60
NEOHUMANISME België - Belgique PB - PP BC 31407 Intellectueel eigendomsrecht Law & Economics Mededingings- recht Poetin en burgerrechten Neohumanisme, 76ste jaargang, Academiejaar 2012-2013, 4 maal per academiejaar, 4 e edie, Redace: Sjn D’hondt; [email protected] Liberaal Vlaams StudentenVerbond Gent, est. 1930 4 e kwartaal 2012-2013 Afzendadres - Verantwoordelijke uitgever Lawrence Vanhove Meierij 2, 9820 Schelderode Afgiſtekantoor Stapelplein Gent 4 edies per jaar P91 11 96

Neohumanisme 4 jaargang 76

Embed Size (px)

DESCRIPTION

De 4e editie van het magazine Neohumanisme van LVSV Gent

Citation preview

Page 1: Neohumanisme 4 jaargang 76

NEOHUMANISME

België - Belgique

PB - PP

BC 31407

Intellectueel eigendomsrecht

Law & EconomicsMededingings-

rechtPoetin en

burgerrechten

Neohumanisme, 76ste jaargang, Academiejaar 2012-2013, 4 maal per academiejaar, 4e editie, Redactie: Stijn D’hondt; [email protected]

Liberaal Vlaams StudentenVerbond Gent, est. 1930

4e kwartaal 2012-2013Afzendadres - Verantwoordelijke uitgever

Lawrence VanhoveMeierij 2, 9820 Schelderode

Afgiftekantoor Stapelplein Gent4 edities per jaar

P91 11 96

Page 2: Neohumanisme 4 jaargang 76

2 LVSV GentNEOHUMANISME

Inhoud

lvsvgent.beMeer Info

Visie 6 Een Oostenrijkse visie op concurrentie en overheidsbeleid Dimitri Sonck

10 Oompje Poetin en de burgerrechtenTimon Lesage

16 De keizer van CaracasFilip Batselé

20 Intellectuele eigendomJonathan Peck

24 De gevolgen van de uitgedeinde welvaartsstaat doorgelichtPhilippe Baert

26 LVSV, een persoonlijke kroniekLawrence Vanhove

32 EresaluutSiemon Aelbrecht

42 Anarchisme: de laatste stap?Jonathan Peck

46 Hoe een liberaal zijn?Lode Cossaer

48 In memoriam Margaret Thatcher Nikolaas De Jong

Glad you asked 22 Law & economicsRémy Bonnaffé

Interview 40 Johan Van Overtveldt – deel IIMichiel Rogier & Filip De Clercq

Het bekijken waard 40 Fraud Why the great recessionSimon Van Poucke

Column 62 De tsjeven, wie gelooft die mensen nog?Stijn D’hondt

Verslagen

54 Debat: het Israëlisch- Palestijns conflict55 Auke Leen over Adam Smith55 Interne discussieavond over intellectuele eigendom56 Anarchisme, de laatste stap? 57 LVSV partysquad, reporting!

Varia

3 Voorwoord 5 Editoriaal15 Ereleden25 Zij die ons gaan verlaten33 Bestuur41, 53, 59 Blik op het verleden

Hoofdredacteur: Lay-out:

Stijn D’HondtSimon Van Poucke

Redactie: Filip Batselé Timon LesageJonathan PeckDimitri Sonck Fabrizio Terrière

Redactie

Zelf gepubliceerd worden in Neohumanisme? Dat kan!

Aarzel niet, kruip ook in je pen en schrijf een opiniestuk, recensie, column, ... De redactie staat klaar om je te helpen en je tekst te ver-beteren. Alle teksten zijn welkom op [email protected].

De vakantie staat voor de deur, ook het LVSV zal even geen activiteiten meer organiseren. Dit is dus het ideale moment om jezelf verder in-tellectueel te verrijken door te lezen, na te denken en te schrijven!

De deadline voor het volgende Neo’tje zal meegedeeld worden via de nieuwsbrief. Normaal zal die eind augustus liggen. De redactie staat ook in de vakantie paraat om te hel-pen bij teksten, dus aarzel niet!

Page 3: Neohumanisme 4 jaargang 76

4e editie76e jaargang, 2012-13 3

Lawrence VanhoveVoorzitterLVSV Gent

Voorwoord

Beste (ere)lid

In uw handen bevindt zich het aller-laatste Neo’tje van dit academiejaar, tevens met het laatste voorwoord van mijn hand.

Mijn tijd bij het LVSV zal ik nooit ver-geten. Het was niet alleen een leuke ervaring, het was ook leerrijk en nuttig op vele vlakken. Het LVSV is een leer-school die door geen enkele opleiding geëvenaard kan worden. Een anekdo-tisch overzicht van mijn jaren bij het LVSV kan u verder in dit Neo’tje terug-vinden.

Er zijn vele facetten aan het libera-lisme, en er zijn veel ‘strijden’ die ge-voerd kunnen worden. Elke generatie legt, in reactie op de maatschappelij-ke problematiek van die tijd, verschil-lende accenten. Door ons pluralisme kunnen er zelfs binnen dezelfde ge-neratie verschillen bestaan. Toch zijn er, zoals ik in het eerste Neo’tje van dit academiejaar aantoonde, voor ie-dere generatie typerende thema’s. Bij mijn generatie is dat ongetwijfeld de economische malaise geweest. Net voor ik naar de universiteit ging (sep-tember 2008) barstte de crisis los en werd vanaf dan het liberalisme als de oorzaak van het debacle aangeduid. Het is onze generatie die deze mis-vattingen de wereld moest uithelpen. Het zijn wij die keer op keer moesten benadrukken waarom het liberalisme net de oplossing kan bieden voor de

bestaande problemen, die immers grotendeels te wijten waren door overmatige en verkeerde reguleringen en ingrepen. Gelukkig is het maat-schappelijke debat nu wat verscho-ven naar de onhoudbaarheid van de sociaaldemocratische welvaartsstaat. Door de financiële en economische

crisis zijn de institutionele problemen die al decennia lang aanslepen bloot komen te liggen. Desondanks zal het nodig blijven om waakzaam te zijn: er zullen politici blijven proberen om hun collectivistische idealen door te druk-ken met de crisis als schaamlap. We zien daar momenteel nog dag in dag uit voorbeelden van. Er is momenteel zelfs sprake in de federale regering van een blijvend deficit tot na 2015. Abso-lute waanzin.

Ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om te schetsen wat volgens mij de thema’s zijn waar de nieuwe gene-ratie zich zal op moeten focussen.

Concreet is dit enerzijds het ethische aspect. Het is niet zo dat we dit vol-ledig genegeerd hebben, wel moeten we erkennen dat we door de omstan-digheden nadruk moesten leggen op de aanvallen op het liberalisme naar aanleiding van de crisis.

Op ethisch vlak leven we in een land dat op wereldvlak een van de minst conservatieve is. Desondanks moeten we vaststellen dat we eigenlijk nog niet zeer ver staan. De ethische verwe-zenlijkingen zijn een begin, maar staan nog zeer ver van de maatschappelijke noden. Wederom stellen we vast dat de wetgeving ver achterop hinkt ten aanzien van de maatschappelijke ac-ceptatie. Maar we moeten verder dur-ven gaan: we mogen als liberalen niet tolereren dat de staat überhaupt indi-viduele ethische keuzes van één groep op kan leggen aan anderen. Bijvoor-beeld aangaande draagmoederschap is het een schande dat er hier omwille van (bewuste?) juridische onduidelijk-heid heel wat rechtsonzekerheid over bestaat. Eenvoudige afspraken hier-

over maken kan vandaag de dag niet. Daarom komt het dan ook weinig voor, terwijl het voor heel wat personen een oplossing zou bieden. Ook zijn de mo-daliteiten en voorwaarden bij eutha-nasie nog altijd veel te omslachtig, wat ervoor zorgt dat mensen die op voor-hand een bewuste keuze maken nog

geen zekerheid hebben dat ze tijdig uit hun lijden verlost zullen worden. Bre-der dan deze typische thema’s zijn er ook nog zaken zoals prostitutie en het gebruik van drugs die door hun illega-liteit meer schade en leed veroorzaken dan ze zouden aanrichten wanneer ze gelegaliseerd zouden zijn. Het zijn fe-nomenen die nu eenmaal voorkomen en anderen niet (per se) schaden, de enige reden waarom ze in de illegali-teit (of in althans in een soort grijze zone) dienen te gebeuren is omdat men nog altijd tolereert dat de wet-gever bepaalde individuele ethische keuzes oplegt. Ook hier staat trouwens de maatschappelijke acceptatie al veel verder dan de wetgeving, dus waarom nog wachten?

Anderzijds dienen we te onderzoe-ken hoe we als liberalen moeten om-gaan met de nationalistische dreiging. Verkrampt reageren hierop kan het verkeerde gevolg hebben dat politici ongewild net andere vormen dan het Vlaams-nationalisme in stand houden of creëren. Aan de andere kant moe-ten we duidelijk waakzaam zijn voor de collectivistische golf die ongetwijfeld zou volgen uit een doorbraak van het Vlaams-nationalisme. Die doorbraak zou deels mogelijk gemaakt worden door angstvallig vast te houden aan het status-quo. Het nationalisme is on-verenigbaar met het liberalisme, maar dat neemt niet weg dat we het liberale idee van de subsidiariteit met het bad-water moeten weggooien.

Sommige (zelfverklaarde?) liberalen maken de foute redenering dat een onafhankelijk Vlaanderen ervoor zal zorgen dat daarna het politieke land-schap zich onmiddellijk zou herschik-ken, volgens hen zullen de nationalis-

We mogen als liberalen niet tolereren dat de staat individuele ethische keuzes van één

groep op kan leggen aan anderen.

Page 4: Neohumanisme 4 jaargang 76

4 LVSV GentNEOHUMANISME

tische partijen zich ontbinden en krijg je weer de ‘klassieke’ partijen. Daarin zou dan de liberale partij een veel gro-tere macht hebben dan vandaag. Ik ben hier niet van te overtuigen. Een nationalistisch en collectivistisch sen-timent dat danig sterk is om werkelijk tot die onafhankelijkheid te leiden zal niet zomaar verdwijnen na die seces-sie . Die beweging zou zich onvermij-delijk blijven voortzetten, of minstens zichzelf in stand houden. Het aanwezi-ge collectivisme zou dan leiden tot een soort van ‘wat we zelf doen, doen we beter’-gedachte. Waarbij de huidige ‘Belgische’ fout, namelijk doorgeslagen welvaarts-staat, opnieuw gemaakt wordt. Daarenboven kun-nen we ook vrezen voor de andere gevolgen van een sterk na-tiegevoel, iets wat we dus absoluut moeten bekampen.

Als liberalen mogen we dus zeker niet meestappen met de nationalisten.Wat moeten we dan wel doen? We moeten er voor zorgen dat we de po-litici van de Open VLD duidelijk maken dat vasthouden aan het status-quo op middellange termijn alleen maar het hiervoor geschetste nationalistische sentiment aanwakkert. Fundamentele hervormingen mogen niet nagelaten worden uit ‘angst’ voor het nationa-

lisme, meer zelfs: ze moeten (mede) doorgevoerd worden om de nationa-listen de wind uit de zeilen te nemen! Het principe van de subsidiariteit moet consequent toegepast worden, indien niet blijven we in deze tussensi-tuatie waarbij gelijkaardige instituties ‘dubbel’ bestaan, het staatsbestel inef-ficiënt werkt en dus ook veel duurder uitvalt. In het kader hiervan moeten de deelstaten volledig geresponsabili-seerd zijn, want de incentives vandaag zitten zo in elkaar dat je op deelstatelijk niveau in feite met ‘uitgeefparlemen-ten’ zit. Maar het belangrijkste van al

is dat we ons als liberalen niet mogen laten meeslepen in “welke (deel)staat doet wat?”, maar dat de vraag moet zijn: “wat doet de staat?”. Als liberalen hebben we eigenlijk het pasklare ant-woord op de verzuchtingen die men heeft bij België. Het mag geen vanzelf-sprekendheid zijn dat bij iedere uitda-ging die zich stelt in de maatschappij automatisch gekeken wordt naar de overheid, het moet gedaan zijn met de staat die zich inmengt met alle fa-cetten van de samenleving, zelfs al is het duidelijk dat die daar niet geschikt voor is noch daartoe gelegitimeerd is.

Een liberale hervorming bepleiten en doorvoeren is de enige manier waarop we het nationalisme een halt kunnen toeroepen.

Als laatste wil ik iedereen bedanken voor de samenwerking en steun de af-gelopen jaren. Er zijn te veel mensen die ik zou willen opnoemen, diegenen waarover ik het heb zullen wel weten dat het over hen gaat. Er is echter 1 ie-mand specifiek die ik in de bloemetjes wens te zetten: ik wil mijn levenspart-ner Lauren danken voor al haar steun, hulp en tolerantie die ze de afgelopen

jaren aan de dag gelegd heeft. Dat je me al die tijd graag bent blijven zien is miraculeus. Lauren heeft op de achtergrond ook

heel wat bijgedragen aan mijn werk voor het LVSV. Daarnaast heeft ze vele telefoongesprekken, worstelsessies met de zoveelste tekst en duizenden SMS’jes getolereerd. Bedankt voor al je steun en liefde!

LVSV: blijf trouw aan onze idealen, en blijf de vooruitgang vrijwaren. Wees niet bekrompen en ver van de reali-teit. De horizon is nog ver. Laat je vrije woord horen en blijf opten trommele slaen! Zolang het nodig is...

Voorwoord

Als liberalen mogen we dus zeker niet meestappen met de nationalisten.

Kramersplein 23 Gent

Page 5: Neohumanisme 4 jaargang 76

4e editie76e jaargang, 2012-13 5

De paasvakantie zit erop. Helaas be-tekent dit dat het academiejaar op z’n einde loopt. Dat gezegd zijnde, pre-senteer ik meteen ook mijn laatste Neo’tje als hoofdredacteur. Ik heb het alvast ervaren als een toffe functie. Ik ben blij dat mijn werk doorheen het jaar gewaardeerd werd. Als laatste schakel kan je de inhoud van dit blad mits delegeren in meer of mindere mate sturen. Dit ervaarde ik als het leukste aspect van het werk. In ver-gelijking met mijn voorgangers heb ik getracht enkele nieuwigheden te introduceren, zoals enkele vaste ru-brieken. Ik zag het als een uitdaging om het boekje zodoende nog aan-trekkelijker te maken en om daarbij niet enkel de reeds geïnteresseerden te boeien.

Ik probeerde dit onder andere te doen door het vertrouwde Vrijheids-beeld op de cover te vervangen door ‘politiek-filosofisch verantwoorde’ kunst. Sta mij toe om wat uitleg te ge-ven bij de werken die ik doorheen het jaar geselecteerd heb als cover.

In de eerste editie koos ik voor La li-berté guidant le peuple. Het legenda-rische schilderij van Delacroix beeldt het concept vrijheid af als Marianne, het nationale symbool van Frankrijk. Zij leidt het volk tijdens de Franse Ju-lirevolutie van 1830. Voor de tweede editie koos ik een schilderij van John Trumbull. Het schilderij beeldt niet de ondertekening van de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring af, maar wel het voorleggen van het docu-ment aan het Amerikaans Congres. Er werd voor dit schilderij geopteerd in het licht van de Amerikaanse pre-sidentsverkiezingen. Voor het derde Neo’tje koos ik vervolgens voor de afbeelding van een tafereel dat menig (ex-)student Latijn bekend zou moe-ten zijn: de toespraak van Cicero in de Romeinse Senaat om de dissident Catilina in diskrediet te brengen. Het interessante aan zijn toespraak is dat hij z’n betoog volledig bouwt op ge-bakken lucht. Hij kan in feite niets van zijn aantijgingen hard maken. Toch overtuigt hij de Senaat met z’n sterke retorische talenten. Het tafereel legt volgens mij de kracht van retoriek bloot; een kracht die in de geschiede-nis voor zowel goede als kwade doel-einden werd aangewend. Ten slotte koos ik bij deze laatste Neo voor een schilderij dat de plechtige onthulling

van het Vrijheidsbeeld afbeeldt, om als het ware enige traditie terug te brengen naar de cover.

Wat vind je allemaal in deze Neo? Wel, aspirant Jonathan schreef twee teksten naar aanleiding van twee van onze activiteiten; één over intellec-tuele eigendomsrechten en één over enkele concepten binnen de discus-sie over een staatloze maatschap-pij. Onze politiek secretaris Dimitri schreef een tekst over concurrentie en overheidsbeleid in Oostenrijks perspectief. Daarnaast schreven Phi-lippe en Nikolaas beiden iets naar aanleiding van de dood van Margaret Thatcher.

Ook de klassieke rubrieken zijn terug van de partij! In “Glad you asked” geeft Rémy een inleiding op de dis-cipline van law and economics en in “Het lezen waard” wordt ditmaal een DVD van De Soto onder loep geno-men.

Ten slotte nemen traditioneel enkelen afscheid op het einde van het acade-miejaar. Een aantal mensen doen dit ook schriftelijk in deze Neohumanis-me.

Voor een laatste maal wil ik graag ie-dereen bedanken die mij geholpen heeft bij het mogelijk maken van het redacteren van de vier Neo’tjes dit academiejaar. Jullie hulp en steun was onmisbaar.

Veel leesplezier!

Stijn D’hondtHoofdredacteur

LVSV Gent

Editoriaal

Page 6: Neohumanisme 4 jaargang 76

6 LVSV GentNEOHUMANISME

Visie

Dimitri SonckPolitiek Secretaris

LVSV Gent

De hedendaagse mainstream (neoklassieke) economie gaat uit van het model van de volmaakte mede-dinging. Met behulp van ingewikkelde wiskundige modellen tonen econo-misten de theoretische mogelijkheid van een volmaakt evenwicht op de

markt aan. Daar waar de realiteit niet voldoet aan het model van deze vol-maakte mededinging, zien sommigen een rol weggelegd voor overheids-ingrijpen. Via regulerend optreden zou de overheid dan de ‘onvolmaakte’ markt kunnen corrigeren.

Een dergelijke perfecte markt ver-trouwt op een paar fundamentele veronderstellingen. Zo is elke speler op de markt een homo economicus, die door middel van rationele af-wegingen streeft naar zijn eigen nut-maximalisatie. Die markt is bovendien ‘volkomen’, in die zin dat alle produc-ten volledig homogeen zijn en dat alle actoren perfecte informatie bezitten over de marktvoorwaarden zoals prijs en hoeveelheid.

Het behoeft niet veel economisch inzicht om te beseffen dat dit op zijn zachtst gezegd een merkwaardig mo-del is. Vele auteurs hebben reeds van-uit verschillende invalshoeken deze visie van volmaakte mededinging

bekritiseerd. In dit artikel werpen we een licht op de kritiek die de denkers van de Oostenrijkse school opwerpen.

De Oostenrijkse kritiek op het mo-del van volmaakte mededinging legt vooral de irrelevantie bloot van der-gelijk model als maatstaf voor situ-aties in het echte leven. Bovendien wijzen deze auteurs op een ander belangrijk pijnpunt: hoe kan een vol-komen evenwichtssituatie dienen als maatstaf, als deze wordt vooronder-

steld zonder enige verkla-ring hoe die is ontstaan uit omstan-digheden die

oorspronkelijk een onevenwicht vor-men?

Het grote probleem met de voorstel-ling van de markt als een situatie van volmaakt evenwicht is dat zij (groten-deels) irrelevant is als maatstaf voor de realiteit. Dit model is namelijk niets meer dan een momentopname van het evenwicht waar de markt zich op dat moment naartoe beweegt. Het is een kunstmatig, steriel beeld van de markt. Dat beeld wordt volledig ver-stoord wanneer we de complexiteit van het dagelijkse leven loslaten op dit model. De werkelijkheid is dat de wereld voortdurend in verandering is: preferenties wijzigen, nieuwe grond-stoffen worden beschikbaar of gaan verloren, technologische vooruitgang geeft de toekomst een onherkenbaar nieuw gezicht. Lang voor we die mo-mentopname kunnen gebruiken als bestemming van ons correctief ingrij-pen, heeft het leven die opname al compleet achterhaald gemaakt.

Het achternahollen van een gedateer-de momentopname leidt dus nergens naartoe. Het voorgenomen criterium van de markt in evenwicht is nutte-loos als toetssteen van de realiteit. Maar op basis van welk criterium moeten we het coördinatievermogen

van de markt dan wél beoordelen? De Oostenrijkse theorie verschaft ons op dat vlak een fascinerend inzicht.

Concurrentie is een ontdekkingsprocesFriedrich von Hayek wijst op de sleu-telrol van kennis en onwetendheid in marktsituaties. Vereenvoudigd ge-steld is zijn vaststelling de volgende. Kennis is in onze samenleving enorm gedecentraliseerd, verspreid en ver-snipperd. Een individu of een orga-nisatie kan onmogelijk alle kennis in zijn geheel bezitten. Uit de vrije markt groeit er echter een mechanisme dat ons in staat stelt om te gaan met dit probleem: het prijssysteem. Prijzen zijn in feite niets anders dan hoogst geconcentreerde, minieme brokjes

In dit artikel probeert Dimitri te schetsen wat de kritiek is van de Oostenrijkse School op de mainstream opvattingen over concurren-tie, en wat dit alles ons leert over de rol van de overheid daarin. Daarvoor draagt hij de inzichten van Friedrich von Hayek, Ludwig von Mises, en Israel Kirzner aan.

Een Oostenrijke visie op concurrentie en overheidsbeleidDe fata morgana van volmaakte mededinging

De Oostenrijkse kritiek legt de irrelevantie bloot van een model van volmaakte

mededinging voor situaties in het echte leven.

Friedrich August Hayek

Page 7: Neohumanisme 4 jaargang 76

4e editie76e jaargang, 2012-13 7

Visieinformatie. Zij bevatten immers alle informatie die wij nodig hebben om onze beslissingen te maken, zonder dat we hoeven te begrijpen waar die informatie vandaan komt of wat de onderliggende redenen zijn voor een bepaalde prijs. We hoeven enkel te weten dat de prijs stijgt of daalt: die prijsbewegin-gen creëren incentives die ons helpen ons gedrag te coördineren.

Wat leert dit ons over het te gebrui-ken criterium voor de evaluatie van de markt? Volgens Hayek moet het normatieve criterium niet de perfec-te coördinatie in de markt zijn, maar eerder de capaciteit van de markt om te dienen als katalysator van ontdek-king; de versnipperde kennis in de samenleving moet zo vlot mogelijk doorstromen en beschikbaar worden. In dit opzicht is de markt geen statisch gegeven dat ooit in evenwicht ver-keert, maar een ‘ontdekkingsproces’. In een marktsituatie zijn individuen constant bezig met het ‘ontdekken’ van de wensen van anderen en de mogelijkheden om die te vervullen. Mensen verkrijgen op die manier nauwkeurigere en relevantere kennis over elkaar en dus over wat zij denken dat de toekomstige prijzen zullen zijn. Het komt er dus op aan in een insti-tutioneel kader te voorzien dat erin slaagt om het proces van continue en wederzijdse ontdekkingen mogelijk te maken. Dat betekent dus ook dat ‘obstakels’ die in de weg liggen van dit ontdekkingsproces zoveel mogelijk verwijderd moeten worden.

Natuurlijk is het niet zo dat de main-stream economische theorie volledig blind blijft voor de gebrekkige ken-nis van marktactoren. Het verschil met de Oostenrijkse visie ligt er ech-ter in dat enkel deze laatste de volle impact van deze imperfectie erkent. In de neoklassieke theorie wordt dit gezien als louter “onvolledige” ken-nis, die individuen kunnen aanvullen door actief op zoek te gaan naar de ontbrekende informatie die ze nodig hebben om optimale beslissingen te maken. De Oostenrijkers gaan ech-ter nog een stap verder: niet alleen de informatie waarvan we weten dat ze ontbreekt is van tel, maar ook die

informatie waarvan we niet eens wis-ten dat ze bestond. Gebrekkige kennis wordt hier dus gezien als totale on-wetendheid, sheer ignorance, en men introduceert het element van ‘verras-sing’ in het menselijk handelen. Dit sluit veel dichter aan bij de complexe

realiteit: vaak weten we pas achteraf welke elementen belangrijk waren, en zijn we ons pas dan bewust van het bestaan van bepaalde data die we in rekening hadden moeten nemen bij het maken van onze beslissing.

Het is dus geenszins zo dat marktvoor-waarden zoals prijs, hoeveelheid, en kwa-liteit zomaar gegeven zijn als waren ze de vooraf bekende data van een wiskundige vergelijking. Al deze informatie is verbor-gen, incompleet, of onnauwkeurig. In-dividuen maken be-slissingen op basis van hun persoonlijke inschatting van de werkelijkheid en van hun gepercipieerde alternatieven. Meer dan eender welke theorie leert de Oostenrijkse stro-ming ons waar economische coördi-natie echt om draait: menselijk han-delen – met alle gevolgen van dien. Mensen maken nu eenmaal fouten, kunnen paranoïde zijn of juist hoog-moedig, sommigen zijn spilzuchtig en anderen weer gierig. Deze enor-me diversiteit aan menselijk gedrag heeft verstrekkende gevolgen voor de markt. Het brengt immers met zich mee dat sommige producten ten on-rechte overgewaardeerd worden, of dat het risico van een bepaalde activi-teit zwaar wordt onderschat. En deze onvermijdelijke fouten wreken zich uiteindelijk in de vorm van verliezen: de ondernemer, die de producten of diensten aanbiedt, is verrast over zijn verkeerde inschatting en keert te-leurgesteld terug naar de tekentafel.

Maar de geleden verliezen bezorgen de ondernemer niet alleen slapeloze nachten. Ze vormen ook een cruciaal zuiveringsritueel, waarbij de wonden van foute beslissingen worden bloot-gelegd en de ondernemer de kans krijgt zijn gedrag aan te passen op

basis van de nauwkeuri-gere informatie die hij op pijnlijke wijze heeft ver-worven.

De ondernemer als spilfiguur

Meteen wordt duidelijk dat onderne-merschap een sleutelrol speelt in dit ontdekkingsproces. Het is belangrijk in te zien dat we hier niet zomaar de ondernemer als beroepspersoon

zien. Volgens Ludwig von Mises is elk individu namelijk altijd deels onder-nemer, deels kapitalist en deels ar-beider. Het ondernemerschap is dus een aspect van ieders alledaagse le-ven. De ondernemer wordt gezien als een individu dat handelt in situaties van onzekerheid en veranderende omstandigheden. Die interessante invalshoek leert ons veel over de rol van ‘ondernemerschap’ in de markt als drijvende kracht van economische coördinatie.

Zoals gezegd staat de ondernemer in voor de ontdekking van (accuratere) marktvoorwaarden. Hij is in dat op-zicht een soort ontdekkingsreiziger. In de neoklassieke visie heeft deze figuur eigenlijk geen bestaansreden: de marktvoorwaarden zijn a priori

Volgens Hayek is het criterium niet perfecte coördinatie in de markt, maar de capaciteit

van de markt als katalysator van ontdekking.

Ludwig von Mises

Page 8: Neohumanisme 4 jaargang 76

8 LVSV GentNEOHUMANISME

Visiegegeven, en er valt dus niets meer te ‘ontdekken’. In de Oostenrijkse we-reld legt de ondernemer deze voor-waarden - bewust of onbewust – niet alleen bloot, maar is hij ook de drij-vende kracht achter economische co-ordinatie.

Dit gebeurt dankzij de in-centives gecreëerd door winstbejag. In een voort-durend veranderende wereld schuilen er ach-ter elke hoek kansen om winsten te genereren, en de ondernemer grijpt deze kansen gretig. Maar waar ko-men die kansen vandaan? We weten ondertussen al dat mensen de be-staande marktvoorwaarden inschat-

ten op grond van hun persoonlijke en incomplete kennis. Wanneer deze inschattingen fout blijken te zijn, tre-den er verliezen op in de vorm van tekorten, overschotten en slechte in-vesteringen. Het zijn exact deze ver-gissingen die kansen creëren voor de ondernemer en zijn concurrenten om winst te maken. De vergissingen vor-men immers een krachtig signaal dat aangeeft dat mensen eigenlijk liever een ander product wilden, of een ho-gere kwaliteit verlangden. De onder-nemer speelt hierop in door de noden en wensen van anderen te accommo-deren, waar deze voorheen nog niet optimaal vervuld werden. De alerte ondernemer (maar ook zijn concur-

rent) ontdekt discrepanties tussen de voorheen bestaande prijzen en de prijzen die men werkelijk bereid is te betalen. Hij handelt navenant, en zodoende werkt hij economische co-ordinatie in de hand: ‘te lage’ prijzen stijgen, ‘te hoge’ prijzen dalen en be-

wegen zich naar wat de neoklassieke theorie ziet als het evenwicht van de markt. Op die manier komt een pro-ces tot stand waarbij actoren streven naar een betere benutting van kennis en de kansen die eruit voortvloeien; de concurrentie tussen deze actoren is het kloppende hart van dit proces.

Maar dit ontdekkingsproces is niet beperkt tot het heden. De waarlijk getalenteerde ontdekkingsreiziger kijkt met zijn arendsoog voorbij de horizon, en naar de wereld van mor-gen. Zo kan hij speculeren over wat de toekomst zal brengen, en zijn hande-len op voorhand richten op de markt-voorwaarden van volgende maand, volgend jaar, of volgend decennium. Hij ‘voorspelt’ als het ware de toe-komstige coördinatie. Komt zijn voor-spelling uit, dan wordt hij beloond in de vorm van winsten. Blijkt zijn voor-spelling een roekeloze vergissing, dan laat de wereld hem dat genadeloos weten.

