11
muziek Frank Peter Zimmermann i Mario Brunello Kodâly, Cassadó, Martinü, Ravel, Paganini

Frank Peter Zimmermann i Mario Brunello · 2016. 11. 29. · Frank Peter Zimmermann I Mario Brunello Kodâly, Cassadô, Martinû, Ravel, Paganini zondag 10 oktober 1999 Kim Kashkashian

  • Upload
    others

  • View
    2

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Frank Peter Zimmermann i Mario Brunello · 2016. 11. 29. · Frank Peter Zimmermann I Mario Brunello Kodâly, Cassadô, Martinû, Ravel, Paganini zondag 10 oktober 1999 Kim Kashkashian

m u z ie k

Frank Peter Zimmermann i Mario

Brunello

Kodâly, Cassadó, Martinü, Ravel,

Paganini

Page 2: Frank Peter Zimmermann i Mario Brunello · 2016. 11. 29. · Frank Peter Zimmermann I Mario Brunello Kodâly, Cassadô, Martinû, Ravel, Paganini zondag 10 oktober 1999 Kim Kashkashian

D u o 1 9 9 9 - 2 0 0 0

Frank Peter Zimmermann I Mario Brunello

Kodâly, Cassadô, Martinû, Ravel, Paganini

zondag 10 oktober 1999

Kim Kashkashian. Garth Knox

Berio, Scelsi, Benjamin, Yun, Kurtag, Bartók

maandag 22 november 1999

Mitsuko Ushida. Mark Steinberg

Mozart

zaterdag 4 maart 2000

Page 3: Frank Peter Zimmermann i Mario Brunello · 2016. 11. 29. · Frank Peter Zimmermann I Mario Brunello Kodâly, Cassadô, Martinû, Ravel, Paganini zondag 10 oktober 1999 Kim Kashkashian

ism. Festival van Vlaanderen Antwerpen

inleiding Yves Knockaert. 19.15 uur. Foyer

begin concert 20.00 uur

pauze omstreeks 20.45 uur

einde concert omstreeks 21.45 uur

teksten programmaboekje Yves Knockaert

coördinatie programmaboekje deSingel

druk programmaboekje Tegendruk

Frank Peter Zimmermann viool

Mario Brunello cello

Zoltan KodâlyDuo voor viool en cello, opus 7

• Allegro serioso, non troppo

■ Adagio-Andante

• Maestoso e largamente, ma non troppo lente - Presto

Gaspar CassadóSuite voor cello solo

• Preludio. Fantasia

■ Sardana (Danza)

• Intermezzo e Danza

Nicoló PaganiniIntroductie en variaties bij Nel cor più non mi sento

pauze

Bohuslav MartinüDuo voor viool en cello

• Preludio

• Rondo

Maurice RavelSonate voor viool en cello in C

■Allegro

• Très vif

• Lent

• Vif avec entrain

Page 4: Frank Peter Zimmermann i Mario Brunello · 2016. 11. 29. · Frank Peter Zimmermann I Mario Brunello Kodâly, Cassadô, Martinû, Ravel, Paganini zondag 10 oktober 1999 Kim Kashkashian

Zoltan Kodâly (1882-1967)

Duo voor viool en cello, opus 7

• Allegro serioso non troppo

• Adagio-Andante

• Maestoso e largamente, ma non troppo - Presto

Van in zijn eerste kamermuziekwerken heeft Zoltan Kodâly het Hon­

gaarse folkloristische element op zijn muziek betrokken. In zijn Eerste

Strijkkwartet heeft hij een volksmelodie verwerkt, waarbij hij zo’n res­

pect heeft voor het origineel, dat hij de oorspronkelijke harmonisatie

in archaïsch aandoende eenvoudige (pentatonische) akkoorden be­

houdt. Vrij snel zal de volksmuziek als bron op een meer alluderende

wijze aanwezig zijn, in het ritme van een verbunko bijvoorbeeld, in het

felle ritmische accentueren of in zigeunerachtige melodieën. Dat is

ook het geval in zijn Duo opus 7. In het grootse en brede opzet van dit

werk, dat aan de romantiek herinnert, refereren ritmes en melodieën

aan Hongaarse volksmuziek en aan zigeunermuziek.

