16
UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl) UvA-DARE (Digital Academic Repository) Invoering en afschaffing van de mentoruren. Naar een professionalisering van het mentorschap März, V.; Kelchtermans, G. Publication date 2014 Document Version Final published version Published in Impuls voor Onderwijsbegeleiding Link to publication Citation for published version (APA): März, V., & Kelchtermans, G. (2014). Invoering en afschaffing van de mentoruren. Naar een professionalisering van het mentorschap. Impuls voor Onderwijsbegeleiding, 44(4), 162-175. General rights It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Disclaimer/Complaints regulations If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible. Download date:20 May 2021

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Invoering en afschaffing … · Op 12 juni 1996 trad een decreet van de Vlaamse Gemeenschap in voege waarin de organisatie en de fi nanciering

  • Upload
    others

  • View
    0

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Invoering en afschaffing … · Op 12 juni 1996 trad een decreet van de Vlaamse Gemeenschap in voege waarin de organisatie en de fi nanciering

UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl)

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

Invoering en afschaffing van de mentoruren. Naar een professionalisering vanhet mentorschap

März, V.; Kelchtermans, G.

Publication date2014Document VersionFinal published versionPublished inImpuls voor Onderwijsbegeleiding

Link to publication

Citation for published version (APA):März, V., & Kelchtermans, G. (2014). Invoering en afschaffing van de mentoruren. Naar eenprofessionalisering van het mentorschap. Impuls voor Onderwijsbegeleiding, 44(4), 162-175.

General rightsIt is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s)and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an opencontent license (like Creative Commons).

Disclaimer/Complaints regulationsIf you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, pleaselet the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the materialinaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letterto: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. Youwill be contacted as soon as possible.

Download date:20 May 2021

Page 2: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Invoering en afschaffing … · Op 12 juni 1996 trad een decreet van de Vlaamse Gemeenschap in voege waarin de organisatie en de fi nanciering

153

IMPULS, 44e JG., NR. 4, APRIL-JUNI 2014, 153

Driemaandelijks tijdschriftPB B-21 P70883844e jaargangnr. 4 – april-juni 2014ISSN 1373-4318 Afgiftekantoor: 3000 Leuven X

Redactie en administratie

Zie keerzijde kaft

Omslagontwerp en vormgeving

www.dsigngraphics.be

Verantwoordelijke uitgever

Willy BrionBel 53, 2440 GeelTel. 014/58.56.16

© 2014 by Acco Niets uit deze uitgave mag worden verveelvou-digd en/of open baar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfi lm of op wel-ke andere wijze ook zonder vooraf gaande schrif telijke toestemming van de uitgever. No part of this review may be reproduced in any form, by mimeograph, fi lm or any other means without permission in writing from the publisher.

Kan een visie het beleidsvoerend vermogen van een schoolbestuur vergroten?Tomas Wallaert196

Voor u gelezenElie Michiels201

BoekbesprekingenJan Cumps, Anneloes Vandenbroucke206

Inhoud

IMPULSiefje154

Pleidooi voor een oplossingsgerichte aanpak binnen het onderwijsNathalie Lambrecht155

Invoering en afschaffi ng van de mentoruren. Naar een professionalisering van het mentorschapVirginie März, Geert Kelchtermans162

Schitterend vrijwillig, van vrijwillig engagement tot het ontdekken van talent op schoolNathalie Briessinck176

Van IQ naar cognitief vaardigheidsprofi el: een introductie in het CHC-modelGisleen Rauws, Kris Geerinck, Walter Magez, Annemie Bos185

Page 3: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Invoering en afschaffing … · Op 12 juni 1996 trad een decreet van de Vlaamse Gemeenschap in voege waarin de organisatie en de fi nanciering

162

IMPULS, 44e JG., NR. 4, APRIL-JUNI 2014, 162-175

Startende leerkrachten hebben het niet ge-makkelijk. Veel jongeren kiezen voor een lerarenopleiding en gaan daarna vol enthou-siasme aan de slag in scholen. Diezelfde jon-geren verlaten soms veel te vroeg en te snel in hun loopbaan het onderwijs. Uit gege-vens van het arbeidsmarktrapport van 2013 blijkt dat 12% en 14% van de beginnende leerkrachten stoppen voor het vijfde jaar van hun onderwijsloopbaan in respectieve-lijk het kleuter- en basisonderwijs. In het secundair onderwijs bedraagt de uitstroom 22%. De overgang van de lerarenopleiding naar de feitelijke onderwijspraktijk is dan ook veelvuldig in de literatuur omschreven als een uitdagende fase in de loopbaan van leerkrachten (zie o.a. Ballet, Kelchtermans, Berens, & Janssens, 2000; Gold, 1996; Hu-berman, 1989; Kelchtermans & Ballet, 2002; Rots, Kelchtermans, & Aelterman, 2012). Zodra beginnende leerkrachten de klas bin-nenstappen, worden ze geconfronteerd met de complexiteit, maar ook met de volledige verantwoordelijkheid van het leerkrachten-beroep. De overgang van student (student of teaching) naar leerkracht (teacher of students) laat leerkrachten dan ook niet onberoerd en gaat vaak gepaard met een ervaring die wordt omschreven als de praktijkschok (zie o.a. Veenman, 1984). Deze praktijkschok die beginnende leerkrachten ervaren, heeft niet enkel te maken met pedagogisch-didactische kwesties van klasmanagement, maar ook met het ingroeien in de school als organisatie

(ook wel beroepssocialisatie genoemd) (De-ketelaere, Kelchtermans, Robben, & Sonder-vorst, 2004; Kelchtermans & Ballet, 2002). Sinds de jaren 1980 wordt de noodzaak om specifi eke ondersteuning te bieden aan be-ginnende leerkrachten dan ook algemeen erkend, zowel in de onderzoeksliteratuur als in de praktijk. Wereldwijd werden program-ma’s en activiteiten geïmplementeerd om be-ginnende leerkrachten te ondersteunen bij de moeilijkheden die ze ervaren tijdens de eerste jaren van hun carrière en om ervoor te zorgen dat ze niet voortijdig uitvallen. Deze internationale tendens en de toenemende aandacht voor het ondersteunen van begin-nende leerkrachten waren ook zichtbaar in de Vlaamse schoolpraktijken. Een verschei-denheid van inductie- en mentoringprak-tijken werd in het leven geroepen, waarbij meer ervaren leerkrachten (al dan niet vrij-willig) ondersteuning boden aan hun nieu-we (beginnende) collega’s. Ook op beleids-niveau kan men de laatste twintig jaar in Vlaanderen een toegenomen aandacht vast-stellen voor de hervorming van de opleiding en de professionalisering van leerkrachten. Centraal hierin staat het idee dat de profes-sionele ontwikkeling van leerkrachten niet afgerond is wanneer ze de lerarenopleiding voltooid hebben, maar dat het gaat om een opdracht van levenslang leren. Leerkrachten worden dus geacht zich professioneel te blij-ven ontwikkelen tijdens hun hele loopbaan. De Vlaamse onderwijsoverheid geeft diverse

Invoering en afschaffi ng van de

mentoruren. Naar een

professionalisering van het

mentorschap

Virginie März, Geert Kelchtermans

Page 4: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Invoering en afschaffing … · Op 12 juni 1996 trad een decreet van de Vlaamse Gemeenschap in voege waarin de organisatie en de fi nanciering

163

INVOERING EN AFSCHAFFING VAN DE MENTORUREN. NAAR EEN PROFESSIONALISERING VAN HET MENTORSCHAP

impulsen om dat mogelijk te maken zodat schoolbesturen en directies de begeleiding van beginnende leerkrachten structureel kunnen inrichten.In dit artikel gaan we in op één specifi eke beleidsimpuls met betrekking tot de pro-fessionele ontwikkeling van beginnende leerkrachten: het invoeren – en vervolgens afschaffen – van de mentoruren. We willen aan de hand van de praktijken in één school inzichtelijk maken welke gevolgen het in-voeren en afschaffen van beleidsmiddelen kan teweegbrengen op het lokale beleid en de lokale praktijken inzake aanvangsbegelei-ding en mentorschap.