Betekent dit dan dat het alsnog mo-gelijk is om de markt naar een situatie van volmaakt evenwicht te brengen? Allerminst. Het Oostenrijkse perspec-tief schuwt de hoogmoed van andere economisten en toont ons wat we al-lemaal broodnodig hebben wanneer we grote uitspraken doen: nederig-heid. Het immens complexe kluwen van intermenselijk handelen veran-dert het aanzicht van de wereld dage-lijks. Het enige dat we kunnen weten, is dat deze winstincentives het gedrag van de ondernemer sturen naar een nauwkeurigere coördinatie van wat op dat concrete moment gepercipi-eerd wordt als ‘het evenwicht’ in het eindeloze ontdekkingsproces van de markt. We leren allemaal uit de fouten van anderen en streven ernaar deze

te corrigeren omdat het ons winst oplevert. Ook dat streven is nooit vrij van fouten, en wordt op zijn beurt ge-corrigeerd door anderen in het com-petitieve marktproces. Israel Kirzner omschrijft het treffend als volgt: “The paradox of pure profit opportunities is

precisely that they are at the same time both con-tinually emerging and yet continually disappearing”.

De rol van de overheid

We weten nu dat economische coör-dinatie in de markt het best wordt op-gevat als een ontdekkingsproces. Dat proces wordt voortgedreven door de ondernemer in ons allen. Daaruit kun-nen we de doelstelling afleiden die we moeten vooropstellen bij ons eventu-ele ingrijpen in de marktwerking: de mogelijkheid van de ondernemer om ontdekkingen te doen op de markt en die kennis aan te wenden ten voor-dele van winst (op individueel niveau) en bijgevolg betere coördinatie (op het niveau van de samenleving). Met andere woorden: niemand mag eraan in de weg staan dat actoren concur-reren met elkaar.

Dit impliceert vooral de vereiste van vrije toegang tot de markt. Een onder-nemer mag niet verhinderd worden deel te nemen aan het concurrentie-proces als hij meent winstkansen te hebben ontdekt en aanvullende ken-nis te bezitten. De ‘alerte’ onderne-mer moet de kans krijgen deze kennis ten volle uit te buiten ten koste van de onoplettende ondernemer die een verkeerde weg is ingeslagen. Deze vrije toegang heeft niet alleen tot ge-volg dat anderen kunnen deelnemen aan het ontdekkingsproces, maar ook dat bestaande deelnemers eraan de incentives krijgen hun eigen fouten zo veel mogelijk op te sporen en te cor-rigeren vooraleer een concurrent het in hun plaats doen – en met hun po-tentiële winst gaat lopen.

Heeft de overheid hierin een rol te spelen? Europese beleidsmakers be-weren op verschillende vlakken te moeten ingrijpen in de markt ter be-scherming van de concurrentie. Van-uit de Oostenrijkse invalshoek die we

De alerte ondernemer ontdekt discrepanties tussen de bestaande prijzen en wat men

werkelijk wil betalen.

Israel Kirzner

Page 9: Neohumanisme 4 jaargang 76

4e editie76e jaargang, 2012-13 9

Visiezonet hebben beschreven kunnen we hier enkele ernstige vraagtekens bij plaatsen.

Zo leeft er binnen de Europese Unie (maar niet uitsluitend daar) de idee dat regulering van de markt nodig is om monopolies en kar-telvorming te bestrijden. De drang om marktparti-cipanten in toom te hou-den bij hun groei vertaalt zich in het denkbeeld dat een ‘te groot’ marktaandeel per defi-nitie onwenselijk is. Ondernemingen mogen niet uitstijgen boven een be-paald percentage van marktgrootte. Indien dat wel zou gebeuren, vermin-dert de concurrentie en dit is nefast. Dit is een nogal absurde redenering: er zou ergens een optimale grootte bestaan waarbij de concurrentie tus-sen ondernemingen perfect is en de markt bijgevolg in evenwicht. Deze redenering past helemaal niet in het Oostenrijkse kader: de grootte van een onderneming of diens marktaan-deel is in wezen irrelevant als crite-rium van ideale coördinatie. Zulke be-perkingen belemmeren alleen maar het ontdekkingsproces van de markt, waarbij gezocht kan worden naar de beste schaal voor een efficiënte pro-ductie. Men ontneemt als het ware de mogelijkheid om via trial & error te zoeken naar de beste manier om een activiteit in te richten. Het risico wordt dus reëel dat ondernemingen gedwongen worden ‘foute’ beslissin-gen te nemen. De relevante vraag is niet hoe groot deze of gene onderne-

ming is, maar wel of het institutioneel kader toelaat aan nieuwe marktparti-cipanten om de keuzes van bestaande onderneming uit te dagen door mid-del van nieuwe gepercipieerde oplos-singen voor coördinatieproblemen.

Tegelijkertijd werkt de overheid zich-zelf constant tegen in haar strijd ter ‘bescherming’ van de concurrentie. Ze verhindert namelijk datgene wat volgens de Oostenrijkse theorie net van vitaal belang is voor concurrentie: vrije toegang. De vrije toegang is ui-teraard geen sleutel tot perfecte con-currentie, maar blijft de beste keuze gegeven de realistische omstandighe-den. Door middel van complexe re-guleringen, voorschriften en vergun-ningen allerhande jaagt de overheid de toegangskost tot de markt catas-trofaal de hoogte in. Op die manier wordt het voor potentiële concurren-ten onmogelijk om toe te treden tot de markt, omdat zij nog voor de aan-vang van hun activiteiten opgezadeld worden met een enorm, artificieel ge-construeerd, nadeel ten opzichte van bestaande, grote deelnemers. Deze laatste kunnen dankzij hun grootte immers de kosten van regulering zon-der al teveel moeite dragen. Nieuwe ondernemingen hebben die draag-kracht echter niet.

Conclusie

De volmaakte mededinging als maat-staf voor situaties in het echte leven is een fata morgana. In een steeds complexere wereld die naar onge-kende hoogtes wordt gestuwd door

de creativiteit van miljar-den mensen, is het vol-strekte waanzin een ste-riele momentopname van de markt als criterium te hanteren. We mogen het

coördinatievermogen van de markt niet beoordelen op grond van deze onhaalbare standaard. De relevante vraag is of de markt capabel is om te dienen als ontdekkingsproces. Derge-lijk ontdekkingsproces is immers het medium bij uitstek om onze inheren-te kennisproblemen te verlichten. De overheid is vaak een obstakel dat die ontdekking bemoeilijkt.

De waarde van de Oostenrijkse visie blijkt uit haar vermogen om ons eraan te herinneren wat we zijn: mensen. Mensen die stuk voor stuk de wereld anders zien. Mensen die fouten ma-ken. Mensen met angsten, hoop, en dromen. Onze natuur stuurt ons ge-drag in allesbepalende mate. In onze eindeloze pogingen om met onze ei-gen onvolmaaktheden om te gaan, is het hoogste wat we mogen hopen te bereiken een orde die ons immer aan-spoort onze onvermijdelijke fouten te corrigeren. De Oostenrijkse School in-troduceert wat soms teveel ontbreekt in de economische wetenschap: het leven.

Dimitri SonckEen Oostenrijkse visie op concurrentie en overheidsbeleid

De vraag is niet hoe groot een onderneming is, maar of het institutioneel kader nieuwe

ondernemingen een kans geeft.

Lights….Camera….(Human) Action!!!Sinds kort beschikt LVSV Gent over z’n eigen Youtube-kanaal. U zal al gemerkt hebben dat we vanaf dit aca-demiejaar bijna alle activiteiten hebben vastgelegd op video. Het is dan ook onze doelstelling om op lange ter-mijn – een liberale vereniging die op lange termijn denkt, stel je voor! – ons kanaal, dat zich nog in een postnatale fase bevindt, te laten uitgroeien tot een volwaardig en volwassen kanaal. Naast de videoverslagen van de acti-viteiten plannen we ook eigen informatieve en boeiende filmpjes.

Surf na het dichtslaan van dit Neo’tje dan ook zeker eens naar ons kanaal en herbekijk onze uiterst interessante activiteiten. Wie een activiteit gemist heeft, kan dat ge-brek verhelpen dankzij ons Youtube kanaal!

Doch laat dit alles u er niet van te weerhouden af te ko-men naar onze activiteiten. “Ain’t nothing like the real thing.” Marvin Gaye quoteren in een Neo’tje. Gotta love LVSV!

Justin Vanderheyden - PR

Page 10: Neohumanisme 4 jaargang 76

10 LVSV GentNEOHUMANISME

Visie

Timon LesageAspirant - Bestuurslid

LVSV Gent

Het post-communistische Rusland is niet altijd een toonbeeld ge-bleken van hoe een westerse rechtstaat er zou moeten uitzien. Ti-mon analyseert in deze tekst in vogelvlucht hoe het gesteld is met de burgerrechten in Rusland vandaag. Hij legt hierbij ook een verband met enkele transitieproblematieken richting een markteconomie.

Oompje Poetin en de burgerrechten

Een korte terugblikMet de implosie van de USSR en de verkiezing van Boris Jeltsin tot Rus-sisch president medio 1991 leken eindelijk zonniger tijden aangebro-ken voor het geplaagde Russische volk. Op een golf van nationalisme na het afslaan van de Au-gustuscoup door enkele Sovjet-hardliners was er aan-vankelijk oprecht hoop op beterschap. Ondanks enkele pijnlijke hervormingen van de logge staatseconomie, genoten de burgers van Rusland (en andere post-Sovjetstaten) dan ook aanvan-kelijk van vrijheden naar Westerse maatstaven. De weinig slagvaardige regering van Jeltsin had echter grote moeite om het logge schip te keren. Een nieuwe staatsgreep en een mis-lukte militaire operatie in Tsjetsjenië in respectievelijk 1993 en 1994 ver-zwakten de positie van de ‘sloper van de Sovjet-Unie’ danig. In de aanloop naar de verkiezingen van 1996 teerde Jeltsin dan ook in toenemende mate op een groep oligarchen en hun in-vloed op de media om de ongunstige peilingen te keren. Jeltsin’s afhanke-lijkheid van deze groep magnaten, die puissante rijkdom en navenante politieke invloed hadden verworven tijdens het wanordelijk ineenstorten van de staatseconomieën, betekende een eerste teken aan de wand. Het legde de basis voor een corrupt af-kooksel van de vrije markt, i.e. een crony capitalism, waarmee de almaar verpauperende Russische bevolking

vanzelfsprekend weinig gebaat was. De macht van de oligarchen bereikte een zenit onder de tweede regerings-periode van Jeltsin, die verviel tot een marionet.

Poetin-eraDit alles leidde tot een voedingsbo-dem voor een autoritairder regime, met name onder Vladimir Vladimi-rovitsj Poetin. Verder surfend op na-tionalistische sentimenten poogde Poetin opnieuw aan te sluiten bij de

macht en uitstraling van de vroegere Sovjet-Unie. Een afkeer van het bric-à-brac experiment met kapitalisme leidde echter niet tot de implemen-tatie van een rechtvaardigere markt-economie, maar eerder een terug-grijpen naar oude recepten, hierbij gesteund door een publieke afkeer van het voorgenoemde cliëntelisme. De evolutie van Rusland onder Poe-tin wordt gekenmerkt door steeds meer staatsbemoeienissen en een te-rugdraaien van verschillende van de Jeltsin- en Gorbatsjovhervormingen. Medvedev zorgde als Poetin-vazal voor continuïteit op dit vlak. Zo had de volksopstand van eind 2011 na de Doema-verkiezingen naar aloude Sov-jet-traditie een marginale invloed op de politieke tredmolen. De grootste rellen sinds de val van de SU werden hardhandig in de kiem gesmoord en gevolgd door steeds meer repressie. Zo werden de boetes voor het orga-niseren van niet-toegelaten betogin-gen gevoelig opgetrokken tot 7500 euro. ‘Landverraad’ werd geherkwa-

lificeerd tot het (arbitraire) ‘schaden van de Russische belangen’. Lokale wetten worden als discriminerend beschouwd t.a.v. de Lesbian, Gay, Bis-exual and Transgender gemeenschap (LGBT). Ook de druk op journalisten werd opgevoerd door smaad opnieuw te criminaliseren, en de Russische civil society ontsnapt evenmin aan de Kremlin-oekazes: alle NGO’s wor-den beschouwd als ‘foreign agents’ en hebben een registratieplicht, een maatregel die officieel enkel dient

om informatie in te winnen. Ook Duitse organisaties werden aan deze wetten on-derworpen, een gang van zaken die scherpe

kritiek van Angela Merkel uitlokte aangezien ze vooral gericht lijken op het isoleren en demoniseren van de zogenaamde ‘buitenlandse elemen-ten’. Rusland ligt bovendien al langer overhoop met Europa en meer be-paald met het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), dat Rusland verantwoordelijk houdt voor meer dan 200 ernstige schendingen van de mensenrechten in Tsjetsje-nië. Misschien nog wel het meest verontrustende in deze allesbehalve exhaustieve lijst is de verhoogde ap-preciatie voor Stalin, die onder Poetin steeg van 12 tot 42%. De ex-dictator kijkt goedkeurend toe vanaf de over-kant van de Styx. De overheidsinstan-ties kennen een ambigue relatie met de toenemende verering van Stalin: enerzijds zijn afbeeldingen van Stalin uitdrukkelijk verboden in het straat-beeld, anderzijds is er ook onder rege-ringsfunctionarissen vaak een latente sympathie aanwezig. De man van de goelags en systematische zuiveringen onder zijn generaals en naasten, is

Zowat alle basiselementen van een goed functionerende liberale maatschappij ontbraken in de post-Sovjetlanden.

Page 11: Neohumanisme 4 jaargang 76

4e editie76e jaargang, 2012-13 11

Visienamelijk ook de man van de overwin-ning op nazi-Duitsland.

Ook Human Rights Watch blijft van-zelfsprekend niet onbewogen bij de almaar wilder om zich heen klau-wende Russische beer. Het hekelt de regelneverij en repressie onder Poe-tin als de ergste beknotting van men-senrechten sinds het ontstaan van de Russische Federatie in 1991 en roept de EU en VSA op tot een kritischer houding: “Mass protests following Russia’s December 2011 parliamen-tary elections prompted promises of political reforms. However, after his return to the pre-sidency, Vladimir Putin oversaw the swift reversal of for-mer President Dmi-try Medvedev’s few, timid advances on political freedoms and unleashed an u n p r e c e d e n t e d crackdown against civic activism. New laws in 2012 restrict nongovernmental organizations and freedoms of assem-bly and expression.”

Kroniek van een aangekondig-de tragiekDat Rusland be-paald niet het lich-tend voorbeeld van democratie is, kan moeilijk verwacht worden na decennia van communis-tische tirannie. Dat Rusland echter steeds verder afglijdt naar een auto-ritaire staat hadden weinigen ver-wacht. Vanwaar het spectaculaire falen van het Russische experiment?Een mogelijk antwoord wordt ons aangereikt door niemand minder dan Tom Palmer. Op de LVSV activiteit be-gin dit semester en later ook op de European Students for Liberty Con-ference te Leuven (ESFLC) verhaalde Palmer over zijn ervaringen met het communisme en vooral de implo-sie ervan in Rusland en het Oost-blok: “Privatise, but privatise into

what?”. Zowat alle basiselementen van een goed functionerende liberale maatschappij ontbraken in de post-Sovjetlanden. De Rule of Law werd continu omzeild of botweg met de voeten getreden door de zich verrij-kende oligarchen, de grondwet bleek vaak een vodje papier. Respect voor eigendomsrechten en individueel bezit, door velen gezien als dé cruci-ale factor van een liberale economie, ontbrak volledig. De burgerbevolking was volkomen vervreemd van recht op vrije meningsuiting, de pers na decennia waarin ‘informatie’ slechts informatie was indien het de socialis-

tische belangen diende volkomen on-bekend met het concept van de me-dia als waakhond. Enig respect voor het individu was al zeker een vreemd begrip voor de vroegere USSR-leiders. Zo liggen de kiemen voor de huidige autoritaire reflex bij Gorbatsjov, die met zijn (broodnodige) perestrojka en glasnost een versnelling te hoog scha-kelde en zo de SU finaal de afgrond in duwde. Het leidde tot een beangsti-gende tocht in het donker, waarbij het logge en ineenstuikende Russische bestel onder weinig krachtdadige re-geringen werd blootgesteld aan de marktincentives – alvorens er een de-

mocratisch kaderwerk aanwezig was. Het toont eens te meer aan dat libe-ralisme zoveel meer is dan een louter economisch perspectief. Vanzelfspre-kend is niet alleen het Sovjet-tijdperk hiervoor verantwoordelijk; ook in tsaristisch Rusland waren dergelijke waarden, noch een middenklasse aanwezig.

ToekomstperspectievenHet Russische volk ondertussen lijkt zich neer te leggen bij het stelselma-tig opgevoerde geweld. Ondanks het feit dat slechts 25% van de bevolking het huidige status quo steunt (bron:

The Economist), volgt er geen georga-niseerde reactie. Golos, de onafhan-kelijke kiesmonitor, werd vleugellam gemaakt. De oppositiepartijen wordt het leven zuur gemaakt, als ze al of-ficieel erkend zijn. Het showproces tegen de bekende blogger Alexei Na-valny zal onvermijdelijk leiden tot een veroordeling en huisarrest. Ondanks optimisme onder de oppositie lijkt het erop dat de Russische autoritei-ten hun wil zullen doordrijven. De ge-latenheid van het Russische volk kan hier een belangrijke rol in spelen.

Page 12: Neohumanisme 4 jaargang 76

12 LVSV GentNEOHUMANISME

In deze laatste ‘Glad you asked’ van het academiejaar gaat Rémy in op de discipline van de rechtseconomie, ook wel bekend als ‘law and economics’. De economische analyse van het recht komt oorspron-kelijk uit Amerika, en vindt vandaag ook aanhang in Europa. Is het ook relevant voor het liberalisme?

Rémy BonnafféAspirant - Bestuurslid

LVSV Gent

Law & economics

Law & Economics - of rechtseconomie - is de toepassing van de economische wetenschappelijke methode op juri-dische fenomenen. Het kwam eind de jaren ‘60 op gang in de Verenigde Staten. Met Aaron Director werd aan de rechtenfaculteit van de universiteit van Chicago voor het eerst een economist benoemd. De economische inzichten van deze en andere wetenschap-pers aan de Amerikaanse rechtenfaculteiten zouden een grote invloed uitoefenen op het Amerikaanse beleid inzake mededin-gingsrecht, regulering en vele andere takken van het recht. In de Verenigde Staten is rechtseconomie vandaag de voornaamste methodologische stro-ming binnen de rechtswetenschap. De economische analyse van het recht is geïntegreerd binnen de mees-te juridische vakken aan de meest vooraanstaande Amerikaanse rechts-faculteiten.

Law & economics is een analyse om recht te gaan verklaren, voorspel-len en beoordelen. Deze analyse ge-beurt aan de hand van economische principes, waardoor de rechtseco-nomie zich onderscheidt van andere methodologische stromingen binnen de rechtswetenschap. Binnen die rechtswetenschap zijn drie afzonder-lijke takken te onderscheiden: het be-schrijven, samenvatten en voorstellen van recht. Soms zijn er lacunes of hia-ten in de bestaande wetgeving. In der-gelijke situaties rijst de vraag wat de

meest geschikte rechtsregel is. Vaak zal de jurist zich baseren op zijn intuï-tie of op een gevoel van rechtvaardig-heid. Hierbij wordt meestal verwezen naar reeds bestaande wetgeving om zo de ‘juiste doctrine’ te formuleren. De rechtseconoom onderscheidt zich hierin door het gebruik van klassiek-economische assumpties en vertrekt vanuit het concept van de ‘homo-economicus’. De homo-economicus heeft 3 kenmerken: het is een ratio-neel wezen dat autonoom zijn indivi-

duele preferenties kan bepalen om zo zijn eigenbelang na te streven. Aan de hand van deze rationele overwegin-gen probeert de homo-economicus nutsmaximalisatie na te streven. De rechtseconomie gaat er vanuit dat dit niet anders is in de studie van het recht.

De rechtseconomie vertrekt dus van-uit dit concept. De onderzoeksagenda van de rechtseconomie is dan ook gericht op de efficiëntie van rechts-regelen en instituties. Dit brengt ons tot de volgende cruciale kwestie: wat gaat schuil onder de noemer ‘efficiën-tie’? Het omvat de maximalisatie van baten en de minimalisatie van kosten. Een efficiënte regel draagt bij tot de verhoging van de welvaart van de le-den van de samenleving. In dit opzicht gaan veel rechtseconomen te leen bij de utilitaristische benadering: rechts-regelen dienen bij te dragen tot het grootste geluk van een zo groot moge-lijk aantal leden van de samenleving. Hoe meten we dan of een regel effi-

ciënt is? Volgens het Pareto-criterium verhoogt een sociale verandering de welvaart in de samenleving wanneer niemand iets verliest en minstens één persoon iets wint. Pareto-optimaliteit is dan bereikt wanneer er geen verde-re wijziging is zonder dat iemand erop achteruit gaat. Probleem hierbij is dat er bij de meeste sociale veranderin-gen zowel winnaars als verliezers zijn. Daarom passen economisten gere-geld het Kaldor-Hicks criterium toe. Volgens dit criterium is een sociale

verandering efficiënt wanneer de winnaars de verliezers kunnen compenseren. Een minimalisatie van kos-ten veronderstelt dan

weer dat we de kortste of goedkoop-ste weg kiezen naar het vooropgestel-de doel.

Het succes van de rechtseconomie in de VS is niet verwonderlijk. De rechts-wetenschap heeft zich immers gedu-rende lange tijd in een intellectueel vacuüm bevonden. Ze draagt een theorie aan om de effecten van juridi-sche regels en sancties op het gedrag te voorspellen. Voor economisten hebben wetten en juridische sancties een gelijkaardig effect als prijzen in een markteconomie. De veronder-stelling is dat individuen reageren op juridische regels en sancties zoals ze omgaan met de wijzigingen van de prijzen. Men kan dit juist voorspellen door het model van de homo-econo-micus, zoals eerder besproken. Pak dat we een auto van merk A hebben en een identieke auto van merk B. Als B zijn prijs lager legt dan A, dan kun-nen we voorspellen dat de persoon voor auto B gaat kiezen. Zo werkt het ook in een rechtssysteem: personen

Glad you asked

De onderzoeksagenda van de rechtseconomie is dan ook gericht op de efficiëntie van

rechtsregelen en instituties.

Page 13: Neohumanisme 4 jaargang 76

4e editie76e jaargang, 2012-13 13

zullen in mindere mate een activiteit uitoefenen waarvan de juridische sanctie zwaarder is.

Een actueel punt waarop men de rechtseconomie heeft toegepast is bijvoorbeeld de gouden parachutes van de topmanagers. Her en der hoor je stemmen opgaan die pleiten voor een begrenzing van deze parachu-tes. Zelden hoor je een echte analyse waarom dit fenomeen zich voordoet, of het is louter omdat het ‘zakkenvul-lers’ zijn. De rechtseconomie tracht hier wel een verklaring voor te ge-ven, waaruit blijkt dat een dergelijk verbod eigenlijk contra-efficiënt zal werken. Eerst moeten we we-ten wie de ‘baas’ is van een bedrijf. Dat zijn de aandeelhouders. Zij zijn eigenaar van het bedrijf door middel van hun aandelen. De manager of CEO is eigenlijk lou-ter iemand die is aan-gesteld om het bedrijf te runnen via een Raad van Bestuur. De CEO wordt bijgevolg dus afgerekend door zijn aandeelhouders. Het probleem bij deze twee partijen is dat zij niet noodzakelijk dezelfde belangen behartigen. De houding van aan-deelhouders is door-gaans ‘risico-loving’. De eerste regel in investe-ren is het spreiden van het risico. Doordat aan-deelhouders aandelen hebben in verschillende bedrijven wil-len ze dat die bedrijven risico’s nemen. De houding van de manager is geheel anders. Hij is veel minder geneigd om risico’s te nemen dan de aandeelhou-ders. De manager heeft lang gewerkt om van onderaan naar boven te klim-men en zijn carrière uit te bouwen. Eenmaal hij aan de top staat, wil hij daar dus uiteraard ook blijven. Daar-uit volgt dat hij veel minder geneigd zal zijn om risico’s te nemen die hem zijn job zouden kunnen kosten (in de literatuur heet dit ‘empire-building’). Er is dus een probleem doordat er te-gengestelde belangen zijn. Hoe lost

de markt dit op? Er wordt met de ma-nager een contract opgesteld waar-bij hij een ontslagpremie krijgt als hij ontslagen wordt. Deze premie creëert een incentive om risico’s te nemen, en verwijdert bijgevolg de risico-aver-sie van de manager: “Als het naar de knoppen loopt, dan ben ik toch rijk”. Deze rechtseconomische analyse legt bloot dat dit fenomeen wel degelijk een functie heeft.

Naast deze kleinere analyses, bestu-deert de rechtseconomie wel nog grotere domeinen zoals eigendoms-rechten. Volgens de rechtseconomie

moet het recht zorgen voor drie func-ties. Vooreerst moet het recht zorgen voor een voldoende definiëring van het eigendomsrecht, dit is de taak van het eigendomsrecht zelf. Daarnaast moet het recht zorgen dat eigendom voldoende goed kan worden overge-dragen, daartoe dient het contracten-recht. Laatst moet het recht zorgen voor een voldoende afdwinging en bescherming van dit recht, waarbij het strafrecht komt kijken. Ook be-staan er in het recht inperkingen op het eigendomsrecht. De voornaamste is zonder twijfel het ontnemen van eigendom door de overheid. In be-

paalde omstandigheden kan de over-heid beslissen tot het ontnemen van de eigendomsrechten op een onroe-rend goed. Hoewel de eigenaar van een gepaste vergoeding wordt voor-zien en de doelstelling van openbaar nut is, wordt de eigenaar door de onteigening de kans ontnomen om zelf zijn subjectieve vraagprijs op te leggen aan de koper (in casu de over-heid). Economisch gezien komen ont-eigeningen echter wel tegemoet aan praktische problemen inzake trans-actiekosten en strategisch gedrag die zich zouden manifesteren langs een ‘normale’ marktwerking. Onteigenin-

gen betreffen voornamelijk situaties waarbij een openbaar project (bv. een autostrade) de bundeling van een groot aantal percelen vereist. In dergelijke gevallen moet een groot aantal eigenaren de toestemming ge-ven tot verkoop van hun eigendom aan de overheid. De onderhande-lingskosten zijn in dergelijke gevallen hoog omdat elke eigenaar in feite een vetorecht bezit op het project. Indien een verkoper het been stijf houdt dan moet het project aangepast worden (bv. autostrade verleggen). Het ge-vaar bestaat erin dat de eigenaars zich strategisch gedragen. Het is na-

Glad you asked

Page 14: Neohumanisme 4 jaargang 76

14 LVSV GentNEOHUMANISME

melijk in het belang van elk van hen om de verkoop uit te stellen. Indien zij de laatste zijn die moet toezeg-gen dan kunnen zij de prijs maximaal opdrijven. Zo dreigt de prijs te hoog te worden, waardoor openbare pro-jecten zouden falen. Onteigeningen voorkomen dergelijk hold-out feno-meen door de vetorech-ten te ontnemen aan de eigenaars en de eigenaar louter de marktwaarde van de eigendom toe te kennen.

Dit is een klassiek utilitaristisch argu-ment: “it is the greatest happiness of the greatest number that is the mea-sure of right and wrong”, zou Jeremy Bentham zeggen. Een argument die natuurlijk zwaar botst met de ideeën van enkele grote libe-ralen als John Locke die het eigendoms-recht zien als een natuurrecht en dus bijgevolg één van de drie basisbeginselen van het liberalisme is, naast het recht op leven en het recht op vrijheid. Veel libera-len zullen dus opwer-pen dat het voordeel die men haalt uit de onteigening de initi-ele schending van het

eigendomsrecht niet rechtvaardigt. Zo stelt Nozick dat elke dergelijke in-menging in het eigendomsrecht een onrechtmatige inbreuk op de (natuur)rechten van het individu is. Toch kan men binnen het Rechtsecoomisch paradigma onteigening verdedigen omdat het blind is voor de morele

argumenten die Locke en Nozick op-werpen. Het Kaldor-Hicks efficiëntie (winnaars compenseren de verliezers) ‘overrulet’ op een zeer kille manier die morele overwegingen. We kun-nen dus eindigen met een kritische noot. Hoewel de rechtseconomie een bijzondere meerwaarde kan bieden

om liberale standpunten te verdedi-gen (denk aan de decriminalisering van drugs), kan het zich ook altijd tegen de liberale ideeën keren. Men zal dus altijd een afweging moeten maken tussen principes en utilitaire argumenten. Ook kan men zich be-denking stellen bij de gebruikte me-

thodologie. Het homo-economicus concept gaat er immers van uit dat mensen rationele wezens zijn die rationele beslis-

singen nemen. Echter zien we bij de Oostenrijkse school dat ze dit idee verwerpen. Zij wijzen op de beperkte rationaliteit van individuen en leggen de nadruk op de fundamentele onze-kerheid waarin de mens continu ver-keert. Hayek vertelt ons onder andere dat kennis enorm verspreid en ver-

plinterd is. Bijgevolg wordt de homo-eco-nomicus overschat in zijn rationaliteit. Men gaat er name-lijk te veel van uit dat individuen werkelijk alle nodige kennis bij zich hebben. Wat volgens de Oosten-rijkse school niet het geval is. We kun-nen concluderen: de rechtseconomie is zowel een vriend als een vijand.

Men zal dus principes en utilitaire argumenten tegen elkaar moeten afwegen.

