht is, moet het probleem van het sanitaire afvalwater van zeeschepen regelen. “Die regeling bevalt ons niet”, zegt Burgel. “We zien geen oplossing in havenontvangstinstallaties daarvoor. We vinden dat het de andere kant op moet en dat het afvalwater aan boord moet worden verwerkt. Dat hebben we al jaren geleden afgesproken met de reders en de Havenraad. Overigens heeft het ‘zwarte’ en
'grijze’ water m de zeevaart niet onze hoogste pnoritert."
Emissies van binnenvaartschepenWat de IMO is voor de zeevaart is de CCR (Centrale Commissie voor de Rijn) voor de binnenvaart. De problemen rond de emissies naar lucht en water worden dan ook in deze CCR besproken. Met de grootste binnenvaart- vtoot van Europa is Nederland daarin volgens Lex Burgel een machtige speler. Bij stemmingen is daarin echter geen koppeling met het tonnage, maar geldt '1 man 1 stem’.Door het gebruik van gasolie is de uitstoot van zwavel in de binnenvaart met zo’n probleem. Dit in tegenstelling tot NO, en C02. De emissies van die stoffen is weliswaar relatief minder dan die van het wegvervoer, maar “we moeten uitkijken dat de binnenvaart niet links en rechts wordt ingehaald door het wegvervoer”, zegt Burgel. Voor de reductie van de emissies van vrachtwagens zijn namelijk al data vastgesteld. Daar komt bij, dat de motoren van vrachtwagens een levensduur van zo’n zeven of acht jaar hebben, terwijl de motoren van binnenvaartschepen wel 25 tot 30 jaar meegaan.De lange levensduur van de motoren is de reden om te zoeken naar mogelijkheden om de hoeveelheid NOx te reduceren door onder meer de uitlaatgassen van bestaande motoren na te behandelen. Burgel vertelt, dat er al enkele fabrikanten zijn met middelen voor ‘Selectieve katalytisch reductie' die de hoeveelheid NOx weten te verkleinen. Mogelijk zal dat dit jaar in Nederland in een praktijkproef worden getest.
Nieuw op de agendaSinds de Voortgangsnota scheepvaart en milieu verscheen, is een aantal nieuwe zaken op de internationale agenda gekomen, waaronder het slopen van zeeschepen, het risico van enkelwandige bunkertanks, de snelle vaartuigen en het ballastwater. Daarnaast is er (opnieuw) aandacht voor de brandstofkwaliteit en de luchtverontreiniging, het sanitaire afval van de binnenvaart en de horizonvervuiling.“We hebben hier vorig jaar een internationale conferentie over het slopen van zeeschepen gehad”, vertelt Lex Burgel. “Niet alleen is er sprake van slechte arbeidsomstandigheden, maar er is ook een milieuprobleem, zoals het vrijkomen van CFK's. Je moet wat dat betreft naar de volledige levenscyclus van een schip kijken.” Volgens hem is het verstandiger om te proberen de sloopbedrijven te verbeteren dan ze onmiddellijk te sluiten. “De capaciteit van de bestaande sloopbedrijven is al niet toereikend. Wat gebeurt er met de schepen als ze niet meer gesloopt kunnen worden? Het is een delicaat probleem. Je moet daar heel behoedzaam mee zijn.”
Nadat tankschepen dubbelwandig zijn geworden, is nu de aandacht van de IMO gevestigd op de enkelwandige bunkertanks van vooral grote schepen. Daarin zit soms meer brandstof dan de lading van een kleine productentanker. “Die bunkerolie is soms erger dan ruwe olie en moeilijker op te ruimen”, zegt Burgel. "Noorwegen heeft voorgesteld om te eisen, dat ook de bunkertanks dubbelwandig worden. De Engelsen willen voor dit soort schepen, waar nodig, verplichte routering, zoals benoorden het Nederlandse Waddengebied al geldt voor schepen met gevaarlijke stoffen en olietankers".“Friends of the Earth International” wijst op de effecten van de golfvormmg door snelle vaartuigen op de wal en de bodem. Ook wordt gekeken naar de emissies van dit soort schepen. Ook een nieuw onderwerp in het internationale overleg is het ballastwater. Door water op de ene plaats in te nemen en op de andere te lozen kunnen organismen van het ene ecosysteem in het andere terechtkomen. Lex Burgel noemt daarvan als aansprekend voorbeeld de komst van zeegras in Australië, “maar ook in Nederland zijn daar legio voorbeelden van te vinden. Wij vinden dat er voor de lozingen van ballastwater een wereldwijd regiem moet komen. Maar wel een regiem, waarmee iedereen goed uit de voeten kan en dat veilig is. Want ballastwater midden op zee lozen, kan weer veiligheidsproblemen geven.”
Milieuprijs voor de scheepvaart gestoptHet is niet uit gebrek aan geschikte kandidaten dat de Milieuprijs voor de Scheepvaart van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat eind vorig jaar voor het laatst is uitgereikt (zie elders in dit blad).“Dat is een gevolg van de reorganisatie binnen het departement” , legt Lex Burgel uit. “De prijs dateert uit het verleden van het Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken.We zijn nu Directoraat-Generaal Goederenvervoer, en dus voor alle modaliteiten en lading. Maar ik heb gehoord, dat er in de gemeenteraden van Rotterdam en Delfzijl moties zijn aangenomen, waarin gevraagd wordt om de Nationale Havenraad het stokje over te laten nemen.”
FEBRUARI 2000- s c h ip W ERF h ZEE
i 1 i e u door A.P. Burger
Em issies van de zeescheepvaart naar atm osfeer en w aterDit artikel g aat in op enkele actuele ontwikkelingen op het gebied van emissies doo r d e zeescheepvaart, te weten de emissies van schadelijke gassen naar de atm osfeer en de emissies van biociden - (in het b ijzonder tributyltin (TBT) - uit aangroeiw erende verfsystem en naar het zeewater.In dit artikel is alleen de zeescheepvaart aan de orde. Op het gebied van emissies n a a r de atm osfeer zijn ech te r o ok in de binnenvaart belangrijke ontwikkelingen gaande, vooral in het kader van de Centrale Com m issie voor de Rijnvaart.
EMISSIES NAAR DE ATMOSFEERIn 1997 zijn mondiaal belangrijke beslissingen genomen over schadelijke emissies van broeikasgassen en over schadelijke emissies naar de atmosfeer afkomstig van zeeschepen.In Kyoto zijn de emissies van 6 broeikasgassen aan de orde geweest Heel wat landen zullen de emissies van deze gassen moeten reduceren.tl]In Londen heeft de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) een nieuwe bijlage bij het Marpol-verdrag [2] (Marpol Annex VI) aangenomen. Deze bijlage bij het verdrag stelt onder andere normen voor de emissies van de uitlaatgassen van zeeschepen. IMO breidt daarmee in zekere zin zijn aandachtsveld uit. Tot dusver betrof het Marpol-verdrag, voor zover dit over emissies gaat, slechts emissies naar het water, maar met de nieuwe annex worden ook de emissies naar de atmosfeer als “marine pollution” aangemerkt.Zowel de maatregelen van Kyoto als die van Londen zijn onder de auspiciën van de VN tot stand gekomen, want UNFCCC en IMO zijn beide VN-organisaties. Het gaat in beide gevallen om maatregelen ter beperking van gasvormige emissies naar de atmosfeer, met het doel om het milieu tegen nadelige effecten te beschermen.
Tot zover de overeenkomsten. Er zijn echter ook verschillen.Kyoto beperkt zich to t broeikasgassen. Maatregelen zijn op korte termijn nodig om de doelstellingen te kunnen halen. Voor Nederland geldt bijvoorbeeld een reductie van 6%, gebaseerd op het niveau van 1990, welke in 2010 moet zijn gerealiseerd.Marpol Annex VI gaat niet over broeikasgassen. Wel zijn de ozonlaag aantastende stoffen, zoals gehalogeniseerde koolwaterstoffen (halonen en CFK’s), onderwerp van regelgeving. Marpol Annex VI gaat daarnaast vooral over de emissies van stikstofoxiden (N0X) en zwaveloxiden (S0X) Ook komen de emissies
van vluchtige organische stoffen en van de uitlaatgassen van verbrandingsinstallaties voor scheepsafvalstoffen (incinerators) aan de orde. Annex VI bevat voorts regels over brand- stofkwaliteit.
Een ander interessant verschil is dat Kyoto de reductie beoogt van de totale emissie van broeikasgassen, en dus beoogt de zg. “vracht” aan vervuiling te verminderen.Marpol Annex VI (althans voor de uitlaatgassen) stelt normen aan het maximale zwavelge- halte van de brandstof (4.5%) en de emissies van NOx en S0X per kWh. Marpol Annex VI houdt zich dus niet bezig met wat een schip totaal uitstoot en stelt ook geen beperking aan het geïnstalleerd vermogen, laat staan dat het instrument ingrijpt in het aantal schepen dat de emissies veroorzaakt (volumebeleid). Het kan dus zijn dat, ondanks de normen gesteld in Annex VI, de emissies van een groeiende scheepvaartsector nog toenemen, zij het dat dan wel een minder snelle toename dan zonder maatregelen plaatsvindt. (Nationaal en Europees is ook iets dergelijks denkbaar: bij een modal shift van wegvervoer naar short sea en binnenvaart zullen de scheep- vaart-emissies toenemen, maar de emissies van het wegvervoer nemen bij een daadwerkelijke modal shift in sterkere mate af en per saldo is er dan een positieve milieubate.)In deze opzichten lijkt Marpol op de Europese normen voor de emissies van auto’s: ook daar wordt een emissienorm gesteld, maar er wordt (nog) niet ingegrepen in het totale verbruik van een auto (veel of weinig kilometers, hoog of laag verbruik) en ook niet in het aantal auto's dat emitteert.Kyoto zal de totale vracht wel beïnvloeden en mogeiijk zelfs elke sector van de industrie die broeikasgassen uitstoot. Voor de scheepvaart kan dit op verschillende manieren uitpakken. Regeringen zouden geneigd kunnen zijn de reductiedoelstellingen voor alle sectoren gelijk te maken. In zo’n geval moet iedereen bijvoorbeeld 5% reductie zien te realise
ren. Het is echter ook denkbaar dat de scheepvaart (en dan vooral short sea en binnenvaart) bij uitstek de modaliteit is die de groeiende transportbehoefte kan opvangen en daarbij ook nog de trend in de toename van de emissies kan matigen.De rest van dit artikel zal gewijd zijn aan Marpol annex VI. Hoewel annex VI zelf geen normen bevat voor C02, bestaat er toch een koppeling met Kyoto, doordat bij de conferentie in 1997 naast Annex VI twee resoluties zijn aangenomen die C02 en PFC to t onderwerp hebben.[3]
MARPOL ANNEX VI: DOEL EN WERKINGSSFEER
DOELTegen het eind van de jaren 80 werd in NW- Europa, maar ook elders, duidelijk dat ook de emissies van de scheepvaart als bron in aanmerking moeten worden genomen als de vervuiling te land wordt aangepakt. Voor een aantal van deze landen is bijvoorbeeld het niveau van verzuring van hun bodem hoger dan de zg. “critical load”[4].Om tenminste een deel van het gat te dichten tussen het gewenste niveau (op of onder de “critical load”) en het feitelijk niveau (flink daarboven), zouden ook maatregelen ter redüctie van de emissies van de scheepvaart noodzakelijk en kosteneffectief zijn.Hoewel ook vandaag de dag nog verschil van mening bestaat over nut en noodzaak van de maatregelen die in Annex VI besloten liggen, zijn de meeste partijen het er wel over eens dat een internationaal regime (in dit geval onder auspiciën van de IMO) in ieder geval beter is dan regionale of unilaterale maatregelen. Voor de internationale scheepvaart is een regime dat van land to t land of van haven tot haven verschilt een nachtmerrie. De verzurings- strategie van de Europese Commissie (daarmee wordt overigens een anti-verzu- ringsstrategie bedoeld) omvat mede emissies van de zeescheepvaart. De Commissie heeft
S C H IP en W E R F de Z E E - FEBRUARI 2 0 0 0
schoorvoetend aanvaard dat de pogingen van IMO om een internationaal regime te ontwikkelen en te realiseren, op zijn minst tijdelijk het voordeel van de twijfel verdienen. Mocht Annex VI echter niet spoedig in werking treden, dan kan de Commissie besluiten om toch maar een eigen regime te ontwikkelen.Wat er ook zij van nut en noodzaak, van de ontwikkeling van Annex VI is reeds een “tech- nology drive” uitgegaan, die vooral op het gebied van het NOx-reductiepotentieel al veel nut heeft opgeleverd.
WERKINGSSFEEROnder dit kopje komen zowel de regels en normen in Annex VI aan de orde, als de partijen die er mee te maken hebben.
Regels en nonnenAnnex VI stelt regels op het gebied van: [5]- de ozonlaag aantastende stoffen:- stikstofoxiden;- zwaveloxiden;- vluchtige organische stoffen;- afvalverbranding aan boord (incineration);- ontvangstvoorzieningen (voor halonen en
CFK’s);- brandstofkwaliteit.
PartijenDe verplichtingen onder Annex VI raken staten en in sommige gevallen de klassebureaus die staatstaken waarnemen. De staten zullen hun wetgeving moeten aanpassen en deze handhaven. Ze zullen voor ontvangstvoorzieningen voor CFK’s en halonen moeten zorgen. Als ze de emissies van vluchtige organische stoffen (VOS) willen beperken dan zullen ze de benodigde voorzieningen aan de wal moeten treffen om deze stoffen verantwoord op te vangen en te verwerken.De scheepvaartsector zal aan de nieuwe regels moeten gaan voldoen. In een aantal gevallen leidt dat tot aanpassingen aan boord, bijvoorbeeld op het gebied van brandblusin- stallaties, koelen en vriezen, motoren, incine- rators en soms ook brandstoftanks en -leidingsystemen. In havens met ontvangstmogelijkheden voor VOS zullen overheden van sommige typen tankschepen voor bepaalde ladingen de benodigde voorzieningen voor “vapour return” en het gebruik daarvan verlangen.Motorenfabrikanten zullen motoren moeten bouwen die aan de emissie-eisen kunnen voldoen. (Velen zijn daar op het moment dat dit geschreven wordt al toe in staat.)De olie-industrie zal moeten inspelen op de vraag naar laagzwavelige brandstof voor schepen die in de zg. SOx-emission control areas gaan opereren (waar een emissie-eis geldt die overeenkomt met een maximaal zwavelgehalte van 1,5%).
De bunkerindustrie zal samen met de oiienrv dustne ook aan de vraag naar laagzwavelige brandstof moeten kunnen voldoen voor schepen die een SOx-emission control area als bestemming hebben. De bunkerindustrie moet medewerking verlenen aan het bemonsteren van brandstof en zal geconfronteerd worden met cliënten die wat sterker staan dan voorheen in het geval van conflicten over brandstofkwaliteit.
W ANNEER TREEDT ANNEX VI IN WERKING?Annex VI treedt in werking een jaar nadat ten minste 15 landen met gezamenlijk tenminste 50% van het wereldhandelstonnage geratificeerd hebben. Dat is een zware eis en er bestaat twijfel of het proces wel voldoende snel zal gaan. Waar enkele landen zeer grote vloten hebben, is de inwerkingtreding wel erg afhankelijk van hun medewerking. En het zijn juist deze landen die de bestrijding van luchtverontreiniging niet als een hoge prioriteit zien. Daarom worden de ratificaties gemonr tord. Wanneer blijkt dat in 2003 geen reëel zicht is op spoedige inwerkingtreding, komt Annex VI opnieuw ter discussie in het Marine Environment Protection Committee van de IMO (MEPC), om te bezien wat er aan de inwerkingtreding in de weg staat. MEPC kan dan besluiten dat de inhoud van Annex VI moet worden aangepast, maar het comité zou ook kunnen besluiten dat de vereisten voor inwerkingtreding moeten worden versoepeld.Ook al is Annex VI niet internationaal in werking, toch werpen sommige regels reeds hun schaduw vooruit, zoals bijvoorbeeld de regels voor NOx-emissies. Daarin staat dat op schepen gebouwd op of na 1 januari 2000 de motoren aan de nieuwe emissie-eisen moeten voldoen. Deze eis is op dit moment niet afdwingbaar, maar reders doen er verstandig aan er toch reeds rekening mee te houden, omdat na inwerkingtreding deze eis wel direct afdwingbaar zal zijn. (Recent is een brief van DGG uitgegaan om belanghebbenden hierop te wijzen). Nu, tegen geringe meerkosten, bij nieuwbouw rekening houden met de eisen is allicht goedkoper dan kostbare aanpassingen achteraf.
WAT VALT BUITEN ANNEX V I? Zoals reeds eerder gesteld vallen broeikasgassen niet direct onder de werking van Annex VI. Deeltjes (particulates), organische micro verontreinigingen (bijvoorbeeld PAK's) en ook de NOx emissies van bestaande motoren vallen niet onder de werking van Annex VI.Wat dit laatste betreft was de overweging dat het in vele gevallen onmogelijk zal zijn om bestaande motoren zodanig aan te passen dat zij aan de normen kunnen voldoen. In dat ge
val zou uitlaatgasremiging (after treatment), bijvoorbeeld door middel van Selectieve Katalytische Reductie met behulp van ureum of ammoniak (SCR), een oplossing kunnen zijn. Om een aantal redenen is ook hiervan afgezien. Deze zijn: de hoge kosten, veelal gebrek aan ruimte om de installatie te kunnen plaatsen en de operationele vereisten waaraan voldaan moet worden om SCR betrouwbaar te kunnen laten werken. Daarbij komt nog dat de “katalysator” (ureum of ammoniak) verbruikt wordt.
UITLAATGASEMISSIESIn het kader van dit artikel kan niet diep worden ingegaan op alle maatregelen van Annex VI. Waar de discussie in IMO echter vooral betrekking had op de emissies van de uitlaatgassen NOx en SOx, en op brandstofkwaliteit, m a gen de hoofdlijnen van de regels die daarop betrekking hebben hier niet ontbreken.
StikstofoxidenDe hoofdlijnen van Regulation 13 (nitrogen oxides) van Annex VI zijn:
- Geldt voor nieuwe motoren op schepen gebouwd op of na 1 januari 2000.
- Ondergrens is 130 kW.
- Emissiewaarden (zie ook fig.1.):1. n < 130 rpm -► 17.0gAWh2 .130i.n< 2000 rpm -► 45.0 x n « g/KWh 3. ns. 2000 rpm —► 9.8 g/kWh
- emissiewaarden mogen ook worden gerealiseerd door uitlaatgasreiniging of andere alternatieve methoden
ZwaveloxidenDe hoofdlijnen van Regulation 14 (sulphur oxides) van Annex VI zijn:- maximum zwavelgehalte in brandstof 4,5%
m/m;- het zwavelgehalte van brandstof zal wereld
wijd worden gemomtord (6);- er kunnen zg. "SOx -emission control are-
as" worden ingesteld, waarin wordt voorgeschreven:1. maximum zwavelgehalte brandstof 1,5% m/m, of2. uitlaatgasreiniging die de emissies van SO„ beperkt tot 6 gAWh;
- de leverancier van de brandstof moet het zwaveigehalte bij levering melden. Deze verplichting is nader uitgewerkt in regulation 18, die brandstofkwaliteit betreft.
Annex VI bevat thans één S0X -emission control area, te weten de Oostzee. De Noordzeelanden zullen een voorstel indienen om de Noordzee eveneens als SOx -emission control area aan te merken. Een dergelijk amende-
FEBRUARI2000- S C H IP « W ER F de ZEE
Fig. 1. Maximum allowable NO, emissions for marine die sei engines.
Rated engine speed (rpm) where n = rated engine speed (crankshaft revolutions per minute)
ment kan overigens pas bij inwerkingtreding van Annex VI worden verwerkt.
BrandstolkwaliteitDe hoofdlijnen van Regulation 18 (fuel oil qualt- ty) van Annex VI zijn:- de brandstof moet bestaan uit (blends van)
koolwaterstoffen afkomstig van geraffineerde aardolie [7];
- de brandstof moet vrij zijn van anorganische zuren;
- aan de brandstof mogen geen stoffen of chemisch afval worden toegevoegd die:1.de veiligheid van het schip of het functioneren van de machinekamer-installaties in gevaar brengen;2.schadelijk zijn voor personeel;3.bijdragen aan extra luchtvervuiling.
- een "bunker delivery note” en controles daarop zijn voorzien.
