Upload
dotu
View
215
Download
2
Embed Size (px)
Citation preview
Membraanlongproject
Spaan, J.A.E.
Gepubliceerd: 01/01/1971
Document VersionUitgevers PDF, ook bekend als Version of Record
Please check the document version of this publication:
• A submitted manuscript is the author's version of the article upon submission and before peer-review. There can be important differencesbetween the submitted version and the official published version of record. People interested in the research are advised to contact theauthor for the final version of the publication, or visit the DOI to the publisher's website.• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page numbers.
Link to publication
Citation for published version (APA):Spaan, J. A. E. (1971). Membraanlongproject: verslag van een studiereis door de Verenigde Staten van NoordAmerika en door Canada in de periode van april - mei 1971. Eindhoven: Technische Hogeschool Eindhoven.
General rightsCopyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright ownersand it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights.
• Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain • You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal ?
Take down policyIf you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediatelyand investigate your claim.
Download date: 04. Jun. 2018
8!8l.. \OTt"H::~i( ~,-",,,,.,,,,,~,-,,,,,,,,,,,,"""';'",~
8 t063j~ ..... ......... ,..i..~~,.--.. - . .....-~~-
T J·~J~.INOHOVEN
MEMBRAANLONG PROJECT
verslag van een studiereis door
de !Verenigde Staten van Noord Amerika
en door
Canada
in de periode van 12 april - 18 mei 1971
Eindhoven,JO juni J97
ira J.A.E. Spaan.
- 1 -
VERANTWOORDING
Dit rapport doet verslag van mijn reis door de Verenigde Staten van
Noord Amerika en door Canada in de periode van 12 april tot en met
18 mei 1971. Een twintigtal medisch technische instituten of groepen
werd bezocht. In de eerste plaats werden door mij die instituten
uitgekozen die ofwel een uitgebreid onderzoek-programma hebben op
het gebied van interne kunstmatige organen ofwel specifiek werk doen
op het gebied van membraanlongen, 02-diffusie in haemoglobine oplos
singen en bloed ofspecifiek de reaktie van 02 met haemoglobine be
studeren. De hoeveelheid verkregen informatie is zo groot, dat een
rapport van leesbare omvang daar maar op summiere wijze verslag van
kan doen. Gaarne is de auteur bereid aan iedere geinteresseerde nadere
informatie te verschaffen over ieder aangeraakt onderwerp in dit reis
verslag.
De stelling dat bestuderen van de huidige literatuur een achterstand
betekent van 1~ jaar betreffende de kennis van de werkzaamheden in
andere groepen 1S waar gebleken. Artikelen liggen een half jaar bij
de uitgever en de start van het onderzoek dat tot het artikel leidde
is dan minstens al een jaar oud. Wel wil ik opmerken dat mijn kennis
van de vakliteratuur mij in de meeste instituten welkom deed zijn.
Door deze reis is de achterstand in kennis betreffende bovengenoemde
onderwerpen overbrugd. Duplicaties van werk dat elders gebeurt kunnen
nu worden voorkomen. Over belangrijk werk dat elders wordt uitgevoerd
en waaraan tot nu toe door publicaties slechts beperkte of nog geen
bekendheid is gegeven, kan nu een gefundeerd oordeel worden gegeven.
Ook zijn er deze reis kontakten gelegd of verstevigd die, naar het
zich laat aanzien. voor ons onderzoek hier een extra stimulans en
inspiratie kunnen zijn.
Deze reis heeft mijn overtuiging bevestigd dat het onderzoek betref
fende de oxigenatie van haemoglobine-oplossingen en bloed binnen
onze groep informatie kan verschaffen, die ~an belang is voor ver
schijnselen in oxigenatoren van verschillend ontwerp en aldus aan
leiding kan geven tot een optimale konstruktie van een membraanlong
geschikt voor openhartchirurgie en voor langdurige ondersteuning van
de mensenlijke long •
Ir. J.A.E. Spaan.
Technische Hogeschool Eindhoven
Postbus 513, Telefoon doorkiesnummer: 040 - 472649
INHOUDSOPGAVE
Verantwoording
Inhoudsopgave
Personenindex
Onderwerpenindex
- 2 -
bIz. :
2
4
5
1. bezoek aan Cleveland Clinic, Cleveland 6
2. bezoek aan Travenol Research Laboratories, Chicago 8
3. bezoek san University of Illinois (North Western) Chicago 11
4. bezoek aan Argonne National Laboratories, Chicago 11
5. bezoek aan University of California, Institute of Engineering Research, Berkeley 12
6. bezoek aan University of California, Medical Centre, St. Francisco 14
7. bezoek aan Stanford University, Stanford 14
8. bezoek aan Institute of Medical Sciences, St. Francisco 16
9. bezoek aan Cedars of Lebanon Hospital, Los Angelos 17
10. bezoek aan Cedars of Sinai, Medical Centre, Los Angelos 17
11. bezoek aan University of California, Irvine, Los Angelos 18
12. bezoek aan Edwards Laboratories, Santa Anna 19
13. bezoek aan Arizona State University, Tempe 20
14. bezoek aan University of Utah, Salt Lake City 21
15. bezoek aan University of Minnesota, Minneapolis 24
16. bezoek aan Harvard Medical School, Boston 27
17. bezoek aan Massachusetts Institute of Technology 27
18. bezoek aan Brown University, Providence 29
19. bezoek aan General Electric, Scenectady 30
20. bezoek aan Cornell University, Ithaca 32
21. bezoek aan McGill University - Montreal General Hospital, Montreal 33
22. bezoek aan McGill University - Montreal Children Hospital 35
23. Congres 37
24. Inleiding 37
25. Voordrachten 37
Lunchprogramma 44
26. Speciaal prP8J'amma 44
27. Tentoonstelling 45
- 3 -
28. Samenvatting, conclusies en consequenties
29. Membraanlong
30. Consequenties voor Eindhoven betreffende membraanlong-ontwerp
31. Zuurstof diffusie in haemoglobine oplossingen en bloed
32. Toepassen van de membraanlong
.. 33. Intensive Care
34. Kleppen
35. Pulserende flow
36. Bloeddenaturatie
37. Kunstnier
38. Orgaanperfusie apparatuur
39. Kunststofontwikkeling
40. Algemene conclusies
41. Onderwijs
42. Medisch 7echnisch Instituut
43. Bijlage
44. Literatuuropgave
bIz. :
46
46
48
49
50
50
51
51
51
52
52
52
53
53
54
55
Personenindex
Naam:
J. Andrade
R. Bartlett
J. Bongaerts
Blackshire
P.Z. Bulkely
N. Burns
D.W. Chonette
H. Claveart
C.K. Colton
R. Curtis
P. Drinker
Drost
D.W. Dorson
R.C. Dutton
R. Eberhart
1. Fatt
P. Galletti
Gibson
Goldsmith
A. Gordon
H. Greenfield
M. Heyn
T.E. Hyans
K. Keller
A.J. Kosset
D. Lyman
P. Malcheski
F.W. Markley
W.F. Mathewson
P.T.Mc. Bride
R. Mc. Quarric
H. Medenblik
Melrose
G.L. Mrava
D.A. Murphy
- 4 -
*) personenindex verwijst alleen tot aan blz. 50.
blz. :
21,23
18,27
11
26
14,15
8,18,19
19
6
27,28
16
18,19
6
20
14
16
12
29
32
33,34
17
21,23
14
19
13,24,44
8
21
6,7
11
30
8
32
14,20
8
6
18,35
- 4a -
Y. Nose 6,46,47 B. Postma 14 P. Richardson 29 L.W. Rudy 14 J. Russel 17 K. Schriber 6
K.D. Serkes 8,9
Ch. Wildevuur 6,9
Onderwerpenindex *)
Onderwerp:
Absorbers
Cholestorol afzetting
Coating
- 5 -
Gefaciliteerde diffusie
Ge!nduceerde secundaire flows
Kleppen
Kunstnier
Kunststofverwerking
Liquid-liquid long
Membranen
Membraanlong
°2-electrode
02-diffusie in bloed
Onderwijs in bio-engineering
Pulserende flow
Reactie 02-haemoglobine
Toepassing membraanlong
blz. :
7,17,23
23,25
10,23
13,28
18,19,24,30
10,20,23
6, 10, 11 , 17 ,28
10, 11 ,22
7
8, 17 , 18,22,30
7 ,8,9 , 12, 14, 16, 18, 19,20,: 24,26,27,29,30,31
13
16,20,21,24,28,29
15,21,26
14
13, 14,32
9,20,31
*) Onderwerpeuindex verwijst alleen tot aan blz. 50.
BEZOEK AAN INSTITUTEN.
1. Cleveland Clinic
Cleveland, Ohio 44106
Dr. Yukihiko Nose
Paul Malcheski M.Sc.
Gene L. Mrava
Dr. Karl Schriber
Dr. Hans D. Claveart
- 6 -
director of research
research chemist
associate staff chief engineer
thoraxchirurg uit de groep van prof. Senning, Zurich
chirurgical department of Berlin, West End Faculty.
De groep bestaat uit in totaal 16 man waarvan niet meer dan de helft
de amerikaanse nationaliteit bezit. Van de 16 man zijn er slechts een
viertal langer dan vier jaar in dienst van de Cleveland Clinic. Diverse
werkgroepsleden werken voor 1 a 2 jaar in de Cleveland groep en ver
trekken dan weer naar hun eigen groepen of naar elders. (Bijv.
Dr. Ch. Wildevuur uit Groningen die er heeft. gewerkt en Ir. Drost,
afgestudeerde van deze T.H. die er nu werkt).
Onderwerpen van gesprek zijn vooral geweest de kunstnier en de kunstlong.
KUNSTNIER
Het werk van de groep op dit gebied heeft zich vooral gericht op de
Kyl-dialyzer eoch nu ook de op Coil. Vooral de technologie en de vervaar
diging ervan heeft hun aandacht.
Voor de Kyl werd een enveloppe-membraan ontwikkeld die gemakkelijk is
aan te brengen en gesteriliseerd aan dialyse centra kan worden geleverdl
Dit bekort de opspantijd van de membranen tot tien minuten, doch ook
wordt het opspannen reproduceerbaar, hetgeeri van groot belang is met
duidelijk gunstige effecten voor de dialysance.
Interessant is na te gaan hoe deze enveloppe-nier werd vervaardigd:
bij een fabriek werden cuprofaanmembranen gekocht en bij een andere
een open geweven dek. In het laboratorium wordt alles samengesteld.
Nu wordt de enveloppe-nier fabriekmatig geproduceerd en de kosten ervan
zullen ongeveer $ 8,- per stuk bedragen.
Voor de evaluatie van de diverse typen kunstnieren werd een computer
programma geschreven waardoor gemeten grootheden automatisch worden
- 7 -
verwerkt en met een standaard vergeleken. (Lit. 11 en 47).
Volgens het zelfde procede van de enveloppe-nier tracht de groep een
coilnier te ontwikkelen.
De groep heeft nu ook een project gestart om absorbers in het dialysaat
op te nemen. (Zie ook verslag van de ASAIO en Gedars of Lebanon Hospital).
KUNSTLONG
De Clevelandgroep heeft de afgelopen jaren vooral werk verricht op het
gebied van de Liquid-Liquid Oxygenator. Het bloed wordt in contact ge
bracht met fluorcarbon FX80 of Fx43. Het grote probleem is om een dunne
bloedfilm te verkrijgen die begrensd wordt door een fluorcarbonfilm. Tot
nu toe is dit niet gelukt (Lit.62 ). Nu loopt een project met IBM in
New York om een centrifuge te gebruiken die oorspronkelijk ontworpen is
voor het continu scheiden van bloedcellen en plasma. Het fluorcarbon heeft
een soortelijk gewicht van 2 gr/cm3 het bloed van 1 gr/cm3 •
fluorcarbon - ____ -'b loed
r-----__ -bloedtoevoer
uorcarbonafvoer .-----Malchesky hoopte een bloedfilm van 100 micron te kunnen bereiken en dan
2 toe te komen met m oppervlak fluorcarbon systeem voor total bypass
(5 liter bloed per minuut). (Zie ook Lit. 13.).
Ook probeert de Clevelandgroep te komen tot een eigen ontwerp klassiek
model membraanlong via de computer te evalueren.
De groep is van mening dat de huidige membraanlongen "pover" zijn gecon
strueerd. Malchesky is van mening dat er nog muziek genoeg zit in het
- 8 -
klassieke type oxigenator mits maar een zeer dunne bloedfilm kan worden
verkregen.
Mijn waardering voor de experimentele kracht van de Clevelandgroep is
groot, doch ik heb het idee dat de theoretische achtergrond van haar
voor wat betreft de oxigenatie niet voldoende is. Te veel wordt een
overeenkomst gezien tussen kunstlong en kunstnier hoewel deze slechts in
beperkte mate is vanwege de geweldige hoeveelheid 02 die chemisch ge
bondenkan worden in het bloed.
Volgens de hartkliniek van de Cleveland Clinic is twee uur perfusie met
een bubble oxigenator (travenol) een veilige grens.
2. Travenol Research Laboratories (ondergebracht bij Baxter Laboratoria)
Morton Grove
Illinois 60053
Kenneth D. Serkes M.D.
Patrie T.Me. Bride
Allen J. Kosset
Bezocht werden onder andere:
associate director of clinical research
artificial organ specialist
technical product manager.
ontwikkelingslaboratorium voor bubble oxigenators
ontwikkelingslaboratorium voor siliconenproducten
ontwikkelingslaboratorium voor preservatieapparatuur
ontwikkelingslaboratorium voor membraanoxigenators
testlaboratorium voor kunstnieren.
MEMBRAANLONGEN
De membranen worden niet door Travenol zelf vervaardigd, maar komen van
een andere firma. De membranen zijn 125 micron dik siliconen rubber met
dacron versterkt. De doorlaatbaarheid laat nog te wens en over. Een membraan
van dezelfde soort maar met een dikte van 75 micron zou het gewenste
membraan zijn om de CO2 uitwisseling in de Travenolmembraanlong (membraan
bepaald) in evenwicht te brengen met de 02 uitwisseling in die long (door
diffusie van 02 en convectie van het bloed bepaald).
Baxter Lab. hebben een uitgebreid marktonderzoek gedaan naar membranen.
Volgens hen is het membraan van Dow Corning goed maar te duur. Dat van
Melrose (Nora Burns, zie bezoek University of Irvine) is goed voor het
- 9 -
gas transport maar verder onhandelbaar in het gebruik; dat van General
Electric is niet te verkrijgen voor massaproduktie.
De membranen in de travenollong worden zowel in de gasweg als in de
bloedweg door screens ondersteund. Voor wat betreft de bloedweg wordt
daarbij aangenomen dat dit mixing van het bloed veroorzaakt. (Dit lijkt
mij onwaarschijnlijk gezien het lage Reynoldsnummer). In welke mate
mixing optreedt is niet bekend.
De grootste zorg van Travenol die de membraanoxigenatoren moet vervaar
digen is de produktie. Hoe kunnen we zo snel en zo solide mogelijk in
serie oxigenatoren bouwen. Het gaat erom, volgens Serkes, een zo goed
koop mogelijk produkt te brengen, zo simpel mogelijk in het gebruik en
van betrouwbare kwaliteit. Do efficiency van de oxigenator mag daar best
wat onder lijden.
Door Serkes word onderkend dat voordat een redelijke membraan oxigenator
voor total bypass (Travenol incluis) op de markt komt er nog wel enige tijd
zal verstrijken. Een markt voor de membraanlong moet daarom ook gezocht
worden in partiele bypass, dus voor ondersteuning van een niet geheel
insufficiente long.
Het gebruik van De total bypass membraanlong is al een nieuw gebied,
doch ook het gedeeltelijk ondersteunen van de long. Travenol is dan ook
erg bang dat eventuele slechts resultaten in de kliniek te snel geweten
zullen worden aan deze membraanlong. Bijvoorbeeld dat er slechte cijfers
gepubliceerd zullen worden voor wat betreft het gastransport, terwijl dit
te wijten kan zijn aan een hoge ingangssaturatie van het bloed of een lage
flow. Het liefst levert Travenol op dit moment longen aan technisch hoog
gekWalificeerde groepen voor een objectieve evaluatie van de longen voor
wat betreft gasuitwisseling en toepassing in diverse bypass systemen~
(Zie ook begeleiding travenol kunstnier).
Het is bekend dat Travenol om gelijke redenen Z1Jn preservatieapparatuur
ter beschikking heeft gesteld aan een Nederlandse Fungo werkgroep in de
werkgemeenschap orgaan- en weefseltransplantatie.
Om boven uiteen gezette redenen heeft Travenol dan ook belangstelling voor
het werk van Wildevuur et. ale (lit. 5.) voor het bestuderen van diverse
shunts met behulp van de membraanlong.
- 10 -
Het membraanlong ontwikkelings laboratorium had op een zelfde wijze als
ik voor de experimenten van Wildavuur gedaan heb, een mathematisch model
gebouwd om de rol van een membraanlong in een partiele bypass te be
schrijven. Echter dit laboratorium heeft het alleen nog maar gedaan voor
een V-V shunt en heeft de 02-opname in de long constant genomen. Het model van
schrijver dezes reikte verder.
ONTWIKKELINGSLABORATORIUM VOOR SILICONEN-PRODUKTEN
Voor veel Travenol-produkten is siliconen-verwerking nodig. Het laboratorium
wordt gerund door een chemicus die bij Dow Corning is weggekocht. Dit
laboratorium vormt een ondersteuning van alle andere onderdelen van Baxter
Laboratoria.Zo werden produkten ontwikkeld voor infuuszakken, kunstnier,
kunstlong etc. Slangen met hulpstukken worden door henzelf vervaardigd.