Mentorschap en aanvangsbegeleiding in Vlaanderen

Op 12 juni 1996 trad een decreet van de Vlaamse Gemeenschap in voege waarin de organisatie en de fi nanciering van de na-scholing in het basis- en secundair onderwijs grondig gewijzigd werden, het zogenaamde Decreet betreffende de lerarenopleiding en de nascholing van 16 april 1996. Dankzij dat decreet kregen de scholen een aantal mogelijkheden om van de professionele ont-wikkeling van leerkrachten een belangrijke beleidsprioriteit te maken. In het kader van de toenemende autonomie en responsabili-sering van scholen werd een nieuwe fi nan-cieringsprocedure ontwikkeld waarin men overging van een aanbodgestuurde nascho-lingsmarkt naar een systeem van vraagge-stuurde nascholing (of nascholing op vraag van de scholen). Concreet betekende dit dat elke school over de verantwoordelijkheid en de fi nanciële middelen beschikte voor het eigen professionaliseringsbeleid. Van de scholen zelf werd dus verwacht dat ze een beleid zouden voeren en de nodige maatre-gelen zouden nemen om de interne profes-sionaliseringsprocessen te sturen. Scholen hadden dus geen ‘geprivilegieerde’ partners meer, maar konden ook een beroep doen op anderen voor de professionele ontwikkeling van hun leerkrachtenteam. Om de omscha-keling van een aanbod- naar een vraagge-stuurd concept van nascholingen geleidelijk

te laten verlopen, werd tussen 1996 en 2003 progressief een groter nascholingsbudget rechtstreeks aan de scholen toegekend en bleef er nog tot 1999 een budget beschik-baar voor de aanbodgestuurde nascholing (zie Van de Velde & Vandenberghe, 1999). Concreet ontving iedere onderwijsinstelling jaarlijks een nascholingsbudget (of een na-scholingsenveloppe) om volgens eigen be-hoeften nascholing te kopen bij nascholers van hun keuze (Vandenberghe, 2001-2002). Op die manier konden scholen een nascho-lings- of professionaliseringsbeleid voeren dat aansloot bij hun eigen situatie en noden. Met het Decreet betreffende de lerarenoplei-ding en de nascholing van 1996 werd voor het eerst ook expliciet aandacht besteed aan de aanvangsbegeleiding en de professionele ontwikkeling van leerkrachten (Aelterman, Rots, & Van Petegem, 2001; Devos & Van-derheyden, 2002). Het decreet benadrukte het belang van mentorschap en professionele ontwikkeling van beginnende leerkrachten en moedigde scholen aan om hun verant-woordelijkheid op te nemen en aanvangs-begeleiding te organiseren. Hiervoor werd echter niet in specifi eke middelen voor aan-vangsbegeleiding of mentorschap voorzien. Scholen mochten hiervoor wel middelen be-stemd voor nascholing aanwenden.

In september 2006 werd de aanvangsbe-geleiding verder geïnstitutionaliseerd in het Vlaamse onderwijslandschap door een nieuw decreet inzake de lerarenopleiding: het Decreet betreffende de lerarenopleidin-gen in Vlaanderen van 15 december 2006. In de beleidsnota 2004-2009 kondigde de minister van Onderwijs en Vorming al aan dat de nodige aandacht besteed zou worden aan de permanente professionalisering van leerkrachten. In eerste instantie wilde dit de-creet de zogenaamde ‘theorie-praktijkkloof’ die ervaren wordt door beginnende leer-krachten, reduceren. Dat moest gerealiseerd worden via het verlengen van de lerarenop-leiding en het vergroten van de hoeveelheid praktijktraining of stage. Daarnaast werd een systeem van mentorschap geïnstalleerd met als doel de nodige coaching te bieden aan leerkrachten in opleiding en beginnende leerkrachten. Met dat nieuwe decreet werd

Page 5: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Invoering en afschaffing … · Op 12 juni 1996 trad een decreet van de Vlaamse Gemeenschap in voege waarin de organisatie en de fi nanciering

164

INVOERING EN AFSCHAFFING VAN DE MENTORUREN. NAAR EEN PROFESSIONALISERING VAN HET MENTORSCHAP

de aanstelling van mentoren in scholen voor het eerst ook decretaal belangrijk geacht (Struyf, 2006). Scholen ontvingen vanaf dan niet alleen fi nanciering voor nascholing, maar ook voor het organiseren van mentor-schap. Er werden aan scholen middelen – zo-genaamde mentoruren – ter beschikking ge-steld om ervaren leerkrachten vrij te stellen zodat zij deze taak op zich konden nemen:

“Mentoren zijn leraren die de coaching en begeleiding van stagiairs en leraren-in-op-leiding in de ‘ontvangende’ scholen super-viseren. (...) Zij worden niet volledig van hun lesopdracht vrijgesteld omdat zij voe-ling met de klaspraktijk moeten behou-den. De mentor wordt geen nieuw ambt, maar is een element van taakdifferenti-atie binnen de loopbaan van een leraar.” (Vlaams Parlement, 13 juli 2006, p. 9)

In dit nieuwe decreet kreeg de mentor een driedubbele opdracht: hij/zij is verantwoorde-lijk voor de ondersteuning van studenten en cursisten tijdens de stage, de ondersteuning van leraren-in-opleiding (LIO’s) en de aan-vangsbegeleiding voor een leraar gedurende het eerste jaar van zijn beroepsuitoefening. Tijdens het schooljaar 2005-2006 konden samenwerkingsverbanden in het secundair onderwijs al één aspect van het mentorschap invoeren, namelijk de aanvangsbegeleiding van startende leraren. Onder de vorm van een tijdelijk project kregen zij bijkomende midde-

len waardoor elke school een mentor kon aan-stellen. In september 2006 werd het project uitgebreid tot de basisscholen, de instellingen voor deeltijds kunstonderwijs (DKO) en de Centra voor Volwassenenonderwijs (CVO) met onderwijsbevoegdheid voor het secun-dair volwassenenonderwijs. Ook werd het tweede aspect van mentorschap ingevoerd, namelijk de ondersteuning van de student/cursist die in het kader van zijn lerarenoplei-ding een stage loopt. Sinds 1 september 2007 werd mentoring defi nitief ingevoerd. Tegelij-kertijd kwamen er dan drie doelgroepen aan bod: de ondersteuning van de stagiair, van de startende leraar en van de leraar-in-opleiding.

Begin september 2010 werden deze mentor-uren afgeschaft vanwege algemene bespa-ringsmaatregelen en kregen scholen minder fi nanciële middelen voor nascholing. Hierbij werd aangekondigd dat het mentorschap herbekeken zou worden in het kader van het debat over de onderwijsloopbaan. Scholen voelden dat aan als een klap voor de men-toren en de directies die de laatste jaren heel wat inspanningen ondernomen hadden om een goed ondersteuningsbeleid uit te bou-wen binnen hun school.

Onderzoeksopzet

In deze studie wilden we zicht krijgen op de impact van deze turbulente beleidsom-

Mentoring-praktijken inde school

Fase 1:Voor de mentoruren

Fase 2:Tijdens de mentoruren

Fase 3:Na de mentoruren

Mentoring-praktijken inde school

Mentoring-praktijken inde school

Figuur 1. Onderzoeksopzet.

Page 6: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Invoering en afschaffing … · Op 12 juni 1996 trad een decreet van de Vlaamse Gemeenschap in voege waarin de organisatie en de fi nanciering

165

INVOERING EN AFSCHAFFING VAN DE MENTORUREN. NAAR EEN PROFESSIONALISERING VAN HET MENTORSCHAP

geving op schoolorganisaties en specifi ek op de lokale praktijken inzake mentorschap en aanvangsbegeleiding (fi guur 1). Onze onder-zoeksvragen luidden dan ook als volgt: – Wat is de impact van het invoeren en

afschaffen van de mentoruren op de be-staande praktijken rond mentorschap en aanvangsbegeleiding?