ANDERE ASPECTENVeel van wat hier is opgesomd (maar niet alles) is betrekkelijk eenvoudig te realiseren. De kosten van motoren die aan de N0( vereisten voldoen, zijn slechts marginaal hoger. De maatregelen ter reductie van SOx-emissies zijn kostbaarder, vooral voor schepen die continu binnen een SOx-emission control area opereren. De daarvoor benodigde laagzwaveli- ge brandstof kan wel 20-50% duurder uitvallen. Bij afweging van de kosten van aanpassingen, de operationele aspecten en de soort trade zullen sommige reders het wellicht aantrekkelijker vinden om hun schip continu op lichtere brandstoffen te laten draaien. Anderen zullen hun schepen aan moeten passen om verschil lende soorten brandstof te kunnen opslaan, verwerken en verbruiken.Reders doen er verstandig aan om aan deze zaken tijdig aandacht te schenken. Op het m a
ment dat Annex VI in werking treedt (8), zijn zij er dan klaar voor. Maar ook vandaag de dag al kan het interessant zijn om maatregelen te nemen. Niet alleen om een bijdrage te leveren aan het terugdringen van luchtverontreiniging, maar omdat het in sommige gevallen een concurrentievoordeel oplevert, zoals in markten waarin verladers gecertificeerde kwaliteit verlangen.
EMISSIES NAAR HET WATER
Internationaal verbod op TBT- houdende verf systemenBetrof het voorafgaande een voor IMO nieuw gebied, de atmosfeer en via de atmosfeer zelfs het land (luchtkwaliteit, smog, verzuring etc.), het onderwerp emissies naar het water is eigenlijk voor IMO vertrouwder. Van de huidige 6 annexen van Marpol gaan er 4 in belangrijke mate over lozingen naar het water. De emissie van biociden uit aangroeiwerende verfsystemen (anti-foulings) verschilt daarvan echter wel enigszins in karakter. Het betreft hier geen lozing, zoals bijvoorbeeld van oliehoudend bilgewater (Annex I), maar een vrijka men van actieve bestanddelen (als regel biociden) door het geleidelijk afslijten van de buitenste verflaag op een schip. [9]Over deze “nieuwste” emissie naar het water loopt in IMO ook al enkele jaren een discussie. Het gaat dan vooral over anti-foulings die or- ganotinnen bevatten. Tributyltin (TBT) is daarvan de bekendste. Deze bekendheid dankt TBT aan twee factoren. Als anti-fouling is verf met TBT zeer effectief. Een tweede factor is echter de aanleiding tot de discussie in IMO. TBT blijkt namelijk negatieve effecten te hebben op een aantal zeeorganismen, zoals oesters en bepaalde soorten zeeslakken.[10] TBT is inmiddels ook aangetroffen in weefsels van hier aangespoelde potvissen, hetgeen aantoont dat het reeds zijn weg heeft gevonden tot in de top van de voedselketen. TBT wordt overigens niet gezien als oorzaak van het stranden van deze potvissen.TBT kan worden aangemerkt als een endocri- ne disrupting Chemical (EDO. TBT verstoort namelijk de hormoonhuishouding van zeeslakken, waardoor de vrouwelijke slakken mannelijke geslachtskenmerken gaan vertonen.
Daardoor komt de voortplanting van de soort in gevaar en kan zelfs in bepaalde gebeden geheel verdwijnen, met consequenties voor de voedselketen ter plaatse. Inmiddels is wel duidelijk dat TBT thuishoort in een rijtje stoffen (DDT, PCB's, CFK’s) die we qua effectiviteit n hun toepassing misschien met kwijt zouden willen, maar om milieuredenen, waaronder het voorzorgsbeginsel, juist wel. In Europa (onder een ELkichttijn) en enkele andere lam den is het gebruik van TBT op schepen onder de 25 meter lengte al geruime tijd verboden. Na uitvoerige discussie in IMO is echter de conclusie bereikt dat het gebruik van TBT helemaal verboden zou moeten worden.In het eerste deel van dit artikel was sprake van een afgeronde annex van Marpol. Zo ver is het proces met betrekking tot TBT nog niet gevorderd. Het is zelfs de vraag of TBT wel in een nieuwe annex bij het Marpol verdrag wordt ondergebracht. Er gaan stemmen op om TBT maar door middel van een apart verdragje te verbieden, al was het maar om pra blemen met voorwaarden voor inwerkingtreding (zie hierboven) te kunnen omzeilen.
STAND VAN ZAKENDe stand van zaken in IMO is inmiddels als volgt.Dit najaar zal naar verwachting in de Algemene Vergadering van de IMO (de Assembiy) een resolutie worden aangenomen, die als voorla per van een internationaal bindend verbod (bij verdrag) moet gaan gelden. De strekking van de resolutie is, dat per 1 januari 2003 het aam brengen van TBT houdende verfsystemen op de romp van zeeschepen niet meer wordt toegestaan. In verband met de maximale dok- periode van 5 jaar betekent dat vervolgens dat na 1 januari 2008 geen TBT meer op de romp van zeeschepen aanwezig mag zijn. In de praktijk zal dus een vrij snelle uitfasering van TBT kunnen geschieden. Niet alleen vanwege een - naar het zich laat aanzien - vrij gra te bereidheid om dit te realiseren, maar ook vanwege het feit dat de maatregelen al op korte termijn genomen moeten worden, voorts omdat een aantal schepen nu eenmaal niet precies op 31 december 2002 zijn laatste laagje TBT krijgt en tenslotte omdat een aantal schepen de vijf jaar tot de volgende dokking niet vol zal maken, om welke reden dan ook. Daarmee is echter niet alles gezegd. Het is één ding om nu TBT te verbieden, maar iets heel anders om ervoor te zorgen dat geen net zo ongewenste producten op de markt verschijnen, die er dan vervolgens, bij gebleken schadelijkheid, weer af moeten worden gehaald. De anti-fouling werkgroep onder MEPC en uiteindelijk ook MEPC zelf staan voor de schone, maar moeilijke taak om ervoor te zorgen, dat het probleem van de ongewenste al ternatieven netjes wordt opgelost zonder het
S C H IP en W ER F ie ZE E - FEBRUARI 2000
tijdschema voor het verbod op TBT in gevaarte brengen.
Noten:[1] De bijeenkomst in Kyoto in het kader van
het United Nations Framework Convention on Climate Change(UNFCCC) betrof de volgende 6 broeikasgassen: C02, CH4, N20, HFC, PFC en SF6.
[2] Marpol 73/78: International Convention for the prevention of Pollution from Ships, 1973, as modified by the protocol of 1978 relating thereto.
[3] Conference resolutions 7 and 8. IMO laat op grond van conference resolution 8 een mede door Nederland gesponsorde studie naar de mogelijkheden van emissiereducties door de scheepvaart uitvoeren.
[4] Definitie: “a quantitative estimate of an exposure to one or more pollutants below which significant harmful effects on specified sensitive elements of the environment do not occur to present knowledge". (Nilsson and Grennfelt, 1988)
[5] De volledige tekst van Annex VI, met de NOx technical code en de conferentie resoluties 3 1/m 8 is verkrijgbaar bij de Internationale Maritieme Organisatie te Londen. ISBN 92-801-6089-3. IMO sales number IM0664E
[6] In principe door gebruik te maken van de gegevens die door klassebureaus zoals ABS, Det Norske Veritas en Lloyd’s worden verzameld in het kader van bemonstering en analyse van zware scheepsbrandstoffen.
[7] Dit sluit het gebruik van residuale olie niet uit. Brandstof die niet op basis van olie- raffinage is geproduceerd komt in regula- tion 18 ook aan de orde, maar wordt hier verder niet besproken.
[8] In Nederland zal Annex VI worden geïmplementeerd als een algemene maatregel van bestuur onder de Wet voorkoming verontreiniging door schepen (WWS).
[9] De zg. self polishing anti-foulings
[10] Voor enige achtergrondinformatie over TBT wordt verwezen naar de brochure “Stof tot nadenken", een uitgave van het Rijksinstituut voor Kust en Zee/RIKZ.
Mr.ing. A.P. Burgel is coördinerend beleidsmedewerker bij bet Directoraat-Generaal Goederenvervoer. Ministerie van Verkeer en WaterstaatEen nagenoeg gelijk artikel is eerder verschenen in het Maritiem Journaal 1999. Met toestemming van de schrijver en de redactie van het Maritiem Journaal is het hier overgenomen.
Havententoonstelling in Maritiem Museum RotterdamIn het Maritiem Museum Rotterdam is een tentoonstelling over de Rotterdamse haven geopend met de titel WereldHaven - HavenWe- reld'. Deze tentoonstelling, die de komende jaren te zien blijft, geeft een fascinerend beeld van heden en verleden van 's werelds grootste haven. Met gebruikmaking van moderne informatie- en communicatiemedia hebben de samenstellers geprobeerd de bezoeker de haven te laten ‘beleven’. “De bezoeker hoeft eigenlijk niet meer naar de echte haven toe”, zegt projectleider Frans van Flamburg. Maar vooral wie de tentoonstelling heeft bekeken, zal de Rotterdamse haven ook wel eens in ‘het echf willen zien.De tentoonstelling, die in een grote binnenruimte van het Maritiem Museum is ondergebracht, bestaat uit drie hoofdonderdelen: een film, een vijftien meter lange maquette van stad en haven, en een serie “tijdmachines'.De film, die doorlopend wordt getoond, laat actuele en historische beelden zien van de bedrijvigheid in de haven: het scheepvaartver
keer, de op- en overslag, de handel en de industrie, de werkers en de bazen.De maquette toont de haven anno 2000, maar heeft ook historische lagen. Zo is te zien hoe het gebied van Rotterdam naar zee er rond 1700 uitzag. De belichting van de maquette is gekoppelde aan de vertoonde filmbeelden.Op een verdieping met uitzicht op maquette en filmscherm staan veertien tijdmachines: computerterminals, waarop men met een muis een enorme hoeveelheden informatie over heden en verleden van de haven kan oproepen in de vorm van beelden, teksten en filmfragmenten. Men kan erin zoeken naar tijdsperiode en onderwerp, en selecties maken naar medium.Naast deze drie hoofdelementen is er in de tentoonstellinghal een wand die gewijd is aan de relatie van Rotterdam met Europa en de wereld. Daarop wordt met kaarten, beelden en cijfers de rol van de verschillende vervoersmodaliteiten getoond; naar keuze die van het
binnenvaartschip, de trein, de vrachtwagen en de pijpleiding.Op de tegenoverliggende wand worden online beelden van het verkeersbegeleidend systeem weergegeven, waarop de schepen van Hoek van Holland tot Rotterdam te volgen zijn. Een op de wereld voor het grote publiek unieke faciliteit.
Het Maritiem Museum Rotterdam aan de Leu- vehaven is open van dinsdag tot en met zaterdag van 10 tot 17 uur en op zon en feestdagen van 11 tot 17 uur.Informatie: tel: 010.4132680.
FEBRUARI 2000- SC H IP 11T W ER F ie ZEE
Vind de weg in de havenmet de bekende havengidsen van WYT Uitgeefgroep
Al jaren zijn de engelstalige havengidsen van WYT Uitgeefgroep een begrip in de grootste havens van Nederland.
Voor het gebied van Hoek van Holland tot aan Moerdijk is er de Dirkzwager's Guide. Naast de vertrouwde Guide met nautisch technische en port-entry informatie bestaat het pakket uit de handige pocketguide, een tarievenboekje en een CD ROM waarop u de bedrijven en hun plaats in de haven makkelijk kunt terugvinden. Kortom, het meest overzichtelijke en uitgebreide informatiepakket voor het Rotterdamse havengebied.
Am sterdam /NoordzeekanaalDe KVSA Guide bestrijkt het havengebied van IJmui- den/Velzen tot aan Amsterdam. In drie overzichtelijke delen, port-entry, port tariffs en de business directory, heeft u alle informatie over dit havengebied overzichtelijk bij elkaar.
U kunt deze gidsen bestellen door onderstaande bon in te vullen en aan ons terug te faxen of terug te sturen. Voor slechts ƒ 47,50 (incl. BTW, excl. porto) per gids vindt u altijd de weg in de havens van Rotterdam en/of Amsterdam/Noordzeekanaal.
ü Hierbij bestel ik ... exemplaren van de Dirkzwager’s Guide 2000, de havengids voor het Rotterdamse havengebied, van Hoek van Holland tot Moerdijk, a ƒ 47,50 per exemplaar (incl. BTW, excl. porto)
□ Hierbij bestel ik ... exemplaren van de KVSA Guide 2000, de havengids voor het gehele Noordzeekanaalgebied, a ƒ 47,50 per exemplaar (incl. BTW, excl. porto)
Bedrijf---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Naam---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Adres---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Postcode/plaats------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Handtekening---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
WYT Uitgeefgroep, Postbus 6438, 3002 AK Rotterdam, tel. 0104255944, fax 0104780904
|Tv
Pont o/ AimtrftfJti
[otterdam
U I T O N Z E C A T A L O G U S
Als u v a n d a a g v o o r 1 6 .0 0 u u r b e lt, een c o m p le e t le v e r in g s p ro g ra m m a h e b t u hem m o rg e n in hu is : onze u it- van a lu m in iu m p ro d u k te n eng e b re id e ca ta log us . Een o v e rz ic h te lijk h a lffa b r ik a te n a a n tre ft. W ij k u n n e n Aan de leld,n9 ln aluminium. b o e kw e rk van 36 pa g in a 's w a a r in u m eesta l u it v o o rra a d leveren . Tel. (0598) 61 57 38. fax (0598) 61 23 52.
J W ® B E R Gm a k e s y o u r p r o p e l l e r w o r k
WE ARE SPECIALIZED IN BERG CPP-PROPELLERS SERVICE AND PARTS TO COMPETITIVE PRICES WHEREVER AND WHENEVER YOU NEED US!
PHONE: + 46-31976975 FA X:+46-31969300 HOME PAGE: www.jwberg.se
ROMETEL TRADE B.V.POSTBUS 380 1900 AJ CASTRICUM
TELEFOON (0251) 65 73 49 TELEFAX (0251) 67 15 55
AGENT IN NEDERLAND VOOR DE VOLGENDE FIRMA’S:
G ÜN TH ER KLEIN IN D USTR IEBED R AF G M B HWATERDICHTE, BRANDWERENDE A-60 SCH0TD00R VOERINGEN
KM EU R O P A M ETA L AG, M ARIN E APPLICATIO N SCUNIFER-10 BUIZEN & FITTINGEN 0SNALINE®, BUNDELBUIZEN
P ETER S & BEY GM BHNAVIGATIEVERLICHTING
F.F.A. S C H Ü LZ E GM BHCOMPONENTEN VOOR MECHANISCHE AFSTANDSBEDIENINGEN VAN AFSLUITERS, SCUPPERS, DRAIN PLUGS
W ISKA HOPPM AN & M ÜLSO W GM BHMESSING SCHAKELMATERIAAL, SCHEEPSVERLICHTING, ZOEKLICHTEN, VARITAIN® MULTI-GANG CONTAINER-SOCKET-SYSTEM
K M E
W /=7=A-SCHULZE
i8 r MULTI NVScheepsbouwkundig Studiebureau
Engineering ♦ Planning ♦ Berekeningen Wij beschikken over volgende computersystemen:
Autocad, Mierostation, Nupas.Multi NV: Kapelanielaan 13 D 9140 Temse Tel: +32/3/710.58.10-Fax: +32/3/710.58.11 E-mail: [email protected] Web: http://www.multi.be
M ilieucertificering Awr Wim van Horssen
Green Award certificaatBeloning voor reders die extra investeren in veiligheid en milieu
Fig. 1. Hans de Goeij, directeur van Bureau Green Award: “Onze surveyors staan aan de kant van het schip."
Er varen op het ogenblik 110 olie- en productentankers met de Green Award-vlag. Dit betekent, dat ze voldoen aan hoge eisen op het gebied van veiligheid en milieu. Het certificaat wordt na een grondig onderzoek verstrekt door het Bureau Green Award in Rotterdam. Medio dit jaar gaat Green Award ook droge bulkschepen certificeren.
Sinds 1 januari is de Stichting Green Award geheel zelfstandig. Ze krijgt geen subsidie meer van de initiatiefnemers, Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam en Ministerie van Verkeer en Waterstaat. De stichting draait nu geheel op de bijdragen van de reders die hun schepen met een Green Award-vlag willen laten varen.Tot nu toe kunnen alleen olie- en productentankers van 20.000 dwt of meer het certificaat krijgen. Maar dat gaat binnenkort dus veranderen.
Dynamische criteriaVoor veiligheid en milieu worden aan zeeschepen steeds strengere eisen gesteld. Ook zijn er allerlei kwaliteitssystemen. Green Award wil daar iets aan toevoegen."Green Award is het enige vrijwillige systeem ter wereld dat uitgaat van de beloning van degene die extra in veiligheid en milieu investeert”, zegt directeur Hans de Goeij. “Daarvoor hebben wij een reeks criteria opgesteld. Deze zijn niet statisch, maar dynamisch, leder jaar a anderhalf jaar worden nieuwe eisen van kracht die zijn gebaseerd op de voortdurende ontwikkelingen in de scheepvaart op veiligheids- en milieugebied. We leggen ieder jaar de lat een stuk hoger. Maar de eisen blijven haalbaar.”
Fig. 2. Nationaliteit van certificaathouders
Als voorbeelden van ontwikkelingen die kunnen leiden tot hogere eisen noemt hij het gebruik van laagzwaveliger brandstof, het niet- gebruiken van anti-fouling en het verminderen van olielekkages door betere afdichting."De schepen die zijn aangemeld voor een Green Award certificaat, voldoen al aan de nationale en internationale eisen, en zijn ISM, vaak ISO 9002 en soms zelfs ISO 14001 gecertificeerd,” legt De Goeij uit. "Enkele jaren geleden hebben we in onze voorschriften de ISM-code opgenomen, die nu sinds 1 juli 1998 voor tankers verplicht is. Daarboven eisen wij behoorlijk wat extra's van
het management aan land, het management aan boord en de technische staat van het schip.”Heel belangrijk vindt De Goeij daarbij, dat er een goede uitwisseling is tussen wal en schip. “Als er bijvoorbeeld een calamiteit is, dienen de walorganisatie en het schip goed op elkaar ingespeeld en geoefend te zijn.”
Initiatief van rederHet initiatief voor het aanvragen van een Green Award certificaat ligt bij de reder. Hij
Fig. 3. Gecertificeerde schepen en hun classificatie
N ationa lity o f ce rtifica te holders (30-09-1999)
J L j h
.«p
S C H IP CM W ER F de Z E E - FEBRUARI 2000
Tota l tonnage in DWT under Green Award
11 11 §
8: 1I 11 lil
Fig. 4. (boven) Ontwikkeling van het aantal certificaten en aanvragen Fig. 5. (onder) Totaal tonnage m et Green Award
moet daarvoor een ‘application fee’ betalen, die afhankelijk van de grootte van het schip tussen ƒ 8.400 en ƒ 13.650 bedraagt, en later een 'annual fee’, een bedrag tussen de ƒ 4.850 en ƒ 7.350.Tegenover deze investeringen staan voor de reder belangrijke besparingen, omdat schepen met een Green Award certificaat in 38 zeehavens een korting op het zeehavengeld krijgen.Bovendien krijgen ze kortingen of voordelen van allerlei dienstverleners. Directeur Hans de Goeij schat dat de reders op deze wijze zo’n driemaal zoveel geld besparen als ze in Green Award hebben geïnvesteerd.De ‘audif, die het Bureau Green Award voor het certificaat uitvoert, kan worden onderscheiden in een 'office audif en een ‘ship’s audif, die weer kan worden onderverdeeld in een 'audif van de ‘crew’ en van de technical requirements'. De audit van, wat De Goeij noemt, de ‘software' (‘office' en ‘crew’) weegt, uitgaande van de minimumeisen, voor tweederde mee in het eindoordeel, de ‘hardware’ (technical requirements') voor een derde.“We hebben liever een ouder schip met een goede walorganisatie en een goede bemanning, dan een nieuw schip waarbij de walorganisatie en de bemanning minder goed zijn", zegt hij.Volgens Hans de Goeij onderscheiden de ‘sur-
veyors' van Green Award zich duidelijk van alle andere inspecteurs die aan boord komen. “Onze ‘surveyors’ worden niet gezien als politieagenten. Zij staan aan de kant van het schip. Als er iets niet in orde is, geven zij adviezen ter verbetering. We denken mee. Af leen aan onze eisen valt echter met te tornen." Via de 'surveyors' krijgt het schip voor de verschillende veiligheids- en milieu-aspecten punten. Zo kunnen bijvoorbeeld voor ‘oil leakage prevention’ 20 punten worden behaald en voor ‘effective tank cleaning’ 25 punten. In totaal kan men 333 punten krijgen, waarvan 236 voor ‘crew/management requirements’ en 97 voor ‘technical requirements'. Voor een Green Award certificaat moeten voor de eerste minimaal 125 punten worden behaald en voor de tweede 70.Het certificaat is drie jaar geldig. Wel wordt het schip eenmaal per jaar gecontroleerd aan de hand van de eisen bij toekenning van het certificaat. Bij vernieuwing van het certificaat na drie jaar wordt het schip getoetst aan het dan geldende eisenpakket. Voor een tweede en volgende schip van dezelfde rederij kan het kantooronderzoek achterwege blijven.