Het siliconenrubber wordt bij Dow Corning of andere firma's gekocht doch
door hen zelf verwerkt.
KUNSTNIER
Travenol richt zich volledig op da disposable coilkunstnier en kan daze nu
leveren voor $ 18,- per stuk.
Voor wat betreft de kunstnieren heeft Travenol een computerprogramma ont
wikkeld om gegevens, die zij van da diverse dialyse-centra in de U.S.A.
krijgen, automatisch te verwerken. Op deze wijze verkrijgen zij een schat
aan informatie over hun produkt en kunnen zij bij vreemde cijfers de dialyse
centra waarschuwen. Travenol is van plan ook dit met hun membraanlongen
te doen.
DIVERSEN
Opgemerkt zij dat de biochemische groep van Travenol eiwitdenaturatie tracht
aan te tonen met papier-electroforese. Het aantal banden dat door deze be
paling gevonden wordt bij plasma van bloed uit een bubble-oxigenator is aan
zienlijk groter dan bij plasma van bloed uit ~en membraanoxigenator.
Door Travenol wordt nu ook onderzoek gedaan naar de beschadiging van bloed
door kogelkleppen en hoe deze beschadiging beinvloed wordt door een grafiet
coating van de bal.
- 11 -
3. University of Illinois (North Western)
Chicago
Bio-engineering department.
Rondgeleid door ire J. Bongaerts (afgestudeerde van deze T.H.).
Het department of bio-engineering doet op dit moment niet veel aan interne
kunstorganen. Wei wil zij nu een samenwerking gaan starten met het aan
grenzende hospitaal en wei voor het testen van de Argonne kunstnier.
(zie Argonne Laboratories).
Het department of bio-engineering doet zeer geadvanceerd werk op het gebied
van het oog, zenuwprikkeling in de hersenen en het herkennen van geometrische
patronen door de computer.
Voor wat betreft dit laatste is een systeem ontwikkeld waarbij door de
computer, via het microscoop de rode en witte bloedlichaampjes automatisch
geteld worden en waarbij het bloed naar aard en aantal van deze cellen
automatisch wordt geclassificeerd.
Het enige wat nog moet worden gedaan is een bloeduitstrijksel onder het
microscoop te leggen en op een knop te drukken. Uitstekend!
4. Argonne National Laboratories, Argonne Illinois
(operated under the auspices of the U.S. Atomic Energy Commission)
Finley W. Markley phycisist in charge of the plastic laboratory.
In het Argonne National Laboratory wordt veel fundamenteel onderzoek gedaan
op het gebied van de hoge energie fysica, met name voor directe toepassing
van deze fysica voor vreedzaam gebruik.
Ter ondersteuning van de researchgroepen van Argonne Laboratoria drijft
Markley een ondersteuningslaboratorium voor plastics en rubber. Een ge
deelte van zijn tijd en energie besteed hij samen met twee technici aan de
ontwikkeling van een praktische disposable kunstnier en zojuist is hij ge
start met de bouw van een membraanlong.
KUNSTNIER
Markley koopt van een Amerikaanse firma cuprofaan tubing, van du Pont nylon
screening. De screening gaat in de tubing. De tubing inclusief de screening
wordt op maat gesneden en de stukken geassembleerd. Dialysaat stroomt door
de tubing en bloed dwars op de dialysaatstroming tussen de tubings door.
(zie figuur).
- 12 -
tubing
in
DIALYSAAT
Fig.
Opbouw Argonne kunstnier.
Markley bemoeit zich niet met theorie, het enige wat hij tracht te
bereiken is een zo dun mogelijke bloedfilm en zo snel mogelijke fabricage.
De materiaalkosten van zijn nier zijn $ 4,- per stuk.
Op dit moment kan hij fabriceren voor $ 16,- per stuk.
Door verbeteren van het proces kan deze prijs nog lager. (zie lit. 10,
12, 14, 15, 15a en 16.)
MEMBRAANLONG
De membraanlongen probeert hij nu op gelijke wijze te vervaardigen. Er
is echter nog geen silastic tubing, dus maakt hij die nu zelf van silastic
membraan welke hij koopt bij Dow Corning.
Ook aan de long rekent hij niet. Opgemerkt zij dat de opbouw van zijn
long een gelijkenis vertoont met die van Kolobow, zelfde membraan, zelfde
supporting. AIleen heeft Kolobow zijn tubing spiraalsgewijze gerold en
Markley stapelt ze. Doch in beide gevallen worden loop en dikte van de
bloedfilm bepaald door de screening aan de niet bloedzijde.
Ook tracht hij nu door plastische vervorming van membranen kleine kanaaltjes
te creeren om op deze wijze de gasuitwisseling te bevorderen.
ALGEMEEN
Contact met de kliniek heeft Markley maar sporadisch. Alleen als zijn
materiaal getest moet worden doet hij dit aan de universiteit van Illinois.
5. University of California, Institute of Engineering Research
Berkeley, California
Irving Fatt.
- 13 -
De groep van Irving Fatt heeft in het verleden een goede bijdrage ge
leverd tot de ontwikkeling van de Clark-type 02-electrode.
Fatt gebruikt twee typen 02-electrodes, namelijk die met grote kathode
en die met kleine kathode.
De electrode met grote platina kathode verbruikt veel zuurstof doch
is uitermate stabiel. Deze electrode is zeer geschikt om 02-transport
te meten (zie lit. 6, 8), Keller o.a. meette op deze wijze gefaciliteerde
diffusie.
De electrode met kleine kathode verbruikt weinig 02' doch is niet zo stabiel,
(enige procenten drift na een uur). Als men een kleine platina kathode
neemt, heeft men een geringe 02-consumptie en wordt het 02 concentratie
veld in de buffer aan de kathode weinig verstoord. De signaal/ruis ver
houding wordt dan echter ongunstig. Fatt wist dit op te vangen door een
aantal, ~ 15, micro kathodes op relatief grote afstand van elkaar in de
electrode te monteren.
Het werk dat de groep van Fatt nu doet heeft betrekking op het gebruik
van de 02-electrode.
SATURATIECURVE
In samenwerking met Roughton meet Fatt de eerste aanloop van de saturatie
kromme nl. de saturatie kleiner dan 8% en de p02 kleiner dan 6 mm Hg. Dit
werk zal binnenkort worden gepubliceerd. Uit de metingen blijkt dat de
aanvang van de saturatiekromme een rechte is, komende uit de oorsprong
zodat in dit gebied slechts een eentrapsreactie, de eerste uit Adair's
hypothese, een rol kan spelen.
OOG
Het met microelectrodes bepalen van die plaatsen op het oog die veel
02 verbruiken.
CONTACTLENZEN
Met behulp van de grote kathode-electrode wordt de 02 doorlaarbaarheid
vanjel-achtigecontactlenzen gemeten. Hieruit blijkt dat deze doorlaatbaar
heid voldoende is om het oog met 02 vanuit de lucht te voorzien, in tegen
stelling tot de glazencontactlenzen van dit moment. Dit betekent dat de
lenzen in de toekomst de gehele dag kunnen worden opgehouden.
- 14 -
6. University of California, Medical Centre
St. Francisco, California
Onderzoekgroep van afde1ing Thoraxchirurgie.
L.W. Rudy
R.C. Dutton
assistent chirurg
ass is tent chirurg.
Deze groep heeft de ho11e fiber oxigenator van Dow Chemical getest.
Voor een vers1ag van het gesprek hierover zij verwezen naar het des
betreffende gedee1te van het ASAIO-vers1ag.
Zoa1s Medenb1ik in zijn reisvers1ag reeds verme1dde is Rudy geiriteres
seerd in het verschi1 van doorb1oeding van diverse weefse1s bij pulsatile
of non-pulsatile flow. Rudy zou graag beschikken over een pu1serend
systeem. De flow's zijn 1aag (apen) ~ 700 cc/min en de slagfrequentie
hoog, 140 tot 200 slagen per minuut.
Bovendien is de interne diameter van de Aorta klein. De pu1s moet door
een canu1e met inwendige diameter van 3 - 4 mm.
Op dit moment heeft Rudy een Sarns-rollerpomp pu1serend gemaakt, een'
niet a1 te ges1aagde opzet. Hij heeft vee1 moeite met de pu1s. Rudy is
nog steeds zeer geinteresseerd in samenwerking. Een prob1eem is de af
stand. Rudy dacht we1 over geld te beschikken om een eindstudent van uit
onze T.H. drie maanden naar St. Francisco over te laten komen, om een in
Eindhoven ontworpen apparaat daar te insta1eren.
7. Stanford University
California'.
contactpersoon:
Bert Postma M.Sc.
gesproken met:
Drs. Martin Heyn
Prof. P.Z. Bu1ke1ey
HEYN
theoretisch natuurkundige, Hansen Laboratories of physics
mechanical engineering.
Heyn werkt op de quantum mechanische beschrijving van de interactie van
de diverse hemegroepen aan het haemog1obine mo1ecuu1.
In het Hansen Laboratorium wordt de bindingsenergie gemeten door absorbtie
- 15 -
van akoustische trillingen rondom 100 MHz. Volgens Heyn leverde. Collin
J. Thompson (1968, lit. 48) de basis van statistische mechanica een
model voor de oxigenatie van het haemoglobine waarin nog maar een
constante voorkomt, in tegenstelling tot de Adair hypothese die er vier
heeft. Thompson is met zijn theorie in staat om de saturatiecurve te be
schrijven onder de diverse omstandigheden van pH, pC02 en temperatuur.
Thompson is nu bezig aan een verhandeling over de reactie kinetica van
de 02-Hb4 reactie. nit artikel zal binnenkort in "Biopolymers" verschijnen.
Verder aanbevolen literatuur door Heyn zijn van Yap, lit. 49, M. Kac,
lit. 58, Weisbluth, lit. 57, Manfield, lit. 60 en Wyman, lit. 61.
Hansen Laboratories werken verder op het herkennen van akoustische beelden
van het bloed en trachten een battery voor pacemakers akoustisch op te
laden, zodat geen geleiders door de huid nodig zijn.
Er is een tendens in het Hansen Laboratoria om het werk dat wordt gedaan
naar medisch gebied om te buigen omdat op dit moment hier meer grants
te verkrijgen zijn.
BULKELEY
Bulkeley is voorzitter van de steering committee van de school of engineering
van Stanford University voor wat betreft het studie programma "on
engineering in biology and medicine". Er bestaan in Stanford voorlopig
nog geen concrete plannen voor een department bioengineering. Het medisch
technisch werk wordt er in diverse onderzoekgroepen gedaan afhankelijk
van de aard van het onderwerp. WeI worden studenten die op een bio-medisch
gericht onderwerp afstuderen geadviseerd tot een studieprogramma dat hun
meer bio-medisch richt.
Onderwerpen waarop aan Stanford gewerkt wordt zijn: (lit. 7.)
artificial organs
biological control theory
health care delivery systems
medical instrumentation.
Op dit moment wordt er aan Stanford niet gewerkt aan kunstmatige interne
organen.
- 16 -
8. The Institute of Medical Sciences
2200 Webster Street, St. Francisco
California.
R. Eberhart Ph.D.
R. Curtis, M;Sc.
Dit instituut werkt nauw samen met het Pacific Medical Centre en het
Presbiterian Hospitel waar Medenblik een bezoek aan bracht.
Aan de groep van Eberhart is ook Bramson verbonden, de constructeur van
de Bramson membraanlong. Door de groep van Eberhart is onderzoek gedaan
aan de stroomverdeling van het bloed in de Bramsonlong, en men kon
deze verbeteren door het veranderen van de ondersteuningsrasters in de
bloedbaan (lit. 37).
Op dit moment wordt onderzoek gedaan naar de stroomverdeling van het
bloed als het stroomt tussen twee membranen, al dan niet van elkaar gehouden
door een raster.
In beide gevallen bestaat er kans op grote shunts aan de randen van de
film. Daar moet extra aandacht aan worden besteed.
De saturatie in de bloedfilm wordt optisch gemeten. De gehele film wordt
met een sterke lamp en een holle reflector belicht. Met een lichtgevoelige
cel wardt dan de lichtabsorbtie als functie van de plaats gemeten. Na de
meting worde het sy-steem geijkt. Voor de 02 en CO2 metingen aan de gaszijde
wordt gebruik gemaakt van een massaspectrograaf.
Volgens Eberhart geeft de normale parabolische verdeling een goede be
schrijving van de filmstroming tussen de membranen zonder screens.
Met screens voldoet de heamodynamische beschrijving van Darcy.
Eberhart gebruikte voor zijn experimenten bloed uit de bubble oxigenator
dat overblijft na een perfusie. Daar heb ik.bezwaar bij aangetekend gezien
de ervaringen van Spaeth die bij dit bloed vond dat de diffusie eigen
schappen in zijn systeem sterk met de tijd verliepen in tegenstelling met
het gebruik van vers bloed, gedurende de tijdsduur van het experiment.
Gurtis werkte aan een oplossing van de diffusievergelijking die ik ook
oploste voor mijn afstudeerwerk. Publiceren wordt dus een noodzaak.
- 17 -
Het membraan gebruikt in de Bramsonlong is door Bramson en de Cutter
Company samen ontwikkeld. Het is 100 microns dik en erg sterk. Het is
vier maal met silastic gecoat nylon raster. Zo wij dit wens en ~s
Eberhart bereid om te bemiddelen in de aankoop van dit membraan.
Op dit moment bestaan er plannen om te samen met de Cutter Company te
komen tot een disposable Bramson-type oxigenator voor de handel.
9. Cedars of Lebanon Hospital Division
Los Angelos, California
Jerome Russel Head computer research department.
Zie voor een verslag van het computer research department het reisverslag
van Medenblik.
10. Cedars - Sinai Medical Centre
Los Angelos, California
Dr. A. Gordon.
Dr. Gordon doet de laatste jaren opzienbarend werk aan de kunstnier door
het recirculeren van het dialysaat. In het recirculatie systeem is dan
een patroon van absorberende stoffen opgenomen. De absorberende patronen
bevatten zirconiumphosphaat, urease, zirconium oxide en geactiveerde kool.
In het systeem van Gordon is de hoeveelheid dialysaat tot I! liter terug
gbracht. Het gehele dialyse apparaat bestaat nu .uit een eenheid met
afmetingen van ~ 50 x 40 x 30 cm.
Op twee patienten zijn nu meer dan 158 dialyses gedaan met goed succes
(1971 lit. 50.)
Het recirculatie systeem heeft nog andere voordelen afgezien van de handig
heid in het gebruik:
a. bij normale dialyse verdwijnen er ook stoffen waarvan het beter
was dat ze niet verdwenen, door het recirculatie systeem is er
nu aIleen maar sprake van een beperkte en bekende verlaging in
concentratie van deze stoffen.
b. het systeem maakt een eenvoudige meting van het uitgescheiden
water mogelijk door een continue volume meting van het dialysaat.
- 18 -
c. door recircu1atie wordt een eenvoudige b1oed1ek detectie
moge1ijk. In het recircu1atie systeem werd een mi1iporefi1ter
opgenomen. B1oedce11en in het dia1ysaat verstoppen het filter
en dit geeft een druikverhoging over het filter. Op deze wijze
kan reeds 1 cc b10ed in het dia1ysaat worden geregistreerd.
11. University of California, Irvine
Orange County, Los Angelos
California
Dr. Nora Burns
Dr. Robert Bartlett
MEMBRANEN
chemica
thoraxchirurg.
Dr. Burns slaagde er in 1969 in zeer dunne silastic membranen te maken
met een onderste diktegrens van 5 micron, zonder dat 1ek optrad. Deze
membranen zijn bovendien redelijk sterk (lit. 51.). De doorlaatbaarheid
voor 02 en CO2 van dit membraan is geweldig groote Voor 02 loopt dit
op tot 2000 cc 02/min/m2atm.
Vergeleken met andere membranen is dit een zeer hoog getal.
Edwards Laboratories (zie bezoek Edwards) is nu bezig een produktie apparaat~
op te bouwen waarmee het membraan van Burns vervaardigd kan worden.
MEMBRAANLONG
Bartlett is mede auteur van de artike1en betreffende de oscillerende torus
oxigenator (zie lit. 34, 35, 36, 52). Zoa1s in mijn werkrapport nr. 2. werd
opgemerkt viel uit deze artikelen niet te concluderen in welke maten de
oscillerende torus de 02 opname bevorderde. De meetresultaten die Bartlett
mij toonde en de gepubliceerde cijfers van Murphy (zie ASAIO, lit. 2.)
bewijzen inderdaad dat in dit systeem de membraanlimiet van een 75 micron
dik membraan wordt bereikt en dat in het systeem van Bartlett een membraan
opperv1ak van een m2 genoeg is voor total byp~jss. Naar mijn mening nu is dit
een hoopvolle ontwikke1ing ondanks het feit dat mechanisch gezien het huidige
systeem dat bij Edwards werd gebouwd nog veel te wens en over laat.
Deze laatste constructie ziet er als volgt uit:
In een cirkelvormige plaat zijn concentrische groeven aangebracht, de
groeven zijn onderling doorverbonden echter de openingen liggen niet op een
lijn. !wee membranen worden nu op de plaat ge1egd en het geheel wordt afgeslo-
- 19 -
ten met een identieke cirkelvormige plaat zodanig dat de membranen in het
symmetrie vlak van het geheel liggen. Wordt nu bloed tussen de membranen
gepompd dan ontstaan er dus cirkelvormige bloedkanalen bepaald door de
groeven in de platen.
~i~
geinduceerde
secundaire flow
Het geheel wordt nu om de rotatie-as geoscileerd waardoor in de bloedstroming
secundaire flow's worden geintroduceerd (Lit. 53.).
