32
vakblad over internationalisering in het hoger onderwijs transfer 7 jaargang 17 | april 2010 wotro-voorzitter over toponderzoek in ontwikkelingslanden | in het rood door erasmusbeurzen | status promovendi verdeelt universitaire wereld | bologna kritisch beschouwd | britse universiteiten gaan voor nog meer chinezen Toekomst-Afghaans- landbouwonderwijs- in- Nederlandse- handen

Transfer 7, april 2010, jaargang 17

Embed Size (px)

DESCRIPTION

In deze Transfer: Toekomst Afghaans landbouwonderwijs in Nederlandse handen, Wotro-voorzitter over toponderzoek in ontwikkelingslanden, in het rood door Erasmusbeurzen en meer

Citation preview

Page 1: Transfer 7, april 2010, jaargang 17

vakblad over internationalisering in het hoger onderwijs

transfer

­

7jaargang 17 | april 2010

wotro-voorzitter over toponderzoek in ontwikkelingslanden | in het rood door erasmusbeurzen | status promovendi verdeelt universitaire wereld | bologna kritisch beschouwd | britse universiteiten gaan voor nog meer chinezen

Toekomst­Afghaans­

landbouwonderwijs­

in­Nederlandse­handen

Page 2: Transfer 7, april 2010, jaargang 17

7Transfer is een onafhankelijk vakblad voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs en onderzoek. Transfer is ook online: www.transfermagazine.nl. Transfer is een uitgave van de Nuffic, de Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs. Verschijnt negen keer per jaar.

Redactie Els Heuts (hoofdredacteur), Annelieke Slappendel en Elleke Bal

Aan dit nummer werkten mee Annemieke Bosman, Xander Bronkhorst, Charles Hoedt, Martine Postma, Evert-jan Quak, Robert Visscher, Martine Zeijlstra

BeeldRoel Burgler, Evert-Jan Daniëls/HH, Joe Fox/ANP, Bart de Gouw, Georg Hochmuth/ANP, Erik Jansen, Tobias Limperg, Jan Luursema, Françoise de Mulder/Roger Vi/HH, Patrick Post/HH, Camera Press/HH, Ruud Taal/ANP, Erik Verburg/Verbeeld, Annebel Vere, Veronique de Viguerie/WpN/HH, 20thCentFox/Everett Collection/HH

Redactieraad Riekele Bijleveld (ITC), David Bohmert (Nether), Patrick Cramers (Codarts), Madeleine Gardeur (Rijksuniversiteit Groningen), Frans Godfroy (TU Delft), Joep Huiskamp (TU Eindhoven)

Redactieadres Nuffic, Postbus 29777, 2502 LT Den Haag, tel. 070 – 426 0126 / 426 0144 / 426 0122fax 070 – 426 0399e-mail: [email protected], [email protected], [email protected]: www.transfermagazine.nl

Abonnementen Transfer is gratis verkrijgbaar.Geïnteresseerden kunnen zich voor een gratis abonnement aanmelden via www.ikabonneermij.nl/transfer, bellen naar DUO-tijdschriftenservice 030 – 263 1089 of een e-mail sturen naar [email protected].

Abonnementenadministratie DUO-tijdschriftenservicePostbus 6813500 AR Utrechttel 030 – 263 1089

Vormgeving en lay-out Sabrina Luthjens BNO en Brigitta Opstal (www.makingwaves.nl)

Druk Drukkerij Deltahage, Den Haag

Overname artikelen Het overnemen en vermenigvuldigen van artikelen uit Transfer is slechts geoorloofd na schriftelijke toestemming van de hoofdredactie.

Foto omslag Afghaanse nomade van de Kuchistam met zijn geiten. Foto: Veronique de Viquerie/WpN/HH

Transfer 8, jaargang 17, verschijnt op 21 mei 2010

Europese­onderwijsruimte­­

nog­ver­weg­

Onder docenten en onderzoekers is het Bolognaproces nooit een veelbesproken onderwerp geweest. Maar toen vorig jaar in Leuven een decennium Bologna werd gevierd, was daar in de media veel aandacht voor. De ministerconferentie in Wenen en Boedapest waar half maart de eerste tien jaar van Bologna officieel werd afgesloten, verliep veel geruislozer. Jammer, want interessant aan deze conferentie was dat het Twentse Center for Higher Education Policy Studies (CHEPS) er een onafhankelijk onderzoek presenteerde, naar wat tien jaar Bologna nu echt heeft opgeleverd. Benadrukten de deelnemers aan de conferentie dat de gestelde doelen grotendeels behaald zijn, CHEPS en een Brits en Duits onderzoeksteam tonen in een gedegen studie aan dat van een echte Europese hogeronderwijsruimte nog lang geen sprake is. De vrijblijvendheid van de afspraken staat dat in de weg. “Een aantal landen heeft het invoeren van de instrumenten van Bologna tot doel verheven”, constateert onderzoeker Don Westerheijden in dit nummer van Transfer. Cruciaal voor de toekomst is volgens hem de betrokkenheid van docenten, onderzoekers, studenten en maatschappelijke organisaties. Die is nu vaak ver te zoeken. VSNU-voorzitter Noorda ziet datzelfde Bolognaproces als goede reden om een studentenstatus voor promovendi in de wet op te nemen. Universiteiten willen al jaren de mogelijkheid hebben om promovendi met een beurs te laten promoveren, maar de rechter staat dat niet toe. Hierdoor lopen hun internationale ambities gevaar, zeggen de universiteiten. Ze wijzen naar het buitenland waar het vrij gebruikelijk is om als bursaal te promoveren. Noorda betoogt in deze Transfer dat differentiatie binnen het promotiestelsel goed aansluit bij de Bologna-gedachte waar de PhD na de bachelor en de master de derde cyclus is. In politieke kringen kreeg de universiteitenvereniging tot dusver weinig steun. Maar in deze tijden van crisis is niets meer helemaal zeker. Dat blijkt uit de drastische bezuinigingsscenario’s voor het hoger onderwijs, die net voor Pasen gepresenteerd werden. De boodschap daarin is helder: wie hoger onderwijs wil volgen, zal daar fors in moeten investeren. En wie zegt dat dat uitgangspunt op termijn ook niet voor promovendi zal gaan gelden?

Els [email protected]

24-42t r a n s fe r

Page 3: Transfer 7, april 2010, jaargang 17

i n h o u d

24-42 8WOTRO hoopt op twee keer zoveel geldDe WRR vindt dat jaarlijks 300 miljoen euro uit het ontwikkelingsbudget moet worden besteed aan onderzoek. Dat voorstel valt in goede aarde bij WOTRO, de organisatie die al veertig jaar onderzoek financiert in en voor ontwikkelingslanden. Transfer sprak met voorzitter Willem van Genugten. “Nederland investeert schandalig weinig in échte onderzoeksprogramma’s.”

12Bursalenkwestie verdeelt universitaire wereldUniversiteiten doen al jaren hun best om promovendi als student te mogen beschouwen, in plaats van als werknemer. Maar de rechter wil er niet aan. Zonder de felbegeerde studentenstatus zijn de internationale ambities van Nederland in gevaar, zeggen de universiteiten. Maar volgens de tegenstanders willen de instellingen met het aanstellen van bursalen vooral goedkoop uit zijn.

18Nederlandse onderwijshulp in AfghanistanTachtig procent van de bevolking van Afghanistan werkt in de landbouw. Maar door de oorlog is veel landbouwkennis verloren gegaan. Wageningen Universiteit, hogeschool Van Hall Larenstein en praktijktrainer PTC+ helpen in het verwoeste land om het landbouwonderwijs opnieuw op te bouwen. “We moeten niet te hard van stapel lopen.”

22 ‘Bologna’ is nog lang niet klaar Volgens de direct betrokkenen gaat het uitstekend met ‘Bologna’. De doelen die in 1999 werden gesteld, zouden grotendeels zijn behaald. Onafhankelijk onderzoek van CHEPS wijst iets heel anders uit: een echte Europese hogeronderwijsruimte is er nog lang niet. “In sommige landen is gedacht: we zetten in een wet wat Bologna van ons vraagt en dan zijn we klaar.”

t r a n s fe r

Enverder

2 Colofon en redactioneel 4 Nieuwsberichten 11 In het rood door Erasmusbeurzen 16 De expat

21 Column Charles Hoedt 24 Internationaliseringsweek voor niet-onderwijzende staf

26 Vliegende Hollander 27 Onbegrip over sluiting Neso China

28 Britse universiteiten gaan voor nog meer Chinezen 31 Agenda

Page 4: Transfer 7, april 2010, jaargang 17

­­­

Het ministerie van Buitenlandse Zaken komt vermoedelijk dit najaar met een nieuwe service: Nederlanders die naar het buitenland reizen, kunnen een e-mail of sms-alert krijgen als zich in het betreffende land een nood situatie voordoet. Geïnteresseerden kunnen zich via internet registreren bij het minis-terie. Met het systeem krijgt de overheid meer zicht op aantallen Nederlanders in rampgebieden. Het nieuwe systeem, Kompas, werd half maart enthousiast

ontvangen op de jaarlijkse Cospa-dag. De bijeenkomst, voor coördinatoren van buitenlandse stages en medewerkers van international offices, stond in het teken van crises en calamiteiten. Instellingen konden tijdens de dag met elkaar praten over wat te doen bij noodsituaties zoals het overlijden van een student in het buitenland of een natuurramp. Een lijst met namen en gegevens van alle studenten en mede-werkers die in het buitenland verblijven, is in zulke gevallen

cruciaal. Maar voor veel instel-lingen blijkt het lastig om zo’n lijst op centraal niveau compleet te krijgen. Zij zien het initiatief van Buitenlandse Zaken als een welkome steun. Tijdens het wk voetbal, deze zomer in Zuid-Afrika, zal met een soortgelijk registratiesysteem worden proef-gedraaid. (EH)

Meer over de Cospa-dag op

www.transfermagazine.nl

Sms­waarschuwt­bij­ramp­in­buitenland­

n i e u w s b e r i c h t e n

Onderkomen­voor­buitenlandse­studenten

Foto

: Bar

t de

Gou

w

Dit is het nieuwe containercomplex earthhouse voor internationale studenten in Wageningen. Het complex telt 190 gemeubileerde kamers van 19 m2, te huur

voor 365 euro. De universiteit heeft in totaal 250 nieuwe woningen voor buitenlandse studenten gecreëerd. Honderden van hen werden aan het begin van het

studiejaar gehuisvest in een bungalowpark op de Veluwe. Daar zijn ze inmiddels allemaal weg. Het earthhouse wordt over maximaal vijf jaar afgebroken. “We

hopen dat er tegen die tijd op de markt een structurele oplossing voor het gebrek aan huisvesting is gevonden”, zegt Simon Vink, woordvoerder van de raad

van bestuur van de Wageningse universiteit. Waarom het earth house als ‘kil’ wordt afgeschilderd in het universiteitsblad Resource begrijpt hij niet. “Het is

gewoon een mooi gebouw, heel praktisch gelegen, dicht bij het station en de winkels.”

| april 2010 | transfer4

Page 5: Transfer 7, april 2010, jaargang 17

­­­

‘Duizenden­extra­kamers­

nodig­in­Amsterdam’

Tot het studiejaar 2014–2015 zijn in Amsterdam minimaal 9.900 extra studentenwoningen nodig, waarvan eenderde voor buitenlandse studenten. Zij stellen beschikbaarheid van woon-ruimte steeds vaker als voorwaarde voor hun komst, concludeert het Amsterdamse hoger onderwijs in een visiedocument. Het stuk, getiteld Studeren in de Topstad, is een gezamenlijk initiatief van de Amsterdamse universiteiten en hogescholen. Er ligt een gemeentelijk plan dat de komende jaren voorziet in 9.000 nieuwe studentenkamers, stellen zij vast, maar ze vragen aandacht voor knelpunten.Naar verwachting neemt het aantal

ho-studenten in Amsterdam toe van 87.000 in 2008 tot 109.000 in 2014. Daarvan komen respectievelijk 6.200 en 9.700 studenten uit het buiten-land. Van deze groep wil 90 procent in Amsterdam en omgeving wonen, is de aanname. Kences, de koepelvereniging van studentenhuisvesters, noemde onlangs Amsterdam als een van de steden waar de huisvestingssituatie voor studenten nijpend is. Door de economische crisis stijgt het aantal studenten, maar ligt de bouw van woonruimte nagenoeg stil, waardoor kamernood dreigt. Door de val van het kabinet lijkt er voor-lopig geen vervolg te komen op het Actieplan Studentenhuisvesting 2003–

2010 van vrom en Kences. Het daarin gestelde doel, 12.000 extra woningen, is overigens gehaald. (AS)

Zestig procent van de niet-westerse studenten in Nederland heeft aanpassingsproblemen. Daardoor blijven hun studieprestaties achter. Ze hebben weinig contact met hun Nederlandse studiegenoten. Want Nederlandse en buitenlandse studenten leven in gescheiden sociale werelden. Dat blijkt uit onderzoek van de Universiteit Maastricht onder 871 studenten, verdeeld over de Haagse Hogeschool, de Hogeschool van Amsterdam, de Hogeschool Zeeland, de nhtv in Breda en de Universiteit Maastricht. Slechts 21 procent van de Nederlandse studenten heeft buiten het onderwijs contact met internatio-nale studenten. Dat komt door de vrijetijdsbeste-ding. Veel Nederlandse studenten zijn druk met hun bijbaantje. Daarnaast zijn ze vaak lid van een studentenvereniging. Dat laatste geldt slechts voor 2 tot 3 procent van de buitenlandse studenten. Wel

zijn buitenlanders vaker lid van een studievereni-ging. Bij de nhtv ondervinden buitenlandse studenten de minste aanpassingsproblemen. Kleinschalig onder-wijs en veel gezamenlijke activiteiten voor zowel buitenlandse als Nederlandse studenten blijken de integratie goed te bevorderen. In Maastricht zijn de verschillen in sociale leefwerelden het grootst. Om de aansluiting te bevorderen bereiden negen hogescholen en universiteiten buiten-landse studenten via internet voor op hun komst naar Nederland. Ook leggen zij al contact met Nederlandse studiegenoten. Het project www.acculturation.nl wordt in september afge-rond. (EH)

Lees meer over dit onderzoek in een interview met onderzoeker

Bart Rienties op www.transfermagazine.nl

Integratieproblemen­­­­­drukken­studieprestaties

Ook buitenlandse studenten

willen graag in Amsterdam wonen.