O ok droge bulkschepenSinds Green Award zes jaar geleden is begonnen, zijn 110 schepen van 30 rederijen gecertificeerd, waarvan 25 al voor de tweede maal. Alleen in
1999 zijn er al 38 aanmeldingen bijgekomen. Op dit moment zitten er nog 20 schepen in portefeuif Ie die nog geaudit moeten worden. De doelgroep telt in totaal zo’n 1500 schepen.Tot nu toe zijn uitsluitend tankschepen gecertificeerd. Vanaf medio dit jaar kunnen ook dra ge ladingschepen in aanmerking voor het Green Award certificaat komen. Hans de Goeij verwacht daarvoor zeker belangstelling, omdat de meeste reders naast tankers ook droge bulkschepen hebben. Er zijn wel zo'n 1000 van deze schepen in de vaart die een Green Award certificaat zouden kunnen krijgen. “De beoordeling van droge bulkschepen is veel gecompliceerder dan van tankers", zegt De Goeij. “Daarom hebben we er lang over gedaan om daarvoor een aparte set eisen op te stellen. Er worden wel dezelfde soorten au- dits uitgevoerd."Door de uitbreiding met de droge bulkschepen, moet ook de mankracht van het Bureau Green Award worden vergroot. “We hebben nu drie eigen surveyors en werken aan verdere uitbreiding", vertelt De Goeij. “We willen alle surveys zelf doen en niet uitbesteden aan classificatiebureaus. Bij voldoende werk willen we zelfs kantoren in Houston en Singapore openen."Green Award Is ook steeds verder aan het internationaliseren. Deelnemende havens zijn behalve in Nederland te vinden in Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Zuid-Afrika te vinden. De Board of Experts van Green Award wordt naast Nederlanders bemand door twee Engelsen, een Duitser, en naar verwachting binnenkort een Spanjaard en een Griek.
In Lloyds Shipping Index en op internet“Met Green Award zoeken we naar goede schepen om daarmee de slechte uit de markt te drukken”, zegt Hans de Goeij. “Dat geldt in feite voor alle zeeschepen. Na het certificaat voor tankers en droge bulkschepen is in de toekomst zeker een certificaat voor containerschepen te verwachten, We hebben eerst voor bulkschepen gekozen, omdat deze vaak in slechtere conditie zijn dan containerschepen en meer milieuproblemen geven."“Ons doel is, dat een charteraar bij voorkeur schepen met een Green Award certificaat in charter neemt. Op die manier is dat ook in het belang van de eigenaar.”Of een schip een Green Award certificaat heeft, is te zien in Lloyds Shipping Index. Alle gecertificeerde schepen staan ook vermeld op de internetsite van Green Award: www.greenaward.org waarop nog veel meer informatie te vinden is over de organisatie, de actuele eisen (in het document Seacure for Operations 2000) en de 'incentive providers' die kortingen of voordelen geven aan schepen met een Green Award certificaat.
FEBRUARI 2000- s c h i p « w e r f * z e e
De laatste Milieuprijs Scheepvaart in 1999van Ministerie van V & W
voor de
Fig .2 Het onderzoekingsvaartuig “Pelagia" is gebouwd in 1991 door Verolme Heusden. Het schip is ontworpen door Marine Structure Consultants in Schiedam in nauwe samenwerking m et de eigenaars, het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee.
Drie genomineerden voor laatste milieuprijs voor de scheepvaartDe jury heeft 23 inzendingen beoordeeld en daaruit een drietal genomineerd.Die inzendingen komen van Schelde Scheeps- nieuwbouw (Vlissingen), het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) in samenwerking met EcoMare (Texel) en Smit Tak BV in samenwerking met Frank Mohn (Rotterdam).
Scheldebotswand voor milieu en veiligheidSchelde Scheepsmeuwbouw heeft een scheepswand ontwikkeld met een verhoogde weerstand bij botsingen en strandingen. De wand dient als vervanger van de gangbare scheepswandconstructie. Doel is het voorkomen van milieurampen door lekkage van schadelijke stoffen. Ook kan de wand de veiligheid aan boord van veerboten vergroten. De botswand vermindert de kans op lekkage en op omslaan als gevolg van instabiliteit. De botswand kan ook dienen als beveiliging tegen aanvaringen bij sluizen en andere kunstwerken.
F ig .l. POLREC (Pollutant Recovery Service): deployment of POLS II un it fo r recovery of pollutants from a wreck on the seabed.
Olie en chemicaliën uit gezonken schepenSmit Tak BV en Frank Mohn hebben het POL- REC-systeem (Pollutant Recovery Service) ontwikkeld. Dit systeem kan zonder gebruik te maken van duikers olie en chemicaliën uit gezonken schepen verwjderen, ook als deze in diep water liggen. Door het POLREC-sys- teem is er een laag risico voor het milieu. POLREC heeft een automatisch beveiligd sluF tingsmechanisme bij slangbreuk.(Zie ook SWZ juli/augustus 1999, blz.7)
NIOZ/ECOM ARE:Winnaar Milieuprijs voor de Scheepvaart 1999Het gezamenlijke project van het NIOZ en ECOMARE, de cursus "Mariene Milieukunde”, is de winnaar van de laatste Milieuprijs voor de Scheepvaart.Mevrouw M. de Vries, Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, heeft de prijs op 23 november 1999 uitgereikt tijdens een feestelijke bijeenkomst.
De jury was van mening dat deze inzending een groot potentieel heeft waar het gaat om de daadwerkelijke bescherming van het ma
riene milieu. Dit omdat duurzaamheid en preventieve aspecten nadrukkelijk onderdeel uitmaken van deze inzending. Tevens is deze winnende inzending in meer dan één opzicht ‘brongerichf; de op gedragsbeïnvloeding gerichte activiteiten zijn preventief en dit project is gericht op de menselijke factor, die bij scheepsongevallen en milieurampen veelal een prominente rol speelt. De cursus is zeer geschikt als module in het zeevaartonderwjs, maar kan ook als zelfstandige cursus gegeven worden.
Het doel van de cursus is om Marof studenten een goede basiskennis te geven in de belang- njkste natuurwetenschappelijke aspecten van het zeemilieu, waardoor een beter begrip wordt verkregen van de achtergrond bij de regelgeving in het kader van de ISM Code en het MARPOL Verdrag.Uitgangspunt is dat een beter begnp ook leidt tot een betere naleving van deze regelgeving in de praktijk. Daarnaast is ook teambuilding een nevendoel van het project.De cursus is voor de eerste maal van 26-29 januari 1999 op Texel gegeven aan 4e jaars studenten van het Instituut voor Industriële en Maritieme Technologie van de Hogeschool
Pumping Hoses Hydraulic Hoses Control Cable
Remote Operated Vehicle (ROV)
ROLS
S C H IP « . W ER F * Z E E - FEBRUARI 2000
van Amsterdam (IMT-HvA). Dit werd mogelijk gemaakt door de steun van het Directoraat Generaal Goederenvervoer (DGG) van het Mf nisterie van Verkeer en Waterstaat.Deze cursus was tevens de kickoff voor de externe afstudeerstages die de studenten in kleine groepjes zijn gaan doen bij verschillende reders. Het ligt in de bedoeling dat de resultaten van dit pilotproject in een later stadium ook beschikbaar komen voor andere zeevaartscholen in binnen- en buitenland.De cursus is ook geschikt als bijscholing voor reeds actieve zeevarenden.
N IO ZHet Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Zee ressorteert onder de organisatie Nederlands Wetenschappelijk Onderzoek.Het NIOZ is een van de Europese oceanografi-
sche instituten die de opdracht heeft om multidisciplinair marien onderzoek uit te voeren. Bij het onderzoek zijn zowel de kustwateren, de binnenzeeën als de open oceaan betrokken. Er is een nauwe samenwerking tussen natuurkundigen, chemici, geologen en biologen.
Voor informatie:NIOZ, Postbus 59 ,1790 AB Den Burg, Texel. Tel: 0222,369300, fax: 0222.319673. E-mail: [email protected], internet: www.nioz.nl
ECOMAREEcomare is gevestigd op Texel en u kunt er terecht met vragen over de natuur en cultuur van Texel, over het Waddengebied en de Noordzee.
Het gehele jaar door worden excursies georganiseerd in de Texelse natuurgebieden; in de zomer zijn er ook wadexcursies.Voor leerlingen uit het basis- of algemeen voortgezet onderwijs en bovenbouwleerlingen van HAVO en VWO is allerlei informatie beschikbaar voor werkstuk of spreekbeurt.Een uitgebreid informatiesysteem op CDfiOM is beschikbaar en er wordt een zeehondenkrant uitgegeven.
Eerv olle vermeldingenVan de andere twee genomineerde projecten: de Schelde botswand van de Schelde Scheepsnieuwbouw en het POLREC-systeem van Smit-Tak B.V. en Frank Molm was de jury ook erg onder de indruk. Beide bedrijven kregen een eervolle vermelding.
- feasebility studies - bouwbegeleiding ieer ’ tekenwerkzaamheden - ontwerp
scheepsbouwkighdig bureau - — -----------------------------------------G ro o th a n d e ls g e b o u w E -7 P o s tb u s 2 9 1 5 6 3 0 0 1 G D R O T T E R D A M Tel : 0 1 0 - 4 1 3 0 8 5 2 F a x . 0 1 0 -4 1 3 0 8 5 1
SERV -A LL International B.V.
Maritiem uitzendbureauOffshore, KHV en Bagger
Paleiskade 100 1781 AR Den HelderT el.:0223-618800 Fax: 0223-618317
F E B R * 2000- S C H IP en W ER F * ZEE 39
m i î l i e u P r e s s R e l e a s e W â r t s i l â
Direct Water Injection to be installed on Ro-Ro vesselsSeven Ro-Ro vessels chartered by Transfennica, a leading transporter of Finnish forest products, will be equipped with Direct Water Injection on their main engines. This technology can reduce NO, emissions by 5 0 -6 0 %. All seven forest product carriers are being built by the German shipyard J.J. Sietas and all are delivered in 1999.
Direct Water Injection offers the optimum combination of good economy and low exhaust emissions. This is achieved by a unique combination of low investment and operational
costs, reliability and practically no additional space requirements.
Owner DWT Engine in ServiceGodby Shipping AB 7250 12V46C Jan. -99Godby Shipping AB 7250 12V46C Feb. -99Ernst Russ GmbH 7250 12V46C March-99&CoErnst Russ GmbH 7250 12V46C April -99&CoBror Husell AB Ltd 7100 16V46B May-99CharteringErnst Russ GmbH 7100 16V46B June -99&CoErnst Russ GmbH 7100 16V46B Sept.-99&Co
Table 1. Engines with Direct Water Injection chartered by Transfennica.
The first quartet of the vessels will be in service between Hanko in Finland and Lubeck, Germany, offering the fastest available daily service between Finland and Germany, with a service speed in excess of 20 knots. The last trio of the Transfennica fleet will start operating between Finland and Tilbury (London), making the first express turnarounds between Tilbury and Finland. The service speed will be 21 knots.Wartsila NSD has consistently developed its products and systems to meet existing and future regional environmental standards. This has been done by applying three distinctive NO, reduction techniques suitable for marine applications; Low NO, Combustion, Compact SCR and Direct Water Injection.
Low NO, Combustion Technology is based on a rearranged diesekycle that finetunes the combustion process to balance low emissions with low fuel consumption. In Compact SCR a reducing agent such as an aqueous solution of urea is injected into the exhaust gas
Fig. 1. M /S Mistral delivered to Godby Shipping in carriers equipped with Direct Water Injection.
at a temperature of 300450 C. The urea decays in the exhaust gas into ammonia, which is then put through a catalysing process that converts the NO, into harmless nitrogen or water. The SCR method reduces NO, emissions by 85-95 %, even down to 0.5 gAW.
Direct Water InjectionNO, formation in a diesel engine is primarily a function of local combustion temperatures in the combustion space. It has long been known that water has a positive influence on reducing NO, formation by cutting temperature peaks in the process. Various methods of introducing water have been evaluated and tested. The most widely known are emulsifying the fuel with water, humidification of the combustion air, and direct water injection into the combustion space.
In practical applications, the NO, reducing potential of the water-in-fuel émulsification method is only about 20-30 %. This is because the maximum water/fuel ratio which is stable and which can therefore be used is rather low. This technique requires an over-sized fuel injection system to maintain engine power output. The method involves problems related to emulsion stability, adverse effects on the injection equipment reliability (cavitation) and poor engine performance in 'norvwater' operational mode.
January 1 999 is the firs t of seven forest product
The NO, reducing potential of the combustion air humidificaton method is limited by the water condensation which takes place in the air receiver at high water concentrations. Condensation limits the amount of water entering the cylinders and consequently also NO, reduction to only about 10-30 %. The method involves the risks of erosion/corrosion formation in the inlet ports and valves.
Direct Water Injection:• 50 - 60 % N O , reduction• O ptim ization o f in jection tim ing
and duration possible• Good engine perform ance in
“ Non-W ater operational m ode
Water-in-fuei emulsion:• 20 - 30 % N O , reductionLimitations:• Emulsion stability• Poor engine perform ance in
“ Non-W ater” operational m ode• Cavitation risk in injection system
Humidification ofcombustion air:• 10 - 30 % NO , reductionLimitations:• W ater condensation in air
receiver• Erosion/corrosion risk in inlet
ports and valves
fig. 2. Concepts for in troducing w ater into the combustion process.
S C H IP en W E R F it ZE E - FEBRUARI 2000
W a te r
Water needle and fuel needle in the same injector Water pressure 200 - 400 bar Fuel pressure 1200 - 2000 bar
Fig.3. The principle of Direct Water Injection.
Owing to the drawbacks of the water-irvfuel émulsification and the combustion air humidification concepts, Wartsila NSD has developed and applied the Direct Water Injection method, the injection of water directly into the combustion chamber via a separate nozzle. Large amounts of water can be used, enabling a substantially higher NOx reduction level, 5060 %, than can be achieved with the alternative methods of water introduction. The method also makes it possible to optimize the timing and duration of injection to gain maximum N0X reduction at lowest water consumption.
Basic Principle of Direct Water Injection (DW I)The key element in the design concept is the combined injection valve through which both fuel and water are injected.
The same valve is used for operation on water injection and fuel injection alone, i.e. in both modes. One needle in the combined nozzle is used for water injection, and the other for fuel injection. Water injection starts before fuel injection, in order to cool down the combustion space to ensure low NOx formation, see Figures 3 ,4 and 5.
Fig.4. The combined nozzle for Direct Water Injection.
A higtvpressure water pump is used to generate water pressure of 200 - 400 bar. After filtration and dampening of pressure pulses, the water is fed to the injectors via a pressure regulating valve to give the correct injection pressure. For safety reasons, the water line to each cylinder is equipped with a sensitive mechanical flow fuse, for quick water shut-off, in case of excessive water flow.
Water injection timing and duration is electronically controlled and can easily be adjusted by programming the control unit (can be done from a keyboard), which allows selection of the optimum settings for each application. The amount of water injected, i.e. the water/Tuel ratio, is controlled by the duration of injection.
Merits of DWI* N0X reduction is efficient, typically 5060 %.* The method has no negative influence on
engine components.* The water injection system is completely
separated from the fuel side, thus enabling unaffected engine operation at water shut- off. The fuel injection system is similar to that used in the standard engine.
* Transfer to ‘non-water1 operational mode in alarm situations is automatic and instant.
* Transfer to ‘non-water’ operational mode can take place at any load.
’ Space requirements are minimal, making the system applicable also as a retrofit installation.
* Investment and operational costs are low.
Typical investment costs are 20-25 USD/kW and the operation and maintenance costs are typically equal to 4-5 % of fuel costs. These costs are significantly lower than corresponding costs for the SCR catalyst method, which typically are 4060 USDAW (investment) and 15-20 % of fuel costs (operation and maintenance).
Performance of DW INOx at heavy fuel (HFO) operation, typically 5 - 7 g/kWh' N0X at marine diesel oil (MOO) operation,
typically 4 - 6 gAWh* Injected water/injected fuel ratio, typically
0 .4 -0 .7* Engine output unaffected.
)>Water quality requirementsClean fresh water with the following propeties should be used (typical tap water or evaporated water quality):* pH: 5 6‘ Hardness: maximum 10 degree dH* Chlorine: maximum 80 mg/litre
Operational experience of DWI* Laboratory: 2000 h* M/S Aurora af Helsingborg, Wartsila
Vasa 6R32: 6000 h* M/S Silja Symphony, Wartsila 9L46:
3500 hAll main engines on M/S Silja Symphony and M/S Silja Serenade, i.e. 2 x 4 x Wartsila 9L46, will be converted for Direct Water Injection in 1999, see Figure 6.
Fig. 5. Direct Water Injection, typical water/fuel timing and duration.
Fig.6. Direct Water Injection to be installed in 1999 on all main engines onboard M /S Silja Symphony and M /S Silja Serenade, currently sailing between Helsinki (Finland) and Stockholm (Sweden).
FEBRUARI 2000- SC H IP ™ w e r f it ZEE
C la s s I fo r lo w e s t p o rt fe e• N O x < 6 g /k W h
C la s s II fo r m o d e ra te p o r t fe e• 6 < N O x < 1 2 g /k W h
C la s s III fo r h ig h e s t p o rt fe e • N O x > 12 g /k W h
D ire c t W a te r In je c tio n fu lfills th e re q u ire m e n ts o f C la s s I
D W I complies with the lowest fee class of the Swedish environmentally differentiated Port Fee systemAn environmentally differentiated port fee system has been introduced in Sweden, The system is based on classification of ships, according to their NO, and S02 emissions, and different port fees for the different classes. DWI reduces N0X emissions to below 6 g/kWh, to fulfil the requirements of lowest port fee, Figure 7.
For further information:Marrt Holmlund, Public Relations Manager, Marine.Wàrtsila NSD corporation.Tel: +358.6.3271628, fax: +358.6.3271373.
Fig. 7. Direct Water Injection complies with the Class 1, tor lowest fee, of the Swedish environmentally d iffe rentia ted Port Fee system.
S C H I P .n W E R F
■É Éi n i i f i f w . b u r o j e t .
À made by Pongnet ÜI
O osterhout, tel,: 0162 - 460840 fax: 0162 - 458497
BAF BV BUTTERFLY VALVES
Produktie - èn revisie van Butterfly Valves
JINDUSTfFIES
Contact your Clayton Consultant
Also supplier of:• Clayton Steam generators• Clayton Hot water generators
C LA YTO N N E D E R L A N D B.V.Celsiusstraat 5 ,3316 AC Dordrecht Tel.: (078) 613 9811 - Fax: (078) 613 93 47 Internet: http://www.clayton.nl Email: [email protected]
Your Steam Partner
Clayton counterflow Exhaust Gas Boilers:
Unique coil design Highly efficient heating surface Standard soot blow system Modulaire standard sections with cones for every capacity To combine in every steam system
-12 S C H IP tn W ER F * ZEE - FEBRUARI 2000
Wie zijn w ij?De Vereniging FME-CWM is de werk- geversorganisatie voor de metalektro- industrie Voor 2.800 lidondernemingen met 265.000 vaste en ongeveer 65.000 tijdelijke medewerkers behartigt zij nationaal en internationaal belangen en verleent zij diensten op sociaal, economisch en technisch gebied. Voorts zijn bij de Vereniging FME-CWM ruim 160 brancheorganisaties en secretariaten gevestigd. De activite iten vinden plaats vanuit het hoofdkantoor in Zoetermeer en vijf regionale kantoren. In totaal werken er 220 medewerk(st)ers met specialistische kennis op vele terreinen. Management Ondersteunende Diensten (MOD) en het Industrieel Technologie Centrum (ITC) zijn stichtingen van FME-CWM en staan ten dienste van de metalektro-industrie. Meer over onze organisatie en werkzaamheden vindt u op Internet (h ttp ://w w w .fm e .n l).