Dit membraanlongontwerp heeft alleen maar zin wanneer men de beschikking
heeft over goede membranen, hetgeen door Dr. Burns is gerealiseerd.
De 02-transmissie limiet in het systeem van Bartlett ligt echter nog ver
beneden de capaciteit van de dunne membranen van Burns.
Het is niet duidelijk wat nu delimiterende factor is, een grenslaag
aan het membraan of de reactiekinetica 02-Hb4 (zie ook bezoek Harvard).
Voor wat betreft dit laatste zou het werk in Findhoven uitsluitsel kunnen
geven.
12. Edwards Laboratories (Div ision of American Hospital Cooperation)
Santa Anna
California.
David W. Chonette
T.E. Hyans
Vice president of research and development
senior engineer.
Voor een algemene beschrijving van het bedrijf zijverwezen naar het reis
verslag van Medenblik.
Zoals reeds eerder werd opgemerkt tracht Edwards Labs. nu de membranen van
Nora Burns in een continu proces te vervaardigen en neemt dit laboratorium
- 20 -
de constructie van de oscilerende torus over van Bartlett en Drinker.
Edwards zelf heeft nog geen systematisch onderzoek naar dit type long ge
pland, doch tracht uitgaande van het daarstraks geschetste model tot een
bruikbare long te komen voor total bypass. Edwards streeft er naar tot een
priming te komen van minder dan 3/4 liter.
13. Arizona State University
Bio-engineering department (Chemical Engineering Department)
Tempe
Arizona.
Dr. William Dorson.
De groep van Dorson heeft de laatste jaren veel gedaan aan de oxigenatie
van bloed en wel in holle fibers. Dit werk kan in een lijn gezien worden
met dat van Buckles, Weissman Villaroel en anderen. Dorson acht het van het
grootste belang niet alteen alte parameters.' te vermelden die direct de
02-opname in een long beinvloeden zoals initiele verzadiging, haematocriet,
temperatuur maar ook de biochemie van het bloed, zoals aantal witte bloed
lichaampjes, totaal eiwitgehalte, etc. Dit omdat volgens hun waarnemingen
de diffusie constante voor 02 sterk verloopt, wanneer het bloed van structuur
verandert door bijv. bloed-gas contact.
Volgens Dorson is de diffusie in vivo-experimenten heel wat guns tiger dan
die in vitro experimenten, hetgeen gedekt wordt door waarnemingen van
Medenblik aan runderbloed in de bubble en sponsoxigenator. Hij verwachtte
niet dat dit verschijnsel zou optreden bij rode cellen in fysiologisch zout.
De in vitro experimenten van Dorson geschiedden vrijwel alle met varkens
bloed. Dit bloed werd met de grooste zorg behandeld, meteen na aftappen wordt
het bloed teruggebracht tot 250 C en door dunne oliefilm op het bloed van de
buitenlucht gescheiden.
De viscositeit van het bloed wordt gemeten door een Brookfield viscosimeter,
het gasgehalte van het bloed door een microgasometer van Scientific instruments
en een Co-oximeter van Instrumentation Laboratories.
Volgens waarnemingen van Dorson gaat de 02-opname van het bloed sneller bij
lage pC02 dan bij hoge pC02
•
Al enige jaren geleden heeft Dorson een holle fiber oxigenator geconstrueerd
die klinisch is toe2.epast in een A.V. bypass bii kinderen (I969~ Lit. 21.) Em __ _
- 21 -
(1970, Lit. 24.).
Op dit moment heeft zijn groep een holle fiber oxigenator gebouwd voor total
bypass voor grote kinderen. Het is een moeilijk te construeren apparaat dus
niet disposable en zal daarom na gebruik moeten worden gespoeld, evenals
Dorson's eerste uitvoering.
De inwendige diameter van de fibers is ~ 0.8 rom zodat dit spoelen inderdaad
mogelijk is. Deze oxigenator zal binnenkort klinisch worden beproefd.
De holle fibers worden bij Dow Corning gekocht tegen een prijs van $ 440,-.
per mijl.
De samenwerking met de plaatselijke ziekenhuizen is goed. Diverse eindstu
denten doen hun eindstudie werk of hun Ph.D. thesis in een van de ziekenhuizen.
In twee ziekenhuizen van Phoenix kan Dorson beschikken over een dierlaboratorium
voor dierproeven, iets wat zijn onderzoek zeer ten goede komt.
Dorson maakt bij zijn werk regelmatig gebruik van de Advancing Front Hypothese,
doch tot nu toe alleen in holle fibers. Hij is er ook in geslaagd dit te doen
voor spiraalvormige holle fibers, doch er is alleen een experimentele
verificatie. Dorson heeft nu ook het plan om aan instationaire problemen te
gaan rekenen uitgaande van de Advancing Front theorie.
Er is nog geen diploma bio-engineering in Tempe, maar er wordt weI aan gewerkt.
Voor de studenten die bij Dorson afstuderen is een speciale cursus samenge
steld waaronder andere rheologie van het bloed wordt behandeld en diverse
gebruikelijke meetmethoden in de medicijnen.
Voor een bibliografie van Dorson zij verwezen naar het literatuurarchief
van Medische Techniek in de afdeling der Werktuigbouwkunde van deze T.II.
14. University of Utah
Artificial Organ Division, Department of Engineering
Salt Lake City
Utah.
Donald Lyman
Harvey Greenfield
Joe Andrade
full professor in material sciences, research professor in surgery
research professor in computer sciences, associate research professor in surgery
assistant professor in material sciences.
- 22 -
the: artificialorgan division staat internationaal beter bekend als de groep
van Kolff. De groep is erg interdisciplinair opgezet; het hoofdproject
van dit moment is het kunsthart. Getracht wordt een kalf zolang mogelijk met
een kunsthart in leven te houden. Op de ASAIO meeting werd verslag gedaan
van een 170 uur durende overleving van een kalf na inplanting van een kunst
hart.
De samenwerking met engineering is gericht op:
a. het vervaardigen van een goed functionerend kunsthart met aan
drij fmechanisme,
b. het ontwikkelen van materialen die zich zonder verdere kunstgrepen
goed verstaan met menselijk weefsel en bloed,
c. het coaten van bestaande materialen zodat deze geen weefsel
afstoten en/of bloed afbreken,
di:het bestuderen van stromingsverschijnselen in en om interne
kunstorganen waaronder ook hartkleppen.
VERVAARDIGEN VAN HET KUNSTHART
Het kunsthart dat op dit moment wordt gebruikt, wordt niet op een dipcoat
manier vervaardigd. Men gaat uit van dacron verstevigde silastic vellen
van diverse dikten. Het silastic is nog zacht, laat zich goed kneden en
de diverse vellen zijn nog goed aan elkaar te bevestigen. Uitgaande van deze
vellen wordt het hart vervaardigd, daarna hardt men het silas tic in een oven.
De Dacron verstevigde silastic vellen worden gekocht bij Dow Corning.
Op de mitrale plaats in het hart is een schotelklep (silastic) bevestigd,
op de aorta plaats een drielobbige vliesklep (silastic). Het kwam mij voor
dat de weerstand van deze drielobbige klep groter is dan die van de drie
lobbige vliesklep uit de Eindhovense hart-long machine.
MATERIALEN
Lyman is een polyneer chemicus die voor zijn komst gewerkt heeft op Stanford.
Op zijn Laboratorium werd een nieuw polymeer ontwikkeld, segment poly urethane,
dat bijzonder weinig traumatisch is voor bloed. Uit dit materiaal vervaardigt
hij op dit moment door het dipcoatproces eEli. kunsthart. (zie ASAIO 1971).
Verder vervaardigt Lyman diverse soorten membranen voor kunstnieren en hij
tracht dit nu ook te doen voor membraanlongen en weI ook uit het poly urethane.
Cijfers voor 02 en CO2 permeabiliteit kon hij nog niet geven.
- 23 -
Het vervaardigingsproces van membranen is vrij simpel. Op een plaat
spiegelglas wordt het basismateriaal uitgestreken. Met een hulpstuk
wordt dan dit materiaal op dikte gebracht. Alles gaat dan in de oven
en na afloop kan het membraan van het glas worden gehaald.
COATEN
Andrade houdt zich bedg met het coaten van materialen voor kunstorganen
en van absorbers die gebruikt kunnen worden bij dialyse.
De mening van Andrade over Carbon coating (zie ASAIO) is niet geweldig.
Hij houdt zich bezig met albumine, hydron en hyparine coating. De albumine
coating heeft het nadeel dat dit door de bloedcellen wordt geconsumeerd.
Voor wat betreft adsorbens heeft Andrade tot nu toe HEMA/activated carbon
(zie ASAIO) gecoat net hydron.
De bedoeling van Andrade is de gecoate kool rechtstreeks in de bloedbaan
te zetten, dus niet zoalsGordon in het dialysaat. Belangrijk is dat het
kool grote moleculen absorbeert. Door een patroon met ~ 20 gram kool te
gebruiken zou de kunstnierafmetingen aanz~enlijk kunnen worden verkleind,
daar de kunstnier nu alleen de kleine moleculen hoeft te verwijderen.
STROMINGSVERSCHIJNSELEN
Greenfield werkt aan het beschrijven van de stromingspatronen rondom
kleppen en opstakels. Hij doet dit door het oplossen van Navier Stokes
vergelijkingen met behulp van numeriek discretiseren en een relaxatie
methode. De resultaten kunnen zichtbaar gemaakt worden op een televisie
scherm. Het programma is zodanig opgezet dat randvoorwaarden en andere
fysische voorwaarden kunnen worden ingebracht zonder de kern van het
programma te veranderen.
Hij tracht de stroming bij aftakkingen en rond kleppen te beschrijven.
Dit eerste ook me~eJog om stilstaande grenslagen te verklaren die aan
leiding kunnen geven tot cholersterol afzetting (zie bezoek aan Minnesota).
(Lit. 27, 28).
Greenfield tracht alle rekenresultaten te visualiseren. Op dit moment heeft
bij een kijker met twee kleine televisieschermpjes vervaardigd, die aan een
constructie is bevestigd. De kijker wordt op het hoofd gefixeerd, en de
constructie staat de waarnemer toe zich te verplaatsen. Door verplaatsings
opnemers wordt de computer verteld wat deze verplaatsing is en de computer
verandert dan het beeld zodanig alsof de waarnemer zich door de oplossingen
- 24 -
van de computer verplaatst. nit kan dan zijn een aorta, klep etc.
Ret systeem is nu zo ver ontwikkeld dat dit inderdaad al kan; de
oplossingen van Navier Stokes vergelijkingen voor stromingsprofielen
zijn op deze wijze nog niet zichtbaar te maken (zie ook 39).
15. University of Minnesota, Minneapolis
Department of Chemical Engineering
Department of Mechanical Engineering
Minneapolis
~in~es9ta.
Dr. Kenneth Keller.
Keller houdt zich al een tiental jaren bezig met mass transfer en
speciaal ook met 02-diffusie in bloed en haemoglobine oplossingen (ge
faciliteerde diffusie).
Op dit moment wordt in zijn groep gewerkt aan de oxigenatie van een
bloedfilm tussen twee t.o.v. bewegende membranen. Er vindt een bevor
dering van de 02-opname plaats door deze beweging t.o.v. het zelfde
systeem met stilstaande membranen.
secundaire flow's verhogen
het zuurstoftransport.
Volgens Keller komt dit omdat de rode cellen zich in dit systeem in een
snelheidsgradient bevinden zodat de rode cellen roteren en daardoor een
mixing ondergaan die het 02-transport bevorde~t. Keller is voorals~og
geInteresseerd in de fundamentele kant van de zaak maar tracht het systeem
in een praktische vorm te krijgen zodat het als een exigenator te gebrui
ken is.
Op dit moment tracht Keller 02-transport vergelijkingen op te stellen die
rekening houden met de deeltjes karakter van het bloed.
Vooralsnog is dit niet erg succesvol.
- 25 -
In Kellers groep heeft de ontwikkeling van een Cadmium 02-cel plaats~
gevonden voor het bepalen van het 02-gehalte van het bloed.
Het systeem heeft zijn toepassing gevonden in een 02-gehalte bepaling
van Lexington Instruments (zie ook bezoek Havard).
Keller doet ook experiment en over het gedrag van rode cellen in de bloed
stroom. In een ronde buis (0 1 mm) stroomt in stationaire toestand bloed.
Door de wand van de buis brengt hij een microelectrode aan met een dia
meter van de geleidende tip van ~ 2 micron.
De andere, grote electrode bevindt zich in de wand vande buis. Rondom
de microelectrode is de stroomdichtheid het grootst zodat de grootte van
de electrische stroom het sterkst beinvloed wordt door de omgeving van
de electrode. Op deze wijze kan volgens Keller gedetecteerd worden hoeveel
rode cellen er per tijdseenheid passeren en kan zelfs iets gezegd worden
over de oriintatie van deze cellen.
Het blijkt bijvoorbeeld dat de instelling van het stroomprofiel veel
langer duurt dan over het algemeen wordt aangenomen.
Keller houdt zich bezig met modelvorming omtrent cholestorol afzetting.
Een van de oorzaken van deze afzetting is hetporeus zijn van de vaatwand
en de hydrody~amische grenslaag. Door het poreus zijn van de vaatwand
zal vocht uit de vaatinhoud naar de wand stromen, er is gevolgelijk een
convectief transport van cholestorol naar de wand.Echter het cholestorol
kan niet door de wand heen en moet dus tegen de convectie in terug
diffunderen of moet door axiale convectie van de wand worden verwijderd.
Is de hydrodynamische grenslaag te dik dan ontbreekt dit axiale convectieve
transport en zal er een hoge concentratie cholestorol aan de aderwand
ontstaan. Deze grenslagen komen voor bij bijv. vertakkingen waar inderdaad
de cholestorol afzetting het grootst is.
Van het cholestorol maakt de groep van Keller gebruik om meer te weten te
komen van de interactie van de rode cellen met de wand.
Capilairen worden gecoat met radioactief cholestorol. Stroomt nu het bloed
door dit capilair d.:ln zullen er rode cellen zijn die tegen de wand aan
botsen en meerdere ervan zullen een radioactief cholestorol molecuul mee
nemen. Het meten van de radioactiviteit aan het einde van het capilair
geeft dan een maat voor het aantal botsingen. De relatie met de haemolyse
is nog niet gelegd, maar dat zal Wel ~omen.
- 26 -
Mechanical Engineering Department.
Keller heeft een nauwe samenwerking met dit department in de persoon
van Blackshire. De bio-engineering groep in dit department houdt zich
met diverse medisch technische onderwerpen bezig.
De groep heeft een centrifugaalpomp ontwikkeld voor de vervanging van
het hart (zie ASAIO 1969). De karakteristieken van de pomp komen goed
overeen met de karakteristieken voor gemiddelde druk en flow van het hart.
De groep van Blackshire gelooft onvoorwaardelijk in de continue flow.
Ook wordt in dit laboratorium pro even gedaan om meer uitspraken te kunnen
doen over de beweging van rode cellen loodrecht op een snelheidsricbting.
van de flow onder invloed van snelheidsgradienten. Dit gebeurt met twee
concentrische cylinders, waarvan de middelste een poreuse wand heeft.
De buitenmantel kan roteren. Er ontstaat nu een lineair snelheidspatroon
in de bloedlaag met een constante snelheidsgradient over de laag; in de
binnencylinder kan nu een onderdruk worden aangebracht zodat er convectief
transport van bloed naar de poreuse wand is.
Is het transport van het bloed naar de wand te groot dan zullen de rode
cellen de wand raken en zal de heamolyse met een grote sprong toenemen.
Een volledig theoretisch inzicht in het verloop van de experiment en is
er nog niet. Men hoopt uitspraken te kunnen doen over het gedrag van
rode cellen in grenslagen en over de invloed van oppervlakte-ruwheid van
material en op de heamolyse.
Een ander nu afgerond project is een infuuspomp voor zeer lage flow
over zeer lange tijd. Deze bestaat uit een drukkamer die op constante
druk wordt gehouden door een fluorcarbon met het kookpunt iets onder
lichaamstemperatuur.
De druk is dus constant en gelijk aan de dampspanning van het fluorcarbon
bij + 37 °c wanneer deze infuuspomp wordt geImplanteerd. De drukkamer
is door een niet-poreus membraan gescheiden van een voorraadkamer met
de infuusvloeist6f. Door een capilair met bepaalde lengte wordt de flow
geregeld.
OPLEIDING
De bio-engineering groepen van de Minnesota University onderzoeken nu
de mogelijkheid om studenten met een bachelors degree in engineering
medicijnen te laten studeren met een tijdverlies van maximaal een jaar.
De medische faculteit van de Universiteit is al accoord. Op deze wijze
- 27 -
hoopt men een effectieve brug te slaan tussen engineering en medicijnen.
16. Harvard Medical School at the Peter Bent Brigham Hospital
Department of Surgery
Boston
Massachussets.
Philip A. Drinker hoofd van het bloed-gas laboratorium.
Drinker is van huis uit een engineer in fluid mechanics. Hij ontwikkelde
het systeem van de oscillerende torus voor bloed denaturatie studies.
Samen met Bartlett (zie bezoek Irvine University), thoraxchirurg, werd
toen naar het verhoogde zuurstof transport in het systeem gekeken. Voor
een 100 micron dik membraan werd de transportlimiet van het membraan
be~eikt. Op dit moment wordt het dunne membraan van Nora burns gebruikt.
Nu wordt de membraanlimiet niet bereikt. Volgens Drinker kan dit drie
verschillende oorzaken hebben;
1. grenslaag aan het membraan,
2. grenslaag om de erythrocieten,
3. de zuurstof opnamesnelheid van de erythrocieten.