Toch is Kodâly in deze vroege, zeker in het Duo, opvallend modern.

Wat later, met Hary Janos, zal hij dat vroeg twintigste-eeuwse, dat

hier tot zijn palet behoort, achterwege laten om de romantische ze­

kerheid als stijl te consolideren. Tegen de achtergrond van de roman­

tische breedheid, tekenen zich een aantal elementen af die dit Duo tot

een merkwaardige, rijke en bijzonder hoogstaande compositie ma­

ken. Kodâly kiest voor een wat grillig en onvoorspelbaar verloop,

doordat hij in het vraag- en antwoordspel tussen de twee instrumen­

ten en in het spel van voor- en achtergrond, alle mogelijke verhoudin­

gen gebruikt. Dat voert nu eens tot grote spankracht, dan weer tot

opgedreven virtuositeit, met als opvallendste momenten de solo-ca-

dens van de cello, gevolgd door de solo-cadens van de viool op trillers

en tremolo’s van de cello (in het eerste deel). Daarbij maakt Kodâly

vooral gebruik van allerlei boogtechnieken, zoals saltato en spiccato.

In het tweede deel, het Adagio, is het Hongaarse rubato-aspect in

zuiver melodische zin uitgewerkt. Maar lang duurt dat niet, want ook

hier zijn er plotse heftige uitvallen, die vooral krachtig zijn door de

sterke accentuering van de aanzet van de motieven en zinnen (de

typische accentuering van de Hongaarse taal). Dialogerend met veel

imitaties, evolueert het Adagio naar een grote intensiteit, met steeds

meer bewogenheid.

De finale herneemt dezelfde gedachtegang, maar is zelfs nog vinni­

ger in het moderne concertato, de echte strijd tussen de twee instru­

menten. En wat je bij de latere Kodâly van Hary Janos aantreft, is ook

reeds hier in de kern aanwezig: hij kan erg humoristisch uit de hoek

komen.

Page 5: Frank Peter Zimmermann i Mario Brunello · 2016. 11. 29. · Frank Peter Zimmermann I Mario Brunello Kodâly, Cassadô, Martinû, Ravel, Paganini zondag 10 oktober 1999 Kim Kashkashian

Gaspar Cassadó (1897-1966)

Suite voor cello solo

• Preludio- Fantasia

• Sardana (Danza)

• Intermezzo e Danza

Gaspar Cassadó kreeg zijn opleiding van zijn vader Joaquin Cassadó

en van Pablo Casals. Hij was bijzonder verdienstelijk als cellospeler,

als kamermusicus (met Yehudi Menuhin, met Arthur Rubinstein en

met Jose Iturbi) en als pedagoog verbonden aan de Accademia Chi-

giana te Sienna. Hij trok naar Parijs om er bij Casals te studeren en

kreeg daar compositieles van Manuel de Falla en Maurice Ravel. Bij

het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog keerde hij terug naar Spanje.

Cassadó’s cellospel wordt bewonderd voor de bezieling en de warm­

te van de voordracht. Diezelfde kenmerken zijn ook in zijn composities

terug te vinden. Cassadó beperkte zich trouwens tot enkele kamer-

muziekwerken, waaronder een Sonate voor viool en piano, de Sona­

ta nello stilo antico spagnuolo voor cello en piano, het Pianotrio en

enkele bravourestukjes voor cello en piano. Alles is in spagnuolo-stijl,

doorspekt met Spaans-Catalaanse volksmuziekelementen.