V e re n ig in g N ederlandse S ch e e p s b o u w IndustrieEén van de bij de Vereniging FME-CWM gevestigde brancheorganisaties waarin Nederlandse werven zich hebben verenigd, is de Vereniging Nederlandse Scheepsbouw Industrie (VNSI). Dit samenwerkingsverband van zo'n 100 werven behartigt de belangen van de scheepsbouwers en scheepsreparateurs - zowel nationaal als internationaal - op een zeer breed terrein, in tal van stuur- en werkgroepen is de VNSI, gesteund door vertegenwoordigers van de werven, actief op een groot aantal voor de sector belangrijke gebieden, zoals bijvoorbeeld nationale en internationale belangenbehartiging, opleiding, arbeidsomstandigheden, milieu en promotie van de Nederlandse Scheepsbouw. Meer informatie over de VNSI vindt u op Internet (h ttp ://w w w .vnsi.n l).
Wie zoeken w ij?
V o o r de V e re n ig in g N e d e rla n d s e S c h e e p s b o u w In d u s tr ie
zoeken w i j o p k o rte te rm ijn een
Stafm edew erk(st)erUw functie
A ls in s p ira to r v o o r h e t a a n d a c h ts v e ld p e rs o n e e ls - en a rb e id s m a rk t h o u d t
u z ich o n d e r m e e r bez ig m e t de k w a li te it v a n de re g u lie re s c h e e p s b o u w -
o p le id in g e n en b ijs c h o lin g . U b e p a a lt de s tra te g is c h e d o e le n v o o r h e t a a n
d a c h ts v e ld aan de h a n d va n s ig n a le n a fg e g e v e n d o o r de w e rv e n . Deze
d o e le n d ie n e n o m g e z e t te w o rd e n in c o n c re te ac ties . U v e rv u lt d iv e rs e taken
b in n e n de v e rs c h ille n d e v e re n ig in g s g re m ia en b e n t m e d e v e ra n tw o o rd e lijk
v o o r de b in d in g va n de le d e n aan de v e re n ig in g .
Uw profie l
U h e e ft m in im a a l een a fg e ro n d e H B O -o p le id in g S c h e e p s b o u w k u n d e m e t
m a r it ie m e e rv a r in g en a f f in ite it m e t h e t v a k o n d e rw ijs en d e a rb e id s m a rk t
in de s c h e e p s b o u w . T evens k u n t u a ls te a m w e rk e r b in n e n een k le in e
o rg a n is a t ie , p ro je c tm a tig w e rk e n .
Vo or het overige geldt:
U b e n t in h e t bez it va n een r i jb e w ijs en u h e e ft e rv a r in g en a f f in ite it m e t
in fo rm a tie te c h n o lo g ie te r o n d e rs te u n in g va n de w e rk z a a m h e d e n .
U w o o n t o p re d e lijk e a fs ta n d va n d e s ta n d p la a ts Z o e te rm e e r o f b e n t b e re id
te v e rh u iz e n . U h e e ft g een b e z w a a r te g e n een e v e n tu e e l p s y c h o lo g is c h
o n d e rz o e k a ls o n d e rd e e l va n d e s o llic ita t ie p ro c e d u re .
Belangstelling?
V o o r m e e r in fo rm a tie k u n t u c o n ta c t o p n e m e n m e t de hee r
m r. R .J. S c h o u te n , d ire c te u r V e re n ig in g N e d e rla n d s e S ch e e p s b o u w
In d u s tr ie , te le fo o n (079) 353 13 11.
U w s c h r if te li jk e s o llic ita t ie k u n t u s tu re n n a a r de h e e r W . M u d d e ,
h o o fd a fd e lin g P ersonee l & O rg a n is a tie , V e re n ig in g F M E -C W M ,
P o s tb u s 190, 2700 A D Z o e te rm e e r. U k u n t u w s o llic ita t ie o o k p e r
e -m a il v e rs tu re n (m s p @ fm e .n l).
F M E C W M
E X P E R T I S E - E N T A X A T I E B U R E A U
Reeds 80 jaa r een dienstverlenend bedrijf, gespecialiseerd in he t vaststellen van oorzaak enom vang van schaden, taxaties en inspecties op gebied van scheepvaart, alsmede expertises aan machinesen aannem ersm aterieel, ten behoeve van Assuradeuren en andere belanghebbenden.T e r verste rk ing van onze expertisedienst zoeken w ij iem and, die na een in te rne ople id ing kan gaan optreden als
E X P E R TV o o r d e ze fu n c t ie z o e k e n w ij ie m a n d m e e- Een o p le id in g M T S S c h e e p s b o u w o f W e rk tu ig b o u w k u n d e o f v e rg e lijk b a a r d o o r o p le id in g (e n ) en e rv a r in g .- Enige ja re n e rv a r in g - b ij v o o r k e u r o p re p a ra tie g e b ie d .- A lg e m e n e te c h n is c h e b e la n g s te llin g en z a k e lijk in z ic h t o m z ich in u ite e n lo p e n d e
p ro b le m e n te v e rd ie p e n .- G o e d e re d a c tio n e le vaa rd igh e id .- G o e d e b e h e e rs in g van d e N e d e r la n d s e taal.- Een g o e d e b e h e e rs in g va n d e Engelse taa l is een p ré .- E rv a r in g in e x p e r t is e - o f in s p e c tie w e rk z a a m h e d e n s t r e k t t o t aanbeve ling .- W o o n a c h t ig in d e o m g e v in g A m s te rd a m o f d e b e re id h e id z ich d a a r t.z .t. te ves tige n .
Een p s yc h o lo g is c h o n d e rz o e k kan d e e l u itm a k e n van d e s o ll ic ita t ie p ro c e d u re .
W i j b ie d e n ee n ze lfs ta n d ig e baan b in n e n een h e c h t te a m en a fw iss e le n d w e r k m e t v e le e x te rn e c o n ta c te n .
V o o r n a d e re in fo rm a tie k u n t u be lle n m e t d e h e re n Ing. B.E. V e rw e ij o f Ing. R. V o s k a m p 0 2 0 -6 1 0 7 2 6 0 .S c h r if te li jk e s o ll ic ita t ie s k u n t u r ic h te n aan d e d ire c t ie van:EXPERTISE- EN T A X A T IE B U R E A U VERWEIJ & HOEBEE O sdorper Ban 17 BC, 1068 LD A m ste rdam .
MI LI EU VRI EN DELI j KESCHROEFASINSTALLATIES
V e rh o g in g van p ro d u c tiv ite it m e t la s to e v o e g m a te r ia le n , kenn is e n o n d e rs te u n in g v a n Elga, u w p a r tn e r in la s tec h n iek .
Scheepsbouw • Chemicaliën tankers1
Offshore 1 Zware constructies1
Kranenbouw 1 Pijpleidingen 1
Elga Benelux • Postbus 1551 • 3 26 0 BB O u d -B e ije rlan d Tel. +31 ( 0 )1 8 6 - 6 4 14 4 4 • Fax. +31 ( 0 )1 8 6 - 6 4 0 8 8 0
IETS VAN DE LAATSTE TIJD?Niet voor Maprom Engineering!
B ij o n s is h e t m ilie u geen
m o d e v e rs c h ijn s e l.
W a te rg e s m e e rd e s c h ro e f
as in s ta lla tie s van M a p ro m
E ng in ee ring z ijn a l m e e r dan
30 ja a r ee n d o o r en d o o r
b e tro u w b a a r c o n c e p t. Bel voor meer informatie:
MAPROMENGINEERING B.V " 3"
M aprom Engineering b.v. M axwellstraat 22 3 3 I6 G P D o rd re c h t Telefoon: (078 )618 08 77
Q u a l i t y a n d K n o w - H o win W e l d i n g
Opleveringen door F. Kok
Van KinsbergenOp 2 november heeft de Koninklijke Marine het nieuwe instructievaartuig Van Kinsbergen, A 902, in dienst gesteld, nadat het schip even te voren was gedoopt door mevrouw L.M. van Hoof-Waters, echtgenote van de Staatssecretaris van Defensie de heer H.A.L van Hoof, en vervolgens door de bouwwerf, Damen Shipyards in Gorinchem, aan de marine was overgedragen.
Fig. 1. De Van Kinsbergen (foto: Ftying Focus).
ONTWERPDe Van Kinsbergen, bouwnummer 6914, is ontworpen om adelborsten, toekomstige onderofficieren en ander personeel van de marine vertrouwd te maken met het leven aan boord (voor velen de eerste kennismaking met de zee) en met de installaties aan boord van marineschepen. Dit laatste betreft in de eerste plaats de navigatie- en communicatiemiddelen op de brug. Daarnaast heeft b.v. het anker- en meergerei eenzelfde configuratie als op de fregatten en zijn de RIB en de bijbehorende kraan zelfs geheel gelijk aan die op de LCF-fregatten. Per reis kunnen maximaal 16 cursisten meevaren.
De Van Kinsbergen vervangt de Zeefakkel, die in 1951 door J. & K. Smit (IHC) in Kinderdijk als opnemingsvaartuig was gebouwd, maar sinds het begin van de zeventiger jaren als instructievaartuig dienst deed. De Zeefakkel had de reputatie een ‘slingerbak’ te zijn. Voor de Van Kinsbergen wordt een aanmerkelijk beter zeegangsgedrag verwacht.
De afmetingen van de Van Kinsbergen zijn: Lengte o.a. circa 41,50 m.Lengte 1.1. 35,87 m.Breedte mal 9,20 m.Holte 4,66 m.Diepgang 3,30 m.Waterverplaatsing 6 0 0 1.
Het schip is geklasseerd door Lloyd’s Register, met de notatie * 100 Al, Training Vessel,
+ LMC, UMS, en voldoet tevens aan de voorschriften van de Scheepvaart Inspectie voor speciale vaartuigen met meer dan 12 ‘passagiers’.
Het casco is gebouwd door Vervako in Heusden, waar het in verband met engineering- en bouwvolgorde op ongebruikelijke wijze, met de kop eerst, te water werd gelaten (fig. 2). Dit gebeurde op 23 april 1999.
Fig. 2. De tewaterlabng van de Van Kinsbergen (foto: Damen Shipyards).
TORUAR! 2000- S C H IP en W ER F * ZEE
INDELINGDe Van Kinsbergen is een enkeldeksschip met daarop een dekhuis van één laag met verhoogd stuurhuis.De langsscheepse indeling onder het hoofddek is:- Voorpiek, voor waterballast.- Dieptank, voor waterballast.- Drie accommodatiecompartimenten.- Machinekamer.- Machinekamerwerkplaats.- Stuurmachinekamer.- Achterpiek, voor waterballast.
Onder de accommodatiecompartimenten heeft het schip een dubbele bodem, met voorin de dwarsschroefruimte, daarachter een pij- pentunnel op hart schip en aan weerszijden daarvan tanks voor achtereenvolgens waterballast, drinkwater, weer waterballast en brandstof.In de machinekamer bevinden zich op de bodem op/nabij hart schip tanks voor grijs water (SB), zwart water en vuile olie (beide aan BB) en waterballast (hart schip). Verder zijn in de machinekamer nog een lenswatertank (voorin aan BB) en twee brandstofdagtanks (achter, SB en BB) ingebouwd.In de machinekamerwerkplaats is onder het hoofddek de smeerolietank ondergebracht. De tankinhouden (98%) zijn:
s.g.Brandstof 0,85 4 6 ,9 4 1.Smeerolie 0,90 1 ,6 9 1.Vuile olie 0,90 1 ,7 7 1.Drinkwater 1,00 4 9 ,5 6 1.Zwart water 1,00 4 ,7 0 1.Grijswater 1,00 6 ,6 5 1.Lenswater 1,01 1 ,581.Waterballast 1,025 112,331.
Het stuurhuis op het bakdek/stuurhuisdek is op een 1,50 m hoge onderbouw geplaatst, waarin AC-apparatuur en elektrtonhsche apparatuur voor de navigatiennstrumenten, met de bijbehorende kabels enz., zijn ondergebracht. Door de verhoogde opstelling is ook naar achter een goed uitzicht verzekerd, over het dak van de achter het stuurhuis gelegen instructie- ruimte heen.Het stuurhuis heeft in het front een navigatie- console over de gehele breedte, met zitplaatsen voor de commandant aan BB en voor de roerganger op hart schip. Voor de trap naar het hoofddek is het communicatiepaneel opgesteld (met apparatuur conform GMDSS- eisen) en aan SB staat de kaartentafel.
De meeste apparatuur op de brug is geleverd door Litton Marine Systems:1 x gyrokompas, Litton SR 180MK1, compleet
met bearing repeaters en stuurrepaters;1 x digitale adaptieve autopiloot, Litton
LMP/SWG-TMC;1 x magnetisch kompas, Navipol 1, met digita
le uitlezing op diverse plaatsen (TMC systeem);
1 x Ben Anthea log met repeaters;2x DGPS, Litton MX 400 series 12 channel
met 1 x remote CDU;1 x GDS101 echolood met digitale
repeaters;1 x MLR LRX 22P Loran C ontvanger met
repeaters;1 x Thrane & Thrane TT 3000 C satcom C;1 x 250 Watt ssb Litton 4000 serie;2 x VHF Litton 2048 + 2042 dsc unit;1 x Walker 2060 windset met repeaters;1 x Koden FX 7300 weerkaartenschrijver;1 x Navtex, Furuno NX 500;1 x Ibuki luchthoom.
De uitgebreide radarinstallate is geleverd door Consilium Selesmar, type MM 950.
Achter het stuurhuis en iets lager bevindt zich een instructieruimte (‘schaduwbrug’) met vier kaartentafels die per twee tafels (SB en BB) van alle navigatie-instrumenten zijn voorzien, zodat de cursisten - in vier groepen van vier - zich hier in de navigatie kunnen verdiepen.De cursisten kunnen ook op de brug de plaats van de roerganger innemen en zo het schip leren besturen. Dank zij een dubbele besturing heeft de commandant de mogelijkheid te allen tijde in te grijpen.
De accommodatie voor de vijf koppen tellende bemanning en voor drie instructeurs is op het hoofddek ondergebracht en omvat: aan SB een tweepersoons hut onderofficieren, hut commandant met aparte slaaphut, en nog een tweepersoons hut, aan de achterkant daarvan een bezemkast, een kast interne communicatie en een dagtoilet; aan BB een tweepersoons hut onderofficieren, hut oudste officier en de recreatieruimte. Alle hutten hebben een eigen sanitaire ruimte, met o.a. va cuümtoiletten. Verder naar achter liggen de gecombineerde eet/briefing/instructieruimte aan SB en de kombuis aan BB. Nog verder naar achter bevinden zich op het hoofddek: kleedruimte en afvalberging aan SB, de nood- generatorkamer op hart schip en bergruimte, verfhok en C02-kamer aan BB.Voor de 16 cursisten zijn er benedendeks vier vierpersoons hutten, elk met sanitaire ruimte, beschikbaar. Achter de hutten liggen van SB naar BB de wasserij, linnenbergplaats en (pro viand)bergruimte, met tegen het achterschot
Fig. 3. De Van Kinsbergen (foto: Flying Focus).
S C H IP en W ER F èe ZEE - FEBRUARI 2000
ONDER HOOFDDEK
TANKTOP
t " i—r
FEBRUARI 2000- SC H IP en w e r f dt z e e
Van
Kins
berg
en
Algt
INDEUNC LOR.
Fig. 5. Anker- en meergerei op de bak (foto: Damen Shipyards).
een koel- en een vriescel. Ongeveer op hart schip ligt tegen het machinekamerschot de controlekamer/schakelbordruimte.De accommodatie is volledig airconditioned.
MAC HIN E- IN STAL LAT IE
De getallen tussen haakjes verwijzen naar de pos.nrs. van het machinekamerplan, fig. 3.
De Van Kinsbergen wordt voortgestuwd door twee Caterpillar dieselmotoren (1), type 3508B DI-TA ELEC, ieder 578 kW bij 1200 tpm. Zij drijven via Vulkan elastische koppelingen (3), type EZR 1022/1110, en Reintjes tandwielkasten (2), type WAF 541, reductie 3,955:1, de Promarin vaste schroeven aan. Deze hebben vier bladen en een diameter van 1800 mm.Met deze installatie is een proeftochtsnelheid van 12,8 kn bereikt.
Tussen de hootdmotoren zijn achter elkaar op hart schip de twee Caterpillar hulpsets (4) geplaatst, elk bestaande uit een motor, type 3406C DI-TA, 260 kW bij 1800 tpm, en een generator van 300 kVA, 440 V, 60 Hz.De Caterpillar noodset bestaat uit een motor, type 3304B DI-TA, 93 kW bij 1800 tpm, en een generator van 80 kVA.Stroom voor het 24 V-net wordt geleverd door een accubatterij (18) van 240 Ah.
Ten behoeve van de verwarming zijn geïnstalleerd: een oliegestookte ketel (23), een elektrische waterverhitter (22), 90 kW, en drie Daalderop boilers (20) van 120 liter.
Verdere werktuigen in de machinekamer zijno.a.:- 1 x Alfa Laval brandstofseparator (5);- 2 x Azcue brandstoftrimpomp (6),
2,8 m3/h, 1 bar;- 1 x Azcue vuile olie pomp (7),
2,5 m3/h, 1 bar;- 2 x Libellula vuil water pomp (8);- l x Promac lenswaterreiniger (9),
1,2 m3/24h, met voedingspomp (10);- 1 x Johnson lenspomp (11),
25m 3/h, 1,7 bar.- l x Johnson brandblus/ballastpomp (12),
25 m3/h, 7 bar.
UITRUSTING
Het schip heeft twee vrijhangende spaderoe- ren, die worden bewogen door Litton Sperry eenrams stuurmachines, met gekoppelde helmstokken.In het voorschip is een Promac dwarsschroef aangebracht, met vier vaste bladen, en aangedreven door een 200 kW elektromotor.
Op de bak staan twee vertikale ankerspillen met verhaalkop opgesteld (fig. 5).Op het achterschip is een 3 1 kaapstander beschikbaar, met aan de fundatie een sleephaak bevestigd, SWL 1 0 1.De dekwerktuigen zijn geleverd door Ships Equipment Centre en worden elektrisch aangedreven.
Er is een Thorne branddetectiesysteem geïnstalleerd, dat alle accommodatie- en werkruimten bestrijkt.De machinekamer wordt beschermd door een C02-systeem.In de machinekamer is de al genoemde brandblus/ballastpomp beschikbaar. Een zelfde pomp is als noodbluspomp (35) in de ma- chinekamerwerkplaats ondergebracht.
Achterop het stuurhuisdek is aan SB een RIB van Mulder & Rijke opgesteld. De boot is 7,0 m lang, wordt voortgestuwd door waterjets en bereikt daarmee een snelheid van 25 kn. Hij wordt behandeld door een Schat Harding dekkraan, SWL 2,5 t op 6,3 m, en voorzien van constant tensioning.Aan BB is een Viking rescue boot beschikbaar, onder een Schat Harding davit.Vóór de twee boten zijn aan elke zijde twee Viking opblaasbare vlotten geplaatst, elk vlot voor 20 personen.Sinds de indienststelling is de Van Kinsbergen vrijwel dagelijks op zee geweest. Het schip functioneert tot volle tevredenheid van de Koninklijke Marine.
Fig. 6. De Van Kinsbergen is geheel onder dak af gebouwd (foto: Damen Shipyards).
FEBRUARI 2000- S C H IP en W ERF ie ZEE
r o d u c t / n /o
Vickers variabe Ie schol - ten pompenBerendsen PMC, divisie Hydrauliek, Ie vert twee nieuwe veelzijdige series variabele schottenpompen van Vickers Systems. De serie voor lage drukken heet WS, de pompen die de middel tot hoge drukken aan kunnen heten WP, De W S/W P serie is voornamelijk ontwikkeld voor de automotive- en de machine- gereedschappen industrie. Het is een zeer flexibel systeem bestaande uit 4 basisframes met de keuze uit verschillende opbrengsten en besturingen, De pompen uit beide series zijn modulair opgebouwd waardoor eenvoudig en snel het gewenste systeem kan worden samengesteld. Het ontwerp van de gecombineerde rotor en de parallel bevestigde as maakt het bovendien mogelijk om secundaire pompen zonder problemen in elk ontwerp in te passen. De W S heeft 12 verschillende opbrengsten, variërend van 6 tot 100 cm3 per omwenteling en is in 4 framegroottes leverbaar. De WP heeft 9 opbrengsten maar variërend van 16 tot 100 cm3 per omwenteling. Het aantal framegroottes bedraagt 3. De maximale toelaatbare druk is respectievelijk 150 en 160 bar, beiden voor 1800 omwentelingerj/minuut. Door te kiezen voor een ISO ot SAE montageflens, kunnen de pompen worden ingezet in vele industriële standaard installaties. Deze nieuwe serie is nog meer compatibel dan eerst en bovendien zeer concurrerend wat de prijs betreft.