Volgens Drinker ligt het aan de eerste twee factoren al moest hij toegeven
dat hij niet wist hoe de reactiekinetica in de beschrijving van de 02-opname
te betrekken. Ook de beschrijving van het flowpatroon is nog niet onder
de knie al is er wel een slag naar geslagen (lit. 53.).
Op dit moment tracht de groep een overeenstemming te vinden tussen de gas
uitwisseling met water en dat met bloed (zie ASAIO en bezoek Brown
University).
Aan de dimensionering van de machine is nog niet veel gedaan.
Voor de vlakke oscilerende schijven is gekozen vanwege de constructie.
17. Massachusetts Institute of Technology
Department of Chemical Engineering
Cambridge
Massachusetts.
Clark K. Colton assistent professor.
Colton is in de groep waarin o.a. Buckles zijn promotiewerk heeft gedaan
(Lit. 54.), Buckles was een van de eerste die de diffusie vergelijking
voor diffusie en chemische reactie van 02 en bloed via numerieke methode
- 28 -
oploste en wel voor het holle fiber model. Na Buckles heeft het werk
aan oxigenatoren binnen de afdeling chemical engineering stilgelegen.
Er bestaat vrijwel geen relatie tussen de groep van Colton en die
van Drinker welke laatste toch ook van M.I.T. afkomstig is.
Colton's promotiewerk zelf betrof de kunstnier. Hij schreef er een
dissertatie over van 900 bladzijden. Vooral is Colton ingegaan op de
diffusie van ureum, rekening houdend met het heterogeen karakter
van het bloed. Buiten zijn dissertatie resulteerde dit werk in de
artikelen vermeld in de literatuurlijst (lit. 26, 38, 39, 40, 41 en
46).
In een zijlijn heeft Colton nog gewerkt aan een inplanteerbare brand
stofcel, een spanningsbron werkend op een reactie met 02 uit bloed
om een pacemaker van energie te voorzien (Lit. 55.).
Na zijn promotie is Colton doorgegaan op de oxigenatie van bloed, eerst
in de richting waar ook Buckles in werkte (Lit. 39).
Nu echter is Colton zeer ge!nteresseerd in de invloed van de reactie
snelheid op het diffusie proces en het meediffunderen van het haemoglobine.
Op dit moment zijn experimenten gepland op het gebied van de gefacili
teerde diffusie. Colton is ver op weg om theoretisch het probleem tot
een oplossing te brengen rekening houdend met de chemische reactie en
diffusie van al de deelnemende stoffen volgens de Adair Hypothese. Colton
vertelde dat hij zeer verrast was door het artikel van Kreuzer en Hooff
die de gefaciliteerde diffusie beschreven met een eentrapsres.ctie.·
De opstelling van Colton voor het meten van gefaciliteerde diffusie is
lang niet zo geperfectioneerd als wat ire Kruger van deze T.H. te bieden
heeft. Het transport moet gemeten worden door een verandering van absolute
druk, en de haemoglobine film wordt begrensd door twee membranen die
ondersteund worden door metaalschuim (fabr. G.E.). Dit metaalschuim
heeft toch wel een vrij groot contact oppervlak met de membranen wat
invloed zal hebben op de diffusie. Bovendien. is door het metaalschuim
het optisch meten van de saturatie niet mogelijk. Colton echter is van
plan ook gefaciliteerde diffusie aan vol bloed te meten.
Colton heeft voor een firma berekeningen gedaan voor de constructie van
een holle fiber oxigenator voor total bypass voor volwassenen, wat leidde
tot een resultaat dat de long een priming had tussen de twee en drie
liter.
- 29 -
18. Brown University
Bio-medical centre en department of fluidmechanics
Providence
Rhode Island.
Pierce Galletti
. Peter Richardson.
Dr. Galletti is al meer dan 15 jaar werkzaam op het gebied van de extra
corporale circulatie. Op dit moment houdt zijn groep zich vooral bezig
met het evalueren van membraanlongen voor wat betreft gasuitwisseling,
stroomverdeling, handelbaarheid, uniformiteit in produktie, lek, etc.
Al bestudeerd zijn o.a. Travenol en Dow Corning holle fiber, Lande
Edwards, General Electric-Pierce Long, Amico. AIle experimenten met
bloed zijn in vivo gedaan met lammeren speciaal gekocht uit een en de
zelfde kweek. De testmethode is grondig en geschiedt met een overvloed
aan materiaal en mens en.
Tot nu toe is nog geen aandacht besteed aan de bepaling van de priming
volume van de diverse oxigenatoren, een bepaling die noodzakelijk is voor
de evaluatie van de long en op een wijze voorgesteld in werkrapport nr. 2.
van het T.H.E. membraanlongprojekt. Dat het nog niet is gebeurd heeft
twee redenen:
a. Galletti zag geen noodzaak (zie ook later)
b. het is een moeilijk te bepalen grootheid bij vivo-experimenten.
Er zijn drie mogelijkheden voor de bepaling van het vulvolume, n.l. de
vulling meten bij het begin of het einde van het experiment, of wegen tijdens
het experiment. Deze laatste methode heeft veel praktische bezwaren.
De twee eerste methoden'hoeven volgens Galletti niet representatief te
zijn daar vele systemenzich wat vulvolume betreft niet constant gedragen
in de tijd, en van het ene exemplaar tot het andere van het zelfde merk
verschillen. Ais gunstige uitzonderingen hierop noemde Galletti de Travenol
en de Bramson long. Galletti heeft plannen in de nu komende zomer aandacht
aan het vulvolume van de diverse longen te gaan besteden. Hij is bereid
om ~egevens ter beschikking te stellen voor een analyse mijnerzijds.
Richardson maakte een vergelijkende studie tussen de 02-overdracht naar
bloed en naar water in dezelfde uitwisselingssystemen op een Reynolds
analogie. Velen zijn aan een dergelijke analogie niet begonnen vanwege
de totaal verschillende interactie van 02 en water en 02 en bloed. Zijn
- 30 -
resultaten zijn echter verrassend (1971, lit. 32.) en beloven het volgende:
Voor die systemen gebaseerd op een bloedfilm tussen twee membranen en het
bloed stromende in holle fibers hoeft alleen maar de overdracht van 02
naar water gemeten te worden om te weten wat hd2elfde systeem zal doen
02 en met bloed.
De analogie heeft geen geldigheid over het gehele gebied van uitgangs
saturaties van 0 tot 100%. Ik zal zijn werk nog nader moeten bestuderen
om er een definitief oordeel over te geven.
Met de rekenmodellen die ons op dit moment ter beschikking staan van onze
groep is mogelijk deze analogie theoretisch na te rekenen.
Verder onderzoek van Richardson is het beschrijven van secundaire flows
en invloed van bloedstolling op de bloedstroming, oorzaak van stolling
en destructie van thrombocyten.
Destructie van de rode cellen moet volgens Richardson niet alleen be
schreven worden in termen van haemoglobine verlies doch ook in termen van
A.T.P. verlies daar het A.T.P. eerder kans heeft de rode cel te verlaten
dan het Rb.
19. General Electric
medical systems department
Scenectady
New York 12305.
Wilfred F. Mathewson manager
General Electric is nog niet zolang werkzaam op het gebied van medical
systems. Wat op electronisch gebied door hen gedaan wordt is mij niet
bekend. Op het gebied van kunststoffen wordt er gewerkt aan membraanlongen,
kunsthuiden en bloedzakken.
General Electric maakt zijn eigen membranen van poly-carbon siliconen.
Dit materiaal is sterker dan silastic doch de gaspermeabiliteit is 1/3
van dat van silastic. De dikte die nu gebruikt wordt heeft een dikte van
+ 30 micron zodat de transportcapaciteit gelijkwaardig is met de longen
van ander fabrikaat. Produceren van dunner materiaal is mogelijk, doch
de kans op kleine gaatjes wordt dan groter.
Ret voordeel van het G.E. membraan is dat het thermisch vervormd kan
worden. G.E. maakt zijn membranen dan ook op een zodanige wijze dat er
kleine oneffenheden opkomen. Zie Figuur.op de volgende bladzijde.
- 31 -
opbouw General Electric membraan.
Het bloedcompartiment wordt gevormd door de membranen met hun oneffen
zijde tegen elkaar aan te leggen. De bloedfilmdikte wordt dan bepaald
door afstand van membraanvlak tot top van de oneffenheid.
Ondersteuning van de membranen aan de gaszijde levert dan ook.een uit
stekend gedefinieerd bloedcompartiment; tevens wordt een homogene door
stroming van dit compartiment verkregen.
Mathewson vertelde dat door het G.E. systeem menging van het bloed op
treedt door het grillige stromingspatroon.
Met Richardson ben ik echter van mening dat vanwege de lage reynolds
getallen zowel in de Travenollong als in de G.E. long de stroming volledig
laminair is en volgens continue stroomlijnen verloopt.(Lit. 30.).
Voor het testen van de G.E. long wordt de saturatie en p02 gemeten door
een apparaat van L.I. instruments. De onnauwkeurigheid in hun metingen
lijkt erg groot, groter dan ~ 4% in saturatie. De longen worden in vitro
met runderbloed doorgemeten, de hold up wordt continu bepaald door weging.
De G.E. long lijkt mij door zijn goed gedefinieerde bloedcompartiment
erg geschikt om op de door mij voorgestelde wijze te evalueren. Voor
alsnog zijn de G.E. longen niet in de handel en zo ja dan is de prijs
aanzienlijk. Mathewson was echter bereid om ons aan de T.H.E. in de
toekomst membraanlongen te leveren, zeker als het pro even betrof met 4e
T.H.E. hartlongmachine voor total bypass, gedurende lange tijd.
Mathewson onderkende dezelfde problemen bij de invoering van de membraan
long als Serkes van Travenol.
- 32 -
20. Cornell University
Department of biophysics and molecular biology
Ithaca
Ron MQ(iarric.
MQuarric is werkzaam bij prof. Gibson, een man die al vele jaren werkt
aan de rectie-kinetica van O2 en haemoglobine. Al zijn proeven van dit
moment worden gedaan in zijn stopped flow opstelling.
Ret afgelopen jaar was Gibson in staat de rectiesnelheid van bedoelde
reactie met de acht snelheidsconstanten volgens Adair te beschrijven.
Overigens is de Adair hypothese in de strikte zin niet juist. De vier
heme-groepen aan het haemoglobine zijn niet aile vier identiek, doch
twee aan twee identiek, de zogenaamde a en S heme's. Onlangs slaagde het
laboratorium van Gibson er in het verschil in reactiesnelheidsconstante
van de a en S heme's met O2 te meten en wei spectrofotomettisch •
•
~b zonrlu 01.
De a en S heme's hebben ver6chillende extinctiecurven na oxigenatie.
Door de grote bandbreedte bij commerciele oximeters en bij ons eigen ont
werp heeft dit verschil in extinctiecurven van de diverse hemegroepen geen
invloed (Lit. 31.).
Om de rol van het 2,3.D.P.G. in het oxigeneren van haemoglobine te bestu
deren worden nu experimenten gedaan met 8-hydroxy-I,3,6 pyreentrisulfonaat,
een stof die een gelijke invloed heeft op het haemoglobine als het 2,3,D.P.G.
Echter het sulfonaat is fluoriserend wanneer het niet gebonden is aan het
haemoglobine en is dit niet wanneer het weI gebonden is. Op deze wijze
kan worden nagegaan in welke stadia van de reactie deze stof, en dus waar
schijnlijk ook het 2,3.D.P.G., aan het haemoglobine gebonden is.
- 33 -
Volgens MQuarric is het niet waarschijnlijk dat er verschil bestaat in
interactie tussen het haemoglobine en de zuurstof wanneer het Hb in de
rode eel zit of wanneer het haemoglobine vrij in oplossing is. Bij hoge
concentraties zijn de reactiesnelheidsconstanten en evenwichtsconstanten
onafhankelijk van de Hb-concentratie. Echter het 2,3.D.P.G. en A.T.P. hebben
een grote invloed op het verloop van de reactie. De reden waarom de saturatie
curve verschoven is bij haemoglobine vrij in oplossing is dat bij het haemo
lyseren de concentratie van het 2,3. D.P.G. en A.T.P. wordt verlaagd door
de verdunning.
Correctie van deze concentratie kan verkregen worden door uit de handel
verkregen 2,3. D.P.G. en A.T.P. aan de oplossing toe te voegen. Deze
stoffen zijn echter erg kostbaar. Correctie is ook mogelijk door inositol
hexafosfaat, een stof die de rol van 2,3. D.P.G. bij kippen vervult.
Bij de experimenten aan Cornell University wordt eerst haemoglobine oplos
sing vrij gemaakt van 2,3. D.P.G. (stripped Hb), door de oplossing door
een sephadex kolom te leiden. Het haemoglobine zonder 2,3.D.P.G. heeft een
andere. transporttijd dan het Hb met. Daarna wordt een bekende hoeveelheid
2,3.D.P.G. 'Weer toegevoegd.
21. McGill University Medical Clinic and the Montreal General Hospital.
Montreal, Quebec
Canda.
Goldsmith en assistenten.
Helaas was Goldsmith plotseling ziek geworden zodat ik hem slechts tele
fonisch kon spreken. Zijn assistenten toonden echter het een en ander van
het werk uit de groep van Goldsmith.
Goldsmith houdt zich bezig met de rheologie van het bloed. Er werden mij ,
filmopnamen getoond van het gedrag van deeltjes in een vloeistof. Deze
opnamen zijn gemaakt in een opstelling schematisch weergegeven in het
figuur op de volgeDde bladzijde.
I' Opnamen werden gemaakt van een cylindervormig'schijfje in een stromende
visceuse olie. Het schijfje beweegt zich naar het midden van de stroming.
Van stromend bloed werden opnamen gemaakt met varierende stroomsnelheden
en varierende haematocriet.
Bij lage haematocriet wentelen de erythrocieten en hebben een tendens om
zich naar het midden van de stroming te bewegen. Bij hogere haematocriet
treedt dit niet op door interactie van de rode cellen.
- 34 -
b. is het capilair waardoor de vloeistof stroomt
e. is de spuit voor de vloeistof toevoer
a. is de zuiger die door een electromotor met in te ste~len
snelheid de vloeistof door het capilair doet stromen
a., b., e; zijn gemonteerd op een stellage die ook weer met
een in te stellen snelheid te bewegen is t.o.v.
M. een micros coop met daarachter een filmcamera.
Op deze wijze kan een deeltje op zijn weg door het capilair worden gevolgd
door de camera.
Bij een haematocriet van 60% is het theoretisch onmogelijk dat de rode
cellen onvervormd zijn en elkaar niet raken. Er is dan ook geen snelheids
profiel waar te nemen. In het midden van het capilair is het proefiel
vervlakt.
Bij een normale haematocriet viel het volgende op:
met 1age snelheid (0,003 tot 0075 em/sec.) is er een plasma grenslaag die
in de orde van 10 tot 15 micron dik is, terwijl bij hoge snelheden
(O.S em/sec.) deze plasma grenslaag slechts een dikte heeft in de orde
van 2 a 3 micron. De verwachting is andersom daar bij lage flow's de schuif
krachten ook lager zijn. Het waargenomen effecr is te wijten aan geldrol
vorming (rouleau's). Rode cellen klitten met hun vlakke kant en aan elkaar
zodanig dat de moment en op de rouleau's in zijn geheel erg groot zijn.
Dit is een belangrijk verschijnsel voor membraanlongen met dunne kanaaltjes,
daar rouleauvorming zonder meer al nade1ig is voor de 02-opname; anders
zins is ook een plasma grenslaag niet welkom.
Daar in een bloedstroom het volgen van een rode cel niet mogelijk is
- 35 -
zeker als deze zich in het midden van de bloedstroming bevindt, paste
Goldsmith de volgende procedure toe.
Hij haemolyseerde de rode cellen in een vloeistof met haag zoutgehalte
en spoelde de celwanden. Na verloop van tijd worden de cellen weer
ineen normale fysiologische zoutoplossing gebracht waardoor de cellen
weer zwellen, en hun normale vorm aannemen. De cellen zijn nu transparant
(zogenaamde gohstcellen). Hun rheologisch gedrag is echter hetzelfde
als die van normale cellen aileen de rouleauvorming treedt in veel mindere
mate Ope In situatie waar geldrolvorming niet het gedrag van bloed bepaalt,
kan het gedr~g van enkele cellen worden gevolgd door in de stroming van
de ghostcellen enkele normale rode cellen te injecteren. Het blijkt dat
de plasma grenslaag niet geheel vrij is van rode cellen, dat deze cellen
een duidelijk interactie hebben met de wand.
De hier beschreven methode kan mijn inziens ook zijn toepassing vinden
bij het kleppen-onderzoek in onze groep.
Wordt een obstakel in de stroming gebracht dan ~ntstaat er een wervel achter
het obstakel; de rode cellen in zo'n wervel hebben een frequent ere inter
actie met de wand. Op;dit moment is Goldsmith vdoral geinteresseerd in
de interactie van thrombocyten en de and in dergelijke wervels en de
invloed ervan op de stolling.
Waargenomen verschijnselen zijn beschreven in literatuur 3 en 4. Binnenkort
zal Goldsmith een copie van zijn film naar onze groep afsturen.
22. McGill University - Montreal Children's Rospital
Montreal, Quebec
Canada.
Dave A. Murphy algemene chirurgie en thorax chirurgie.
Murphy werkt op dit moment aan een CQPy van de Bartlet - Drinker oxigenator.
Zijn doel is niet onderzoek te verrichten aan dit systeem maar zo snel mogelijk 1'1
te komen tot een oxigenator met een zodanige acceptabele mechanische con-
structie dat het in de operatiekamer gebruikt kan worden.