Glad you asked Rémy BonnafféLaw & economics

Page 15: Neohumanisme 4 jaargang 76

4e editie76e jaargang, 2012-13 15

Erna PISSENSGemeenteraadslid Lebbeke

Dirk DAWYNDTSchepen Koksijde

Henri HOUTSAEGERErevoorzitter K.V.V. COXYDE

Gilbert STRUMANEEreschepen De Pinte

Notaris Anne PEDE BVBA

Philippe DE BACKEREU-Parlementslid

Thomas VANTHOURNOUTOud Vicevoorzitter LVSV Gent

Eveline VAN DEN ABEELEOud Bestuurslid LVSV Gent

Vincent LAROYOpen VLD fractievoorzitter Lovendegem-Vinderhoute

Herman DE CROOMinister van Staat

Erwin DEVRIENDTOud Voorzitter LVSV Gent

Bart TEIRLYNCK

Romeo RAUVoorzitter Open VLD Nieuwpoort

Egbert LACHAERT

Ingrid CNUDDEVoorzitter Open VLD Eine-Huurne-Mullem

Advocatenkantoor Ives FEYS BVBAVoorzitter open VLD Koksijde

Jozef VANDENBOSSCHEOud voorzitter LVSV en ere-voorzitter oud-ledenbond

Bart TOMMELEINFractievoorzitter Open VLD Senaat

Karel POMAMinister van Staat

Matthias LAEVENS

Pieter COENE

Philippe COLLEHoogleraar VUB, Gedelegeerd Bestuurder Assuralia

Sabien LAHAYE-BATTHEUFederaal Parlementslid Open VLD

Jurgen VANDEWALLEOud Bestuurslid

Martine TAELMANSenator

Karel VINCENTOud Penningmeester LVSV Gent

Hans PIJPELINK

Karel DE GUCHTEu-Commissaris

Annemie NEYTS - UYTTEBROECKEuropees Parlementslid

Wietse VERWIMPOud Politiek Secretaris LVSV Gent

Christophe PEETERSSchepen Gent

T. Mouctar BAH

Patrice VIAENEOud Voorzitter LVSV Gent

Thibault VIAENEOud Voorzitter LVSV Gent

Thomas VERGOTEOud Bestuurslid LVSV Gent

Mathias DE CLERCQOud Voorzitter LVSV Gent

Jonas VEYSBestuurslid LVSV Leuven

Lode COSSAER

Mieke DE REGT

Ludovic VILAINOud Penningmeester LVSV Gent

Jeroen DE METS

Wim AERTS

Clair YSEBAERTVoorzitter LVV

Elisabeth MATTHYSOud Bestuurslid LVSV Gent

Marc DE VOSHoogleraar UG/VUB, algemeen directeur Itinera Institute

Maarten DE BOUSSEROud Politiek Secretaris LVSV Gent

EreledenEreleden LVSV Gent 2012-2013

Voorlopige stand op 3/5/13, voledige lijst: lvsvgent.be/ereleden. Zelf erelid worden? Mail naar [email protected]

Rémy BonnafféLaw & economics

Page 16: Neohumanisme 4 jaargang 76

16 LVSV GentNEOHUMANISME

Visie

Filip BatseléAspirant - Bestuurslid

LVSV Gent

Tijdens de koude wintermaanden nam de wereld afscheid van en-kele bekende politici, waarbij vooral de dood van de flamboyante Hugo Chavez veel aandacht kreeg. Verheerlijkt door velen aan de linkerzijde van het politieke spectrum voor zijn sociale en econo-mische verwezenlijkingen, dringt een serieuze nuancering zich op tegenover de leider van de Bolivariaanse revolutie.

De keizer van Caracas

Route du pouvoirHugo Rafael Chávez Frias werd gebo-ren op 28 juli 1954 in het landelijke Sa-baneta, een slaperig dorpje in het Ve-nezolaanse binnenland. Doordat zijn arme ouders maar liefst zeven kinde-ren hadden, werd de jonge Hugo gro-tendeels opgevoed door zijn grootmoeder.

Op zijn zeventiende begon Chavez aan een militaire carriere, waarbij hij via en-kele kadetten uit Panama in aanraking kwam met de ideeën van Omar Torrijos, een linkse militair die in eigen land de macht had gegrepen. Torrijos was de dominantie van de blanke elite in eigen land beu en ging over tot een programma waarin er nieuwe economische en sociale her-vormingen voor de armen kwamen, maar waarbij geregeld het geld werd gestolen van de “rijken”. Torrijos werd nog het meest bekend omwille van de Torrijos-Carter akkoorden, waarbij Panama het Panamakanaal in handen kreeg, maar ook omwille van zijn autocratie, corruptie, etc. Al-leszins was Zuid-Amerika indertijd de ideale plaats voor militairen met de nodige ambitie, om maar te verwijzen naar Rafael Trujillo (Dominicaanse Republiek), Alfredo Stroessner (Para-guay) of een naam die de gemiddelde LVSV’er per jaar gemiddeld 200 keer moet aanhoren, Auguste Pinochet (Chili). Het stond dus in de sterren ge-schreven dat een ambitieuze militair als Chavez, die al gauw de boeken van

Fidel Castro, Ché Guevara, Mao en consorten las, wel eens de macht zou durven grijpen als de tijd rijp was.

Maar in Venezuela, dan toen even-goed als nu leefde op een hele lange oliejoint, was de tijd bijlange na niet rijp. In tegenstelling tot andere Zuid-Amerikaanse landen kende Venezu-ela, puur door zijn olie, een relatief lange periode van verbeterde levens-omstandigheden. Vermeldenswaar-dig is ook dat de overheid, ongeacht

wie er aan de macht was, gedurende deze periode vaak erg actief ingreep in de economie, onderwijs, transport, etc. Dat deze bubbel niet kon blijven groeien, bleek al gauw toen de olie-crisis van de jaren ‘80 uitbrak. Na de crisissen van de jaren ‘70 daalde de vraag naar olie, waardoor landen als Venezuela, ongeacht of ze hun pro-ductie nu opdreven of niet, met een financieel drama te maken kregen. De werkloosheid nam toe, de begrotings-tekorten stapelden zich op, de armoe-de steeg en de gehele Venezolaanse economie lag op apegapen. Het was in deze sfeer dat Carlos Andrés Pérez in 1988 een gooi deed naar het pre-sidentschap, met in zijn achterzak een campagne die gebaseerd was op nationalistische ideeën en een wal-ging voor neo-liberale economische ideeën. Groot was dan ook de verba-zing toen Pérez, die kort voor zijn ver-kiezing het IMF had vergeleken met een neutronenbom, enkele weken na zijn verkiezing plotseling diezelfde

neutronenbom uitnodigde in Caracas en linea recta een lening afsloot ter waarde van 4.5 miljard dollar.

Wat volgde, was een opeenvolging van privatiseringen, belastingsher-vormingen en pogingen om het over-heidsbeslag terug te dringen. Maar het meest controversieel was het be-eindigen van de oliesubsidies, die ge-durende lange tijd olie spotgoedkoop hadden gemaakt in het land. Nu moet gezegd worden dat de maatregelen

die het IMF voorstond, in theorie perfect steek hielden. De Venezolaan-se overheid was inder-daad te groot en ruimte voor privaat initiatief had het mogelijk gemaakt

om voor diversifiëring in de economie te zorgen, om maar te zwijgen over het feit dat oliesubsidies op de lange termijn gewoon niet houdbaar zijn. Waar het IMF echter niet op lette, was dat deze shocktherapie juist ave-rechts uitpakte in een land dat net on-der een grote crisis gebukt ging. Deze oplossing, die op de lange termijn weliswaar goed had uitgepakt voor Venezuela, zorgde er op korte termijn voor dat de Venezolanen nog armer werden, waardoor de sociale onrust toenam. Geleidelijke hervormingen hadden op dit vlak allicht een burger-opstand kunnen vermijden, maar nu de doos van Pandora geopend kon president Pérez kiezen tussen geweld of opstappen. Jammer genoeg koos hij voor de eerste optie, waarbij meer dan 2000 personen werden vermoord in de straten van Caracas en een peri-ode van politieke instabiliteit volgde. Hugo Chavez rook ondertussen zijn kans en pleegde een coup, die hele-maal mislukte. Lang bleef Chavez niet

Er is duidelijk geen links populistische regering nodig om de armoede terug te

dringen in het 21ste eeuwse Zuid-Amerika.

Page 17: Neohumanisme 4 jaargang 76

4e editie76e jaargang, 2012-13 17

Visiein de cel zitten, want toen Pérez via impeachment werd afgezet en zijn op-volger Rafael Caldera de macht greep, mocht Chavez beschikken uit de ge-vangenis. Caldera kreeg echter af te rekenen met een gigantische banken-crisis en terwijl het vertrouwen in de traditionele politieke partijen afnam, zagen een aantal markante figuren hun kans rijp om het presidentschap te grijpen in 1998. Eerste kansmaker was Irene Sáez, die weinig politieke ervaring had en het moest stellen met de (ook niet slechte) titel van Miss Universe 1981. Alhoewel dit in het begin wel leek aan te slaan, vergooide ze al gauw haar kansen en werd het een strijd tussen Henrique Römer, econoom van Yale, en Hugo Chavez. Zijn ideeën waren vooral gebaseerd op zijn interpretatie van Bolivarisme, wat kort samengevat neerkomt op een mix van nationalistische ideeën, anti-corruptie, anti-imperialisme, welvaartsverdeling en economische zelfvoorziening, overgoten met een socialistisch sausje. Hoe bracht Hugo het er uiteindelijk vanaf?

High op het juiste momentToen Chavez aan de macht was geko-men, was het tijd om dat Bolivarisme in de praktijk te zetten en waar kan dat beter dan in de economie? De wereld zal Chavez wellicht herinneren voor zijn sociale programma’s, maar hoe pakte zijn economisch en sociaal beleid werkelijk uit? Beginnen doen we met een rits goede cijfers gedu-rende de regeerperiode van Chavez: meer schoolgaande kinderen, minder armoede, minder werkloosheid, cam-pagnes voor alfabetisering,... Op het eerste zicht, ja zelfs op het tweede en derde zicht spreekt dit in het voordeel van Chavez, ik zal dan ook niet durven ontkennen dat de president op dit vlak van zijn mooiste kant toonde, maar er is natuurlijk meer. Alhoewel deze cijfers veel goeds tonen, moet gezegd worden dat deze in de eerste plaats gewoon een bewijs zijn van de heersende trend in Zuid-Amerika: daar waar in 2002 nog ruim 45% van de Zuid-Amerikanen in armoede leef-den, zijn dit er anno 2011 iets minder dan 30%. Voor Venezuela zijn deze cijfers respectievelijk iets minder dan 50% en 30%, wat op zich een goede

prestatie is. Vergelijk dit echter met Brazilië (van +-40% naar 20%) of Peru (van 55% naar 30%) en het is duidelijk dat je echt geen links populistische regering nodig hebt om de armoede terug te dringen in het Zuid-Amerika van de 21ste eeuw. Ook één van de “verwezenlijkingen” van Chavez, na-melijk het terugdringen van de in-komensongelijkheid, kan je met een serieuze korrel zout nemen. De pro-fetische woorden ‘You would rather have the poor poorer’, provided the rich were less rich’ zijn dan ook direct toepasbaar op Venezuela. Ondanks al de olie, heeft het land in vergelijking met de buren het zeer middelmatig gedaan, als het op de groei van het bruto nationaal product aankomt.

Dan moet je je afvragen of een arme liever 1/6 van een kleine pizza krijgt, terwijl de buurman misschien 1/9 krijgt van een dubbel zo grote pizza.

Belangrijk element in Venezuela is natuurlijk de enorme bom olie die er aanwezig is, waarbij bepaalde analis-ten zelfs vermoeden dat deze groter is dan die van de oliesjeiks van Saoedië-Arabië (ongeveer 300 miljard vaten, al is de werkelijke hoeveelheid zeer moeilijk te berekenen). Elke claim dat Venezuela geen olie-economie is, is dan ook een grove leugen. Het geluk dat de voorgangers van Chavez niet hadden, kreeg de man zelf wel: een boom van de olieprijzen. Hoe afhan-

kelijk Chavez van zijn olie was, bleek dan ook duidelijk toen er een alge-mene staking uitbrak waaraan veel werknemers van de PVDSA (Pétroleos de Venezuela), de oliemaatschappij die onder Chavez bijna geheel gena-tionaliseerd werd, deelnamen. Toen de Chavistas de staking onder con-trole kregen, werden ruim 18.000 dissidente werknemers ontslagen en vervangen door evenveel aanhangers van Chavez. Ook werd Rafael Ramirez, een vriend van Chavez, aangesteld als baas van de firma. Wat volgde, was een schoolvoorbeeld van wanbeleid: de hoeveelheid vaten per jaar -die Chavez graag zag stijgen naar 5 mil-joen/vaten per jaar- daalde van 2,6- naar 2,3-miljoen, de infrastructuur

werd niet verzorgd waardoor er wel eens een olielek of een explosie kwam en PVDSA zond ook nog eens 800.000 dollar als steun voor de verkiezing van Cristina Fernández de Kirchner, de niet-onbesproken presidente van Argentinië. Wie dan vermoed had dat Mr. Ramirez op het matje werd geroepen bij de minister van olie, kwam bedrogen uit; want wat bleek: het matje van de minister van olie had zowaar als eigenaar ene Rafael Ramirez himself. In België spreken we wel eens van belangenvermenging, maar hier zette Chavez alle keizers van Oostende of omstreken toch wel schaakmat qua durf. Beweren dat de private sector, die zowel letterlijk als

Khadaffi en Chavez

Page 18: Neohumanisme 4 jaargang 76

18 LVSV GentNEOHUMANISME

Visiefiguurlijk omwikkeld is in red tape, in Venezuela aan een revival bezig is, is dan ook een dubbele waarheid, want hoe kan je spreken van een revival als dat gewoon impliceert dat je publieke sector het slechter en slechter doet?

Maar wat dan als men zegt: “Maar de auto-industrie doet het toch goed in Venezuela?”. Ook dit is echter een medaille met twee kanten. Alhoe-wel de automobielsector één van de weinige is die redelijke cijfers kan voorleggen in Venezuela, is de reden hiervoor niet ver te zoeken: inflatie. Met een inflatie die geregelde boven de 30% piekte, vinden mensen een auto nu eenmaal een betere inves-tering dan hun geld op de bank zet-ten. Venezuela is dan ook één van de enige landen waar een tweedehands-auto meer kan opbrengen dan een nieuwe. Dit alles werkte ook in op de buitenlandse investeringen, die onder

het regime-Chavez niet meer dan een traag kabbelend beekje voorstelden. Niet verbazend, wanneer je met infla-tie en devaluaties aan de ene kant zit en met nationalisaties aan de andere kant.

In het kort gezegd: de erfgenaam van Venezuela krijgt een economie die in duigen ligt.

HugocratieBlijft nog dat andere punt over: bur-gerlijke en politieke rechten. Chavez, die altijd fan was van een brede bur-gerparticipatie in zijn politiek, moet hier toch enkele goals hebben ge-maakt? Helaas, hij kwam niet eens dicht bij doel.

Het moet gezegd, de beginjaren Cha-vez kan je gerust turbulent noemen. In 2002, toen Chavez 4 jaar aan de macht was, volgde dan ook de im-

mer populaire coup. Toen Chavez in zijn eerste regeringsjaren een nieuwe grondwet opstelde, die (de jure) be-langrijke burgerrechten vastlegde maar ook de grip van de president versterkte, begon de oppositie alvast nerveus te worden, een gevoel dat versterkt werd naarmate de wette-lijke vuist van Chavez bleef groeien. Het kon dan ook niet blijven duren en op 11 april 2002 deed Pedro Car-mona, een conservatief politicus, een greep naar de macht. Alhoewel zijn coup aanvankelijk leek te lukken, mede door steun van grote delen van het leger en de facto erkenning door Spanje en de VS, kwam de (voorna-melijk armere) bevolking van Caracas in opstand toen duidelijk werd dat Chavez geen ontslag had genomen en Carmeno de nieuwe Grondwet wilde verscheuren. Het leger veranderde terug van kant en Chavez, die op dat moment wel degelijk legitiem op de

Page 19: Neohumanisme 4 jaargang 76

4e editie76e jaargang, 2012-13 19

VisieFilip BatseléDe keizer van Caracas

presidentiële stoel mocht plaatsne-men, was terug. Tot hiertoe durf ik zeggen dat Chavez de democratische principes, weliswaar met een auto-cratisch kantje, naleefde. Wat volgt, is minder mooi.

In 2004 besloot de op-positie het over een an-dere boeg te gooien door te proberen om Chavez op constitutionele wijze een hak te zetten. Artikel 72 van de Venezolaanse Grondwet bepaalt namelijk dat wanneer 20% van de kiezers een petitie onderte-kenen, eender welke overheidsfiguur kan weggestemd worden tijdens het midden van zijn termijn. Na een heel gedoe rond deze stemmen, werd be-sloten dat de overheid deze mocht verzamelen. Al gauw kwam men tot 2.7 miljoen stemmen, die vreemd ge-noeg plotseling in de openbaarheid verschenen. Het bleek dat Luis Tascón, een parlementariër, met medeweten van baas Hugo de lijst had verspreid in regeringskringen, waarna alle men-sen die erop voorkwamen linea recta hun C4 kregen bij overheidsbedrijf. Als dat al geen flagrante inbreuk op de vrijheid van meningsuiting was, dan beloofde de stemming nog beter. Chavez overleefde het referendum met ongeveer 59% van de stemmen, maar vermoedens van fraude, die later uitgebreid werden bijgetreden door diverse statistische modellen, kwamen al gauw naar boven.

Als de oppositie het dan eens goed deed in verkiezingen voor de regio’s of het parlement, dan had de opper-bolivariaan nog altijd een volgende optie: geef die organen gewoon min-der macht. Ook de presidentiële ver-kiezingen van 2006, waarbij Ramirez, het hoofd van de PVDSA, aan zijn werknemers vertelde dat ze “Op Cha-vez konden stemmen of oprotten”, waren niet veel beter. Parlements-verkiezingen 2010? Idem. Hoewel de oppositie op 1% van Chavez eindigde, kregen ze naar proportie maar 2/3 van de zetels van de partij van Chavez. Heel toevallig was enkele maanden voor de verkiezing, de verdelingswijze van de zetels eveneens gewijzigd.

En zo komen we aan in 2012, wanneer

Hugo Chavez met Henrique Capriles voor het eerst een èchte concurrent kreeg voor de presidentiële stoel. Capriles, een levendige veertiger die nog gouverneur van de staat Miranda was geweest, slaagde erin om de op-positie te verenigen rond een grote

centrumpartij, die naar de sociaal-liberale kant neigt (wat opzich al een gigantische verandering zou bete-kenen voor Venezuela). Wat volgde, was een lastercampagne tegenover Capriles zonder weerga. Niet alleen kreeg hij ongeveer 4% van de zendtijd van Chavez, ook werd hij op televisie ervan beschuldigd een zionistische Jood en een homoseksueel te zijn. Al-hoewel Capriles Joodse wortels heeft, is hij zelf een overtuigd katholiek -iro-nisch genoeg werd hij diepgelovig in de periode waarin Chavez hem in de gevangenis had gesmeten, na zijn me-dewerking met de coup van 2002- en is hij via zijn moeder zelfs verwant aan Simon Bolivar. Voor Hugo Chavez, de grootste fan van Bolivar, deed dat laatste ongetwijfeld pijn. Maar met Chavez ging het ondertussen alles-behalve goed, nadat bij hem kanker werd vastgesteld en hij meerdere ke-ren in behandeling ging in het Cuba van zijn goede vriend Fidel Castro. Na een spannende campagne haalde Chavez uiteindelijk nipt zijn herverkie-zing, maar het was al gauw duidelijk dat hij deze termijn niet zou kunnen uitzitten.

Chavez herviel in zijn ziekte en werd, alweer, naar Cuba overgebracht. Dit zorgde voor een probleem, want de inhuldiging van een Venezolaanse president vereist in feite zijn aan-wezigheid. Geen probleem, dacht men, en de Grondwet werd erg ruim geïnterpreteerd. Lang duurde het niet, want nadat Chavez werd over-gebracht naar Caracas stierf hij op 5 maart 2013.

Chavez²Wat volgde, waren enkele dagen van massale rouw in Venezuela. Chavez mocht dan wel een autocraat zijn die

zijn land met dictatoriale hand be-stuurde, voor vele armen was hij nog altijd een held en elke dode verdient het nodige respect. De dood van Cha-vez betekende echter ook nieuwe ver-kiezingen, waarin zijn sidekick Nicolas Maduro het mocht opnemen tegen

Capriles. Maduro, van opleiding buschauffeur, was door Chavez zelf ge-lanceerd in de nationale politiek. Enkele hoogte-punten die bij bleven uit

zijn periode als minister van buiten-landse zaken waren actieve steun voor Muammar Gaddafi, ex-broeder leider en occasioneel dictator, en een rondje moddersmijten met Colombia, nadat Venezuela weer eens op goede voet stond met de FARC, occasioneel een terreurorganisatie.

Groot was dan ook de verbazing toen op 14 april 2013 bleek dat Nicolas Maduro, wiens verkiezingsplatform grotendeels valt samen te vatten on-der “Hugo Chavez”, met nog geen 2% voorsprong won van Capriles. Een oneerlijke campagne, de herinnering aan Chavez en de zware polarisatie van het land vloeken toch wel met feit dat op een half jaar tijd bijna een miljoen kiezers de overstap maakten naar het kamp van de oppositie. Of er wederom sprake is van massale frau-de tijdens de verkiezingen van 2012 en 2013 is nog niet duidelijk, maar dat Maduro een audit van de verkie-zingsresultaten weigerde geeft toch al enige indicaties.

Met de verkiezing van Maduro lijkt de toekomst van Venezuela op het eerste zicht somber, maar mogelijk is er hoop aan het einde van de tun-nel. Enerzijds zal de Venezolaanse overheid door opeenvolgende over-heidstekorten wel moeten beginnen met een privatiseringsronde, wil ze niet ten prooi vallen aan economi-sche chaos. Ook lijken zich de eerste barsten te vertonen in het kamp van de Chavistas, nu de overwinning van Maduro zo bleek uitvalt. Als de op-positie de eenheid bewaard onder de jonge Capriles, lijkt de kans dan ook reeël dat deze nog een belangrijke rol kan spelen in de toekomstige Venezo-laanse politiek, iets wat deze schrijver alvast zou toejuichen.

Met de verkiezing van Maduro lijkt de toekomst van Venezuela somber, maar er is

hoop aan het einde van de tunnel.

Page 20: Neohumanisme 4 jaargang 76

20 LVSV GentNEOHUMANISME

Visie

Jonathan PeckAspirant - Bestuurslid

LVSV Gent

Kan een idee evengoed je eigendom zijn als een tastbaar voorwerp? Gaat het om rechten of voorrechten? Is de institutie van een intellec-tueel eigendomsrecht een rem op innovatie of net een voorwaarde om het mogelijk te maken? Deze tekst, die Jonathan schreef naar aanleiding van onze discussieavond over intellectuele eigendoms-rechten, tracht enkele discussiepunten aan te raken en daarnaast ook enkele vragen reeds te beantwoorden.

Intellectuele eigendom

Intellectuele eigendomsrechten staan vandaag misschien meer dan ooit ter discussie. Met de opkomst van het internet en daarmee allerhande mo-gelijkheden die het snel en ongecon-troleerd verspreiden van media toela-ten (bv. BitTorrent), staan velen al niet eens meer stil bij het idee dat zij mis-schien het recht helemaal niet heb-ben bepaalde zaken te kopiëren. De meesten die er wel bij stilstaan, komen dan vaak tot de conclusie dat kopiëren niet gelijk staat aan diefstal (of het kan hen niets schelen). De problema-tiek van auteursrecht en intellectuele eigendom is enorm actueel, maar zo-als de populariteit van onder andere de Piratenpartij aantoont, nog verre van opgelost.Intellectuele eigendom onderscheidt zich van “gewone” eigendom omdat het abstracter is. Het gaat hier im-mers niet om eigendom van een con-crete zaak zoals een huis of een stuk grond, dan wel om creaties van de geest. De fundamentele vraag die we moeten beantwoorden om intellectu-ele eigendom te kunnen verantwoor-den (of verwerpen), is of men zichzelf eigenaar mag noemen van een idee.

EigendomWe hebben eerst een concrete notie nodig van eigendom in het algemeen. Men zegt dat iemand eigenaar is van een bepaald voorwerp als en slechts als die persoon het exclusief recht bezit te bepalen wat er met dat voor-

werp gebeurt. Het gaat hier dus om een monopolierecht: de eigenaar heeft volledige controle terwijl alle anderen niets te zeggen hebben (zo-lang dat gebruik geen inbreuk op an-dere rechten inhoudt). Eigendom im-pliceert bijgevolg twee rechten, met zekere beperkingen:

1. het recht een voorwerp aan te wenden zoals men gepast vindt;2. het recht anderen gebruik van dat voorwerp te ontzeggen.

We zien dat de verantwoording voor

eigendom intrinsiek verbonden is met een concept van moraliteit. Laat één ding echter duidelijk zijn onafhanke-lijk van welke ethiek men verkiest: eigendom is noodzakelijk voor het overleven. Of men het nu een goed idee vindt of niet dat mensen be-paalde dingen hun eigendom kunnen noemen, het staat vast dat eigendom (alleszins een minimale vorm ervan) nodig is om te kunnen overleven. Veronderstel namelijk dat eigendom aan iedereen verboden was, dan zou men voor geen enkel object kunnen voldoen aan allebei de punten hier-boven. Dit impliceert dat men ofwel nooit een voorwerp zou kunnen aan-wenden zoals men gepast vindt ofwel nooit anderen zou kunnen verbieden een voorwerp te gebruiken. Het is niet moeilijk aan te tonen dat beide negaties tot problemen leiden.

Voor het eerste hoeven we ons slechts af te vragen hoe men aan voedsel zou

kunnen raken als we nooit iets mo-gen gebruiken zoals we gepast zien. Iemand die voedsel verorbert omdat hij honger heeft, wendt die stoffen aan op een manier die hij gepast acht, en bijgevolg zou elke mens in principe horen te sterven van de honger ver-mits dergelijke daden verboden zijn.

Het tweede punt zou leiden tot ab-surde conflicten. Stel dat twee per-sonen, X en Y, allebei een hamer no-dig hebben om spijkers in te slaan. Y heeft zelf geen hamer maar weet dat er één bij X thuis ligt, dus gaat Y langs

bij X. Op het moment dat Y aankomt bij het huis van X, is deze aan het werken met de bewuste hamer. X bezit niet het recht het gebruik van de hamer te

ontzeggen aan Y, dus kan Y het ding gewoon uit de handen van X wegne-men zonder zelfs maar iets te vragen. Het probleem is dat het omgekeerde ook geldt: Y heeft geen recht X het ge-bruik te ontzeggen, dus kan X op zijn beurt de hamer weer terugnemen. Gaan we ervan uit dat X en Y zich strikt aan een wet houden die geweld verbiedt, dan zou dit uitmonden op een quasi oneindige lus die pas zou kunnen stoppen als minstens één van beiden opgeeft. Om nog verder het gevaar van de situatie te illustreren, zouden we het voorbeeld van het voedsel kunnen hernemen. Analoog met de hamer zouden X noch Y een exclusieve claim op voedingsstof-fen kunnen leggen, zodanig dat ze in principe letterlijk het eten uit elkaars mond zouden mogen stelen.

Het lijkt mij dus evident dat een maatschappij die totaal geen eigen-domsrechten erkent, haar burgers in

We zien dat de verantwoording voor eigendom intrinsiek verbonden is met een

concept van moraliteit.

Page 21: Neohumanisme 4 jaargang 76

4e editie76e jaargang, 2012-13 21

Visielevensgevaar plaatst. De kwestie voor eender welke samenleving die de levens van haar burgers koestert, is dan ook niet of eigendomsrechten op zich moreel zijn, maar in welke mate men ze kan afdwingen en of dit door te trekken is naar intellectuele eigen-dom.

AuteursrechtNu eigendomsrechten in het algemeen verant-woord zijn, rijst de vraag of we auteursrecht hier-mee kunnen onderbouwen. De Belgi-sche wet definieert dit recht als een monopolie op alle eigen geestelijke creaties zonder dat daartoe enige for-maliteiten moeten worden doorlopen (het is ook nog onderhevig aan be-paalde beschermingsvoorwaarden, maar die doen er nu niet zozeer toe). Men verkrijgt het dus automatisch en op alles wat men via creatieve pro-cessen tot stand brengt (zelfs onvol-tooide werken of zaken die de open-bare zeden schenden). Kan men het eigendomsrecht, dat we tot nog toe gestoeld hebben op pure levensnood-zakelijkheid, zover doortrekken?

Laten we eerst eens kijken naar wat een auteur van een bepaald werk van nature met zijn creatie kan aanvangen op basis van het principe van autono-mie, dat kort gesteld inhoudt dat ieder-een te allen tijde de capaciteit bezit al dan niet deel te nemen aan processen die bewuste participatie vereisen. Er volgt snel dat een auteur zijn creatie geheim kan houden, ter beschikking kan stellen van individuen of groepen die hij volledig zelf bepaalt, kan ver-nietigen (op voorwaarde dat het nog niet gekopieerd is) en kan herwerken zoals hij gepast vindt zonder daarmee ooit rechtstreeks de autonomie van iemand anders te overtreden. Wat hij in de praktijk echter niet zomaar kan bewerkstelligen, is voorkomen dat zijn creatie wordt gekopieerd. Zodra een auteur zijn werk ter beschikking stelt van anderen, heeft hij sowieso een bepaalde toegewijde instantie nodig die toeziet op het gebruik van zijn creatie door anderen (tenzij de auteur zelf de macht en tijd heeft om dit voor eigen rekening te nemen). De context waarin auteursrecht gelegiti-meerd is, valt derhalve samen met de

context waarin men het maken van kopieën kan bestempelen als diefstal.

Ideeën als eigendomDe kern van heel het debat omtrent intellectuele eigendomsrechten komt neer op de simpele vraag of men ko-piëren ooit kan aanzien als diefstal. Zij

die zeggen van niet, beweren door-gaans dat diefstal materiële onteige-ning betekent. Een goed dat wordt gestolen, is niet langer in het bezit van de oorspronkelijke eigenaar maar van de dief (uiteraard zonder dat de eige-naar daartoe toe-stemming gaf). Het is evident dat dit niet het geval is bij een kopie, want dan is het goed simpel-weg in het bezit van beiden. Het andere kamp beweert over het algemeen dat er wel degelijk redenen zijn om in bepaalde gevallen kopiëren te beschouwen als ste-len, niet omdat het gedekt wordt door de definitie van ont-eigening, maar om-dat het probleem compleet elders ligt. Men zegt dat het niet uitmaakt in wiens fysieke bezit het goed in kwes-tie is. Al wat er toe doet, is dat een auteur compensatie verkrijgt voor het concreet gebruik van zijn idee. Om echter op een legi-tieme wijze compensatie te kunnen eisen voor eender welk gebruik van een idee, moet men kunnen beweren eigenaar van het idee te zijn.