Foto

: Ruu

d Ta

al/A

NP

transfer | april 2010 | 5

Page 6: Transfer 7, april 2010, jaargang 17

n i e u w s b e r i c h t e n

Buitenlands­nieuws

Buitenlands HO wellicht welkom in India Het kabinet in India heeft ingestemd met een wetsvoor-stel dat buitenlandse onderwijsinstellingen de mogelijk-heid geeft zich in het land te vestigen. Aan welke regels zij moeten voldoen is nog onbekend, meldt The Chronicle of Higher Education. De regering wil het wetsvoorstel voor eind mei indienen bij het parlement. Dan pas komt de precieze inhoud naar buiten. Een expert zegt in The Chronicle dat buitenlandse instellingen winst niet naar hun thuisland zullen mogen sturen. Volgens The Times of India bestaat in het parlement weer-stand tegen het wetsvoorstel. Oppositiepartijen vrezen schade aan het Indiase onderwijssysteem. Het ontwerp-wetsvoorstel lag al enkele jaren op de plank. Tot nu toe kunnen buitenlandse instellingen in India alleen onderwijs aanbieden in samenwerking met lokale partners. (AS)

Nieuwe website Study-in.de DAAD, de Duitse zusterorganisatie van de Nuffic, heeft een nieuwe website gelanceerd over studeren en onderzoek doen in Duitsland. Op www.study-in.de staat natuurlijk een zoek-machine voor opleidingen en informatie over toelatingseisen, financiële zaken en huisvesting. Maar belangstellenden vinden er ook een interactieve landkaart, waarop ze naar de veertig populairste Duitse studiebestemmingen kunnen ‘reizen’. Daarnaast biedt de website informatie over Duitse gebruiken. Studenten uit Mexico, Spanje, India, Madagascar, Zuid-Afrika en Kenia houden er een weblog bij. En er is een mogelijkheid om in contact te komen met Duitse studenten via het DAAD-profiel op de socialenetwerksite StudiVZ. De website heeft ook een Engelstalig deel. De site is onderdeel van de campagne ‘Study in Germany – Land of Ideas’. (AS)

China wil meer buitenlandse studenten China wil in 2020 de voornaamste internationale studiebe-stemming van Azië zijn. De grootmacht wil tegen die tijd jaarlijks een half miljoen buitenlandse studenten verwel-komen. Dat staat in een ontwikkelingsplan dat de Chinese overheid begin maart naar buiten bracht, meldt het staats-persbureau Xinhua. Het Chinese onderwijsministerie heeft ook bekendgemaakt dat er in 2009 meer dan 230.000 inter-nationale studenten in het land waren. Dat is 6,6 procent meer dan het jaar daarvoor. De meeste studenten kwamen uit andere Aziatische landen, 15 procent kwam uit Europa en 10 procent uit Amerika. Bijna 8 procent van de buitenlandse studenten studeerde in China met een beurs van de Chinese overheid. (EB)

Gevluchte­arts­zit­

vaker­werkloos­thuis

Het is voor artsen die gevlucht zijn uit een niet-Europees land bijna onmogelijk geworden om in Nederland hun beroep uit te oefenen. Sinds september 2005 zijn slechts twee gevluchte medici door de toelatingsprocedure voor buitenlandse artsen gekomen. Dat concludeert de stichting voor vluchte-ling-studenten uaf in het vakblad Medisch Contact. Sinds 1997 begeleidde het uaf ongeveer vierhonderd gevluchte artsen die door bijscholing in Nederland het basisartsdiploma haalden. Bijna allemaal vonden zij een baan als arts of medisch specialist. Maar sinds het ministerie van Volksgezondheid in 2005 een nieuw assessment voor buitenlandse artsen instelde, heeft het uaf slechts twee artsen door de procedure kunnen loodsen.Vluchtelingen struikelen vaak al in de eerste fase van dit assessment, een algemene kennis- en vaardig-hedentoets. Die test onder meer de kennis van de Nederlandse taal en van de Nederlandse gezond-heidszorg. De toets zou te moeilijk zijn, omdat artsen zich er nauwelijks op kunnen voorbereiden en het ministerie niet in een voortraject voorziet. Volgens het uaf haken de artsen na de toets teleur-gesteld af, zoeken een opleiding op lager niveau of zitten werkloos thuis. uaf-directeur Kees Bleichrodt pleit voor een voorbereidingsjaar met taallessen en communicatie cursussen. (EB)

Weinig gevluchte artsen schoppen het

in Nederland tot de operatiekamer.

Foto

: Eve

rt-J

an D

anië

ls/H

H

| april 2010 | transfer6

Page 7: Transfer 7, april 2010, jaargang 17

Het international office van de TU Delft, vorig jaar al finalist, is de winnaar van de Oranje Loper Award 2010. De Rotterdam School of Management werd op korte afstand tweede, de vu kreeg de derde prijs.De Nuffic riep de Oranje Loper Award in het leven voor hogeronderwijs-instellingen die zich op een bijzondere manier inzetten voor het welzijn van hun internationale studenten. Bij deze tweede editie lag de nadruk op voorzieningen tijdens en na de studie. De prijs werd uitgereikt op het Nuffic Jaarcongres, waar ruim 350 bezoekers konden stemmen op hun favoriete kandidaat.De jury roemde het complete programma dat de TU Delft het hele jaar aanbiedt, ook voor internationale studenten die in het tweede semester arriveren. Dat varieert van de Friday Nights die buitenlandse studenten zelf organiseren met medewerking van de universiteit, tot een ‘meldpunt bezorgd’ waar zorgen over een huis- of studiegenoot anoniem kunnen worden uitgesproken. Voor alumni is er onder

meer de mogelijkheid om via Skype een loopbaanadviseur van de TU te raadplegen.De jury riep hogescholen expliciet op

om volgend jaar ook mee te dingen naar de Oranje Loper Award. Nu waren slechts vier van de vijftien inzendingen uit het hbo afkomstig. (AS)

TU­Delft­wint­tweede­Oranje­Loper­Award

De ambtelijke werkgroep die bezui-nigingsscenario’s voor het hoger onderwijs heeft opgesteld, wil een halt toeroepen aan het grote aantal buitenlandse studenten dat in het grensgebied woont en in Nederland studeert. “Het aantal grensstudenten is de laatste jaren fors gestegen, terwijl een groot deel na de studie-tijd gaat werken in het moederland”, aldus het rapport dat net voor Pasen werd gepresenteerd. Om die groei te matigen wordt voor-gesteld om de instellingsbekostiging

voor deze groep te verlagen. Ook zou bij de grensstudenten (woon-achtig in Noord-Rijnland, Westfalen, Nedersaksen, Bremen en België) het instellingscollegegeld in rekening kunnen worden gebracht. Hiervoor zou de wet aanpast moeten worden. Veertig procent van de internationale studenten die in Nederland studeren komt uit Duitsland. In het studiejaar 2008/2009 waren dat er bijna 20.000. Een deel van hen woont in de grens-streek en studeert aan een universiteit of hogeschool langs de oostgrens.

De werkgroep presenteerde drie varianten om te besparen op hoger onderwijs. De kerngedachte is: laat de student investeren. Een optie is om de basisbeurs om te zetten in een sociaal leenstelsel. Ook een stapsgewijze verhoging van het wettelijk college-geld in de bachelorfase met 50 procent behoort tot de mogelijkheden. Van de instellingen wordt verwacht dat zij efficiënter kunnen werken, dat moet resulteren in een besparing van ruim 1 miljard euro in 2020. (EH)

Ambtenaren:­bezuinig­op­grensstudenten­­

Hanneke Teekens (Nuffic), Elco van Noort (m)

(IO TU Delft) en juryvoorzitter Frits Gronsveld.

Foto

: Erik

Jans

en

transfer | april 2010 | 7

Page 8: Transfer 7, april 2010, jaargang 17

Driekwart van het Nederlandse ontwikkelingsbudget

gaat naar gezondheidszorg en onderwijs, becijferde

de WRR. Nog geen kwart gaat naar sectoren die

ontwikkeling kunnen bevorderen. Willem van

Genugten, voorzitter van onderzoeksorganisatie

WOTRO, herkent dat. "Economen, juristen en

politicologen kloppen te weinig bij ons aan met

onderzoeksaanvragen."

Foto

: Erik

van

der

Bur

gt/V

erbe

eld

w o t r o - v o o r z i t t e r w i l l e m v a n g e n u g t e n :

‘In ontwikkelingslanden kun je ook toponderzoek doen’

Relevantie en bruikbaarheid

van het onderzoek zijn voor WOTRO

belangrijke criteria bij de beoordeling

van onderzoeksaanvragen.

i n t e r v i e w

Page 9: Transfer 7, april 2010, jaargang 17

Ontwikkelingshulp is het meest effectief wanneer die gebaseerd is op kennis en expertise, constateert de wrr in zijn rapport over ontwikkelingshulp. Maar juist de kennisinfrastructuur is de laatste vijftien jaar verwaarloosd. De leidende positie die Nederland ooit had op het gebied van ontwikkelingsdeskundigheid, dreigt om te slaan in een achterstand. De raad pleit er daarom voor om jaarlijks 6 procent van het ontwik-kelingsbudget (300 miljoen euro) te investeren in onderzoek. Dat voorstel valt uiteraard in vruchtbare aarde bij wotro, de organisatie die al veertig jaar onderzoek financiert in en voor ontwikkelingslanden.“Voor een land dat een kenniseconomie wil zijn, investeert Nederland schandalig weinig in echte onderzoeksprogramma’s. Slechts 40 miljoen euro per jaar”, beaamt voorzitter Willem van Genugten. “Degelijk onderzoek naar processen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en duurzaamheid, is de beste methode om ontwikkeling te bevorderen. Minister Koenders zat op die lijn. Onder zijn bewind is het accent meer op kennis komen te liggen. De grote vraag is of dat met de komst van een nieuw

kabinet en een nieuwe minister zo zal blijven.”Van Genugten is, naast wotro-voorzitter, ook hoogleraar internationaal recht in Tilburg en buitengewoon hoogleraar internationaal recht aan de North-West University in Zuid-Afrika. Hij onderschrijft de wrr-opvattingen over de rol die kennis kan spelen in mondiale ontwikkelingen. Ook steunt hij het standpunt dat er in plaats van kennis-overdracht gezamenlijke kennisuitwisseling en -productie moet plaatsvinden. “Wetenschappers in het Noorden dachten lange tijd: als wij maar genoeg kennis genereren en die aan het Zuiden leveren, komt het allemaal wel goed. Dat beeld rijst ook op uit het WRR-rapport.”

In brandOok wotro, dat vroeger door het leven ging als de Stichting voor Wetenschappelijk Onderzoek van de Tropen en inmiddels is omgedoopt tot Science for Global Development, heeft in de loop der jaren zijn

koers flink bijgesteld. Sinds 2006 zijn relevantie en bruikbaarheid van het onderzoek belangrijke criteria geworden. “We zijn een poot van nwo [Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, red.[, daarom is de wetenschappelijke kwaliteit nog steeds leidend”, licht Van Genugten toe. “Maar in tegenstel-ling tot vroeger moet het onderzoek nu ook maat-schappelijk relevant zijn. De wereld staat op onder-delen in brand. Wetenschappers kunnen het zich niet veroorloven vier jaar op een onderwerp te studeren zonder zich af te vragen wat het nut ervan is. Het is mijn diepste overtuiging dat onderzoek naar de prak-tijk vertaald moet kunnen worden."

