44
Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL Effectieve behandeling voor delinquente vrouwen: Een meta-analyse naar het RNR-model. Onderzoek naar het responsiviteitsprincipe binnen behandelingen. Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek Graduate School of Child Development and Education Universiteit van Amsterdam Lieke Meijer | 11986999 Begeleiding: Claudia van der Put Tweede beoordelaar: Hanneke Creemers 10 juli 2020 Amsterdam

Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

  • Upload
    others

  • View
    0

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

Effectieve behandeling voor delinquente vrouwen: Een meta-analyse naar het RNR-model.

Onderzoek naar het responsiviteitsprincipe binnen behandelingen.

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek

Graduate School of Child Development and Education

Universiteit van Amsterdam

Lieke Meijer | 11986999

Begeleiding: Claudia van der Put

Tweede beoordelaar: Hanneke Creemers

10 juli 2020

Amsterdam

Page 2: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

2

Abstract

The aim of the present meta-analysis was to examine the effectiveness of the RNR-

model in treatment for female offenders. Present study focusses on the responsivity principle

of the RNR-model. Twenty studies from the period of 1970 to 2020 were included. From the

included studies, 36 effect sizes were obtained and summarized statistically. The overall

effect of the investigated interventions to reduce recidivism among female offenders was

significant (d = .306). Several moderator analysis were conducted. One significant moderator

was found for sample size. As the sample size increases, the effectiveness of the treatments

decreases. There was no significant moderator found for the general responsivity principle as

well as for the specific responsivity principle. Although no significant moderating effects has

been found in the present study, a number of interesting effects were found for some of the

specific responsivity factors: intelligence, age, culture, motivation and adherence to the

specific responsivity principle. Overall, it can be concluded that addressing the RNR-model

had no significant influence on the effectiveness of interventions in reducing recidivism

among female offenders. Findings are discussed in terms of implications for future research

into the effectiveness of the RNR-model targeting female offenders.

Keywords: RNR-Model · Responsivity Principle · Intervention · Treatment · Female

Offenders · Recidivism.

Page 3: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

3

Effectieve behandeling voor delinquente vrouwen: Een meta-analyse naar het RNR-model.

Onderzoek naar het responsiviteitsprincipe binnen behandelingen.

Het strafrechtstelsel is oorspronkelijk vormgegeven om mannelijke delinquenten te

straffen, te monitoren, voor te bereiden op re-integratie en te re-integreren in de maatschappij

(Williams, 2012). Hoewel de populatie van vrouwelijke delinquenten toenam, werden

mannelijke delinquenten nog steeds als de norm beschouwd. Hierin zijn beleid, strategieën en

werkwijzen ontworpen en afgestemd op de maatschappelijke bedreiging, uitdagingen en

behoeften van mannelijke delinquenten (Chesney-Lind, 2000). Er is veel discussie geweest

over de effectiviteit van correctionele interventies. Door de jaren heen is de gedachte van 'niks

werkt' veranderd in het 'wat werkt' perspectief (Downden & Andrews, 1999). Er zijn

verschillende meta-analyses uitgevoerd gericht op de rehabilitatieliteratuur en deze

onderzoeken hebben grotendeels gesuggereerd dat sommige soorten correctieve interventies

recidive effectief kunnen verminderen (Andrews et al., 1990; Dowden, 1998; Hill et al., 1991;

Izzo & Ross, 1990; Lipsey, 1995; Lösel, 1996). Hoewel de effectiviteit van rehabilitatie voor

algemene daderpopulaties veel aandacht heeft gekregen (Gibbons, 1990), is het onderzoek dat

gericht is op vrouwelijke daderpopulaties vrij beperkt (Koons et al., 1997). Daarom was het

doel van deze studie om meer kennis te verkrijgen over wat werkt voor vrouwelijke

delinquenten door middel van het uitvoeren van een meta-analyse.

Jaarlijks belanden ongeveer 3.000 vrouwen in één van de drie penitentiaire

inrichtingen voor vrouwen die Nederland heeft (Dienst Justitiële Inrichtingen, 2019). Dat is

ongeveer 7,5 procent van de totale populatie gedetineerden dat jaarlijks instroomt. Hoewel

veel meer mannen dan vrouwen in de gevangenis zitten, is het totaal aantal vrouwelijke

delinquenten flink gestegen (Carson, 2018; Covington & Bloom, 2007; Kalish, 1981).

Vrouwen zitten gemiddeld maar kort in hechtenis. Bijna 80 procent verblijft korter dan 3

Page 4: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

4

maanden in detentie; bijna 60 procent zelfs korter dan één maand (Dienst Justitiële

Inrichtingen, 2019). Maar wat is de sleutel in het voorkomen dat vrouwen niet nogmaals de

fout in gaan? Hoe kan de kans op recidive worden verminderd?

Onderzoek laat zien dat vrouwelijke delinquenten vergelijkbaar zijn met mannelijke

delinquenten, maar ook dat ze op bepaalde aspecten van elkaar verschillen (Brennan et al.,

2012; Holtfreter & Wattanaporn, 2013; Makarios et al., 2010; Van Voorhis et al., 2010;

Wright et al., 2012). Mannelijke en vrouwelijke delinquenten delen een aantal dezelfde

risicofactoren en re-integratie moeilijkheden, waaronder het criminele verleden, tekort in

onderwijs en een onstabiel arbeidsverleden (Greiner et al., 2014; Makarios et al., 2010; Smith

et al., 2009), maar verschillen in termen als persoonlijke geschiedenis en hoe zij misdaden

plegen (Carson, 2014). Er zijn aanwijzingen dat vrouwen vanuit andere motieven worden

aangezet tot crimineel gedrag dan mannen (Wright et al., 2012). Vrouwelijke delinquenten

zijn minder gewelddadig en hebben vaker een geschiedenis van meerdere soorten

slachtofferschap samen met psychische stoornissen en problemen met middelenmisbruik

(Belknap, 2007; Scroggins & Malley, 2010; Van Voorhis et al., 2010; Wright et al., 2012).

Onderscheidende fysieke en mentale behoeften, waaronder trauma en verslaving, zijn vaak

voorkomende en onderling samenhangende problemen in het leven van vrouwelijke

delinquenten. In vergelijking met mannelijke delinquenten zijn vrouwelijke delinquenten

significant vaker werkloos op het moment van hun arrestatie (Schram et al., 2006).

Vrouwelijke delinquenten verschillen ook doordat ze een grotere kans hebben op een

geschiedenis van fysiek en/of seksueel misbruik (Covington, 2003). Daarnaast is de impact

van gescheiden zijn van kinderen en andere familieleden, minder toegang tot educatieve,

beroeps- en behandelprogramma's en het traditionele handelen van behandelaars een

belangrijk aandachtspunt (O'Brien, & Young, 2005).

Page 5: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

5

Verschillen tussen vrouwen en mannen spelen ook een cruciale rol in ervaringen na

vrijlating uit de gevangenis (Williams, 2012). Werkgelegenheid, huisvesting, vervoer,

economische problemen en familieproblemen treffen zowel mannelijke als vrouwelijke

delinquenten (Makarios et al., 2010), maar kunnen vooral moeilijk zijn voor vrouwen (Garcia,

2016; Matheson et al., 2011). Veel vrouwen die zijn vrijgelaten uit de gevangenis, melden een

uitgebreide geschiedenis van misbruik, psychische problemen en drugsgebruik voorafgaand

aan hun opsluiting, wat de kans op recidiveren kan vergroten (Jones et al., 2018; Owen, 1998;

Sharp, 2014). Wat bij vrouwen werkt, lijkt te verschillen van wat bij mannen werkt

(Covington & Bloom, 2006).

Andrews, Bonta en collega’s (1990) formuleerden drie principes die ten grondslag

liggen aan een effectieve behandeling van delinquent gedrag. Deze drie principes zijn: het

risicoprincipe (risk principle), het behoefteprincipe (need principle) en het

responsiviteitsprincipe (responsivity principle). Deze principes vormen gezamenlijk het Risk-

Need-Responsivity (RNR) model. Het RNR-model wordt algemeen beschouwd als het

belangrijkste en meest invloedrijke model voor beoordeling en behandeling van delinquenten

en is gericht op het verminderen van recidive (Blanchette & Brown, 2006; Ward et al., 2007;

Andrews et al., 2011). Uit verschillende meta-analyses blijkt dat interventies waarbij de

principes van het RNR-model worden toegepast effectiever zijn in het terugdringen van

delinquent gedrag dan interventies waarbij de principes van het RNR-model niet worden

toegepast (Hanson et al., 2009; Koehler et al., 2013; Latimer, 2001; Prendergast et al., 2013).

Onderzoek laat zien dat de toepassing van slechts één principe al kan leiden tot het gewenste

effect (Prendergast et al., 2013).

Allereerst richt het risicoprincipe zich op wie een behandeling zou moeten krijgen

(Andrews & Bonta, 2010). De intensiteit van een behandeling moet afgestemd worden op het

risico op recidive. Uit onderzoek is gebleken dat een onjuiste afstemming van de intensiteit

Page 6: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

6

van een interventie en het recidiverisico een contraproductief effect heeft (Andrews & Bonta,

2010; Bonta et al., 2000). Het inzetten van een intensieve behandeling bij delinquenten met

laag recidiverisico kan leiden tot een stijging van het recidiverisico. Daarbij kan ook het

inzetten van een licht intensieve interventie bij delinquenten met een hoog recidiverisico

leiden tot een stijging van het recidiverisico. Het tweede principe is het behoefteprincipe en

beschrijft wat er behandeld moet worden (Andrews & Bonta, 2011). In dit principe wordt

onderscheid gemaakt tussen niet-criminogene behoeften en criminogene behoeften.

Criminogene behoeften hebben een direct verband met criminaliteit en hierop inspelen

vermindert de kans op recidive (Andrews, Bonta, et al., 1990).