Als we proberen te rechtvaardigen dat ideeën eigendom kunnen zijn, moeten we ons bewust zijn van de implicaties. Indien iemand eigenaar is van een idee, houdt dit in dat de per-soon in kwestie het exclusieve recht

bezit dat idee te gebruiken. Een idee gebruiken komt volgens de meeste wetgevingen neer op het verwerken ervan in een concrete vorm. Het ex-clusieve recht van een auteur om zijn idee te verwerken in een concrete vorm gaan we moeten verzoenen met het principe van autonomie, dat ik nu

volledig dien te formule-ren: Elk individu bezit ten allen tijde de capaciteit enkel bewust die daden te stellen die in overeen-stemming zijn met een

persoonlijke ethiek en persoonlijke doelstellingen.Men kan het ook kor-ter en analoog stellen als volgt: Men kan nooit met enige garantie actieve participatie afdwingen van een indi-vidu.

Het belangrijkste gevolg van dit principe is dat mensen fundamen-teel niet in staat zijn elkaars gedrag rechtstreeks te manipuleren op een constructieve manier: we kunnen ie-mands opties wel inperken of aanpas-sen, maar uiteindelijk niet beslissen welke van de resterende opties men kiest. Eigendom kunnen we in ter-men van dit principe uitdrukken als goederen die onderworpen zijn aan iemands autonomie zonder dat dit de vrije wil van anderen schendt. Dief-stal, het wegnemen van eigendom

Auteursrecht is gelegitimeerd in de context waarin men het maken van kopieën kan

bestempelen als diefstal.

Page 22: Neohumanisme 4 jaargang 76

22 LVSV GentNEOHUMANISME

Visiezonder toestemming van de auteur, wordt op die manier een overtreding: de eigenaar bezit dan immers niet langer de vrijheid erover te beschik-ken, terwijl de dief zichzelf dat recht heeft toegeëi-gend mits schending van de vrijheid van de eige-naar. Zo zijn de twee rech-ten die we in het begin za-gen gedekt:1. de auteur heeft het recht te be-schikken over het voorwerp zolang hij de autonomie van anderen daarmee niet schendt;

2. de auteur heeft het recht anderen gebruik van dat voorwerp te ontzeg-gen indien dit een schending van zijn eigen autonomie inhoudt.

Er is wel een beperking bijgekomen: het recht anderen het gebruik te ont-zeggen, is niet langer absoluut maar geldt alleen indien dit gebruik een overtreding van de autonomie van de auteur is. Dat valt echter samen met de definitie van diefstal, dus is het ge-heel consistent.

Een bezwaar dat men kan opwerpen, is dat het hele concept van eigendom de vrije wil van anderen schendt. Men kan beweren dat het simpele feit dat

een individu iets claimt als eigendom de vrijheid van anderen wegneemt om datzelfde goed zelf te gebruiken en zodoende een overtreding is. Dat

is op zich waar, maar het over-treedt het prin-cipe van autono-mie niet onder de juiste voor-waarden. In-dien we zeggen dat iemand zich slechts eigenaar kan noemen van een zaak onder drie condities waarvan er min-stens één vol-daan moet zijn, met name:1. hij heeft het zelf gemaakt;2. hij heeft het als eerste ge-bruikt;3. hij heeft het gekregen van de vorige eigenaar,dan is in de eer-ste twee punten nergens sprake van enige ver-eiste actieve par-ticipatie van an-deren. Het derde

punt sluit per definitie schending van vrijheid uit, en zodoende kan er nooit een overtreding van autonomie zijn bij het rechtmatig claimen van eigen-dom. Een klein probleem dat nu wel nog kan ontstaan, is wat er moet ge-beuren als twee mensen op exact het-zelfde moment besluiten hetzelfde object te gaan gebruiken. In dat geval zal er een conflict optreden dat ik niet in dit artikel ga proberen oplossen.

De implicaties van bovenstaande the-

orie voor intellectuele eigendom zijn groot. Stel dat persoon X een boek ge-schreven heeft en fysieke kopieën er-van verkoopt voor €25 per exemplaar.

Moest persoon Y aan de haal gaan met een fy-sieke kopie zonder de gevraagde compensatie te betalen, dan kunnen we dit nu wel degelijk bestempelen als diefstal.

Veronderstel echter dat Y een boek op legitieme wijze aankoopt en vervol-gens eigen gemaakte kopieën ervan begint te verspreiden onder de vorm van een PDF via BitTorrent (dit komt vaak voor in de praktijk). Dat is geens-zins diefstal volgens bovenstaande definitie, want de auteur heeft nog steeds de ongehinderde vrijheid te beschikken over zijn idee. Zijn vrijheid werd ook niet door de initiële kopie geschonden, want die heeft hij vrij-willig afgestaan aan Y toen die de €25 betaalde. De twee rechten van eigen-dom worden dus niet geschonden, en de enige overtreding van vrijheid die hier zou kunnen plaatsvinden, is het opleggen van intellectuele eigen-domsrechten.

Wat nu als X de boeken verkoopt on-der de expliciete voorwaarden dat er niet alleen €25 betaald wordt, maar dat men ook geen kopieën zelfstandig gaat beginnen verspreiden? Iemand die het boek dan koopt, gaat akkoord met beide condities en geeft te ken-nen geen kopieën te zullen versprei-den. Is dit wel afdwingbaar volgens het principe van autonomie? Dan zouden individuen zelf moeten kunnen ver-zinnen onder welke omstandigheden zij hun vrijheid geschonden achten, en een overtreding van vrijheid wordt dan een subjectieve zaak in plaats van een objectieve. Als we terugkijken naar de exacte formulering van het principe, dan zien we dat dit al per definitie zo is: we spreken namelijk van persoonlijke ethiek en persoonlij-ke doelstellingen. Een schending van autonomie staat gelijk aan het versto-ren van de pogingen van een individu om zijn persoonlijke doelstellingen op een persoonlijk ethisch verantwoorde manier te bereiken (ik ga niet dieper in op hoe conflictresolutie dan moet plaatsvinden; dat is voor een ander artikel). Het volgt dus dat X nu wel

Eigendom kunnen we uitdrukken als goederen onderworpen aan iemands

autonomie zonder dat dit anderen schendt.

Page 23: Neohumanisme 4 jaargang 76

4e editie76e jaargang, 2012-13 23

VisieJonathan PeckIntellectuele eigendom

degelijk Y kan vervolgen als deze laat-ste kopieën van zijn werk verspreidt, maar enkel omdat Y het boek legi-tiem aangekocht heeft en akkoord gegaan is met de voor-waarden van X. Moest iemand die het boek ef-fectief gekocht had het verhaal vertellen aan Y, en Y verwerkt de belang-rijkste punten ervan in een eigen boek dat hij op zijn beurt begint te verkopen, dan heeft X geen enkele legitieme manier om Y te ver-volgen. Y is immers nooit ergens mee akkoord gegaan en heeft zodoende geen verplichtingen tegenover X. De enige tegen wie men een zaak kan be-ginnen, is de tussenpersoon die het verhaal overgeleverd heeft aan Y. Als dit via pure mondelinge overlevering was, dan zou men een excuus moeten bedenken om het doorvertellen van verhalen te veroordelen. Ik ga de in-telligentie van de lezer niet beledigen door verder in te gaan op welke per-verse gevolgen dat zou hebben.Door de capaciteit van een auteur om mensen te vervolgen voor repro-ductie te beperken tot die mensen

die effectief vrijwillig akkoord gegaan zijn met zijn voorwaarden, lossen we tevens een ander probleem op: onafhankelijke heruitvinding. Het is

niet moeilijk in te zien welk een grove schending van vrijheid het is om men-sen te verbieden eigen ideeën te ver-werken in eigen vormen, ongeacht of het idee al eerder bedacht was.

Recht van intellectuele eigendomStel dat X een auteur is en Y iemand die het werk van X wil gebruiken. Zo-als het er nu voor staat, kan ik het afdwingen van de intellectuele ei-gendomsrechten van X tegenover Y alleen verantwoorden als Y het werk overgenomen heeft van X bij een we-derzijds vrijwillige transactie onder de specifieke voorwaarde dat Y het niet zelf zou kopiëren en verspreiden. Het maakt namelijk deel uit van de auto-

nomie van X dat hij zelf mag bepalen welke voorwaarden er verbonden zijn aan het gebruik van zijn werk. Hij kan, dankzij de autonomie van alle andere

mensen, die voorwaarden echter alleen afdwingen van personen die een vrij-willig contract met hem sluiten.

Een voorbeeld van de praktische gevolgen hiervan, is dat men personen die “illegaal” down-loaden niet kan vervolgen; zij hebben geen enkel contract met de auteur. De persoon die het werk oorspronke-lijk gekocht heeft (of gestolen) en dan heeft geüpload, is echter wel perfect strafbaar indien het contract specifiek vermeldde dat eigen kopies niet ver-spreid mochten worden. Dit creëert wel een spanning: zolang niemand het werk illegaal doorgeeft, blijven de auteursrechten intact. Er moet echter maar één iemand zijn die de ideeën kopieert en verspreidt, en de geeste-lijke creatie van de auteur ligt te grab-bel op straat zonder dat iemand er iets aan kan doen.

Het is deel van de autonomie een persoon dat hij zelf de voorwaarden verbonden aan het

gebruik van zijn werk mag bepalen.

Ruim aanbod streekbieren, wijnen, sterke dranken, waters, frisdranken.

Page 24: Neohumanisme 4 jaargang 76

24 LVSV GentNEOHUMANISME

Visie

De voormalige Britse eerste minister Margaret Thatcher (ambtsperiode van 1979-1990) mag dan wel recent overleden zijn, enkele van haar opvat-tingen over de welvaartsstaat zijn als-maar actueler geworden:

“To cure the British disease with socialism was like trying to cure leukaemia with lee-ches”

Vervang ‘British’ door ‘Belgian’ en meteen valt op hoe brandend actueel deze woorden van Margaret Thatcher vandaag zijn: net als Groot Brittan-nië in de jaren 70 kunnen we immers vandaag in België spreken van een onhoudbaar geworden sociaal mo-del dat een gigantische armoedeval dreigt te veroorzaken. Bovendien, in plaats van het terug te brengen tot een niveau dat wél houdbaar is, kie-zen we keer op keer consequent voor de verkeerde oplossing: nog meer overheid en nog meer belastingen; of in het beste geval het status quo.

Wat velen aan de linkerzijde van het politieke spectrum maar niet willen inzien, is dat meer overheidsuitgaven geenszins een oplossing bieden tegen armoede. Integendeel, de verhoogde overheidsuitgaven leiden net tot het omgekeerde: een gigantische armoe-deval en een sterke sociale immobili-teit.

Eigenlijk is dit een medaille met twee kanten die elkaar versterken:

Langs de ene kant heb je de zoge-naamde ‘sociale kortingen’ die de laatste jaren bovenop de gewone werkloosheids- en OCMW-uitkerin-gen zijn komen te staan. De facto gaat het om allerlei voordelen voor men-sen met een laag inkomen en werk-lozen die inkomensgebonden zijn: de (verhoogde) kinderbijslag, de gratis kinderopvang, stookoliepremies, het in aanmerking komen voor een soci-ale woning of huurtoelage, …

Aangezien deze kortingen en voordelen inkomensgebon-den zijn, zal iemand zodra hij of zij meer gaat verdienen in een hogere inkomensschijf vallen en bijgevolg deze kor-tingen verliezen. Dit leidt er toe dat het voor veel men-sen – tragisch genoeg – inte-ressanter wordt om in plaats van zich te herscholen, een minder goed betaalde job te blijven doen of, erger nog, gewoonweg werkloos te blijven.

“Let us never forget this fun-damental truth: The State has no source of money other than the money people themselves earn”

Langs de andere kant van de medaille heb je dan weer een fenomeen dat volgt uit de glasheldere waarheid dat er altijd iemand is die uiteindelijk de rekening moet betalen.

In dit geval zijn het inderdaad de wer-kenden en de bedrijven. Om al deze voordelen te kunnen betalen is arbeid immers almaar zwaarder en zwaar-der belast geworden. Zo zwaar dat enerzijds mensen niet alleen netto

nog zeer weinig van hun (bruto)loon overhouden en anderzijds bedrij-ven niet anders kunnen dan het met minder personeel te stellen, willen ze nog rendabel zijn. Bijgevolg zullen deze bedrijven ook veel minder snel geneigd zijn om nog nieuwe werk-nemers in dienst te nemen, wat er toe leidt dat iemand die werkloos is steeds moeilijker aan een nieuwe job zal geraken.

“The problem with socialism is that eventually you run out of other people’s money [to spend].”

Het gevolg van alle sociale kortingen is dus uiteindelijk een sterk verhoog-de werkloosheid die immer zwaarder wordt om te bekostigen. Dit zoda-nig dat de loonlasten alsmaar hoger komen te liggen waardoor die ver-hoogde werkloosheid nog maar eens versterkt wordt en de vicieuze cirkel compleet maakt. Hoe nobel en soci-aal bepaalde maatregelen dus ook mogen bedoeld zijn, het gevolg is wel dat ze – paradoxaal genoeg – net heel asociaal uitpakken…

Philippe BaertLid

LVSV Gent

De gevolgen van de uitgedeinde welvaartsstaat doorgelicht a.d.h.v. 3 citaten van Margaret Thatcher

De dood van iron lady Margaret Thatcher deed heel wat stof op-waaien, zowel bij voor- als tegenstanders. In deze tekst haalt Phi-lippe enkele citaten aan van Thatcher, die volgens hem nog steeds relevant zijn vandaag.

Page 25: Neohumanisme 4 jaargang 76

4e editie76e jaargang, 2012-13 25

Zij die ons gaan verlaten

Lawrence Vanhove2008-’09: gecoöpteerd bestuurslid 2009-’11: politiek secretaris2011-’13: voorzitter

Siemon Aelbrecht2010-’11: Bestuurslid2011-’12: Penningmeester en PR & Sponsoring 2012-’13: Penningmeester

Arno Morsa2009-’11: Bestuurslid2011-’12: Activiteiten2012-’13: Bestuurslid

Mattias De Vuyst2011-’12: Bestuurslid2012-’13: Politiek Secretaris

Sébastien Wellens2012-’13: Sponsoring

Maxim Tylleman2011-’12: Bestuurslid2012-’13: Activiteiten

Andreas Van Poucke2012-’13: Bestuurslid

John Cracco2012-’13: Sponsoring

Page 26: Neohumanisme 4 jaargang 76

26 LVSV GentNEOHUMANISME

Visie

Lawrence VanhoveVoorzitterLVSV Gent

LVSV, een persoonlijke kroniek: “verlaten doe jij me nooit...”

...maar toch vaarwel! Het LVSV: tegelijk een levenservaring, een leerschool, een studentenvereni-ging, een vriendengroep en een ge-cumuleerd geheel aan wijsheden die geconsolideerd werden in tradities. Toen ik vijf jaar geleden, nog als middel-bare scholier, besliste om lid te worden van het LVSV, besefte ik niet wat voor een impact deze organisatie op mijn persoonlijke ontwikkeling zou hebben. Nu, bij mijn afscheid van onze vereniging, wil ik een beknopte kroniek neerpennen van mijn persoonlijke ervaring. Het moet gezegd worden dat dit een sterk afgeslankte alsook gecensureerde versie van de gebeurtenissen betreft. De echte LVSV-ervaring is nauwelijks te vatten in woorden, dus ik probeer een beeld te schetsen van hoe ik het LVSV ervaren heb vanuit enkele anek-dotes. Wie tussen de lijnen door kan lezen heeft alvast een streepje voor, voor diegenen die deze gave niet heb-ben hoop ik dat het alsnog ‘geestig’ is om te lezen.

KweekgrondAl lange tijd had ik interesse in het li-beralisme. Het klassieke verhaal: op veel te jonge leeftijd de actualiteit volgen, met leeftijdgenoten tever-geefs een conversatie proberen voe-ren over ‘de politiek’. Maar er was meer. Enerzijds was ik aangetrokken tot politiek omdat mijn grootvader (langs moeders kant), die ik jammer genoeg nooit goed gekend heb en

toen ik 12 jaar oud was overleed, een politicus geweest was. Hij lag volgens velen (mee) aan de basis van het so-ciaalliberalisme in Vlaanderen en was een gekend Gents PVV-politicus. Die invloed mag anderzijds niet over-schat worden, veel bepalender was het feit dat mijn vader in de jaren vijf-tig migreerde van Iran naar Duitsland. Zijn levensloop (zowel qua vooruit-gang, als op latere leeftijd zijn achter-uitgang) was voor mij een toonbeeld van hoe vrijheid (in dit geval vrije migratie in combinatie met economi-sche vrijheid) sociale mobiliteit moge-lijk maakte. Dit staat in groot contrast met hoe ons huidige systeem mensen

deze kansen ontneemt, louter omwil-le van het feit dat mensen toevallig el-ders geboren zijn. Iemand zoals mijn vader zou vandaag de dag niet meer de mogelijkheid hebben om in Europa een beter leven te komen zoeken. Het feit dat mijn familie langs zijn kant Joods is, heeft mij van jongs af aan waakzaam gemaakt tegenover tota-litaire regimes zoals dat van Iran en het nationaalsocialistische Duitsland. Dit alles zijn hoofdredenen waarom ik al gauw ‘liberaal’ geworden ben. Een laatste aspect dat er heel nauw bij aansluit was het feit dat ik uit een vrijzinnige omgeving kom, maar (qua-si ‘toevallig’) terechtgekomen was in een protestantse lagere school. Mijn familie had niet door dat ik tot mijn 11 jaar gebrainwasht werd, en heeft er toen dus niets aan gedaan om over mij te waken. Ik ben dan zelf begin-nen beseffen dat enkele zaken ‘niet klopten’ en ging hierover in discussie met mijn leraars vanaf het 5e en 6e leerjaar. Toen ik naar het middelbaar ging (ditmaal een katholieke school) was ik een rabiate atheïst geworden en had ik een hekel aan het concept ‘gezag’. Een anekdote i.v.m. een peti-

tie omtrent het verstrengen van het schoolreglement (en bijhorende Stu-dio Brussel-prank), en het vriendelijke verzoek om van school te veranderen waren daar het gevolg van. Om de woorden van de onderdirecteur als reactie op deze gebeurtenissen nog eens boven te halen: ‘iemand die nog geen 16 jaar is behoort geen eigen mening te hebben’. Al die facetten samen zorgden er voor dat ik rond mijn 15 jaar ‘liberaal’ geworden was. Destijds stond het vast dat ik politiek actief ging worden.

‘Jong mager mannetje’Begin 2008 had ik een conversatie

met een Gents politicus. Toen ik hem vroeg “op welke manier ik mij zou kunnen inzetten voor het liberalisme” antwoordde

hij dat ik zéker (nog) niet actief mocht worden bij Jong-VLD. De juiste keuze was om eerst actief te zijn als student bij het LVSV en pas nadien te zien of de VLD wel iets voor mij was. Ik ben die persoon eeuwig dankbaar voor zijn advies. Of je nu politiek actief wilt worden of niet: het startpunt voor iedere liberaal is idealiter het LVSV. Daar bouw je een ideologisch frame-work op, een inhoudelijke basis waar-op je logisch consistente meningen kan construeren. Zonder deze intel-lectuele onderbouw blijf je enerzijds op je buikgevoel afgaan, anderzijds blijf je te veel binnen het kader van het status-quo denken. Op zich zijn mijn meningen en intenties in die vijf jaren nauwelijks gewijzigd, het ver-schil is dat ik nu bijvoorbeeld weet dat ik in discussies niet door de mand zal vallen door mezelf tegen te spreken. Je meningen vormen een consistent geheel en zijn gestoeld op enkele mo-rele basisprincipes.

Pas na deze periode ben je volgens mij klaar om de keuze te maken of je al dan niet thuishoort in de politieke wereld, en ben je voldoende gewa-

Ik was verkocht aan het LVSV, een plek waar zò out-of-the-box nagedacht kon worden.

Page 27: Neohumanisme 4 jaargang 76

4e editie76e jaargang, 2012-13 27

Visiepend om in discussies de bovenhand te halen.

Mijn eerste activiteit was achteraf gezien een van de slechtste LVSV-activiteiten die ik ooit meemaakte, het krokodillendebat (20 februari 2008) tussen Vic Anciaux en Herman De Croo. Toen nog van niet beter wetend was ik dolenthousiast; ach-teraf maakte ik onder het goedkeurende oog van Ché Guevara in de Latin Quarter kennis met iemand die in de jaren erna zou evolueren tot een van mijn beste vrienden: Thibault. Hij vroeg me wat ik vond van paars in Gent, ik maakte de fout om te zeggen: “dat valt wel mee”, waarop hij hevig gesticulerend in het West-Vlaams “Ma how, DIE SOCIALISTEN *onver-staanbaar*...” als antwoord kreeg. In het LVSV leer je zelfs West-Vlaams te verstaan. Je ziet maar: het LVSV doet een mens evolueren.

In de weken die volgden ging ik – toen nog in de Notarisstraat – naar 2 dis-cussieavonden. Op de eerste riskeer-de ik kort even mee te argumenteren en werd ik genadeloos afgesnauwd door een toenmalig vrouwelijk Poli-tiek Secretaris – heerlijk vond ik dat. Achteraf kwamen enkele verontruste zielen mij zeggen “dat dat normaal was”, erg vond ik het nochtans aller-minst. De tweede discussieavond was

echter dewelke voor mij de doorslag gaf: een discussieavond over kernwa-pens, waarbij de andere Politiek Se-cretaris de baten van het privatiseren van kernwapens propageerde; ik was verkocht aan het LVSV, een plek waar zò out-of-the-box nagedacht kon wor-den. Voor iemand die al jaren school-

moe was, voelde het als thuiskomen. Ondertussen had ik de boeken die destijds aangeprezen stonden op de website besteld en was ik al aardig aan het lezen; op het einde van mijn middelbaar gaf ik bijvoorbeeld een boekbespreking over ‘the road to Serfdom’, en op mijn slotspeech als ‘CEO’ van de minionderneming had ik het over “in de wereld van Adam Smith” wanneer ik moest melden dat 1/3e van onze winst werd afgeroomd. Ik was er klaar voor.

2008-2009. De toon gezet:de financiële crisis

De zomer van 2008 schreef ik me in bij de faculteit rechten aan de UGent. Naast het naarstig voorbereiden van mijn studie met het boek ‘inleiding tot het recht voor niet-juristen’ van Boudewijn Bouckaert, las ik allerhan-de liberale boeken. Het sluitstuk van

mijn pre-Universitaire periode was een stage bij de private bank Julius Bär in Zürich. Wat ik me toen niet re-aliseerde was dat ik tijdens die stage een gebeurtenis ‘live’ zou meemaken die tot op vandaag zou blijven door-werken: de crash van Fannie Mae en Freddie Mac (meer daarover kan in

mijn tekst ‘once and for all: de financiële crisis’ gevonden worden, daar staat zelfs het exacte ver-haal van hoe ik op 8 sep-tember om 15u de crash

live meemaakte). Door tijdens die cruciale periode mijn stage gedaan te hebben, was ik vanaf het begin af aan ook juist geïnformeerd over de fi-nanciële crisis. Een week voor de val van Lehman Brothers kreeg ik de uit-leg over wat er werkelijk aan de hand was, en hoe deze 2 overheidsinstellin-gen aan de basis van ‘heel wat proble-men’ zouden komen te liggen.

Om die reden was ik nog voor de hei-sa losbarstte heel erg betrokken bij de problematiek, en deed ik actief mee aan de discussies over dit thema. Niet het liberalisme (of het zogenaamde li-bertarisme, een term waarvan ik het gebruik altijd bestreden heb, omdat men met dat woord poogt de radica-lere liberalen buiten de liberale bewe-ging te plaatsen) lag aan de basis van de financiële crisis, maar een geheel aan te veel en verkeerde interventies en reguleringen. De markt had inder-

De nood aan nuancering is iets dat ik zowel als politiek secretaris, als in mijn jaren als

voorzitter immer benadrukt heb.

Page 28: Neohumanisme 4 jaargang 76

28 LVSV GentNEOHUMANISME

Visiedaad de crisis helpen verspreiden, maar zonder de overheidsinterven-ties (van het ‘backen’ van de lenin-gen aan mensen zonder jobs tot de reguleringen te baseren op het werk van rating-agentschappen) zouden de gebeurtenissen nooit (in die omvang) kunnen plaatsgevonden hebben. Het is die strijd die door ‘mijn generatie’ zowel binnen de liberale beweging als extern gevoerd werd, en nog tot van-daag blijft doorleven. Wel is de maat-schappelijke discussie ondertussen wat verschoven naar de onhoudbare situatie van de overheidsfinanciën binnen de EU en in de VS.

In dat eerste jaar werd me al gauw ge-vraagd om in het bestuur te komen, iets wat ik initieel weigerde omdat ik

er pas bij wou komen als ik effectief een meerwaarde kon betekenen. Wel ben ik als niet-bestuurslid meegegaan op een bestuursweekendje, de anek-dote i.v.m. de beruchte ‘newbies-dropping’ en de vervalste banden-sporen van Wietse Verwimp wordt nog altijd in geuren en kleuren ver-teld. Op het einde van het semester heb ik dan toch de stap gezet, en ben in gecoöpteerd als bestuurslid van onze vereniging. Bij de verkiezing heb ik het toenmalige bestuur verveeld met een ellenlange motivatie, die ongeveer zal overeenkomen met het-geen ik tot nu toe heb neergepend. De doorslaggevende factor om mij toe te laten was een positief antwoord op de vraag of drugs gelegaliseerd moe-ten worden, blijkbaar het brandmerk

als men ‘ge-LVSV’T’ is. Ik wil toenma-lig voorzitter Patrice Viaene van harte danken voor de conversaties destijds, en het feit dat hij me zo vlug het LVSV en de liberale ideologie heeft leren kennen.

Over dat jaar valt er nog veel te ver-tellen, maar dat zou het beknopte (nu ja...) gehalte van deze kroniek oneer aan doen. Het meest noemenswaar-dige feit was de legendarische dis-cussie in de Therminal met Guy Ver-hofstadt over zijn ‘weg uit de crisis’ in het kader van een VTM-special over de verkiezingen. Ondanks het feit dat we aangekondigd stonden op de web-site van VTM werd ons gesprek nooit uitgezonden, blijkbaar waren we toen ‘te hard’ voor hem.

Het was in de zomer na dit acade-miejaar dat ik samen met Maarten Wegge en enkele andere LVSV’ers (waaronder Nick Roskams) naar het IHS-summer seminar ‘Liberty and So-ciety’ in Chicago ging. Die week was niet alleen heel boeiend (in contact komen met Amerikaanse aanhangers van de liberale ideeën en hun aparte kijk daarop), ook was die heel bepa-lend voor mijn verdere evolutie in het LVSV. Een jaar lang had ik veel boeken en essays gelezen, op dat seminar kwam alles op zijn plaats terecht. Ik besefte al gauw dat de liberaal-an-archistische denkoefening, ondanks dat die interessant was, enkele kleine maar fundamentele ‘flaws’ bevatte. In tegenstelling tot wat men zou ver-wachten kwam ik dus gematigder te-

rug van de States. De nood aan nuan-cering is iets dat ik zowel als politiek secretaris, als in mijn jaren als voor-zitter immer benadrukt heb. Ik kan LVSV’ers alleen maar aanraden om te appliceren voor zomerseminaries.

2009-2010. Over “volzinnen” op de Mont Pelerin en onze klim naar 200 ledenMijn 2e jaar in het bestuur was ik po-litiek secretaris samen met Thibault. We waren een echt ‘dream-team’. Onder het geniale ‘laissez-faire’-be-leid (of moet ik zeggen “doe maar/goed bezig gasten”-beleid) van Wim Vetters, kregen we als Politiek Secre-tariaat enorm veel speelruimte. We organiseerden het grootste openings-debat ooit aan een Vlaamse universi-teit in het toen gloednieuwe Audito-rium Leon De Meyer (genoemd naar de voorzitter van LVSV Gent exact 50 jaar voordien): 1270 mensen werden, ondanks de zware regenval, geteld in het auditorium; vele honderden dien-den huiswaarts te keren. Een absolute voltreffer, met jaloerse reacties van het KVHV tot gevolg. Naast het aan-plakken van een affiche over ‘ons kent ons’, (geen idee waar ze dat haalden?) belden ze tijdens ons debat naar de politie om te melden dat de situatie ‘te gevaarlijk’ geworden was. Het ont-ruimen van de trappen was het trieste gevolg...

In het weekend na het openingsde-bat vond misschien wel het meest tot de verbeelding sprekende verhaal in de geschiedenis van LVSV nationaal plaats. De toenmalige nationale voor-zitter had het voorstel om, in het ka-der van een mogelijk ideologisch con-gres van de VLD, naar de Mont Pelerin (zoek de historiek van de gelijknamige Society op om de symboliek te begrij-pen) in Zwitserland af te zakken om onze standpunten vast te leggen; dit met de commissie ‘the next challen-ge’. Al sceptisch vanaf het begin om zo’n lange reis te maken, louter en alleen omwille van het bepalen van deze standpunten op zo’n congres (iets relatief onbelangrijk) stelden we als voorwaarde dat de kostprijs hier-van “maar” 150 euro inclusief ver-plaatsing zou kosten. Zwitserland ken-nende, was deze prijs hoog genoeg om dit euvel te voorkomen. Echter,

Page 29: Neohumanisme 4 jaargang 76

4e editie76e jaargang, 2012-13 29

VisieLawrence VanhoveLVSV: een persoonlijke kroniek

tegen alle verwachtingen in, slaagde de nationale voorzitter er in om op miraculeuze wijze de reis te plannen voor exact die kostprijs, tot op van-daag blijft het een mysterie hoe dit überhaupt lukte.

Alleszins: belofte maakt schuld, wij naar Zwitserland. Thibault en ik von-den het ook niet erg, omdat we de trip dan konden combineren met een bezoek aan Patrice die op dat mo-ment in Neuchâtel studeerde.