StrijdZonder slag of stoot ging die koerswijziging niet. “Het strategisch programma 2007–2010 kenmerkt zich door een heel andere benadering en toonzet-ting. Dat heeft aardig wat strijd opgeleverd. Maar veel toenmalige tegenstanders kunnen zich nu vinden in deze benadering. En je ziet dat het heel verantwoorde keuzes zijn geweest. Het onderzoek moet funda-

menteel, relevant en bruikbaar zijn. Het hoeft niet morgen toepasbaar te zijn, maar het moet beleids-makers wel criteria aanreiken waarmee zij kunnen voortborduren op dat onderzoek.” Een voorbeeld van dergelijk onderzoek werd uitge-voerd onder weeskinderen in het noorden van Oeganda, die jarenlang in een oorlogssituatie hadden geleefd. Hun lichamelijke klachten werden voor een groot deel veroorzaakt door trauma’s. Medicijnen konden ze volop krijgen, maar in psychische hulp was niet voorzien. De onderzoekster waarschuwde voor een medicijnverslaving en pleitte voor een behandeling die ingaat op de psychische problemen. Ook capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden gaat een grotere rol spelen in het door wotro gefi-nancierde onderzoek. “Capaciteitsopbouw heeft een tijdje in het verdomhoekje gezeten”, zegt Van Genugten. “Het mag niet je eerste doel zijn als wetenschapsorganisatie, maar het is een razend belangrijk nevendoel. Daardoor ga je nog beter kijken

w o t r o - v o o r z i t t e r w i l l e m v a n g e n u g t e n :

‘In ontwikkelingslanden kun je ook toponderzoek doen’

Foto

: Roe

l Bur

gler

transfer | april 2010 | 9

Page 10: Transfer 7, april 2010, jaargang 17

in welke instituten je investeert en hoe je zorgt dat er iets structureels achterblijft als je vertrekt.”Binnenkort wordt geëvalueerd wat het wotro-onderzoek heeft bijgedragen aan het Nederlandse ontwikkelingsbeleid. Uitkomsten zijn nog niet voor-handen. Van Genugten verwijst naar de conferentie Knowledge on the move die de onderzoeksorganisatie samen met onder meer de Nuffic twee jaar geleden organiseerde. Wetenschappers uit het Noorden en Zuiden debatteerden drie dagen lang over ontwik-kelingsgericht onderzoek. Minister Koenders sprak van een cruciale conferentie waarin het belang van toegang tot kennis werd onderstreept. Kritisch is de wrr over het feit dat driekwart van het Nederlandse ontwikkelingsbudget wordt besteed aan gezondheidszorg en onderwijs. En nog geen kwart aan infrastructuur, landbouw en economische bedrij-vigheid. Terwijl juist die sectoren volgens de raad ontwikkeling kunnen bevorderen. Dat patroon is ook terug te zien in het wotro-onderzoek. “Aan ons zal het niet liggen om tot een betere spreiding te komen. Ook al besteden wij natuurlijk maar een fractie van het ontwik-kelingsbudget van vijf miljard”, stelt Van Genugten. “We zitten voortdurend te vissen naar aanvragen op het gebied van politieke of juridische infrastructuur. De usual suspects weten wotro heel goed te vinden. Maar economen, juristen, en wetenschappers op het gebied van politiek en internationale betrekkingen kloppen te weinig bij ons aan. Wij leggen voortdurend uit dat onderzoekssamenwerking met het Zuiden ook tot publicaties in toptijdschriften kan leiden. Je moet academische excellentie willen combineren met relevantie voor het Zuiden. Maar die bereidheid is er bij veel onderzoekers niet. Daar is nog een wereld te winnen.”

KortzichtigOok de millenniumdoelen, die sinds 2000 uitgangs-punt zijn van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid, kunnen op weinig bijval van de wrr rekenen. Te weinig ontwikkelingsgerelateerd en te eenzijdig gericht op armoedebestrijding, oordeelde de raad. Diezelfde millenniumdoelen zijn de afgelopen vier jaar de pijlers geweest onder het wotro-beleid dat zich richtte op de thema’s gezondheid, milieu, armoede en mondiale betrekkingen. Van Genugten:

“Het is kortzichtig om zo de millenniumdoelen te lezen. Het terugdringen van de kindersterfte voor 2015 kun je alleen maar realiseren als je systematisch werkt aan verbetering van de gezondheidszorg. Doe je dat niet, dan zullen bepaalde ziektes na die tijd onmiddellijk weer de kop opsteken. Bij ons zijn de doelen gezondheid, milieu en armoede goed uit de verf gekomen. De mondiale betrekkingen minder goed. Maar dat komt weer doordat we op dit terrein nauwelijks goede aanvragen hebben gekregen.”

Verdachtenbankjewotro legt nu de laatste hand aan het nieuwe stra-tegisch programma 2011–2015. De komende jaren zal worden voortgebouwd op het huidige beleid waarin, naast de aandacht voor wetenschappelijke kwaliteit, relevantie een prominente rol speelt en waar nog

meer de nadruk zal komen te liggen op capaciteitsopbouw. Mondiale betrekkingen waaronder de koppe-ling tussen lokale, regionale en mondiale ontwikkelingen, zijn een belangrijk issue. “We varen een eigen koers met antennes gericht op de Nederlandse politieke werkelijkheid. Die kunnen wij niet ontkennen. Maar we hebben de taak om bij alle politieke stormen in

Nederland onze onderzoekslijn vast te houden. Dat neemt niet weg dat we het belangrijk vinden subsidie van het ministerie te ontvangen en dus bereid zijn met het ministerie in debat te gaan over onze koers”, zegt Van Genugten. De organisatie hoopt op een verdubbeling van het budget: 145 miljoen voor vier jaar. Een deel daarvan komt van het ministerie, de rest wordt vooral door nwo bekostigd. Wat uiteindelijk de impact van het wrr-rapport op het ontwikkelingsbeleid zal zijn, vindt Van Genugten moeilijk te voorspellen. “We leven in een rare samenleving waar ontwikkelings-samenwerking in een soort verdachtenbankje zit. Dit rapport zal niet meer door het demissionaire kabinet worden besproken. Veel hangt dus af van de verkiezingen op 9 juni en welke partijen vervolgens het regeerakkoord gaan opstellen. Het rapport is een document waar iedereen iets van zijn gading uit kan halen. Maar ik hoop dat het door Koenders ingezette beleid, met veel aandacht voor de rol van kennis, wordt gecontinueerd.”

Els Heuts

“Veel onderzoekers willen

academische excellentie niet

combineren met relevantie

voor het Zuiden”

| april 2010 | transfer10

Page 11: Transfer 7, april 2010, jaargang 17

Voorheen konden instellingen zelf, binnen bepaalde grenzen, de hoogte van de beurs bepalen. Vorig jaar besloot het Nationaal Agentschap Leven Lang Leren, dat het Erasmusprogramma in Nederland coördineert, het bedrag van tevoren vast te stellen. In het studiejaar 2007–2008 kregen studenten gemiddeld bijna 260 euro per maand, licht Sabine Galjé, hoofd van het agentschap, toe. “Omdat we rekening hielden met een lichte groei van het aantal aanvragen, hebben we gekozen voor een bedrag van 250 euro in 2009.”.Enkele jaren geleden daalde de belangstelling voor Erasmusbeurzen in Nederland. Maar sinds 2007/2008 (bijna 4.700 toewijzingen) neemt de populariteit neemt weer toe, tot ruim 4.900 beurzen in 2008/2009. In combinatie met de opgelegde hoogte van het maandbedrag leidde die ontwikke-ling dit jaar tot problemen. “Door de stringente richtlijnen en de grote animo onder studenten staan wij diep in het rood”, zegt Peter van Bragt van Avans Hogeschool. Het gaat om een tekort van enkele tienduizenden euro’s. Avans-studenten die nu nog aankloppen voor een Erasmusbeurs, doen dat tever-geefs.Avans is niet de enige instelling met een te krap budget voor Erasmusbeurzen. Volgens Ublad online heeft Universiteit Utrecht in januari 44.000 euro uitgetrokken om te voorkomen dat ongeveer vijftig studenten achter het net zouden vissen. Saxion heeft van alle aanvragen voor een Erasmusbeurs tot nu toe slechts 60 procent toegekend, meldt hogeschoolmagazine

Sax. Het Nationaal Agentschap wijst instellingen een budget toe op basis van ‘past performances’. “In het verleden was er vaak wel ruimte om dit aan te vullen”, vertelt Van Bragt. “Daar was de Nuffic [waar het Nationaal Agentschap onder valt - red.] heel behulpzaam in. Maar dat is lastig nu de tekorten een landelijk probleem zijn.”

Laatste stuiverAls er geen geld is om de tekorten aan te vullen is een vast bedrag geen wenselijke situatie, vindt Van Bragt. Liever zou hij weer achteraf de definitieve hoogte van de beurs bepalen, zoals voorheen gebeurde. “Dan gaven we studenten een voorschot, gebaseerd op 75 procent van het bedrag in het jaar ervoor. Geld dat overbleef, verdeelden we in juli en augustus naar rato, afhankelijk van waar studenten waren geweest en hoe lang. Zo konden we het budget beheersen en ging het tot de laatste stuiver op.”De kans is echter groot dat het vaste beursbedrag voor het komende studiejaar omlaag gaat naar 200 euro, zo heeft het Nationaal Agentschap de instellingen laten weten. Het hecht namelijk aan ‘gelijke beurzen voor alle studenten’. Sabine Galjé verwacht dat met het nieuwe maandbedrag van 200 euro in 2010/2011 alle aanvragen gehonoreerd kunnen worden. “Het zal erom spannen”, denkt Peter van Bragt.

Annelieke Slappendel

Instellingen ‘diep in het rood’ door ErasmusbeurzenSinds het begin van het tweede semester moet Avans Hogeschool studenten die een Erasmusbeurs

aanvragen, teleurstellen. Ook andere hogescholen en universiteiten zijn door hun budget voor dit jaar heen.

Reden: het vaste maandbedrag van 250 euro en de toegenomen vraag naar Erasmusbeurzen.

Foto

: 20t

hCen

tFox

/Eve

rett

Col

lect

ion/

HH

Beeld uit de film

‘l’Auberge Espagnole’ over

het ‘Erasmusleven’.

11transfer | april 2010 |

a c t u e e l

Page 12: Transfer 7, april 2010, jaargang 17

Een promotie aan de

Universiteit Leiden.

Foto

: Pat

rick

Post

/HH

s t a t u s p r o m o v e n d i v e r d e e l t u n i v e r s i t a i r e w e r e l d

Bursalen: goedkope truc of bittere noodzaak?

a c h t e r g r o n d

Page 13: Transfer 7, april 2010, jaargang 17

“Op dit moment laten wij geen bursalen meer toe, en we zijn in hoger beroep gegaan.” Lou de Leij, decaan Graduate Schools van de Rijksuniversiteit Groningen (rug), noemt de gerechtelijke uitspraak van afgelopen augustus “uitermate vervelend”. Bij die rechtszaak werden dertien Groningse bursalen die dezelfde arbeidsvoorwaarden als werknemer-promovendi eisten, in het gelijk gesteld. De Leij: “De rechter vindt dat er sprake is van een arbeidsrelatie, wij zeggen dat ze een opleiding volgen.”Volgens de decaan brengt de uitspraak de internatio-nale ambities van zijn universiteit in gevaar. Sinds 2006 verschaft de rug uit het Ubbo Emmiusfonds ongeveer 250 promovendi een beurs. “Het overgrote deel is afkomstig uit het buitenland en was anders niet naar Nederland gekomen”, vertelt De Leij. “Het zijn goede studenten die hier het onderzoek op een hoger niveau helpen brengen en na hun promotie over de hele wereld als ambassadeur van de Groningse univer-siteit optreden. De meesten zijn uitermate tevreden, ook met de hoogte van de beurs, die netto maar iets onder een aio-salaris ligt.”

Internationaal herkenbaarDe decaan erkent dat de rug door het werken met bursalen goedkoper uit is. De universiteit bespaart ongeveer eenderde op de kosten per promovendus en hoeft geen wachtgelden te betalen. Maar belang-rijker is volgens hem dat de Groningse aanpak inter-nationaal herkenbaar is. “We werken hier aan een graduate school zoals die bedoeld is. Na een selectieve master kunnen studenten een eigen promotievoorstel opstellen. Gedurende hun promotietraject krijgen ze een beurs. Ze zitten in een ‘school’, genieten een oplei-ding en zijn dus student. Zo werkt het in de Verenigde Staten en dat systeem begrijpt de hele wereld. Daarnaast hebben we nog zo’n 1.200 promovendi die onderzoek doen dat niet door henzelf is bedacht en

gefinancierd wordt uit externe bronnen. Die mensen geven ook onderwijs en zijn gewoon in dienst.” De rug is niet de eerste die een juridische bloedneus opliep in een poging bursalen aan te stellen. Vanaf midden jaren negentig startten in Leiden, Amsterdam en Utrecht experimenten met een bursalenstelsel. Die werden later door de rechter afgeblazen. Op dit moment lijkt, buiten de rug, geen enkele universi-teit van plan de stap opnieuw te wagen, al bestaat de bursalenwens nog wel degelijk. De lobby voor aanpassing van het systeem wordt overgelaten aan de universiteitenvereniging vsnu. In de notitie Passend Promoveren van oktober 2008 stelt deze dat de werknemerstatus voor alle promovendi niet alleen duur is, maar ook afwijkt van de Europese standaard. Alleen Bosnië en Denemarken zouden eenzelfde systeem hanteren.