Het derde principe is het responsiviteitsprincipe, tevens het principe dat centraal staat

in dit onderzoek. Dit principe richt zich op hoe behandeld zou moeten worden (Andrews &

Bonta, 2010). Andrews, Bonta en collega’s (1990) beschrijven dat interventies moeten

worden afgestemd op individuele eigenschappen van een delinquent. Het

responsiviteitsprincipe bestaat uit algemene responsiviteit en specifieke responsiviteit.

Algemene responsiviteit houdt in dat cognitief- gedragstherapeutische interventies het meest

effectief zijn in het aanleren van nieuw gedrag, ongeacht over welk probleemgedrag het gaat

(Andrews, Zinger et al., 1990). Looman en collega’s (2005) beschrijven algemene

responsiviteit als externe factoren. Specifieke responsiviteit wordt door Looman en collega’s

(2005) omschreven als interne factoren. Specifieke responsiviteit verwijst naar het feit dat

interventies rekening moeten houden met het leervermogen, de leerstijl, omstandigheden en

demografische kenmerken van individuele gevallen, zoals geslacht, leeftijd en etniciteit

(Andrews et al., 2011; Bonta & Andrews, 2007; Bonta & Andrews, 2016). Het

responsiviteitsprincipe is veelbesproken in de literatuur wat resulteert in veel verschillende

responsiviteitsfactoren zoals motivatie, persoonlijkheidskenmerken, cognitieve vaardigheden

en intelligentie, psychopathologie, verschillende kenmerken van de sociale omgeving van de

Page 7: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

7

delinquent en het sociaal ondersteuningssysteem. Al met al moet een interventie op maat

ontwikkeld worden waarbij rekening wordt gehouden met de interne en externe persoonlijke

factoren om de effectiviteit van een behandeling te bevorderen (Andrews et al., 1999;

Andrews et al., 2011; Bonta & Andrews, 2007; Bonta & Andrews, 2016). Andrews & Bonta

(2006) hebben aangetoond dat behandelingen die voldoen aan het responsiviteitsprincipe

recidive met 23% kunnen verminderen.

In de literatuur zijn er een aantal belangrijke genderspecifieke aandachtspunten die tot

het responsiviteitsprincipe behoren. Allereerst bestaat er consensus dat psychische problemen

vaker voorkomen bij vrouwelijke delinquenten dan bij mannelijke delinquenten (Daniel et al.,

1988; Gorsuch, 1998; Mohan et al., 1997; Morash et al., 1998; Raeside, 1994), hoewel er

relatief weinig onderzoek specifiek gericht is op psychopathologie bij vrouwelijke

delinquenten (Hubbard, 2007; Hurley & Dunne, 1991; Keaveny & Zauszniewski, 1999;

Raeside, 1994). Literatuuronderzoek laat zien dat de psychische gezondheid van vrouwelijke

delinquenten wordt gekenmerkt door een hoge mate van depressie, angststoornissen,

middelenmisbruik en persoonlijkheidsstoornissen, met name borderline

persoonlijkheidsstoornis (Hurley & Dunne, 1991; Keaveny & Zauszniewski, 1999; Raeside,

1994). Onderzoek wijst ook uit dat zelfbeschadigend gedrag aanzienlijk meer voorkomt bij

delinquente vrouwen (Gorsuch, 1998). Bij gebrek aan adequate psychiatrische zorg zijn er

aanwijzingen dat de psychiatrische behoeften van vrouwen niet verdwijnen tijdens hun

opsluiting (Hurley & Dunne, 1991) en zelfs kunnen verslechteren (Byrne, 2000). Uit veel

verschillende onderzoeken blijkt een hoger niveau van middelenmisbruik onder vrouwelijke

delinquenten in vergelijking tot mannelijke delinquenten (Dowden & Andrews, 1999; Kingi,

1996; Koons et al., 1997; Maden et al., 1990, 1994; Mohan et al., 1997; Morash et al., 1998;

Singer et al., 1995).

Page 8: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

8

Dowden & Andrews (1999) hebben een meta-analyse uitgevoerd naar de effectiviteit

van het RNR-model in behandeling voor delinquente vrouwen, omdat voorgaand onderzoek

voornamelijk gericht is op mannelijke delinquenten. De resultaten uit deze meta-analyse

wijzen erop dat het risico-, behoefte- en responsiviteitsprincipe ook bij vrouwen verband

houden met het verminderen van recidive. Zoals eerder genoemd was het aantal onderzoeken

gericht op vrouwelijke delinquenten beperkt. Dowden & Andrews (1999) hebben uiteindelijk

26 studies in hun meta-analyse meegenomen. De huidige studie zal de meta-analyse van

Dowden & Andrews (1999) repliceren en aanvullen met recente studies. Een meta-analyse is

een methode van onderzoek waarbij de resultaten van meerdere empirische studies over een

bepaald onderwerp worden samengevat (Born & Mol, 2006). Door het combineren van

onderzoeksresultaten uit verschillende studies wordt nieuwe kennis verkregen. Meta-analyses

integreren niet alleen de bevindingen van studies op een nauwkeurig afgebakend

onderzoeksterrein, maar geven ook antwoorden op vragen die in de afzonderlijke studies niet

of onvoldoende beantwoord kunnen worden (Assink & Wibbelink, 2016). In de huidige meta-

analyse wordt een multi-level-analyse uitgevoerd. Door het hanteren van modernere

statistische methoden kunnen meerdere effect sizes per studie worden meegenomen en

geanalyseerd, waarmee alsnog voldaan kan worden aan de assumptie van onafhankelijkheid

van effectgroottes. Dit leidt er toe dat er meer kennis kan worden verkregen over de

effectiviteit van het RNR-model in behandeling voor vrouwelijke delinquenten.

Wetenschappelijk en maatschappelijk gezien is het dus van belang dat de effectiviteit

van het RNR-model voor behandeling van delinquente vrouwen wordt onderzocht. Het RNR-

model biedt namelijk kennis over de manier waarop delinquent gedrag en recidive verminderd

kunnen worden. Daarnaast biedt het model handvatten voor de praktijk, waardoor interventies

effectiever kunnen worden ingericht. Samenvattend wordt in deze studie een meta-analyse

uitgevoerd met het doel vast te stellen wat de effectiviteit is van het toepassen van de RNR-

Page 9: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

9

principes in behandeling voor delinquente vrouwen. Deze meta-analyse richt zich op het

derde principe van het RNR-model. De hoofdvraag luidt: ‘In hoeverre hangt het

responsiviteitsprincipe van het RNR-model samen met de effectiviteit van interventies voor

delinquente vrouwen?’ Hierbij wordt verwacht dat behandelingen waarin het

responsiviteitsprincipe wordt toegepast effectiever zijn dan behandelingen waarbij dit niet het

geval is.

Methode

Inclusiecriteria

Voor het zoeken en selecteren van relevante studies voor deze meta-analyse zijn

inclusiecriteria opgesteld. Deze inclusiecriteria zijn grotendeels gebaseerd op de criteria zoals

die in Dowden & Andrews (1999) zijn geformuleerd. Daarnaast zijn een aantal aanvullende

criteria opgesteld. De volgende inclusiecriteria zijn gehanteerd:

1. Publicatie. Studies gepubliceerd voor maart 2020 zijn geïncludeerd. Er is geen

ondergrens gehanteerd.

2. Taal. Alleen Engelstalige studies zijn geïncludeerd.

3. Regio. Studies zijn alleen geïncludeerd wanneer deze afkomstig waren uit een

Europees land, de Verenigde Staten of Canada.

4. Populatie. De steekproeven moesten grotendeels (meer dan 50%) of helemaal bestaan

uit vrouwen vanaf 12 jaar oud die terecht zijn gekomen in het justitiële systeem.

Studies werden alleen geïncludeerd als er voor deelnemende vrouwen/meisjes een

aparte effect size werd gerapporteerd.

5. Interventie. De interventie of het programma moest gericht zijn op het verminderen

en/of voorkomen van recidive.

Page 10: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

10

6. Design. Geïncludeerde studies hadden een experimenteel of quasi-experimenteel

onderzoeksdesign. Er moest sprake zijn van een vergelijking tussen een experimentele

groep (behandelgroep) en een controlegroep (wachtlijstconditie, geen behandeling,

reguliere behandeling (TAU) of een andere interventie). Toewijzing aan de

experimentele groep of controlegroep is zo veel mogelijk gedaan in de vorm van

randomisatie of matching.

7. Uitkomsten. In de studie moest tenminste één meting gericht zijn op recidive als

afhankelijke variabele. Onder deze meting vallen onder andere: zelfrapportage,

ouderrapportage of officiële gegevens van politie en justitie, zoals een nieuwe

arrestatie, nieuwe veroordeling, nieuwe gevangenisstraf, en/of een herroeping van

proeftijd of verlof.

8. Gerapporteerde effecten. In de studie werd cohen’s d als uitkomstmaat gerapporteerd

of de cohen’s d kon bepaald worden aan de hand van algemene statistieken of ruwe

data.

Zoekprocedure

Voor het zoeken naar relevante studies voor deze meta-analyse werd een aantal

zoekstrategieën gehanteerd. Allereerst is gekeken of er toegang was tot de studies die zijn

geïncludeerd in het onderzoek van Dowden & Andrews (1999). Van de 26 onderzoeken

konden er 24 worden achterhaald. Vervolgens zijn er drie databases onderzocht, namelijk:

PsychInfo, Medline en Web of Science. De zoektermen die zijn gebruikt voor deze databases

zijn in Bijlage 1 bijgesloten.

Alle gevonden onderzoeken zijn vervolgens met behulp van het programma Zotero

ontdubbeld. Na het ontdubbelen zijn er 1925 studies overgebleven. Deze studies zijn

vervolgens in het programma Rayyan QCRI gezet en zijn grondig getoetst of zij aan de

inclusiecriteria voldeden. Drie onderzoekers hebben dit onafhankelijk van elkaar beoordeeld.

Page 11: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

11

Om de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid te waarborgen zijn 209 artikelen door alle drie

onderzoekers beoordeeld. De onderzoekers zijn onafhankelijk van elkaar het unaniem eens

geweest om studies te includeren dan wel te excluderen. Dit resulteerde vervolgens in een lijst

van 79 studies. In Figuur 1 wordt de zoekprocedure schematisch weergegeven. In Tabel 1

worden een aantal kenmerken van de geïncludeerde studies weergegeven.