Murphy publiceerde op de ASAIO gegevens over de gasuitwisseling in zijn
systeem. Rij gebruikte hierin een membraan, afkomstig van Nora Burns met
een dikte van ~ 100 micron. In dit systeem was het membraan de limiterende
- 36 -
factor voor de 02-uitwisseling.
Murphy werkte met varkensbloed en liet over het gebruik ervan ~eel wat
optimistischer geluiden horen dan Dorson. Op dit moment gebruikt hij de
Lexington 02-capaciteit meter en vond de resultaten bij saturatie boven
de 50% reproduceerbaar en overeenkomstig resultaten die hij op andere
wijze kreeg (Lit. 2.).
Het apparaat van Murphy wordt geconstrueerd in de mechanische werkplaats van
de Mac Donald Tobacco Ltd., Montreal.
- 37 -
23. CONGRES 17e annuel meeting from the "A.S.A.LO."
24. INLEIDING
De "American Society for Artificial Internal Organs", verder aangeduid
met ASAIO, is het kontaktorgaan voor vele Amerikaanse onderzoekers op
het gebied van de kunstmatige interne organen; diverse buitenlandse
onderzoekers hebben een buitengewoon lidmaatschap.
De deelname van buiten de U.S.A. aan de "annuel meeting", met name uit
West Europa en Canada wordt de laatste jaren steeds groter.
Voor een overzicht van de gebrachte onderwerpen van de laatste meeting
wordt verwezen naar het programma dat als een bijlage van dit rapport
wordt gegeven en voor de tekst van de gepresenteerde artikelen naar de
Transactions van de ASAro - 1971 die in juli van dit jaar zullen ver
schijnen. Hieronder worden de hoofdgroepen vermeld en op die voordrach
ten ingegaan die voor onze werkgroep of voor de met ons samenwerkende
groepen van belang zijn, zonder de pretentie van volledigheid te willen
hebben.
25. VOORDRACHTEN
Biomaterials .
• no. 7) Methods to construct artificial organs.
Dit is een bijdrage uit de groep van W.J. Kolff, University
of Utah, over het vervaardigen van ventrikels uit polyurethaan
via de dip methode. Er wordt een gedetailleerde beschrijving
gegeven over de te volgen procedure.
Organ preservation and transplantation.
no. 9 Organ preservation; a comfortable experimental storage system
for rat hearts.
Bij deze preservatie worden de coronaire arterieen van het
rattenhart pulsatile doorstroomt met.~~n perfusaat.
In een persoonlijk gesprek vertelde Stockmann mij dat een
significant verschil bestond tussen pulsatiel en continu per
funderen van de harten ten gunste van het eerste voor wat be-
)- De nummering verwijst naar de diverse voordrachten 1n het programma, zie bijlage.
no. 10
Dialysis.
- 38 -
treft het weer tot kloppen komen van het hart na een bepaalde
periode van perfusie.
Ultrastructral and functional effects of freezing rat hearts
to various temperatures without a cryoprotectant.
Hiervoor zij volledig verwezen naar het programma en de transactions.
Artificial bladders and sphincters.
idem.
Circulatory assistance
no. 30 A new method of pulsatile bypass without heparin for aortic
arch replacement.
no. 32
no. 34
Hematologic observations during prolonged left-ventricular
bypass.
Total body extracorporeal pumping with pulsatility.
Absorbents.
no. 37
no. 38
no. 39
no. 40
no. 41
Coated absorbents for direct blood perfusion: HEMA/activated
carbon.
Removal of uremic waste metabolites from the gastrointestinal
tract by encapsulated carbon and oxidized starch.
Possible uremic detoxification via oral ingested microcapsules.
Clinical evaluatio~s of semipermeable microcapsules (artificial
cells) containing activated charcoal for the removal of crea
tinine, uric acid and guanidine in patients with chronic renal
failure.
Clinival maintenance hemodyalysis with a sorbent-based low
volume dialysate regeneration system.
Met deze serie voordrachten mag gesteld worden dat een revolutionaire
periode in de dialyse zijn intrede heeft gedaan. Het lijkt mij dat de
orale microcapsules en de capsules met absorbentia direkt in de bloed
baan zich nog in een erg experimenteel stadium bevinden. Echter het
opnemen van absorbentia in de dyalysaatzijde is in een ver gevorderd
stadium en al in twee gevallen met succes klinisch toegepast. De totaal
- 39 -
benodigde hoeveelheid dialysaat voor eendialyse is nu terug gebracht
tot I! liter. Zie verder het bezoek aan het Cedars of Sinai Hospital.
De nog geplande werkzaamheden aan de kunstnier mogen niet meer los
staan van deze nieuwe ontwikkelingen.
Dialyzers and membranes.
Hiervoor zij volledig verwezen naar het programma en de transactions.
Gas exchange.
no. 49
no. 50
no. 51
The use of mathematical and physical models for optimaliza
tion of oxygenators.
Deze voordracht werd gehouden door een groep uit Parijs.
Een advancing front theorie werd toegepast op een holle cy
linder en op een vlakke plaat. Theorie werd met experimenten
vergeleken waarbij diverse ondersteuningen van membranen
werden gebruikt. Opgemerkt zij dat een oplossing van de
theorie betreffende O2
opname in bloed zoals die door mij
werd afgeleid niet door hen nog door anderen werd gepubli
ceerd.
Oxygen transfer to blood: data and theorie.
Deze voordracht werd gehouden door Dorson. (Zie ook bezoek
aan Arizona State University.) Dorson gaat door op het werk
van Buckles, Weismann en Mocros, namelijk het holle fiber model.
Ook werkt hij echteraan theorie en experimenten bij cylin
drisch gewonden fibers waarin een secundaire flow wordt ge
introduceerd door de bochten. De theorie van dit laatste sys
teem berust alleen nog maar op het advancing front model.
Exacte oplossingen wordt door.Dorson niet gegeven.
Predictive correlation of oxygen and carbon dioxide transfer
in a blood oxygenator with induced,:/secundary flows.
Dit werk rapporteert een studie van de gasuitwisseling naar
water in het oxygenatie systeem van Bartlett and Drinker.
De theorie over het door hun gebruikte systeem is nog zeer
pover. Zie ook verder het bezoek aan de University van Ervine,
Harvard Medical School and McGill University.
no. 52
no. 53
.... ~.
no. 54
- 40 -
Oxygen transfer to blood in membrane lungs: correlation with
and prediction from in vitro measurements.
Richardson probeert de 02 opname in een membraanlong en bloed
te voorspellen uit de 02 opname door water in dezelfde oxige
nator. Zoals de resultaten door Richardson op het congres
werden gebracht schijnt het dat hij hierin 1S geslaagd. Het
aantrekkelijke is dat de correlatie onafhankelijk is van het
type oxygenator. Een studie van zijn werk kan echter pas aan
de hand van de transactions geschieden. Zie verder ook het
bezoek aan Brown University.
Evaluation of an improved hollow fiber membrane oxygenator.
Dutton bracht verslag uit v~n de in vivo evaluatie van een
holle fiber membraanoxigenator die door Dow Chemical werd
vervaardigd. Aan de resultaten te zien moet in eerste in
stantie geconcludeerd worden dat de long datgene doet wat
van hem verwacht mag worden gezien het aantal en de aard
van de gebruikte fibers. Het ontwerp van Dow Chemical schijnt
vele praktische problemen bij de konstruktie te hebben over-
wonnen.
Dutton vertelde mij later dat hun groep slechts de evaluatie
van de long heeft gedaan en niet op de hoogte is van de wijze
van fabriceren en dat Dow Chemical ook niet genegen is hen
dat te vertellen. De produktie is nog op laboratoriumschaal
en nog zeer laag nl. 2 a 3 per week.
Gewacht zal moeten worden op de resultaten van o.a. het pri
ming volume voordat definitieve konklusies over de bruikbaar
heid van dit specifieke model kan worden gegeven. Voorals nog
lijkt het veel belovend.
In vitro testing of a toroidal flow membrane oxigenator.
In deze voordrach~ werden cijfers gegeven omtrent de 02 en
CO2 uitwisseling in het type oxigenator waarvan voordracht 51
ook verslag uitbrengt. In het door Murphy gebruikte systeem
werd een membraan gebruikt van gemiddeld 100 micron dik. In
derdaad viel uit de resultaten te konkluderen dat de membraan
limiet werd bereikt.
no. 55
no. 56
no. 57
no. 58
- 41 -
The use of proteic and enzymatic coatings and/or membranes
for oxygenators.
Deze voordracht werd gebracht door een groep uit Rouen, Fran
krijk. Voor een beoorde1ing van het be1ang van dit werk voor
membraanoxigenatoren moet op een bestudering van de Transac
tions gewacht worden.
Extented term (16 days) partial extra corporeal respiratory
gas exchange with the spiral membrane 1un~ in unanesthetized
lambs. Deze voordracht werd gebracht door Ko10bow, een chi
rurg die a1 jaren op het gebied van de membraan10ng werkzaam
is en ook een eigen ontwerp op zijn naam heeft staan.
Door zijn hier gerapporteerd werk b1ijkt dat een 1angdurige
partie1e shunt met een membraan10ng a~thans door het proef
dier verdragen kan worden. We1 moest de long iedere twee dagen
door een nieuwe worden vervangen door het oplopen van de stro
mingsweerstand in de long of door een te sterk teruglopen
van de 02 overdracht. Ret is niet gezegd dat met een andere
oxigenator dezelfde problemen optreden.
Clinical cardio-pulmonary dynamics during prolonged extra
corporeal circulation for acute respiratory insufficienty.
Rill doet verslag van het gebruik van de Bramsonlong in een
Venous-Venous shunt bij patienten. Ret bloed wordt afgenomen
in de vena je~ularis en de vena femoralis en wordt teruggeleid
naar de rechterboezem.
De hoeveelheid bloed door de shunt beliep soms 80% van de
cardiac output en de shunt kon oplopen tot 6 liter per minuut.
Volgens de auteurs was deze grote shunt noodzakelijk om een
redelijke arteriele saturatie te bereiken. Deze resultaten
zijn in tegenstelling met wat Wildevuur hoopt te bereiken,
namelijk een redelijke verbetering in arteriele saturatie
met een shunt van + 20%. De shunt vande auteurs lijkt me
onwaarschijnlijk groot. Op de transactions zal gewacht moeten
worden voor een goede beoordeling van de experimenten; alles
hangt immers af van de aard van de longinsufficientie.
The use of a membrane oxigenator,for treatment of respiratory
insufficiency.
Deze voordracht werd verzorgd door dr. Wildevuur, thoraxchi-
no. 59
no. 60
- 42 -
rurg te Groningen en er werd o.a. door mij aan mee gewerkt
voor de verzorging van een mathematisch model.
In theorie werden drie soorten shunt's vergeleken, n.l. een
arteriele-veneuze, veneus - arteriele en veneus-veneuze shunt.
Experimenten werden gerapporteerd waarbij honden met een arti
ficiele longinsufficientie respiratoir werden geassisteerd
met een membraanlong in een arteriele-veneuze shunt. Zowel
uit theorie als uit experiment bleek dat bij een ernstige
longinsufficientie met een shunt van 20 tot 30% een reele
verbetering van de arteriele verzadiging kan worden verkregen.
Wel zij opgemerkt dat het model nog eenvoudig en de experi
menten aan gezonde honden werden verricht.
Toch kan dit laatste het grote verschil met de ervaring van
de groep uit St. Francisco niet verklaren.
Dergelijke experimenten als die van Hill en Wildevuur zijn
erg belangrijk voor het bestuderen van de mogelijkheden van
de membraan oxigenator zeker daar de industrie nog niet in
staat is tot het vervaardigen van oxigenatoren voor grote flow.
Observations of acute thrombogenesis in membrane oxigenators.
Dit was een zeer interessante bijdrage uit de groep van Gallet
ti, (zie ook bezoek Brown University) waarbij de aanstroming
van een hollow fiber oxigenator bloedstolsels vertoonde. De
hoeveelheid stolsel bleek een funktie te zijn van de stroom
snelheid van het bloed door de oxigenator. De experimenten
werden uitgevoerd in vivo met lammeren als proefdier. Het
stolselprobleem zou wel eens het grootste probleem kunnen
blijken te zijn bij de holle fiber oxigenatoren.
An automatic cardiopulmonary bypass unit for use 1n infants.
Deze bijdrage werd verzorgd door Turino, een medewerker van
Senning in Zurich, als gast medewerker aan de University of
California, San Diego. Het is een miniatuur hartlongmachine
met rollerpompen waarvan de rotatiesnelheid zodanig geregeld
wordt dat een goede veneuze druk gehandhaafd blijft.
- 43 -
Cardiovasculair analysis.
no. 61 Moving computer graphic images seen from inside the vascular
system.
Dit is een bijdrage van de University of Utah. Voor dit onder
werp zij verder verwezen naar het verslag van mijn bezoek aan
deze universiteit.
Power sources (- b.v. voor opladen van batterijen voor pacemakers -)
Applied biomaterials (- worden door weefsels of bloed niet afgestoten -)
Door de beperkte bemoeienis van onze werkgroep met deze onderwerpen zal
op de onderdelen 1.10 en 1.11 van het congres niet worden ingegaan.
Wel geloof ik dat het voor onze groep belangrijk is op de hoogte te
zijn van wat op deze onderzoeksgebieden gebeurt. Verwezen wordt verder
naar het programma en de transactions.
Prosthetic valves and ventricles.
no. 69
no. 77
no. 78
An artificial heart with variables pulse parameters.
Deze voordracht werd verzorgd door C.J. Knight van de Univer
sity of Edinburgh, Scotland.
Verslag werd gedaan van een pulserende pompeenheid, waarbij
de puls mechanisch-hydraulisch wordt opgedrukt aan een ven
trikel met gemodificeerde schotelkleppen. Van de puls is de
systole-dyastole tijd, de frequentie en pulsvorm continu te
regelen. De pomp kan tot .!.-twee li.te~r v~rp~mpen en is bedoeld
om de hemodynamica van het bloed in de arterien onder contro
leerbare omstandigheden te regelen.
Radially supported membrane valves implanted in the pulmona
ry artery of calves.
Comparative turbulence of heart valves (natural and prosthetic).
- 44 -
LUNCR PROGRAMMA
Er waren drie gescheiden lunches met als onderwerpen de "State of the
ART" in respektievelijk Peritoneal Dialysis, does the artificial kid
ney cure uremia? en Balloon Pumping.
Door mij werd de eerste bezocht, een kort verslag voIgt hieronder.
Voor een uitgebreider verslag zij verwezen naar de transactions.
Vanuit het grote dialyse centrum in Seattle vertelde Dr. Rein.rich
Tenckhoff dat voor wat betreft het centrum in Seattle + 25% van zijn
patienten die nu aan de kunstnier liggen wellicht beter af zouden
zijn met peritoneale dialyse, doch dat deze wijze van dialyseren zeker
niet voor meer dan 50% gewenst is. Tal van factoren, varierend van fy
siologische tot psychische beinvloeden deze keuze.
Veel kritiek bestond op dit moment op de in de handel zijnde dialysaat
vloeistoffen. Te weinig werd door de handel in gegaan op reeds weten
schappelijk bekende betere samenstellingen.
Wellicht ten overvloede zij opgemerkt dat wanneer men het in de Ver
enigde Staten heeft over dialyse, inclusief de peritoneale dialyse,
dat men dan in de eerste plaats home dialyse bedoeld.
26. Speciaal programma in "Fluid mechanics and Mass transport in Artifi
cial Organs".
Ret programma bestonduit een serie van vier colleges over de funda
menten van stromingsleer en massatransport door diffusie. Ret program
ma was afgestemd op hen die een fundamentele ondergrond in deze mate
rie missen.
Ret college werd gegeven door prof. Keller (zie ook bezoek aan de unl
versiteit van Minnesota) en duurde van 8.30 tot 16.45 uur met slechts
korte pauses. Al deze tijd wist Keller een menigte van 80 personen
zeer te boeien. Al hoewel niet veel nieuws werd verteld geloof ik dat
een dergelijk college voor studenten aan onze hogeschool zeer zinvol
zou zijn.
- 45 -
27. De tentoonstelling maakte mij duidelijk dat er op dit moment een ge
weldige industriele ontwikkeling aan de gang is op het gebied van
kunstnieren, membraanlongen en preservatie apparatuur. Zeker vier tot
vijfverschillende nierpreservatie apparaturen stonden tentoongesteld
en nog meer verschillende soorten kunstnieren.
Een goede bijdrage was van Dow Corning met hun fiberkidney, een kleine
kunstnier met goede dialysance. Deze nier, in wegwerpuitvoering, belooft
veel voor de toekomst.
Van deze tentoonstelling heb ik een map van folders samengesteld die
een goed beeld geeft van de tentoonstelling. Belangstellenden kunnen
deze bij mij te leen krijgen.
- 46 -28. SAMENVATTING, CONCLUSIES EN CONSEQUENTIES
29. MEMBRAANLONG
Opdit moment zijn er slechts twee systemen die voor total bypass,
dus flow's tot 5 liter/minuut gebruikt zijn, nl. de Waterslong en de
Bramson long. De eerste is niet aantrekkelijk vanwege zijn konstruk
tie en is dan ook nergens het onderwerp van gesprek, de tweede long
is een inefficient systeem met een groot vulvolume.
Voor kleinere flow's is nu een aantal longen gekonstrueerd en in dier
proeven gebruikt. Zo zijn er de Lande Edwards, Travenol, General
electric-Pierce, Kolobow, Ab Gambro en de holle fiber oxigenator van Dow . De Bramson long wordt over een jaar waarschijnlijk dispo-
sable 1n de handel gebracht, en dan is daar rog zonder commerciele
pretentie de holle fiber oxigenator van Dorspn. I
In diverse instituten wordt nog gewerkt aan ~e konstruktie van een I
vlakke film oxigenator zo bijvoorbeeld het laboratorium van Nose, I
Argonnen National Laboratories en Lautier in' Frankrijk.