– Op welke manier hebben het invoeren en afschaffen van de mentoruren de functie van de mentor veranderd?

Deze studie maakte deel uit van een breder onderzoeksproject naar de evaluatie van de professionaliserings- en mentoringprak-tijken in Vlaamse scholen. Gebaseerd op de data van een surveyonderzoek in een steekproef van Vlaamse scholen (n = 137) (Ballet et al., 2010), werden zes scholen ge-selecteerd voor een diepgaand onderzoek. Hiervoor werd gekozen voor een kwali-tatief-interpretatieve aanpak aangezien er vooral gezocht werd naar lokale praktijken, subjectief doorleefde percepties, ervarin-gen met en standpunten van de betrokke-nen over het invoeren en afschaffen van de mentoruren (Miles & Huberman, 1994). In dit artikel focussen we op de analyse van de mentoringpraktijken in één school: Sint-Anna. De casus van Sint-Anna was interes-sant omdat de school al voor de invoering van de mentoruren mentoren aangesteld had en de activiteiten in het kader van mentorschap en aanvangsbegeleiding ver-der heeft uitgebreid ondanks het wegvallen van de fi nanciële steun. Door te focussen op één enkele casus was het mogelijk om een analyse in de diepte uit te voeren van de relatie tussen een veranderende beleidscon-text en lokale praktijken rond mentoring en aanvangsbegeleiding.

Dataverzameling

De dataverzameling vond plaats op drie mo-menten gedurende een tijdsperiode van vier jaar (fi guur 2):1. schooljaar 2009-2010 (na het invoeren

van de mentoruren);2. schooljaar 2011-2012 (na het afschaffen

van de mentoruren);3. schooljaar 2012-2013.

Als centrale dataverzamelingsmethode wer-den semigestructureerde interviews afgeno-men (2 uur) met verschillende betrokkenen in de school: de directeur, mentoren, begin-nende leerkrachten en ervaren leerkrachten (Kvale, 1996) (tabel 1).

In de interviews peilden we vooral naar de al-gemene beleving van het invoeren en afschaf-fen van de mentoruren, de praktijken van men-torschap en aanvangsbegeleiding in de school, waarbij telkens gevraagd werd naar voorbeel-den van knelpunten en goede praktijken. Hier-in stonden de volgende vijf thema’s centraal: – de concrete mentoringpraktijken in de

school en activiteiten in het kader van de aanvangsbegeleiding;

– de rol van de respondent en de betrokken-heid van andere actoren bij de aanvangs-begeleiding en het mentorschap;

– het lokale beleid omtrent mentoring en aanvangsbegeleiding in de school;

– de structurele en culturele werkcondities, zoals fi nanciële ondersteuning voor men-torschap, externe ondersteuning;

– het perspectief van de respondent met betrekking tot het mentorschap en de aanvangsbegeleiding.

De nadruk werd in deze interviews gelegd op de eigen praktijk, op de (subjectief door-

Dataverzameling 1

2009-2010 2010-2011 2011-2012 2012-2013

Dataverzameling 2 Dataverzameling 3

Figuur 2. Dataverzameling.

Page 7: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Invoering en afschaffing … · Op 12 juni 1996 trad een decreet van de Vlaamse Gemeenschap in voege waarin de organisatie en de fi nanciering

166

INVOERING EN AFSCHAFFING VAN DE MENTORUREN. NAAR EEN PROFESSIONALISERING VAN HET MENTORSCHAP

leefde) feiten, onderliggende doelen en ge-dachten. Voorbeelden van vragen uit de interview leidraden zijn: – Welke activiteiten worden er op het ni-

veau van de school georganiseerd in het kader van de begeleiding van beginnende leraren?

– Wat voor informatie wordt er aan de be-ginnende leerkrachten meegegeven over het reilen en zeilen op de school?

– Hoe werden de mentoren aangesteld in deze school en aan welke criteria moesten ze voldoen?

– Wat is het sterkste punt in de begeleiding van beginnende leraren, stagiairs en lera-ren-in-opleiding in uw school?

– Wat is het zwakste punt in de begeleiding van beginnende leraren, stagiairs en lera-ren-in-opleiding in uw school?

Tabel 1. Overzicht van de respondenten.

Naam Functie

Respondenten dataverzameling 1

Dirk Directeur

Melissa Mentor

Mia Mentor

Marjanne Mentor

Lisa Leerkracht

Loes Leerkracht

Bart Beginnende leerkracht

Bieke Beginnende leerkracht

Respondenten dataverzameling 2

Dirk Directeur

Mia Mentor

Marjanne Mentor

Luc Leerkracht

Liesbeth Leerkracht

Brigitta Beginnende leerkracht

Bea Beginnende leerkracht

Brigitte Beginnende leerkracht

Respondenten dataverzameling 3

Dirk Directeur

Mia Mentor

Marjanne Mentor

Melanie Mentor

Deze interviewdata werden verder aangevuld met observaties van mentoringpraktijken in Sint-Anna gedurende de drie fasen van de

dataverzameling. Concreet observeerden we informatiesessies voor beginnende leer-krachten, collectieve supervisiesessies, bij-eenkomsten tussen mentor en beginnende leerkracht en bijeenkomsten tussen direc-teur en beginnende leerkracht. Tot slot heb-ben we ook documenten geanalyseerd om zicht te krijgen op het beleid inzake men-toring en aanvangsbegeleiding in de school. Dat omvatte de website van de school, het schoolplan, de mentormap, de functieprofi e-len, de evaluatieformulieren en de observa-tieformulieren die de mentoren gebruikten om beginnende leerkrachten te observeren.

De combinatie van semigestructureerde in-terviews, observaties en documentenanalyse verhoogde de betrouwbaarheid van onze conclusies (Kvale, 1996). Op die manier kon immers de informatie die verkregen werd via de verschillende methoden, bronnen en perspectieven, aan elkaar getoetst worden (triangulatie). Het gebruik van verschillende perspectieven en bronnen verhoogt eveneens de validiteit van het onderzoek of “de mate waarin de verzamelde gegevens en de eruit gedistilleerde inzichten, wetmatigheden en dergelijke, een authentieke weergave zijn van de sociale werkelijkheid” (Kelchter-mans, 1999, p. 149).

Data-analyse

De bandopnames van de interviews werden letterlijk getranscribeerd. Vervolgens werden de interviews onderworpen aan een interpre-tatieve analyse die in twee fasen verliep. In de eerste plaats werd voor iedere individuele respondent een verticale analyse uitgevoerd. Hierin werd de individuele respondent als analyse-eenheid genomen en werden de in-terviewprotocollen gecodeerd. Afsluitend werden alle tekstfragmenten die eenzelfde code droegen, samengebracht voor interpre-tatie. Dat resulteerde in een synthesetekst per respondent met een vaste rubrieken-structuur. Deze syntheseteksten vormden het vertrekpunt voor de horizontale analyse. Tijdens deze fase werd – via voortdurend vergelijkende analyse over de verschillende respondenten heen – gezocht naar systema-

Page 8: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Invoering en afschaffing … · Op 12 juni 1996 trad een decreet van de Vlaamse Gemeenschap in voege waarin de organisatie en de fi nanciering

167

INVOERING EN AFSCHAFFING VAN DE MENTORUREN. NAAR EEN PROFESSIONALISERING VAN HET MENTORSCHAP

tische verschillen, gelijkenissen, patronen en processen die het individuele geval overste-gen om zo een duidelijk zicht te krijgen op de praktijken omtrent mentorschap en aan-vangsbegeleiding in de school.