Figuur 1.

Schematische Weergave van de Zoekprocedure

PRISMA 2009 Flow Diagram

Records identified through database searching

(n = 2673)

Scre

enin

g In

clu

ded

El

igib

ility

Id

enti

fica

tio

n

Additional records identified through other sources

(n = 24)

Records after duplicates removed (n =1925)

Records screened (n = 1901)

Records excluded (n =1846)

Full-text articles assessed for eligibility

(n = 79)

Full-text articles excluded, with reasons

(n = 59)

Studies included in quantitative synthesis

(meta-analysis) (n = 20)

Page 12: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

12

Tabel 1

Studie-kenmerken

Auteur(s) Studie-

ID Design Pub.

Jaar N Gemiddelde

leeftijd #

ES

Buckner & Chesney-Lind 1 Quasi-

experimenteel 1983 100 15,69 1

Gordon, Arbuthnot, Gustanfson,

& McGreen 2 Quasi-

experimenteel 1988 16 16 1

Gruher 3 Quasi-

experimenteel 1979 64 15 1

Sowles & Gill 4 Randomized

Controlled Trial 1970 10 14,9 1

Wexler, Falkin & Lipton 5 Quasi-

experimenteel 1990 77 30,1 1

Young, Gartner, O’Connor,

Larson & Wright 6 Quasi-

experimenteel 1995 66 35,8 1

Celinska, Sung, Kim &

Valdimarsdottir

7 Quasi-

experimenteel 2019 155 15,4 6

Palmer, Hatcher, McGuire &

Hollin

8 Quasi-

experimenteel 2015 801 28,47 2

Baglivio, Jackowski, Greenwald

& Wolff 9 Quasi-

experimenteel 2014 612 15,57 2

Sacks, McKendrick &

Hamilton 10 Randomized

Controlled Trial 2012 468 35,1 5

Johnson, Friedmann, Green,

Harrington & Taxman

11 Quasi-

experimenteel 2011 77 35,6 1

Messina, Grella, Cartier &

Torres 12 Randomized

Controlled Trial 2010 115 36 2

Hall, Prendergast, Wellisch,

Patten & Cao

13 Quasi-

experimenteel 2004 180 35 1

Nyamathi, Shin, Smeltzer,

Salem, Yadav, Krogh &

Ekstrand

14 Randomized

Controlled Trial 2018 130 38,85 3

Liau, Shively, Horn, Landau,

Barriga & Gibbs

15 Randomized

Controlled Trial 2004 68 29,9 1

Page 13: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

13

Duwe & Clark 16 Quasi-

experimenteel 2015 430

3

Prendergast, Wellisch & Wong 17 Quasi-

experimenteel 1996 41 34,6 1

Myers, Burton, Sanders, Donat,

Cheney, Fitzpatrick & Monaco 18 Quasi-

experimenteel 2000 60 14,6 1

Guerra & Slaby 19 Randomized

Controlled Trial 1990 53 17,17 1

Klein, Alexander & Parsons 20 Randomized

Controlled Trial 1977 56

1

Note. Pub. jaar = publicatiejaar; N = totale steekproefgrootte; # ES = aantal gecodeerde effectgroottes.

Codeerschema en codeerprocedure

In totaal zijn 79 studies door drie onderzoekers gecodeerd. Voor het coderen is een

codeerschema opgesteld. In het codeerschema staan items over studie-, steekproef- en

interventiekenmerken, effectgroottes en een uitgebreide operationalisatie van de drie principes

van het RNR-model. Bij het coderen van het gehele responsiviteitsprincipe in deze meta-

analyse is gescoord op aanwezigheid van het algemene responsiviteitsprincipe. Het specifieke

responsiviteitsprincipe is onderverdeeld in de volgende variabelen: intelligentie (bijvoorbeeld

verbale intelligentie, interpersoonlijke volwassenheid, empathie), sociale steun (bijvoorbeeld

modellering, neutraliseren/ reduceren van personen met criminele invloed), gender, leeftijd,

cultuur/ ras/ etniciteit, psychopathologische problemen en behandelingsmotivatie. Als er

sprake was van aanwezigheid van ten minste één van bovenstaand genoemde variabelen werd

het specifieke responsiviteitsprincipe gecodeerd als voldaan. Waren er geen van de variabelen

van het specifieke responsiviteitsprincipe aanwezig, dan werd dit als ‘nee’ gecodeerd. Het

codeerschema is bijgevoegd in Bijlage 2.

De eerste vier studies zijn gezamenlijk gecodeerd en er zijn afspraken gemaakt voor

het coderen om de interne consistentie en de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid te

optimaliseren. Tijdens het coderen van de overige studies is bij twijfel overleg geweest,

Page 14: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

14

waarna gezamenlijk een besluit genomen werd. Wanneer informatie over de toepassing van

een item over de RNR-principes niet genoemd werd in de studie, werd deze gecodeerd als

‘nee’. Vervolgens zijn de 75 studies verdeeld. Hiervan zijn 59 studies tijdens het coderen

alsnog afgevallen, omdat er geen sprake was van een onafhankelijke controlegroep, aparte

effect size voor vrouwen, een interventie, recidive als uitkomstmaat of omdat studies niet

gepubliceerd waren. Uiteindelijk zijn er 20 studies (36 effect sizes) gecodeerd en

meegenomen in dit onderzoek.

Data-analyse

Alle gecodeerde gegevens zijn in een SPSS-dataset ingevoerd om de data te

analyseren. Allereerst zijn in SPSS de continue variabelen gecentreerd en zijn de categorische

variabelen omgezet in dummyvariabelen. Daarnaast zijn in SPSS een aantal beschrijvende

statistieken uitgerekend, zoals de gemiddelde leeftijd van alle participanten uit de

verschillende studies, de range van de totale steekproefgrootte en het gemiddelde percentage

etnische minderheidsgroep.

Nadat alle data ingevoerd zijn in SPSS zijn vervolgens de analyses in het programma

R uitgevoerd. In R is allereerst het overall effect, oftewel gemiddelde effect, berekend. Dit is

een samenvatting van alle effectgroottes in deze dataset en geeft informatie over de

effectiviteit van de interventies die zijn meegenomen in de huidige meta-analyse. Daarna is

een heterogeniteitstoets uitgevoerd om te achterhalen of er sprake is van significante variantie

in effectgroottes. Deze heterogeniteitstoets geeft inzicht of eventuele variantie binnen alle

effectgroottes uit eenzelfde studie significant is (level 2) en of de variantie tussen de

verschillende studies significant is (level 3). Bij significantie op level 2 of level 3 is er sprake

van heterogeniteit en mogen moderatoranalyses worden uitgevoerd.

Met behulp van moderatoranalyses zijn vervolgens continue en categorische

variabelen getoetst op mogelijke modererende effecten op het gemiddelde effect van

Page 15: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

15

interventies. Hierbij zijn de volgende continue variabelen onderzocht: publicatiejaar, leeftijd,

percentage etnische minderheidsgroep, percentage vrouwen, duur van behandeling, intensiteit

van behandeling, contacturen, behandelfrequentie, follow-up duur, steekproefgrootte,

experimentele groep en controle groep. De categorische variabelen zijn: studiedesign,

geslacht, status controle groep, voldaan algemene responsiviteit, intelligentie, sociale steun,

gender, leeftijd, cultuur, psychopathologie, motivatie, voldaan specifieke responsiviteit, welke

principes toegepast, aantal principes toegepast, type effectgrootte en type meting.

Tot slot is een funnel plot opgemaakt om een indicatie te geven van mogelijke

aanwezigheid van publication bias. In deze grafiek wordt de steekproefgrootte op de Y-as

weergegeven en de effect size op de X-as.

Resultaten

Gemiddelde Effect

De dataset bevatte in totaal 20 studies met in totaal 36 effectgroottes. De oudste studie

kwam uit 1970 en de meest recente studie uit 2019. De totale steekproefgrootte had een range

van 791, met een minimum van 10, een maximum van 801 en een gemiddelde van 246,5. De

gemiddelde leeftijd was 25,86 jaar (SD = 9,97; range 14,50 – 38,85). Het gemiddelde

Het percentage vrouwen in de steekproeven was 68,56% (SD = 34,87; range 17,87 - 100,00).

gemiddelde percentage etnische minderheidsgroep was 54,86% (SD = 17,80; range 20,00-

89,20). Het gemiddelde effect van de onderzochte interventies van het responsiviteitsprincipe

op het terugdringen van recidive was d = .306 (SE = .084; 95% BI: .135 ~ .477; p <.001). Er

is sprake van significante variantie tussen alle effect sizes in de dataset (Q (df= 35) = 234.178,

p <.001).

Om te bepalen of er sprake is van significante variantie tussen effect sizes binnen

studies (level 2) en tussen studies (level 3) zijn twee log-likelihood-ratio-toetsen uitgevoerd.

Page 16: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

16

De eerste log-likelihood-ratio-toets (chi-kwadraattoets) bepaalt of de fit van het

oorspronkelijke model (waarin de variantie op zowel niveau 2 als niveau 3 is geschat)

significant verschilt van de fit van het model waarin de variantie op niveau 2 niet wordt

geschat, maar de variantie op niveau 3 wel wordt geschat. Hieruit blijkt dat er significante

variantie is op level 2 (χ2 (1) = 30.301, p <.001). De tweede log-likelihood-ratio-toets laat

zien dat de fit van het oorspronkelijke model (waarin de variantie op zowel level 2 als level 3

is geschat) niet significant verschilt van de fit van het model zonder variantie op level 3 maar

met variantie op level 2 (χ2 (1) = 1.523, p = .109).

Vervolgens is vastgesteld hoe de totale variantie verdeeld is over de drie levels van het

meta-analytische model. Van de totale variantie kon 12.77% worden toegeschreven aan de

steekproefvariantie van de geobserveerde effectgroottes (level 1), zoals te zien is in Tabel 2.