In enkele laboratoria wordt gewerkt aan oxig~natoren met geinduceer
de bloedmenging bijv., door Cantekin en Weisfuann met hum moving rod
oxigenator (lit. 56), door Bartlett, Drinker en Edwards laboratories
aan de oscilerende torus, en Keller aan een systeem met bewegende
membranen.
Dan zijn er ook nog de ontwikkelingen op het gebied van de Liquid
Liquid oxigenator.
VOORUITZICHTEN
Hoe zijn nu de vooruitzichten voor de diverse systemen voor total
bypass.
De vlakke film oxigenator.
Problemen met de ontwikkeling hiervan liggen op het gebied van de
stroomverdeling beheersing, filmdikte beheersing en goedkope produktie.
Een membraanoppervlak van 4 tot 6 m2 zal nodig blijven gezien de be
grenzing van het 02 transport door het bloed zelf. Er zijn membranen
ontwikkeld, die voor deze systemen voldoen, en voor zover deze ont
wikkeling nog niet is afgesloten (C02
uitwisseling) is het einde
toch in zicht. Een toekomst voor deze longen ligt vooral in de par
tiele bypass •.
- 47 -
Kan geen efficienter systeem gebouwd worden dan zullen totaalmem
braanoppervlak en grote priming volume een probleem blijven. Ret
efficienter maken van dit type long moet gezocht worden in pulsatie
van het bloed of bewegende membranen. Is echter de procedure om dit
te verwezenlijken te gekompliceerd dan zal een membraanoppervlak
van 3 m2
nog te veel praktische problemen opleveren.
Daar ook de prijs een belangrijke faktor is bij de toepassing van de
membraanoxigenator zal het zeker nog 2 a 3 jaar duren dat een total
bypass long op basis van de vlakke film door de industrie tegen accep
tabele prijs geleverd kan worden.
Naar mijn mening heeft General Electric op dit moment en Argonne
laboratories in de toekomst een goede oplossing voor filmstroming
beheersing.
Capillair oxigenator.
Ook hierin is veel werk geinvesteerd. Ret grote probleem van een lek
vrije montage van de fibers schijnt nu te zijn overwonnen. Gezien de
konstruktie van Dorson en Dow Cemical en de berekeningen van Colton
zullen deze ontwerpen in de naaste toekomst mank gaan aan een groot
vulvolume. Dit vulvolume kan verminderd worden door dunnere fibers
echter bij kleine:diameters gaat bloedstolling in de aanstroming van
de long een rol spelen, zoals onderzoekingen van Galletti aantoonden.
Pulsering van de bloedflow kan een verbetering geven van de 02 op
name en dus aanleiding geven tot een verkleining van de long. (zie
bijv. Villaroel lit. 57).
De capillaire long kan wellicht ontwikkeld worden tot een implanteerbare
long. Wanneer pompwerking en longwerking in hetzelfde systeem kan
geschieden dan mag de omvang van dit systeem toe nemen (Nose).
De eerste jaren valt er naar mijn mening nog geen capillaire long voor
total bypass te verwachten.
Liquid-Liquid oxigenator.
Daar bloed hierbij rechtstreeks in kontakt wordt gebracht met fluor
carbon bestaat er altijd kans dat fluorcarbondeeltjes in het bloed te
recht komen. Nose doet experimenten naar de toxiciteit van fluorcarbon.
Ret verkrijgen van dunne bloedfilmen is een probleem en het scheiden
- 48 -
van fluorcarbon uit bloed wanneer deze zich hebben vermengd. Colton heeft
de gedachte om met gemagnetiseerde fluorcarbonen te werken zodat via
magnetisme een scheiding tot stand gebracht zou kunnen worden. Naar mijn
mening zal de eerste tien jaar nog geen bruikbaar systeem op de markt
zijn.
Geinduceerde menging.
Door het induceren van menging kan het benodigde membraanoppervlak
t 'd d ~~ 2 '1' d h ot mln er an een m worden terug gebracht. Ret lmp lceer ec ter
in aIle gevallen het toevoeren van mechanische arbeid. Voor deze
systemen zijn zeer goede membranen mogelijk, zeer permeable voor
gas en toch sterk en lekvrij. Op dit moment is Nora Burns de enige
die voor dit soort membranen een oplossing heeft. Op dit moment acht
General Electric het mogelijk een membraan te maken dat ook aan der
gelijke eisen voldoet, nl. een polycarbonaat coating van 2 tot 3
micron dik op een poreus membraan van 40 tot 50 micron dik. Ret po
reuse membraan levert de sterkte en de coating de afdichting.
Van het mengsysteem van Cantekin en Weismann is mij niet veel bekend,
van het systeem van Bartlett en Drinker dat het mengsysteem goed vol
doet. Gezien de inspanningen die Bartlett, Drinker, Edwards labora
toeries en Murphy zich getroosten kan verwacht worden dat binnen 1 a 2 jaar een bruikbaar doch niet optimaal systeem voor total bypass kli
nisch beproefd zal gaan worden.
De O2 opname in de mengoxigenatoren zal beperkt gaan worden door grens
laagverschijnselen en/of reaktiekinetika.
De bloeddestruktie blijkt uit proeven van Murphy minimaal te zijn.
Ret systeem van Keller staat nog te zeer in een beginstadium om nu al
een resultaat te voorspellen.
30. KONSEKWENTIES VOOR EINDHOVEN BETREFFENDE MEMBRAANLONGONTWERP I
Onze groep zal nu op basis van verworven kennis en de informatie over
de werkzaamheden in andere groepen naast het fundamentele onderzoek
betreffende de gasuitwisseling dat door ons geschied, moeten beslissen
of ook wij een eigen ontwerp membraanlong ter hand willen nemen en zo
ja in welke richting we dan zullen werken; een klassiek type oxigenator
- 49 -
of een oxigenator met geinduceerde mengLng.
Evaluatie van membraanlongen.
In eerste instantie bestonden er plannen diverse in de handel zijnde
membraanlongen te testen en te zien op welke wijze de gasuitwisseling
is gerealiseerd. Gezien het werk van Galletti hoeft dit niet meer in
extenso te gebeuren. Het blijft echter wenselijk om in ieder geval
aan enkele typen oxigenatoren de evaluatie methode uit werkrapport
twee te testen daar buiten de informatie over de efficiency van de
02 uitwisseling het daar voorgestelde model een handig gereedschap
vormt om te voorspellen hoe de gasuitwisseling in een long zal zijn
in door de leverancier niet gespecificeerde omstandigheden. Eigen
werk op dit gebied is noodzakelijk omdat Galletti weinig aandacht
besteed aan het vulvolume. Bovendien is het aIleen aangewezen zijn
op informatie uit een laboratorium een ongewenste situatie.
31. ZUURSTOF DIFFUSIE IN HEAMOGLOBINE OPLOSSINGEN EN BLOED
Nog niemand is erin geslaagd de instationaire 02 diffusie in vol bloed
afdoende te beschrijven. Voor wat betreft de diffusie van inerte
stoffen in bloed voldoet de theorie van Fricke afdoende. In onze groep
aan de Technische Hogeschool te Eindhoven zijn experiment en aan de
gang betreffende de 02 diffusie in stromende haemoglobine filmen en
oplossingen van rode cellen, en worden experimenten voor gefaciliteer
de diffusie in samenwerking met ir. Kruger van deze T.H. opgezet.
De totaliteit van dit fundamentele werk is onder meer bedoeld om meer
inzicht te krijgen in de 02 diffusie en met name de invloed van de re
aktiekinetika hierop. Dit laatste neemI aan betekenis toe vanwege de
mengsystemen in de oxigenatoren. Ook de waarneming van Goldsmith dat
de haemoglobine oplossing in de rode cel stroomt bij roteren van de cel
draagt extra argumenten aan om de diffusie in haemoglobine oplossin
gen te bestuderen.
Allerwegen ervaart men de problemen van diffusie experimenten aan
bloed in vitro. In vele gevallen beschrijft men het proces als zou
bloed een homogene vloeistof zijn. Echter de cellen gedragen zich
in ieder experimenteel systeem weer anders met het gevolg dat op dit
moment de effektieve diffusie konstante van 02 in bloed kan varieren
- 50 -
2 van 1]0-5 tot 5]0-5 cm /sec.
Dit laatste echter wordt ook mede veroorzaakt door denaturatie van de
bloedcomponenten.
Slechts enkele instituten kunnen zich veroorloven uitgebreide in vivo
experimenten te doen. Een oplossing ligt wellicht in de water methode
van Richardson alhoewel hierover een uitspraak doen nog te vroeg is.
Een andere oplossing zou zijn de oxigenator systemen door te meten
met haemoglobine oplossingen of oplossingen van rode cellen in fysio
logisch zout. Deze laatste methode geeft ook de mogelijkheid inzicht
te krijgen van de invloed van stromingsvormen op de gasoverdracht.
Het gebruik van de Advancing Front Theorie neemt toe. Uitgezonderd
voor de holle fiber oxigenator bestaat er nog geen theoretische ver
antwoording van deze theorie in de literatuur. Gezien deze ontwikke
ling is het gewenst eigen werk zo snel mogelijk te publiceren.
32. TOEPASSING VAN DE MEMBRAANLONG
Buiten het gebruik voor total bypass zal de membraanlong toepassing
kunnen vinden in partiele bypass, dus ondersteuning van een niet vol
ledig insufficiente menselijke long. Dit gebied van partiele bypass
is nog niet systematisch betreden. Eerste erv~ringen van bijv. Hill
(zie ASAIO '71) duiden op grotere noodzakelijke flow, dan theoretisch
te verwachten is. Het lijkt mij wenselijk voor onze groep de model
vorming van het zuurstofverbruik in het lichaam nader uit te werken
om het gedrag van de membraanlong bij diverse shunt's theoretisch
te bestuderen. Vergelijking tussen theorie en experiment zullen regel
matig moeten worden gedaan. Een samenwerking in deze met dr. Ch. wil
devuur uit Groningen lijkt. mij gewenst.
33. INTENSIVE CARE
Met Medenblik ben ik van mening dat de opzet van het T.H.E~ systeem
voor de meting van pOZ' pCOZ
en pH in bloed eq de toepassing ervan
in een intensive care unit zoals gepland in het gezamelijke program
ma van het Binnenziekenhuis te Eindhoven (Dr. van der Schaar) en de
T.H.E. een sterke verbetering is van wat nu op dit moment in de U.S.A.
te bezichtigen valt.
Technische Hogeschool Eindhoven
- 51 -
34. KLEPPEN
+ Dit onderzoek zoals gepland in de groep W.T. ligt nog voor op bijv.
het onderzoek in de universiteit van Utah. Echter hier wordt ook een
opstelling gebouwd om aan kleppen te gaan meten, zij het dan niet in
de eerste plaats aan vlieskleppen. De meetmethode verschilt enigszins
met die van ons; wat betreft de theoretische beschrijving van de flow
door de kleppen is de groep in Utah al erg ver.
35. PULSERENDE FLOW
Op dit moment wordt het vinden van een antwoord op de vraag of een
pulserende flow nu noodzakelijk is bij langdurige perfusie steeds
belangrijker. V~~r partiele bypass is er in ieder geval een mogelijk
heid met kontinue flow gezien het. werk van Kolobow, die een lam 16
dagen aan de kontinue flow met partiele bypass in leven hield.
Effektief wordt er nu in de V.S. door enige instituten aan het vraag
stuk van de pulsatile flow gewerkt.
Samen met de groepen die in den lande met ons samenwerken hebben we
in de hartlongmachine van de T.R.E. de mogelijkheid om deze proble
matiek ook te bestuderen.
Ret is echter gewenst de voorsprong die we dank Z~J de genoemde ma
chine hebben te bewaren.
36. BLOEDDENATURATIE
Voor wat betreft dit onderwerp wordt er in de door mij bezochte groepen
vooral gekeken naar de trombocieten.
Voor wat betreft eiwit denaturatie in bloed-gasgrensvlakken - waar
schijnlijk zeer belangrijk in bubble-oxigenator - weet niemand meer dan
Lee in 1962.
Ret onderzoek van het Rode Kruis te Amsterdam is ~n dit opzicht up to
date en voor ons van groat belang. 1,1
+ groep Werkplaatstechniek binnen de Afdeling der Werktuigbouwkunde Technische Rogeschool Eindhoven.
- 52 -
37. KUNSTNIER
De kunstnier gaat vooral in de richting van absorbers. Ofwel een kon
ventionele nier met absorbers in het dialysaat of wei gecoate absor
bers rechtstreeks in de bloedlijn. Voor wat betreft het eerste is het
baanbrekende werk nu wei gedaan door Gordon in Los Angeles.
De chemische zijde van de absorbers ligt buiten de kompetentie van de
medisch. technische groep binnen W.T. Echter binnen de groep Fysische
Technologie (Rietema), Algemene en Fysische Scheikunde (van Eck) en
de dialyse groep van het St.-Jozefziekenhuis (Vink en Sistermans) is
er voor deze ontwikkeling een grote belangstelling.
38. ORGAANPERFUSIE APPARATUUR
Onze groep is hierbij in zoverre betrokken dat wordt deelgenomen aan
een landelijke Fungo werkgroep betreffende preservatie apparatuur, en
dan wel voornamelijk wat betreft de membraanoxigenatie van het perfu
saat. Op dit moment zijn diverse ontwerpen op de markt. Een verdere
ontwikkeling zal afhangen van een nauwere specifikatie van de eisen
waaraan een dergelijk apparaat zal moeten voldoen.
39. KUNSTSTOFONTWIKKELING
Dit is een onderwerp waar onze groep geen bemoeienissen mee heeft.
Voor inplanteerbare organen en instrumenten is de ontwikkeling van
kunststoffen die niet schadelijk zijn voor bloed en weefsel zeker van
groot belang. Doch ook bleek mij in diverse laboartoria als Travenol,
Argonne, Nose, Edwards, University of Utah en General Electric het
grote belang beschikbare Know how (in bovenst~ande laboratoria meest-I
al vertegenwoordigd in een enkele persoon) over de verwerking van kunst
stoffen. Bij het ontwerpen van vele medisch technische apparatuur, dit
zal echter ongetwijfeld voor een grote groep andere apparatuur ook
gelden, komen kunststofonderdelen voor of zouireer kunststof verwerkt
kunnen worden tengunste van een goed funktioneren van die apparatuur.
Wellicht dat in de toekomst het ontwikkelen van en het verwerken van
kunststoffen door middel van een en dezelfde per soon binnen het bereik
van onze groep kan worden gebracht.
(.
- 53 -
40. ALGEMENE KONKLUSIES
Ret verheugt mij met Medenblik te mogen konstateren dat de keuze van
de onderwerpen binnen W.T. tot nog toe een gelukkige is geweest. Geen
duplikaten worden verricht en het onderzoek belooft resultaten voor
de toekomst. Ret werkterrein is bovendien breed genoeg om orginali
teit in het onderzoek te bewaren.
Ret volgende zou ik echter willen opmerken. Vanwege onze financien en
mankracht, doch vooral gez~en deze laatste is het hard werken gebla
zen om de ontwikkeling van de grote lijnen van het onderzoek effektief
te houden. Konkrete resultaten op korte termijn van het onderzoek
echter vormen de kleinere projekten, bijvoorbeeld een weegarm voor
infuusregulatie, konstruktie van een apparaat om binnen 15 minuten
de saturatiekromme van bloed te meten (belangrijk nu voor de studie
van de invloed van diverse stoffen als 2,3, DPG en ATP op het verloop
ervan) etc. De ervaring van het laatste jaar is dat vooral deze
kleine projekten in het gedrang komen door gebrek aan werkplaatsruim
te en experimenteertijd van de onderzoekers. Ret laten vallen van dit
soort kleine projekten betekent dat de klinieken hun enteresse voor
bio-engineering verliezen daar juist deze kleine projekten voor hen
konkreet en direkt tastbaar resultaat opleveren.
De grote lijn van het onderzoek vertragen, hetgeen niet wenselijk is
gezien de ontwikkelingen in andere laboratoria op hetzelfde werkgebied,
betekent tevens het verliezen van de inspiratie voor toekomstige klei
ne projekten.
Een uitbreiding van onze groep zoals Medenblik die voorstelde, met I
elektromonteur, I a 2 technici, en 1 tekenaar-konstrukteur kan onze
groep maken tot een die zich kan meten met groepen in de U.S.A. en
voor de klinieken in Nederland betekenis kan hebben.
4 I. ONDERWIJS
Over het algemeen bestaan er in de U.S.A. nog geen direkte pogingen om
een diploma bio-engineering uit te reiken. Wel zijn aan diverse insti
tuten programma's in het leven geroepen om studenten uit diverse stu
dierichtingen met een medisch technische belangstelling een goede on
dergrond op dit gebied te geven (zie ook het reisverslag van Medenblik,
- 54 -
"bezoek aan de University of Washington").
Voor wat betreft de medisch technische studenten binnen W.T., doch ook
voor hen in de andere onderwijsgroepen van deze T.R., lijkt het mij
wenselijk kursussen te organiseren met onderwerpen als; meetsystemen
in biologie en medicijnen (nu door prof. Bekkering) basis kursus fysio
logie (voor W.T. studenten nu gedeeltelijk ondervangen door het col
lege van dr. Bernards in Nijmegen), rheologie van het bloed en intro
duktie in extrakorporale cirkulatie, etc.