Berendsen PMC BV, divisie Hydrauliek, Dhr. A. Joosten,Tel: 070.4138836, fax: 070.4138773,E-mail:[email protected] endse.com
Vrckers variabele schottenpomp voor autom otive- en gereedschapsmachines.
Rudder angle indicator with built-in powerA rudder angle indicator displays the actual position of a boats rudder. If the boat experiences a power failure, so does the indicator. ComNav of Vancouver, BC, offers its unique Stand Alone Rudder Angle Indicator (RAI) System to provide continued operation in case of power loss.The key feature of this system is its built- in power failure Indication and power failure backup. The RAI meters provide initial warning of power loss and continue to work for up to one hour after power failure by utilizing a set of internal batteries. This RAI system is capable of operating up to 15 ComNav indicator meters, and many of its standard features and options are only available on more expensive systems.ComNav's watertight main distribution box has a new, more reliable type of terminal that exerts a constant, pre-set
pressure even rf the wire becomes compressed or deformed. The box comes
with adjustable controls to set system parameters and eliminate trial and error. The system also has a data logging output used for an input to a ship monitoring system.The complete stand alone RAI system includes the rudder follower unit and linkage assembly, an RAI distribution box, one 76mm rudder angle indicator meter
and a 15.24-meter cable. The system is CE certified.
Info: ComNav, 1915 Stainsbury Ave., Vancouver, BC, Canada V5N 2M6.Tel: 604.872.3000; fax: 604.872.3955, website: www.comnavmarine.com, email: [email protected].
Firestone-catalogus op CD-romDe divisie Pneumatiek & Vacuiim van Berendsen PMC BV presenteert nu het complete productenpragramma van Fi- restone op CDrom. Deze nieuwe CD- rom is een handig hulpmiddel voor de constructeur voor het bepalen van de benodigde balgcllmders. Naast het productenprogramma zijn op de CDrom ook berekeningsprogramma's opgenomen voor het berekenen van de balgcilinder indien deze wordt toegepast als luchtcilinder, als trilling isolator of voor het opvangen van zware schokken. Van alle producten zijn nauwkeurige maattabet len, krachtengrafieken, inbouwtekennv gen en foto’s opgenomen. De inbouwte- keningen kunnen worden opgenomen in tekeningen die vervaardigd worden op een CAD-systeem met DXF-formaat. Om te kunnen werken met deze CDrom is een Penbum-processor of een 486-er met 16Mb geheugen nodig, alsmede Windows 3.1 of hoger.
Berendsen PMC BV, dhr. Joop van den Berg.Tel: 0485-337105, fax: 0485.314950, email: info,cuijk@pmcnl,berendsen.com.
New Practice-Oriented Service CD-ROM As a part of its extended services for maritime customers, Germamscher Lloyd has now released an up-todate and prac- ticeoriented Service CDRQM covering the ISM Code, STCW and Port State Control (PSC).
The CD-ROM offers detailed information on these three topics. With the aid of explanations and examples, the software if lustrâtes clearly the resulting demands for shipping companies and shipboard operations. Amongst other features, it contains notes on the continuous implémentation and updating of a safety management system according to the ISM
Code as well as detailed checklists (PSC, STCW95) and in-depth information on the services, seminars and workshops ottered by Germamscher Lloyd.The user interface makes rt possible to search for certain keywords or to work through the content systematically. The CCFROM is therefore well suited for the basic training of all staff. Not only that, it creates the optimum environment for promoting the acceptance and understanding of a safety management system throughout all levels of a company.
Wrth the information on STCW and Port State Control, used in conjunction with the appended checklists, it is for example possible to prepare for Port State Control inspections in a selective manner.
With this free service, yet another step has been taken by GL towards improving the flow of information for its clients. The new CDROM can be obtained from Head Office Hamburg.Further details:Tel: +49.40.361497474, e-mail: [email protected].
5 0 S C H IP en W ERF <k ZEE - FEBRUAFB 2000
Goede persluchtkwaliteit voorkomt problemenDe perslucht die door een compressor wordt afgeleverd, laat in de praktijk vaak heel wat te wensen over. In veel gevallen bevat deze lucht tal van verontreinigingen, die de werking van een machine of installatie nadelig beïnvloeden. Hoe problemen als gevolg van een slechte persluchtkwaliteit te voorkomen zijn, daarover gaat een compleet nieuw informatieblad dat recentelijk door Pneu/tec werd uitgegeven. Het is de eerste uitgave van de zgn. Pneu/info, een reeks publicaties waarmee het Hoofddorpse bedrijf zijn relaties van wetenswaardigheden op het gebied van aandrijftechniek, procestechniek en producthandling wil voorzien.Het eerste informatieblad gaf men de ondertitel mee: “Persluchtverzorging: wat iedere persluchtgebruiker moet weten". Centraal hierin staat de persluchtvervuï ling, die oorzaak is van veruit het grootste deel van de klachten over het niet goed functioneren van pneumatische onderdelen. Het betreft met name vervui-
ling als gevolg van stofdeeltjes die reeds in de aangezogen omgevingslucht aanwezig zijn, plus de deeltjes die door slijtage van de compressorinstallabe aan de perslucht worden toegevoegd. In de informatieve publicatie wordt onder meer aangegeven welke verontreinigingen voor de verschillende gebruikers toelaatbaar zijn. Tevens geeft men aan welke stappen kunnen worden ondernomen om de lucht tot het gewenste niveau te conditioneren. Tenslotte wordt een compleet overzicht gegeven van de producten die Pneu/tec voor een probleemloze persluchtvoorziening beschikbaar heeft.
Het nieuwe informatieblad kan worden aangevraagd bij: PneuAec B.V.,Postbus 416,2130 AK Hoofddorp.Tel: 023.5699090, fax: 023.5632465, e-mail: [email protected].
Pneumatische cilindersDe ISO 9001-gecertificeerde divisie Pneumatiek van Berendsen PMC ontwikkelt en produceert in eigen huis een serie pneumatische cilinders voor toepassing in de ventilatietechniek. In totaal is de cilinder leverbaar in diverse uitvoeringen zoals enkelwerkend, met en zonder ingebouwde (gas-tveer. dubbelwerkend, met bodem- en/ol dekselgrendel en met bu- naN of silliconenrubber stofbalg. Tevens zijn speciale cilinders leverbaar voor toepassing bij hogere temperaturen. Dankzij het gebruik van een gasveer bij een van de modellen beschikt dit type cilinder over een relatief grote veerkracht bij een geringe inbouwmaat. Al deze pneumatische cilinders zijn leverbaar met een zuT gerdiameter van 20 tot en met 70 mm en een slaglengte van maximaal 1000 mm. Naar keuze kunnen de cilinders worden vervaardigd van brut aluminium of geanodiseerd aluminium. De zuiger-
Acquisitle Lokomec Finland, door Denison Hydrauiics Benelux B.V. Denison Hydrauiics Benelux B.V. in Dordrecht is een onderdeel van de internationale Denison groep met 2000 medewerkers en een totale omzet van USD 160 miljoen. In Dordrecht heeft Denison Hydrauiics 35 medewerkers in dienst en realiseert een omzet van ± 20 miljoen perjaar.Denison International Ltd. met fabrieken in Hilden Duitsland, Vierzon frankrijk en Marysville USA., heeft haar activiteiten uitgebreid met een fabriek in Tampere Finland.Lokomec is producent van hydraulische manifolds van relatief klein, groot, tot manifolds met gigantische afmetingen en gewichten. Deze laatste worden vooral gebruikt in de offshore industrie. Lokomec is gespecialiseerd in het ontwerpen, samenbouwen en testen van deze manifolds, waardoor een compleet hydraulisch product wordt gefabriceerd. Manifolds met afmetingen tot 2 meter hoog en 4 meter lang met een totaal gewicht van 14.500 kg, een oliestroom tot20.000 lit./min. worden o.a. ook ontworpen en samengesteld, Dit blok met in totaal zo'n 250 ventielen herbergt o.a. ook cartridges met NG100 afmetingen en groter. De toegepaste werkdruk voor dit manifold bedraagt 350 bar. Lokomec is één van de weinige producenten die deze grote blokken fabriceert.Naast deze specifieke offshore toepassingen ontwerpt en bouwt Lokomec ook
stangen worden in alle gevallen uitgevoerd in roestvaststaal. Indien gewenst kunnen eveneens in eigen huis vervaardigde schakelkasten voor individuele aansturing van ventilatoren en centrale CO 2-aan sturing (brandventilatie) enalarmkasten worden meegeleverd. Na genoeg alle cilinders uit het ventilatiepro- gramma zijn gecertificeerd volgens VdS, Kenmerkend voor de grendelcilinders uit deze serie is dat ze zich automatisch in de eindstanden mechanisch vergrendelen, zodat bij drukuitval de cilinder in zijn positie geborgd is. Dankzij deze laatstgenoemde eigenschap zijn de cilinders bij uitstek geschikt voor toepassing in de brandventilatie en in het kader van inbraakpreventie.
Berendsen PMC BV, dhr. T. Blom.Tel: 0485.337120, fax: 0485.314950,E-mail: [email protected].
manifolds voor de mobiel industrie, zoals voor kranen, bosbouw machines, maar ook voor de industrie en scheepvaart. Lokomec heeft ook een 4 /3 proportioneel stuurschuif ontwikkeld die zeewater bestendig is en proportioneel kan regelen met capaciteiten van 250 (/min. l/m 1200 (/min. Deze stuurschuiven zijn verkrijgbaar voor manifold montage of flens montage en zijn geschikt voor 350 bar werkdruk.Indien u geïnteresseerd bent in één van bovengenoemde producten, neemt u dan contact op met de afdeling verkoop.
Denison Hydrauiics Benelux B.V., Pascalstraat 100 ,3316GR Dordrecht Tel: 0786179900, http:\www.demsonhydraulics.com
Alles in één waterdruk- systeemJabsco heeft het voor ieder die een wa- terdruksysteem aan boord wil installeren zeer eenvoudig gemaakt. In haar nieuwe 'Ultra Max' zijn alle benodigde elementen in één eenheid verenigd. Een Par Max 4 waterpomp met een debiet van 14,4 liter per minuut kan in hogedruk of lagedruk uitvoering geleverd worden. Hierop zijn aan de ene zijde een voorfilter en aan de andere zijde een 1-liter accumulatortank aangesloten. Deze laatste is een vooraf onder druk gebracht balgtype, die het voordeel heeft nooit opnieuw opgeladen te hoeven worden.Deze drie elementen zijn op een op rub- bervoeten gemonteerde grondplaat aan-
Fairplays new edition of Marine Computing and Internet GuideFairplay Publications has released the 2000 edition of the Marine Computing and Internet Guide, a comprehensive directory of computer software suppliers, products and services for the worldwide maritime industry.The 2000 Marine Computing and Internet Guide contains updated details on more than 380 companies and 1,280 product descriptions for specific software packages, including over 160 new software products introduced in the past year. Also included in the annual publication are over 1,800 Internet addresses for the marine industry.The Fairplay Marine Computing and Internet Guide is published on CD-ROM as well as the printed volume. The CD ROM version comes with the printed version at no additional charge, and contains free demos of software packages, permitting the user try out some of their functions.The guide provides a wealth of information on software suppliers and their products, including application areas, hardware requirements, operating systems, software version and date,
pricing data, installations and a narrative description of the software’s functionality. The directory is extensively indexed to assist the user in finding suitable software for specific applications.Fairplay Publications Ltd. is an international publishing and information services company based in the United Kingdom. The company publishes the marine journal Fairplay International Shipping Weekly and a wide assortment of specialised books and directories. Fairplay also provides computerised information products and services, including ship and port databases, specialist reports and data analysis. More information on Fairplay publications and services, as well as daily updates of shipping industry news, can be found at www.fairplay.co.uk.Cover price for the Fairplay Marine Computing and Internet Guide is £ 125 or $ 200 (USD). Copies may be ordered from Fairpte/s offices in the United Kingdom (+44.20.86452820), Singapore (+65.292.1625) or United States (+1.305.262.4070), or by email at sale [email protected].
FEBRUARI 2000 - SC H IP in w e r f de z e e 51
Nadere inüchttngen en een lijst van plaatselijke leveranciers verkrijgbaar bij: Jabsco, Bingley fioad, Hoddesdon,Hertfordshire, EN 11 OBU, Engeland.Tel: +44.1992.450145, fax: +44.1992.467132.
Nieuwe Ultra Max waterdruk set van Jabsco
gebracht dat verticaal op een schot of vlak op een vloer vastgeschroefd kan worden. Ultra Max is zelfaanzuigend tot 1,5 meter en kan daarom op de meest geschikte plaats geïnstalleerd worden. De eenheid wordt geheel bedraad en met van kleurcode voorziene aansluitingen geleverd, Voor volledige installatie hoeft men daarom alleen de inlaat- en uitlaatslangen en één positieve kabel aan te sluiten,Ultra Max levert een oplossing die tijd, kosten en ruimte bespaart aan boord van zowel plezier- als beroepsvaartuigen.
BEWUST OMGAAN MET ENERGIE BIEDT
ONDERNEMERS EXTRA BELASTING
VOORDEEL
--------------
Mechanical problems?
root failure analys is o f • d a m a g e o r failure• freq u en t a larm s• e xcess ive m a in te n a n c e
• m easu ring services ► all m ech an ica l p aram eters • v ibration, stress, p ressure torsion, etc
• m u lti-channe l recording• m u lti-channe l analysis
• cond ition m onitoring• Lloyds, D N V , G L , A B S , B V in tegration specifications
• m arin e propulsion trains• auxiliary e q u ip m e n t F E M m odelling m etallurg ical analysis
STANDNUMMER N512
Holland Pavillion
Techno Fysica bv y j 1P O B ox 351 \y\2 9 9 0 A J B aren d rech t I I?P h o n e :+ 3 1 -1 8 0 -6 2 0 2 1 1 p i Jfa x :+ 3 1 -1 8 0 -6 2 0 7 0 5 TECHNO FYSICA
CONTACTPERSOON:
ADRES:
POSTCODE EN PLAATS:
Hi/if Ministerie van Economische Zaken
VRAAG DEZE GRATIS BROCHURE AAN
OVER DE ENERGIE- INVESTERINGS-
AFTREK (EIA) IN 2000
De EIA biedt ondernemers die investeren in energiebesparende bedrijfsmiddelen en duurzame energie, direct financieel voordeel.Wanneer u onderstaande bon invult, ontvangt u gratis de uitgebreide brochure over de EIA en een aanvraagformulier. De brochure bevat onder meer een lijst van energiezuinige investeringen die worden beloond met extra belastingvoordeel. Wanneer uw energiezuinige investering ook op de Milieulijst 2000 van de VAMIL-regeling staat, heeft u nog meer belastingvoordeel.Ook hierover leest u alles in de ElA-brochure.
Vul deze bon in en stuur 'm naar Senter, Antwoordnummer 2171,8000 VB Zwolle. Faxen kan ook naar (038) 454 02 25.U kunt de brochure ook aanvragen bij de Belastingdienst: via internet www.belastingdienst.nl of via de BelastingTelefoon voor ondernemers (0800) 04 43. Bij de Belastingdienst kunt u ook terecht voor de VAMIL-brochure.
BEDRIJFSNAAM:
52 S C H IP « W ER F <tr ZEE - FEBRUARI 2000
w e t e n s w a a r d i g h e d e n
Uit Nieuwsbrief van Dutch P.& I. Services B V. no. 28 en 29 [april en juli 1999)
Een 'belegen’ vonnis?Er wordt regelmatig geglimlacht over de procesduur in ontwikkelingslanden als India en Egypte, maar enige bescheidenheid is op zijn plaats, want in Nederland kan het ook wel eens ‘etfe’ duren en ook bij onze zuiderburen is procederen vooral een oefening in geduld.
Het vervoer van spiegelglas vond plaats in december 1979, het Hof van Beroep te Brussel deed In januan 1998 de, naar mag worden aangenomen, finale uitspraak. Niettemin is een aspect van het vonnis zeker nu nog van belang. De betreffende containers werden op dek vervoerd. Het cognossement bevatte een clausule waarbij de vervoerder de vrijheid had om te beslissen of de containers onder of op dek zouden worden vervoerd. Er werd geen bemerking gemaakt op het cognossement dat de betreffende containers op dek zouden worden vervoerd. Door slecht weer ontstond schade aan de inhoud. De oorzaak werd door claimanten niet betwist.
Het Hof van Beroep besliste dat het schip geen beroep kon doen op 'peril of the sea’ of overmacht en dat er ook geen beroep kon worden gedaan op beperking van de aansprakelijkheid.
Het Hof van Beroep kwam tot deze beslissingen omdat 1) er geen ‘carried on deck’ op het cognossement werd vermeld en 2) dat niet (voldoende) door de vervoerder was aangetoond dat het hier een speciaal gebouwd containerschip betrof en 3) ook niet door de vervoerder werd aangetoond dat de containers degelijk aan dek gestuwd waren nu de containers aan zwaardere vervoemsico's onderworpen waren dan indien zij onderdek vervoerd werden.
Schade aan goederen voor inladingIn de ‘Anzer’ deed de Rechtbank te Antwerpen enige principiële uitspraken. De zaak betrof schade aan goederen die ontstond nadat de goederen door de la- dingbelangbebbenden bij de stuwadoor van de (lijn)rederij was afgeleverd maar voordat de goederen aan de tackle’ van het schip waren bevestigd, m.a.w. de schade was veroorzaakt tijdens manipulaties van de stuwadoor voor belading. De schade is dermate groot dat de kisten niet kunnen worden geladen en achteraf blijkt dat de inhoud een total loss' is. Ladingbelanghebbenden en hun la- dingverzekeraars spreken zowel de stuwadoor als de zeevervoerder als de eigenaar van het schip aan. De Rechtbank stelt vast dat het zeevervoer aanvangt op het moment dat de goederen bij de stuwadoor van de zeevervoerder zijn aangeleverd.
Inzake de verzekeraars beslist de Rechtbank dat deze slechts een vorderingsrecht hebben voor zover zij de verzekerde schadepenningen hebben uitgekeerd. In het geval dat gedaagden hierom vragen moeten verzekeraars bewijsstukken van de betaling overleggen.
Inzake de ladingbelanghebbenden stelt de Rechtbank dat deze, ongeacht of en in hoeverre zij door verzekeraars zijn schadeloos gesteld, altijd zelf een vorderingsrecht hebben. Ladingbelanghebbenden en hun verzekeraars slagen niet in hun directe actie tegen de stuwadoor, ook al zou de schade door ruwe behandeling door de stuwadoor zijn ontstaan. De stuwadoor kan wé, aldus de Rechtbank, onder een contract aangesproken worden maar ladingbelanghebbenden en/of hun verzekeraars hebben zo'n contract niet met de stuwadoor. De zeevervoerder is volgens het B.W. en de Zee wet niet aansprakelijk voor schade die ontstaan is voordat de goederen onder tackle’ zijn. Omdat de goederen waren achtergebleven was er geen cognossement uitgemaakt en daarom kan de eigenaar van het schip niet worden aangesproken.
Naar aanleiding van enkele vragen nog het volgende:Er dient een onderscheid te worden gemaakt tussen 'regelend' recht en 'dwingend' recht. In beginsel mag men niet
contractueel van dwingendrechtelijke bepalingen afwijken. Algemeen wordt aangenomen dat de Hague Visby Rules dwingendrechtelijk gelden trom tackle to tackle'. Dat betekent dus dat de vervoerder in die periode zijn aansprakelijkheid niet kan uitsluiten. Dat mag hij echter wel voor de penode vóór belading en na lossing. Immers voor die perioden gelden de Hague Visby Rules naar de meeste rechtssystemen niet dwingendrechtelijk. Dat is ook de reden waarom veel cognossementen een zogenaamde 'before and after' clausule bevatten waarin de aansprakelijkheid voor schade erj/of verlies van de lading 'before loading and after discharge' is uitgesloten.
De vraag wanneer het zeevervoer aanvangt is een separate vraag. In veel rechtssystemen neemt het vervoer zijn aanvang op het moment dat de goede ren bij de stuwadoor van de zeevervoerder zijn aangeleverd. Daarmee vangt dus ook het aansprakelijkheidsregime van de Hague Visby Rules aan. Zoals gezegd is dat regime op dat moment nog met dwtn- gendrechteljk zodat aansprakelijkheid in beginsel rechtsgeldig wordt uitgesloten. Die mogelijkheid vervalt bij inlading.