Daarnaast kon 41.67% worden toegeschreven aan de verschillen tussen effect sizes binnen

studies (level 2). Tot slot kon 45.56% worden toegeschreven aan de verschillen tussen studies

(level 3). Er kan niet gesproken worden van heterogeniteit tussen studies, omdat de variantie

op level 3 niet significant is gebleken.

Tabel 2 Geschatte Overall Effect

Gemiddelde

d (SE) 95%

BI Sig.

gemiddelde z

(p)

%Var.

op level

1

Level 2

var. % Var.

op level

2

Level

3 var. %Var.

op level

3

Overall

Effect .306 (.084) .135,

.477 <.001*** 12.772 <.0001*** 41.665 .109 45.563

Note. Gemiddelde d = gemiddelde effectgrootte (Cohen’s d); SE = standaardfout; BI =

betrouwbaarheidsinterval; Sig. = significantie; Var. = variantie; Level 1 var. = steekproefvariantie van

geobserveerde effectgroottes; Level 2 var. = variantie tussen effectgroottes afgeleid uit dezelfde studie;

Level 3 var. = variantie tussen studies. ** p <.01; *** p <.001

Het uitvoeren van loglikelihood-ratio-toetsen bij een gering aantal effect sizes of

studies kan ten onrechte een niet significant resultaat geven terwijl er in werkelijkheid wel een

Page 17: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

17

substantiële variantie aanwezig is. Dit powerprobleem kan leiden tot het niet uitvoeren van

moderatoranalyses. Ter aanvulling op de log-likelihood-ratio-toetsen kan de 75%-regel van

Hunter en Schmidt (1990) worden toegepast. Zij stellen dat heterogeniteit substantieel is als

minder dan 75% van de totale variantie toegeschreven kan worden aan steekproefvariantie

van de geobserveerde effectgroottes. Zoals Tabel 2 laat zien, kan slechts 12.77% hieraan

worden toegeschreven. Op basis van de regel van Hunter en Schmidt (1990) kan worden

geconcludeerd dat er sprake is van heterogeniteit, waardoor het relevant is om

moderatoranalyses uit te voeren. Door het lage aantal studies wordt ook de variantietoets

(level 3) minder betrouwbaar.

Continue moderatoranalyse

De resultaten van de continue moderatoranalyse zijn in Tabel 3 weergegeven. De

continue moderatoranalyse toont een significant negatief modererend effect voor de

steekproefgrootte (d = .296), omvang experimentele groep (d = .293) en omvang

controlegroep (d = .285). Bij het toenemen van de steekproefgrootte, neemt de effectiviteit

van de behandelingen af. De andere continue variabelen publicatiejaar, leeftijd, percentage

etnische minderheidsgroep, percentage vrouwen, duur van behandeling, intensiteit van

behandeling, contacturen, behandelfrequentie en follow-up duur bleken geen significant

modererend effect te hebben.

Tabel 3 Continue moderatoren

Continue variabelen # studies # ES Intercept/gem. d (95%

BI) β1 (95% BI) F (df1, df2)a pb

Publicatiejaar 20 36 0.294 (0.130; 0.459)*** -0.007 (-0.019; 0.006) 1.200 (1,34) 0.281

Leeftijd 19 33 0.318 (0.121; 0.516)** 0.003 (-0.018; 0.023) 0.065 (1,32) 0.800

Percentage etnische

minderheidsgroep

14 27 0.310 (0.128; 0.493)** 0.003 (-0.008; 0.013) 0.269 (1,25) 0.609

Percentage vrouwen 20 36 0.311 (0.133; 0.489)** -0.001 (-0.006; 0.004) 0.108 (1,34) 0.744

Page 18: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

18

Duur van behandeling 16 31 0.315 (0.165; 0.466)*** -0.013 (-0.033; 0.007) 1.810 (1,29) 0.189

Intensiteit van

behandeling

8 14 0.499 (-0.038; 1.035) -0.020 (-0.085; 0.044) 0.463 (1,12) 0.509

Contacturen 8 18 0.354 (-0.216; 0.923) -0.001 (-0.004; 0.003) 0.261 (1,16) 0.617

Behandelfrequentie 8 12 0.491 (-0.088; 1.069) -0.095 (-0.398; 0.208) 0.485 (1,10) 0.502

Follow-up duur 14 30 0.280 (0.057; 0.502)* -0.000 (-0.008; 0.007) 0.012 (1,28) 0.912

Steekproefgrootte 20 36 0.296 (0.197; 0.396)*** -0.001 (-0.001; -0.001)*** 22.801 (1,34) <.001***

Experimentele groep 20 36 0.293 (0.187; 0.400)*** -0.002 (-0.003; -0.001)*** 16.593 (1,34) <.001***

Controle groep 20 36 0.285 (0.181; 0.388)*** -0.002 (-0.002; -0.001)*** 17.581 (1,34) <.001***

Note. # studies = aantal studies; # ES = aantal effectgroottes; gem. d = gemiddelde effectgrootte

(Cohen’s d); BI = betrouwbaarheidsinterval; β1 = geschatte regressie coëfficiënt; df = vrijheidsgraden. a Omnibus test van alle regressiecoëfficiënten in het model. b p-Waarde van de omnibus test. +p <.1; * p <.05; ** p <.01; *** p <.001

Categorische moderatoranalyse

In Tabel 4 zijn de resultaten weergegeven van de categorische moderatoranalyses. Uit

de categorische moderatoranalyses is geen significant modererend effect gebleken. Ondanks

dat er uit deze analyses geen significant modererend effect is gebleken, zijn er wel een aantal

interessante effecten te zien.

Indien het effect van een interventie wordt gemeten door een vergelijking te maken

met de controlegroep 'treatment as usual (TAU)', is er sprake van een significant effect (d

=.421), terwijl dit niet het geval is als het effect van een interventie wordt vergeleken met

‘andere behandeling’ (d =.171) of ‘wachtlijst’ (d =.060). Indien in een interventie rekening

wordt gehouden met intelligentie is sprake van een significant effect (d = .327), terwijl dit niet

het geval is indien hier geen rekening mee wordt gehouden (d = .275). Indien in een

interventie rekening wordt gehouden met de leeftijd is sprake van een significant effect (d =

.327), terwijl dit niet het geval is indien hier geen rekening mee wordt gehouden (d = .275).

Ook indien in een interventie rekening wordt gehouden met de cultuur is sprake van een

significant effect (d = .327), terwijl dit niet het geval is indien hier geen rekening mee wordt

Page 19: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

19

gehouden (d = .275). Indien in een interventie rekening wordt gehouden met de motivatie is

sprake van een significant effect (d = .374), terwijl dit niet het geval is indien hier geen

rekening mee wordt gehouden (d = .176). Tot slot bleek uit de categorische moderatoranalyse

dat indien in een interventie niet voldaan is aan het specifieke responsiviteitprincipe er sprake

is van een significant effect (d = .340), terwijl dit niet het geval is indien hier wel aan is

voldaan (d = .257).

Tabel 4 Categorische moderatoren

Categorische variabelen # studies # ES Intercept/mean d (95%

CI) β1 (95% BI) F (df1, df2)a pb

Studiedesign 20 36

0.320 (1,34) 0.576

RCT 13 14 0.274 (0.057; 0.490)*

Quasi-experimenteel 7 22 0.376 (0.078; 0.674)* 0.102 (-0.266; 0.471)

Geslacht 20 36 0.350 (1,34) 0.558

Alleen vrouwen 9 19 0.363(0.109; 0.616)**

Mannen en vrouwen 11 17 0.260 (0.017; 0.504)* -0.102 (-0.454; 0.249)

Status controle groep 20 36

1.099 (2,33) 0.345

Wachtlijst 2 4 0.060 (-0.560; 0.680)

TAU 14 21 0.421 (0.184; 0.657)*** 0.360 (-0.303; 1.024)

Andere behandeling 4 7 0.171 (-0.184; 0.527) -0.249 (-0.676; 0.178)

Voldaan algemene

responsiviteit 20 36

1.419 (1,34) 0.242

Nee 9 25 0.229 (0.028; 0.431)*

Ja 11 11 0.431 (0.152; 0.711)** 0.202 (-0.143; 0.546)

Intelligentie 20 36

0.061 (1,34) 0.806

Nee 3 12 0.275 (-0.100; 0.650)

Ja 17 24 0.327 (0.118; 0.536)** 0.052 (-0.377; 0.482)

Sociale steun 20 36

0.070 (1,34) 0.793

Nee 7 12 0.343 (0.048; 0.637)*

Ja 13 24 0.294 (0.068; 0.520)* -0.048 (-0.420; 0.323)

Page 20: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

20

Gender 20 36

0.022 (1,34) 0.883

Nee 6 20 0.298 (0.026; 0.571)*

Ja 14 16 0.325 (0.083; 0.567)** 0.027 (-0.338; 0.391)

Leeftijd 20 36

0.061 (1,34) 0.806

Nee 3 12 0.275 (-0.100; 0.650)

Ja 17 24 0.327 (0.118; 0.536)** 0.052 (-0.377; 0.482)

Cultuur 20 36

0.061 (1,34) 0.806

Nee 3 12 0.275 (-0.100; 0.650)

Ja 17 24 0.327 (0.118; 0.536)** 0.052 (-0.377; 0.482)

Psychopathologie 20 36

0.508 (1,34) 0.481

Nee 3 9 0.441 (0.035; 0.847)*

Ja 17 27 0.282 (0.080; 0.484)** -0.159 (-0.612; 0.294)

Motivatie 20 36

1.095 (1,34) 0.303

Nee 4 14 0.176 (-0.142; 0.494)

Ja 16 22 0.374 (0.159; 0.588)** 0.198 (-0.186; 0.581)

Voldaan specifieke

responsiviteit 20 36

0.212 (1,34) 0.648

Nee 10 25 0.340 (0.119; 0.561)**

Ja 10 11 0.257 (-0.037; 0.550) -0.083 (-0.450; 0.284)

Welke principes

toegepast 20 36

0593 (6,29) 0.734

Geen 1 1 0.275 (-0.665; 1.216)