Resultaten

Mentorschap in Sint-Anna: terug naar af?

Fase 1: voor de invoering van de mentoruren

Op basis van de interviews hebben we kun-nen afl eiden dat de ondersteuning van be-ginnende leerkrachten altijd een belangrijk aandachtspunt is geweest in de concrete beleidsvoering van Sint-Anna. Al voor de in-voering van de mentoruren werden er activi-teiten in functie van de aanvangsbegeleiding van beginnende leerkrachten georganiseerd in deze school. Dat werd ook bevestigd door de directeur:

“Er is altijd wel een vorm van mentorschap en aanvangsbegeleiding geweest. Ook al waren er nog geen specifi eke mentoruren, de ondersteuning van beginnende leer-krachten was altijd cruciaal en belangrijk hier in deze school.” (Dirk, directeur)

Twee jaar voor de invoering van de mentor-uren werden er BPT-uren gebruikt om twee leerkrachten gedeeltelijk vrij te stellen voor de ondersteuning van beginnende leerkrach-ten. De mentoren kregen heel wat autono-mie in het ontwikkelen van een ondersteu-ningstraject voor beginnende leerkrachten. Geïnspireerd en gemotiveerd door hun ei-gen persoonlijke ervaringen als beginnende leerkracht in het verleden, ontwikkelden Mia en Melissa een voornamelijk informele ondersteuningsrelatie met de beginnende leerkrachten. Het belangrijkste doel van deze activiteiten was het ondersteunen van beginnende leerkrachten vanuit hun eigen vragen en noden (vraaggestuurde aanpak en reactieve begeleiding). De inhoud van de begeleiding werd afgestemd op de (leer)vragen van de beginnende leerkrachten. In deze een-op-eenrelatie bood de mentor op

een collegiale manier ondersteuning aan de beginnende leerkracht inzake klasmanage-ment, lesplanning en instructie. Naast de individuele begeleidingsmomenten werden collectieve groepsbijeenkomsten voor de be-ginnende leerkrachten georganiseerd waarin de nieuwkomers geïnformeerd werden over het reilen en zeilen van de school. Deze groepsbijeenkomsten hadden als doel ervoor te zorgen dat beginnende leerkrachten zich snel konden oriënteren en zich thuis konden voelen in de school:

“Onze ondersteuning was eerder infor-meel, een zeer persoonlijke manier van aanpak. Onze focus lag op het geven van informatie over de manier waarop de school functioneert alsook de professio-nele ontwikkeling van de nieuwkomers ondersteunen, bij vragen, enzovoort.” (Mia)

Fase 2: invoering van de mentoruren

Aangezien de mentoruren gekleurde mid-delen waren en dus enkel ingezet konden worden voor mentorschap, waren er ook bepaalde voorwaarden of verwachtingen aan verbonden. Zo werd van scholen ver-wacht dat ze een beleid omtrent mentoring ontwikkelden en één of meerdere mentoren formeel aanstelden. Van deze mentoren werd bovendien verwacht dat ze een offi ciële men-torenopleiding zouden volgen. De directeur formuleerde het als volgt:

“Een van de voorwaarden was dat de mentoren zich gingen nascholen voor deze nieuwe rol. De drie mentoren heb-ben daarom ook een mentorenopleiding gevolgd.” (Dirk, directeur)

Sint-Anna ontving drie mentoruren, die gebruikt werden om drie mentoren aan te stellen, ieder met één uur mentorschap per week. Voor de aanstelling van deze mentoren werd niet in een formele selectieprocedure voorzien noch werden er specifi eke criteria vooropgesteld:

“Een paar jaar geleden vroeg de directeur wie geïnteresseerd was om de rol van

Page 9: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Invoering en afschaffing … · Op 12 juni 1996 trad een decreet van de Vlaamse Gemeenschap in voege waarin de organisatie en de fi nanciering

168

INVOERING EN AFSCHAFFING VAN DE MENTORUREN. NAAR EEN PROFESSIONALISERING VAN HET MENTORSCHAP

mentor op te nemen. Dat was helemaal niet zo geformaliseerd of zo. We moesten onze naam opgeven wie dat wou doen. En ik wilde dat wel graag doen. Ik denk dat ik hier nog maar twee of drie jaar werkte. En ja, blijkbaar was dat oké of waren er toen weinig kandidaten.” (Mar-janne, mentor)

De school koos er ook voor om voor de sta-gebegeleiding en aanvangsbegeleiding ver-schillende personen als mentor aan te dui-den op basis van hun opleidingsachtergrond, rekening houdend met de specifi citeit van beide vormen van mentorschap. Marjanne, bijvoorbeeld, had een andere mentorenop-leiding gevolgd dan Mia en Melissa, en was verantwoordelijk voor de administratieve ondersteuning van beginnende leerkrach-ten en de coördinatie van de stagiairs. Mia en Melissa waren verantwoordelijk voor de beginnende leerkrachten. De directeur legde deze taakverdeling als volgt uit:

“Marjanne heeft niet de offi ciële mento-renopleiding gevolgd, maar heeft een aan-tal cursussen gevolgd rond mentoring. Mia en Melissa hebben meer ervaring met supervisiesessies en hebben tijdens hun mentorenopleiding heel wat strategieën geleerd om beginnende leerkrachten te ondersteunen. Daarom zullen Mia en Me-lissa meer bezig zijn met de beginnende leerkrachten en zal Marjanne eerder de praktische zaken doen.” (Dirk, directeur)

Het feit dat er nu specifi eke middelen waren voor mentoring – naast de middelen die de school kreeg voor nascholing of professiona-lisering – stimuleerde de school om naast een professionaliseringsbeleid ook een specifi ek beleid omtrent mentoring te ontwikkelen:

“Daarnaast werden we als school ook verondersteld om een mentoringbeleid te ontwikkelen. Daarom hebben Mia, Me-lissa en ikzelf een visie ontwikkeld rond hoe wij de aanvangsbegeleiding en men-toring zien.” (Dirk, directeur)

Met de ontwikkeling van een mentoringbe-leid in de school, de explicitering van een

visie op mentorschap en de introductie van een functieomschrijving voor de mentor werd het niet alleen duidelijk voor andere leerkrachten wat de mentoren deden, maar werd ook meer voorgeschreven wat de men-toren moesten doen. Mentorschap werd niet langer gedefi nieerd als een informele vraag-gestuurde begeleidingsrelatie met de nadruk op goede wil en verantwoordelijkheidszin bij de betrokkenen, maar verschoof het eerder in de richting van een aanbodgestuurde, pro-actieve en formele aanpak. De mentoren ont-wikkelden een gestructureerd programma voor aanvangsbegeleiding waarin systema-tiek en visie centraal stonden. Deze mento-ringactiviteiten hadden een tweevoudig doel. In de eerste plaats waren deze activiteiten ge-richt op het faciliteren van de oriëntering van beginnende leerkrachten in de school. Vol-gens Marjanne was deze oriëntatie gericht op “het zorgen dat ze zich zo snel mogelijk thuis voelen in de school en dat ze hun weg vin-den”. Door praktische informatie te geven en informatiesessies te organiseren, kregen de nieuwkomers inzicht in het dagelijkse func-tioneren van de school. Daarnaast hadden de activiteiten tot doel de onderwijspraktijk van beginnende leerkrachten te ondersteunen. Specifi ek werd een formeel aanbodgestuurd mentoringprogramma uitgewerkt waarin naast individuele een-op-eenondersteuning en informatiesessies ook collectieve super-visiesessies georganiseerd werden (bijvoor-beeld met betrekking tot oudercontacten, het evalueren van leerlingen, rapporten, enzovoort). Via supervisiesessies en klasob-servaties wilden de mentoren refl ectie over de eigen praktijk stimuleren bij beginnende leerkrachten en zo bijdragen tot de profes-sionele ontwikkeling van deze beginnende leerkrachten. Tijdens deze bijeenkomsten konden de beginnende leerkrachten elkaar ontmoeten, elkaars bekommernissen her-kennen, vaststellen dat ze er niet alleen voor staan en steun putten uit deze uitwisselin-gen. Dirk verwoordde het als volgt:

“De supervisiesessies zijn nieuw in ons mentoringprogramma. Tijdens de voor-bije jaren lag de klemtoon eerder op het informeren van beginnende leerkrach-ten tijdens informatiesessies. De eigen

Page 10: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Invoering en afschaffing … · Op 12 juni 1996 trad een decreet van de Vlaamse Gemeenschap in voege waarin de organisatie en de fi nanciering

169

INVOERING EN AFSCHAFFING VAN DE MENTORUREN. NAAR EEN PROFESSIONALISERING VAN HET MENTORSCHAP

mentorenopleiding heeft de mentoren geïnspireerd om van start te gaan met supervisiesessies.”