Wij zoeken:
SCHEEPSBOUWKUNDIGE ONTWERPERS
KIJK OP
WWW.CONOSHIP.COM
FEBRUARI 2000 - s c h ip m w e r f * z e e 53
y n t e r n a t i o n a l M a r i n e A c c i d e n t R e p o r t i n g
MARS REPORT No. August 1999De MARS-reports zijn een initiatief van “The Council of the Nautical Institute". De rapporten worden vrijwillig opgemaakt en verzonden door gezagvoerders van schepen en door andere autoriteiten die kleine ongelukken of hearmisses' meemaken.
MARS 99032 Accidents can happen, even on a well run shipOn a calm day the Chief Engineer and myself decided to take the diagrams in order to assess the engines performance. Shortly after the start of what was to be a routine task, the Chief informed me that the indicator cock was leaking and that the engine would have to be stopped. After replacing the faulty indicator cock and restarting the engine, the Chief reported that he nearly burnt his face and a fire nearly broke out at the time of the incident when he initially installed the indicator cock.Upon investigation we found that the thread of the indicator cock's connection was faulty and that both the protecting nuts and covers to guard against such occurrences had been removed by a previous crew. I felt quite shocked by the fact that such guards had been removed, probably a long time ago and that it had not been noticed during engine overhauls. The purpose of this report is to guard everyone from appearances, This incident occurred on an otherwise very well maintained vessel which is managed and owned by a reputable company.
MARS 99033 Not Giving WayOwn vessel, a 40,000 dwt product tanker departed the harbour about half an hour before a midsize chemical tanker. When I took over the watch at midnight, the same vessel was visible 1 point forward of my port beam at a range of 5nm and I could clearly see her green sidelight. The ARPA plot showed her to be steering 188 degrees true at a speed of about 12.5 knots. The CPA was 4 cables and she was passing ahead of own vessel. A compass bearing was taken and remained steady.
As we were getting into a close quarters situation, I finally called her on VHF Channel 16 and asked the OOW to clarify his intentions. The following are excerpts from the conversation:
1. other vessel: “You are overtaking me”. With sidelights visible???? The fact that I had left harbour 30 minutes before him seems to have missed his attention.
2. other vessel: “If I alter to starboard, I will head for the oil field” . The oil field was 12nm away on my starboard side.
3. other vessel: “If I alter to starboard, I will have to make a large alteration. You alter to port".
This particular OOW does not appear to understand COLREGS Rule 17 (a) (ii) and Rule 17 (c).
It was only after I had threatened to report the matter to his company that he finally offered to alter course to starboard round my stern. However, by this time, I had already initiated a round turn to starboard and thus asked him to maintain his course and speed,
MARS 9903-f Watchkeeper SunbathingOwn vessel was approaching the Dover Strait Deep Water Route bound north east. It was daylight and good visibility. This vessel was a large bulk carrier with a draught of 17.5M, course 040", speed 13 knots and a licensed Deep Sea Pilot had the 'con'. Deep draught signals were being displayed and the vessel was featuring in the half-hourly safety broadcasts by Gris Nez Traffic and Dover Coast Guard.
We were being overtaken by a Handy Size Bulk Carrier with a draught of approximately 6M on our port side. He was attempting to pass close ahead (CPAO.lnm) and heading for the Deep Water Route. Repeated calls on VHF elicited no response. A whistle signal made by us alerted a person observed sunbathing on the other ship’s starboard bridge wing, whereupon he responded to the VHF, altered course to port and reduced speed.
At this stage Gris Nez intervened and asked for information. They advised that the other ship had already caused them problems and that they would follow up the case. Gris Nez then instructed the other vessel to proceed south of Sandethe, the correct route for her draught.
Official ReportsThe ancient mariner would describe the following event as yet another ‘radar assisted collision’ and one can reasonably ask, “Do we ever leam r Here we have two vessels approaching one another in poor visibility. The radars on both were functioning correctly and the mate on watch on each vessel detected the other in sufficient time to take appropriate action to avoid a close quarters situation. And yet, by the failure to interpret radar displays correctly, a collision took place. The Report is taken from the UK MAIB Safety Digest 1/99.
On 19 August 1997 Antonia B was on passage from Immingham towards Calais with a cargo of petroleum coke. The mate was on watch. On the same day the Ilona G was in ballast on passage from New- haven and bound for Boston. The mate was also on watch, the time was shortly after 1200 and in both vessels the master had just been relieved and was below. Both vessels were managed by the same company. Antonia B was exhibiting normal steaming lights. The radar was set initially on the 6 mile range scale with ship's head up and fixed range rings displayed. After taking charge of the watch at about 1200, the mate changed the radar setting to 3 miles range off-centre, which gave an ahead range of about 4.5 miles. The VHF was monitoring CH 16 with the volume turned up, the auto pilot and watch alarm were operational and the vessel’s position was being fixed at about 30 minute intervals by GPS navigator and by radar. A fog signal was not being sounded; it was not the normal practice to do so unless there was dense traffic in the vicinity. Steering was by autopilot and the course was set 185’ . Her speed was about 8 knots.
Ilona G was also exhibiting normal steaming lights. The radar was set initially on the 6 mile range scale with the ship's head up. After taking over the watch, the mate changed the setting to north up without fixed range rings displayed. As in Antonia B, the VHF radio was monitoring Ch 16 with the volume turned up, the autopilot and the watch alarm were operational and the vessel’s position was being fixed at about 30 minute intervals. A fog signal was not be mg sounded because, again, it was not the normal practice to do so unless there was traffic in the immediate vicinity. The course was set at 008‘ and her speed was about 8 knots.
There is conflicting evidence with regard to the position and movement of other vessels in the vicinity during the period leading up to the collision but at 1210, an overtaking vessel was on the port side of Antonia B at about 1 mile range.
Antonia B’s mate observed a radar echo fine on the starboard bow at a range of about 4 mites which he monitored by means of the E8L and VRM, With the aid of a ruler, he estimated that the other vessel was on a nearly reciprocal heading and would pass down his starboard side at a range of between 4
54 S C H IP rn W ER F * ZEE - FEBRUARI 2000
and 5 cables. He assessed this to be satisfactory and not a dose quarters situation. Shortly before this time, the mate on watch on the northbound Iona G observed a radar echo on each side of the heading line at a range of about 6 miles. Although his radar was equipped with an automatic history plotting facility, he omitted to use it on this occasion. His interpretation of the situation was that the vessel on the port bow had an obligation to keep out of his way while he was required to keep out of the way of the vessel on his starboard bow. He therefore planned to alter course to starboard when the vessels ahead had closed to about 2.5 miles range. He expected the vessel on the port bow to do likewise.
position of * ANTONIA B at 1200
45 Inner Gabbard
* 1230
V A pprox pos'n o f* collis ion a t 1240
/
^ estim ated approx * pos’n at 1230 IIIIII1 position of
* ILO NA G a t 1200
When the two contacts had closed to 3.5 miles, Ilona G's mate switched on the fixed range rings and called on the VHF radio Ch 16, “the two vessels either side of the vessel heading north, please let me know your intentions?" He then heard, “Yes, I can see you,” and observed the radar echo on the starboard bow move to starboard and pass astern of the echo on the port bow. This VHF exchange was not heard by Antonia B. Using the EBL to monitor the bearing movement of the echo on the port bow, Ilona G’s mate found it to be on a steady bearing. When it had closed to 2.5 miles range, he called on the VHF Ch 16, "the vessel approaching me at 2.5 miles, please tell me your intentions?" Receiving no reply, the mate decided to take action to avoid a close quarters situation by altering course to starboard. He called on Ch 16 saying, "I am going to starboard", and then altered course by 10' to starboard.
At 1230, the mate on the Antonia B fixed his vessel’s position and, finding himself to starboard of the planned track, altered course 5 ' to port. He continued to monitor the echo ahead which he held at about two points on the starboard bow at a range of between one and two miles. On board the Ilona
G meanwhile, the radar echo on the port bow continued to approach on a steady bearing and, at about1.5 miles range, the mate called on Ch 16, "vessel approaching at 1.5 miles, you are coming down my bearing line, I am going to alter further to starboard." He then altered the autopilot setting by a further 2 0 ' to starboard.
At about 1 mile range, the mate on the Ilona G altered course to 045 ' and then switched to manual steering. Shortly afterwards, he altered course further to 083' and then saw the other vessel end on at about 4 5 ' on the port bow. He called on the VHF, “I am going hard to starboard," and then applied full starboard helm. None of these communications were heard by the mate of Antonia B. Antonia B’s mate then suddenly saw the port side of Ilona G on his starboard bow. He changed to manual steenng and applied full starboard helm. It was too late. Her bow struck the port quarter of Ilona G at an angle of approximately 40 '. Communication between the two vessels was established. The damage to both vessels was confined to the areas above the waterline and allowed them both to proceed without assistance. Nobody was injured and there was no pollution.
The Lessons1. The radar display aboard the Antonia B was operated with ship's head up. While accepting that some officers like this mode, it has great disadvantages. Most mariners discarded its use as a reliable aid many years ago. It limits the accurate determination of other vessel's movements and relies heavily on the relative bearing movement which is invariably done by visual observation. As mariners are told over and over again, “Assumptions shall not be made on the basis of scanty information, especially scanty radar information’’.2. Prior to sighting Ilona G visually, the mate of the
Antonia B failed to establish that a risk of collision existed. Contributory reasons for not doing so might have included:
" An awareness that his vessel was already west of the intended track and that further alterations to starboard would increase the distance off track;
* An apparent confirmation of his early assessment that a risk of collision did not exist because the relative bearing of the radar echo ahead of him (Ilona G) opened significantly following his alteration of course to port at 1230; and
* His temporary inattention to the traffic situation while he fixed the vessel's position on the chart.
3. Despite his watchkeeping experience, the mate of the Ilona G failed to appreciate that both vessels had an obligation to take avoiding action in ample time. Although he eventually altered course to starboard he should have acted much sooner and more boldly, so that his actions would have been obvious to the other watch- keeper.
4. Ilona G’s mate attached great importance to communicating his intentions on VHF rather than
complying fully with the Collision Regulations. The practice of talking to an unknown vessel by VHF in fog to try to resolve manoeuvring intentions is potentially very dangerous. Many, many watchkeepers have been seriously tempted to do this. It is so simple the argument goes, all you have to do is tell the other vessel what you are up to and all will be well. Real life expenence and a few moments considered thought identify the flaws. If you are watchkeeping in poor visibility and an unknown voice suddenly comes over the VHF saying that he is altenng course to starboard, you are faced with far more questions than answers. Apart from anything else, which of the several ships you may hold on your display is making the transmission? In this case, the mate of the Antonia B did not hear any of the Ilona G’s radio communications. Ilona G’s mate thought he was being helpful but, in the event, only lulling himself into a false sense of security.
5. The avoiding action taken by the mate of the Ilona G consisted of several small alterations of course to starboard. Identifying these correctly on another radar is extremely difficult whereas one bold alteration early on would have been obvious.
6. Neither vessel reduced speed. Even at the last moment the impact might have been avoided or, at least, minimised had the mate of Ilona G reduced speed to a minimum when a close quarters situation could not be avoided.
7. Neither vessel had a lookout posted despite clear statutory and management company standing orders. Although the officers of the watch in both vessels were fully aware of the approach of the other and the lookout would have played no part in the initial detection, a dedicated pair of eyes might have made a visual sighting a few seconds earlier to enable last minute avoiding action to be taken. Lookouts should be told what to look for, and listen to, in fog, The first indication of another vessel might be the sudden appearance of a dark shape in the gloom but it is more likely to be the bow wave or the steaming lights. One of the first questions an officer of the watch might ask his lookout once visual contact had been made is, “What's his heading?" How many lookouts would be able to give an effective answer without being trained?
8. Accident investigations such as this often reveal that the vessels involved have not been making sound signals. Although the Rules were made in the days before radar, ARPA, traffic separation schemes and VHF, they can still make a major contribution to the prevention of collisions at sea. It should never be assumed that the other vessel has a radar. Yachts, for instance, may not and will be relying on hearing a fog signal to give warning of an approaching ship.
FEBRUARI 2000- s c h ip tn w e r f * z e e
L i t e r a t u u r
SWZ 0002-01The global shipbom e Autom atic Identification System (AJS) - a firs t hand account o f the state o f the artOltmann, J.H.; Bober, S.; Preuss, R.D. Intern. Cong. Ship and Maritime Transport (072751), 199909, pg-367, nrpg- 9, dr-3, ENGA definition is given of the global shipbor- ne Automatic Identification System (AJS) in terms of performance requirements. Important functional limitations are pointed out, too, concluding that the AIS in fact is a safety device and should neither be seen as a means for general data communication nor will it replace radar. The most important basic assumptions and conditions for the operation of the AIS are highlighted, such as carriage requirements for all relevant vessels, the international standardization, the required system capacity with respect to traffic intensity and operational update needs, VHF frequency requirements and safety-related system design. This paper then turns to the Broadcast-AIS system concept. Results of trials within the BAF- EGlS-proiect as well as intention and concept of the German “Trials on AIS Conformity" are included. 0210232
SWZ 0002-02Holistic approach to passenger ship safetyEknes, A.; Wiklund, K.M.Intern. Cong. Ship and Maritime Transport (072751), 199909, pg-355, nrpg- 11, ta-1, dr-7, ENGA holistic approach to passenger ship safety includes consideration of many different aspects of the shipping industry. Is one sure that everyone in this industry has the same understanding of “safety”? Can one ensure that the safety of a new passenger ship will be satisfactory by adopting the current international rules and regulations? Are the onboard operational procedures suited to tackle decisions in case of emergency? Is it possible that development of new safety systems contribute to false safety perception because the designer has inadequate knowledge of the actual working processes onboard? The questions are many and the authors do not answer them all. They focus on some of the basic items that need to be considered in a “holistic' approach. 0111401; 0211430; 0211431
SWZ 0002-03Evolutionary tra jec to ry p lanning of ships in navigation tra ffic areasSmierzchalski, R.Journal of marine science and technology (001425), 199901, 4 /1 , pg-1, nrpg- 6, dr-6, ENGBy taking into account certain boundaries of the manoeuvring region, along with navigation obstacles and other moving ships, the problem of avoiding collisions in navigation traffic areas was reduced to a dynamic optimization task with static and dynamic constraints. In heavy navigation traffic areas and within coastal zones, correct selection of a ship’s speed, when accompanied by the necessary trajectory changes, is a crucial element of safe navigation. This paper presents a modernized version of the evolutionary ship trajectory planning system in which a new parameter was introduced, namely changes of the ship's speed along particular sections of the trajectory. 0211010; 0211110
SWZ 0002-04C riteria and standards o f d irectional instability of shipsKobyfinski, L.HydronavManoeuvring (071396), 199909, pg-384, nrpg-7, gr-4, ta-1, dr- 1, ENGExisting standards of manoeuvrability of ships do not include standards related to directional stability. In the paper various proposals for the criteria and allowable degree of direction instability are summarised. Tests were performed on the possibility of steenng the directionally unstable model on straight course by a number of pilots in order to assess the allowable degree of directional instability. The relation between the spiral loop width of a directionally unstable ship and overshoot angles taken from zig-zag tests was checked by testing two models. 0150300;0150400
SWZ 0002-05High speed diesel engines: balance sought fo r operator prio ritiesWoodyard, D.Speed at sea (003093), 199910, 5/5, pg-20, nrpg-5, gr-2, dr-2, ptv-6, ENG High speed diesel engine designers target the best balance between key parameters such as tow specific fuel con
sumption, low weight/power ratio and extended engine service life to suit a particular application. 0160121
SWZ 0 0 0 2 0 6On the c rite rion o f ships em ergency stoppingGofman, A.D.; latsouk, I.V. Hydronav-Manoeuvnng (071396), 199909, pg-310, nrpg-7, gr-3, ENG The absolute majority of ships come up IMO "Interim Standards” not more than occasionally, their hulls and propellers being designed exclusively to meet the requirements for speed, and tonnage and propulsion coefficient. The parameters the stopping distance really depends on are: the time of power plant reverse, the astern engine power and the reverse propulsor effectiveness. One of the ways to standardize the ship ability for emergency stopping is to unite all the three parameters in a joint criterion: non- dimensional part of full ship motion energy cancelled by the power-plant-propuls- or system working astern. The paper contains an attempt to develop a new criterion and statistic data confirming the possibility of its adoption. 0150421
SWZ 0002-07Consideration about the guidelines on safety of ballast w ater exchange at seaBielanski, J.HydronavManoeuvring (071396),199909, pg-262, nrpg-10, ta-5, dr-3, ENGThis paper presents the stability and bending moments analysis for three typical ships during ballast water exchange at high sea. The conclusions suggest some constraints for safe operations with bat lasts. 0130122:0150200
SWZ 0002-08Double hull bulkers fo r the carriage o f ca rgo which m ay liquefyAbicht, W.Jahrbuch der Schiffbautechnischen Ge- sellschaft (002845), 199908,91/1997, pg477, nrpg-5, gr-2, dr-3, ENG In the BC Code efforts are made towards a safe carriage of bulk materials which are liable to liquefy. However, the rules are not as effective as they could be. Only in those cases in which the average moisture content exceeds the “transpor-
Maritiem Irtformatie- centrum/BTUD
Kopieen van de hier vermelde artike- len iff] tegen betaling verkri)gbaar bq:
Maritiem Informabe Centrum Mekelweg 2, 2628 CD Delft Tel: 015.2786663 Fax: 015.2786855 E-mail: [email protected]
Bij bestelling van artikelen dient u het SWZ-nummer van het abstract op te geven.
De bibliotheek van het Maritiem Infor- matie Centrurn/BTUD is geopend op werkdagen van 11.00 tot 16.00 uur.
table moisture limit", special divisions or constructions are required. If the moisture content is below this limit, precautions against an eventual shift of cargo do not have to be taken and the material may be carried in any cargo vessel. Unfortunately, the moisture content is not a reliable criterion. Cargoes which are known for their latent risk of liquefaction, may totally or partly move like a liquid even when the moisture content is below TMl. Therefore, it is proposed to carry all cargoes which may liquefy, in effectively subdivided bulk carriers. 0220453
SWZ 0002-09Are there lim its to growth fo r ships’ size and speed?Poebls, H.C.lnt.Congr. Ship and Maritime Transport (072751), 199909, pg-77, nrpg-12, ENGThe author discusses reasons and conditions for increasing size and speed of certain ship types. Occurring limits and their effects are identified. 0120335
SWZ 0002-10Do nan fie ld decom m issioning proje c tKirby, S.Offshore Technology Conference, OTC (076450), 199905, 3, pg-211, nrpg-9, gr-1, dr-3, ENGIn 1997 the Donan field reached the limit of economic production. BP Exploration successfully agreed a field decommissioning programme with the DTI. It was carried out in February 1998, using a light well intervention vessel, CSO Seawell, to abandon the wells and remo
56 S C H IP rjt W ER F <fr ZEE - FEflfitlAB 2000
ve the subsea infrastructure. The abandonment of the Donan field was carried out safely and with no harm to the environment It was not delivered within its original budget, but still represented significant saving over other abandonment options. It provided substantial learning for BP Amoco, which is now incorporated into the organisation for future operations. 0620116
SWZ 0002-11Design problems of unconventional propulsors fo r fast c ra ftSzantyr, J.Hydronav-Manoeuvring
(0713%), 199909, pg-131, nrpg-10, gr-7, ta-5, dr-1, ENGThe paper reviews design procedures available for design calculation of several types of propulsors suitable for fast craft. Waterjet propulsors, surface piercing propellers and supercavitating propellers are included. Comparative analysis of advantages and disadvantages of these propulsors is presented. Procedures and algorithms available for initial design are concisely described. Assessment of the accuracy of the design procedures is presented on the basis of experimental data. A comparative example of the preliminary propulsion analysis for a fast patrol boat using different pro-
pulsor configurations is described. Conclusions include advice for rational selection of propulsors for fast craft. 0160400;0112100;0150110 SWZ 0002-12
Com puter aided prediction o f velocity fo r sailing vessels and yachts(Msievwcz, B.Hydronav-Manoeuvring1071396), 199909, pg-52, nrpg-12, gr-18, ta-2, dr-6, ENGThe paper presents a theoretical and numerical model for the computer aided prediction of velocity and stability of sailing vessels and yachts. The method proposed is an alternative to those publis
hed elsewhere. The mathematical model is based on a system of equilibrium equations in a steady-state sailing condition, withtn the three degrees of freedom and includes a sail-setting optimisation. The options are foreseen for maximisation; of minimisation of driving or side forces generated on sails alternatively. 0150410:0150300.