Risico 1 1 -0.990 (-2.601; 0.621) -1.265 (-3.130; 0.600)

Behoefte 7 8 0.351 (-0.033; 0.736) 1.341 (-0.314; 2.997)

Responsiviteit 1 1 0.733 (-0.260; 1.726) 0.382 (-0.683; 1.447)

Risico-Behoefte 1 1 0.277 (-0.741; 1.296) -0.456 (-1.878; 0.967)

Risico-Responsiviteit 0 0 - -

Behoefte-

Responsiviteit 5 10 0.348 (-0.036; 0.733) 0.036 (-0.508; 0.580)

Alle drie 4 14 0.312 (-0.073; 0.697) 0.036 (-0.580; 0.580)

Aantal principes 20 36

0.007 (3,32) 0.999

0 1 1 0.275 (-0.636; 1.186)

Page 21: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

21

1 9 10 0.330 (-0.010; 0.670) 0.055 (-0.918; 1.027)

2 6 11 0.334 (-0.012; 0.680) 0.004 (-0.481; 0.489)

3 4 14 0.312 (-0.056; 0.679) 0.022 (-0.527; 0.482)

Type effectgrootte 20 36

2.564 (1,34) 0.119

Post-interventie 4 4 0.243 (0.073; 0.413)**

Follow-up 16 32 0.598 (0.181; 1.014)** 0.355 (-0.095; 0.805)

Type meting 19 34

0.711 (1,32) 0.406

Officiële data 14 24 0.231 (0.034; 0.428)*

Zelf-rapportage 5 10 0.367 (0.079; 0.656)* 0.136 (-0.193; 0.466)

Ouder-rapportage 0 0 - -

Anders 0 0 - -

Note. # studies = aantal studies; # ES = aantal effectgroottes; mean d = gemiddelde effectgrootte

(Cohen’s d); CI/BI = betrouwbaarheidsinterval; β1 = geschatte regressie coëfficiënt; df =

vrijheidsgraden. a Omnibus test van alle regressiecoëfficiënten in het model. b p-Waarde van de omnibus test. +p <.1; * p <.05; ** p <.01; *** p <.001

Figuur 2

Funnel plot

Page 22: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

22

Funnel plot

Om na te gaan of er sprake is van publication bias is een trim-and-fill analyse

uitgevoerd. De funnel plot in Figuur 2 laat zien dat er aan de linker kant effectgroottes zijn

toegevoegd om de symmetrie van de funnel plot te herstellen. Dit is een indicatie voor

publication bias. Na een nieuwe schatting is een significant effect van het totale effect

gevonden (d = .256 SE= .063; 95% BI: .133 ~ .379; p <.001).

Discussie

Het doel van het huidig onderzoek was de effectiviteit van het RNR-model te

onderzoeken in behandelingen voor delinquente vrouwen. In deze meta-analyse is onderzocht

of behandelingen afgestemd op het responsiviteitsprincipe effectiever zijn dan behandelingen

die niet zijn afgestemd op het responsiviteitsprincipe. Dowden & Andrews (1999) hebben

onderzoek gedaan naar de effectiviteit van het RNR-model gericht op de vrouwelijke

daderpopulatie. Zij beschreven dat de effectiviteit van rehabilitatie voor algemene

daderpopulaties veel aandacht heeft gekregen, maar dat het onderzoek naar de populatie van

vrouwelijke delinquenten vrij beperkt is geweest. De huidige studie heeft het onderzoek van

Dowden & Andrews (1999) gerepliceerd. Een multi-level meta-analyse is uitgevoerd om

meer kennis uit bestaand onderzoek te halen en hierbij ook recente studies mee te nemen,

waardoor een grotere power werd beoogd.

Allereerst is gebleken dat interventies een gemiddeld effect hadden van d = .306 op

het terugdringen van recidive. Volgens de criteria van Cohen (1992) betekent dit dat er een

klein tot gemiddeld effect is van het volgen van een interventie op het terugdringen van

recidive. Bij meta-analyses is er kans dat niet alle studies gevonden zijn die op een

verantwoorde wijze antwoord hebben gegeven op de vraag waar een onderzoek zich op richt

(Bijleveld & Commandeur, 2017). Bijleveld & Commandeur (2017) beschrijven dat het

Page 23: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

23

algemeen bekend is dat het veel lastiger is om artikelen geaccepteerd te krijgen als er ‘geen

effect’ wordt gerapporteerd. Het is makkelijker om een artikel te publiceren waarbij de

nulhypothese verworpen kon worden, waarbij dus een significant effect is gevonden. Dat

betekent dat voor een meta-analyse een steekproef wordt getrokken uit een bepaald, select

deel van de populatie als gevolg van publication bias. Daarnaast zijn er ook studies die niet te

vinden zijn in elektronische zoekmachines of in wetenschappelijke tijdschriften (Bijleveld &

Commandeur, 2017). In dat geval zou de steekproef incompleet zijn. Dit probleem wordt ook

wel aangeduid als het file-drawer problem. Het file-drawer problem heeft overlap met

publication bias. Het in kaart brengen van de funnel plot kan dit illustreren. In de huidige

studie bleek uit de funnel plot dat er studies ontbraken en zijn aan de linkerkant negen effect

sizes toegevoegd om de symmetrie te herstellen. Na een nieuwe schatting is een kleiner

significant effect gevonden van d = .256.

Uit de continue moderatoranalyse is gebleken dat de steekproefgrootte van de

experimentele groep en controlegroep significante moderatoren waren en dat er sprake was

van een negatief verband. Hoe groter de grootte van de experimentele- en controlegroep, hoe

lager het effect van behandelingen was. Dit kan op verschillende manieren verklaard worden.

Allereerst laat een grotere groep zien dat er minder snel sprake kan zijn van toevalligheden.

Er kan dus preciezer gemeten worden, waardoor gevonden effecten kleiner zijn (Hedges &

Olkin, 1985). Uitschieters hebben een minder groot effect op een grotere onderzoeksgroep.

Het komt vaker voor dat dit effect gevonden wordt in meta-analyses (Gubbels et al., 2019;

van der Put et al., 2018).

Vervolgens is een categorische moderatoranalyse uitgevoerd. Geen van alle

categorische variabelen bleken een significant modererend effect te hebben. Wel bleek dat de

d-waarde van quasi-experimentele studies (d = .376) hoger is dan bij randomized controlled

trials (d = .274). Meta-analyses laten vaker zien dat de Cohen’s d hoger is bij quasi-

Page 24: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

24

experimentele onderzoeken dan bij randomized controlled trials (Euser et al, 2015; Gubbels et

al., 2019; Pinquart & Teubert, 2010; van der Put et al., 2018). Indien het effect van een

interventie wordt gemeten door een vergelijking met een controlegroep die ´treatment-as-

usual’ krijgt is er sprake van een significant effect (d =.421), terwijl dit niet het geval is als het

effect van een interventie wordt vergeleken met een ‘andere behandeling’ (d =.171) of

‘wachtlijst’ (d = .060). De term ‘treatment-as-usual’ kan echter verwijzen naar een variërend

aantal interventies waardoor er geen vaste definitie voor deze controlegroep is (Watts et al.,

2015). Het is van toegevoegde waarde dat toekomstig onderzoek een zorgvuldige en

duidelijke definiëring van deze controlegroep gebruikt, zodat nauwkeurige interpretaties

kunnen worden gedaan.

Het wel of niet voldoen aan het algemene responsiviteitprincipe in de behandelingen

voor delinquente vrouwen bleek geen significante moderator. Uit de literatuur bleek dat het

specifieke responsiviteitsprincipe in verschillende variabelen onder te verdelen is. In deze

meta-analyse geven de volgende variabelen afstemming van het specifieke

responsiviteitsprincipe weer: ‘intelligentie’, ‘sociale steun’, ‘gender’, ‘leeftijd’, ‘cultuur’,

‘psychopathologie’ en ‘motivatie’. Ook geen van deze variabelen bleken een significant

modererend effect te hebben. Onderling zijn de variabelen dus niet te vergelijken omdat er

geen significante modererende effecten zijn gevonden. Echter zijn er wel een aantal

significante effecten. Indien in interventies rekening werd gehouden met intelligentie, leeftijd,

en cultuur is sprake van een significant effect (d = .327), terwijl dit niet het geval is indien

hier geen rekening mee werd gehouden (d = .275). Indien in een interventie rekening werd

gehouden met de motivatie is sprake van een significant effect (d = .374), terwijl dit niet het

geval is indien hier geen rekening mee werd gehouden (d = .176). Tot slot bleek uit de

categorische moderatoranalyse dat indien in een interventie niet voldaan is aan het specifieke

responsiviteitprincipe er sprake is van een significant effect (d = .340), terwijl dit niet het

Page 25: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

25

geval is indien hier wel aan is voldaan (d = .257). In tegenstelling tot de resultaten uit de

meta-analyse van Dowden & Andrews (1999) blijkt uit de huidige meta-analyse dat het

responsiviteitsprincipe geen significante moderator is in het versterken van het effect van

interventies gericht op het verminderen van recidive van delinquente vrouwen. Omdat er in

totaal maar 20 studies met 36 effect sizes zijn meegenomen in deze meta-analyse is er sprake

van een powerprobleem. Alle uitkomsten moeten met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden,

omdat de uitkomsten toevalligheden kunnen bevatten (Bryman, 2012).

Dowden & Andrews (1999) vinden in hun onderzoek een significant effect en

concluderen dat de drie principes van het RNR-model een belangrijke bijdrage leverden aan

het verminderen van recidive. Dowden & Andrews (1999) rapporteerden dat het

responsiviteitsprincipe een belangrijke bijdrage levert aan het behandelresultaat voor

vrouwelijke delinquenten. De resultaten van de huidige meta-analyse komen niet overeen met

deze conclusies. De resultaten van voldoen aan het algemene responsiviteitsprincipe gaan wel

in dezelfde richting als de resultaten uit eerdere onderzoeken, maar zijn in de huidige studie

geen significante moderator gebleken. Het voldoen aan specifieke responsiviteit is echter

tegenstrijdig in vergelijking met voorgaand onderzoek. Indien in interventies niet voldaan

werd aan het specifieke responsiviteitsprincipe was sprake van een significant effect, terwijl

dit niet het geval was indien hier wel werd voldaan aan het specifieke responsiviteitsprincipe.