Tijdens deze supervisiesessies refl ecteerden de mentoren en de beginnende leerkrachten collectief rond één bepaald thema:

“Het is eigenlijk de bedoeling dat we ver-trekken vanuit een bepaalde casus, dus een voorval, en dat dan eigenlijk iedereen zijn of haar mening hierover kan zeggen. We refl ecteren dan samen over deze situ-atie. Hoe zou jij reageren in een dergelij-ke situatie? Hoe denk je dat je leerlingen zich zouden voelen?” (Mia, mentor)

Uit de aanpak van collega’s kunnen de begin-nende leerkrachten een aantal handelingsal-ternatieven onthouden voor zichzelf. Ze horen nieuwe en andere visies waarmee ze hun eigen opvattingen kunnen bijsturen, verbreden en verdiepen. Volgens de directeur heeft de in-voering van de mentoruren de mentoren ook gestimuleerd om meer systematisch klasobser-vaties uit te voeren bij beginnende leerkrach-ten. Deze klasobservaties gaven enerzijds de beginnende leerkrachten de kans om de men-tor of een andere vakcollega te observeren.

“We gaan ook op bezoek in elkaars klas. De beginnende leerkracht observeert een van mijn lessen, en ik ga bij hem of haar op bezoek. Vorig jaar slaagde ik er niet in om deze observaties altijd uit te voeren, maar vanaf dit jaar proberen we hier toch weer op te letten.” (Mia, mentor)

Anderzijds werden de beginnende leerkrach-ten ook minstens één keer per schooljaar ge-observeerd door de mentoren zelf. Tijdens deze bezoeken maakten de mentoren gebruik van een observatieprotocol waarin aandacht was voor de sterke kanten en ook voor de werkpunten van de beginnende leerkrach-ten. De beginnende leerkrachten werden – naast de mentor – ook ondersteund door een peter of meter of de zogenaamde vakmentor, die de begeleiding op pedagogisch-didac-tisch gebied op zich nam. Dat was vaak een collega uit de eigen vakwerkgroep. Tot slot konden we vaststellen dat mentoring voor-

namelijk gericht was op de ondersteuning van beginnende leerkrachten en de adminis-tratieve ondersteuning van stagiairs. Tijdens de interviews benadrukten de mentoren dat ze in de toekomst een uitgebreider systeem wilden ontwikkelen voor de ondersteuning van stagiairs en interimarissen.

Fase 3: na de mentoruren

In tegenstelling tot wat men zou kunnen ver-wachten, heeft de afschaffi ng van de mentor-uren in Sint-Anna niet geleid tot een reductie of het wegvallen van de mentoringpraktij-ken. Sinds het schooljaar 2010-2011 wordt het mentorschap opnieuw gefi nancierd door middel van BPT-uren. Dat werd ook onmid-dellijk naar de mentoren gecommuniceerd om hen gerust te stellen:

“Vanaf het moment dat wij het nieuws kregen dat de mentoruren afgeschaft zouden worden, heeft Dirk benadrukt dat de school zou blijven investeren in aanvangsbegeleiding en mentoring. Hij vertelde dat mentoring te belangrijk was en dat we ons geen zorgen hoefden te ma-ken.” (Mia, mentor)

Ook bij Marjanne konden we een gelijkaar-dige reactie vaststellen:

“Toen wij het nieuws hoorden over het wegvallen van de mentoruren, dachten wij zo van ‘oei oei’ en ‘wat nu?’. Ik vond het wel raar dat ze die mentoruren hebben ingevoerd en direct weer hebben wegge-nomen. Maar op onze school heeft dat eigenlijk niet zo’n invloed gehad. Want Dirk heeft dan direct gezegd: ‘Ik vind dat veel te belangrijk, je hoeft je geen zorgen te maken, ik maak daar wel een uur voor vrij’. Sindsdien hebben wij dat BPT-uur.”

Ondanks het wegvallen van de mentoruren en ook het feit dat er zo goed als geen nieu-we leerkrachten zouden starten in de school (slechts één beginnende leerkracht tijdens het schooljaar 2012-2013), werden de prak-tijken omtrent mentorschap en aanvangsbe-geleiding verder geformaliseerd en uitgebreid in de school. In de eerste plaats werd de se-

Page 11: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Invoering en afschaffing … · Op 12 juni 1996 trad een decreet van de Vlaamse Gemeenschap in voege waarin de organisatie en de fi nanciering

170

INVOERING EN AFSCHAFFING VAN DE MENTORUREN. NAAR EEN PROFESSIONALISERING VAN HET MENTORSCHAP

lectieprocedure voor de mentoren aangepast. Aangezien een van de mentoren de school verlaten had, werden een formele selectie en functieomschrijving uitgeschreven voor de aanstelling van een derde mentor. Hierbij werden de volgende criteria in rekening ge-nomen: minstens acht jaar leservaring, een opleiding volgen en behoren tot een andere vakwerkgroep dan de twee andere mentoren om zo heterogeniteit te brengen binnen de mentorengroep inzake hun vakgerelateerde expertise. In de tweede plaats werd het men-toringbeleid – dat werd uitgewerkt in fase 2 – inhoudelijk gekoppeld aan het professio-naliseringsbeleid van de school waardoor het niet langer geïsoleerd functioneerde van an-dere beleidsdomeinen. Mentoring werd een onderdeel van het algemene professionalise-ringsbeleid. Dat was onder meer zichtbaar in het feit dat de directeur de taken van de mentoren geleidelijk wilde uitbreiden. Door de specifi eke professionele achtergrond van de mentoren werden zij gezien als ideale ac-toren om professionalisering en schoolont-wikkeling te ondersteunen in de school:

“De mentoren zijn getraind in het coa-chen en ondersteunen van leerkrachten. Daarom zullen ze in de toekomst niet al-leen beginnende leerkrachten ondersteu-nen, maar ook betrokken worden in de professionele ontwikkeling van meer er-varen leerkrachten. Ik geloof echt dat de mentoren de ideale personen zijn om pro-fessionele ontwikkeling en schoolontwik-keling te stimuleren.” (Dirk, directeur)

Zo wordt van de mentoren ook verwacht dat ze in de toekomst het peter/meterschap aansturen:

“Nu hangt dat peter- en meterschap heel erg af van de persoon die dat doet. Ik heb nu ook tegen de mentoren gezegd dat zij in de toekomst de peters en meters moe-ten opvolgen. En bijvoorbeeld vragen of de peter of meter al samen gezeten heeft omtrent de examens. Bijvoorbeeld: ‘Heb-ben jullie nu die toetsen al bekeken?’ En als iemand zegt: ‘Goh, nog geen tijd gehad!’, dan moeten de mentoren bena-drukken dat dit echt wel belangrijk is. Zo

kunnen we het peter- en meterschap van dichtbij opvolgen en aansturen.” (Dirk, directeur)

In de toekomst wil de directeur dat peter- en meterschap ook verder formaliseren. Door dat peter- en meterschap toe te kennen aan, bijvoorbeeld, de vakgroepvoorzitter hoopt Dirk dat dit meer serieus genomen zou worden:

“Door de tijd die ze daarin steken, te compenseren met een punt, maken we een statement over het belang van deze taak. Deze erkenning verhoogt ook de kans dat de peter of meter echt betrokken zal zijn op deze functie en zijn of haar verantwoordelijkheden zal nemen als pe-ter of meter.” (Dirk)

Dat werd ook bevestigd door Marjanne, die het plan van de directeur verder toelicht:

“We zouden ook het systeem van peters en meters verder willen uitwerken, zo ie-mand die er parallel mee staat. Er wordt nu wel altijd iemand aangeduid, maar dat draait eigenlijk niet zo goed. Nu wordt er altijd een collega aangeduid, maar die krijgt daar geen verantwoordelijkheid voor, dat is niet uitgewerkt en dat staat niet op papier. Dirk zou het peter- en me-terschap graag verder willen uitbouwen. Nu krijgen de mensen daar niets voor en hij wil die mensen daar graag een punt voor geven. Hij zou ook graag hebben dat daar punten aan verbonden zijn, zodat het ook meer een engagement is en niet zo gewoon van ‘kijk, je bent peter’. Hij zou zo echt graag ook een stappenplan willen. (...) Wij, de mentoren, zouden dan samen met Dirk aanduiden wie peter en meter zou kunnen zijn en een stappen-plan ontwikkelen.” (Marjanne, mentor).

Positie van de mentor: naar een herpositionering en een nieuwe legitimering

Op basis van de data hebben we eveneens kunnen vaststellen dat sinds de introductie

Page 12: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Invoering en afschaffing … · Op 12 juni 1996 trad een decreet van de Vlaamse Gemeenschap in voege waarin de organisatie en de fi nanciering

171

INVOERING EN AFSCHAFFING VAN DE MENTORUREN. NAAR EEN PROFESSIONALISERING VAN HET MENTORSCHAP

van de mentoruren de fi naliteit van men-toring veranderd is in Sint-Anna. Een cen-traal thema in de interviews had betrekking op de zoektocht van de mentoren naar een vorm van erkenning voor hun functie en de inspanningen die ze leverden. Concreet heb-ben we een verschuiving kunnen vaststellen in de manier waarop mentoren hun positie in de school legitimeerden. Terwijl mentor-schap aanvankelijk gezien werd als een roe-ping of het vrijwillige engagement van meer ervaren leerkrachten, hebben de mentoruren het mentorschap verder geformaliseerd en geprofessionaliseerd. Dat heeft ook een in-vloed gehad op de manier waarop de mento-ren naar zichzelf keken (d.i. hun taakopvat-ting) alsook op de positie van de mentoren in de school.

Intrinsieke motivatie: persoonlijk engagement

Voordat de mentoruren werden ingevoerd in Sint-Anna (fase 1), werd mentorschap beschouwd als de verantwoordelijkheid van of behorende tot het engagement van een ‘goede’ leerkracht. Of het nu om een vakgroepvoorzitter of parallelcollega ging, van leerkrachten werd verwacht dat ze hun nieuwe collega’s zouden helpen om hun be-roepstaken goed uit te voeren en hun plaats te vinden binnen de school als organisatie. De motivatie van de mentoren om zich voor deze functie in te zetten, was voornamelijk intrinsiek van aard: het behoorde tot wat ze tot ‘goede’ leerkrachten maakte, namelijk technische deskundigheid (didactisch, vak-inhoudelijk, enzovoort), maar ook collegiale zorg en loyaliteit. Dat was ook zichtbaar in het feit dat de mentoren zich niet van hun andere collega’s wilden onderscheiden door zich te beroepen op een bepaalde expertise. De mentoren wilden collega’s zijn en niet als een ander soort experts naast of zelfs boven de andere teamleden staan. Ze waren in de eerste plaats leerkracht, dan pas mentor. Het toekennen van BPT-uren aan de mentoren werd dan ook eerder gezien als een vorm van erkenning vanuit de directie voor wat de mentoren al deden, dan wel als een extern instrument om mentoring aan te moedigen of op een bepaalde manier in te voeren. De mentoren legitimeerden hun begeleidings-

activiteiten vanuit hun engagement als leer-kracht in plaats van zich te onderscheiden als iemand met een andere deskundigheid.

Extrinsieke motivatie: mentoruren als bron van erkenning en legitimering

Bij het invoeren van de mentoruren (fase 2) konden we vaststellen hoe de manier ver-schoof waarop de mentoren hun functie legi-timeerden. De mentoren verwezen niet langer alleen naar interne motieven en hun persoon-lijke engagement, maar openden een ander re-gister. De klemtoon verschoof naar de offi ciële erkenning (met name via de mentoruren) en dus formalisering (door het gekleurde karak-ter van de fi nanciering) van hun functie als een belangrijke bron van externe legitimiteit. De mentoruren werden beschouwd als een pu-blieke en formele erkenning door de overheid van de specifi eke professionaliteit als mentor.

“Eindelijk werd het zichtbaar wat we de-den. De mentoruren benadrukten echt het belang van onze inspanningen om be-ginnende collega’s te ondersteunen. Het werd zo voor iedereen duidelijk dat wat we deden, belangrijk was.” (Mia, mentor)

De mentoruren hebben er volgens de mento-ren ook voor gezorgd dat hun inspanningen zichtbaar werden in de school ten aanzien van hun collega’s. Dat werd ook benadrukt door Marjanne (mentor):

“Dankzij de mentoruren werd het duide-lijk voor de collega’s wat we deden. Het was een erkenning van de overheid voor onze inspanningen als mentor.”

Dankzij deze bron van legitimiteit werd het voor de mentoren ook makkelijker om zich te positioneren als mentor in de school (naast hun functie als leerkracht):

“Ze gingen onze functie als mentor min-der in vraag stellen, want we kregen men-toruren, en dat op zich was een voldoen-de uitleg.” (Marjanne, mentor)

Deze externe bron van legitimiteit (in de vorm van mentoruren) heeft in Sint-Anna

Page 13: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Invoering en afschaffing … · Op 12 juni 1996 trad een decreet van de Vlaamse Gemeenschap in voege waarin de organisatie en de fi nanciering

172

INVOERING EN AFSCHAFFING VAN DE MENTORUREN. NAAR EEN PROFESSIONALISERING VAN HET MENTORSCHAP

ook de manier veranderd waarop mento-ren naar zichzelf keken en dus ook hoe ze zich positioneerden ten aanzien van hun collega-leerkrachten. Ze waren niet alleen leerkracht, maar ook een echte ‘professional’ of expert in het begeleiden van beginnende leerkrachten. Mia, bijvoorbeeld, verwees hierbij ook naar het feit dat er sinds de in-voering van de mentoruren meer een beroep gedaan werd op haar expertise als mentor door collega-leerkrachten. Vooral wanneer deze collega’s moeilijkheden ondervonden met beginnende leerkrachten, werd ze ge-zien als een aanspreekpunt.