<9is>0u3
U l l V I M l - I N D i I V III K IN .,■ 'Ill K I M
YtJUR / .I f A \R I-\D I-\
Bulk? Containers? Hout? Papier? RoRo? Vloeibare lading? O f toch m aar liever... Korte o f langere periodes varen bij diverse rederijen? D at kan!Bezoek onze website www.eurosailor.com of stuur (3) 010-4866299een e-mail naar [email protected] voor meer ® £ 010-2909544
| Erkend üitzetndburëaüjl [ÏS09002 ] f Aangesloten bij die KVNftl
BEN JE A L EEN A A N TA L JAREN W ERKZAAM IN DE MARITIEME INDUSTRIE?
TOE AAN EEN NIEUWE UITDAGING?
W ij z o e k e n techn ic i d ie hun h o riz o n w ille n v e rb re d e n en w e rk z a a m w ille n z ijn in éé n van d e vo lg en d e disciplines.
Naval Architecture
Mechanical Engineering
Electrical Engineering
W i l je de ze u itd a g in g n ie t la te n lo p e n n e e m dan c o n ta c t o p m e t M e v r . J. S ch ild , v o o r m e e r in fo rm a tie .
HLSH SJiSi « «!Rki
H LS M a r in e & O ffs h o re is e e n o n a fh a n k e lijk e d ie n s tv e r le n e r g e sp e c ia lis e e rd in d e m a r it ie m e b ra n c h e . K e n m e rk e n d v o o r o n z e o rg a n is a tie is d e g r o o t t e m a te van f le x ib i l i te it e n d iv e rs ite it aan p ro je c te n , w a a rb ij o n z e o p d ra c h tg e v e rs z ic h o v e ra l t e r w e re ld b e v in d e n .
H L S M a r in e & O ffs h o re M e e n t 93 a 3 0 1 1 JG R o tte rd a m te le fo o n n u m m e r 0 10 - 4 14 0 2 8 2 .
FEBRUARI 2000 - SC H IP en w e r f * ZEE 5 7
U i t g e e f g r o e p(incl. BTW , exd. po rto )
Maritiem Journaal 1999Het jaarlijks verschijnend informatie- en documentatiewerk op maritiem gebied voor Nederland.Een onmisbaar boek voor een ieder met interesse voor maritieme zaken, zowel de professional als de leek.De ontwikkelingen in alle geledingen van de maritieme sector worden behandeld van maritieme politiek to t maritieme historie, van scheepsbouw to t zeemacht.
Bestel nu uw exemplaar van d it prachtige jaarboek, of zorg ervoor dat u het ieder jaar bij verschijnen automatisch toegestuurd krijgt.
M aritiem Journaal is een uitgave van WYT Uitgeefgroep, 010 - 425 5944
van de*t A+t&elw & i tuûf- est EcJ^ßyfiAJuuiwJdM^iAi
e à t t ie . ß u ^ e c u t
is een in te rn a tio n a a l o pe re rend , o n a fh a n ke lijk e xp e rtise b u re a u , s in d s 1 8 8 7 in h e t c e n tru m van A m ste rd am gevestigd .In o p d rach t van N ede rlandse en b u ite n la n d se ve rzeke ringsm ark ten b ehande len w ij schadegeva llen , m e t nam e op h e t geb ied van S cheepvaa rt, T ra n sp o rt, In d u s trie en de P lez ie rvaa rt.Ons team b e s ta a t th a n s u it zes schade e x p e rts d ie a d m in is tra t ie f en o rg a n isa to risch w orden o n d e rs te u n d door d rie s e c re ta r ia a t m edew erkers.In verband m e t onze in te rn a tio n a le a c tiv ite ite n besch ikke n w ij over een ne tw e rk van g e a sso c ie e rde b u ite n la n d se co llegae .
In verband m et een kom ende va ca tu re zoeken wij een:
W erktuig- e n /o f Scheepsbouw kundig Schade ex p e rt
Functie:G edurende een inw erkpe riode w o rd t U bekend g e m a a k t m e t onze w erkw ijze , h u is s tijl, de m a rk t en de p o s itie van U a ls e x p e rt daarin . T ijdens schade opnam es in b innen- en bu ite n la n d h e e ft U co n ta c t m e t de ve rzeke rde c .q . h a a r te c h n is ch e en o p e ra tio n e le m edew erke rs , ve rzeke raa rs en a ssu ra n tie m a ke la a rs , v e rte genw oo rd ige rs van re p a ra tiebed rijven en m oge lijk lo ka le ove rheden ,In ove rleg m e t p a rtije n s te lt U de schade-om vang, oo rzaak en k o s te n vas t.
U ite in d e lijk w o rden a lle bev ind ingen en co n c lu s ie s , onde rs teund doo r h e t s e c re ta r ia a t, s c h r if te lijk d o o r U g e ra p p o rte e rd .
In ve rband m e t c o n ta c te n m e t en ra p p o rta g e s aan b in n e n la n d se en b u ite n la n d se opdrach tgevers is een goede m onde linge en s c h r if te lijke u itd ru kk in g sva a rd igh e id in zowel N ederlands a ls E ngels, ve re is t.
N aast Uw te c h n is ch e kenn is en e rva rin g zu llen so c ia le vaa rd igheden en in te g rite it van g ro o t be lang b lijken te z ijn . U tre e d t vee la l op in c a la m ite ite n s itu a t ie s en onze v is ie is d a t w ij e r zijn om prob lem en op te lo ssen en n ie t om ze te creë ren .
Gevraagd wordt:
• Een w e rk tu igbouw kund ige , scheep sb o u w ku n d ig e o f scheepsw erk- tu igkund ige o p le id in g op HBO n iveau.
• E rvaring m e t p ro je c tm a tig e w e rkzaam heden .• F lexab ilite it, hum or en een gezonde s tre ss -b e s te n d ig h e id .• Een goed c o m m erc iee l gevoe l.• L ee ftijd ca. 3 5 jaa r.
Geboden wordt:
• Never a d u ll m o m e n t
Geïnteresseerd? Stuur Uw schriftelijke sollicitatie met Curriculum Vitae binnen 14 dagen aan:A.J.J. van den Andel B.V.T.a.v. de heer Y.L. Schulp Weteringschans 99, 1 0 1 7 SB AM STERDAM
V e r e n i g i n g s / 2 / ^ « w<*
Koninklijke N ederlandseVereniging van Techniciop S cheepvaartgeb ied
Royal Netherlands Society of Marine Technology
Mededelingen
NieuwjaarsreceptiesDe penode van de nieuwjaarsreceptie is weer achter de rug. Alle afdelingen hebben hun leden in de gelegenheid gesteld elkaar het beste te wensen.
De afdeling Noord ontving in t Familiehotel in Paterswolde op dinsdagavond 4 januari.De ontvangst vond plaats onder het genot van een drankje waarna een ieder aanschoof aan het klaarstaande buffet. De secretaris Anne Salomons trad op als 'speaker1 en kondigde de voorzitter Guus van der Bles aan die iedereen officieel verwelkomde en een algemene nieuwjaarswens uitsprak. De oud-voorzitter Gerard Speld voerde ook nog even het woord. Vervolgens was Douwe Bark- meijer, een van de oudste leden van de afdeling, uitgenodigd om de geschiedenis van de afdeling Groningen (nu Noord) aan de jongere leden, ter lering en vermaak, te vertellen.In de herfst van 1958 kwam een aantal gewichtige heren bijeen die op een plechtstatige wijze de afdeling hebben geproclameerd. Hij ging in op het gezegde dat vroeger alles zoveel was doorde manier van organisatie van de lezing- avonden en onder andere door op te merken dat het oorspronkelijke vignet van de Vereniging (tegenwoordig heet dat logo) ongemerkt was veranderd. Het is ontstaan uit de letters VTS en vroeger was het schip voorzien van een flinke rookpluim. In het huidige logo is deze rookpluim verdwenen en hij was van mening dat hiermee ook onze rootts) waren
verdwenen. Schnjver dezes is echter van mening dat men na het lezen van deze 'special' van SWZ niet anders dan ac- coord kan gaan met de wijziging van het logo en een ieder mag voor zichzelf uitmaken wat men wil invullen bij......
Op woensdag 5 januari ontving de afdeling Zeeland In het fraaie Restaurant-Ho- tel “Huys ter Schelde" op de grens tussen Vlissingen en Koudekerke voor een nieuwjaarsreceptie. Zoals gebruikelijk ook hier een drankje vooraf voor de uitwisseling van nieuwjaarswensen en het noodzakelijke bijpraten en daarna het koude buffet. Aan tafel gezeten werden de eters toegesproken door Jan Warmerdam, de voorzitter van de afdeling.
Donderdagavond 6 januari was het de beurt aan de afdeling Rotterdam. De vaste stek voor de afdeling, het restaurant van de Willemswerf aan de Boompjes, was ook deze keer de plaats van de receptie. De voorzitter van het Hoofdbestuur, Fred van der Wal, hield een welkomsttoespraak, waarna een ieder zich te goed kon doen aan een Indische maaltijd.Onder de vele aanwezigen troffen we een van onze oudste leden, de heer J.C.H. Brandt, oud 92 jaar. Hij is wat moeilijk ter been maar bezoekt nog regelmatig de lezingen, waarbij hij wordt gehaald en gebracht door een van de leden. Hij is lid geworden op 1 juni 1956. Hij toonde ons de bevestigingsbrief van zijn aanvraag tot lidmaatschap waarin de zinsnede: “ ...delen wij U mede dat U tot onze vereniging zijt toegelaten als gewoon lid...” . Verder “ ...Op de derde verdieping van het Groothandelsgebouw, Stationsplein 45 te Rotterdam, is een ruime zaal ingericht als Sociëteit, waar onze leden dagelijks van 10 - 24 uur (met uitzondering van zon- en feestdagen) toegang hebben. Op Woensdag is de speciale clubavond vastgesteld, waar men dan meerdere leden kan treffen. Diverse spelen staan ten dienste, w.o. een 3-tal billards. Het is zeer zeker van belang aan het clubleven deel te nemen...”Ten aanzien van “Schip en Werf’:...Voor technische artikelen alsmede voor gewone nieuwsberichten op het gebied van Scheeps- en Werktuigbouw en Scheepvaart, houden wij ons gaarne aanbevolen...’
Rest nog te vermelden dat de contnbutie ƒ 25,- per jaar bedroeg en dat de brief was ondertekend door G. Zanen, Secretaris.
Op alle dne bovenstaande recepties heeft onze Algemeen-secretans, Hans Burger, uit de doeken gedaan wat de belangrijkste zaken zijn waar de Vereniging zich thans mee bezig houdt. Dit zijn o.a. de Schip van het Jaarpnjs, de nieuwe afdeling in de Antillen en de Verolme-her- denking in september.
Op vrijdag 14 januari hield de afdeling Amsterdam een Nieuwjaarsbijeenkomst in combinatie met een lezing over “Technieken van een 18deeeuws scheepsontwerp” door de heer A.J. Hoving, hoofdrestaurateur scheepsmodellen van het Rijksmuseum Amsterdam.De bijeenkomst vond plaats in het fraaie auditorium van de Hogeschool Amsterdam “De Leeuwenburg" aan de Wees- perzijde in Amsterdam.Het gezelschap werd toegesproken door de voorzitter van de Afdeling Amsterdam Lambert Neut. Na afloop van de lezing was het 'gedachten uitwisselen’ onder het genot van wijn met kaas.
Uw hoofdredacteur heeft alle vier nieuwjaarsrecepties met zijn echtgenote bijge- woond en houdt het nu voor gezien tot januari 2001.
Ballotage
Voorgesteld en gepasseerd voor het JUNIOR LIDMAATSCHAPB.N.v.d.AarStudent Maritiem Officier Hogeschool van AmsterdamGravenweg 70,1823 AR ALKMAAR. Voorgesteld door J.M.Veltman Afdeling Amsterdam
P.P.L.van BeurdenStudent Scheepsbouwkunde Hogeschool HaariemWeteringstraat 46, 2023 RV HAARLEM. Voorgesteld door T.Lantau Afdeling Amsterdam
RARadderStudent Maritiem Officier Hogeschool van Amsterdam
v.Beunmgenstraat 179 HS, 1051 XP AMSTERDAM.Voorgesteld J.Splinter Afdeling Amsterdam
Voorgesteld en gepasseerd voor het GEWOON LIDMAATSCHAPC.BakkerTekenaar constructeur De Merwede B.V. HardinxveldEncastraat 20, 3333 GS ZWUNDRECHT.Voorgesteld door J.M.Veltman Afdeling Rotterdam
M.J.FaasseGen.Manager Projects Frisian Shipyard Welgelegen Harlingen Franekereind 29,8861 AA HARLINGEN. Voorgesteld door A.M.Salomons Afdeling Noord
J.P.L.GroelsProjectleider Techno Fysica B.V. BarendrechtJan Mayhof 6, 3151 CG HOEK VAN HOLLAND.Voorgesteld door R.R.Jansen Afdeling Rotterdam
C.KalisOud T.D. Officier Koninklijke Marine Saffierhorst 200, 2592 GN 's-GRAVENHAGE.Voorgesteld door J.M.Veltman Afdeling Rotterdam
H.A.KIaaijsenRegisterloods Zelfst. Beroep Molenstraat 13,4381 HWVLISSINGEN. Voorgesteld door J.L.Schot Afdeling Zeeland
M.LigtvoetSection Manager Techno Fysica B.V. BarendrechtSchevenstraat 30, 3295 VK 'sGRAVENDEEL.Voorgesteld door P.KIoppenburg Afdeling Rotterdam
F.J.C.SanderseMaritiem Officer P&O Nedlloyd RotterdamKalmoesdreef 31,3204 GH SPUKENISSE.Voorgesteld door J.M.Veltman Afdeling Rotterdam
FEBRUARI 2000 - S C H IP tn W ERF * ZEE 59
W.SchellingerhoutField Engineer Techno FysicaBarendrechtSoetensteeg 43,3011 GS ROTTERDAM,Voorgesteld door P.KIoppenburg Afdeling Rotterdam
SJ.L.VisserDirecteur Nieuwbouw Frisian Shipyard Welgelegen B.V. Harlingen Grootzand 7 ,8 7 0 1 JX BaSWARD. Voorgesteld door A.M.Salomons Afdeling Noord
Voorgesteld en gepasseerd voor het BELANGSTELLEND LIDMAATSCHAPHJ.M.KrolAss.Markt & Sales Georg Duncker Versichrungsmakler Hamburg c /o Trostbrucke 4, 20457 HAMBURG. (Duitsland)Voorgesteld door J.Krol Afdeling Noord
Voorgesteld en gepasseerd voor het DONATEURSCHAPMateriaal Metingen Europe BV. tav. de Heer P.J. Moerland General ManagerPostbus 4 222,2980 GE RIDDERKERK
M O O N E N S H I P Y A R D SMoonen Shipyards is een gerenommeerde bouwer van zeewaardige stalen en aluminium jachten tot 37 meter volgens ambachtelijk en traditioneel concept. De werf w ordt geassocieerd met vakkennis, betrokkenheid, uitstraling en heeft een stevig imago. Gezien de goedgevulde orderportefeuille w il Moonen uitbreiden. Zij zoeken daarvoor kandidaten voor de volgende functies:
(ASS.) PROJECTLEIDER INBOUWMONTEUR- C oö rd in e ren van d e b o u w en refits van stalen en a lum in ium
jachten o p een m ode rne jach tw erf- C on tac tpersoon n a a r onderaannem ers o p diverse locaties- O pze tte n van een n ieu w planningssysteem a a n d e hand van
reeds lo pe nde pro jecten, hetgeen g e b ru ik t za l w o rd e n b ij het g e lijk t ijd ig bo u w e n van diverse jachten
- O p le id in g : H TS S cheepsbouw kunde , W e rk tu ig b o u w k u n d e o(Scheeps w erk tu igkunde
V o o r de ze functies ge lden een vast d ienstverband , een uitstekend sa la ris en g o e d e secunda ire a rb e id svo o rw a a rd e n Bent u geïnteresseerd in een van deze functies, bel, stuur of e-mail dan uw sollicitatie naar:
Interocean Personnel Services b.v.T.a.v. de heer A J . van Tooren, Schipho lw eg 7 0 , 2 3 1 6 XD Leiden Telefoon (071 ) 5 2 2 5 5 15, Te lefax (07 1 ) 5 2 2 5 5 16, E-mail: leiden@ ipspersonnel.nl
- Installeren, onderhouden en service verlenen aan installatiesen systemen a a n b o o rd va n luxueuze jachten
- Plaatsen en insta lleren van pom pen , m otoren, a irco nd itio n in gs installaties en pneum atische en hydrau lische ap pa ra tu u r
- Leggen en aanslu iten van le id ingen en ve rzo rgen van het san ita ir tijdens d e b o u w
- D oo r de ho ge eisen d ie gesteld w o rd e n d o o r de klanten d ien t u secuur en z o rg v u ld ig te kunnen w erken
WERVING SELECTIE EN ADVIES
I lijst van adverteerders IBaf B.V. 42 Groenendijk & Soetermeer 39 Multi Engineering B.V. 35
Brunei marine Technology 7 HLS Marine & Offshore 57 P&O Nedlloyd
Clayton Nederland 42 IPS Interocean Personnel Department RAP 3-omslag
Conoship International B.V. 53 Services 60 Rometel Trade B.V. 35
Elga Benelux B.V. 44 Johan Walter Berg AB 62 Serv-AII International 39
EuroSailor B.V. 35 Maprom Engineering B.V. 44 STN Atlas
Expertisebureau Ministerie van Nederland B.V. 2-omslag
Verwij en Hoebe 44 Economische Zaken 52 Techno Fysica B.V. 52
FME-CWM 43 Mobil Oil 4-omslag Wartsila NSD Nederland B.V. 14
Gizom B.V. 60
60 S C H IP en W ER F St Z E E - FEBRUAR 2000
A g e n d a
Nationaal
29 t/m 27 februari in Amsterdam RAI HISWA 2 0 0 0Voor jong en oud, beginnend of ervaren watersporter, start de voorbereiding op het komende vaarseizoen op de HISWA 2000. Alle facetten van watersport komen hier aan bod zoals de nieuwste modellen zeik en motorjachten, catamarans, surfboards, sportboten, sloepen en bijboten. Maar er is ook uitgebreid aandacht voor de nieuwste trends op het gebied van kleding, waterski's, technische accessoires en navigatie-appara- tuur. De watersportvakantiemarkt geeft informatie over vaargebieden, zeilscho- len en vaarvakanties in binnen- en buitenland. Het vorig jaar behaalde record van55.000 m2 beursoppervlakte wordt in 2000 geëvenaard. De succesvolle omlijstende evenementen waaronder de Bootbouw Dagen, de Zeilen Jachtclub en de Fun Waterzone krijgen dit jaar een vervolg. Om het bezoek van jongeren aan de beurs te stimuleren, introduceert de HISWA dit jaar een speciaal jongerenta- rief.Meer informatie: Amsterdam RA! www.hiswa.nl
Brussel, 27 t/m 30 Maart Internationaal CBO-Seminar betrouw- baarheids-analyseDe toepassing van Reliability Engineering (RE) voor de ontwikkeling en het beheer van technologisch geavanceerde producten en systemen vormt het hoofdthema van dit internationaal CBO seminar. Het seminar heeft een postuniversitair karakter en wordt in het Engels gegeven. Het is bestemd voor ervaren managers en ingenieurs in industriële ondernemingen en technologische bedrijven in de sectoren energie, communicatie en vervoer.
Het programma omvat een geïntegreerde behandeling van RE-methoden voor analyse, predictie, beproeving en verbetering van de betrouwbaarheid, beschikbaarheid, onderhoudbaarheid en veiligheid van producten, systemen en bedrijfsinstallahes (Reliabitity, Availability, Maintainabilrty & Safety afgekort RAMS). Op praktijkvoorbeelden wordt uitvoerig ingegaan.De programmaleidmg berust bij senior
deskundigen van het CBO, dat op dit gebied een ruim dertigjarige praktijkervaring heeft in de belangnjkste sectoren van de Westeuropese industrie. Inschrijvingen en inlichtingen bij:CBO Seminar Secretariaat, CBO Centrum voor Bedrijfsontwikkeling, BeursWTC, Postbus 21468,3001 AL Rotterdam.Fax 010.4118732.