Voor deze tegenstrijdigheden zijn mogelijk een aantal verklaringen. Allereerst is er sprake

van een powerprobleem omdat een klein aantal studies is meegenomen. Bij een lage N is het

moeilijk om een significant effect te vinden (Bryman, 2012). Daarnaast konden van de 26

studies die Dowden & Andrews (1999) hebben meegenomen er uiteindelijk maar zeven

studies worden meegenomen in het huidig onderzoek, omdat alleen deze studies voldeden aan

de gestelde inclusiecriteria. In deze meta-analyse zijn een aantal aanvullende criteria

geformuleerd ten opzichte van de meta-analyse van Dowden &Andrews (1999), waaronder

Page 26: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

26

het studiedesign (het includeren van quasi-experimentele onderzoeken of randomized

controlled trials) en een onafhankelijke controlegroep. Meer dan 50% van de

onderzoeksgroep moest vrouwelijk zijn. Bij minder dan 50% vrouwen in de onderzoeksgroep

werd een studie alleen geïncludeerd als er een aparte effect size voor vrouwen was. De

overige 17 studies zijn afgevallen omdat er geen interventie werd onderzocht, er geen

onafhankelijke controlegroep was of omdat er geen aparte effect size voor vrouwen was

berekend. Deze verschillen verklaren mogelijk (deels) de verschillen in uitkomsten tussen het

huidige onderzoek en het onderzoek van Dowden & Andrews (1999).

Al met al zijn er een aantal beperkingen van deze meta-analyse te noemen. Zo is er,

zoals eerder genoemd, sprake van een powerprobleem en publicatiebias. Het is mogelijk dat

niet alle onderzoeken gevonden zijn. Er zijn meer studies nodig om een meer betrouwbare

uitspraak te kunnen doen en gevonden resultaten meer betekenis te kunnen geven. Daarnaast

is de manier waarop informatie over de RNR-principes in de studies is gegeven een

aandachtspunt. Informatie is soms maar beperkt gegeven in studies, waardoor het lastig was

dit goed te coderen. In de huidige meta-analyse is informatie over de toepassing van een item

over de RNR-principes alleen gecodeerd wanneer dit expliciet beschreven is in een studie. Als

dit niet het geval was werd dit gecodeerd als ‘nee’. De kwaliteit van hoe informatie over

behandelingen is beschreven in de geïncludeerde studies is hierin dus erg belangrijk en

bepalend.

In eerdere onderzoeken wordt het RNR-model beschouwd als het belangrijkste en

meest invloedrijke model voor de beoordeling en behandeling van delinquenten gericht op het

verminderen van recidive (Blanchette & Brown, 2006; Ward et al., 2007; Andrews et al.,

2011). Uit verschillende meta-analyses blijkt dat interventies waarin het RNR-model wordt

toegepast effectiever zijn in het verminderen van delinquent gedrag dan interventies waarin

dit niet het geval is (Hanson et al., 2009; Koehler, et al., 2013; Latimer, 2001; Prendergast et

Page 27: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

27

al., 2013). Dowden & Andrews (1990) hebben in hun meta-analyse aangetoond dat dit ook

geldt voor de vrouwelijke daderpopulatie. Maar is het RNR-model wel echt zo belangrijk en

invloedrijk? De resultaten van deze meta-analyse komen niet helemaal overeen met de

bevindingen van de eerdere meta-analyses. Vertalingen van het RNR-model naar de praktijk

brengen zorgen met zich mee over de validiteit, bruikbaarheid en onderdrukking van

mogelijke innovatie in de ontwikkeling van het RNR-model in interventies (Polaschek, 2012).

Hoewel het model wordt gewaardeerd om zijn empirische validiteit en praktische

bruikbaarheid en het zich hierdoor een belangrijke positie heeft verworven, moet er ten

aanzien van re-integratie nog het nodige gedaan worden om theorie en praktijk te laten

aansluiten. Het is lastig aan te tonen of het RNR-model wel als belangrijkst en meest

invloedrijk gezien zou moeten worden. Voor de praktijk is het ten zeerste van belang dat meer

onderzoek wordt uitgevoerd naar behandeling op maat volgens het RNR-model. Daarnaast is

het van belang om te onderzoeken hoe deze verschillen in theorie en praktijk verklaard

kunnen worden, zodat de behandelingen voor vrouwelijke delinquenten zo ingericht kunnen

worden en daadwerkelijk de kans op recidiveren voor deze doelgroep kan worden

verminderd.

Page 28: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

28

Referentielijst

Andrews, D.A., & Bonta, J. (2010). Rehabilitating criminal justice policy and practice.

Psychology, Public Policy, and Law, 16(1), 39.

Andrews, D. A., & Bonta, J. (2006). The psychology of criminal conduct. Newark, NJ:

LexisNexis.

Andrews, D. A., Bonta, J., & Hoge, R. D. (1990). Classification for effective rehabilitation:

Rediscovering psychology. Criminal justice and Behavior, 17(1), 19-52.

Andrews, D. A., Bonta, J., & Wormith, J. S. (2011). The risk-need-responsivity (RNR)

model: Does adding the good lives model contribute to effective crime prevention?

Criminal Justice and Behavior, 38(7), 735-755.

Andrews, D. A., Zinger, I., Hoge, R. D., Bonta, J., Gendreau, P., & Cullen, F. T. (1990). Does

correctional treatment work? A clinically relevant and psychologically informed meta‐

analysis. Criminology, 28(3), 369-404.

Assink, M., & Wibbelink, C. J. M. (2016). Fitting three-level meta-analytic models in R: A

step-by-step tutorial. The Quantitative Methods for Psychology, 12(3), 154-174.

https://doi.org/10.20982/tqmp.12.3.p154.

Belknap, J. (2007). The Invisible Woman: Gender, Crime, and Justice, 3rd Edition. CA:

Thompson Wadsworth.

Bijleveld, C. C. J. H., & Commandeur, J. J. F. (2017). Multivariate analyse: een inleiding

voor criminologen en andere sociale wetenschappers. Boom criminologie.

Blanchette, K., & Brown, S. L. (2006). The assessment and treatment of women offenders: An

integrative perspective. John Wiley & Sons.

Bloom, B., Owen, B., & Covington, S. (2003). Gender-responsive strategies. Research,

practice and guiding principles for women offenders, 31-48.

Page 29: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

29

Bonta, J., & Andrews, D. A. (2007). Risk-need-responsivity model for offender assessment

and rehabilitation. Rehabilitation, 6(1), 1-22.

Bonta, J., Wallace-Capretta, S., & Rooney, J. (2000). A quasi-experimental evaluation of an

intensive rehabilitation supervision program. Criminal Justice and Behavior, 27(3),

312-329.

Born, M. P. H., & Mol, S. T. (2006). Het kwantitatief integreren van empirische studies: de

methode van meta-analyse. Gedrag & Organisatie, 19(3), 251-271.

Brennan, T., Breitenbach, M., Dieterich, W., Salisbury, E. J., & Voorhis, P. V. (2012).

Women’s pathways to serious and habitual crime: A person-centered analysis

incorporating gender responsive factors. Criminal Justice and Behavior, 39, 1481-

1508. https://doi.org/10.1177/2F0093854812456777

Bryman, A. (2012). Social research methods. Oxford New York: Oxford University Press

Inc.

Byrne, M. K., & Howells, K. (2002). The psychological needs of women prisoners:

Implications for rehabilitation and management. Psychiatry, psychology and law, 9(1),

34-43.

Carson, E. A. (2014). Prisoners in 2013. (NCJ 247282). US Department of Justice.

Carson, A. E. (2018). Prisoners in 2016. (NCJ251149). U.S. Department of

Justice/Bureau of Justice Statistics. https://www.bjs.gov/content/pub/pdf/p16.pdf

Chesney-Lind, M. (2000). Women and the Criminal Justice System: Gender matters. In

Topics in Community Corrections Annual Issue. U.S. Department of Justice, National

Institute of Corrections.

Cohen, J. (1992). A power primer. Psychological Bulletin, 112, 155.

https://doi.org/10.1037/0033- 2909.112.1.155

Page 30: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

30

Covington, S. (2003). A woman’s journey home: Challenges for female offenders. Prisoners

once removed: The impact of incarceration and reentry on children, families, and

communities, 67-103.

Covington, S. S., & Bloom, B. E. (2007). Gender responsive treatment and services in

correctional settings. Women & Therapy, 29(3-4), 9-33. https://doi.org/10.1300/

J015v29n03_02

Daniel, A. E., Robins, A. J., Reid, J. C., & Wilfley, D. E. (1988). Lifetime and six-month

prevalence of psychiatric disorders among sentenced female offenders. Journal of the

American Academy of Psychiatry and the Law Online, 16(4), 333-342.

Dienst Justitiële Inrichtingen. (2019). Vrouwen in detentie. Geraadpleegd van:

https://www.dji.nl/over-dji/organisatiestructuur/divisie-gevangeniswezen-

vreemdelingenbewaring/vrouwen-in-detentie.aspx

Dowden, C. (1998). A Meta-Analytic Examination of the Risk, Need and Responsivity

Principles and Their Importance Within the Rehabilitation Debate. Department of

Psychology, Carleton University, Ottawa, Ontario, Canada.

Dowden, C., & Andrews, D. A. (1999). What works for female offenders: A meta-analytic

review. Crime & Delinquency, 45(4), 438-452.

Euser, S., Alink, L. R. A., Stoltenborgh, M., Bakermans-Kranenburg, M. J., & Van

Ijzendoorn, M. H. (2015). A gloomy picture: a meta-analysis of randomized controlled

trials reveals disappointing effectiveness of programs aiming at preventing child

maltreatment. BMC Public Health, 15, 1–14.

Garcia, J. (2016). Understanding the lives of mothers after incarceration: Moving beyond

socially constructed definitions of motherhood. Sociology Compass, 10(1), 3-11.