42. MEDISCR TECHNISCR INSTITUUT
Wat dit betreft wil ik hier slechts opmerken dat het voor ons land van
belang is te komen tot het bestendigen van het huidige medisch tech
nische onderzoek en tot het bevorderen dat nieuwe terreinen worden be
treden, wil de bestaande achterstand op de Verenigde Staten niet bij
zonder groot worden. Op vele laboratoria in de U.S.A. worden op dit
moment projekten op allerlei gebied getransformeerd naar medisch-tech
nisch of medisch fysisch gebeid omdat op dit moment zulks het onderzoek
terrein is waarvoor de federale regering fondsen ter beschikking stelt,
terwijl andere fondsen worden beperkt. Ook vele industrien werkzaam
op het gebied van ruimtevaart werken nu sterker in de bio-engineering
richting ter vervanging van andere projekten en om hun mensen aan het
werk te houden. Over enige jaren moet dit wel resulteren in een groot
aantal nieuwe produkten. Ret zou mijns inziens van een slecht beleid
getuigen tegenover deze ontwikkelingen slechts een afwachtende hou-
ding aan te nemen.
SPECIAL PROGRAM Sunday, April 18, 1971
FLUID MECHANICS AND MASS TRANSPORT IN ARTIFICIAL ORGANS
An introduction for medical scientists to some of the fundamentals of fluid mechanics and mass transport important in extra-corporeal circulation of blood. Emphasis will be on the physical principles which provide the foundation of incompressible fluid mechanics, the important conservation and constitutive relations which are the basis for interpreting mass transport phenomena in artificial organs, and the methods for relating clinically defined functional requirements to design parameters. The major thrust will be to establish a rational basis for' communication between medical and physical scientists. The course will be of only limited utility for people with strong engineering science backgrounds. Lecturer
Dr. Kenneth H. Keller, Associate Professor of Chemical Engineering, University of Minnesota. Prerequisites
It will be assumed that participants have had a typical undergraduate premedical program in chemistry and physics and some previous familiarity with calculus. A minimal introduction to ordinary differential equations would be useful, but not essential. Schedule Session I: 8:30-10:00 Fundamentals offluid
mechanics. Session II: 10:15-11:45 Applicationtoextra
corporeal blood flow. Luncheon 12:00-1: 15 (I ncluded in registra-
tion fee.) Session III: 1 :30-3:00 Fundamentals of mass
transport. Session IV: 3:15-4:45 Application to
artificial organs. (Work sessions will be held in the State
Ballroom. Luncheon will be served in Private Dining Room 14 on the Club Floor.)
Printed notes will be provided and the lectures will be augmented with filmed demonstrations. Time will be provided for discussion during each session.
SCIENTIFIC PROGRAM
Monday, April 19, 1971
Grand Ballroom The Palmer House, Chicago
8:55 A.M. Welcoming Remarks, Dr. John P. Merrill, President ASAIO
BIOMATERIALS
Dr. Richard D. Falb, Presiding
9: 00 A.M. (1) The urokinase-heparin bon~ed synthetic surface. An approach t~ the creatl~)o of a prosthetic surface possessl~g comp~lte antithrombogenic and thrombolytiC properties.
B.K. Kusserow, R. Larrow, J. Nichols, University of Vermont, Burlington, Vermont
9: 15 A.M. (2) Biolized materials for cardiovascular prosthesis. Y. Imai, K. Tajima, Y. Nose, ,!,he Cleveland Clinic Foundation, Cleveland, OhiO
9:30 A.M. (3) Plastics with a stable surf~ce monolayer of cross-linked heparin: preparation and evaluation. H.R. Lagergren, J-C. Eriksson, Karolinska Hospital, Stockholm, Sweden
9:45 A.M. (4) Surface charge behavior of pyrolytic carbon. B.D. Epstein, E. Daile-Molle, .Gulf. General Atomic Company, San Diego, California
10:00 A.M. (5) Performance of polyurethanecarbon black vascular prostheses.
B.C. Taylor, W. V. Sharp, J./. ,Wright, ~.L. Ewing, C.L. Wilson, Akron City Hospltaj, Akron, Ohio
10:15 A.M. (6) New pacemaker electrodes.
M. Schaldach, Universitat Erlangen-Nurnberg, Germany
10:30 A.M. ('1) Methods to construct artificial organs. T.R. Kessler, J.L. Foote, J.D. Andr~de, W.J. Kolff, University of Utah, Salt Lake City, Utah
10:45 A.M. INTERMISSION
ORGAN PRESERVATION AND TRANSPLANT ATION
Dr. John P. Merrill, Presiding
11:00 A.M. (8) Isolated intestinal perfusion-a method for assessment of preservation methods and viability before transplantation.
J.D. Ruiz, L.S. Schultz, J. Hendrickx, P.L. Castelfranchi, W. Meyer, R.C. Lillehei, University of Minnesota Health Sciences Center, Minneapolis, Minnesota
11 :15 A.M. (9) Organ preservation: a comfortable experimental storage system for rat hearts.
U. Stock mann, B. Liepe, F. Wallner, E.S. Bucher/, Westend University Clinic, Free University, Berlin, Germany
11 :30 A.M. (10) Ultrastructural and functional effects of freezing rat hearts to various temperatures without a cryoprotectant.
A.M. Karow, Jr., M. Shlafer, Medical Co lieU' of Georgia, Augusta, Georgia
11 :45 A.M. (11) The effect of rabbit anti-platelet anti-serum on the rejection of the pig and rabbit kidney by the dog. -
C. Derry, A. Kashii, L. Lafortune, F-K. P'eng, A. Sahyoun, M. Misra, M. Slapak, Harvard Medical SchOOl, Boston City Hospital, Boston, Massach usetts
12:00 M. (12) Delay of xenograft rejection through oxidation of blood during hemodial· ysis.
M. Bier, C.F. Zukoski, J. T. Boyer, Veterans Administration Hospital and University of Arizona, Tucson, Arizona
LUNCH
SESSION A
Grand Ballroom
DIALYSIS
Dr. Richard B. Freeman, Presiding
1 :30 P.M. (13) Effect of hemodialysis on the inhibition of nervous tissue transketolase and on uremic neuropathy.
R.B. Sterzel, M. Semar, E. T. Lonergan, K. Lange, New York Medical College, New York, New York
1.:45 P.M. (14) The genesis of the square meterhour hypothesis.
A.L. Babb, R.P. Popovich, T.G. Christopher, B.H. Scribner, University of Washington, Seattle, Washington
2:00 P.M. (15) An investigation of the clinical consequences of low dialysate flow rate.
T.G. Christopher, V. Cambi, L. Harker, P. Hurst, A.L. Babb, B.H. Scribner, University of Washington, Seattle, Washington
2:15 P.M. (16) Evidence for depletion of vital substances in hemodialysis. Assay of serum abnormalities in uremic and dialysis patients.
L.J. Quadracci, V. Cambi, G.E. Striker, University of Washington, Seattle, Washington
2:30 P.M. (17) The use of testosterone in bilateral nephrectomized dialysis patients.
S. Shaldon, W.D. Patyna, P. Kaltwasser, E. Werner, K.M. Koch, W.E. Schoeppe, The National Kidney Centre, London, Great Britain, Zentrum der Inneren Medizin der Universitat and Gesellschaft fUr Strahlenforschung, Frankfurt West Germany
2:45 P.M. (18) Measurement of dialysance of calcium in vivo using radiocalcium (47Ca).
H.E. Strong, B.C. Schatz, J.H. Shinaberger, J.W. Coburn, Wadsworth General Hospital and UCLA School of Medicine, Los Angeles, California.
3:00 P.M. (19) A controlled evaluation of clinical and metabolic effects of two dialysate calcium levels during regular hemodialysis.
K.S. Mirahmadi, B.S. Duffy, J.H. Shinaberger, J. Jowsey, S.G. Massry, J.W. Coburn, Wadsworth General Hospital, Cedars-Sinai Medical Center, and UCLA School of Medicine, Los An· geles, California
3:15 P.M. (20) Long-term hemodialysis in the elderly.
W. N. Chantous, G. L. Bailey, D. Zschaeck, c.L. Hampers, J.P. Merrill, Peter Bent Brigham Hos· pital and Harvard Medical School B'oston, Massachusetts
3:30 P.M. INTERMISSION
ARTIFICIAL BLADDERS AND SPHINCTERS
Dr. Adrian Kantrowitz, Presiding
4:00 P.M. (21) An artificial urethral sphincter, a preliminary report. .
T.S. Hargest, F. Derrick, Jr., Medical University of South Carolina, Charleston, South Carolina· and George Washington University Medical Center, Washington, D.C.
4:15 P.M. (22) Bladder regeneration aftercystectomy and prosthetic urinary bladder replacement.
T.H. Stanley, J.G. Feminella, Jr., J.B. Priestly, J.K. Lattimer, T.R. Kessler, W.J. Koltt, The Columbia-Presbyterian Medical Center, New York, New York and The University of Utah College of Medicine, Salt Lake City, Utah
4:30 P.M. (23) Implantable artificial sphincter ani.
K. Affeld, D. Kintzonidis, C. V. Hardenberg, Chirurgische Klinik Westend Der' Freien Un iversitat Berlin, Berlin, West Germany.
SESSION B
Red Lacquer Room
CIRCULATORY ASSISTANCE, I
Dr. Willem J. K olft, Presiding
1 :30 P.M. (24) Combined use of mechanical ventricular assistance and balloon diastolic augmentation.
M.R. Petracek, V.L. Gatt, D.B. Skinner, The Johns Hopkins University School of Medicine, Baltimore, Maryland
1:45 P.M. (25) Automatic control of intra-aortic balloon counterpulsation. !
J.W. Clark, G.R. Kane, C.J. Hartley, Rice University, Houston, Texas
2:00 P.M. (26) Proximity to aortic valve and unidirectionality as prime factors in counterpulsation effectiveness.
S. Furman, 8. Whitman, J. Stewart, B. Parker, M. McMullen, Montefiore Hospital and Medical Center, Bronx, New York
2:15 P.M. (27) Acoustic monitoring of the intraaortic balloon.
P.M.. Griffen, L.D. Meyer, General Electric Company, Schenectady, New York
2:30 P.M. (28) Effects of change of ambient pressure differential on the effectiveness of peripheral external assist.
R.L. Norton, K. Kataoka, W.C. Birtwell, H.S. Soroff, New England Medical Center Hospitals, Boston, Massachusetts
2:45 P.M. (29) Prolonged circulatory support by direct mechanical ventricular assistance for two to three days of ventricular fibrillation.
G.L. Anstadt, C.A. Rawlings, D.J. Krahwinkel, H.W. Casey, P. Schiff, USAF School of Aerospace Medicine, Brooks Air Force Base, Texas
3:00 P.M. (30) A New method of pulsatile bypass without heparin for aortic arch replacement.
A. Wakabayashi, J. Hirai, J.E. Connolly, University of California, Irvine, California
3:15 P.M. INTERMISSION
CIRCULATORY ASSISTANCE, \I
Dr. Yukihiko Nose, Presiding
3:30 P.M. (31) Pathophysiologic studies on prolonged continuous pumping of a series-type left heart assist device in calves.
H. Takagi, H. Takano, T. Akutsu, University of Mississippi, Jackson, Mississippi
3:45 P.M. (32) Hematologic observations during prolonged left-ventricular bypass.
J.N. Ross, Jr., C.P. Alfrey, E.C. Lynch, J.H. Kennedy, Baylor College of Medicine, Houston, Texas
4:00 P.M. (33) The development of an intrathoracic total left heart bypass system with automatic flow regulation.
E.H. Klopp, W. Seamone, R.S. Car/son, B.F. Hoffman, V.L. Gatt, The Johns Hopkins University, Baltimore, Maryland
4:15 P.M. (34) Total body extracorporeal pumping with pulsatility.
K.A. Vasko, R.A. DeWall, E.L. Stanley, E.H. Krause, Kettering Medical Center, Dayton, Ohio
4:30 P.M. (35) Inertial cardiac assistance.
R.W. Ware, C.W. Hall, J.w. Fogwell, J.N. Ross, M.E. DeBakey, Southwest Research Institute, San Antonio, Texas and Baylor College of Medicine, Houston, Texas
4:45 P.M. (36) The effect of heat on myocardial vascularity: preliminary report and clinical impiications.
J.C. Norman, F.A. M%khia, P.J. Asimacop· ou/os, R.H. Liss, F.N. Huffman, Harvard Med· ical School, Boston, Massachusetts
NOTES
Tuesday, April 20, 1971
SESSION A
Grand Ballroom
ABSORBENTS
Dr. Robert L. Dedrick, Presiding
8:30 A.M. (37) Coated adsorbents for direct blood perfusion: HEMA/activated carbon.
J.D. Andrade, K. Kunitomo, R. Van Wagenon, D. Gough, University of Utah, Salt Lake City; Utah
8:45 A.M. (38) Removal of uremic waste meta· bolites from the gastrointestinal tract by encap· sulated carbon and oxidized starch.
R.E. Sparks, O. Lindan, N.S. Mason, M.H. Litt, P.M. Meier, Case Western Reserve University and Highland View Hospital, Cleveland, Ohio
9:00 A.M. (39) Possible uremic detoxification via oral ingested microcapsules.
D.L. Gardner, Battelle Memorial Institute, Columbus, Ohio
9:30 A.M. (40) Clinical evaluations of semiper· meable microcapsules (artificial cells) contain· ing activated charcoal for the removal of creatinine; uric acid and guanidine in patients with chronic renal failure.
T.M.S. Chang, A. Gonda, J. Dirks, M. Gregory, N. Malave, McGill University and Royal Vic· toria Hospital, Montreal, Canada
9:45 A.M. (41) Clinical maintenance hemodialysis with a sorbent-based low-volume dialysate regeneration system.
A. Gordon, O.S. Better, M.A. Greenbaum, L. Marantz, T. Gral, M.H. Maxwell, Cedars-Sinai Medical Center, Los Angeles, California and CCI-Marquardt Company, Van Nuys, California
10:00 A.M. INTERMISSION
DIAL YZERS AND MEMBRANES
Dr. Frank A. Gotch, Presiding
10:15 A.M. (42) Blood cleansing by diafiltration in uremic dog and man.
R. Hamilton, C. Ford, C. Colton, S. Steinmuller~ L. Henderson, University of Pennsylvania, Philadelphia, Pennsylvania, Amicon Corporation, Lexington, Massachusetts and Massachusetts Institute of Technology, Cambridge, Massachusetts
10:30 A.M. (43) Use of fluorochemicals for renal perfusion.
H.D. Berkowitz, J. Mendham, L.D. Miller, H. Slovieter, University of Pennsylvania, Philadelphia, Pennsylvania
10:45 A.M. (44) Clinical evaluation of the disc cone dialyzer.
S. Steinmuller, E. Horn, R. Hamilton, L. Bluemle, Jr., L. Henderson, University of Pennsylvania. Philadelphia, Pennsylvania and Upstate Medical Center, Syracuse, New York
11 :00 A.M. (45) Asymmetric hollow fiber membrane for dialysis.
R.A. Cross, W.H. Tyson, D.S. Cleveland, Amicon Corporation, Lexington, Massachusetts, and Cutter Laboratories, Berkeley, California
11: 15 A.M. (46) Transfer of chemical species through a protein gel. w.J. Dorson, Jr., J. Allen, V.B. Pizziconi, Arizona State University, Tempe, Arizona
11:30 A.M. (47) Optimization of collagen dialysis membranes.
K.H. Stenzel, A.L. Rubin, W. Yamayoshi, T. Miyata, The New York Hospital-Cornell Medical Center, New York, New York
11:45 A.M. (48) A self-sealing silastic prosthesis for hemodialySis.
M.M. Newman, P. Predecki, J.B. Newkirk, University of Colorado Medical Center, and University of Denver, Denver, Colorado
SESSION B
Red Lacquer Room
GAS EXCHANGE, I
Dr. Kenneth H. Keller, Presiding
8:30 A.M. (49) The use of mathematical and physical models for optimization of oxygenators.
A. Lautier, R. Grossin, D. Laurent, Faculte de Medecine de Creteil, France and Centre d'Etudes des Techniques Chirurgicales, Paris, France
8:45 A.M. (50) Oxygen transfer to bl9Cd: data and theory.
W . ./. Dorson, Jr., R.J. Elg8s, K.G. Larsen, M.E. Vo.orhees, Arizona State University, Tempe, Anzona
9:00 A.M. (51) Predictive correlation of oxygen and carbon dioxide transfer in a blood oxygenator with induced secondary flows.
J.A. Benn, M.C. Shults, E.J. Lacava, G.S. Kopf, R.H. Bartlett, E.L. Hanson, P.A. Drinker, M~ssachusetts Institute of Technology~ Cam· bridge, Massachusetts and Harvard Medical School, Boston, Massachusetts
9:15 A.M. (52) Oxygen transfer to blood in membrane lungs: correlation with and prediction from in vitro measurements.
P.D. Richardson, M. T. Snider, P.M. Galletti, Brown University. Providence, Rhode Island
9:30 A.M. (53) Evaluation of an improved hollow fiber membrane oxygenator.
R.C. o.utton, L.H. Edmunds, Jr., L. W. Rudy, 8.J. LIPPS, F.W. Mather, S.N. Walker, University of California Medical Center, San Francisco, California and The Dow Chemical Company, Walnut Creek, California
9:45 A.M. (54) In vitro testing of a toroidal flow membrane oxygenator.
D.A. Murphy, K. Norris, M. Martin McGill University-Montreal Children s Hospital, Montreal, Canada
10:00 A.M. INTERMISSION
GAS EXCHANGE, II
Dr. Pierre M. Galletti, Presi'Jing
10:15 A.M. (55) The use of proteic and enzym. atic coatings and/or membranes for oxygenators.