Uniformeringsdrangvsnu-voorzitter Sijbolt Noorda dringt erop aan dat de studentenstatus voor promovendi in de wet wordt opgenomen. Differentiatie binnen het promotie-stelsel is volgens hem nodig als Nederland jong talent aan zich wil kunnen binden. “Dat zou ook passen bij de Bologna-gedachte, waarbij de promovendi-opleiding na de bachelor en de master de derde cyclus is in een studieloopbaan. Het verschil tussen master-student en promovendus is gradueel.”In politieke kringen kreeg de vsnu tot dusver weinig steun. Alle partijen, behalve de pvv, onderstreepten met een Kamermotie het belang van de werkne-merstatus voor promovendi. En minister Plasterk zelf, weliswaar voorstander van de nieuwe Graduate Schools, gaf vóór zijn gedwongen vertrek herhaalde-lijk aan geen verschillende aanstellingen op de werk-vloer te willen en te blijven kiezen voor het werkne-merschap.“Waarom toch die uniformeringsdrang?”, vraagt

Het lukt universiteitsbestuurders maar niet om de studentenstatus voor promovendi in de

wet te krijgen. In Groningen wonnen promovendi opnieuw een rechtszaak omdat ze geen

salaris krijgen maar een beurs. De Nederlandse internationaliseringsambities zijn in gevaar,

menen de instellingen. Tegenstanders vermoeden andere motieven.

transfer | april 2010 | 13

Page 14: Transfer 7, april 2010, jaargang 17

Noorda zich af. “Er bestaan al sinds jaar en dag verschillende manieren om te promoveren. In de medische hoek zijn er afwijkende aanstellingsmoge-lijkheden en er zijn buitenpromovendi die promo-veren terwijl ze elders een baan hebben. Als je echt zo veel mogelijk onderzoekstalent naar Nederland wilt halen, dan moet je toch alle mogelijkheden daartoe benutten?”Toch hebben ook sommige hoogleraren problemen met verschillende aanstellingen voor promovendi. Petra Rudolf, rug-hoogleraar experimentele natuur-kunde, was drie jaar geleden een van de profes-soren die zich in de Groningse universiteitskrant beklaagden over de aanstelling van bursalen. Rudolf vindt niet dat promovendi per se als werknemer moeten worden aangemerkt, maar keert zich tegen de onevenwichtigheid in de arbeidsvoorwaarden van haar medewerkers. “Denk bijvoorbeeld aan zwanger-schap. Wij lossen dat bij bursalen nu ad hoc op, bijvoorbeeld door de beurs te verlengen. Voor een aio is dat allemaal goed geregeld. Het zou veel beter zijn als mensen vanaf het begin dezelfde rechten hebben.” Ondanks het standpunt van de politiek is Elizabeth Koier van het Promovendi Netwerk Nederland (pnn) op haar hoede. Zeker met het oog op de crisis-besprekingen en de komende kabinetsvorming. “Velen zullen denken: waarom zouden we niet over-gaan op bursalen? Dat levert geld op en alle universi-teiten zijn daar voorstander van.” Het pnn meent dat de internationaal erkende kwali-teit van Nederlandse promovendi en proefschriften vooral te danken is aan de vier jaar durende investe-ring die jonge onderzoekers in loondienst kunnen doen.

Diffuse situatieKoier vraagt zich daarnaast hardop af of Nederland wel gebaat is bij meer promovendi. Slechts 30 procent

van de gepromoveerden krijgt de mogelijkheid een onderzoekersloopbaan op te bouwen en recruiters uit het bedrijfsleven kiezen vaak liever geen aio’s als startende werknemers, stelt Koier. “Er komt een vijver van mensen die nergens heen kunnen.” Het argument dat Nederland internationaal uit de pas loopt met zijn aio-stelsel, verwerpt de pnn-voorzitter. “Er is in Europa een heel diffuse situatie. In veel landen zijn promovendi bijvoorbeeld student, maar kunnen ze wel aanspraak maken op alle sociale rechten. Bovendien zien wij juist een omgekeerde trend, onder meer in Frankrijk. Het Europese Handvest voor Onderzoekers roept ook op om jonge onderzoekers als werknemers te beschouwen.”Koier vermoedt daarom dat universiteiten met bursalen toch vooral financieel voordeel willen halen. “Die 90.000 euro promotiepremie is natuurlijk erg aantrekkelijk, zeker als je die ook nog eens goedkoper kan bemachtigen. Maar of de kenniseconomie daar beter van wordt?”

Kortzichtigvsnu-voorzitter Noorda noemt het pnn kortzichtig. “Nederland heeft verhoudingsgewijs weinig promo-vendi. Dat soort hooggekwalificeerde jonge mensen hebben we hard nodig. Binnen de wetenschap, maar ook elders in de samenleving. In het open-baar bestuur of het hoger beroepsonderwijs werken relatief weinig gepromoveerden. Een promotie is allesbehalve een doodlopende weg.” Over de pnn-constatering dat de Europese trend juist naar invoe-ring van het werknemerschap neigt, zegt hij nuchter: “Veel landen hebben nu alleen bursaalpromovendi, die beginnen natuurlijk aan de andere kant van het spectrum.”In de hele discussie blijft één groep promovendi enigszins in het luchtledige hangen. Dat zijn de buitenlandse studenten die met een buitenlandse

Dimphna Meijer (26) promoveert

aan Harvard Medical School en

de Universiteit Utrecht. Zij doet

dat met enkele beurzen uit

Nederland en een bijdrage vanuit

de Amerikaanse onderzoeksgroep.

“Voor mijn master Neuroscience

and Cognition liep ik stage in de

onderzoeksgroep experimentele

gentherapie in Boston. Ik was

onder de indruk van de concen-

tratie aan kennis en de enorme

creativiteit. Toen de mogelijkheid

zich aandiende om in Boston te

promoveren, dacht ik: waarom

niet?

Ik wilde niet per se uit Nederland

weg. Een goede onderzoeksgroep

aan een gerenommeerd instituut

in Nederland biedt volgens mij

“ a m e r i k a a n s e h o o g l e r a a r b e t a a l t h e l f t v a n s a l a r i s ”

Foto

: Tob

ias L

impe

rg

| april 2010 | transfer14

Page 15: Transfer 7, april 2010, jaargang 17

beurs in Nederland promoveren. In 2008 waren dat er volgens de vsnu ongeveer duizend. Strikt genomen moeten deze buitenlanders gezien de juridische uitspraken ook als werknemers worden beschouwd. “Maar als die promovendi inkomstenbe-lasting moeten gaan betalen, komen we toch wel in een heel gekke positie”, waarschuwt Noorda. “Veel landen willen hun talentvolle studenten met forse beurzenprogramma’s naar het buitenland sturen. En hier wil je ze maar wat graag hebben. Ook om duide-lijkheid te krijgen over deze groep, zien we graag die studentenstatus in de wet.”Het pnn vindt dat de vsnu de buitenlandse promo-vendi misbruikt als breekijzer om een wettelijke grondslag te krijgen voor een bursalenstelsel. Bovendien spreekt voorzitter Koier haar zorg uit over meldingen van “beschamende” toestanden rond buitenlandse promovendi met geldnood. “Dat geeft rare verhoudingen op de werkvloer.”De nieuwe Delftse rector Karel Luyben spreekt zich niet uit voor of tegen bursalen (“dat debat vind ik niet zo interessant”). Maar hij vindt promovendi die met een te kleine buitenlandse beurs in Delft komen studeren, wel een probleem. “Als de inkomens- of huisvestingssituatie van zo’n promovendus veel minder florissant is dan die van zijn Nederlandse collega, dan voel ik het als mijn verantwoordelijkheid om daar iets aan te doen. Met de decanen hebben we hier in Delft afgesproken dat er middelen zijn om dat mogelijk te maken.” Of er op korte termijn iets verandert aan de status van promovendi is zeer ongewis. De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (knaw) en onderzoeksfinancier nwo laten weten op dit moment geen standpunt te willen innemen.

Xander Bronkhorst

dezelfde kansen als Harvard.

Alleen zijn hier méér goede

onderzoeksgroepen en méér

gerenommeerde onderzoeksin-

stituten.

Ik heb twee promotoren, een

in Boston en een Utrecht. De

afspraak is dat de eerste twee

jaar van mijn promotie vanuit

Nederland wordt gefinancierd. Ik

heb beurzen van het VSBfonds,

het Prins Bernard Cultuurfonds

en een kleiner fonds. Mijn

Amerikaanse hoogleraar betaalt

de andere helft van mijn inko-

men. Je moet niet in een groep

willen werken waar ze je niet wil-

len betalen, hoe goed het onder-

zoek ook is.” (XB)

De Amerikaan Matthew Heberling (32) is sinds

oktober promovendus biotechnologie aan

de Rijksuniversiteit Groningen. Hij heeft een

werknemerstatus.

“Na een bachelor biochemie in Ohio heb ik

een masteropleiding gedaan in Zürich. In

Zwitserland leerde ik mijn Nederlandse vrien-

din kennen. We wilden promoveren, in de

Verenigde Staten of in Nederland.

De competitie aan Amerikaanse universitei-

ten is erg groot. Het lukte me niet ertussen

te komen. Achteraf ben ik blij dat ik aio ben

geworden in Groningen. De staf staat erg

goed aangeschreven en het onderzoek is veel

meer toegepast, dat spreekt me aan.

Ik ben ook erg tevreden over de arbeidsvoor-

waarden die de universiteit me biedt. Mijn

salaris is ongeveer 1.400 euro, in de VS zou

dat waarschijnlijk 1.000 euro zijn. Verder is de

balans tussen werk en privé-leven hier prima.

Het Groningse bursalenprogramma was voor

mij niet aantrekkelijk, omdat studenten boven

de dertig meer belasting betalen. Maar voor

een doorsnee buitenlandse student is zo’n

beurs geen probleem. Die maakt zich geen

zorgen over de omstandigheden. Bovendien

is een Nederlandse beurs vaak veel hoger

dan de toelage die ze in eigen land zouden

krijgen.” (XB)

“ a m e r i k a a n s e h o o g l e r a a r b e t a a l t h e l f t v a n s a l a r i s ”

“ h e e l t e v r e d e n m e t a r b e i d s -v o o r w a a r d e n ”

Foto

: Jan

Luu

rsem

a

transfer | april 2010 | 15

Page 16: Transfer 7, april 2010, jaargang 17

| april 2010 | transfer16

Nog voordat ze haar studie Nederlands in Groningen had afgerond vertrok Elsa Strietman midden jaren zeventig al naar Engeland. “Er was nauwelijks werk op mijn vakgebied aan universiteiten in Nederland. En ik wilde graag naar het buitenland.” Ze kreeg een aanstelling als taalassistent in Newcastle upon Tyne en belandde daarna aan de prestigieuze universiteit van Cambridge. Dat was eerder toeval dan uitgekiende carrièreplan-ning, zegt ze. “Destijds waren de universiteiten nog niet geïnternationaliseerd, zoals dat nu het geval is. In Newcastle was ik als buitenlandse een uitzondering”, weet Strietman. “Ik kreeg veel vragen over Nederland en waarom ik naar Engeland was gekomen.”Het mocht dan toevallig zijn dat Strietman in Cambridge verzeild raakte, ze ging er niet meer weg. Al drieëndertig jaar verzorgt ze er Nederlandse lessen. Op de vraag waarom ze zo lang in de pittoreske universiteits-stad is gebleven, geeft ze een kort antwoord. “Ik heb hier mijn werk en mijn leven.”En dat is volgens haar niet zo vanzelfsprekend. Het Nederlands beslaat een klein taalgebied. Strietman is zelfs de enige in Cambridge die Nederlandse literatuur doceert. Daarnaast is er nog een docent taalonderricht, die per uur wordt betaald. “Al dertig jaar probeer ik een vaste aanstelling te regelen voor deze docent, maar dat lukt niet. Voor talen is weinig geld beschikbaar.”

Karel ende ElegastStrietman heeft zo’n vijf tot zes studenten per jaar. Ze onderwijst Nederlandse literatuurgeschiedenis van de middeleeuwen tot moderne literatuur. Grofweg van Karel ende Elegast tot Gerbrand Bakker. “Wij eisen veel van onze studenten en laten ze heel hard werken. Aan de Faculteit Modern and Medieval Languages

beginnen studenten met twee taal- en literatuurge-bieden. Binnen die twee gebieden doen ze verschil-lende cursussen, soms wel vijf. Elke veertien dagen schrijven ze daarvoor essays.”Over Nederland weten de studenten aanvankelijk heel weinig. “Ze weten dat het een liberaal land is. Veel schrijvers kennen ze niet. Er is zoveel Engelstalige lite-ratuur dat vertalingen nauwelijks opvallen. Studenten kiezen vooral voor Nederlands omdat ze iets anders willen dan Duits, Frans of Italiaans”, vertelt Strietman. Haar favoriete schrijvers zijn Willem Elsschot en Louis Couperus. Maar middeleeuwse en vroegmoderne literatuur vindt ze nog interessanter. “Helaas voelen studenten zich steeds minder aangetrokken tot oudere literatuur. Ze zijn er op school nooit mee in contact gekomen en kiezen eerder voor moderne literatuur.”