Gibbons, D. C. (1999). Review essay: Changing lawbreakers—What have we learned since

the 1950s?. Crime & Delinquency, 45(2), 272-293.

Page 31: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

31

Gorsuch, N. (1998). Unmet need among disturbed female offenders. The Journal of

Forensic Psychiatry, 9, 556–570.

Greiner, L. E., Law, M. A., & Brown, S. L. (2015). Using dynamic factors to predict

recidivism among women: A four-wave prospective study. Criminal Justice and

Behavior, 42(5), 457-480.

Gubbels, J., van der Put, C. E., & Assink, M. (2019). The effectiveness of parent training

programs for child maltreatment and their components: A meta-analysis.

International journal of environmental research and public health, 16(13), 2404.

Hanson, R. K., Bourgon, G., Helmus, L., & Hodgson, S. (2009). The principles of effective

correctional treatment also apply to sexual offenders: A meta-analysis. Criminal

Justice and behavior, 36, 865-891. https://doi.org/10.1177/0093854809338545

Hedges, L. V., & Olkin, I. (1985). Statistical methods for meta-analysis. New York:

Academic Press.

Hill, J. K, Andrews, D. A., & Hoge, R. D. (1991). Meta-Analysis of Treatment Programs for

Young Offenders: The Effect of Clinically Relevant Treatment on Recidivism, With

Controls Introduced for Various Methodological Variables. Canadian Journal of

Program Evaluation 6(1), 97-109.

Holtfreter, K., & Morash, M. (2003). The needs of women offenders. Women & Criminal

Justice, 14, 137-160. https://doi.org/10.1300/J012v14n02_07

Hubbard, D. J. (2007). Getting the most out of correctional treatment: Testing the responsivity

principle on male and female offenders. Fed. Probation, 71, 2.

Hunter, J. E. & Schmidt, F. L. (1990). Methods of metaanalysis: Correcting error and bias in

research findings. Newbury Park, CA: Sage.

Hurley, W., & Dunne, M. P. (1991). Psychological distress and psychiatric morbidity in

women prisoners. Australian & New Zealand Journal of Psychiatry, 25(4), 461-470.

Page 32: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

32

Izzo, R. L., & Ross, R. R. (1990). Meta-analysis of rehabilitation programs for juvenile

delinquents: A brief report. Criminal Justice and Behavior, 17(1), 134-142.

Jones, M. S., Worthen, M. G., Sharp, S. F., & McLeod, D. A. (2018). Bruised inside out: The

adverse and abusive life histories of incarcerated women as pathways to PTSD and

illicit drug use. Justice Quarterly, 35(6), 1004-1029.

Kalish, C. B. (1981). Prisoners in 1980 (NCJ76808). Washington, DC: Bureau of Justice

Statistics,U.S. Department of Justice. https://www.bjs.gov/content/pub/pdf/p80.pdf

Keaveny, M.E., & Zauszniewski, J.A. (1999). Life events and psychological well-being in

women sentenced to prison. Issues in Mental Health Nursing, 20, 73–89.

Kingi, V.M. (1996). Mothers in prison. Journal of the New Zealand Association of Probation

Officers. (9), 12–14.

Koehler, J. A., Lösel, F., Akoensi, T. D., & Humphreys, D. K. (2013). A systematic review

and meta-analysis on the effects of young offender treatment programs in Europe.

Journal of Experimental Criminology, 9(1), 19-43.

Koons, B. A., Burrow, J. D., Morash, M., & Bynum, T. (1997). Expert and offender

perceptions of program elements linked to successful outcomes for incarcerated

women. Crime & Delinquency, 43(4), 512-532.

Latimer, J. (2001). A meta-analytic examination of youth delinquency, family treatment, and

recidivism. Canadian J. Criminology, 43, 237.

Lipsey, M. W. (1995). What do we learn from 400 research studies on the effectiveness of

treatment with juvenile delinquents? in What Works: Reducing Reoffending—

Guidelines from Research and Practice, edited by J. Mcguire. Chichester, UK: Wiley.

Looman, J., Dickie, I., & Abracen, J. (2005). Responsivity issues in the treatment of sexual

offenders. Trauma, Violence, & Abuse, 6(4), 330-353.

https://doi.org/10.1177/1524838005280857

Page 33: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

33

Lösel, F. (1996). Effective Correctional Programming: What Empirical Research Tells us and

What it Doesn't. Forum on Corrections Research. 8, 33-37.

Maden, A., Swinton, M. & Gunn, J. (1990). Women in prison and use of illicit drugs before

arrest. British Medical Journal, 301, 1133.

Makarios, M., Steiner, B., & Travis, L. F. (2010). Examining the predictors of recidivism

among men and women released from prison in Ohio. Criminal Justice and Behavior,

37, 1377-1391. https://doi.org/10.1177/0093854810382876

Matheson, F. I., Doherty, S., & Grant, B. A. (2011). Community-based aftercare and return to

custody in a national sample of substance-abusing women offenders. American

Journal of Public Health, 101(6), 1126-1132.

Mohan, D., Scully, P., Collins, C., & Smith, C. (1997). Psychiatric disorder in an Irish female

prison. Criminal Behaviour and Mental Health, 7(3), 229-235.

Morash, M., Bynum, T. S., & Koons-Witt, B. (1998). Women offenders: Programming needs

and promising approaches. US Department of Justice, Office of Justice Programs,

National Institute of Justice.

O'Brien, P., & Young, D. S. (2006). Challenges for formerly incarcerated women: A holistic

approach to assessment. Families in Society, 87(3), 359-366.

Owen, B. A. (1998). In the mix: Struggle and survival in a women's prison. SUNY Press.

Pinquart, M., & Teubert, D. (2010). Efects of parenting education with expectant and new

parents: A meta-Analysis. Journal of Family Psychology, 24, 316–327.

Prendergast, M. L., Pearson, F. S., Podus, D., Hamilton, Z. K., & Greenwell, L. (2013). The

Andrews’ principles of risk, needs, and responsivity as applied in drug treatment

programs: Meta-analysis of crime and drug use outcomes. Journal of experimental

criminology, 9(3), 275-300.

Page 34: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

34

Polaschek, D. L. (2012). An appraisal of the risk–need–responsivity (RNR) model of offender

rehabilitation and its application in correctional treatment. Legal and criminological

Psychology, 17(1), 1-17.

Raeside, C.W.J. (1994). Posttraumatic stress disorder in female prisoners. Unpublished

psychiatric dissertation, University of Adelaide.

Schram, P.J., Koons-Witt, B.A., Williams, F.P., & McShane, M.S. (2006). Supervision

strategies and approaches for female parolees: Examining the link between unmet

needs and parolee outcome. Crime Delinquency. 52(3), 450-471.

Scroggins, J. R., & Malley, S. (2010). Reentry and the (unmet) needs of women. Journal of

Offender Rehabilitation, 49(2), 146-163.

Sharp, S. F. (2014). Mean Lives, Mean Laws: Oklahoma's Women Prisoners. Rutgers

University Press.

Singer, M. I., Bussey, J., Song, L. Y., & Lunghofer, L. (1995). The psychosocial issues of

women serving time in jail. Social Work, 40(1), 103-113.

Smith, P., Cullen, F. T., & Latessa, E. J. (2009). Can 14,737 women be wrong? A meta‐

analysis of the LSI‐R and recidivism for female offenders. Criminology & Public

Policy, 8(1), 183-208.

Van der Put, C. E., Assink, M., Gubbels, J., & van Solinge, N. F. B. (2018). Identifying

effective components of child maltreatment interventions: a meta-analysis. Clinical

child and family psychology review, 21(2), 171-202.

Van Voorhis, P., Wright, E. M., Salisbury, E., & Bauman, A. (2010). Women’s risk factors

and their contributions to existing risk/needs assessment: The current status of a

gender-responsive supplement. Criminal Justice and Behavior, 37(3), 261-288.

Page 35: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

35

Wright, E. M., Van Voorhis, P., Salisbury, E. J., & Bauman, A. (2012). Gender-responsive

lessons learned and policy implications for women in prison: A review. Criminal

Justice and Behavior, 39(12), 1612-1632.

Ward, T., Mesler, J., & Yates, P. (2007). Reconstructing the Risk-Need-Responsivity model:

A theoretical elaboration and evaluation. Aggression and Violent Behavior, 12, 08-

228.

Watts, S. E., Turnell, A., Kladnitski, N., Newby, J. M., & Andrews, G. (2015). Treatment-as-

usual (TAU) is anything but usual: a meta-analysis of CBT versus TAU for anxiety

and depression. Journal of affective disorders, 175, 152-167.

Williams, A. P. (2012). Reentry of substance abusing female ex-offenders from prison to an

urban community (Doctoral dissertation, The George Washington University).