G.B. Broun, C. Tran Minh, D. Thomas, D. Domurado, E. Selegny, School of Medicine University of Rouen, Rouen, Fran·;e '
10:30 A.M. (56) Extended term (16 days) partial extrac~rporeal respiratory gas exchange with the spIral membrane lung in unanesthetized lambs.
T. K%bow, R.G. Spragg, J.E. Pierce, WM. Zap,?l, Laboratory of Technical Development, National Heart and Lung Institute, Bethesda, Maryland
10:45 A.M: (57) Clinical cardio-pulmonary dynamo I~ during prolonged extracorporeal circulatIon for acute respiratory insufficiency.
J.D. Hill, R. Fal/at, K. Cohn, R. Eberhart, L. Don.tigny, M.L. Bramson, F. Gerbode, The InstItute of Medical Sciences San Francisco California ' ,
11 :00 A.M. (58) The use of a membrane oxygenator for treatment of respiratory insufficiency.
C.R.H. Wildevuur, J.R.G. Kuipers, J.A.E. Spaa'!, H. Sugawara, I. Onodera, University of Gronmgen and Institute of Technology, Eindhoven, The Netherlands
11 :15 A.M. (59) Observations of acute thrombogenesis in membrane oxygenators.
L.I. Friedman, P.D. Richardson, P.M. Galletti Brown University, Providence, Rhode Island '
11 :30 A.M. (GO) An automatic cardiopulmonary bypass unit for use in infants.
M. Turina, L.B. Housman, M. Intaglietta, J. Schauble, N.S. Braunwald, University of California, San Diego, California
SESSION A
Grand Ballroom
CARDIOVASCULAR ANALYSIS
Dr. Perry L. Blackshear, Jr., Presiding
2.?OO P.M. (61) Moving computer graphic images seen from inside the vascular system.
H. Greenfield, D. Vickers, I. Sutherland, W Kolff, K. Reemtsma, University of Utah, Salt Lake City, Utah
2:15 P.M. (62) Erythrocyte metabolism following surf!lce-induced injury.
E.F. Bernstein, University of California, San Die!,lo, California
2:30 P.M. (63) Applications of ultra-miniature photoelectric plethysmographic sensors With very short response time to the non-traumatic study of the circulatory system.
Y. Omura, K. Lee, Manhattan College, Riverdale, New York and New York Medical College, New York, New York
2:45 P.M. INTERMISSION
POWER SOURCES
Dr. Hobert L. Bowman, Presiding
3;00 P.M. (64) Ultrahigh power electromagnetic en!1rgy transport into the body.
J,e. Scliuder, J. Gold, H.E. Stephenson, Jr., University of Missouri, Columbia, Missouri
3:15 P.M. (65) An enzymatic converter for the implanted fuel cell.
L.A. Dohan, S.J. Yao, S.K. Wolfson, Michael Reese Hospital and Medica! Center, Chicago IHinois '
3:30 P.M. INTERMISSION
APPLIED BIOMATERIALS
Dr. C. William Hall, Presiding
3:45 P.M. (66) Evaluation of a synthetic bioadhesive dressing and antibacterial agent combination as a temporary substitute for full thickness loss of skin.
C.J. Buckley, C.E. Chambers, W. T. Kemmerer, C.A Rawlings, H.W. Casey, C.w. Hall, Wilford Hall USAF Medical Center, Lackland AFB, Texas, School of Aerospace Medicine, Brooks AFB, Texas, and Southwest Research Institute, San Antonio, Texas
4:00 P.M. (67) Collagen as a vitreous heterograft.
M. Dunn, D. Shafer, K.H. Stenzel, AL. Rubin, The New York Hospital-Cornell Medical Center, New York, New York
4:15 P.M. (68) Implantation of an artificial cornea employing full thickness onlay sclera and a sliding conjunctival graft.
W. O'Bannon, L.J. Girard, M. Kuns, Baylor College of Medicine, Houston, Texas
SESSION B
Red Lacquer Room
PROSTHETIC VALVES AND VENTRICLES, I
Dr. Eugene Bernstein, Presiding
2:00 P.M. (69) An artificial heart with variables pulse parameten.
C.J. Knight, University of Edinburgh, Edinburgh, Scotland
2:15 P.M. (70) Can we achieve over 100 houn' survival with a total mechanical heart?
M. Klain, G. Mrava, H. Ogawa, K. Tajima, J. Webb, Y. Nose, Cleveland Clinic and NASA Lewis Research Center, Cleveland, Ohio
2:30 P.M. (71) Problems in total artificial heart.
H. Takano, H. Takagi, M.D. Turner, E.C. Henson, J.w. Crowell, T. Akutsu, University of Mississippi Medical Center, Jackson, Mississippi
2:45 P.M. (72) The development and implantation of a polyurethane hemispherical artificial heart.
Ciij Lym;J) C. Kwan-Gett, A. B/and, The University of Utah, Salt Lake City, Utah
3:00 P.M. (73) An artificial heart implanted in the abdominal wall.
E.S. Bucher!, K. Affeld, D. Mohnhaupt, W. Krautzberger, H. Keilbach, H. Kleine, F. Wallner, D. Clevert, Chirurgische Klinik Westend der Freien Universitat Berlin, West Berlin, Germany
3:15 P.M. INTERMISSION
PROSTHETIC VALVES AND VENTRICLES, 1\
Dr. John C. Norman, Presiding
3:30 P.M. (69) Characteristics of the human heart: design requirements for replacement.
P.N. Sawyer, M. Page, B. Rudewa/d, H. Lagergren, L. Base/ius, C. McCool, W. Halpern, S. Srinivasan, State University of New York, Downstate Medical Center, Brooklyn, New York and Chemical Automation Corporation, Great Neck, New York
3:45 P.M. (75) Artificial heart with hemispherical ventricles II and disseminated intravascular coagulation.
C.S. Kwan-Gett, D.K. Backman, F.M. Donovan, N. Eastwood, J. L. Foote, J. Kawai, T. R. Kessler, AC. Kralios, J.L. Peters, H.K. Wong, H.H.J. Zwart, W.J. Koltf, University of Utah Salt Lake City, Utah '
4:00 P.M. (76) Artificial heart constructed with biological material.
Y. Nose, K. Tajima, Y. Imai, M. Klain, G. Mrava, H. Ogawa, K. Urbanek, The Cleveland Clinic Foundation, Cleveland, Ohio
4:15 P.M. (77) Radially supported membrane valves implanted in the pulmonary artery of calves.
A Rogers, K.R. Williams, L.B. Morris, Univer· sity of Pennsylvania, Philadelphia, Pennsylvania
4:30 P.M. (78) Comparative turbulence of heart valves (natural and prosthetic).
J.S. Love, Jr., S.H. Advani, T.J. Tarnay, West Virginia University, Morgantown, West Virginia
LITERATUUR
I. E.N. Lightfoot
Low order approximations for membrane blood oxygenators
Am. Inst. of Chern. Eng. Journal vol. 14~ no. 4 p. 669 1968.
2. D. Alton Murphy, K. Norris and M. Martin
The in vitro characteristics of toroidal flow membrane oxigenator
Asaio 1971.
3. Harry L. Goldsmith
The microrheology of red blood cell suspenSLons
Journal of General Physiology vol. 52, no. 1 part 2
4. Motion of particles in a flowing system
Uit Vascular factors and thrombosis
F.K. Schattauer Verlag. Stuttgart - New York 1970.
1968.
5. Ch.R.H. Wildevuur, J.R.G. Kuipers, J.A.E. Spaan, H. Sugawara en I. Onodera
The use of a membrane oxygenator for treatment of respiratory insufficiency
Asaio 1971.
6. Thomas K. Goldstick and Irving Fatt
Diffusion of oxygen in solutions of blood broteIns
Chemical Engineering Symposium Series, vol. 66, no. 99, p. 101 1970.
7. Engineering in biology and medicine at Stanford University
University Press Stanford 1969.
8. I. Fatt and R.C. la Force
Micropolarografic measurements of oxygen diffusion 1n some systems of
biological interest.
Report no. MT-63-2 jume 1963.
Publikatie van Institute of Engineering Research, University of California,
Berkeley.
9. K.H. Keller
Fluid mechanics and mass transfer in artificial organs
Lecture at the 17e annual Meeting of the ASAIO Chicago, april 17, 1971.
10. F.W. Markley
An adhesive bonded, small, low blood volume, parallel flow, pumpless
haemodialyzer
First annual report to the national institute for arthritis and meta
bolic diseases.
Report from Argonne National Laboratory, Argonne, Illinois 60439.
II. G.L. Mrava, P.S. Malchesky, D.C. Weber and Y. Nose
Artificial kidney computer programm.
Report from; Artificial Organs Research Laboratory, The Cleveland Clinic
Foundation, Cleveland, Ohio 44106 Spring 1970.
12. H.J. Bixler, R.A. Cross, L.L. Markley
The design and construction of a narrow channel, modular blood oxygenator
employing amicon's biolon and/or diaflo membranes
Report to the National Heart Institute, march 29, 1967.
13. P.S. Malchesky and Y. Nose
Inert organic liquid as a biological oxygen carrier
Journal of Surgical Research, vol. 10, no. II, 1970.
14. F.W. Markley, M.M. Quraishi, L.E. Cespedes and A.R. Lavender
An improved pumpless, parallel flow haemodialyzer
Report from Argonne National Laboratory, Argonne, Illinois 60439.
15. A.R. Lavender, Finley W. Markley and M. Forland
Potential application of a pump less haemodialyzer for home dialysis
and studies with a new pump less parallel flow haemodialyzer
proc. of the eur. dialysisand transplant association, Se conference
serie no. 179 1968.
16. A.R. Lavender, Finley W. Markley and M. Forland
A new pumpless, parallel flow haemodialyzer, preliminary report
Trans of the ASAIO vol. 14 1968.
17. W. Dorson, E. Baker and H. Hull
A shell and tube oxygenator
Trans from ASAIO vol. 14 1968.
18. W.J. Dorson, M. Markovitz, V.B. Pizziconi and J.A. Walters
Molecular separation as an artificial kidney technique
Trans. from ASArO vol. 14 1970.
19. W.J. Dorson and B.P. Meyer
A neonatal oxygenation system
ACEMB no. 21 1968 bIz. 124.
20. W.J. Dorson
Design theory for blood oxygenators
ACEMB 1967 29.1
21. W. Dorson, Earl Baker, M.L. Cohen, B. Meyer, M. Molthan, D. Trump and
R. Elgas
A perfusion system for infants
Trans from ASAIO vol. IS 1969.
22. W.J. Dorson, K.G. Larsen and R.E. Seifert
Pre sure drop and oxygenation of blood flowing 1n coiled tubes
ACEMB 23 annual conference 9.3 1970.
23. W.J. Dorson
Oxygenation of blood for clinical applications
from: Blood Oxygenation, Plenum Press, 1970 bIz. 355.
24. W. Dorson, B. Meyer, E. Baker, M. Cohen, R. Elgas, M. Molthan and D. Trump
Response of distressed infants to partial bypass lung assistance
Trans from ASAIO 1970.
25. W. J. Dorson, E. Baker, H. Hull, M. Molthan, Bi • Meyer, R. Fargotstein,
M.L. Cohen
A long term partial bypass oxygenation system
Annals of Toracic Surgery vol. 8, no. 4 1969.
26. C.K. Colton, K.A. Smith, P. Stroeve, E.W. Merrill
Laminar flow mass transfer in a flat duct with permeable walls
Amer. lnst. Chem. Eng. Journal (in press, juli 1971).
27. H. Greenfield, C. Brauer and K, Reemtsma
Preliminary analysis of blood flow characteristics in de abdominal
aorta by computer interpretation
Presented at the international symposium on computer graphics,
Uxbridge, England vol. 3 1970.
28. K. Reemtsma, L.S. Sandberg and H.H. Greenfield
Some theoretic aspects of vascular degeneration
American Journal of Surgery vol. 119 may 1970 p. 543.
29. G.W. Romney
Computer assisted assembly and rendering of solids
Technical report 1969, University of Utah.
30. D.M. Ryon and W.F. Mathewson
Development of the General Electric - peirce lung
Report General Electric, Giz.- 2206, 1970.
31. J.S. Olson, M.E. Andersen and Q.H. Gibson
The dissociation of the first oxygen molecule from saturated mammalian
oxyhaemoglobin
Artikel zal nog verschijnen.
32. P.D. Richardson, M.T. Snider and P.M. Galletti
Oxygen transfer to blood in membrane lungs; correlation with and
prediction from in v~vo measurements
Trans. from ASAIO 1971.
33. A. Lautier, R. Grossin, D. Laurent
The use of mathematical models for optimization of oxygenators
Trans. from ASAIO 1971.
34. P.A. Drinker, R.H. Bartlett, R.M. Bialer, B.S. Noyes
Augmentation of membrane gas transfer by induced secondary flows
Surgery vol. 66 no. 4, pp 775-781 1969.
35. R.H. Bartlett, Diana Kitredge, B.S. Noyes, R.H. Willard, P.A. Drinker
Development of a membrane oxygenator; overcoming blood diffusion limi
tation
Journal of Thoracic and Cardiovascular Surgery vol. 58, no. 6 1969.
795 - 800, 816 - 820.
36. R.H. Bartlett, J. Isherwood, R.A. Moss, W.L. Olszeweski. H. Polet and
P.A. Drinker
A toroidal flow membrane oxygenator; four day partial bypass Ln dogs
Surgical Forum vol. 20 1969.
37. R.C. Eberhart, M.L. Coval
Developments to improve the Bramson membrane oxygenator
From Artificial heart programm conference june 1969
e.d. F.W. Hastings, L.T. Harmison
38. C.K. Colton
A review of the developments and performance of haemodialyzers
Report of dept. of chern. eng. M.l.T. in conjunction with contract PH
43-66-491 1967.
39. C.K. Colton and R.F. Drake
Effect of boundary conditions on oxygen transport to blood flowing
in a tube
Presented at the symposium on gas exchange Ln biological systems
nov. 1969.
40. C.K. Colton, K.A. Smith
Solute transport in whole human blood
Invited paper presented at the meeting of the biomedical engineering
society
Chicago Illinois april 1970.
41. C.K. Colton, K.A. Smith, E.W. Merrill and J.M.Reece
Diffusion of organic solutes in stagnant plasma and red cell suspensions
Chemical engineering symposium series, vol. 66, no. 99 1970.
42. P.D. Richardson
Effects of sound and vibrations on heat transfer
Applied Mechanics Reviews vol. 20, no. 3 p. 201 1967.
43. P.D. Richardson
Heat transfer from a circular cylinder by acoustic streaming
J. Fluid Mech. vol. 30 part. 2 pp. 337-355 1967.
44. R.A. Moss, J.A. Benn, F.K. Ghadar and P.A. Drinker
Secondary flow and mass transfer in an oscillating torus
from Mechanical devices for cardio pulmonary assistance editors
R.H. Bartlett, P.A. Drinker, P.M. Galletti.
45. W.J. Dorson, K.G. Larsen, R.J. Elgas and M.E. Voorhees
Oxygen transfer to blood: data and theorie
Trans. from ASAIO 1971.
46. C.K. Colton, K.A. Smith, E.W. Merrill, S. Friedman
Diffusion of Urea in flowing blood
Amer. inst. chm. eng. journal (in press july 1971).
47. G.L. Mrava, D.C. Weber, P.S. Malcheski, K. Masuda and Y. Nose
Computerized data analysis of haemodialyzers ASAIO pag. 155 1970.
by a standard protocol shows true effective membrane area
Trans. ASAIO 1970.
48. C.J. Thompson
Models for haemoglobin and allosteric enzymes
bio polymers, vol. 6, pp. 1101-1118, 1968.
49. W.T. Yap, H.A. Saroff
Application of the Ising model to haemoglobin
J. Theo bioi. 30 35-39 1971.
50. A. Gordon, O.S. Better, M.A. Greenbaum, L. Maranz, T. Gral, M.H. Maxwell
Clinical maintenance haemodialysis with a sorbent-based low volume
dialysate regeneration system
Trans ASAIO 1971 (in press).
51. N. Burns
Production of a silicoqe rubber film for the membrane lung
Biomedical engineering aug. 1969.
52. J.A.E. Spaan
Werkrapport 2; Membraanlong projekt T.H. Eindhoven
Eindhoven; Universiteits drukkerij.
53. R.H. Bartlett, P.A. Drinker, P.M. Galletti
Mechenical devices for cardio pulmonary assistance
S. Karger, Basel - Munchen, Paris, London.
54. R.G. Buckles
An analysis of gas exchange in a membrane oxigenator
Ph. D. Thesis, M.I.T. june 1966.
55. R.F. Drake, B.K. Kusserow, S. Messinger, S. Mabuda
A tissue implantable fuell cell power supply
Trans. ASArO 1970.
56. E.l. Cantekin and M.H. Weismann
The moving rod membrane oxigenator
23 rd. A.C.E.M.B. 1970 vol. 12.
57. F. Villaroel, K.B. Bischoff
Respiartory ags exchange ~n extracorporeal systems
23 rd. A.C.E.M.B. 1970. vol. 12.
58. M. Kac
Science 166 695 1969.
59. Weisbluth
The physics of haemoglobin
Springer (1967).
60. M. Eigen
New looks and outlooks on physical enzymology
quartely reviews of biophysics vol. 1 no. 1 may 1968.
61. 1. Wyman
Regulation in macromolecules; as illustrated by haemoglobin.
62. P.S. Malchesky, Y. Nose
Inert organic liquid as a biological oxygen carrier
Journal of surgical research vol.10 no.ll ,1970.