Selectie aan de poortNaast het lesgeven heeft Strietman nog veel andere taken. Cambridge verschilt qua bestuur en qua orga-nisatie fors van Nederlandse instellingen voor hoger onderwijs. Naast faculteiten zijn er ook colleges. De colleges selecteren de studenten, regelen hun verblijf en zorgen voor studieondersteuning. In principe zijn alle disciplines er vertegenwoordigd. De universiteit verleent uiteindelijk de graad. Strietman is verbonden

aan het Murray Edwards College, waar zij sinds jaar en dag tutor is van de studenten. “Ik verzorg bijvoor-beeld referenties en help studenten fondsen aan te spreken. Het is dank-baar werk om knappe mensen te helpen, die weten wat ze willen en

met passie aan de slag gaan.” Daarnaast is ze afgelopen jaar tot vicepresidente van haar college benoemd. “Ik representeer het college naar buiten. Ik heb onder meer diners met alumni om contacten te leggen voor de huidige studenten en fondsen te werven voor studie-beurzen.” Dat docenten in Cambridge naast lesgeven ook andere taken hebben bij de colleges vindt ze een goede zaak. “Bij een college kunnen verschillende disciplines en een internationaal gezelschap elkaar ontmoeten. Dat is leerzaam en goed voor het intellectuele en academische bedrijf.”In principe vindt de Neerlandica het prima dat top universiteiten als Oxford en Cambridge aan de poort streng selecteren. “Maar dat er in Engeland ook een vorm van selectie is bij lagere en middelbare

‘Wij laten onze studenten heel hard werken’Veel talentvolle wetenschappers zoeken hun heil in het

buitenland. Wie zijn deze kenniswerkers? Transfer praat

met negen van hen. Deze maand Elsa Strietman (63),

wetenschappelijk hoofdmedewerkster Nederlands aan

de universiteit van Cambridge in Engeland.

d e e x p a t

“Voor talen is

weinig geld beschikbaar”

Page 17: Transfer 7, april 2010, jaargang 17

transfer | april 2010 | 17

scholen vind ik verschrikkelijk. Ouders die het zich kunnen veroorloven sturen hun kinderen naar privé-scholen. Met dat systeem werkt men ongelijkheid in de hand”, zegt ze.

Manusje van allesStrietman houdt sinds haar vertrek naar het Britse eiland een aantal Nederlandse tradities in ere. “Ik vier verjaardagen met ontbijt, slingers en cadeau’s. Toen mijn zoon nog klein was, hadden we altijd een kinder-partijtje. Precies zoals het vroeger in Nederland hoorde. Ik hecht ook veel waarde aan Nederlandse gezelligheid. Ik hou van waxinelichtjes en er staat thuis een bloe-metje op tafel. Thee hoort niet in een mok, maar in een kopje met een schotel. Mijn Engelse vrienden vonden mij vooral in het begin buitengewoon direct. Terwijl Nederlanders toen zeiden dat ik zo formeel deed. Blijkbaar sta ik tussen de twee culturen in.”

Over een aanstelling aan een Nederlandse univer-siteit, denkt ze niet na. “Omdat ik in Cambridge als enige Nederlands geef, ben ik een manusje van alles. Mijn eigen onderzoek ligt op het gebied van de rederijkersliteratuur; tegen de tijd dat dat ontwik-keld was, wilde ik hier niet meer weg. Mijn leven is hier in Engeland. Mijn zoon is 22. Hij voelt zich Engels en Nederlands en vindt het leuk om een halve niet-Engelse achtergrond te hebben. Over vijf jaar ga ik met pensioen. Ik vrees dat het Nederlands dan verdwijnt aan de universiteit van Cambridge. Het is geen goede tijd voor talen en de humaniora, daar is amper geld voor. We moeten bezuinigen. Ik heb hier hard gewerkt om het Nederlandse taal- en literatuur-gebied te vertegenwoordigen en vind het jammer als het zou verdwijnen.”

Robert Visscher

‘Wij laten onze studenten heel hard werken’

Elsa Strietman vreest dat met haar

vertrek het Nederlands zal verdwijnen

aan de universiteit van Cambridge.

Foto

: Ann

abel

Ver

e

Page 18: Transfer 7, april 2010, jaargang 17

‘ o n d e r w i j s h u l p k a n g e w e l d i n a f g h a n i s t a n v e r m i n d e r e n ’

Landbouwonderwijs als spil van de wederopbouwNederland verleent niet alleen met militairen steun aan de wederopbouw van Afghanistan. Wageningen

Universiteit, hogeschool Van Hall Larenstein en praktijktrainer PTC+ helpen in het verwoeste land om het

landbouwonderwijs opnieuw op te zetten. ‘Het opbouwproces duurt nog wel twintig jaar.’

De papaverteelt is lucratief

voor Afghaanse boeren,

maar slecht voor de weder-

opbouw van het land.

a c h t e r g r o n d

| april 2010 | transfer18

Foto

: Fra

nçoi

se d

e M

ulde

r/R

oger

-Vi/

HH

Page 19: Transfer 7, april 2010, jaargang 17

De oorlog die er vele jaren heeft gewoed, heeft diepe sporen achtergelaten in Afghanistan. Veel mensen verloren het leven en met hen ging ook (landbouw)kennis verloren. Landbouwonderwijs ontbreekt momenteel nagenoeg. En dat terwijl 80 procent van de Afghanen werkzaam is in de landbouw. Studies wijzen echter uit dat de landbouw en veehouderij maar net genoeg opleveren om de helft van de Afghaanse bevolking te voeden. Afghanistan heeft kent een duizenden jaren oude landbouw-traditie. Vooral de kennis van irri-gatiesystemen wordt al eeuwen van generatie op generatie doorgegeven. Die kennis is onontbeerlijk, gezien het droge klimaat. “Landbouwonderwijs is een van de belangrijkste voorwaarden voor een succesvolle wederopbouw”, zegt projectleider Henk Jansen, die namens Van Hall Larenstein het land-bouwonderwijs in Afghanistan nieuw leven inblaast. In april vorig jaar sloot Nederland een Memorandum of Understanding met Afghanistan. Ons land verplichtte zich daarmee om tijdens de zogenaamde inceptiefase de noodzakelijke voorwaarden voor het onderwijs op te zetten. Zo wordt momenteel in Nederland een groep Afghanen opgeleid die straks in eigen land de kar moet trekken. Ook zijn ongeveer tien Nederlanders – onderwijsmensen en vertegen-woordigers van het ministerie van Buitenlandse Zaken – voor een korte periode in Afghanistan geweest. Nederland trok 5 miljoen euro uit voor deze fase, die tot oktober 2010 loopt.

Speciale vaardighedenHet landbouwonderwijs moet van de grond af worden opgebouwd. Op het hoogste niveau werkt Nederland mee aan een beleidsdocument waarin de structuur van het landbouwonderwijs wordt bepaald. “We willen competentiegericht onderwijs introdu-ceren”, zegt Jansen. In de hoofdstad Kaboel verrijst een groot nationaal landbouwcentrum dat leraren op nationaal niveau opleidt. Tevens worden daar de lijnen van de curricula uitgezet. Regionaal verrijzen zeven instituten. Een voor elke agro-ecologische

zone van het Afghaanse ministerie van Landbouw. Die zones zijn ingesteld omdat de gebieden fors verschillen. De instituten krijgen niveau mbo+ en zijn verant-woordelijk voor 43 lokale scholen, verdeeld over 34 provincies, vertelt de projectleider. “We zetten ook twee praktijkscholen op, waar speciale vaardigheden

worden geleerd. In Kaboel komt een opleiding voor tuinbouw, in de provincie Uruzgan een voor alge-mene landbouw." De laatste twee scholen worden opgezet met hulp van ptc+, de Nederlandse orga-nisatie van praktijkscholen in de sectoren plant, dier en techniek. De Nederlandse inspanningen moeten het voor 3.000 studenten mogelijk maken om landbouw-

onderwijs te volgen. Gaat dat in de praktijk ook lukken? “Het wordt niet eenvoudig”, zegt Jansen. “In Uruzgan is bijvoorbeeld tweederde van de bevol-king analfabeet en een deel van de huidige docenten ook.” Daarom ontwikkelen de Nederlanders momenteel een nationale test. “Alle docenten moeten examen doen. Slagen ze, dan krijgen ze een bepaalde rang en salarisverhoging, afhankelijk van het resultaat. Wie zakt, krijgt bijscholing aange-boden.”

Grote ambitiesVolgens het Memorandum is het doel van het project niet alleen de voedselveiligheid te verbeteren, maar ook de armoede te verminderen, duurzame landbouw op te zetten en de private sector te ontwikkelen. Het zijn grote ambities, en volgens Jansen zal het nog ‘heel erg lang’ duren voordat de doelen zijn bereikt. “Het opbouwproces duurt nog wel twintig jaar. We moeten niet te hard van stapel lopen.”Voorbeelden van waartoe dat kan leiden, zag Jansen al. Zo wijst hij erop dat veel hulporganisaties de afge-lopen jaren scholen hebben gebouwd. “Dat doet het ontzettend goed op televisie. Maar als er geen onder-wijsstructuur is, heb je weinig aan een schoolgebouw. Een leraar die analfabeet is en bijna geen kennis heeft, kan kinderen vrijwel niets leren.”

Landbouwonderwijs als spil van de wederopbouw

“Een leraar die

analfabeet is en bijna

geen kennis heeft, kan

kinderen vrijwel niets leren”

transfer | april 2010 | 19

Page 20: Transfer 7, april 2010, jaargang 17

Een onderdeel van de Nederlandse hulp is dat dertig Afghaanse studenten een opleiding krijgen in Nederland. Zij volgen een eenjarige master bij Van Hall Larenstein in Wageningen. Vijftien studenten zijn inmiddels bezig, in september volgt de tweede lichting. Deze dertig Afghanen worden straks de docenten op het nationaal centrum in Kaboel en moeten daar de kar trekken om landbouwkennis te verspreiden. Op hun schouders drukt een zware last. “Wij zijn zeer toegewijd om het landbouwonderwijs in ons land te ondersteunen. Wij kunnen voor succes zorgen bij de wederopbouw. Dat is voor ons heel belangrijk”, zegt Zabihullah Azami (25).

PapaverteeltOver de lessen in Wageningen zijn de studenten lovend. “We doen veel teamwerk, daar had ik nog niet veel ervaring mee”, zegt Wasil Ahmad (25). “Daarnaast leren we veel over de productieketen. Ik denk dat de implementatie daarvan, van de boerderij naar de eindgebruiker, heel positief is voor ons land.” Op dit moment produceren Afghaanse boeren bijna uitsluitend voor zichzelf en hun naaste omgeving. Een systeem van verkoop is er nauwelijks. “Door zo’n productieketen op te zetten, profiteren meer mensen van de (begin)producten en kan een private sector ontstaan. Dan komen er ook alternatieven voor de papaverteelt”, zegt Azami. De papaverteelt is goed voor een derde van het bruto binnenlands product. Het is een gemakkelijke oogst en wereldwijd is er veel vraag naar. De twee Afghaanse studenten hebben diploma’s op zak van universiteiten in Afghanistan en Pakistan.Het niveau van de studenten is goed, zegt coördinator masteropleidingen Robert Baars. “Ze spreken goed Engels en komen prima mee. Daar had ik vooraf nog wel twijfels over.” In totaal waren er 122 aanmeldingen voor de vijftien plaatsen. Baars hielp mee de studenten te selecteren. “We leren ze te denken vanuit de moge-lijkheden van hun eigen land”, zegt hij. “Daarbij benadrukken we verschillende zaken. De studenten onderzoeken bijvoorbeeld niet alleen wat het effect is van de introductie van amandelen. Maar ook wat dat betekent voor de genderverhoudingen en welke communicatieve vaardigheden nodig zijn om aman-delen te introduceren.”De onveiligheid in Afghanistan zien Ahmad en Azami als grootste bedreiging voor succes. “Het zal niet makkelijk zijn om een productieketen op te zetten”, denkt Azami. “Mijn oom is onlangs onderweg naar een boerderij neergeschoten. Daarom hebben we veiligheidshulp van de Verenigde Naties nodig. Ik verwacht dat het geweld zal verminderen in de

toekomst. Juist dankzij dit soort wederopbouw-programma’s.” Dat Afghanistan nog onveilig is, ondervond ook Henk Jansen aan den lijve. De projectleider verbleef inmiddels zes keer in het land. “Tijdens mijn eerste bezoek sloeg tachtig meter bij mij vandaan een raket in. Gelukkig kreeg ik slechts zand en gruis op mijn hoofd, maar ik schrok wel.” Daarna heeft hij geen bedreigende situaties meer meegemaakt. “Ik gebruik een betrouwbaar taxibedrijf en loop niet op straat.”De Nederlandse onderwijssteun gaat een spannende tijd tegemoet. In oktober loopt de beginfase af. Daarna begint de hoofdfase, waarin het onderwijs-systeem wordt ingevoerd. “Dat Nederland daarbij een rol gaat spelen, staat buiten kijf. Maar het is nog onduidelijk wat die rol precies zal zijn”, vertelt Nathalie Kröner van de eenheid fragiliteit en vredes-opbouw van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Volgens haar zijn ook andere landen enthousiast over het opzetten van landbouwonderwijs in Afghanistan. “Die contacten houden we warm. Het was nooit de bedoeling dat Nederland het alleen zou doen.” Hoeveel geld Nederland na oktober 2010 in het project steekt, is nog niet bekend.