Mentoren als lokale beleidsactoren

Aangezien de legitimering van de mentoren in belangrijke mate samenhing met de ex-terne en gekleurde fi nanciering in de vorm van mentoruren, leidde het afschaffen ervan er ook toe dat die legitimiteit onder druk kwam te staan. Het gebruik van BPT-uren in plaats van mentoruren loste dat niet op, integendeel, het creëerde in Sint-Anna be-twisting inzake de legitimiteit van de men-toren. Aangezien de BPT-uren ook voor an-dere doelen ingezet konden worden, was de besteding ervan aan mentoring een lokale keuze en dus een lokale beleidsbeslissing (die dus niet extern gerechtvaardigd kon worden door het gekleurde karakter van de fi nanciering). Er was keuze mogelijk in het besteden van die uren en dus impliceerde de feitelijke beslissing om ze aan mentoring te besteden dat daarvoor specifi eke redenen werden aangedragen. Met andere woorden: er ontstond in de school een discussie over wat precies prioritair was voor de school en hoe die middelen het meest adequaat ingezet konden worden. Deze spanning werd heel goed zichtbaar in de sociale interacties van de mentoren met hun collega-leerkrachten. Terwijl de mentoruren in fase 2 beschouwd werden als een erkenning voor hun inspan-ningen en zichtbaar maakten wat de mento-ren al jaren deden, werd bij het wegvallen van deze externe erkenning en het gebruik van (niet-gekleurde) BPT-uren verwacht dat ze zouden verantwoorden wat ze precies de-den als mentor. Terwijl met de mentoruren de activiteiten van de mentoren publiek

zichtbaar en erkend werden, zagen de men-toren zich na de afschaffi ng ervan gedwon-gen om te blijven zorgen voor een vorm van zichtbaarheid. Maar die zichtbaarheid was niet ‘illustrerend’ voor wat de mentorfunc-tie inhield (zoals in fase 2), maar kreeg een uitdrukkelijk verantwoordingskarakter. Ze moesten hun tijd meten, alles nauwgezet do-cumenteren en zichtbaar maken wat er in de tijd gebeurt, enzovoort. Het zichtbaar maken diende – met andere woorden – om te recht-vaardigen dat de BPT-uren op een rendabele manier geïnvesteerd werden. Marjanne be-klemtoonde bijvoorbeeld:

“Welke impact het afschaffen van de mentoruren in onze school heeft gehad? Vooral dat we nu moeten bijhouden hoe-veel tijd we hierin steken, omdat blijk-baar toch wel enkele collega’s hieraan twijfelen. Dirk heeft wel graag dat we dat wat bijhouden omdat er soms wat dis-cussie is over ons mentoruur. Maar dat is echt niet gemakkelijk, zo ook voor die stages, dat is dan eens tien minuten, dan is dat een kwartier, soms is het een uur dat ik daarmee bezig ben.”

Ook Mia benadrukte de druk die ze voelde om ten aanzien van haar collega’s te legitime-ren wat ze dan precies deden:

“We willen weerstand vermijden. We wil-len ook echt transparant zijn over onze functie naar onze collega’s. Wat we doen, hoeveel tijd we hierin steken, wanneer we hiermee bezig zijn. We krijgen BPT-uren hiervoor en voor sommige leerkrachten ligt dat gevoelig aangezien deze middelen ook gebruikt kunnen worden om klassen kleiner te maken. Dus willen ze weten wat wij met dat mentoruur doen.”

De mentoren moesten op zoek naar een nieuwe bron van legitimiteit voor hun acti-viteiten om daarmee hun positie in het net-werk van sociale interacties in de school te herstellen. Naast de formele instrumenten van documentering en transparantie van hun tijdsbesteding verantwoordden ze hun functie door zich te beroepen op hun speci-fi eke deskundigheid (professionaliteit):

Page 14: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Invoering en afschaffing … · Op 12 juni 1996 trad een decreet van de Vlaamse Gemeenschap in voege waarin de organisatie en de fi nanciering

173

INVOERING EN AFSCHAFFING VAN DE MENTORUREN. NAAR EEN PROFESSIONALISERING VAN HET MENTORSCHAP

“Het is noodzakelijk om beginnende leer-krachten te ondersteunen, en mentoren moeten zichzelf professionaliseren voor deze functie. Mentor zijn is een grote verantwoordelijkheid. Bovendien is het niet alleen goed voor de professionele ontwikkeling van beginnende leerkrach-ten, maar ook voor de school in het alge-meen.” (Melanie, mentor)

De directeur versterkte eveneens deze be-weging door de taken van de mentoren (en de mentoringpraktijken) expliciet te kop-pelen aan de agenda van het lokale profes-sionaliseringsbeleid van de school. Mentor-schap werd niet langer verantwoord vanuit een persoonlijk en collegiaal engagement en evenmin vanuit de beleidsdoelen van de overheid, maar als onderdeel van het lokale schoolbeleid omtrent professionalisering, dat specifi eke expertise vereist.

Besluit en discussie

Onze analyse is vertrokken vanuit de tur-bulente beleidsomgeving met betrekking tot aanvangsbegeleiding en mentorschap in Vlaanderen. Algemeen is de overheid het be-lang van het ondersteunen van beginnende leerkrachten blijven benadrukken. Maar op het niveau van de specifi eke beleidsacties kunnen we wel een verandering vaststellen inzake de fi nanciële middelen die hiervoor gebruikt werden/worden. In deze studie stel-

den we ons de vraag wat de impact kan zijn van schijnbaar kleine veranderingen op de lokale schoolpraktijken. Het afschaffen van de mentoruren ging immers maar om een beperkt aantal middelen. Op basis van de analyse van één school hebben we een beeld kunnen schetsen van schijnbare continuïteit. Ondanks het feit dat in Sint-Anna altijd al aandacht was voor de ondersteuning van de beginnende leerkrachten en dat ook na het afschaffen van de middelen er activitei-ten georganiseerd werden in het kader van aanvangsbegeleiding en mentorschap, kon-den we toch een verschuiving/verandering vaststellen in de manier waarop mentoring geconceptualiseerd, georganiseerd en gelegi-timeerd werd in de school (zie tabel 2).

Specifi ek hebben we een verschuiving kun-nen vaststellen van mentorschap als een roeping naar een meer geprofessionaliseerde vorm van mentorschap. Met het invoeren van de mentoruren werd immers van mentoren verwacht dat ze een opleiding zouden volgen en van scholen dat ze een beleid rond men-torschap zouden ontwikkelen. Mentorschap en aanvangsbegeleiding kregen een meer ge-formaliseerd en professioneler karakter. Ook na het wegvallen van de mentoruren zetten deze professionalisering en formalisering van mentorschap – en aanvangsbegeleiding in het algemeen – zich verder in Sint-Anna. Op deze manier illustreert onze analyse ook dat de mentoruren allesbehalve neutrale beleidsinstrumenten waren. Aangezien de

Tabel 2. Verandering en stabiliteit in een turbulente beleidsomgeving.

Fase 1 Fase 2 Fase 3

Overheid Mentorschap is belangrijkGeen specifi eke middelen voor mentorschap

Mentorschap is belangrijkMentoruren

Mentorschap is belangrijkGeen specifi eke middelen voor mentorschap

Middelen die de school inzet

BPT-uren Mentoruren BPT-uren

Schoolbeleid Focus op aanmoedigen en erkennen van mentorschap

Formeel beleid rond men-toring

Mentoringbeleid als onder-deel van het professionali-seringsbeleid

Mentoringpraktijken Vrijwillige ondersteuningInformele begeleidingVraaggestuurd

Geformaliseerde en gepro-fessionaliseerde mentoring-praktijkenAanbodgestuurd

Geformaliseerde en gepro-fessionaliseerde mentoring-praktijken in het kader van het algemene professionali-seringsbeleid van de school

Page 15: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Invoering en afschaffing … · Op 12 juni 1996 trad een decreet van de Vlaamse Gemeenschap in voege waarin de organisatie en de fi nanciering

174

INVOERING EN AFSCHAFFING VAN DE MENTORUREN. NAAR EEN PROFESSIONALISERING VAN HET MENTORSCHAP

mentoruren als gekleurde middelen maar ingezet konden worden op een welbepaalde manier, oefenden ze druk uit op scholen om specifi eke mentoringpraktijken te organise-ren. De mentoruren introduceerden dus niet alleen extra middelen in de school – waarvan bovendien gezegd werd dat ze ontoereikend waren – maar verspreidden en introduceer-den als het ware ook een nieuwe visie op mentorschap. Beleidsimpulsen via gekleurde middelen of extra uren bieden dus niet al-leen materiële ondersteuning of stimulansen aan scholen, maar kunnen ook drager zijn van een welbepaalde visie op onderwijs. Het invoeren en afschaffen van fi nanciële midde-len – hoe beperkt deze ook zijn – kunnen bijgevolg een grote symbolische impact heb-ben op de feitelijke praktijken in scholen.