De rit naar de Mont Pelerin was on-vergetelijk. Samen met de vriendin van Patrice en Lode Cossaer (toen na-tionaal politiek secretaris en vandaar ook lid van de commissie) reden we naar Zwitserland. De rit ging vlot, tot mijn wagen net voorbij Bazel (op een overvolle autostrade en net voor een tunnel zonder pechstrook) besloot om zichzelf ‘uit te schakelen’. Geen stuur- en rembekrachtiging was het gevolg, de wagen vertraagde hard genoeg om een aanrijding van een vrachtwa-gen te kunnen veroorzaken, maar te traag om werkelijk tot stilstand te ko-men. Gezien we net naast een oprit reden had ik de reflex om uit te wij-ken op deze oprit en met de handrem de wagen tot stilstand te proberen brengen. Net voor het einde van de oprit kwamen we op stilstand. Als in een film stond de politie na letterlijk 25 seconden achter ons om ‘dekking’ te verschaffen. Mijn eerste reactie was: “fieuw, we leven nog” waarop Lode’s eerste woorden na de paniek waren: “crowding out”. Na getakeld te worden naar de volgende ‘rast-stätte’ werden we geholpen door de Zwitserse pechverhelpingsdienst, die tot de conclusie kwam dat de wagen weer normaal functioneerde. Een dik uur later konden we weer de baan op.

Toen de (ge)rust(heid) terugkeerde volgde een meer dan een uur lang durende discussie tussen Lode en mezelf over wat er bij een privatise-ring van de NMBS moest gebeuren. Ik was van mening dat de belastingbe-taler recht had op de aandelen of de opbrengst uit de verkoop. Lode was van mening dat de werknemers van de NMBS op grond van de ‘Lockian proviso’ recht hadden op het bedrijf. Letterlijk enkele minuten voor onze

aankomst in Neuchâtel had Thibault er genoeg van en brulde met zijn sap-pige stem: “Lode, ga je nu verdomme eens je mond houden” (het woordge-bruik werd hier ietwat gecorrigeerd).

Na een kort bezoek bij Patrice (waar we de volgende avond mee afspra-ken), reden we door naar de Mont Pelerin. Daar toegekomen kwam de eerste ‘shock’ voor Thibault en me-zelf. We werden helemaal niet harte-lijk ontvangen. Reden bleek achteraf te zijn dat enerzijds onze opinietekst helemaal anders geschreven was dan wat men blijkbaar verwachtte (later zou blijken waarom, wij hadden nog niet door wat er aan de hand was), anderzijds had men blijkbaar twijfels aan ons ‘bijna dood’-verhaal. De toon

was gezet. Het weekend werd gevuld met het woord voor woord analyse-ren, bediscussiëren en corrigeren van iedere geschreven tekst. Thibault en ik wouden een genuanceerde tekst opstellen, terwijl de anderen een ‘more libertarian than thou’-mentali-teit hadden. Deze discussies werden afgewisseld met een wandeling naar het nabijgelegen Kempinski-hotel, al-waar destijds helden als Milton Fried-man, Friedrich August von Hayek en Ludwig von Mises gediscussieerd hadden over de MPS. De negatieve sfeer was m.i. te wijten aan het feit dat de andere aanwezigen een ‘shift’ hadden gemaakt van wat het doel van die tekst moest worden, terwijl Thi-bault en ik dit nog niet volledig door-hadden. Na het weekend zou al snel

blijken dat men van plan was om een soort ‘LVSV-manifest’ (naar voorbeeld van het Radikaal Manifest) te schrij-ven, die ‘de mening’ van het toenma-lige LVSV moest representeren. Dit was iets wat LVSV Gent, het pluralis-me hoog in het vaandel dragend, ab-soluut niet kon aanvaarden. Bijgevolg werd er alles aan gedaan hebben om het tot stand komen hiervan tegen te gaan. Met succes. De tol van dit prin-cipieel vasthouden aan deze overtui-ging, is dat Gent bij de leden van de andere afdelingen het imago kreeg van ‘de moeilijke afdeling’ te zijn. Hoewel ik er van overtuigd ben dat die mensen exact hetzelfde stand-punt zouden ingenomen hebben in-dien ze op de hoogte waren van wat er aan de hand was. Op een haar na

verliet LVSV Gent de nationale over-legkoepel, maar (gelukkig) kwam het uiteindelijk niet zo ver. Om de vrede te bewaren werd voor het jaar nadien uiteindelijk een nationale voorzitter gekozen die er dezelfde principes op nahield, en met andere woorden het LVSV het beste representeerde.

Echter mag het belang van het natio-nale Mont Pelerin-verhaal dat jaar ze-ker niet overschat worden, wat écht telde is dat we het dat jaar schitte-rend deden: we wisten het LVSV naar meer dan 200 leden te tillen. Het is in dàt het jaar waarin ikzelf het meeste gegroeid ben, het meeste geleerd heb en waarin Thibault, Thomas en ik vrienden voor het leven zijn gewor-den.

Page 30: Neohumanisme 4 jaargang 76

30 LVSV GentNEOHUMANISME

VisieHet begin van de vriendschap tussen ons drie situeer ik enkele dagen na de affaire op de Mont Pelerin. Toen ging Bart De Wever (toen nog geen ‘slimste mens’) een Q&A komen doen met ons. Letterlijk enkele uren voor de lezing kregen we een telefoontje: Bart De Wever was uitge-nodigd voor Terzake, en dat gaat natuurlijk voor. Thibault en ik gingen in pa-niek naar het ‘arendsnest’ (kot van Thomas en CDS’er Kevin Defauw) alwaar Thomas ons hielp de hoofden koel te houden. Op aangeven van het toenmalig ‘groen-tje’ in het bestuur Maarten De Bous-ser, hadden we het plan opgevat om Jean-Pierre Van Rossem te vragen om ons uit de nood te helpen. Hij zou ons komen toespreken over zijn nieuwe boek ivm de financiële crisis. Na wat rondbellen wisten we dat we terecht-konden op het kantoor van de immer behulpzame Hans Pijpelink, alwaar die ons het nummer van Van Rossem gaf. Omdat Thibault en ik stijf ston-den van de stress en adrenaline belde Thomas dhr. Van Rossem op. Thomas legde hem het probleem voor, waar-na hij antwoorde “Als ik mijn Jaguar start kost mij dat al 200 euro”. Een onkostenvergoeding en 2 flessen wijn later was de deal beklonken: we had-den een vervanger, een tweetal uur voor de activiteit. Toen Van Rossem toekwam gooide hij zijn autosleutels naar me. “gij daar, haal boeken uit mijn auto”. Het verhaal van de lege blikjes Red Bull & bijhorende walm, “ ‘kwil smoren”, “‘kga gan pissn” en “de anti-Van Rossem-belasting” is velen gekend; het feit dat de lezing eigenlijk nog van een hoog niveau was, min-der. Alleszins is mijn opluchting tot vandaag nog nooit zo groot geweest als op het moment dat Van Rossem toekwam aan de Blandijn.

2010-2011. Hoe meer zielen…Het jaar nadien ging ik opnieuw voor het politiek secretariaat, samen met Maarten De Bousser. Met hem had ik vanaf het begin een zeer goede band. Zo stelden we onze kalender steevast samen tussen Fifa- en PES-matchen door. De activiteiten stonden op een goed niveau en we deden ons best om de goede band met andere stu-dentenverenigingen te onderhouden.

Vooral met ‘t Zal wel gaan, waar ik in de jaren voorheen ook vrij actief ge-weest was. Ook hadden we een goe-de verstandhouding met CDS. Er wa-ren dat jaar vele hoogtepunten, van een zeldzaam publiek optreden van Chris Van Den Wyngaert tot het lan-

ceren van het maatschappelijke de-bat omtrent de onhoudbaarheid van de huidige welvaartsstaat, met zowel een paneldebat als een visietekst on-der de noemer ‘België 2030’.

Het was tevens het 80e werkings-jaar van onze vereniging, wat gevierd werd met een ’80 jaar denkers en dur-vers’-lustrum. Ook op studentikoos vlak kenden we een absolute hoog-conjunctuur, met zeer geslaagde Blue Fevers en een geniale reis naar Ham-burg. Deze laatste werd aangeboden aan een onklopbare prijs. Dat men toen de kostprijs voor de deelnemers had berekend met alleen het voor-schot van de busreis in gedachten, is een klein detail. De anekdote op de Reeperbahn, waarbij we met quasi alle deelnemers (ook de vrouwelijke aanwezigen) in de Blue Night Table Dance-bar beland waren, en na een vergissing van een meegereisd be-vriend Animo-lid (die niet besefte wat de implicaties waren van het positief beantwoorden van de vraag “would you like to buy me a drink” van een ‘serveerster’ aldaar) mochten vre-zen voor diens fysieke integriteit, zal alle aanwezigen altijd bijblijven. We geraakten pas buiten na een geniale zet van toenmalig bestuurslid Francis Wijnacker,die een telefoongesprek met ‘zijn advocaat’ imiteerde. Onver-getelijk.

Niet alles was rozengeur en mane-schijn, dit zeer geslaagde jaar had enkele minder leuke kanten waarover we eerlijk moeten zijn. Het succes-volle groeijaar het jaar voordien had als logisch gevolg... Een groot bestuur. Ondanks het feit dat we ook dat jaar een steengoed jaar draaiden, bleek al gauw dat een bestuur van 26 geen ge-schenk was voor voorzitter Thibault.

Het was een jaar waarin ik het meest bijgeleerd heb op het niet-ideolo-gische vlak, over het functioneren binnen groepen en organisaties. Het effect van een te groot bestuur was dat je een soort van ‘vereniging-bin-nen-een-vereniging’ kreeg, waardoor

je leden amper of niet betrokken worden. Daar-bovenop nam Anna De Bruyckere, die dat jaar de secretariaatsfunctie had uitgeoefend maar

om gezondheidsredenen diende te stoppen, afscheid met een zeer raak en terecht opiniestuk in het Neo’tje over het ‘machogedrag’ binnen het LVSV. De lessen die ik uit mijn ervarin-gen toen heb getrokken vormden dan ook de basis voor mijn visie op mijn eigen voorzitterschap: een manier van werken waarbij de mensen met de functies voor de meeste zaken de eindverantwoordelijkheid droegen, mensen zonder functies heel wat ei-gen inbreng dienen te kunnen leveren en waarbij we leden actief (of toch ac-tiever) betrekken bij de werking.

2011-2013. VoorzitterschapDe laatste 2 jaar had ik de eer om voorzitter te zijn van deze prachtige vereniging. Velen wensten mij toen ik voorzitter werd ‘proficiat’, waarop ik het misschien ietwat onwennige antwoord gaf “politiek secretaris zijn vond ik leuker”. Ik ben enorm blij dat ik voorzitter ben geweest van het LVSV, en ook deze laatste 2 jaren zul-len altijd mooie herinneringen blij-ven; maar toch: er is niets puurder en intenser dan het politiek secretariaat. Dààr wordt het hele werkingsjaar vormgegeven, van hen uit komen de inhoudelijke impulsen.

Mijn bedoeling als voorzitter was om met een kleinere bestuursgroep toch nog het hoge niveau van de ja-ren voorheen te evenaren. Dit wou ik bewerkstelligen door, naar voorbeeld van het functioneren van het politiek secretariaat, de eindverantwoorde-lijkheid zo veel mogelijk te leggen bij de mensen met een functie. Ik zou pas bijsturen indien nodig, ingrijpen gebeurde bovendien pas in laatste instantie. Het idee hierachter is sim-pel: je schuift als het ware alles een stapje door. Op die manier zijn de

Ik ben ervan overtuigd dat de ‘nieuwe generatie’ volgend jaar ongeziene hoogtes kan

bereiken.

Page 31: Neohumanisme 4 jaargang 76

4e editie76e jaargang, 2012-13 31

VisieLawrence VanhoveLVSV, een persoonlijke kroniek

mensen met een functie niet louter ‘uitvoerders’, maar zelf eindverant-woordelijken die delegeren aan colle-ga-bestuursleden. Terwijl dit voordien door de bestuursleden zonder functie gedaan werd, werd het nu ook moge-lijk om als gewoon lid je steentje bij te dragen. Als voorzitter kan je je op die manier maximaal focussen op (in hoofdzaak) het overzicht te bewaren en daarnaast (in mindere mate) de ver-eniging naar buiten toe te represen-teren. Mijn missie was om voor mijn vertrek een nieuwe generatie te heb-ben die quasi zelfstandig kon functio-neren. Dit semester heb ik het gevoel dat we eindelijk zover staan. Met een gerust hart ga ik het LVSV kunnen verlaten, we hebben een basis ge-bouwd waarop er volgend jaar weer gegroeid kan worden. Het is tevens mijn overtuiging dat het niet gezond is voor een organisatie om te lang met dezelfde mensen aan het roer te zit-ten, op die manier kan er creatiever gewerkt worden en is er ruimte voor evolutie. Ik ben ervan overtuigd dat de ‘nieuwe generatie’ volgend jaar ongeziene hoogtes kan bereiken. Al-les staat m.i. in gereedheid om ons in 2013-2014 weer ver boven de andere politiek-filosofische verenigingen te positioneren. Ik hoop dat dit ook het oordeel zal zijn van jullie, de leden en ereleden.

Veel is te danken aan het harde beleid van de voor het leven benoemde pen-ningmeester Siemon ‘baby Thatcher’ Aelbrecht, die met zijn consequente en rigoureuze beleid ons terug finan-cieel gezond maakte en zo een voe-dingsbodem heeft gelegd die ervoor zal zorgen dat we de volgende jaren terug een expansie kunnen meema-ken. Als er een iemand is die naar aanleiding van een grote flyer-actie of een speciaal evenement, van de ko-mende bestuursleden een ‘bedankt’-smsje mag krijgen is hij het wel.

In deze 2 jaren zijn er veel memora-bele zaken gebeurd en goede activi-teiten geweest. Van een zeer ‘alterna-tief’ jaar met de tandem Dimitri Van den Meersche – Maarten De Bousser op het politiek secretariaat in 2011-2012, naar een memorabel 1e semes-

ter van 2012-2013 op studentikoos gebied (bv. het ‘verbod’ om nog een streekbierenquiz te organiseren in de Therminal) tot het onovertrefbare laatste semester met een ongeziene hoeveelheid aan topsprekers.

In de laatste twee jaren werden ook op nationaal de plooien tussen de af-delingen gladgestreken. Alle krediet gaat hiervoor naar Michiel. Op zijn initiatief zijn we er tevens in geslaagd om de statutenwijziging er eindelijk door te krijgen. Die wouden we door-voeren om problemen, zoals eerder geschetst, in de toekomst te voorko-men. Zijn diplomatische stijl leverde hem zelfs een bestuursfunctie bij LVSV Brussel en bijgevolg een tweede ambtstermijn op!

Het meest frappante was de open oorlog met Noël Slangen in de media. Hij noemde het LVSV de ‘Tea Party’ van Vlaanderen en had het over een bende ‘Yuppies’. Hij haalde hiervoor een gebeurtenis van op een discussie-avond met Liberales uit 2007 volledig uit zijn context transponeerde een ge-isoleerde mening van een lid uit een andere afdeling op het hele LVSV. De reacties konden niet uitblijven en in diverse kranten werden zowel de re-actie die we via de nationale overleg-koepel de wereld ingestuurd hadden opgepikt, alsook werd een persoonlij-ke mening van mijzelf gepubliceerd in de Tijd. We namen het op tegen ‘het establishment’ van de VLD en wezen hen er op dat ze op het verkeerde pad zaten. In de dagen erna was het LVSV alomtegenwoordig in de pers. Slangen had het tegenovergestelde bereikt als wat hij gepoogd had: het LVSV werd niet geridiculiseerd maar serieus genomen. We wogen op het debat. Daarvoor doen we het uiteindelijk: hoe klein dan ook, als we als LVS-V’ers een steentje kunnen bijdragen aan het maatschappelijke debat, al is het maar één student die we kun-nen overhalen met een SOTT-pamflet of kan je bij iemand van een andere

ideologie “een steentje in zijn/haar schoen” steken, dan slagen we in ons opzet.

Blauwe tattoo op het hartHet LVSV is voor mij enorm waardevol gebleken, lid worden van onze vereni-

ging was de beste beslis-sing die ik in mijn leven nam. Nergens ontwikkel je zo goed je denkver-mogen, organisatorisch inzicht of retorische vaar-

digheden. Je leert bij het LVSV wat geen enkele Universiteit je kan bie-den. Ik wil iedereen bedanken die het LVSV heeft gemaakt tot wat het nu is.

Ik wil de huidige en toekomstige LVS-V’ers ook advies meegeven. Het LVSV is als een rivier, maar laat je niet zo-maar met de stroom meeslepen: de echte waarde van het LVSV kan je pas aan wal vinden. Ik heb te veel mensen gezien die meegaan met de stroom totdat de rivier ten einde is; het échte LVSV moet je ontdekken en om dat te doen moet je genoeg ener-gie en doorzettingsvermogen aan de dag leggen. Het is ondertussen een cliché, maar het is een waarheid als een koe. Het LVSV is een blauwe tat-too op je hart. Hopelijk kan ik trouw blijven aan onze principes en vergeet ik dit nooit. Vaarwel LVSV, ook al blijf je voor altijd een deel van mijzelf.

Daarvoor doen we het: als we als LVSV’ers, hoe weinig ook, kunnen bijdragen aan het

maatschappelijke debat.

Lawrence was naast voorzitter ook af en toe DJ.

Page 32: Neohumanisme 4 jaargang 76

32 LVSV GentNEOHUMANISME

Visie

Siemon AelbrechtPenningmeester

LVSV Gent

Ik ben fier op mijn werk binnen LVSV Gent, zonder twijfel: de financieel ge-zonde status doet me glunderen van-uit mijn functie. Ik kan alleen maar ho-pen dat elke penningmeester na mij mijn werk gedegen verderzet. Veel is te danken aan de goede verstandhou-ding die er is geweest is met Lawrence als voorzit-ter. Er mag terecht gesteld worden dat wij twee han-den op één buik waren. Ik wil hem langs deze weg bedanken voor de 2 jaren van perfect teamwerk, iets waar AA Gent dezer dagen nog wat van kan leren.

Iets wat het LVSV nooit mag vergeten is dat wij als vereniging geen uitge-sproken mening naar buiten dragen. Elk individu binnen de vereniging heeft een eigen mening en dat ver-dient ieders respect. Zij die hun me-ning als ontegensprekelijk aanzien en geen andere (sub)ideologieën toela-ten, hebben het niet begrepen. En-kel uit discussies met anders gebekte mensen kan men zijn intellect testen en bijschaven. Ik kan enkel diep in mijn hart hopen dat de vereniging nog groeit en nog meer studenten weet aan te spreken. Hen doen nadenken over de gang van zaken binnen onze maatschappij is een eerste verwezen-lijking. Hen ten gronde intellectueel uitdagen is een tweede verwezen-lijking. Wat zijn de basiswaarden en hoe organiseer je onze maatschappij om de grootst mogelijke welvaart en dito welzijn te bekomen?

Wanneer je dit kan bijbrengen bij stu-denten dan kan je er prat op gaan dat de meeste deze waarden zullen hand-haven in hun latere carrière. Weet goed dat politiek niet de enige weg is. Elke rijstkorrel kan de weegschaal doen omslaan. Ikzelf kies er momen-

teel voor om beide wegen te bewan-delen. Op de ene weg vindt men politiek. Politiek is een middel, geen einddoel. Op de andere weg vindt men Institute For Justice (een Ameri-kaans advocatenkantoor dat pro bono

juridisch advies verstrekt en hierbij concepten als de rechtstaat en indi-dividuele vrijheden hoog in vaandel draagt, nvdr.). De werking van IJ en hun verwezenlijkingen doet de droom naar een Belgische Institute For Justi-ce met de dag groeien. Streven naar

een liberale samenleving is een doel waardig om mijn gehele leven door te laten occuperen.

Ik zeg daarom geen vaar-wel aan het LVSV maar eerder “Ere-saluut”. Een grote dank voor de intel-lectuele uitdaging die het mij heeft bezorgd wetende dat dit geen einde maar een startschot is voor mijn ver-dere leven.

4 jaar, 1461 dagen, 35.040 uren, 2.102.400 minuten. Dit is een peri-ode in mijn leven waarin ik ging slapen en opstond met het Liberaal Vlaams StudentenVerbond. Hoewel mijn activiteiten aan de uni-versiteit nog niet ten einde zijn gelopen roep ik mezelf een halt toe. Stop! Het is goed geweest. Een jaartje meer zou een overkill worden. Het is met spijt in het hart en met de tranen in de ogen dat ik af-scheid neem van deze fantastische vereniging. Dit LVSV heeft mijn academische opleiding bij momenten misschien wat afgeblokt maar desalniettemin mee vormgegeven. Mocht ik weer voor de keuze ge-steld worden in 2008, zou ik geen moment twijfelen: een opleiding rechten zonder LVSV is als “De Gouden Saté” zonder Julien. LVSV is intellectueel lekker gekruid, vaak in overdaad maar o zo leerzaam.

Eresaluut

Enkel uit discussies met anders gebekte mensen kan men zijn intellect testen en

bijschaven.

Page 33: Neohumanisme 4 jaargang 76

4e editie76e jaargang, 2012-13 33

Bestuur

Voorzitter: Lawrence Vanhove

PRJustin Vanderheyden

Politiek SecretarisMattias De Vuyst

HoofdredacteurStijn D’hondt

BestuurslidArno Morsa

BestuurslidAndreas Van Poucke

Politiek SecretarisDimitri Sonck

ActiviteitenMaxim Tylleman

BestuurslidSébastien Wellens

Aspirant BestuurslidFilip Batselé

Aspirant BestuurslidRémy Bonnaffé

Aspirant BestuurslidTimon Lesage

Aspirant BestuurslidMarylène Madou

Aspirant BestuurslidJonathan Peck

Penningmeester: Siemon Aelbrecht

IT & vormgeving: Simon Van Poucke

BestuurslidFabrizio Terrière

SponsoringJohn Cracco

Page 34: Neohumanisme 4 jaargang 76

34 LVSV GentNEOHUMANISME

Michiel Rogiers,Filip De Clercq

Voorzitter &Politiek Secretaris

LVSV Nationaal

Interview

LVSV: U beschreef in uw jongste ar-tikel in Trends enerzijds de mogelijke oorzaken van een lage economische groei en anderzijds de oplossingen. Gelooft u in een beleid van efficiënte maatregelen van de Belgische of de Vlaamse regering om innovatie en technologische vernieuwing te bevor-deren? Of eerder in een versoepeling van het klimaat om het privaat inves-teren in innovatie en technologie op te wekken?

Van Overtveldt: Zonder meer het tweede.

De geschiedenis zowel in België als in andere landen leert ons dat wanneer je innovatie overlaat aan de overheid, dit gedoemd is om te mislukken. Dit om de eenvoudige reden dat ten eer-ste de overheid hier niet voor is uit-gerust, dus onvoldoende kennis bezit om dat op een gefundeerde manier te doen. Ten tweede is de politieke besluitvorming voor een groot stuk ingegeven door politieke overwegin-gen en electoraal gewin. Dit is niet efficiënt en vooral te traag. Innovatie kan niet voortkomen uit inefficiën-tie en traagheid. Ik ben een rabiaat voorstander van democratie, maar als kanttekening wens ik toch het gedrag van politici erbij te plaatsen. Zij wen-sen eerder continuïteit van hun job of mogelijk het verwerven van een andere job. Als ik wat wil overdrijven

zeg ik: als politici het algemeen be-lang dienen, is het in feite bijna toe-val. Uiteraard is dit kort door de bocht en overdreven, maar laat alstublieft niet aan de politiek over om op het laatste moment te beslissen over een bepaalde investering of sectoren te stimuleren. Dit lijkt me echt de ver-keerde optie. Creëer een kader. Zeer belangrijk in België is ook dat er voor rechtszekerheid wordt gezorgd, opdat mensen die vandaag beslissen te in-vesteren ook binnen 3 à 4 jaar, wan-neer hun investering kan uitgevoerd worden, nog binnen hetzelfde kader zouden kunnen ageren. De Nederlan-ders zijn hier zeer sterk in. Zij maken vaak sui generis een overeenkomst met individuele bedrijven op fiscaal vlak. Men spreekt bijvoorbeeld af dat de lifecycle van een investering 10 of 15 jaar is. Men garandeert dan een pakket; daarbinnen kan men werken

en daar blijft men af. Dat soort van rechtszekerheid is duidelijk de belang-rijkste factor. We veranderen in Vlaan-deren en België voortdurend vanalles en investeerders kunnen hier hoe lan-ger hoe minder om lachen. Het voor-naamste gevolg hiervan is dat bij een volgende mogelijke investering zowel multinationale als regionale bedrijven wel twee keer zullen nadenken voor-aleer ze opnieuw investeren in België.

LVSV: Gezien de opeengestapelde schulden van de overheden reeds lang voor de crisis kan men dit een verantwoordelijkheidscrisis noemen. Heeft Duitsland gelijk dat het een ruwe houding aanneemt met als re-den dat er vele overheden waren die niet consistent hun financiën saneer-den? Zelfs indien het ten koste zou gaan van de Euro?

Zoals beloofd in de vorige editie, volgt hieronder het tweede deel van het interview dat werd afgenomen door LVSV Nationaal met Johan Van Overtveldt.

Interview door LVSV nationaal met Johan Van Overtveldt 3 oktober 2012, Deel 2

Johan Van Overtveldt

Page 35: Neohumanisme 4 jaargang 76

4e editie76e jaargang, 2012-13 35

Van Overtveldt: Er zijn verschil-lende aspecten aan verbonden. Het is zeer spijtig dat men de crisis de ‘so-vereign debt-crisis’ is gaan noemen. Indien dit het probleem was, dan zou-den Japan en de Verenigde Staten in een nog veel grotere crisis moeten zit-ten dan Europa, wat manifest onjuist is. Ik heb aan mijn 4D-analyse, die ik de voorbije jaren ook aan het LVSV reeds uit de doe-ken deed, nog niet veel moeten wijzigen. Aan de basis van de huidige cri-sis liggen 4 deelcrises die elk ook met elkander interfereren. Ten eerste zijn er enkele structurele fouten in het concept van de Eurozone die aan de grondslag liggen van de crisis. We zijn in 1999 met iets begonnen wat niet goed in elkaar zat. Je moet voor een goed werkende monetaire unie een politieke unie hebben in combinatie met een flexibele arbeidsmarkt. Ten tweede is het de crisis van de pu-blieke financiën. Men merkt dit pro-bleem veel minder in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk of Ja-pan omdat daar geen probleem is van een niet werkende monetaire unie. Vervolgens hadden we de bankencri-sis. Deze is voor een stuk autonoom, maar komt ook voor een stuk voort uit de financiële crisis en de crisis van de openbare financiën. De reden hier-voor is dat vele banken een balans

hebben die vol staat met overheids-papier van overheden waarvan de kredietwaardigheid onder druk kwam te staan. Ten laatste kampen we met een competitiviteitscrisis, vooral in de zuidelijke landen Griekenland, Portu-gal, Italië en Spanje. Ik pleit al sinds april 2010 voor een exit van Grieken-land. Uiteraard is deze situatie ernstig

en moet men besparen en belastin-gen beter innen. Weet wel dat wan-neer men deze maatregelen effectief zou doorvoeren, men probeert dit zo-wat halfslachtig, de crisis alleen maar erger wordt. Op het einde van dit jaar zal ongeveer 1/3 van de Griekse pri-vésector verdwenen zijn ten opzichte van 2007. Jullie lijken mij allebei slim-me kerels, ik veronderstel dus dat jul-lie inzien hoe gigantisch en onhoud-baar dit cijfer is? Dit is geen recessie, maar een depressie. De enige optie om nog groei te creëren is enkel een devaluatie. Een betere export en ster-kere resistentie van uw import. Hier-door krijg je een groeistimulus vanuit de internationale omgeving. In de Eu-rozone is dit onmogelijk. Een val van de Euro zal hierbij een beetje helpen, maar dit lost het competitiviteitspro-bleem niet op.

LVSV: Wat denkt u dan bijvoorbeeld van een interne devaluatie?

Van Overtveldt: Ierland heeft dit gedaan en moet vaststellen dat men terug vanaf nul moet beginnen. Als we kijken naar de loonkost per eenheid product hebben de Ieren het verschil met Duitsland voor de helft

dicht gereden. Hier stopt het ook, want hiermee creëer je op lange termijn geen structurele econo-mische groei. In Portugal

verlaagt de regering de sociale lasten voor de werkgevers en men laat dit de werknemers betalen. Dit voorstel is afgevoerd vanwege groot protest. De mogelijkheid om tot zo’n interne devaluatie over te gaan is met andere woorden zeer beperkt. In landen waar er een grote bereidheid is tot ‘amok maken’ is het helemaal onmogelijk. Portugal is hier de perfecte illustra-tie van. In tegenstelling tot Portugal is het in Ijsland wel gelukt omwille van een zwaar herstructurerings- en saneringsbeleid intern, gekoppeld aan een devaluatie van de Ijslandse Kroon met ongeveer 50%. Ijsland heeft de competitiviteit herwonnen en de export van dit land is ondanks een zeer nadelige internationale om-geving terug sterk gestegen. Als we een kijkje nemen in Griekenland zien we dat het toerisme (wat pure export is) ongeveer gehalveerd is. Dit onder meer door spanning en onzekerhe-den, maar ook vooral door prijzen. Mensen gaan naar Griekenland om te bakken in de zon (Michiel: “Ik niet”; Van Overtveldt: “Dat zou inderdaad in uw geval geen goed idee zijn”). Wie op dit moment enkel naar Grieken-land gaat voor de zon, is een oen: je kan voor de helft van de prijs met het-zelfde comfort in Turkije namelijk op reis gaan. Als je devalueert, verandert deze situatie onmiddellijk. Een exit uit de euro houdt in dat alle tegoeden en schulden van euro’s in drachmes worden omgezet, met onder andere onmiddellijk een default. Dit is alles-behalve kosteloos. Degenen die zich ertegen blijven verzetten, waar ik on-dertussen woest van word, doen alsof dat wat we op dit moment aan het doen zijn, ook kosteloos is. Dit is com-pleet van de pot gerukt, zo maak je een economie letterlijk kapot. Je kan

Johan Van Overtveldtdoor LVSV Nationaal Interview

Aan de basis van de huidige crisis liggen 4 interfererende deelcrisissen

Page 36: Neohumanisme 4 jaargang 76

36 LVSV GentNEOHUMANISME

even goed de B-52’s van de Amerika-nen sturen, dit heeft ongeveer het-zelfde effect. Ik ben het voorbije jaar twee keer in Griekenland geweest. Mijn boek ‘Het Einde van de Euro’ is onder andere ook in het Grieks ver-taald. De meest voorkomende vraag die ik er het voorbije jaar heb gekregen, is ‘When will this end?’, ‘When will it be enough?’ en ‘Do we have any future?’. De Ijslanders hebben zich dit twee jaar ge-leden ook vaak afgevraagd, maar het algemene gevoel dat daar nu heerst is opluchting. Ze weten dat ze een zware pil hebben moeten slikken, maar nu heeft het overgrote deel terug een job, een inkomen, een perspectief. Het toerisme is geëxplo-deerd in Ijsland, de visindustrie draait

als nooit tevoren. Zij hebben dus een toekomst. De Grieken daarentegen zijn zich totaal niet meer bewust van enige vorm van constructieve toe-komst. Dit legt natuurlijk uit waarom de extreme partijen met hun ogen toe de volgende verkiezingen gaan win-nen. Het centrum-politieke gebeuren wordt compleet weggespoeld.