Page 36: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

36

Bijlagen

Bijlage 1 Zoektermen

Search RNR and Female delinquency Lieke Meijer, Tamara Cuvelier en Layla van Hemmen Janneke Staaks Databases (January 31, 2020) PsycINFO 1.146 results Medline 477 results Web of Science 1.033 results Total 2.656 results

PsycINFO

Ovid, 1806 to January Week 4 2020 #1 Intervention (narrow) multisystemic therapy/ OR behavior therapy/ OR cognitive behavior therapy/ OR cognitive therapy/ OR schema therapy/ OR psychotherapy/ OR ((multisystemic* OR multi-system* OR recidiv* OR delinquen* OR prison* OR crimin* OR rehabilit* OR functional family OR cognit* OR behavio*) ADJ3 (treatment* OR therapy OR intervention* OR program*)).ti,ab,id. #2 Females human females/ OR female criminal offenders/ OR female delinquency/ OR (female* OR woman* OR women* OR girl*).ti,ab,id. #3 Recidivism recidivism/ OR (rearrest* OR recidiv* OR reconvict* OR re-convict* OR reincarcerat* OR re-incarcerat* OR reoffen* OR re-offen* OR prison* OR offender* OR criminal rehabilitation).ti,ab,id. #4 RNR (risk need responsivity or RNR OR risk principle* OR need principle* OR responsivity principle).ti,ab,id. #5 Intervention (broad) (treatment* OR intervention* OR therapy OR program*).ti,ab,id,hw. 1 AND 2 AND 3 894 results 4 AND 5 264 results (1 AND 2 AND 3) OR (4 AND 5) 1.146 results

Medline

Ovid MEDLINE(R) ALL 1946 to January 30, 2020 #1 Intervention (narrow)

Page 37: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

37

behavior therapy/ OR cognitive behavioral therapy/ OR psychotherapy/ OR ((multisystemic* OR multi-system* OR recidiv* OR delinquen* OR prison* OR crimin* OR rehabilit* OR functional family OR cognit* OR behavio*) ADJ3 (treatment* OR therapy OR intervention* OR program*)).ti,ab,kf. #2 Females women/ OR (female* OR woman* OR women* OR girl*).ti,ab,kf. #3 recidivism recidivism/ OR (rearrest* OR recidiv* OR reconvict* OR re-convict* OR reincarcerat* OR re-incarcerat* OR reoffen* OR re-offen* OR prison* OR offender* OR criminal rehabilitation).ti,ab,kf. #4 RNR (risk need responsivity OR risk principle* OR need principle* OR responsivity principle).ti,ab,kf. #5 interventie (broad) (treatment* OR intervention* OR therapy OR program*).ti,ab,kf,hw. 1 AND 2 AND 3 420 results 4 AND 5 58 results (1 AND 2 AND 3) OR (4 AND 5) 477 results

Web of Science

Thomson Reuters, Web of Science Core Collection #1 Intervention (narrow) TS=(( "multisystemic*" OR "multi-system*" OR "recidiv*" OR "delinquen*" OR "prison*" OR "crimin*" OR "rehabilit*" OR "functional family" OR "cognit*" OR "behavio*") NEAR/2 ("treatment*" OR "therapy" OR "intervention*" OR "program*")) #2 Females TS=( "female*" OR "woman*" OR "women*" OR "girl*") #3 Recidivism TS=( "rearrest*" OR "recidiv*" OR "reconvict*" OR "re-convict*" OR "reincarcerat*" OR "re-incarcerat*" OR "reoffen*" OR "re-offen*" OR "prison*" OR "offender*" OR "criminal rehabilitation") #4 RNR TS=( "risk need responsivity" OR "RNR" OR "risk principle*" OR "need principle*" OR "responsivity principle") #5 Intervention (broad) TS=("treatment*" OR "intervention*" OR "therapy" OR "program*") 1 AND 2 AND 3 694 results 4 AND 5 349 results (1 AND 2 AND 3) OR (4 AND 5) 1.033 results

Notes

Page 38: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

38

What are the gender differences in risk and needs of males and females sentenced for white-collar crimes? [References]. Goulette, Natalie. Criminal Justice Studies: A Critical Journal of Crime, Law & Society. 2020, pp. No Pagination Specified. [Journal; Peer Reviewed Journal] Year of Publication 2020

Page 39: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

39

Bijlage 2 Codeerschema

Coding sheet RNR Meta-analysis: Female offenders

Variable Coding Source/Page Disagree

GENERAL

INFORMATION

ARTICLE

1. Study ID number (1, 2,

3….)

2. Bibliographic

reference: Write a

complete citation in APA

form

3. Coder name

4. Date of coding

5. Year of publication

6. Study design (1) Randomized Controlled Trial

(2) Quasi-Experimental

Subject Coding Source/Page Disagree

SAMPLE

DESCRIPTORS

7. Overall mean age of

sample (at start of the

study)

8. Percentage of cultural

minority

9. Gender of sample (1) Women

(2) Women and men

10. Percentage of women

Subject Coding Source/Page Disagree

TREATMENT

DESCRIPTORS

11. Which intervention

(program) was provided

to the treatment group?

12. Which type of care

was provided to the

control group?

(0) Waiting list

(1) Care/treatment as usual

(2) Other intervention program_________

13. (average) Duration of

treatment (in weeks)

14. (average) Intensity of

treatment (in hours per

week)

15. (average) Total

contact hours (mentioned

in text or treatdur *

treatintens)

16. (average) Frequency

of treatment (number of

sessions per week)

Page 40: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

40

Subject Coding Source/Page Disagree

RISK, NEED, &

RESPONSIVITY

PRINCIPLES

17. On which risk factors

was the sample selection

based (inclusion criteria)?

18. On how many (above)

risk factors was the

sample selection based?

19. Has the sample

selection been based on

the results of an

assessment

scale/instrument?

(0) No

(1) Yes

20. What was the general

risk level of the sample?

(0) Low

(1) High (the majority of participants had

formally penetrated the judicial system at

the time of the study and had a prior

criminal record.)

21. How many previous

offenses were convicted

on average?

22. Has the risk principle

been adhered to terms of

matching the intervention

intensity to the general

recidivism risk level of

the sample? (aggregate

sample approach, by

authors’ judgements)

(0) No

(1) Yes

23. Has the risk principle

been adhered to terms of

matching intervention

intensity to recidivism

risk of individuals?

(within-sample approach)

(0) No

(1) Yes, based on clinical judgment

(2) Yes, based on an instrument

24. Has the need principle

been adhered to terms of a

criminogenic need

assessment?

(0) No

(1) Yes, based on clinical judgment

(2) Yes, based on an instrument

25-32. Which criminogenic need factors were targeted?

(see examples of treatment elements as indications, Bonta & Andrews, 2016)

25. Criminal involvement

(build up noncriminal

alternative behavior in

risky situations)

(0) No

(1) Yes

26. Antisocial Personality

Pattern (build problem-

solving skills, self-

management skills, anger

management, and coping

skills)

(0) No

(1) Yes

Page 41: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

41

27. Procriminal attitudes

(reduce procriminal

cognitions, recognize

risky thinking and feeling,

build up alternative

prosocial thinking and

feeling, adopt a prosocial

identity)

(0) No

(1) Yes

28. Procriminal associates

(reduce association with

criminal others, enhance

association with prosocial

others)

(0) No

(1) Yes

29. Family/Marital

(reduce conflict, build

positive relationships, and

enhance monitoring and

supervision)

(0) No

(1) Yes

30. School/Work

(enhance involvement,

rewards, and

satisfactions)

(0) No

(1) Yes

31. Leisure/Recreation

(enhance involvement,

rewards, and

satisfactions)

(0) No

(1) Yes

32. Substance abuse

(reduce substance abuse,

reduce the personal and

interpersonal supports for

substance-oriented

behavior, enhance

alternatives to substance

abuse)

(0) No

(1) Yes

33. How many

criminogenic need factors

were targeted?

34. Has the need principle

been adhered to terms of

consideration of

criminogenic need factors

(35)?

(0) No, treatment was not targeted at the

(assessed) criminogenic needs of individual

offenders

(1) Yes, treatment was targeted at

criminogenic needs of individual offenders

(at least one of the above)

35. Has the general

responsivity principle

been adhered to? (social-

learning or cognitive-

behavioral programs that

used modelling, role-play,

reinforcement, and

graduated practice)

(0) No

(1) Yes

36-. Has the intervention been tailored to clients based on the following factors?

36. Intelligence/Cognitive

skill level (e.g. verbal

(0) No

(1) Yes

Page 42: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

42

intelligence, interpersonal

maturity, empathy)

37. Social support (e.g.

modeling, neutralize

procriminal associates)

(0) No

(1) Yes

38. Gender (e.g. abuse,

trauma)

(0) No

(1) Yes

39. Age (e.g.

developmentally

appropriate services)

(0) No

(1) Yes

40.

Culture/Race/Ethnicity

(e.g. responsiveness)

(0) No

(1) Yes

41. Psychopathological

problems (e.g. counseling,

aftercare, medication,

institutionalization)

(0) No

(1) Yes

42. Treatment motivation

(e.g. stages of change,

motivational interviewing

techniques, collaborative

goal setting)

(0) No

(1) Yes

43. Other:

44. Has the specific

responsivity principle

been adhered to terms of

intervention tailoring to

client motivation,

personal, or situational

factors (at least one of the

above)?

(0) No

(1) Yes

45. Adherence to the

risk/need/responsivity

principles

(0) No adherence to any of the three

principles

(1) Adherence to only the risk principle

(2) Adherence to only the need principle

(3) Adherence to only the responsivity

principle

(4) Adherence to the risk and need

principles

(5) Adherence to the risk and responsivity

principles

(6) Adherence to the need and responsivity

principles

(7) Adherence to all three principles

46. Adherence to number

of RNR principles

(0) 0 principles

(1) 1 principle

(2) 2 principles

(3) 3 principles

Subject Coding Source/Page Disagree

EFFECT SIZE CODING

47. Effect size ID number

Page 43: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

43

48. Effect size type (1) Pre-test comparison (baseline; prior to

start of the intervention)

(2) Post-test comparison (first measurement

point; post intervention)

(3) Follow-up comparison (all subsequent

measurement points; post intervention)

49. If the effect size type is a follow-up

comparison, what is the length of the

follow-up in months?

50. Delinquency dimension (what is

measured in delinquent behaviour?)

(1) Participation (yes/no)

(2) Frequency

(3) Seriousness

(4) Versatility (number of crime types)

51. Measurement type of delinquency

dimension

(1) Official record

(2) Self report

(3) Parent report

(4) Other__________________

52. Total sample size after

randomisation on which ES is based

53. Treatment group sample size for

this effect size

54. Control group sample size for this

effect size

55. Calculated effect size (Cohen’s d)

56. When there is a difference between

groups, which group shows less

delinquency?

(0) Treatment/Experimental group

(1) Control group

Page 44: Running head: TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR …

TERUGDRINGEN VAN RECIDIVE MET HET RNR-MODEL

44

EFFECT SIZE CODING FORM

47. ES

ID

48. ES

Type

49.

Duration

FU

50. Del.

Dim.

51. Meas.

Type

52. Ntotal 53. Ntreat 54. Nctrl 55. ES (d) 56. Which group

less delinq.?

Page Disagree