Vertrek troepenVeel zal afhangen van de nieuwe regeringspartijen. Neemt de PVV, een verklaard tegenstander van ontwikkelingssamenwerking, bijvoorbeeld zitting in het kabinet, dan is de kans aanwezig dat Nederland niet betrokken blijft.Dat de Nederlandse troepen vertrekken uit de provincie Uruzgan, heeft geen gevolgen voor de onderwijshulp. Tot grote opluchting van de Afghaanse studenten. “Maar ik ben wel teleurgesteld dat Nederland vertrekt”, zegt Azami. “Bijna elke weg is vernield. Er is nog zo veel werk te doen, er is nog zo veel hulp nodig.”Dat benadrukt ook Henk Jansen. Hij vertelt over de drieduizend jaar oude ingenieuze irrigatiesystemen, die momenteel in ere worden hersteld. “Daarmee wordt grondwater uit de bergen gehaald. Om de 25 meter zitten er verticale schachten in de berg om de kanalen schoon te maken. Die schachten zijn voor een groot deel verwoest, onder meer omdat terroristen zich daar verstopten. Voor de landbouw zijn de systemen van onschatbare waarde. Voor de toekomst van Afghanistan is het van groot belang dat die systemen en de kennis daarvan opnieuw worden verspreid.”

Robert Visscher

| april 2010 | transfer20

Page 21: Transfer 7, april 2010, jaargang 17

c o l u m n

Be­Different!­

Alles wat je op een business school leert, zie je niet terug op een mba-beurs. Overal staan dezelfde tafel-tjes, dezelfde banners, dezelfde soort slogans die alle gouden bergen beloven. Ook de folders en de gadgets lijken allemaal op elkaar. Terwijl les 1 van marketing en sales toch echt is: Be Different en kruip in de huid van je doelgroep!

Be Different. Maar niet op een fair. Dit geldt trouwens ook voor gewone, niet mba-gerelateerde, onderwijsbeurzen. De saaiheid en de gezapigheid stralen er vaak vanaf. Alsof onderwijs niet leuk mag zijn. Het gaat immers om de inhoud en kwaliteit verkoopt zichzelf wel, is vaak de gedachte. Not.Hoe wist het Brits Museum meer bezoekers te trekken? Door er een uitstekend restaurant te openen. Waarom won het Japanse vhs videosysteem (remember?) het indertijd van het kwalitatief veel betere vcr-systeem, uitgevonden door Philips? De Japanners wisten beter wat de kopers wilden. It’s the client, stupid.Een paar jaar geleden, toen er nog geen Neso in Rusland was, klaagde een aantal instellingen over een beurs in Moskou. Hun Russische collega’s maakten te veel lawaai met hun licht- en geluidshow. ‘Het is hier toch geen disco?!’ Driemaal raden waar het vol met studenten was en waar geen hond kwam kijken.Het eerste wat ik voor de officiële opening op een fair doe, is een rondje maken om te zien hoe de concur-rentie zich verkoopt. De Britten zijn populair als ze een loterij houden met een i-Pod als hoofdprijs. Uitreiking aan het eind van de fair. Sjit, denk ik dan, hadden wij moeten doen.Israël gooit steltlopers in de strijd en schminkt iedereen een vrolijk gezicht op. Prima, is geen concur-rent. Ze promoten vooral hun culturele activiteiten – al heb ik geen idee wat een clown met Jeruzalem te maken heeft.

Wow, twintig instellingen uit China, de opkomende concurrent! Maar er komt geen student naar hun paviljoen, omdat de Chinese marke-teers passief in hun stoel voor zich uit staren. En ze hebben vantevoren geen Study in China campagne gedaan.In Zweden kunnen Russen gratis studeren, zie ik bij de Scandinavische stand. Gelukkig heeft de organisatie ze achteraan in een hoek gezet; wij staan bij de ingang. De studenten zijn al moe als ze bij Stockholm aankomen.

Ik merk dat instellingen minder geneigd zijn af te reizen naar een beurs. Geheel tegen deze trend in stijgt het aantal Russische fairs explosief. We promoten Nederland deze weken op tien beurzen in Moskou, St. Petersburg en Kazan, de derde hoofdstad van Rusland. Verzoeken uit andere regionale steden als Jekaterinaburg en Novosibirsk heb ik uit tijdge-brek rechts van de Oeral laten liggen. Maar ook daar gaan we straks naar toe.Hoe Nederlandse instellingen zich beter kunnen verkopen in Rusland? Dat leest u in mijn volgende column. U moet iets hebben om naar uit te kijken – ook zo’n verkooptechniek.

Charles Hoedt

Charles Hoedt is directeur van het Neso-kantoor in Moskou. Meer

columns van hem zijn te lezen op www.transfermagazine.nl in de

rubriek Onze m/v in... waarvoor hij maandelijks bericht.

transfer | april 2010 | 21

Page 22: Transfer 7, april 2010, jaargang 17

Studenten die naar het buitenland gaan, ondervinden nog altijd problemen met de erkenning van graden. En sinds de start van ‘Bologna’, in 1999, is het percentage studenten dat in een ander Europees land een diploma haalde slechts met 4 procent toege-nomen. Terwijl het bevorderen van mobiliteit het belangrijkste doel van het Bolognaproces was. Binnen Europa is er wel een verschui-ving van studiepuntmobiliteit naar diplomamobiliteit. Een ander positief punt: steeds meer studenten uit de rest van de wereld komen naar Europa. Dit blijkt uit een omvangrijk onafhankelijk onderzoek waartoe de Europese Commissie anderhalf jaar geleden opdracht gaf. De Commissie is beducht voor de kritiek dat rapporten over Bologna vaak een te rooskleurig beeld van de werkelijkheid geven. Het Twentse Center for Higher Education Policy Studies (cheps) ging samen met een Duits en een Brits onderzoeksteam aan de slag. De onderzoekers gingen na wat er in tien jaar Bologna nu echt is bereikt.

Naar eigen inzichtWat in rapporten van de Europese Commissie en een aantal Europese belangenorganisaties meestal overheerst, is het idee dat de doelen van Bologna bijna zijn bereikt, omdat veel landen hun wetten en regelingen naar de eisen van Bologna hebben aangepast. Ze hebben de bachelor-masterstructuur ingevoerd, werken met het ects-studiepuntensysteem, proberen leeruitkomsten te formu-leren en werken aan het diplomasupplement. Maar de realiteit, zo blijkt uit het onderzoek, is dat de beoogde Europese hogeronderwijsruimte nog lang niet is gevormd. Dat komt deels doordat de 47 Bolognalanden de instrumenten in eigen tempo en naar eigen inzicht invoeren. De nieuwkomers in het proces hebben bovendien niet genoeg geld voor onderwijshervor-mingen. Zij zijn vaak geen EU-lidstaat, en hun Bolognakas wordt daardoor minder gespekt door de eu.

‘Het einddoel is uit het oog verloren’De Europese onderwijsministers kwamen half maart

in Wenen en Boedapest bijeen om een decennium

‘Bologna’ te gedenken. De aanwezigen benadrukten dat

‘de doelen van Bologna grotendeels zijn behaald’. Maar

van een echte Europese hogeronderwijsruimte kan nog

lang niet worden gesproken, blijkt uit onafhankelijk

onderzoek.

c h e p s - o n d e r z o e k b e s t r i j d t d a t b o l o g n a b i j n a k l a a r i sj o u r n a l o f s t u d i e s i n i n t e r n a t i o n a l e d u c a t i o n m a a r t 2 0 1 0Vijf keer per jaar zet Transfer de highlights uit dit journal voor

u op een rij.

Werkloos met buitenlands diploma

Noren met een buitenlands diploma zijn vaker werkloos

of overgekwalificeerd voor het werk dat zij doen dan

landgenoten die aan een Noorse instelling zijn afgestu-

deerd. Dat blijkt uit een artikel van Liv Anne Støren en

Jannecke Wiers-Jenssen.

Noorwegen behoort onder de westerse landen tot de

koplopers als het gaat om het percentage studenten in

het buitenland, en de overgrote meerderheid keert na

het afstuderen terug. Een belangrijk argument om stu-

dentenmobiliteit te bevorderen, is de veronderstelling

dat internationale ervaring in trek is op de arbeidsmarkt.

De resultaten van dit onderzoek wijzen er echter op dat

werkgevers zich niet goed raad weten met afgestudeer-

den die een minder gangbare achtergrond hebben.

Exportbereidheid universiteiten

Een ander artikel in dit nummer gaat in op de exportbe-

reidheid van universiteiten bij het aantrekken van bui-

tenlandse studenten. Vik Naidoo van de universiteit van

Auckland onderzocht of die bepalend is voor het succes

van internationale wervingsstrategieën. Hij ondervroeg

daarvoor medewerkers van international offices in het

Verenigd Koninkrijk, Australië en Nieuw-Zeeland.

Om meer te bereiken op de internationale markt moeten

universiteiten in hoge mate prioriteit geven aan het

verzamelen van informatie om kansen op de markt te

herkennen, concludeert Naidoo. Ook commitment bij het

management is van belang, in de vorm van persoonlijke

en financiële steun, net als coördinatie van activiteiten

die samenhangen met export van onderwijs.

Overige artikelen:

International Experience – An Opportunity for Professional

Development in Higher Education, Aswan Hamza

Global Citizenship, Global Health, and the

Internationalization of Curriculum – A Study of

Transformative Potential, Lori Hansan

Deepening Learning and Inspiring Rigor – Bridging

Academic and Experiential Learning Using a Host Country

Approach to a Study Tour, Susan Orpett Long e.a.

Annelieke Slappendel

Abonnees van Transfer kunnen nu voor € 10 per jaar een

online abonnement nemen op de Journal of Studies in

International Education. Meer informatie en aanmelden via

www.nuffic.nl/asie

| april 2010 | transfer22

a c t u e e l

Page 23: Transfer 7, april 2010, jaargang 17

Een aantal landen heeft het invoeren van de instrumenten van Bologna tot doel verheven, zegt Don Westerheijden die namens cheps aan het onderzoek meewerkte. “Landen zijn in het kader van Bologna van alles gaan implementeren. Ze zijn druk aan de slag gegaan met beleidskaders. In een aantal landen werd gedacht: we zetten in een wet wat Bologna van ons vraagt en dan zijn we klaar. Het einddoel is daarbij uit het oog verloren.” In het onderzoek worden twee prioriteiten benoemd die cruciaal zijn voor de toekomst van Bologna. Een daarvan is het kwalifi-catieraamwerk, waarin – in zogenaamde leeruitkomsten – wordt aangegeven over welke kennis, inzichten en vaardigheden een afgestudeerde moet beschikken. Door de invoering van die raamwerken worden curricula in Europese landen beter vergelijkbaar en transparanter, wat erkenning van elkaars graden en daardoor mobiliteit moet bevorderen. Maar vooral moeten docenten, onderzoekers, studenten en maatschappe-lijke organisaties meer bij Bologna worden betrokken.

Poldermodel (kop verplaatsen)Volgens de onderzoekers kunnen andere landen leren van het Nederlandse poldermodel, omdat alle stakeholders hier intensief betrokken zijn geweest bij het invoeren van Bologna. Toch lijkt ook op Nederlandse universiteiten en

hogescholen Bologna niet aan de orde van de dag te zijn. “En Nederland wordt gezien als een voortrekker op dit gebied”, zegt Westerheijden. “Kun je nagaan hoe groot de betrokkenheid op de werkvloer in andere landen is.” In het rapport klinkt de hoop door dat Europese leiders het succes van Bologna in de toekomst zullen afmeten aan het behalen van langetermijndoelstellingen,

zoals de mate waarin mobiliteit wordt bevorderd en graden worden erkend. Of het rapport gevolgen zal hebben voor de lijn die de onderwijsministers de komende jaren zullen uitzetten, is nog onbekend.

Elleke Bal

‘Het einddoel is uit het oog verloren’

Studenten protes-

teerden half maart in

Wenen tegen Bologna.

Foto

: Ger

org

Hoc

hmut

h/EP

A

c h e p s - o n d e r z o e k b e s t r i j d t d a t b o l o g n a b i j n a k l a a r i s

transfer | april 2010 | 23

“Nederland wordt gezien als

voortrekker, kun je nagaan

hoe betrokken ze in andere

landen zijn”

Page 24: Transfer 7, april 2010, jaargang 17

e u r o p e s e o n t m o e t i n g s w e e k b e v o r d e r t s t a f m o b i l i t e i t

‘Instellingen ontdekken hoe efficiënt dit is’

De internationale stafweek is in opmars. Tijdens zo'n week nodigen Nederlandse instellingen niet-

onderwijzende medewerkers van buitenlandse partners uit om kennis te maken en van elkaar te leren.

Transfer bezocht de Internationale Stafweek van de Hanzehogeschool Groningen.