Virginie März, KU LeuvenAspirant van het Fonds Wetenschappelijk

Onderzoek – VlaanderenCorrespondentieadres: Centrum voor Onderwijsbeleid,

-vernieuwing en Lerarenopleiding, Dekenstraat 2, postbus 3773, B-3000 Leuven

[email protected]

Geert Kelchtermans, KU LeuvenGewoon hoogleraar Centrum Onderwijsbeleid,

-vernieuwing en [email protected]

Literatuur

Aelterman, A., Rots, I., & Van Petegem, K. (2001). Attractiveness, profi le and contents of the teach-ing profession in Flanders. A historical and con-textual analysis focusing on the situation of the teacher in secondary education, fi rst and second grades. UGent, Department of Educational Sci-ences.

Ballet, K., Colpin, H., März, V., Baeyens, C., De Greve, H., & Vanassche, E. (2010). Evaluatie van het professionaliseringsbeleid van basis- en secundaire scholen (onderzoeksrapport OB-PWO 07.01). Leuven: Centrum voor Onder-wijsbeleid en -vernieuwing, KU Leuven.

Ballet, K., Kelchtermans, G., Berens, G., & Jans-sens, S. (2000). Professionele belangen in de beroepssocialisatie. Micropolitiek in de loop-baanverhalen van beginnende leerkrachten

basisonderwijs. Pedagogishce Studiën, 77(2), 67-84.

Deketelaere, A., Kelchtermans, G., Robben, D., & Sondervorst, R. (2004). Samen voor de spiegel: een werkboek over de begeleiding van beginnende leraren (Cahiers voor Didactiek, 17). Meche-len: Wolters Plantyn.

Devos, G., & Vanderheyden, K. (2002). Attract-ing, developing and retaining teachers. Back-ground Report Flanders. OECD. Opgevraagd via http://www.oecd.org/pdf/M00037000/M00037100.pdf.

Gold, Y. (1996). Beginning teacher support: At-trition, mentoring and induction. In J. Sikula, T.J. Buttery, & E. Guyton (Eds.), Handbook of research on teacher education (2nd ed.; pp. 548-594). New York, NY: MacMillan.

Huberman, M. (1989). The professional life cycle of teachers. Teachers College Record, 91, 31-57.

Kelchtermans, G. (1999). De biografi sche me-thode. In B. Levering & P. Smeyers (red.), Op-voeding en onderwijs leren zien. Een inleiding in interpretatief onderzoek (pp. 132-153). Amster-dam: Boom.

Kelchtermans, G., & Ballet, K. (2002). The mi-cropolitics of teacher induction. A narrative-biographical study on teacher socialization. Teaching and Teacher Education, 18, 105-120. doi:10.1016/S0742-051X(01)00053-1.

Kvale, S. (1996). Interviews. An introduction to qualitative research interviewing. Thousand Oaks, CA: Sage.

Miles, M.B., & Huberman, A.M. (1994). Qualita-tive data analysis. An expanded sourcebook (2nd ed.). Thousand Oaks, CA: Sage.

Rots, I., Kelchtermans, G., & Aelterman, A. (2012). Learning (not) to become a teacher: A qualitative analysis of the job entrance is-sue. Teaching and Teacher Education, 28, 1-10. doi:10.1016/j.tate.2011.08.008.

Struyf, E. (2006). Het ontwerp van decreet be-treffende de lerarenopleiding: een vergiftigd geschenk? Impuls voor Onderwijsbegeleiding, 37(2), 52-59.

Vandenberghe, R. (2001-2002). Nascholing in Vlaanderen. Beleidsinstrument voor professio-nele ontwikkeling van leerkrachten secundair onderwijs? Tijdschrift voor Onderwijsrecht en Onderwijsbeleid, 4, 299-319.

Van de Velde, J., & Vandenberghe, R. (1999). De nieuwe nascholingsfi nanciering in het Vlaamse basisonderwijs: constructie van en onderzoek

Page 16: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Invoering en afschaffing … · Op 12 juni 1996 trad een decreet van de Vlaamse Gemeenschap in voege waarin de organisatie en de fi nanciering

175

INVOERING EN AFSCHAFFING VAN DE MENTORUREN. NAAR EEN PROFESSIONALISERING VAN HET MENTORSCHAP

met de Vragenlijst Nascholing Basisscholen en de Vragenlijst Nascholingsinstellingen (OBPWO 97.04). Leuven: Centrum voor Onderwijsbe-leid en -vernieuwing.

Veenman, S. (1984). Perceived problems of begin-ning teachers. Review of Educational Research, 19, 143-178. doi:10.3102/00346543054002143.

Vlaams Parlement. (13 juli 2006). Ontwerp van de-creet betreffende de lerarenopleiding in Vlaande-ren. Brussel: auteur. Opgevraagd via http://jsp.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2005-2006/g924-1.pdf.

PRISMA CO-TEACHING. PASSEND OP WEG NAAR INTEGRATIEF ONDERWIJSDian Fluijt

PRISMA CO-TEACHING

DIAN FLUIJT

Alle leerlingen hebben recht op goed onderwijs dat is afgestemd op hun onderwijs-behoeften. De Rechten van het Kind, de Salamanca Statement en de Canon voor Wereldburgerschap getuigen daarvan. De uitvoering naar een weerbarstige praktijk van nu is een heel ander verhaal. Nog spannender wordt het als je deze uitdaging verbindt met een visie op het onderwijs van morgen, waarin ontwikkelingskansen van leerlingen centraal staan, leraren lerende professionals zijn en schoolorganisa-ties zich aanpassen aan wat leerlingen en leraren echt nodig hebben.

Prisma Co-Teaching is een effectieve werkwijze die tegemoetkomt aan het omgaan met een toenemende diversiteit in klassen en scholen. Meerdere onderwijsprofes-sionals nemen hierbij gezamenlijk de verantwoording voor een groep leerlingen en

geven op een gestructureerde wijze onderwijs op basis van evidencebased instructie- en ontwikkelstrate-gieën. Het principe hierbij is ‘back to basic’: alle beschikbare inzet van mensen en middelen wordt in de klas ingezet. Het woord ‘prisma’ duidt op de meerkleurigheid van leerlingen en co-teachers. Bij leerlingen gaat het om leerlingen met en zonder speciale onderwijsbehoeften. Bij leraren kan het gaan om de samenwerking tussen twee reguliere leraren, tussen een speciale leraar en groepsleerkracht of groep van leraren, of bijvoor-beeld een leraar en klassenassistent/groepsopvoeder.

In de klas zie je dan handelingsgerichte co-teachers die met uitdagende doelen ervoor zorgen dat het leren van de leerlingen aansluit bij hun ontwikkelingsmogelijkheden.

Dit uitdagende boek is bedoeld voor uitvoerders en leidinggevenden die inspiratie willen bij het realiseren van onderwijs op maat in het primair en voortgezet onderwijs.

PLUSPUNTEN• Een praktisch antwoord op de toenemende diversiteit in de klas voor leraren en leerlingen in het primair

en voortgezet onderwijs.• Een inspirerende toekomstvisie op onderwijs en maatschappij gecombineerd met de praktijk.

DIAN FLUIJT is werkzaam bij Hogeschool Utrecht als hogeschooldocent en projectleider. Daarnaast is zij als promovenda bezig met internationaal onderzoek naar co-teaching.

ISBN 978 90 334 9604 2 // 176 blz. // € 30,00 (excl. verzendingskosten)

Koop dit boek online op www.uitgeverijacco.be of in de boekhandel.

Voor België: Uitgeverij AccoE-mail: [email protected]

Voor Nederland: Acco NederlandE-mail: [email protected]