LVSV: Beschouwt u de Eurocrisis als een crisis van het kapitalisme of eer-der een crisis van het socialisme?

Van Overtveldt: Je moet weten dat er in 1999 twee visies waren. De eerste visie werd ondersteund door Friedman en deze voorspelde dat de Eurozone tegen de muur ging lopen. De andere visie werd onder andere sterk gesteund door Jean-Luc Dehae-

ne en Frankrijk. Men zei dat we een Euro moesten creëren zodat alle lan-den dichter bij elkaar zouden kunnen komen. Wanneer er een probleem zou zijn, dan lossen we het op wanneer het probleem zich stelt, dixit Dehae-ne. Dit is geen crisis van het kapitalis-

me, maar van het politieke machts-denken. We zouden geen euro gehad hebben zonder de vraag over de Duit-se hereniging en toegevingen van de toenmalige bondskanselier van West-Duitsland Helmut Kohl jegens Frank-rijk. De hereniging kon er komen door

de chan-tage van de Franse pre-sident Fran-çois Mit-terrand. Bij de Bundes-bank (de Duitse cen-trale bank) vind je geen vijf mensen die de euro niet haten. Als het aan de Bundes-bank ligt, is het morgen

gedaan met de euro. Dit is het falen van het politieke machtsdenken en dit wordt bevestigd door uitspraken van Mitterrand: economie interes-seert me niet, enkel politiek interes-seert me. De huidige situatie is het rechtstreekse gevolg van het denken van Mitterrand. Frankrijk besefte goed dat ze in economische termen one to one steeds van Duitsland ver-loor. Frankrijk had de euro nodig om Duitsland in haar klauwen te krijgen, want zo redeneren de Fransen steeds. Er zijn weinig zulke gearticuleerde machtsdenkers als de Fransen. Ze zijn meesters in de kunde van politiek be-drijven en het machtsspel uittekenen. De Fransen willen eigenlijk een we-reldhegemonie.

De Fransen waren niet geïnteresseerd

om de euro efficiënt te laten functi-oneren. De Fransen hebben dus met hun machtsdenken veel schuld aan de huidige crisis. Ze wilden de Duitsers in hun klauwen en qua beleid interes-seerde het hen niet. De Duitsers zijn er op ingegaan omdat ze een hereni-

ging wilden van Oost- en West-Duitsland. De Duitsers wisten maar al te goed dat dit niet goed ging komen, maar ze hebben er op geanticipeerd met on-

der andere de aanbevelingen van de Hartz-commissie onder Schroeder voor een flexibilisering van hun ar-beidsmarkt, waar Angela Merkel nu de vruchten van plukt. De Eurocrisis is dus de crisis van het pure politieke machtsdenken.

LVSV: Wat zijn uw toekomstver-wachtingen op vlak van de Europese economie als aanhanger van de Chi-cago School?

Van Overtveldt: Friedman zei ooit tegen me: “the proof of the pud-ding is in the eating”. Op het eerste moment dat je een zware recessie zult hebben ga je zien of het al dan niet functioneert. Het is razend cor-rect gebleken dat het niet functio-neert. Ofwel doet men wat men moet doen om een werkende economische unie te creëren, namelijk een poli-tieke unie met verregaande afstand van bevoegdheden van de lidstaten. Eigenlijk een Verenigde Staten van Eu-ropa. Je moet weten dat Californië in de USA heden ten dage even failliet is als Spanje, maar Californië krijgt geld van Washington. Californië staat on-der curatele van het District of Colum-bia. Het is ook hermetisch gebonden aan een aantal ingrepen die gecoör-dineerd worden vanuit Washington, in ruil voor geld. Hierover is er in de VSA geen enkele discussie. The rules are the rules. Hier in de EU heb je dit niet. Hier zegt men, we gaan geld ge-ven aan Griekenland op voorwaarde dat ze enkele opgelegde hervormin-gen doorvoeren. De Grieken kaatsten de vraag na ontvangst van een groot pak geld terug en antwoordden aan Europa dat ze wel nog eens zullen zien wat ze gaan doen qua hervormin-gen en dat Europa zich er niet mee te

Interview

Frankrijk had de euro nodig om Duitsland in haar klauwen te krijgen, want zo redeneren de

Fransen steeds.

Page 37: Neohumanisme 4 jaargang 76

4e editie76e jaargang, 2012-13 37

moeien heeft. Zonder politieke unie creëer je dit soort van kat- en muis-spelletjes. Dat is ook het probleem bij uitstek voor ECB-voorzitter Draghi. Hij wil een krachtdadige indruk wek-ken door te stellen dat de ECB geen financiële hulp meer zal verstrekken als de noodlijdende lidstaten zich niet meer houden aan de opgelegde economische hervormingen, maar het probleem is hier dat dit totaal on-geloofwaardig is. Iedereen weet dat Draghi zal blijven hulp verlenen, want als Draghi geen hulp meer zou verle-nen dan zal het staatspapier van het noodlijdend land in kwestie massaal verkocht worden en maak je het pro-bleem dat je aan het bestrijden bent eigenlijk terug erger. Dit wil in weinig woorden zeggen dat men in één mi-nuut tijd de crisis honderd malen kan

vergroten en maandenlange inspan-ningen zomaar overboord gooit. Dit is duidelijk compleet ongeloofwaardig. Draghi beseft dit en de regeringslei-ders beseffen het ook en profiteren er gretig van.

Ofwel doet men dit en dan kan een monetaire unie. Eerlijk gezegd, ik ge-loof dit niet. Griekenland eruit, zal probleem van de unie en niet-flexibe-le arbeidsmarkten niet oplossen. Een vervelend land zal eruit zijn, maar de verschillen tussen Mississippi en New York zijn misschien groter dan de ver-schillen tussen België en Griekenland. Een land eruit gooien lost het dus niet op, je zit steeds met het probleem van de afwezigheid van een politieke unie.

Splits je op tussen een neuro en zeuro, dan kan dit een oplossing zijn, maar moet je wederom een politieke unie en flexibele arbeidsmarkten heb-ben. Is dit makkelijker tussen de noor-delijke landen? Waarschijnlijk. Is dit makkelijker onder de zuidelijke lan-den? Ook vrij waarschijnlijk. Dan krijg je een Europa met twee snelheden, namelijk een zuidelijk, inflatoir zwak en devaluerend gebied en een door anti-inflatie gedreven, noordelijk deel met een sterke munt.

LVSV: Waar zou België zitten volgens u?

Van Overtveldt: Het is duidelijk dat de scheidingslijn filosofisch, ideo-logisch en zeker rauw economisch dwars door het land zou lopen. In het verleden is reeds ten tijde van de Bel-gische frank gebleken dat Vlaanderen een harder muntbeleid wou voeren en dit waarschijnlijk ook zou kunnen verteren, maar dat Wallonië dit niet wil en misschien ook niet kan. Daar-enboven is er ideologisch over alle partijen heen een zeer beperkt draag-vlak hiervoor in Wallonië.

LVSV: Zou Friedman hierover het-zelfde gedacht hebben als u?

Van Overtveldt: Friedman is steeds een geweldige voorstander geweest van vlottende wisselkoersen omdat de economie zich dan steeds automatisch aan wijzigende econo-mische situaties aanpast. Hij was dus geen voorstander van een Eurozone, wel van een Europese Unie als een-heidsmarkt met optimale vrijhandel.

LVSV: Sociologe Margaret Mead schreef ooit: Never doubt that a small group of thoughtful, committed peo-ple can change the world; indeed, it’s the only thing that ever has. In welke zin denkt u dat een kleine groep men-sen zoals journalisten, academici of pakweg studenten de wereld kunnen veranderen?

Van Overtveldt: Ze kunnen in-derdaad de wereld veranderen als ze de beleidsvoering in beweging kun-nen zetten. Als ze de bevolking in be-weging krijgen, dan kunnen ze makke-lijker de beleidsvoerders in beweging

krijgen. Ik herinner me nog dat ik bij Annemie Peeters zat in een uitzen-ding rond Occupy Wall Street. Wat die mensen zeiden over de banken was grotendeels correct. Wat die mensen zeiden over de vrije markt en grosso modo over economie was de grootste onzin. Het is niet omdat er een duide-lijk probleem is in de financiële wereld waardoor een normale marktwerking er niet komt, namelijk een niet goed functionerende bank wordt niet geëli-mineerd zoals een niet goed functio-nerende koekjesfabriek geëlimineerd wordt, dat je het ganse systeem vol-ledig overboord moet gooien. Zeggen dat die financiële crisis de armen nog armer maken en de rijken nog rijker is compleet van de pot gerukt. Dat laatste was voor een stuk wel waar, maar de armen worden niet armer. Hieruit concluderen dat we het ganse systeem overboord moeten gooien is gewoon de verkeerde conclusie. Die groepen hebben dus effectief alle-maal wel iets zinvol te zeggen, het is enkel jammer dat hun eindboodschap een krampachtig karakter heeft.

LVSV: Heeft België dan nood aan een Occupy Law Street-beweging?

Van Overtveldt: Dat heb ik niet gezegd. Ik zeg als er een grote groep mensen nu de Wetstraat zouden be-zetten, en de bevolking draagt dat, dan gaat de politiek naar hen luiste-ren. Als men de amusementswaarde hoger in het vaandel draagt dan de boodschap, dan leidt dit vanzelfspre-kend tot niets.

Als ik nu weer zie wat men doet met die voorafname op de pensioentaks dan zeg ik: “Ja jongens, ruk maar uit, mijn steun heb je.” Ik vind belasting op een bijkomend pensioensparen een ‘kutidee’, want je gaat mensen die heel uitgebreid langs de fiscale kas gepasseerd zijn, nogmaals pena-liseren. Mensen die begrotingsgewijs zeggen “dat is allemaal wel voor vol-gend jaar of het jaar nadien, maar we nemen daar nu al op vooraf”, deze mensen horen thuis in de gevangenis en niet in de Wetstraat. Dat is puur crimineel.

LVSV: Dat is een mooie afsluiter. Be-dankt voor het interview!

Johan Van Overtveldtdoor LVSV Nationaal Interview

Margaret Mead

Page 38: Neohumanisme 4 jaargang 76

38 LVSV GentNEOHUMANISME

VisieMoet de spaarder opdraaien voor het redden van zijn bank?

In dit tekstje geeft Philippe zijn mening over het voorstel van EU-commissaris Olli Rehn. Laatstgenoemde stelde voor om een moge-lijkheid in te lassen om spaarders aan te kunnen spreken in een situ-atie waar een bank overkop zou gaan.

Laat mij meteen met de deur in huis vallen door de hardnekkige mythe uit de wereld te helpen dat een spaarre-kening risicoloos zou zijn. De facto is een spaarrekening immers niets an-ders dan een investeringsproduct als een ander, waarbij een bank de cliënt een beperkte vergoeding biedt in ruil om deze zijn ingebrachte kapitaal te mogen doorle-nen voor andere doelein-den. Dit met het oog om het verstrekte kapitaal, versterkt met de bijbehorende rente, op (een door de cliënt gekozen) latere datum aan de cliënt terug te geven.

Aangezien het om een investering gaat, neemt de spaarder dus wel de-gelijk een zeker risico. Als de bank in kwestie overkop gaat, zal hij dan ook als schuldeiser beschouwd worden en (in België) onder de regeling vallen die bepaald is in artikel 99 van de fail-lissementswet van 8 augustus 1997, wat er op neerkomt dat het vermogen dat de bank nog in kas heeft (wat so-wieso al veel lager is dan het bedrag op de spaarrekeningen waarvoor ze instaat) naar evenredigheid van de vorderingen wordt verdeeld onder de schuldeisers, na aftrek van de kosten van het beheer van de failliete boedel en het uitbetalen van de bevoorrech-te schuldeisers.

Kortom, wanneer een bank daadwer-kelijk failliet gaat is de spaarder zo goed als zeker alles kwijt, zo simpel is het.

Wanneer er dan ook een reddings-plan wordt opgesteld om dit rampsce-nario te vermijden, is het dan ook niet meer dan logisch dat de spaarders - al is het woord investeerder misschien gepaster - mee in het verhaal betrok-ken worden. Dit in een systeem van cascadeverantwoordelijkheid waarbij diegene die het grootste risico geno-men hebben het eerste aangesproken worden, respectievelijk de aandeel-houders, de obligatiehouders en uit-eindelijk de spaarders (investeerders) zelf.

Uitdrukkelijke voorwaarde voor zo een reddingsplan is wel dat dit niet politiek opgedrongen wordt, maar in overeenstemming tussen bank en spaarders tot stand komt en waarbij deze laatsten daadwerkelijk voldoen-de inspraak hebben in de uitwerking ervan. Hierbij maak ik mij nadruk-kelijk de bedenking dat indien ik als spaarder zou kunnen kiezen tussen bijdragen aan zo een reddingsplan en dus een beperkt verlies slikken, of al mijn geld kwijt zijn, de keuze toch wel snel gemaakt is.

Zoals ik reeds aangaf neemt de spaar-der dus weldegelijk een risico. Mede daarom kan je het in geen enkel op-zicht verantwoorden dat de belas-tingbetaler, die geen enkele affiniteit heeft met de bank in kwestie, moet opdraaien om het spaargeld van een ander te kunnen vrijwaren. Boven-dien krijg je zo ook het perverse effect dat mensen die niet kunnen sparen mee moeten opdraaien voor de men-sen die dat wel kunnen… Meteen ook de reden waarom ik in beginstel sterk gekant ben tegen de

zogenaamde – Ik zeg zo-genaamde omdat het voor de overheid hoege-naamd volstrekt onmo-gelijk is om deze daad-

werkelijk na te komen moest het ooit zover komen als pakweg Fortis of Bel-fius failliet zouden gaan – staatswaar-borgen tot 100 000 euro op spaarreke-ningen, al besef ik wel dat ze op korte termijn wellicht het beste middel zijn om een niet nog grotere systeem- en vertrouwenscrisis te veroorzaken en dus niet nog meer banken op de rand van de afgrond te brengen.

Op langere termijn ben ik echter sterk van mening dat deze staatswaarbor-gen moeten weggenomen worden omdat dit zowel bij de banken als bij de spaarders een sterke vorm van moral hazard veroorzaakt.

Naast het wegnemen van de staats-waarborgen moeten we echter ook ons financieel systeem zodanig weten te hervormen dat banken opnieuw op een verantwoorde manier kunnen failliet gaan zonder een systeemcrisis te veroorzaken. Dat is denk ik, de éch-te uitdaging voor de komende jaren.

Philippe baertLid

LVSV Gent

De overheid kan de waarborgen nooit nakomen mocht Fortis of Belfius failliet gaan.

Page 39: Neohumanisme 4 jaargang 76

4e editie76e jaargang, 2012-13 39

Sponsor

FORMEN Koestraat 22 9000 GENT

alle verkooppunten : www.formen.be

maak kennis met het FORMEN aanbod, kom met deze bon naar één van onze winkels !

kortingbon LVSV -€ 20

(bij aankoop van hemd of pul) geldig tot 30.06.2013, op vertoon van studentenkaart, niet cumuleerbaar met andere aanbiedingen, niet geldig tijdens soldenperiodes.

Page 40: Neohumanisme 4 jaargang 76

40 LVSV GentNEOHUMANISME

Simon Van Poucke

Fraud Why the great recession

“The party was over”; na elke boom komt een bust. De overheid grijpt in om de gevolgen van de bust zo be-perkt mogelijk te houden maar legt zo de fundamenten voor de volgende crisis. Dat inzicht is fundamenteel om de huidige crisis te kunnen begrijpen, de verschillende sprekers in de docu-mentaire leggen er dan ook de nadruk op. Ze gaan terug tot de jaren ’90 om uit te leggen hoe voornamelijk over-heidsingrijpen de crisis veroorzaakte. Het beleid in de VS in de jaren 2000 zorgde er bijvoorbeeld voor dat de fo-cus van beleggers op vastgoed kwam te liggen. Dit veroorzaakte niet alleen de gekende huizenbubbel, maar zorg-de ook voor onderinvesteringen op andere domeinen. Dit is echter niet het enige foute overheidsingrijpen, ook de centrale banken en het ban-kensysteem hebben hun verantwoor-delijkheid.

In een heldere analyse leggen de ge-interviewden uit waarom het huidige bankensysteem niet werkt. Dit is niet door een gebrek aan regulering, maar door verkeerde regulering en vooral door de interventies van de centrale banken. Door het vergroten van de geldvoorraad betaalt iedere gebruiker mee voor de maatregelen, vaak zon-der het te weten, zonder dat ze daar ooit voor gestemd hebben. Dat is de fraude die de sprekers willen aankaar-ten. Naast hun vlijmscherpe analyse geven ze ook duidelijk aan hoe het beter kan. Ondermeer fractional-re-serve banking (een systeem waarbij

de bank slechts een beperkt deel de aan hem toevertrouwde middelen aanhoudt en de rest uileent) komt uitgebreid en verstaanbaar aan bod als pijnpunt. Hun oplossing, full-re-serve banking (alle depisitos worden aangehouden), heeft als bijkomend voordeel dat de centrale bank als len-der of last resort overbodig wordt. Daardoor kan ook dat laatste bastion van het socialisme, zoals De Soto het verwoord, vallen. De verschillende analisten gaan dus duidelijk niet mee in de mainstream analyses, die vaak Keynesiaans zijn. Over Keynes denken ze zoals Hayek: “Keynes was a very intelligent man, but not a good eco-nomist”. Het huidige systeem is voor hen socialisme en geen vrije markt.

Een van de controversiële maatrege-len die overheden in de huidige crisis genomen hebben is het redden van de banken met belastingsgeld. Een spreker legt duidelijk uit hoe dit beter kon, zonder het belasten van onschul-dige burgers of het aanspreken van spaargeld. Eerst moeten de aandeel-houders aangesproken worden, zij verliezen door de redding hun inves-tering maar dat risico is intrinsiek aan aandelen. Daarna kan men (een deel van) de lange termijnschulden kwijt-schelden en in ruil de schuldeisers aandeelhouder maken. Op die manier krijgt de bank weer ademruimte en zijn de schuldeisers niet al hun geld kwijt. Deze getrapte methode moet de spaarder buiten schot houden.

De documentaire ziet er zeer professi-oneel uit. De kwaliteit van de beelden is hoog, de onderwerpen zijn mooi gekozen en ze geven een leuke sfeer.

Er komen maar liefst tien sprekers aan bod, waaronder prof. Huerta De Soto, prof. Bagus (een Duitser die Spaans spreekt tijdens zijn interview), vele Spanjaarden en zelfs een Pool. Naast de interessante uiteenzettingen van de sprekers worden ook korte rele-vante filmfragmenten en clipjes ge-toond die de reportage aangenaam om volgen maken. Het is duidelijk dat de documentaire van Spaanse makelijk is,te zien aan de beelden uit Madrid en de overwegend Spaanse sprekers, maar dat is nooit een pro-bleem. De ondertitels zijn duidelijk en zelfs het Spaans is soms verstaanbaar. Dankzij de goed gekozen muziek, de mooie en accuraat gekozen beelden, de aangename stem van de verteller en de grondige analyses die tot op het bot gaan is dit een documentaire van niveau. Een aanrader!

De documentaire eindigt met aangrij-pende beelden van een man die in zijn eentje enkele tanks tegenhoud, terwijl de verteller de boodschap meegeeft: “This is our moment (…) It depends on us”.

De DVD is bij mij uit te lenen (mail naar [email protected]). De documen-taire staat ook online op www.fraude-documental.com.

Bekijk zeker de aftiteling, want daar-na volgt een verassende uitspraak van prof. Huerta De Soto.

Fraud why the great recession

Amagifilms, 66 min.www.fraudedocumental.com

Het bekijken waard

De crisis is al veel besproken maar laten we eerlijk zijn: vele analyses zijn makkelijk onderuit te halen. De documentaire ‘Fraud, why the great recession’ wil een onderbouwde analyse bieden die ondermeer de theorie van de Oostenrijkse School toepast. Naast de oorzaken en de evolutie van de crisis geven de verschillende sprekers ook aan hoe het systeem aangepast moet worden om nieuwe grote crisissen te voorkomen. Hun maatregelen en uitspraken zijn eerder contro-versieel maar nooit gratuit.

Page 41: Neohumanisme 4 jaargang 76

4e editie76e jaargang, 2012-13 41

Blik op het verleden2e semester 2012-2013

Tom G. Palmer: onze nooduitgang

Page 42: Neohumanisme 4 jaargang 76

42 LVSV GentNEOHUMANISME

Visie

Jonathan PeckAspirant - Bestuurslid

LVSV Gent

Onderstaande tekst werd door Jonathan geschreven ter voorberei-ding van onze activiteit over anarchisme. In deze tekst koppelt hij op een intellectueel consistente manier autoriteit, macht en anarchis-me aan elkaar. Anarchisten trekken de legitimiteit van autoriteit in twijfel en daarom moeten we eerst analyseren wat autoriteit juist is wanneer we nadenken over de anarchistische ideologie.

Anarchisme: de laatste stap?

Wanneer we spreken over anarchis-me, denken de meesten doorgaans aan de filosofie die een staatloze maatschappij promoot. Dat is inder-daad in een notendop waar alle an-archistische stromingen in de praktijk om draaien, maar toch zouden som-migen klagen dat dit geen adequate beschrijving is. Meer algemeen is de centrale idee achter anarchisme het verzet tegen autoriteit: het individu is principieel absoluut vrij en onder-geschikt aan niets of niemand. Net zoals bij iedere filosofische stroming, echter, bestaan ook hier diverse nu-ances: men heeft mutualisme, indi-vidualistisch anarchisme, collectief anarchisme, anarchocommunisme, anarchokapitalisme en anarchoprimi-tivisme, die allemaal op zeer belang-rijke punten verschillen van elkaar. Ik ga in dit artikel geen bespreking geven over iedere aparte stroming, maar over het centrale idee van absolute vrijheid en ontkenning van autoriteit.

AutoriteitIs autoriteit verantwoord? Anarchis-ten zeggen van niet, de rest in princi-pe van wel. Om deze vraag zelfstandig te kunnen beantwoorden, moeten we ons eerst afvragen wat “autoriteit” precies inhoudt. Autoriteit of gezag heeft altijd volgende kenmerken:

1. het is een contextgevoelige status die in gradaties wordt toegekend aan of opgeëist door een individu of col-lectief;

2. personen met een hogere graad van autoriteit verkrijgen, binnen de-zelfde context, het recht anderen met een lagere graad te verplichten tot bepaalde acties.

Eerst en vooral is autoriteit dus con-textgevoelig: het heeft alleen beteke-nis binnen bepaalde kringen. De CEO van één of ander bedrijf kan aan het hoofd staan van een team van hon-derden trouwe werknemers, maar thuis compleet onder de sloef liggen. In eenzelfde kring kan men ook on-derscheid maken tussen verschil-lende niveaus of gradaties van auto-riteit, zodanig dat we een hiërarchie bekomen: mensen met meer autoriteit “staan boven” anderen met minder. Het is op dit laatste punt dat anarchisten bezwaar aantekenen, want zij argumenteren dat een samenleving fundamenteel geen hiërarchie hoort te kennen (in deze zin althans, waar het een maat-staf voor autoriteit is).

Het praktisch gevolg en tegelijk de hele clou van autoriteit is natuurlijk macht, dat ik zal definiëren als het vermogen mensen bepaalde daden te laten stellen. Autoriteit impliceert per definitie macht, maar is het om-gekeerde ook waar? In dat geval zou-den macht en autoriteit equivalente begrippen moeten zijn, iets wat uit de twee eigenschappen hierboven niet volgt. Punt 2 stelt immers dat ie-mand met autoriteit het recht heeft van bepaalde mensen prestaties te eisen, terwijl pure macht niets meer is dan de capaciteit dit te doen. Het enige verschil tussen macht en gezag is dus een morele kwestie: bij autori-

teit stellen we dat er sprake is van één of andere morele legitimatie, terwijl macht evengoed immoreel kan zijn. Op die manier kan ik een eenvoudi-gere definitie van autoriteit poneren, namelijk als een moreel gelegitimeer-de machtspositie.

De moraliteit van machtNu we gezag hebben gedefinieerd als een morele machtspositie, mogen we de hele kwestie laten neerkomen op een discussie rond hoe macht le-gitiem kan zijn. Wanneer mag een

persoon eisen van een ander indi-vidu dat deze laatste bepaalde daden stelt? We stellen vooreerst vast dat ieder individu autonoom is. Het be-grip “autonomie” komt in de praktijk neer op “kunnen doen wat men wil”, maar in de filosofie is dit niet werk-baar omdat het te vaag is. Wat is vrije wil en waar komt het vandaan? Zijn we wel echt vrij of gedetermineerd door omgevingsfactoren? We kunnen niet zeggen dat vrije wil impliceert dat we kunnen handelen onafhanke-lijk van alle externe factoren, want dat is niet waar: onze omgeving heeft een sterke invloed op ons handelen. Men kan evenmin beweren dat auto-nomie betekent dat we onafhankelijk van de wil van anderen kunnen leven, want wat anderen willen, speelt ook een grote rol in ons leven (dat is het hele idee achter ethiek). Laten we eens proberen autonomie te defini-eren als het vermogen tegen de wil van anderen in te gaan, dan omzei-len we al deze complicaties. Externe factoren (de omgeving, de wil van an-

Het enige verschil tussen macht en gezag is dus een morele kwestie.

Page 43: Neohumanisme 4 jaargang 76

4e editie76e jaargang, 2012-13 43

Visiederen, etc.) kunnen nu gerust invloed uitoefenen; waar het op neerkomt, is dat wij daarop reageren op een manier die niet noodzakelijk in over-eenstemming is met hoe anderen zouden willen dat we erop reageren. De enige situaties waar deze visie op problemen kan stuiten, is wanneer men natuurwetten aan-wendt. Stel dat persoon X zou willen dat persoon Y sterft, en dus schiet X een kogel door het hoofd van Y. Er is geen en-kele manier voor Y om te voorkomen dat hij hieraan sterft, en dus zou men kunnen stellen dat Y niet in staat was tegen de wil van X in te gaan. Dit is echter een speciaal geval: de wil van X was in overeenstemming met on-ontkoombare natuurwetten, namelijk dat Y zou sterven wanneer er derge-lijke schade aan zijn lichaam wordt toegebracht. Om onze notie van auto-nomie zinvol te houden, moeten we die gevallen uitsluiten waar ander-mans wil overeenkomt met de logi-sche gevolgen van natuurwetten. Het fundamentele onderscheid is er één van bewuste participatie: Y hoeft niet bewust aan iets deel te nemen om te sterven aan een kogel in het hoofd, want daar zorgen fysische processen voor waar Y geen invloed op kan (of moet) uitoefenen. Moest X echter verlangen dat Y zijn gras komt maai-en, dan vereist dit wel bewuste parti-cipatie. Zodoende kunnen we de defi-nitie van autonomie verfijnen tot het volgende: autonomie is het vermogen al dan niet deel te nemen aan proces-sen die bewuste participatie vereisen. Het gaat hier dan om processen die een individu kan manipuleren, zodat natuurwetten worden uitgesloten en we toch rekening houden met om-gevingsfactoren (ik zeg immers niets over hoe de keuze gevormd wordt).

Men zou nu moeten beginnen inzien dat de moraliteit van macht met een fundamenteel probleem zit: het is gebaseerd op een illusie. Het maakt niet uit welke ethiek men uitdenkt en welke verantwoording men erach-ter steekt, macht blijft zitten met een grote achilleshiel: het feit dat het niet bestaat. Ieder van ons is ten allen tij-de in staat zelfstandig uit te maken in hoeverre we de commando’s van een

ander opvolgen. Zelfs al worden we emotioneel of fysiek gemarteld, zelfs al dreigt men alles wat ons dierbaar is af te nemen, het blijft onze keuze daaraan toe te geven. Als we dan toch zwichten voor martelingen, dan komt

dit doordat we datgene wat we zou-den verliezen door niet toe te geven, hoger inschatten dan datgene wat we zouden verliezen door wel toe te geven. Om iemand dus ergens toe te dwingen, moet men het slachtoffer iets aanbieden wat ervoor zorgt dat

het voordeliger is voor hem om mee te werken. Dat iets leent zich echter tot de subjectieve evaluatie van het slachtoffer, en bijgevolg is de keuze volledig aan hem en hem alleen.

Of macht nu moreel is, is per definitie afhankelijk van welke ethiek men aan-hangt. Zonder in een debat verzeild te raken over welke ethiek “correct” is, kunnen we al een cruciale eigenschap van autoriteit vaststellen: het vereist een ethiek die superioriteit claimt bo-ven alle andere visies (binnen de kring waar men het gezag wil doen gelden). Om autoriteit namelijk te vestigen, moet men op een zeker punt kunnen beweren dat één concrete visie juist is en de rest fout, anders zou men

nooit het recht kunnen verkrijgen an-deren ergens toe te verplichten (een verplichting overreedt immers de wil van het doelwit). Hierin ligt het grote probleem: wie bepaalt welke ethiek superieur is aan alle andere?