“Een conciërge die naar het

buitenland is geweest, kan

zich beter inleven in een

buitenlandse student”

De Hanzehogeschool organiseerde

dit jaar voor de tweede keer een

internationale stafweek.

Foto

: Han

zeho

gesc

hool

Gro

ning

en

| april 2010 | transfer24

r e p o r t a g e

Page 25: Transfer 7, april 2010, jaargang 17

Tijdens de lunch wordt al druk Nederlands geoefend. “Goedemiddag”, zegt Cornelia Soland, assistent van de international relations officer van de Hogeschool van Zürich (zhaw). Terwijl ze enthousiast in een krentenbol hapt, oefenen de andere deelnemers op het woord saucijzenbroodje.Bijna dertig niet-onderwijzende medewerkers van dertien Europese instellingen zijn half maart in Groningen om te zien hoe de internationalisering verloopt bij de Hanzehogeschool Groningen, waarmee ze allemaal samenwerken in het kader van het Erasmus Programma. Het zijn medewerkers van international offices en afdelingen studentenzaken, managers, Erasmus-coördinatoren en consultants uit Groot-Brittannië, Zwitserland, Duitsland, Noorwegen, Finland, Frankrijk, Litouwen, Estland, Roemenië, Spanje, Ierland, Italië en België. De Europese partners doen mee aan de internatio nale staf-week die de Hanzehogeschool voor het tweede achtereenvol-gende jaar organiseert. Voor zulke bijeenkomsten, die bedoeld zijn om de mobiliteit van niet-onderwijzend personeel te bevorderen, heeft het Erasmus Programma een speciaal subsidie potje. Daarvan wordt in Nederland nog maar rela-tief weinig gebruikgemaakt. In het startjaar van de subsidie, 2007/2008, gingen 64 niet-onderwijzende Nederlandse staf-leden met Erasmussubsidie voor een korte periode naar het buitenland. In Polen waren dat er 650, in Finland 420.

Redelijk onbekendMaar de populariteit neemt toe. Vorig studiejaar deden al 121 Nederlanders – een verdubbeling – mee aan een inter-nationale stafweek, vertelt Heleen Ravenhorst, program-mabeheerder docenten en stafmobiliteit bij de Nuffic. Zij verwacht dat dat aantal de komende jaren verder zal groeien. “Deze subsidie is nog redelijk onbekend. Je moet zoiets even de tijd geven.” Inmiddels beginnen onderwijsinstellingen volgens haar door te krijgen hoe efficiënt het is om alle buitenlandse partners in een keer te laten komen. Zo orga-niseerde ook de Hogeschool van Amsterdam in maart een internationale stafweek. De subsidie, onderdeel van het Leven Lang Leren Programma, is trouwens ook bedoeld voor medewerkers die je niet direct met internationalisering associeert, zoals secretaresses en ict’ers. “Zij tillen hun eigen werk door erva-ringen met buitenlandse collega’s op een hoger plan”, vertelt Ravenhorst. “Bovendien kan een conciërge die naar het buitenland is geweest, zich beter inleven in hoe het voor een buitenlandse student is om voor zijn balie te staan.” Tijdens de stafweek in Groningen is Anne-Catherine Andersen erg enthousiast als ze verneemt dat de Hanzehogeschool een dansopleiding heeft, bij de Dansacademie Noord Nederland. “Dat wist ik helemaal niet. Wij sturen onze studenten daarvoor altijd naar Amsterdam”, roept de internationaal coördinator van de Oslo National Academy of the Arts. International relations-assistent Babs Steeneken van de Hanzehogeschool gaat meteen aan de slag om Andersen van informatie te voorzien. Wellicht leidt het tot een nieuwe samenwerking op dansgebied.

Zo heeft iedere deelnemer zijn of haar eigen reden om mee te doen. Cornelia Soland van de Hogeschool van Zürich wil weten hoe haar buitenlandse collega’s studenten enthousiast maken voor een studie of stage in het buitenland. “Zwitserse studenten zijn vaak gemakzuchtig. Als zij voor hun studie een uur naar Bern moeten reizen, vinden ze dat al veel. Naar het buitenland gaan is helemaal een grote stap.” Toen Soland bij de hogeschool kwam werken, gaven de internationali-seerders studenten veel informatie over een buitenlands verblijf. “Dat bleek averechts te werken.” Sinds de hoge-school afwacht tot geïnteresseerde studenten uit zichzelf om informatie komen vragen, is het aantal buitenlandgangers verdubbeld. “Maar volgens mij kan het nog beter. Ik wil weten hoe.” Andere deelnemers willen vooral praktische dingen weten. “Een deelnemer uit Finland wist dat wij Quest-software gebruiken en wilde graag weten wat wij ervan vinden en hoe het werkt”, vertelt Steeneken. “Ze moet voor haar onder-wijsinstelling software aanschaffen en wilde een eerlijk verhaal, geen verkooppraatje.” Naast de praktische informatie-uitwisseling en het netwerken worden er al concrete afspraken gemaakt om elkaars onderwijsinstelling te bezoeken, zegt Steeneken. “Sommigen gaan later dit jaar bij elkaar kijken hoe de ander te werk gaat.” Ook bezoeken sommige deelnemers de studenten van hun opleiding die momenteel in Groningen studeren. “Een Française is op de bagagedrager door Groningen vervoerd en leerde zo meteen het Nederlandse studentenleven kennen.”

Koffer kwijtJanine Brons, hoofd van het International Office van de Hanzehogeschool zelf, nam al eens deel aan een internatio-nale stafweek in Finland. “Mijn mobiele telefoon werkte daar niet, ik raakte mijn koffer kwijt en ik was vergeten een goede verzekering te regelen”, vertelt ze. “Stom, maar zo leerde ik wel waarmee studenten moeten dealen als ze voor hun studie naar het buitenland gaan.”Steeneken en Brons vinden de tweede internationale staf-week een groot succes. “Veel mensen meldden zich aan door het succes van vorig jaar. Het waren er zelfs zo veel dat we niet alle verzoeken konden inwilligen”, zegt Steeneken. De stafweek van volgend jaar staat alweer in de planning. De organisatie is veel werk, maar het is het waard: “Vroeger kregen we veel verzoeken om buitenlandse collega’s rond te leiden”, vertelt Steeneken. “Iemand begeleiden is erg inten-sief. Nu doen we het in een keer. Iedereen komt een week samen en daar rollen allerlei nieuwe samenwerkingen uit.”

Martine Zeijlstra

Meer informatie over de Erasmussubsidie staat op:

http://www.nuffic.nl/nederlandse-organisaties/services/

beursprogrammas/lll-erasmus/erasmus-in-het-leven-lang-leren-programma

transfer | april 2010 | 25

Page 26: Transfer 7, april 2010, jaargang 17

‘Ik rook het avontuur’Loes van Tiel (20) liep voor haar studie

Facilitymanagement aan de HAN stage op

Curaçao. Op een easy going eiland schreef zij een

veiligheidsplan tegen rampen.

“Niet iedereen kiest voor de verplichte stage in het derde jaar het buitenland als locatie. Sterker nog, de meeste van mijn studiegenoten bleven liever in Nederland. Uit zorg om hun relatie, of omdat ze geen zin hadden om buiten de gebaande paden te gaan. Maar ik rook het avontuur. Ik had mijn zinnen gezet op een omgeving met een lekker klimaat en uitbundige mensen. Dat past bij me. Ik voelde me op

Curaçao dan ook meteen thuis.Neem een cliché van een tropisch eiland in gedachten en het is dat eiland: hagelwitte stranden aan een kristalheldere zee. De keerzijde van die regio zijn de tropische orkanen. Vorig jaar heeft Omar in het Caraïbisch gebied huisgehouden. Curaçao is de dans min of meer ontsprongen, maar de mensen zijn wel wakker geschud. De meeste bedrijven bleken geen solide veiligheidsplan te hebben. Daar kwam ik in beeld: ik moest voor de Dolphin Academy, een plek waar toeristen met dolfijnen kunnen zwemmen, zo’n plan schrijven. Waar breng je je personeel in veilig-heid als er noodweer komt, wat doe je met je spullen, met de dieren? Inhoudelijk een interessante klus.Onze huisvesting moesten mijn studiegenootje en ik vanuit Nederland zelf regelen. Daarbij hadden we wel wat begeleiding kunnen gebruiken van iemand die Willemstad kent. Zoekend naar een leuke woning op internet konden wij niet beoordelen in wat voor omgeving dat huis precies stond. Zo zijn we uitein-delijk in heel gezellig studentenhuis beland, maar wel in een slechte buurt.

DuikbrevetIk vond de Antillianen relaxed in de omgang. Familie is daar belangrijk, en iedereen is welkom om die familie uit te breiden. Er was elke avond wel een feest om naartoe te gaan. Dat vond ik super. Maar als vrouw alleen ben je er ’s avonds laat niet veilig op straat. Eén van de meisjes met wie we ons studentenhuis deelden is na het uitgaan overvallen, nota bene op ons eigen terrein. Dat was heftig. Gelukkig heeft onze over-buurman ons daarna geholpen. Hij hield ’s avonds een oogje in het zeil. Maar dit was natuurlijk niet het soort avontuur dat ik in gedachten had gehad.Wat ik me had voorgesteld van een verblijf op Curaçao, namelijk een grensverleggende ervaring op te doen, is op een positieve manier ook gebeurd. Ik ben van de Playa Forti in zee gesprongen, een vijftien meter hoge rots. Dat was kicken. En ik heb mijn duik-brevet gehaald. Haaien ben ik niet tegen gekomen, maar ik heb wel oog in oog gestaan met een murene. In Nederland zou ik voor mijn studie niet snel over het fenomeen orkaan hebben nagedacht, op Curaçao moest ik er een praktisch plan voor schrijven. Ik heb kortom veel geleerd.”

Annemieke Bosman

v l i e g e n d e h o l l a n d e r

| april 2010 | transfer26

Page 27: Transfer 7, april 2010, jaargang 17

Foto

: Joe

Fox

/AN

P

Geert Dales, collegevoorzitter van InHolland, luidde in de Telegraaf de noodklok. Dhenim, het platform voor de internationale marketing van het Nederlandse hoger onderwijs, schreef een brief op poten aan de Nuffic. “Ik begrijp er niets van, waarom sluit de Nuffic een van de best lopende Neso’s ?” zegt Jacqueline van Marle, voorzitter van Dhenim. Het platform verzoekt de Nuffic “al het mogelijke te doen om een definitieve sluiting van het Neso-kantoor in Beijing te voorkomen.” Half februari werd bekend dat het kantoor per 1 juni tijdelijk dicht gaat. Wegens het aflopen van het contract met de partner organisatie, een agentschap van het Chinese onderwijsministerie, valt de juridische basis voor de vestiging van het onderwijssteunpunt weg.De Nuffic beëindigde het contract omdat de part-nerorganisatie een aantal taken van de Neso over wil nemen en wil meebepalen met welke onderwijsinstel-lingen samenwerkingsverbanden worden aangegaan. Hanneke Teekens, directeur communicatie, vertelt dat de Nuffic deze tijdelijke sluiting nooit heeft gewild. “De omstandigheden hebben hiertoe geleid.” De Nuffic hoopt in het najaar weer een kantoor te openen, besprekingen in China zijn “in volle gang”.

Slechte timingVanaf juni zullen Neso-activiteiten zoals de afhande-ling van beurzen en afgifte van het Neso-certificaat in Den Haag worden gedaan. Inmiddels is bekend dat het Neso-certificaat ook na de heropening van Neso

China vanuit Den Haag gecoördineerd zal worden. Chinese studenten hebben zo’n bewijs nodig om in Nederland te komen studeren. “Vorig jaar werden in de periode juni-juli de meeste certificaten afgegeven, dus dit is een erg slechte timing”, stelt van Marle. Ook is Dhenim bezorgd omdat de Neso-medewerkers die ervaring hebben met de certificaten worden ontslagen. Volgens Teekens zal die expertise ook in Den Haag gewaarborgd zijn. “De Nuffic zal er alles aan doen om het voor Chinese studenten zo makkelijk mogelijk te maken om het certificaat te verkrijgen.”Niet iedereen is daar gerust op. Tom van Veen, voorzitter van het China-team van de Universiteit Maastricht, is bang dat de afgifte van de certificaten de inkomende mobiliteit kan beïnvloeden. “Deze Neso doet uitstekend werk. Maar de concurrentie is groot. Dus als het voor Chinese studenten moei-lijk wordt om de paperassen voor elkaar te krijgen, wijken ze gemakkelijk uit naar bijvoorbeeld Engeland of Duitsland.”Over de toekomst van Neso China moet volgens Van Marle zo snel mogelijk duidelijkheid komen. Ze is het niet eens met de Nuffic dat de promotie van het hoger onderwijs best via internet zou kunnen plaatsvinden. “Wanneer die stelling hout snijdt kunnen alle Neso-kantoren wel gesloten worden.” Teekens benadrukt dat de online promotie een tijdelijke oplossing is. “Dit is een overgangsperiode.”