Den Haag, 11 -13 aprilThe l l t h International Conference,Exhibition and Network for Training,Education and Simulation {ITEC2000)
The conference brings together experts from academia, government and industry to present and discuss the latest developments in training and education technology and methodology.More than 500 delegates, who have a professional interest in simulation, training and education technology and techniques, will listen to research quality papers, in-depth technical briefs and discussions on a wide range of topics, covering training related aviation, civil disaster preparedness, defence, law enforcement, transportation, manufacturing and business.Along with the conference is an exhibition of approximately 20 companies, which attracts more than two thousand training and education technology specialists.Contact: ITEC Ltd Attn. Lorna Katon 51 Market Place, Warminster, Wiltshire, BA12 9AZ.UK.Tel:+44.1985.846181, email: [email protected]
Amsterdam, 5,12,19 en 26 april Praktijkcursus Warmtewisselaars (Aristo Zalencentrum)Warmtewisselaars zijn de trekpaarden van de industrie. Ze zijn te vinden in vrijwel alle industriële procesinstallaties. Naast standaard shell & tube en platenwarmtewisselaars zijn er in de afgelopen jaren vele nieuwe types op de markt verschenen. De ontwikkelingen hebben hierbij niet stilgestaan. Ook de kennis omtrent dimensioneren en selecteren van warmtewisselaars heeft zich ontwikkeld. Een aantal specialisten uit de industrie heeft gezamenlijk gewerkt aan de opzet van deze cursus. Met name om de ken
nis op het gebied van warmtewisselaars aan een breed publiek ter beschikking te stellen.De doelgroep voor deze cursus bestaat uit ingenieurs uit de procestechnologie, chemie, petrochemie, levensmiddelenindustrie, apparatenbouwers, technische adviesbureaus; constructeurs, product engineers, process engineers, procestechnologen, researchers, productmanagers, technisch managers en medewerkers technische diensten. Deze cursus is uitermate geschikt voor aankomende specialisten en voor jonge TU'ers die zich wegwijs willen maken in de wereld van warmtewisselaars zoals die in de praktijk gebruikt worden. Een technische voorleiding, HBO of MBO met relevante werkervaring, wordt gevraagd. Basiskennis van warmteoverdracht wordt bekend verondersteld, zoals de begrippen warmteoverdrachtscoëfficient, drukval, tegenstroom, kruisstroom en flowra- tes.Contact: Technotrans, Institute for Technology Transfer.Tel: 010.2341082, fax 010.2341172 of e-mail: [email protected]
International
April 2000
Shanghai, China3rd international conference for high perform ance marine vehicles (HPMV 2 0 0 0 )Contact: RINA,Tel: +44.171.2354622, fax: +44.171.2595912, e-mail: [email protected],uk.
3 4 Newcastle Upon Tyne, UK N C T 5 0 International Conference on Propeller CavitationContact: Dept, of Marine Technology, University of Newcastle Upon Tyne, Dr.M. Atlar.Tel: +44.191.2228977, fax: +44.191.2225491, e-mail; [email protected], internet: http://www.ncl.ac.uk/nct50
5 6 Newcastleupon-Tyne, UK Offshore Composites Update Workshop IIContact: Conference Design Consultants, Louise Blackburn.
Tel: +44.191.2847590, fax: +44.191.2856993, e+nail: [email protected]
5 7 Tokyo, JapanSea Japan, international maritime exhibition and technical seminarsContact: Seatrade, Chris Eve.Tel: +813.3669.5811, fax:+813-3669.5830
5 9 Istanbul, TurkeyInternational Shipping Exhibition and Conference Shipping Eurasia 2 0 0 0Contact: FGS Fuarcihk AS.Tel:+212.282.8808, fax: +212.281.2713, email: [email protected], web: http://www.fgsfair.com
11-14 Durban, South Afnca Maritime Africa 2 0 0 0 , conference and exhibitionContact: Showplan Exhibition Ltd.Tel: +27.11.4428546, fax: +27.11.4428592
12-15 Shanghai, ChinaChina Fast Ferry & Comm ercial craft showContact: Proshow London, Simon Connolly.Tel: +44.171,3767777, fax: +44.171.3520818, e+nail: [email protected]
29 April - 3 May Dubai, UAE Professionalism in portsContact: Capt. Alan Coghlan, Limerick, Ireland.Tel:+353.61.314814, fax: +353.61.314857, email: [email protected]
FEBRUARI 2000 - S C H IP i n W ERF d t ZEE 61
Maritime SearchInformatierubriek in Schip en Werf de ZeeSchip en Werf de Zee is al meer dan 75 jaar het toonaangevende vakblad voor technische professionals in de scheepvaart. Dit maritieme vakblad bereikt iedere maand meer dan 5000 betalende abonnees, waaronder vele 'beslissers' in de scheepvaartsector zoals de leden van de Nederlandse Vereniging van Technici op Scheepvaartgebied - NVTS.
De nieuwe rubriek Maritime Search is dan ook de manier om deze professionals over uw product of specialisme te informeren. Maritime Search geeft maandelijks een overzicht van het aanbod, onder door u zelf gekozen trefwoorden. Zo maakt u, voor maar ƒ 50,- per uitgave, de search naar uw bedrijf een stuk eenvoudiger!
Maritime Search biedt u de mogelijkheid uw bedrijf en specialismen te vermelden in Schip en Werf de Zee.Graag ontvangen wij uw opgave middels dit formulier. U kunt uw hoofdactiviteit als rubriek toevoegen aan de bestaande rubrieken.
Ondergetekende
Firma
Adres
Plaats
Contactpersoon
Telefoon
Fax
Postcode
Verzoekt te plaatsen per: ........./ ............ / 2000,
maximaal 6 regels per plaatsing gedurende 11 opeenvolgende uitgaven.
□ vermelding in Maritime Search: ƒ 50,- per rubrieksvermelding, per uitgave□ inclusief logo: ƒ100,- (materiaal bijsluiten s.v.p.)
Onder de rubrieken:
1,___________________________________________________________________________
2 . .....................................................................................................................................
3._____________________________________________________________________
Datum : ______________________________________________
Handtekening : _____________________________________________
In gefrankeerde envelop sturen aan: Buro Jet B.V. • Postbus 1890 • 2280 DW RIJSWIJK Tel. 070-399 00 00 • Fax 070-390 24 88 (faxen mag ook)
sm a r i t i m e K l e a r c / j
■ Airconditioning
Novenco b.v.HLPRES Manne Department Bergweg-Zuid 115 2651 CS Bergschenhoek Tel. 010-5242430 Fax 010-5242431 E-mail: [email protected]
■ Audiovisuele ProduktiesWestholland Video / Groep WHVGHollewandsweg 208014 BH ZwolleTel. 038 -42395 83Fax 038-423 89 98Producent van trainings-, voorlichtings-en bedrijfsfilms
■ Automatisering (Navision software)
Logic Vision b.v.Postbus 187 2800 AD Gouda Tel. 0182-399844 Fax 0182-399845 E-mail [email protected] www.logicvision.nl
■ Automatisering (Voortstuwing)
ABB Marine Turbochargers Marten Meesweg 5 3068 AV Rotterdam Tel. 0104078888 Fax 0104078444 E-mail [email protected]
■ BeunkoelersWeka MarinePostbus 20902930 AB Krimpen a/d LekTel. 0180516588Fax [email protected]
■ C om pressorenVan Duivendijk & Overbeek Ophemertstraat 98 3089 JE Rotterdam Tel. 010-4293955 Fax 010-4298735 E-mail: [email protected]
■ C onditionering van k leppen en z ittingen
Bos Smifs Repair B.V.Sluisjesdijk 131, Rotterdam Tel. 010-2990870 Fax 010-4950276
■ D ekw erktu igen en s ta r t uchtcom pressoren
Van Eijle B.V.Postbus 129 3130 AC Vlaardingen Tel. 010-2485630 fax 010-248 56 35 E-mail: [email protected]
■ Dieselmotoren ondertiouds en reparatie apparatuur
Thofex BV/Chris Marine Goudsesingel 65 RotterdamTel. 010-4120290, toestel 13 Fax 010-4135469
■ Ingenieursbureau
INTERNATIONAL NAVAL ENGINEERING CONSULTANTS B V
Allbrandswaardseweg 7,Postbus 730,3170 AAPortugaal Tel. 010-5012215 Fax 010-5012501 E-mail: [email protected]
Multi Engeneering N.V.Frankrijklei 128A 2000 Antwerpen (B)Tel. 0032-3-2273051 Fax 0032-3-2272731 E-mail: [email protected]
■ ISM- Systemen, -trainingen en manuals
Top (Training Organisatie Personeel) BVPostbus 3292700 AH ZoetermeerTel. 079-3427433Fax 079-3424581E-mail: [email protected]
■ MachinefabriekVan Duivendijk & Overbeek Ophemertstraat 98 3089 JE Rotterdam Tel. 010-4293955 Fax 010-4298735 E-mail: [email protected]
■ Maritiem ProjectbureauLowland International B.V.Postbus 3036 2130 KA Hoofddorp Tel. 023-5570101 Fax 023 -5637944 E-mail: [email protected] www.Lowland.com
■ Maritiem e DienstverleningMaritiem Trainingscentrum B.V. Beerweg 101 3199 LM Maasvlakte Tel. 0181 -36 23 94 Fax 0181-36 29 81
Serv-all International BV Paleiskade 100 1381 AR Den Helder Tel. 0223-618800 Fax 0223-618317
■ Medische ScheepsuitrustingenVan der Laan MediScore Hantje de Jongstraat 6,3009 AC Rotterdam Tel. 010-4209155 Fax 010-4560242 [email protected]
■ Naval Architects Consulting Engineers
Groenendijk & Soetermeer Groothandelsgebouw E-7 Postbus 29156 3001 GD Rotterdam Tel. 010-4130852 FaxOlO-4130851
■ Polyester Reparatie
Polyrep B.V.Postbus 2045 2930 AA Knmpen a/d Lek Tel. 0180 -513050 Fax 0180 -519429 E-mail: [email protected]
■ Schadebeperking en Reconditionering
Taleon Marine Bisschopsmolenstraat 175 4876 AL Etten-Leur Tel. 076-5011009 Fax 076-5011858 E-mail: taleon [email protected]
■ ScheepsreparatieNavitrex Marine Services BV Puntweg 12, 3208 LD Spijkemsse Tel. 0181-614747 Fax 0181-612731
■ SchroefasafdichtingenMaprom Engineering BV Maxwellstraat 22 3316 GP Dordrecht Tel. 078-6180877 Fax 078-6183034
■ SchroefaskokerafdichtingenTechnisch Bureau Uittenbogaart BV Seinhuiswacher 1, Rotterdam Tel. 010-4114614 Fax 010-4141004
■ SchroefpompenLeistritz Nederland Debussylaan 2,3862 GP Nijkerk Tel. 033-2460875 Fax 033-2457025 Contactpersoon: Ing. K.K. Verloop
■ StraalbuizenVan de Giessen StraalbuizenNijverheidsstraat 83371 XE HardinxveldGiessendamTel. 0184-676262Fax. 0184-676267E-mail: [email protected]
■ TurbochargersABB Marine Turbochargers Marten Meesweg 5 3068 AV Rotterdam Tel. 0104078888 Fax 0104078444 E-mail [email protected]
Turboned Service BV Kreekweg 10 3336 LL Zwijndrecht Tel. 078-6205252 Fax 078-6123230 E-mail: [email protected]
■ VerfinspectieburoCOTZijlweg 340-3422015 CP HaarfemTel. 0235319544Fax 0235277229E-mail: [email protected]
■ Vertaalbureau'sScheeps- en RegelTechnische Vertalingen Nederlands, Frans, Engels, Spaans SRT Vertalingen Postbus 8203 3301 CE Dordrecht Tel. 078-6179117 Fax 078-6186802 Email: [email protected]
■ Waardevolle adressenAmsterdam Port Association De Ruijterkade 7, Amsterdam Tel. 0206273706
Bibliotheek voor Varenden Westerwagenstraat 74, Rotterdam Tel. 010-4112389
Centraal Arbeidsbureau ScheepvaartBuytewechstraat 3941, Rotterdam Tel. 010-4765244
D.G.G.Nieuwe Uitleg 1 3514 BP Den Haag Tel. 070-3516171 Fax 070-3517895
EVO, Ondernemersorganisatie voor Logistiek en Transport Kadelaan 6, Zoetermeer Tel. 079-3414641
FENEX, Nederlandse Organisatie voor Expeditie en Logistiek Oostmaaslaan 71, Rotterdam Tel. 010-4020398
FWZ, Federatie van Werknemers in de Zeevaart Heemraadsingel 323 3023 BH Rotterdam Tel. 0104771188 Fax 0104773846 Telegramadres: Zeecentra
FEBRUARI 2000 - SC H IP e n W ER F d e ZEE 5 3
faï&mkW W 4 T i
^ortnm in
HME, Vereniging Holland MarineEquipmentPostbus 138270OACZoetermeerTel. 079-3531149Fax079-3531155E-mail: [email protected]
IVR, Internationale Vereniging Rijnschepenregister Vasteland 12e, Rotterdam Tel. 0104115070
Japanese Marine Equipment Association Weena 695, Groothandelsgebouw B-3, Rotterdam Tel. 0104146411
KNRM, Koninklijke Nederlandse Reddingsmaatschappij Haringkade 2, IJmuiden Tel. 0255-520501
KNVTS, Koninklijke Nederlandse Vereniging van Technici op Scheepvaartgebied Mathenesserlaan 185, Rotterdam Tel. 010-2410094 Fax 010-2410095
Kunstwachtcentrum Umuiden Postbus 303 1970 AH IJmuiden Alarmnummer Kustwachtcentrum: 09000111Faxnummer Operationele Centrum: 0255-546599
KNVR, Koninklijke Vereniging Nederlandse Reders Wijnhaven 65b, Rotterdam Tel, 0104146001
Maritiem Research Instituut Postbus 28 6700AAWageningen Tel. 0317493911 Fax 0317493245
NVKK, Nederlandse Vereniging van Kapiteins ter Koopvaardij Delftsestraat 9c 3013 AB Rotterdam Tel. 010-2400592 Fax 010-2400596
Port Management of Amsterdam De Ruijterkade 7, Amsterdam Tel. 020-5238600
Rotterdam Municipal Port Management Galvanistraat 15, Rotterdam Tel. 0104896911
Rotterdam' Port Promotion Council Marconistraat 16, Rotterdam Tel. 0104779144
Stichting AMVAlgemeen Mantieme Voorlichting Wijnhaven 65b 3011 WJ Rotterdam Tel. 0104146191 VNSI, Vereniging Nederlandse Scheepsbouw Industrie Boerhaavelaan 40, Zoetermeer Tel. 079-3531165
■ W aardevolle adressen Scheep sfïnanciering
NeSec Scheepsfinancieringen Koninginnegracht 60 2514 AE Den Haag Tel. 070-3925250 Fax 0703923735
■ Werktuigkundige Probleem analyse
Technofysica Zuideinde 80 2991 LK Barendrecht Tel. 0180-620211 Fax 0180-620705 E-mail: [email protected]
Redactie Adviesraad: Dr. Ir. JJ. Blok. Ing. C. Dam, M. de Jong, Ir. E.W.H. Keizer, Ing. K.P. Kornaat,Ir. G.H.G. Lagers. J.N.F. Lameijer, Mr. K. Polderman,E. Sarton, R.W.P, Seignette MSc., Ir. E. Vossnack,K.V.M, Wauters, J.K. van der Wiele.
Abonnementen: Nederland ƒ 120,- buitenland f 175,-(zeepost), ƒ 19 5 ,-(luchtpost), losse exemplaren ƒ 12,-.Bij correspondentie betreffende abonnementen het 7-cijferige registratienummer (zie wikkel) vermelden. Abonnementen kunnen op ieder gewenst moment ingaan en worden automatisch jaarlijks verlengd, tenzij voor 1 november van enig jaar schriftelijk bericht van opzegging is ontvangen.
S C H I P ™ W E R FM A R I N E T E C H N O L O G Y
de Z E E
Colofon'Schip en Werf de Zee' is het orgaan van de Stichting "Schip en Werf de Zee' waarin participeren: de Koninklijke Nederlandse Vereniging van Technici op Scheepvaartgebied KNVTS. de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders KVNR, het Maritiem Research Instituut MARIN. de Nederlandse Vereniging van Kapiteins ter Koopvaardij, de Vereniging Nederlandse Scheepsbouwindustrie VNSI. het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, de Aldeling Maritieme Techniek van het Kivl en de Federatie van Werknemers in de Zeevaart FWZ
Verschijnt 11 maal per jaar.
Hoofdredacteur: J.M. Veltman
Eindredactie: VV.C.N. van Horssen
Redactie: Ir. A.F.C. Cartebur, L. Diepenhorst MSc., H.R.M. Dill, Ir. H. van Donselaar, H. Ellens, J. de Jongh, Ir, T. Lantau
Redactie-adres: Mathenesserlaan 185,3014 HA Rotterdam, telefoon 0 1 0 -2 4 1 0 0 9 4 . fax 010 - 2410095, e-mail [email protected]
Uitgever:WYTUitgeelgroep, PieterdeHoochweg U I , 3024 BG Rotterdam, Postbus 6 4 3 8 ,3 0 0 2 AK Rotterdam, telefoon 010 - 4255944, fax 0 1 0 - 4780904.
u i t g e v e r s v e r b o n d
G r o e p u it g e v e r s v o o r v a k e n w e t e n s c h a p
ISSN 0 9 2 6 -4 2 1 3
Advertentie-exploitatie: Buro Jet B.V., Postbus 1890,2280 DW Riiswijk, telefoon 070 - 3990000, fax 070 - 3902488, Website www.burojet.ril [email protected],Geldend advertentietarief: 1 januari 2000 Alle advertentiecontracten worden afgesloten conform de Regelen voor het Advertentiewezen gedeponeerd bij de rechtbanken in Nederland.
Basisontwerp; Peter Snaterse,Studio WYT Uitgeefgroep, Rotterdam
Lajr-out Studio WYT Uitgeefgroep, Rotterdam
Druk: Drukkerij Wyt & Zonen b.v.
Hoewel de informatie, gepubliceerd in deze uitgave, zorgvuldig is uitgezocht en waar mogelijk is gecontroleerd, sluiten uitgever, redactie en auteurs uitdrukkelijk iedere aansprakelijkheid uit voor eventuele onjuistheid en/of onvolledigheid van de verstrekte gegevens.
Reprorecht Overname van artrketen is alleen toegestaan na toestemming van de uitgever.
S C H IP in W ER F 4 z e e - FEBRUARI 2000
Maritiem OfficierP&O Nedlloyd:
aan monsterenvoor een uitdagende
■ \
p&ocarriereI J5&ɻBel voor meer informatie over een toekomst als MAROF:Wim Grootenboer, tel.: 010 4006022. E-mail: [email protected]
P&O Nedlloyd, afd. LFP, Boompjes 40, 3011 XB Rotterdam
Ben je een Maritiem Officier met enkele jaren ervaring? Of studeer je binnenkort af als Maritiem Officier? Dan kun je nü aan monsteren op een van de grootste en modernste handelsvloten ter wereld. Aan boord van de schepen van P&O Nedlloyd werken we volgens het ‘geïntegreerde kern- bemanningsmodel'. Dat betekent datje als Maritiem Officier mede-verantwoordelijk bent voor de nautische én de technische aspecten van het schip, maar ook wordt betrokken bij management, automatisering en communicatie. In de dynamische, high-tech omgeving aan boord is dat een grote verantwoordelijkheid. Natuurlijk combineert P&O Nedlloyd
deze uitdaging met prima arbeidsvoorwaarden en sociale omstandigheden. Passend bij een Nederlandse rederij met een rijke maritieme traditie.
No lubricants reach vital equipment parts faster
or perform better in extreme temperatures
than Mobil synthetic o ils. Good news for sure,
because when it comes to protecting your vessels’
engines and shipboard equipment, every second
counts. You can ask the West McLaren Mercedes
team. They always use Mobil 1® in their Formula 1 cars.
It’s because nothing outperforms Mobil synthetic oils.
The fact is, Mobil lubricants and people perform in
ways others can’t. And when all is said and done, it’s
always about performance, don’t you think? Ours and
yours. If you ’ re interested in optim ising vessel
performance and saving money on lubricant-related
maintenance, call Mobil. You’ll see results faster than
you thought possible. To learn more, please visit
www.mobil.com/marineproducts.
Mobil Marine© 1999 Mobil Corporation F lu id P erfo rm ance