Deze vraag kan men geen absoluut juist antwoord geven, omdat de funda-mentele noties van “goed” en “kwaad” in de praktijk totaal contextafhankelijk

zijn. Wat goed is volgens persoon X is niet noodzakelijk goed volgens persoon Y, en het maakt niet uit wie van de twee gelijk zou hebben; wat uitmaakt, is dat beiden de capaciteit bezitten enkel datgene te doen wat zij effectief goed achten. Uit de autono-

mie van het individu die ik hierboven uiteengezet heb, volgt dat wij onze wil niet kunnen opleggen aan ande-ren ongeacht hoe juist we denken dat we zijn. Moraliteit kan theoretisch misschien een objectieve kwestie zijn, in de praktijk is het allesbehalve dat.

Gezag in de praktijkWe zijn tot volgende conclusies geko-men:

1. moraliteit is in de praktijk een subjectief begrip; 2. autoriteit vereist morele legitima-tie.

Dit heeft ten gevolge dat de morele verantwoording van macht in de prak-

Autonomie is het vermogen al dan niet deel te nemen aan processen die bewuste participatie

vereisen.

Page 44: Neohumanisme 4 jaargang 76

44 LVSV GentNEOHUMANISME

Visietijk een subjectieve kwestie zal zijn. Anders gesteld betekent dit dat de le-gitimiteit van macht een kwestie van consensus is binnen de groep waartoe de macht betrekking heeft. Daar ieder individu autonoom is, kunnen we kie-zen een zeker persoon te erkennen als een au-toriteit en ons te onder-werpen aan diens be-velen (en omgekeerd). Enkel op die manier kan een individu het recht verkrijgen te regeren over anderen, want enkel een consensus van de betrokken partijen kan morele legitimatie verlenen aan een macht-hebber. Moest persoon Y namelijk de

bevelen van persoon X niet willen op-volgen, dan zou dit impliceren dat Y het niet goed vindt te moeten doen wat X zegt. Bijgevolg is de macht van X niet gelegitimeerd binnen de ethische context van Y en heeft X geen gezag over Y. De reden waarom de ethiek van Y het limiterend criterium is en X niet kan claimen dat zijn ethiek priori-teit heeft boven die van Y, komt door het simpele feit dat Y autonoom is en dus inherent de capaciteit bezit zich te onttrekken aan de wil van X. Omge-keerd heeft X geen enkele manier om de wil van Y rechtstreeks te manipule-ren, zodat het hele punt van het gezag van X staat of valt met de erkenning ervan door Y.

Zorgt dit niet voor overduidelijke pro-blemen? Men kan het bezwaar op-werpen dat volgens deze redenering mensen in een zekere maatschappij eender welke misdaad kunnen plegen en aan hun straf kunnen ontkomen

door simpelweg te claimen dat het volgens hen een goede daad was. Het antwoord hierop grijpt terug op mijn notie van autonomie: iedereen is ge-machtigd zelfstandig uit te maken aan welke processen hij of zij bewust deel-

neemt. Het is mogelijk een zaak te maken voor de idee dat iedere vorm van criminaliteit (althans een bepaal-de interpretatie ervan) in principe een poging tot overtreding van deze regel is. Een crimineel wil normaal gezien altijd andermans waarden ontvreem-den, of het nu gaat om juwelen of een echt mensenleven. Het probleem hiermee is dat dit bewuste participa-tie vereist van de slachtoffers: zij kun-nen bewust kiezen mee te werken (de misdadiger ermee te laten wegko-men) of niet (hem te vervolgen).

Stel dat persoon Y de kassa beheert van een lokale winkel. Persoon X komt op een avond binnen, bedreigt Y met

een pistool en eist dat hij al het geld in de kassa aan hem overhandigt. Merk op dat X geen enkele directe manier heeft om Y te laten meewerken; al wat hij kan doen, is bepaalde opties voor Y aantrekkelijker maken dan an-

dere en hopen dat Y kiest wat X het beste uitkomt. De enige manier voor Y om mee te werken, is door on-middellijk zonder meer te

doen wat X zegt en er verder nooit meer iets van te maken. Y kan ech-ter op verschillende manieren kiezen niet mee te werken. De meest voor de hand liggende manier is botweg weigeren, maar dan riskeert Y zijn le-ven. Een aantrekkelijkere methode is toegeven aan de eisen van X en zodra deze laatste vertrokken is, hulp inroe-pen om X op te sporen en het geld terug te vorderen. Zo heeft Y er uit-eindelijk toch voor gekozen niet mee te werken aan de “deal” die X voor-stelde.

Een ander scenario doet zich voor wanneer Y zich niet bewust is van wat X gedaan heeft. Veronderstel dat Y op het werk zit en dat in die peri-ode van afwezigheid X binnenbreekt in de woning van Y. X steelt dan waar-devolle goederen zonder dat Y er iets vanaf weet en vertrekt weer voordat Y thuiskomt. Men zou kunnen zeggen dat dit geen bewuste participatie van Y vereist, maar dat is kortzichtig: Y zal sowieso merken dat er zaken gestolen zijn, en het is op dat moment dat diens bewuste participatie een rol speelt. Y kan kiezen de diefstal aan te geven of te verzwijgen, wat overeenstemt met resp. niet meewerken en wel mee-werken met X. De reden waarom deze vorm van diefstal eveneens een over-treding van autonomie is, is omdat de gestolen voorwerpen eigendom waren van Y. Dat betekent dat Y het exclusief recht had deze voorwerpen te gebruiken, maar door de hande-lingen van X is dit nu verstoord (ik ga hier niet verder in op eigendom, dat is een geheel andere discussie; ik ver-onderstel dat eigendom een exclusief gebruiksrecht impliceert).

We kunnen in het licht van dit gedach-te-experiment de bestraffing van mis-daad (wat men zou kunnen zien als het ongeoorloofd opleggen van ge-

Of macht nu moreel is, is per definitie afhankelijk van welke ethiek men aanhangt.

Page 45: Neohumanisme 4 jaargang 76

4e editie76e jaargang, 2012-13 45

VisieJonathan PeckAnarchisme: de laatste stap?

zag) rechtvaardigen door het als niets meer te zien dan de bevestiging van autonomie. Wat een crimineel pro-beert te doen, is de vrije wil van zijn slachtoffers uitschakelen. Dit is ech-ter een onmogelijke opgave, analoog met het proberen uitschakelen van de zwaar-tekracht. De affirmatie van autonomie ten opzichte van een aanvaller houdt noodza-kelijkerwijs een zogenaamde “straf” in, en die wordt op die manier gerechtvaardigd als het logische ge-volg van een inherente menselijke ei-genschap: vrije wil. De reden waarom Y in ons voorbeeld het recht heeft een straf op te leggen aan X ook al vindt X zijn eigen daad misschien goed, is dat de uiting van de autonomie van Y in de situatie die X gecreëerd heeft niets anders toelaat. Y kan enkel maar zijn autonomie affirmeren ten opzichte van X door middel van een straf (in dit geval de terugvordering van het geld en eventuele extra compensatie), en dat is geheel de schuld van X zelf. In een samenleving waar iedereen dus kan doen wat hij of zij wil zal misdaad bestraft worden, omdat misdaad de ontkenning is van het feit dat ieder-een vrije wil bezit.

De staatHet heeft lang genoeg geduurd, maar nu zijn we eindelijk klaar om ons te wenden tot de vraag waar dit hele de-bat om draait: kan een staat legitiem zijn? In brede zin komt een staat neer op een instelling die het recht opeist een zekere mate van controle uit te oefenen over de levens van haar be-volking, en zoals gezien valt dit perfect samen met de definitie van autoriteit. Een staat is dus een instelling die een bepaald gezag claimt over haar po-pulatie. De legitimiteit van een staat valt natuurlijk volledig samen met de legitimiteit van haar macht, want dat is haar enige relevante component in deze discussie. We weten onder-tussen dat macht slechts binnen een consensus van de betrokken partijen legitiem kan zijn, en zodoende moe-ten we hieruit concluderen dat een staat maar zo legitiem is als haar be-volking vindt dat ze is. Houdt dit in dat een staat alle legitimiteit verliest zo-dra één iemand haar niet goedkeurt? Neen, het betekent dat een staat

slechts gezag heeft over de mensen die haar autoriteit wél erkennen.

Eender welke staat kan bijgevolg legi-tiem zijn, op één cruciale voorwaar-

de: dat ze haar macht slechts opdringt aan mensen die haar gezag erkennen. Het onmiddellijk praktisch gevolg hiervan is een zogenaamd recht op isolatie (of persoonlijke secessie), dat stelt dat mensen ten allen tijde het recht hebben een samenleving te ver-

laten en niet langer onder de autori-teit van een staat te staan. Waarom dit niet inhoudt dat misdadigers on-gestraft te werk kunnen gaan, heb ik reeds behandeld maar zal ik hier ex-pliciet schetsen in de context van een minimale staat.

Stel dat we een staat hebben die niets anders doet dan bescherming geven aan haar burgers tegen schending van hun autonomie. We beschouwen opnieuw het voorbeeld van Y die een kassa beheert en X die komt overval-len. Y besluit voorlopig toe te geven aan de eisen van X, en later de politie te contacteren met de vraag X op te sporen. Er komt natuurlijk eerst een onderzoek, en na een aantal formali-

teiten begint de politie aan een speur-tocht. Zij zullen op een zeker punt hun gezag tegenover X moeten opleggen zonder dat X dit wil. Waarom is dat nu wel verantwoord? Om de een-

voudige reden dat het een logisch gevolg is van de af-firmatie van de autonomie van Y tegenover X. Y wilde helemaal nooit toegeven aan de deal van X, maar uit vrees voor zijn eigen le-

ven, heeft hij X tijdelijk zijn gang laten gaan. Het volgt echter lijnrecht uit de vrije wil van Y dat hij zal proberen het geld terug te krijgen, en de enige ma-nier waarop Y dit weet te bereiken, is via de politie.

De achterliggende idee hier is het principe van vrijheid: wij kunnen geen bewuste participatie eisen van ande-ren. Proberen we dat wel te doen, dan kunnen we niet komen klagen wanneer er nare consequenties aan verbonden blijken te zijn. De enige manier om een staat dus te legiti-meren is, mijns inziens, op basis van volstrekt vrijwillige coöperatie en met een permanente mogelijkheid tot uitstappen. Hoe ver de controle van een staat precies mag gaan, is aan de bevolking zelf om te beslissen zolang ze de ruimte laten voor anderen om afstand te doen van hun systeem.

De enige manier om een staat dus te legitimeren is, mijns inziens, op basis van

volstrekt vrijwillige coöperatie.

Page 46: Neohumanisme 4 jaargang 76

46 LVSV GentNEOHUMANISME

Visie

Lode CossartErelid

LVSV Gent

Hoe een liberaal zijn

Mathias De Clercq lanceerde onlangs een voorstel om het kraken van panden in te dijken. Zoals steeds volgde een hevigde discussie tussen voor- en tegenstanders op de sociale media. Lode schrijft in onderstaand artikel hoe liberalen volgens hem hun mening beter kunnen inkaderen.

Ik ben me ervan bewust dat de titel van dit artikel relatief pretentieus is. Immers, hoe kan je voorschrijven hoe iemand een liberaal zou moeten zijn? Iemand is toch een liberaal als hij een bepaalde set van po-litiek-filosofische ideeën heeft? Dit is ongetwijfeld waar, maar hier zou ik een genuanceerder punt willen maken, met de recente discussie over kraken als middel om een breder punt te ma-ken.

Toen Mathias De Clercq bekritiseerd werd omwille van het idee om kraken illegaal te stellen, reageerden som-mige liberalen door te verwijzen naar het eigendomsrecht (van de huiseige-naar) en hoe zij wensten dat dit een absoluut karakter zou hebben. Dit is op zich niet slecht: leuke artikels of

facebook comments over het eigen-domsrecht zoeken, er enkele filosofi-sche en/of consequentialistische ar-gumenten tegenaan gooien en voila, we kunnen elkaar ‘high fiven’ over hoe we het weer hebben uitgelegd en hoe we de socialistische medemens weer van antwoord hebben gediend. En de socialistische medemens, die

kijkt ernaar, zucht eens over die har-de liberalen, en gaat verder met het bepleiten van interventionistische en vrijheidsreducerende maatregelen.

Het probleem met deze reactie is dat er niet gecommuniceerd wordt op het niveau dat de socialistische mede-mens gebruikt als onderliggend fun-dament voor zijn mening. Het is heel waarschijnlijk dat hij zijn poging tot fi-losofische rechtvaardiging van beper-kingen op het eigendomsrecht haalt

uit het feit dat hij bepaalde (maat-schappelijke) problemen identificeert die hij meent op te lossen door een beperking op het eigendomsrecht toe te laten. Indien dit het geval is, dan los je dat niet op door een argument te geven tegen zijn (wijsgerige) ideeën over de relatie tussen eigendom en het zogenaamde ‘recht op huizen’.

Je praat immers niet te-gen de oorspronkelijke reden van zijn mening, maar tegen een afgeleide daarvan: de meest funda-mentele bron is zijn ana-lyse over maatschappe-

lijke problematiek, niet éen of andere hoogtheoretische fundering.

Mijn eerste les is derhalve: als je men-sen wil overtuigen van de waarde van je mening, moet je op zijn minst ook communiceren op het niveau van wat hen aanbelangt, wat voor hen de bron is van die bepaalde mening. Natuurlijk zeg ik daar niet mee dat je het niet kan koppelen aan een breder filosofisch kader, indien je daar de tijd en de (schrijf) ruimte voor hebt,

Als je mensen wil overtuigen van de waarde van je mening, moet je communiceren op het

niveau van wat hen aanbelangt.

Mathias De Clercq

Page 47: Neohumanisme 4 jaargang 76

4e editie76e jaargang, 2012-13 47

Visiemaar alleen een wijsgerig kader gaat niemand overtuigen die niet primair bezig is met zulk kader. Er is echter nog een tweede les die hieraan verbonden is. Alhoewel er niets mis is met een wijsgerige verde-diging van eigendomsrecht, is het na-tuurlijk ook altijd handig om actief mee te gaan in het trachten te analyseren van problemen en oplossingen voor te stellen vanuit een vrijheidsliefheb-bend kader. Immers, als er bepaalde (politiek) geidentificeerde problemen zijn met een te kort aan woningplaat-sen, zouden liberalen bijvoorbeeld kunnen wijzen op allerhande wetge-vingen die de flexibiliteit voor wonin-gen bemoeilijken – wat doorgaans een reductie van het aantal wonin-gen met zich zal meebrengen. In deze context kan het dus handig zijn om niet alleen te zeggen: ‘Kraken is een schending van het eigendomsrecht’,

maar ook: ‘Maar we kunnen kraken deels analyseren als een gevolg van een breder probleem, dat we kunnen linken aan wetgeving op deze en deze manier’. Hierbij kan je dan ook ruimte maken voor de genuanceerdheid in de zin ‘we begrijpen waarom er (bij-voorbeeld) huurdersbescherming is om deze en deze reden, maar de kost daarvan (de onbedoelde, negatieve gevolgen) zijn deze en deze, waar-door we kraken daaraan kunnen lin-ken’. Natuurlijk gaat niet iedereen bij dit soort redeneringen rechtspringen en zeggen: ‘ja, inderdaad, de liberalen hebben gelijk’, maar de kans lijkt me toch hoger dat je serieus genomen zal worden dan wanneer je simpelweg een herhaling van het mantra waar we zo bekend om zijn geeft.

Mijn tweede les is dus: probeer altijd wat je zegt te kaderen in een breder

perspectief. Het liberalisme is redelijk sterk in het grote theoretische ver-haal – Friedman, Mises, Hayek, Roth-bard, Smith enz. – maar je moet dit verhaal vertalen door concrete zaken in iets waar mensen zich mee kunnen vereenzelvigen in het alledaagse le-ven. Wij liberalen focussen zo vaak op het theoretisch idee van de negatieve, onbedoelde gevolgen van minimum-lonen, de illegalisering van drugs en dergelijke; dus focus daar gerust wat meer op, op alle vlakken van analyse.

Liberalen worden (doorgaans) niet bepaald geboren, liberalen worden (in onze huidige samenleving) ge-maakt door studie. Als je dus meent dat je het liberalisme genegen bent, dan is er voor jou een verantwoorde-lijkheid weggelegd om deze ideeën zo helder mogelijk te communiceren.

Word vandaag nog sponsor! Wilt u het liberalisme van onderuit steunen? Wilt u uw bedrijf in de kijker zetten bij de studenten tijdens onze vele activiteiten? Is uw studententijd reeds vervlogen maar denkt u met nostalgie terug aan die spannende peri-ode? Wil u de jonge mensen die de LVSV-traditie verderzetten een hart onder de riem steken?

Dat kan! Wij bespreken graag een samenwerking tussen het LVSV Gent en uw onderneming of organisatie. Neem gerust contact met ons op via [email protected] of spreek een bestuurslid aan op onze activiteiten.

Kouter 113-114 te Gent. Krijg 15% korting met je lidkaart!

Page 48: Neohumanisme 4 jaargang 76

48 LVSV GentNEOHUMANISME

Visie

Het recente overlijden van Margaret Thatcher lokte naast rouw ook veel feestjes uit in de straten van Londen. Ook in de industriegebie-den in het noorden van Engeland werden vast een aantal flessen ontkurkt. Los van de morele kant van dit vertoon, lijkt het nood-zakelijk om te onderzoeken of Thatcher al dan niet terecht veracht werd door de vakbonden: was ze wel zo ultraliberaal als ze vandaag afgeschilderd wordt? Werd de overheid überhaupt ingeperkt tijdens haar ambtstermijn? Nikolaas geeft zijn opinie.

Nikolaas De JongLid

LVSV Gent

Margaret Thatcher, een van de meest inspirerende en controversiële po-litieke personages van de voorbije eeuw, is niet meer. Historische figuren kan men vaak pas naar waarde schat-ten na hun overlijden, omdat ze pas dan tot de stroom van de geschiede-nis gaan behoren, en in het publieke bewustzijn niet meer in het leven van alledag geplaatst worden. Zo ook met Thatcher: de vele reacties na haar dood lieten de jaren ’80 voor een weekje herleven. De oordelen die over de IJzeren Dame worden uitge-sproken moeten in die context gezien worden als slechts een laatste echo van vroegere strijdlust. De eerste aanleiding werd gegeven tot de ap-preciatie van Thatcher als historische figuur. Dit is ook het onderwerp van de opinie van vandaag: een terugblik op de ambtstermijn van de voorma-lige premier, waarbij enkele cruciale vragen onderzocht dienen te wor-den, waarop de antwoorden tijdens haar leven vaak als vanzelfsprekend of irrelevant werden beschouwd, maar bij een historische analyse van overwegend belang zijn. Hoe moeten we Thatcher beoordelen binnen de politieke evoluties die de twintigste eeuw kenmerkten? Hoe groot was haar invloed, en hoe duurzaam? Ook zal het van groot belang zijn toch en-kele van de oneervolle commentaren die intussen van de linkerzijde bin-nenstromen, onschadelijk te maken, temeer omdat ik gemerkt heb dat ze

gaandeweg de toonaangevende stem binnen het publieke debat over de er-fenis van Thatcher zijn gaan vormen, en zichzelf met veel kunde een aura van wetenschappelijkheid aanmeten.

Daniel Pipes, de neoconservatieve voorzitter van de denktank Middle East Forum, stelt dat Thatchers les erin bestond dat de evolutie naar meer socialisme, die in de jaren ze-ventig onvermijdelijk leek, wel dege-lijk bestreden kon worden met enige

moed en vooral zelfvertrouwen van de rechterzijde. En inderdaad lijkt dat de voornaamste erfenis en aantrek-kingskracht te zijn van Thatcher; meer nog, die strijd tegen het socialistische lot van het westen is haar politieke ge-stalte wellicht gaan definiëren, zeker als men de ondergang van de USSR niet als een zekerheid beschouwd, maar als een verwezenlijking waar moedige politici zoals zijzelf voor heb-ben moeten vechten. Als we dan we-ten hoezeer de linkerzijde steigerde terwijl zij in Downing Street zat, en die episode nu in de zwartste kleuren schildert, kunnen we er bijna volledig zeker van zijn dat haar premierschap een wezenlijke kentering inhield.

Niettemin zijn mijn bedenkingen bij het fenomeen Thatcher niet zo san-guine als die van veel conservatieven en klassiek-liberalen. Voor een kente-ring zorgde ze zeker, maar ze was ook een teken aan de wand, of, om het zeer clichématig te zeggen: een uit-zondering die de regel bevestigt. That-

cher was uniek omdat ze teruggreep naar het negentiende-eeuwse Britse model van bestuur, dat vanaf de Ed-wardiaanse periode – en na de Eerste Wereldoorlog in stroomversnelling – langzaamaan uitgehold zou wor-den door wat men een progressieve lagere middenklasse zou kunnen noe-men, een weldra toonaangevende groep in het intellectuele leven, die evenwel geen wortels in het bestuur of de welvaart van het land had. That-chers afkomst is veelzeggend, omdat

zij stamde uit een Metho-distisch middenstands-gezin dat niet onderhe-vig was geweest aan de verweking die de hogere bestuursklassen van het

koninkrijk hadden doorgemaakt, maar tezelfdertijd ook onverschillig was gebleven voor de nieuwe, collec-tivistische ideeënstroom van die tijd. Jean-Marie de Meester, een zeer su-perieure en verfijnde socialist, zoals we uit zijn opiniestuk in Knack kun-nen opmaken, verwijt Thatcher haar kruideniersmentaliteit, die uiteraard niet geschikt is om een groot land te leiden. Dan komt er eens een leider vanuit de rangen van het volk, zou je zeggen, maar zie, dan is het plots te “volks” voor de anders zo volkse so-cialisten. Blijkbaar kunnen toch alleen elites goed besturen – dezelfde elites die Europa nu uitzuigen, maar nee, wacht, dat zijn “neoliberale” elites... Die “kruideniersmentaliteit” was ech-ter precies het verfrissende aan haar inzichten in een tijd van toenemende collectivisering; in Thatcher herleefde het Victoriaanse Engeland van het industrialisme, van de economische vooruitgang – een tijd, laat me dit benadrukken, die de productie van welvaart centraal stelde, en niet haar

In memoriam Margaret Thatcher

Thatcher was uniek omdat ze teruggreep naar het negentiende-eeuwse Britse model van

bestuur.

Page 49: Neohumanisme 4 jaargang 76

4e editie76e jaargang, 2012-13 49

Visieherverdeling. Thatchers latere inspi-ratie door Hayek en andere leiders van de klassiek-liberale renaissance in de twintigste eeuw, hoeft dan ook niet verbazen: in essentie betekende dit alles een terugkeer naar het con-cept van de samenleving als een spontane orde, in Thatchers woorden een verzameling van gezin-nen. Eind negentiende eeuw was in de hoofd-stroom van de politieke filosofie een obsessie met de opvat-ting van de samenleving als organisme geboren; in haar aanvankelijke, ruwe vorm, ging dit gepaard met allerlei eugenetische ideeën die we tegen-woordig uiteraard mensonwaardig en barbaars vinden. Maar natuurlijk heeft die collectivistische opvatting geen veld geruimd; de verzorgings-staat is evenzeer een totalitaire staat, aangezien ze zich tot doel stelt elk denkbaar probleem onder de bevol-king op te lossen, en de enige verlich-ting die ons gegund is geweest, is dat enkele van de ruwste methoden uit angst voor historische precedenten uit het arsenaal van de uiteindelijk absolute staat geweerd werden. De logische uitkomst van de huidige ob-sessie met maatschappelijke “gezond-heid” en “evenwicht” is een totalitair regime zoals we het uit de futuristi-sche doembeelden kennen, en het naziregime was, in dat opzicht beke-ken, een soort voorafschaduwing van de toekomstige samenlevingsvorm van de ontwikkelde landen, zoals de Sovjetstaat een blauwdruk vormde voor hun toekomstige cultuur. That-cher zag dit als geen ander in, en wist dat de toenmalige trends alleen maar op (meer) economische en sociale el-lende konden uitlopen: een terugkeer naar de nachtwakersstaat die slechts de natuurrechten van elke mens ga-randeerde en verder de handen thuis liet, was levensnoodzakelijk, wilden Engeland en het westen overleven.

Alleen al het lef hebben om zulke zaken te denken, ging al enkele stap-pen te ver voor de linkse elite. Toen Thatcher dan nog eens aan de privi-leges van een nieuwe feodale kaste, namelijk de vakbonden, wilde raken, was het hek van de dam. Ze noemden haar een fascist: iemand die geloofde

dat bepaalde klassen niet op kosten van de rest van het land onderhouden moesten worden, was een fascist. Iemand die dacht dat je geen pond kon uitgeven die je niet had, was een fascist; iemand die wetbrekers aan-

pakte, was een fascist. Eigenlijk kwam in al deze reacties van de linkerzijde eerder de fascistische natuur van de linkse beschuldigingsethiek boven: in het socialisme, net zoals in het fascisme, wordt moraal niet door objectieve stan-daarden of ge-woonte bepaald, maar door wat al of niet in het kraam van een bepaalde belan-gengroep past. Deze basisvast-stelling moet men steeds in gedachten hou-den wanneer men de linkse evaluaties van Thatchers beleid leest. Maar welke con-crete resultaten wierp het That-cher-tijdperk af? Men zal moeten toegeven dat het antwoord ontmoe-digend is. De puberale oververhitting van de socialisten en vakbondsleiders moet ons niet doen geloven dat het klassieke liberalisme een grote over-winning geboekt heeft; de linkerzijde zal simpelweg elke aanval, hoe klein ook, op haar dominantie als een ne-derlaag en een groot onrecht opvat-ten. Hiermee bedoel ik niet dat That-cher geen groot politicus was, maar wel dat de toestand van Engeland en het westen al te ver gevorderd was om nog een echte kentering mogelijk te kunnen maken. Thatchers verdien-ste was vooral dat ze Engeland op een welbepaald moment van een bijna zekere economische ondergang gered

heeft, en ervoor zorgde dat het land weer een tijdlang verder kon. Maar we moeten ons geen illusies vormen omtrent de impact die ze had of de bewegingsruimte die haar toegestaan werd door de Engelse instituties en

het overheersende intel-lectuele klimaat: niets vertelt ons beter dan de cijfers hoe we haar erfe-nis, op vlak van harde resultaten, moeten zien. Belangrijkst van al is dat

het aandeel van overheidsuitgaven in het nationaal product bijna niet daalde, en dat het belastingsniveau alleen zover verlaagd werd dat belas-tingsontduiking minder aantrekkelijk

zou worden. Veel van de privatise-ring en bezuinigingen waren in feite meer noodzakelijke dan ideologisch ingegeven stappen; elke regering zou eenvoudigweg om financieel te over-leven, dezelfde politiek gevoerd moe-ten hebben – ofschoon toegegeven moet worden dat Thatchers politieke moed zeer handig van pas kwam. De weerzin waarmee ze de EU te lijf ging – en alweer: met haar opvattingen op zich sloeg ze de nagel steeds op de kop – haalde op lange termijn niet veel meer uit dan een klein uitstel van executie voor Engeland; als we de si-tuatie anno 2013 beschouwen, heeft de episode van Thatcher eigenlijk weinig uitgemaakt. Ook de verzor-

De obsessie met maatschappelijke “gezondheid” en “evenwicht” leidt tot het

totalitair regime uit futuristische doembeelden.

Page 50: Neohumanisme 4 jaargang 76

50 LVSV GentNEOHUMANISME

Visiegingsstaat zelf was in 1990 niet wat je “afgebouwd” zou kunnen noemen, en op internationale financiële beslis-singen en de rol van het pond, had ze mede door eigengereidheid van de semikeynesiaanse Nigel Lawson uit-eindelijk ook bit-ter weinig invloed.

Wat in de linkse kritieken op That-cher vooral aan de oppervlakte komt, is ten eerste hun volledig onbegrip van wat economie nu eigenlijk inhoudt, en ten tweede de volstrekte onwil om de feiten op zich te bestuderen. Objectieve we-tenschap bestaat niet voor de linker-zijde, in die mate zelfs dat niet alleen opinies worden bepaald door de so-

ciale klasse die ze koestert, maar de feiten zelf kunnen veranderen afhan-kelijk van degene die ze beoordeelt. Aan het adres van Thatcher worden allerlei vage en pietluttige beschuldi-gingen geuit: ze was degene die de mijnwerkers en de zwakkeren in de maatschappij alle kansen ontnam, ja, zelfs hele sociale klassen de ellende induwde, en dan de dooddoener: ze was, door haar deregulering van de City, mede verantwoordelijk voor de financiële crisis van de jaren tachtig. De slinksere, meer filosofisch aange-legde leden van de linkse kerk, genre Paul Verhaeghe, voegen er nog aan toe dat Thatcher met haar neoliberale opvattingen de samenleving en soci-ale banden verwoest heeft. Je krijgt de indruk dat ze voor links eigenlijk

een godsgeschenk was: elk mogelijk probleem dat al lang voor Thatcher bekend was, kan nu op haar afgescho-ven worden, en van het label “kapita-listisch” voorzien worden.

Welke fraaie economische theorieën ze ook produceren, de economische opvatting van de keynesianen en so-cialisten komt altijd op de basisas-sumptie neer dat de economie een vaste koek is die alleen herverdeeld hoeft te worden. In die economische opvatting vervult productie geen aan-

wijsbare rol. Het is dan ook niet ver-bazend dat keynesianen niet inzien dat geld weggegooid wordt bij “deficit spending”; als geld niet geproduceerd wordt, kan het volgens hen ook moei-lijk verloren gaan. In hetzelfde licht moeten we dan ook het geweeklaag van links zien over de inperking van het profitariaat, het ontslaan van nut-teloze mijnwerkers, en de drastische terugschroeving van de macht van de vakbonden. Wanneer de socialisten zeggen dat er een bepaalde klasse mensen was die rijkelijk leefde in de jaren ’70 , en dat na Thatcher niet meer deed, hebben ze volkomen ge-lijk. Maar het feit dat iemand rijkelijk leeft met andermans belastingsgeld, of gewoon met geld dat de overheid drukte of leende, zegt niets over de

haalbaarheid van zo’n systeem. Als de politie een maffianetwerk oprolt, zul-len de leden ervan wellicht ook hun inkomen verliezen, maar betekent dit dat georganiseerde criminaliteit een duurzame of morele levenswijze is?