Elleke Bal

SluitingNeso-kantoor China stuit op onbegripHogescholen en universiteiten reageren verbaasd op de tijdelijke sluiting van het Neso-kantoor in

Beijing. Ze maken zich zorgen over de gevolgen voor de instroom van Chinese studenten en vrezen dat

de promotie van het Nederlandse hoger onderwijs in China een deuk oploopt.

transfer | april 2010 | 27

a c t u e e l

Page 28: Transfer 7, april 2010, jaargang 17

In de Britse media zijn kritische geluiden te horen: Britse studenten zouden door de economische crisis harder worden geraakt dan studenten in andere landen. Door de crisis moeten universiteiten in Groot-Brittannië namelijk bezuinigen. Dat gaat ten koste van aantallen studieplaatsen. Tegelijkertijd zijn Britse universiteiten bij Europese studenten onveranderd populair. Engelse studenten zouden door de crisis dus feller moeten concurreren met hun Europese collega’s om de kostbare plekken. Dat zou niet eerlijk zijn. Professor David Gillingham, decaan aan het Holborn College in Londen, vindt die kritiek onterecht. “Britse studenten kunnen net zo goed studeren op andere Europese univer-siteiten. Steeds vaker geven Europese instituten uitsluitend les in het Engels, bovendien voor aanzienlijk minder collegegeld dan in Engeland. Dat Britse

studenten daar amper gebruik van maken, is iets anders. Ik zou Engelse studenten aanraden niet te gaan mokken, maar over de landsgrenzen heen te kijken.”Ook het hoofd van de afde-ling Internationalisering van de Salford University bij Manchester, Piera Gerrard, wil snel kwijt dat eu-studenten van harte welkom blijven. Volgens haar is er geen sprake van dat Engelse studenten voorrang zouden krijgen. “Wij richten ons net als altijd op de beste studenten, waar ze ook vandaan komen”, zegt Gerrard. Ze geeft wel toe dat de concurrentie onder die studenten zal toenemen. “Eenvoudigweg omdat we minder studieplekken toegewezen krijgen door onze overheid.”

GevoeligDe vraag wie de schaarse studieplekken krijgen en waarom ligt gevoelig in Groot-Brittannië. Veel universiteiten

b r i t s e u n i v e r s i t e i t e n h e r o v e r w e g e n w e r v i n g s b e l e i d

Nog meer studenten uit China en IndiaStudenten uit de Europese Unie zullen vanaf komend studiejaar meer moeite

krijgen om een plaats te bemachtigen aan een Britse universiteit. Geldgebrek

maakt het voor de universiteiten aantrekkelijker om zich te richten op niet-EU-

studenten. Al wil niemand het zo zwartwit stellen.

Foto

: Cam

era

Pres

s/H

H

De Britse koningin

Elisabeth bezoekt de

universiteit van Essex.

a c h t e r g r o n d

| april 2010 | transfer28

Page 29: Transfer 7, april 2010, jaargang 17

willen dan ook niet inhoudelijk reageren. Ze werken nog aan een strategie om de bezuinigingen het hoofd te bieden. De Britse universiteiten worden komend studiejaar in totaal ruim 600 miljoen euro op hun budget gekort. Als gevolg daarvan heroverwegen ze nu hun selectiecriteria en internationale focus. Dat er een soberder en restrictiever beleid voor met name Engelse en eu-studenten aan komt, is in elk geval zeker. De Britse regering heeft aangekondigd voor het komende studiejaar 6.000 studieplekken minder te financieren. Dat lijkt nog mee te vallen, maar het aantal gegadigden voor het lagere aantal plaatsen is juist groter dan ooit. Vorig jaar al vatten veel Britten het plan op om de crisis op de universiteit uit te zitten. Dat leidde tot een run op de beschikbare plaatsen. En een recordaantal afwijzingen: 150.000 mensen konden afgelopen zomer niet aan de oplei-ding van hun keuze beginnen. Velen zullen komend studiejaar een nieuwe poging wagen. Het aantal

inschrijvingen voor het studiejaar 2010–2011 is al weer met 23 procent gestegen ten opzichte van het jaar 2009–2010. Deze zomer worden dan ook nog meer afwijzingen verwacht, meer dan 200.000 om precies te zijn. Een woordvoerder van het ministerie waaronder hoger onderwijs valt, bagatelliseert de cijfers en de kritiek van de universiteiten op de bezuinigingen. “Het aantal plaatsen is elk jaar gelimiteerd en een plaats op de universiteit kan nooit worden gegaran-deerd. Er is altijd onderlinge concurrentie. Groei in het aantal studenten kan alleen op een duurzame manier plaatsvinden. De kwaliteit van het onderwijs mag er niet door verslechteren en het moet financieel haalbaar zijn.”Toch is er één groep studenten die van de bezui-nigingen profiteert. De universiteiten starten agressieve campagnes om studenten van buiten de Europese Unie te recruteren. Want betalen Britse

Page 30: Transfer 7, april 2010, jaargang 17

en eu-studenten ongeveer 4.500 euro collegegeld, niet-eu-studenten tellen tussen de 10.000 en 15.000 euro per jaar neer om aan een Britse universiteit te studeren. “Universiteiten hebben meer dan ooit interesse in overzeese studenten”, zegt David Gillingham (Holborn College). Hij vindt dat begrijpelijk, maar ook gevaarlijk. Want veel universiteiten concentreren hun wervings-activiteiten volgens hem in slechts één land of regio, vooral in China en India. “Ze kiezen de makkelijkste weg, en dat is: agressief recruteren in het gebied waar ze al de meeste contacten hebben.” Maar die strategie maakt de universiteiten volgens Gillingham ook kwetsbaar, bijvoorbeeld in het geval van een plotse-linge politieke of economische ommezwaai. De decaan vindt dan ook dat universiteiten meer aan risicospreiding zouden moeten doen. Hij stelt de regel voor dat een instelling niet meer dan 20 procent van het totale aantal buitenlandse studenten uit één land mag halen. De noodzaak van risicospreiding is volgens hem groter dan ooit, want universiteiten moeten hun financiële positie veiligstellen.

ChinezenDe focus op niet-eu-studenten is trouwens niet nieuw. Ook voor de economische crisis richtten Britse universiteiten hun pijlen al op deze groep. Niet eu-studenten vormen de helft van alle postgraduate-masterstudenten, en 44 procent van alle doctoral-studenten, blijkt uit onderzoek van de British Library en het Higher Education Policy Institute (hepi). Zij zijn volgens de onderzoekers een “significante bron van inkomsten” voor de universi-teiten. Dezelfde studie toont aan dat de 12 procent groei van het aantal masterplekken tussen 2002 en 2008 vooral komt door groei van het aantal niet-eu-studenten. De aanwas van Engelse studenten in dezelfde periode was 3 procent, die van eu-studenten 11, maar het aantal niet-eu-studenten groeide met 39 procent.De statistieken van de Universities and Colleges Admissions Service (ucas) laten zien dat vooral Chinezen in groten getale naar Engeland komen. In totaal studeren meer dan 75.000 Chinezen in het Britse hoger onderwijs. Ook uit andere Aziatische landen, zoals Singapore, Hong Kong en India, groeit het aantal studenten hard. Het aantal studenten uit de Verenigde Staten neemt juist af. Voor het komende studiejaar worden bijna 30 procent méér niet-eu-studenten in Groot-Brittannië verwacht dan dit jaar. Die aanzienlijke groei bewijst de agressieve focus op de overzeese student.

Volgens Bahram Bekhradnia, directeur van het hepi, kan er verschillend tegen de cijfers aangekeken worden. “Waarom lukt het ons niet om meer Engelse studenten op onze universiteiten te krijgen?”, vraagt hij zich af, om te vervolgen: “Aan de andere kant kun je stellen dat we uit welk land dan ook de beste studenten recruteren. Dat zegt wat over de kwaliteit van het onderwijs.”

Gecontroleerde groeiPiera Gerrard beaamt dat universiteiten worstelen met de mix van studenten. De Salford University zal zich in de komende periode nog actiever gaan richten op studenten van buiten de Europese Unie – nu al haalt de universiteit eenderde van haar inkomsten uit de collegegelden van deze groep. Maar volgens Gerrard is het te gemakkelijk om te stellen dat de universiteiten nu massaal roekeloos en agressief buitenlandse studenten gaan aantrekken. “We zullen

het in een holistisch perspectief moeten bezien. We moeten er zeker van zijn dat een groei van het aantal buitenlandse studenten in balans is met het aantal studenten op de campus, en dat onze voorzieningen voor binnenlandse en internationale studenten aan alle verwachtingen voldoen.” Salford University mikt voor de komende vijf jaar volgens Gerrard op een gecontroleerde groei.

“En dus niet op omvangrijke expansie.” Ze vervolgt: “Alle universiteiten zijn hun strategie aan het heroverwegen. Veel universiteiten, zoals Salford, hebben personeel moeten ontslaan. Op verschillende universiteiten zijn al stakingen uitgeroepen. We moeten ervoor waken dat dit niet de kwaliteit van het onderwijs gaat schaden. Of we onze internationale positie kunnen handhaven, zal ervan afhangen of we ons geld weten te investeren in de juiste gebieden en meer eigen inkomen kunnen genereren.”

Evert-jan Quak

“Universiteiten kiezen de

makkelijkste weg: agressief

recruteren daar waar ze de

meeste contacten hebben”

d e v i j f b r i t s e u n i v e r s i t e i t e n m e t d e m e e s t e n i e t - e u - s t u d e n t e n :

University of Cambridge – 43 procent

University of Oxford – 37 procent

Cranfield University- Bedfordshire – 36 procent

University ofSt. Andrews – Schotland - 34 procent

Imperial College London – 34 procent

| april 2010 | transfer30

Page 31: Transfer 7, april 2010, jaargang 17

Fairs Meer informatie via [email protected]

april

2010

mei

2010

juni

2010

A G E N D A

Study WorldBerlijn 23 – 24 aprwww.studyworld2010.com

Europosgrados Tour, ArgentiniëSanta Fe 21 – 22 aprLa Plata 26 aprCordoba 27 – 28 apr

www.europosgrados.com.ar/europosgrados.html

Becas Chile Fair / Expo EstudianteSantiago 15 – 16 meiValdivia 18 meiAntofagasta 20 meiwww.bmimedia.net

Hoe kan de organisatie van uitgaande studentenmobiliteit worden verbeterd? Dat is het onder-werp van een expertmeeting op 23 april, van 12.30 tot 17 uur op de Haagse Hogeschool. Studentenorganisaties ISO en NEWS presenteren een ‘best practice guide’ over programmamobi-liteit, de LSVb bespreekt een onderzoek naar barrières die studenten tegenkomen als ze naar het buitenland willen. Daarna is er een interactieve discussie. Aanmelden via [email protected]

Assuring the quality of internationalisation is het thema van de MODERN Conference op 7 mei in Amsterdam. De dagen ervoor, op 5 en 6 mei, vindt daar een MODERN Peer Learning Workshop plaats, getiteld From strategy to quality: Internationalisation as an element of QA-systems in Higher Education Institutions. Meer informatie en aanmelden op www.highereducationmanagement.eu

De ACA organiseert van 16 tot en met 18 mei in Cordoba haar Annual Conference 2010: Brains on the move. Gains and losses from student mobility and academic migration. Met cijfers over internationale mobiliteit van studenten en migratie van onderzoekers, én over wat daar achter zit. Is er sprake van ‘braindrain’ en ‘brain gain’ met duidelijke winnaars en verliezers, of gaat het om ‘brain circulation’? Meer informatie en aanmelden op www.aca-secretariat.be

De Nuffic-cursus Internationale samenwerkingsovereenkomsten, samenwerkingsprogramma’s en beurzenbeheer geeft inzicht in de verschillende mogelijkheden om samenwerkingsverbanden aan te gaan, zodanig dat ze passen in het internationaliseringsprofiel van de instelling. Aan de hand van concrete voorbeelden worden partners geselecteerd. Ook komt financiering aan de orde op 27 en 28 mei. Meer informatie en aanmelden op www.nuffic.nl/cursussen

Kansas City is de plaats waar van 30 mei tot en met 4 juni de NAFSA Annual Conference 2010 plaats-vindt onder het motto The Changing Landscape of Global Higher Education. Columnist Nicholas Kristof van de New York Times, winnaar van de Pulitzer Prize, is een van de sprekers. Meer informatie en aanmelden op www.nafsa.org/annualconference/default.aspx

De IAU 2010 International Conference gaat over Ethics and values in higher education in the era of globalization: what role for the disciplines? Van 24 tot en met 26 juni in Vilnius, Litouwen. Meer informatie en aanmelden op www.iau-aiu.net/conferences/upcoming.html

Zie ook www.transfermagazine.nl/nieuws/agenda

31transfer | april 2010 |

Page 32: Transfer 7, april 2010, jaargang 17

De Nuffic feliciteert

TU Delftmet het winnen van de

Oranje Loper Award 2010

De Oranje Loper Award is de prijs voor een hogeronderwijsinstelling die zich op een bijzondere manier inzet voor het welzijn van haar internationale studenten.

V.l.n.r.: Hanneke Teekens (directeur Communicatie, Nuffic), Elco van Noort (hoofd international office TU Delft) en Frits Gronsveld (management consultant Verdonck, Klooster & Associates).