Het kleinste kind kon in de jaren ’70 zien welke kant Engeland uit-ging: torenhoge inflatie, een im-mense staatsschuld, overheids-bedrijven die jaarlijks miljarden ponden verloren. Het hoogste

belastingstarief voor een middenklas-sengezin was tachtig percent: kapi-taalvlucht was niet te stuiten, en de industrie takelde vrijwel volledig af in die jaren. En naar feodaal patroon was er inderdaad een zekere klasse die op kosten van de rest van de samenle-ving vrij van problemen was, maar het vergt toch niet veel economisch inzicht om te begrijpen dat na verloop van tijd de geldstroom voor iedereen zal opdrogen in een dergelijk econo-misch systeem. Maar links denkt nog altijd dat Thatcher bespaarde voor de lol, of om mensen expliciet te treffen. Ik geloof dat ik over de werkelijke oor-zaak van de financiële crisis, namelijk overheidsinterventie in de markten en een jarenlang doorgevoerd beleid van “gelijke kansen” op de woning-markt, niet verder moet uitweiden.

Het hoeft dan ook niet te verbazen dat in geen enkele van de negatieve reacties op Thatcher duidelijk gesteld wordt welke maatregelen ze dan pre-cies genomen heeft, en al helemaal niet hoe het Verenigd Koninkrijk er in de zeventiger jaren aan toe was. Hier hebben we te maken met de gebrui-kelijk linkse desinformatiecampagne: hoe meer mensen tezelfdertijd de feiten negeren, hoe meer ook het grote publiek in de maling genomen kan worden. Hetzelfde geldt voor de beschuldiging die een verontrustend groot aantal mensen tegenwoordig herhalen, namelijk dat het “Thatche-risme” de graaicultuur in de politiek en de sociale vervreemding veroor-zaakt heeft. Alweer krijgt men nooit een duidelijke uitleg over hoe de That-cheriaanse politiek een graaicultuur heeft voortgebracht; voor zover we iets kunnen opmaken uit de tien jaar dat zij de post van premier bekleedde, is het wel dat Thatcher zelf bijzonder zuinig was zowel met de haarzelf toe-

Keynesianen en socialisten menen dat de economie een vaste koek is die alleen

herverdeeld hoeft te worden.

Page 51: Neohumanisme 4 jaargang 76

4e editie76e jaargang, 2012-13 51

VisieNikolaas De JongIn Memoriam Margaret Thatcher

gewezen als met publieke fondsen, en dat in haar kabinet niet opmerkelijk meer corruptie was geweest dan in vroegere kabinetten – Labour of con-servatief. Het feit dat Thatcher eco-nomisch initiatief –dus “hebzucht” in socialistische termi-nologie- aanmoedigde was evenwel genoeg om een vage link te leg-gen tussen haar en alle schandalen die na haar ambtstermijn losbarstten, zowel in Engeland als in het buitenland. Ook de rijkdom die de Labour-premier Tony Blair tijdens zijn ambtstermijn vergaarde, werd terechtgewezen als een deel van de Thatcheriaanse erfe-nis.

Zelfs een heel korte blik op de cijfers maakt eveneens brandhout van de wilde beweringen van mensen zoals Verhaeghe over het desintegreren-de effect op sociale structuren dat Thatcher zou gehad hebben; maar die bewering kan men uiteraard ad infinitum blijven verdedigen omdat de ware oorzaken ervan taboe blij-ven onder de linkse kerk. Sedert de jaren vijftig zien we zowel algemene criminaliteit als jongerendelinquen-tie gestadig toenemen, en de komst van Thatcher heeft die evolutie niet noemenswaardig versneld. Het enige wat men Thatcher kon verwijten, was dat ze niet meer gedaan heeft om het proces te stoppen, maar dit was moeilijk omdat het samenhing met enkele van de heilige koeien van links: de verzorgingsstaat, “seksuele vrij-heid” (dus scheidingen en eenouder-gezinnen) en uiteraard de hele enti-tlement-cultuur die daarmee gepaard ging, en die leidde tot een volkomen gebrek aan verantwoordelijkheidszin. Die problemen zelf vonden, net zoals de huidige economische moeilijkhe-den, hun oorsprong in de naoorlogse verzorgingsstaat, en niet in het neoli-berale tijdperk.

Margaret Thatcher was derhalve een van de belangrijkste staatslieden van de vorige eeuw, als niet in bestuurlijke zin, dan voor in symbolische en filo-sofische zin. Haar ambtstermijn was een zwanenzang, niet alleen voor En-geland, maar voor Europa als geheel. De bedenking alleen al dat zo’n ener-

gieke figuur, gedragen door een ideo-logische golf en bovendien gesterkt in haar gelijk door het manifeste falen van de verzorgingsstaat, zo weinig impact lijkt te hebben gehad op de uiteindelijke gang van zaken, kan ons

niet meteen optimistisch stemmen. We kunnen haar zeker als een na te volgen voorbeeld zien, maar hoeveel zin dat heeft in een ondergaande beschaving is een andere vraag. Dit geldt evengoed voor haar rol in de internationale politiek als voor haar binnenlandse beleid. Vrijheid heeft

historisch altijd samengehangen met de vrijheid van een bepaald land of gebied, ergo, met de soevereiniteit zonder welke vrijheid niet bereikt kan worden. Door dat inzicht werd Thatcher geleid in haar buitenlandse politiek, in de eerste plaats natuurlijk tegenover de EU: het had geen zin de socialistische dwingelanden in het VK te verdrijven, alleen maar om ze voor Brusselse bureaucraten in te ruilen. Het kenmerkte ook haar houding te-genover de USSR, en op dat gebied was haar verwezenlijking zeer reëel, samen met die van president Reagan. Nu we comfortabel achteruit kun-nen blikken, maken we onszelf graag wijs dat de “Empire of Evil” om eco-nomische redenen hoe dan ook ge-doemd was om te falen, dat dit maar

een kwestie van tijd was en dat het westen geen reële bedreiging meer kende. Maar tot het aantreden van Gorbatsjov waren er evenwel weinig waarnemers die konden voorzien dat de USSR tien jaar later niet meer zou

bestaan, en wat mij betreft heeft dit niet zozeer te ma-ken met de gebrekkigheid van hun analyses, als met de onstabiele hand van Gorbatsjov – die evengoed

niet de nieuwe leider kon geweest zijn. Machtsverhoudingen tussen demo-cratische en totalitaire staten worden niet zozeer door “hard power” als wel door “soft power” bepaald, door psy-chologische oorlogvoering en door de vraag wie wat durft, wie assertiviteit toont. In de jaren zeventig hadden de

Sovjets zich meesters getoond in het gebruik van soft power: ze hadden zowel de linkse intelligentsia in het westen aan hun kant, en de verenigde naties tot een de facto internationaal communistisch propagandaorgaan herleid; om nog maar te zwijgen over hun vertegenwoordiging in het wes-ten via communistische partijen, en de vele economische voordelen die ze konden afdwingen (verscheidene Oostbloklanden werden in hun laatste jaren feitelijk draaiende gehouden op westers geld; West-Duitsland betaal-de miljarden aan het communistische blok in ruil voor gezinsherenigingen en beperkte mogelijkheden tot va-kanties in de DDR. Ook de ontwikke-ling van de Siberische gasleiding met hulp van Europese bedrijven is een

Thatcher was een van de belangrijkste staatslieden van de vorige eeuw, vooral in

symbolische en filosofische zin

Page 52: Neohumanisme 4 jaargang 76

52 LVSV GentNEOHUMANISME

Visie Nikolaas De JongIn Memoriam Margaret Thatcher

interessant hoofdstuk in de geheime geschiedenis van de koude oorlog). Daarom kun je stellen dat het her-wonnen zelfvertrouwen en de kracht-dadigheid waarmee de VS en het VK vanaf de jaren ’80 de economische zwakheden van de USSR uitbuitten en haar morele superioriteit in vraag stelden, van doorslaggevend belang waren in de omverwerping van het communisme; Reagan en Thatcher wisten hoe ze tactieken van de Sov-jets in eigen voordeel konden gebruiken.

Maar veel lijkt het er al-lemaal niet toe te doen; nu de invloed en het prestige van het westen alweer meer dan ooit op hun retour zijn, zullen de lessen van Thatcher minder dan ooit serieus genomen worden: eerst heeft het westen zichzelf verraden, en nu verraadt de wereld het westen, uit-eindelijk geen verbazende uitkomst. Thatcher wordt nu als een havik ge-zien (ook door een belangrijk segment van de “Libertarische” stroming) die zogezegd vele doden in het Midden-Oosten op haar geweten heeft, om-dat ze meewerkte aan Reagans poli-tiek aldaar: het komt erop neer dat het recht van het westen om zichzelf

en daarmee haar vrijheid tegen bui-tenlandse dreigingen te verdedigen, in vraag wordt gesteld, en dat zelfver-dediging agressie is geworden (indien ze van westerse kant komt) en agres-sie zelfverdediging (indien ze van to-talitaire of islamitische kant komt). Vooral in de zogenaamde groeilan-den, maar ook in linkse Europese krin-gen, wordt Thatcher meer en meer afgedaan als een nazaat van die dode blanke mannen die in het koloniale

tijdperk hun superioriteitsgevoelens botvierden op de arme, onderdrukte gekleurde volkeren: die houding is ty-perend voor de groeiende minachting waarmee irrationele, de barbarij nog niet ontgroeide culturen het rationele westen beschouwen, en we zouden het beter als een waarschuwing be-schouwen voor wat nog komen zal. En dan moeten we nog niet over het zui-ver economische aspect spreken: met het westen sterft ook het kapitalisme, als westers economisch systeem. Thatchers meest elementaire lessen, die evenwel duidelijk hun geldigheid

hebben aangetoond in Engeland, worden weggelachen in de groeilan-den. In wisselende mate gaan ook de bestuurders van die landen er vanuit dat groei niet uit economische dyna-miek en individueel initiatief voort-vloeit, maar dat het niets meer vereist dan een alternatieve verdeling van de taart, of anderszins automatisch zal komen. In alle groeilanden (en ook in landen die niet of nauwelijks groeien) wil men niet op de gouden eieren

wachten, maar meteen de gans slachten: rijke-lijke sociale voorzienin-gen worden ingevoerd in landen die zulke be-stedingen helemaal niet

kunnen dragen, belastingspercenta-ges lopen op terwijl de ontwikkelen-de economie dat geld dringend nodig heeft; en over het gretig gebruik van financiële manipulatiemiddelen is al genoeg bekend. Is het toeval dat het precies die landen zijn die grote invloed ondergaan hebben van het “neoliberalisme” dat ook Thatchers politiek vormgaf, en die invloed niet verloochend hebben – namelijk Tsje-chië, Polen, en Chili – die nu de groot-ste kans maken op duurzaam econo-misch succes?

Zelfverdediging van westerse kant is agressie geworden en agressie van totalitaire of

islamitische kant is zelfverdediging.

Page 53: Neohumanisme 4 jaargang 76

4e editie76e jaargang, 2012-13 53

Blik op het verledenBleu Fever Part II

Page 54: Neohumanisme 4 jaargang 76

54 LVSV GentNEOHUMANISME

Verslag

Filip Batselé

Op woensdag 12 maart ontving het LVSV Gent Sus van Elzen en Hans Knoop voor een debat over een immer beladen thema: het conflict Israël-Palestina. Onder leiding van moderator Lawrence Urbain gaven beide sprekers eerst hun achtergrond mee, waarbij Knoop onmiddellijk duidelijk maakte dat hij als jood vanuit zijn opvoeding het zionisme meekreeg, terwijl Sus van Elzen vanuit zijn journalistieke achtergrond meer en meer interesse kreeg in het con-flict.

Debat: verleden en toekomst van het Israëlisch-Palestijns conflict.

PALESTINA?ISRAEL &TOEKOMST VOORWELKE

Een debat met Sus van Elzen (ex-knack), Hans Knoop (FJO) en Simon Demeulemeester (Knack)

LVSV GENT STELT VOOR

WOE 13 MAART - 20u00liberaal archief, kramersplein Gent

lvsvgent.be @lvsvgent facebook.com/lvsv.gent

Wie het heden wil begrijpen moet vooreerst het verleden snappen; het is dan ook met dit luik dat beide heren hun uiteenzetting aanvatten. Al gauw bleek dat er geen eenduidigheid was over wie nu juist het conflict “begon” en wie de grote schuldige was. Knoop maakte ook een mooie vergelijking door te stellen dat in ‘47, net na het ontstaan van Israël, een unieke kans werd verkeken om met Israël en Pa-lestina naar een soort Benelux project toe te groeien, wat volgens hem werd verhinderd door de Palestijnen.

Maar ook de verschillende oorlogen tussen Israël en haar Arabische buren kwamen uitgebreid aan bod, waar-bij beide heren probeerden aan te

tonen waar fouten werden gemaakt en wederom debatteerden over de historische draagkracht van bepaalde gebeurtenissen. Kon men spreken van een “ethnic cleansing” van Pales-tijnen? Wilden de Arabische buurlan-den eigenlijk wel vrede? Is Gaza een “openluchtgevangenis”? De sprekers waren het over deze vragen duidelijk oneens, en zelfs de geschiedenis kan geen eenduidige antwoorden geven.

Er werd echter ook naar de toekomst gekeken, waarbij Hans Knoop zich realistisch opstelde. Hij erkende dat een tweestatenoplossing de beste oplossing blijft, maar dat het animo hiervoor in Israël gestaag terugloopt. Deze ontwikkeling verontrust hem

vooral omdat hij erkent dat, omwille van demografische ontwikkelingen, de Arabieren weldra ook in Israël in de meerderheid zullen zijn. Sus van Elzen bevestigde deze stelling alvast en benadrukte ook dat hij hoopte dat Israël, dat naar zijn mening erg vaak provocerend optreedt, ook actief naar een oplossing helpt zoeken.

Na het debat was er nog tijd voor een geanimeerde vragensessie, waarbij vooral Hans Knoop enkele vragen uit het publiek uitgebreid beantwoord-de. Na een geslaagde avond konden we uiteindelijk gezamenlijk naar café Boom Boom, om na te praten met een beker gerstenat.

Page 55: Neohumanisme 4 jaargang 76

4e editie76e jaargang, 2012-13 55

Verslag

ADAM SMITH:

DE KERN EN KRACHT VAN DE

markt-economie

Auke Leen

LVSV GENT STELT VOOR

DI 19 MAART - 20u00liberaal archief, kramersplein Gent

lvsvgent.be @lvsvgent facebook.com/lvsv.gent

Jonathan Peck

Lawrence Vanhove

Terwijl de examens met rasse schre-den naderen en menig student ten laatste male een bezoek brengt aan de beroemde/beruchte Overpoort-straat, hield LVSV Gent op 24 april de laatste interne van het werkingsjaar, waarbij de keuze deze keer viel op intellectuele eigendomsrechten. Dit thema is één van de splijtzwammen onder liberalen, want is intellectuele eigendom nu positief voor innovatie of niet? Al vlug werden de stellingen op tafel gelegd, waarbij eerst werd doorgeboord over dat utilitarische ar-gument. Ook viel op dat velen eerder sectorgericht dachten, zo kwam de

farmaceutische sector ruim aan bod. Een aantal aanwezigen leken alvast te opperen dat in deze sector, waar zeer veel geld kruipt in research and de-velopment, intellectuele eigendoms-rechten wel belangrijk kunnen zijn. Nadat ook de geschiedenis van het thema eens werd opgerakeld, bleek dat er zeker geen eenstemmigheid aanwezig was. Alhoewel zowat ieder-een erkende dat er iets schort aan het huidige systeem, bleek dat het afschaffen van de intellectuele eigen-domsrechten voor velen toch nog een stap te ver was.

In 2008 gaf Auke Leen, enkele weken na het uitbreken van de financiële cri-sis, een legendarische lezing bij het LVSV; toen nog op de tijdelijke locatie ‘de Rotonde’ (tussen de Notarisstraat en het Liberaal Archief was LVSV Gent even ‘dakloos’). In het nauwelijks ver-lichte zaaltje boven het Café gaf hij aan de hand van enkele portretten van de toen voor velen nog obscure denkers een inleiding tot de liberale filosofie. Het is Auke Leen die zo de bekering van ex-politiek secretaris Di-

mitri Van den Meersche van marxist naar liberaal op zijn palmares mag schrijven.

Nu, een ruime vier jaar later, zakte dhr. Leen opnieuw af naar Gent. We-derom gewapend met afbeeldingen (ditmaal 2) gaf hij een inleiding tot het denken van Adam Smith, en breder: een basisinleiding tot de economi-sche wetenschap.

Hij legde uit waarom de arbeidswaar-de-theorie (waarop vroege econo-men zoals Smith zich baseerden, en het fundament van het marxistische denken) fout is. Als je aanneemt dat waarde subjectief is (“Wat de gek er voor zou geven”, aldus Leen) en niet objectief te bepalen d.m.v. de hoe-veelheid arbeid die er in kruipt, dan valt ook het marxisme in duigen.

Leen wees op drie stappen die leid-den naar welvaart: arbeidsdeling, de grootte van de markt (grotere afzet-

markt maakt specialisatie mogelijk) en het opsparen van kapitaal. Hij legde uit hoe de onzichtbare hand correct dient geïnterpreteerd te wor-den, en maakte het contrast met het keynesiaanse denken. Terloops had hij het over Keynes’ obsessie voor zijn eigen handen.

Leen toonde ook aan dat het huidige ‘ingrijpende’ overheidsbeleid niet persé zorgt voor een verkorting van de recessie. Hij vergeleek hiervoor de huidige situatie met die van de jaren ‘20 (waar er geen interventie kwam) en maakte de gelijkenis met de jaren ‘30 (waar, in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, net zoals nu wél ingegrepen werd).

Deze ondertussen iconische spreker vatte uiteindelijk het ethische aspect van de markt als volgt samen: “als we ruilen moet niemand huilen”. Weder-om een geslaagde lezing in dit oneve-naarbaar semester.

discussieavond: intellectuele eigendom

Auke Leen (NL): Adam Smith en de kern en kracht van de markteconomie

Page 56: Neohumanisme 4 jaargang 76

56 LVSV GentNEOHUMANISME

VerslagAnarchisme, de laatste stap? I.s.m. het MRI

Stijn D’hondt

Op dinsdag 16 april hadden we met de vereniging een avond over de (on)wenselijkheid van een staatloze samenleving. We sloegen hier-voor de handen in elkaar met het Murray Rothbard Instituut. De avond bestond uit drie luiken: eerst werd een inleidende lezing ge-ven, vervolgens discussieerden we in kleine groepjes, om af te sluiten met een Q&A in grote groep.

Lode en Maarten van het MRI gaven allereerst een uiteenzetting over het anarchokapitalisme (lees: met uit-sluiting van andere vormen van anar-chie) in het algemeen. Meteen werd het opzet van de avond duidelijk ge-maakt: we zouden het niet hebben over de morele fundering van anar-chisme, noch zou het een methodolo-gisch debat worden (vragen als “Hoe zit het met gezondheidszorg in een anarchistische samenleving?”, “Hoe gaan we van A naar B?”). Neen, van-avond zou het gaan over de kwestie of anarchie al dan niet mogelijk is.

Het grootste deel van de lezing werd door Maarten verzorgd, die hierbij enkele discussiepunten naar voren schoof. Vragen stellen over de wen-selijkheid van een systeem, betekent meteen vragen stellen over de houd-baarheid en stabiliteit ervan. Is anar-chie stabiel? Wat als bedrijf x zodanig

groot wordt dat het zich als een staat gaat gedragen? Waarom is een minar-chie minder houdbaar dan een anar-chistische samenleving?

Maarten verklaarde dat het instru-ment van democratie een inherente neiging tot overheidsexpansie in zich heeft: wie opkomt moet het altijd be-ter doen dan de andere. Politiek in-schakelen om collectieve actieproble-men op te lossen creëert namelijk op zijn beurt collectieve actieproblemen. De politicus wil niet zomaar iedereen bevoordelen met zijn beleid, maar vooral zijn electoraat – dat hem her-verkiest. Om zich te onderscheiden van zijn tegenstander moet hij dus niet alleen beleid aanbieden dat ie-dereen ten goede komt, maar vooral ook zijn eigen kiezers. Dit impliceert dat men per opbod steeds meer pu-blieke middelen de deur zal uitsmij-ten, en dus het overheidsbeslag zal verhogen. Dezelfde neiging is er vol-gens hem niet in een anarchistische samenleving, althans tot het tegen-deel bewezen is.

Na een 40-tal minuten werd de groep gesplitst in een viertal kleinere groep-jes om te discussiëren over de wense-lijkheid van anarchie. In feite was het de bedoeling om de discussies niet binnen de groepjes zelf op te lossen, doch wel om binnen elk groepje een drietal vragen te noteren om in gro-te groep te bespreken. Dit bleek een geslaagd concept te zijn, gelet op de discussie die nadien in de grote groep losbarstte.

Twee van de drie vragen uit ons groep-je werden beantwoord in grote groep. Opvallend in heel deze discussie is het grotendeels hypothetisch karakter: anarchie is nog niet echt getest op zijn merites. Toch bestaan er voor mij en-kele onmogelijk oplosbare bezwaren die van mij allicht niet snel een anar-chist zullen maken. Ik geloof bvb. niet in de vooronderstelling van een über-mensch die altijd op alles voorzien is; dit is volgens mij wel iets waar een an-archie impliciet van uitgaat. Het blijft een leuke denkoefening, maar ik ben er persoonlijk niet anarchistischer van geworden. Jij wel?

Word lid en geniet van de vele voordelen! Een lidmaatschap kost je slechts €5 en dan geniet je van voordelen als gratis deelname aan alle activiteiten, een prachtige korting van 15% bij aankoop van boeken bij Paard van Troje en nieuw vanaf dit jaar: dit magazine “Neohumanisme” vier maal per jaar gratis in je bus!

Page 57: Neohumanisme 4 jaargang 76

4e editie76e jaargang, 2012-13 57

Verslag

Maxim Tylleman

Naast de lezingen, debatten en discussies is er in het LVSV ook al-tijd plaats voor enkele studentikoze activieiten. Activiteitenverant-woordelijke Maxim geeft hier het verslag van het 2e semester.

LVSV Gent partysquad, reporting!

BierbowlingOm het eerste LVSV-semester van dit academiejaar feestelijk af te sluiten, organiseerden we op zes december een bierbowling. Dit jaar ging het ech-ter om een speciale editie vermits het deze keer om ‘sinterklaasbierbowling’ ging, 6 december weetuwel… Veel veranderde dit echter niet aan het concept van de avond: bowlen en bier drinken. Deze keer kregen we echter naast dit zeer gesmaakte vertier een bezoekje van Sinterklaas, die eerder die dag samen met twee behulpzame zwarte pieten uit het bestuur reclame had gemaakt voor private solidariteit in onze Arteveldestad. Net als op de quiz- en streekbierenavond enkele weken eerder hebben de liberale yup-pies zich ook op deze avond voortref-felijk geamuseerd; Fabrizio heeft veel pintjes moeten tappen en sommigen slaagden er dan ook alsmaar moei-lijker in om een kegel te raken, laat staan een strike te gooien. Na afloop trokken we naar ons stamcafé, de Boom Boom, waar we nog enige tijd nakaartten.

Cantus Een andere jaarlijkse afspraak is na-tuurlijk de cantus, die dit jaar op-nieuw eind februari plaatsvond, dit-maal in de ‘Canard Bizard’. Vermits tradities er zijn om in ere gehouden te worden combineerde ook dit jaar de immer sympathieke Hans Pijpelink de functies van cantor en zedenmeester, waarvoor dank! De avond werd inge-zet met ‘de vlag’ en zoals het hoort vloeide het bier rijkelijk en werd de één al wat meer ‘geviseerd’ dan de ander – maar dit neemt niet weg dat we een erg leuke, memorabele avond beleefden.

LVSV Gent goes BerlinBestemming van onze jaarlijkse reis was dit jaar Berlijn. Donderdagavond laat stapten we de bus op zodat we vanaf vrijdagochtend 15 maart de Berlijnse hoofdstad konden ontdek-ken. Er werd even geprobeerd om met de hele groep samen te blijven maar vermits we dit jaar met een wel erg grote groep waren (een 60-tal LVSV’ers) besloten we nogal snel dat het beter was om in groepjes op stap te gaan. Niet iedereen heeft dus de-zelfde toeristische attracties bezocht, maar op de menukaart van de meer-derheid stonden toch enkele gemeen-schappelijke bezoeken zoals aan het Joodse museum, het DDR-museum, de Brandenburger Tor, Checkpoint Charlie en het herdenkingsmonu-ment van de Berlijnse Muur. Cultu-reel is Berlijn echt de moeite maar mijn persoonlijk hoogtepunt van de reis – en ik vermoed dat ik daarmee niet de enige ben – was toch wel het restaurantbezoek vrijdagavond; we tafelden met de hele groep in het “Hofbraühaus” alwaar er een live-op-treden was waarbij allerlei bekende liedjes de revue passeerden zodat er enthousiast werd meegezongen en de sfeer er dan ook dik in zat!

Foto’s: zie pagina 59.

Liberaal Vlaams StudentenVerbond Gent, est. 1930

Page 58: Neohumanisme 4 jaargang 76

58 LVSV GentNEOHUMANISME

Column

De tsjeven, wie gelooft die mensen nog?

Stijn D’hondtHoofdredacteur Neohumanisme LVSV Gent

“You would call upon them to fight? They believe in no-thing. They answer to no one.” – Aragorn in ‘The Lord of the rings: The Return of the King’.

Het kan verkeren. Ook voor onze kameraden, de tsjeven. Vroeger de ene absolute meerderheid na de andere, thans met het hoofd net boven de 10% op federaal niveau. De oude krokodillen moeten volgens mij ergens rond een moeras zitten mijmeren en terugdenken aan de glorietij-den van weleer. De vraag is natuurlijk, is de doctrine van God op aarde van het strijdtoneel verdwenen? Heeft de Entzauberung der Welt de afschaffing van tsjevenstreken met zich meegebracht? Helaas, pindakaas: ik meen van niet. Nee, tsjeverij is in werkelijkheid alomtegenwoordig.

Maar dat hoeft niet te ver-bazen. Laat mij allereerst beginnen met het begrip Christendemocratie te de-finiëren. Een simpele taak, op het eerste zicht: leeft zoals Christus het wilde! Maar welke lading dekt dat nu precies? Hier bevinden we ons reeds op een vager pad. Ergens komt de bijbel in beeld. We kunnen uit verschillende passages enkele in-herente waarden extraheren, zoals solidariteit en naasten-liefde. Vertaald naar hedendaags beleid, leidt dit echter tot een dwaalspoor. In het politiek spectrum wordt de po-litieke tsjevenideologie vertaald als ‘centrum links tot cen-trum rechts’. We kunnen de kat dus nooit een kat noemen, want de kat is naamloos.

In de praktijk heeft dit enkele nefaste gevolgen. Alle men-sen die vatbaar zijn voor lege parafrases en containerbe-grippen zijn potentieel kiesvee voor de tsjeven. In deze context zou je tsjeverij kunnen aflijnen als de problemen oplossen wanneer ze zich stellen, maar ze ook creëren wanneer ze zich niet stellen.

Ja, deze ideologische neutraliteit indachtig moet ik toch altijd lachen wanneer onze collega’s van CDS (no offense) activiteiten organiseren over ideologische herbronning. Ik kan me ten eerste levendig voorstellen dat men nooit een

teveel aan dergelijke activiteiten kan hebben. Immers, de christendemocratie is als het ware ondefinieerbaar en po-gingen om het te definiëren lijken dan ook grotendeels in vain.

Toch voelt men steeds weer de nood om een blauwdruk te maken over wat de tsjeven nu precies denken over de index, abortus, euthanasie, de gezondheidszorg, de EU, etc. Iets zegt me dat standpunten vastgelegd worden door telkens in kleine groepjes een discussie te starten en de finale uitkomst te laten beslissen door het gooien van een dobbelsteen – wat meteen ook het gebrek aan definieer-baarheid zou verklaren.

En zo kom ik tot de hoofd-vaststelling van mijn be-scheiden stukje satire: de ondefinieerbare ideologie van de tsjeven heeft zich gewoon getransponeerd van de tsjevenpartij naar de Belgische politiek: we’re all tsjeven now. De lege spreu-ken komen thans uit de lucht gevallen. Wie kent de bekende VLD-slagzin “Vrij-

heid, maar verantwoordelijkheid!” nu niet? Of wat dacht je van “Eerst de mensen, niet de winst!”? De CD&V vat het met haar eigen motto ook treffend samen: “Iedereen inbe-grepen!” (lees: wie alles zegt, zegt tegelijk ook niets – niet te verwarren met de studierichting politieke wetenschap-pen, waar men ook tegelijk alles en niets leert, nvdr.).

Kortom: tsjeverij is tevens impliciet aanwezig bij mensen die zichzelf niet als tsjeef outen. Ik denk bvb. aan een niet nader genoemde studentenconferentie waar men de con-clusie maakte dat landbouwsubsidies een slechte zaak zijn, doch daar meteen een vraagteken bij plaatste: waarin kunnen we het vrijgekomen geld dan wél investeren?

Contradictorisch genoeg zijn de vrome tsjeven van weleer getransformeerd in een factie die in niets gelooft; een fac-tie die mettertijd onderhuids is gegroeid over de originele politieke breuklijnen heen. De religieuze believers zijn de ideologische heidenen geworden.

Page 59: Neohumanisme 4 jaargang 76

4e editie76e jaargang, 2012-13 59

Blik op het verledenLVSV Gent goes Berlin

Page 60: Neohumanisme 4 jaargang 76