Vanaf de beginnoten van het eerste deel van zijn Suite voor cello solo,

is duidelijk dat Cassadó kiest voor de gedragen melodie en de klassie­

ke tonaliteit in een romantische sfeer. Hij bouwt lange melodiebogen,

die aan de Unendliche Melodie refereren. Daartegenover staan en­

kele aspecten van voortspinningstechniek, van eenvoudige progres­

sies en van ritmische stuwing, die een grondige kennis van en een

grote liefde voor barokmuziek laten vermoeden. Wie kan immers nog

een suite voor cello solo schrijven, zonder aan Johann Sebastian

Bach te denken?

In het tweede deel, de Sardana, komt de Spaanse ritmiek sterker op

de voorgrond. De cello werkt hier met eenvoudige en korte vraag- en

antwoordmotieven, in een vloeiende opbouw. Uit de volksmuziek is de

suggestie van de bourdon overgenomen. Maar Cassadó doorbreekt

de voorspelbaarheid door plotse chromatische verschuivingen en

onverwachte modulaties. Tegenover de bevestiging van het refrein,

komt zo een verrassende reeks strofes, met elk hun eigen tempo en

ritmiek en hun eigen karakter binnen de verwijzingen naar het volkse

idioom. Ook de melancholische strofe vol chromatische onregelmatig­

heden ontbreekt niet. De Sardana is een populaire rondedans uit

Catalonië, eigenlijk de meest poëtische volksdans uit die streek. Het

ronddraaien van de cirkel gebeurt afwisselend in langzaam en snel

ritme. De dansers (man vrouw afwisselend) houden elkaar daarbij

vast bij de hand, met opgeheven armen.

De finale begint met een herinnering aan het eerste deel, maar met

meer versiering en met een typisch Spaanse melodische gang (de

opeenvolging van de kleine en de vergrote secunde binnen een me­

lodisch patroon). Het Spaanse aspect is bijgevolg nog meer bena­

drukt en het deel verloopt grilliger met snellere en tragere passages,

en met een gestage toename aan volkselementen. De ritmiek verwijst

naar de gitaareffecten (niet zozeer door pizzicato, maar wel door

akkoordbrekingen) van de Spaanse flamenco. Het geheel is opzwe­

pend virtuoos en culmineert in een snelle dans.

Page 6: Frank Peter Zimmermann i Mario Brunello · 2016. 11. 29. · Frank Peter Zimmermann I Mario Brunello Kodâly, Cassadô, Martinû, Ravel, Paganini zondag 10 oktober 1999 Kim Kashkashian

Nicolö Paganini (1782-1840)

Introductie en Variaties op Paisiello’s Nel cor più non mi sento,

opus 38

Een typisch aspect van de romantiek is de macht die de componist

over zijn publiek poogt uit te oefenen, en dat wordt zeer speciaal

belicht in de figuur van de componist-uitvoerder, die zich als virtuoos

boven de menselijke werkelijkheid verheft. De figuur van Paganini is

hiervan het prototype en zijn muziek was voor vele andere componis­

ten (Liszt in de eerste plaats) een voorbeeld. Het duivels aspect van

zijn magere verschijning wist hij bijzonder goed uit te buiten. De virtu­

oos presteert de meest ongelooflijke en onwaarschijnlijke dingen op

zijn instrument, wat op een heel speciale manier respect afdwingt van

de luisteraar, die niet enkel voor de muziek, maar vooral en veel meer

voor het charisma in bewondering staat. Met alle opgedreven passio­

nele gevoelens en tranerig sentiment werd deze houding van de uit-

voerder-virtuoos bijna geëist door het publiek.

Paganini voldoet niet alleen aan het charisma van de virtuoos. Zijn

biografie is dermate met schandalen gevuld, dat hij moeiteloos de

roddelpers van zijn tijd haalde. Alles begon vrij normaal: hij werd

opgeleid door zijn vader, een amateur die de mandoline bespeelde,

en verder door de kapelmeester van de kathedraal van Genua. Hij

componeerde reeds vanaf 1790 en op negenjarige leeftijd trad hij een

eerste keer als violist voor publiek op. Daarna kreeg hij vioolles en

compositie in Genua en Parma. In 1798 volgde de beloning: Paganini

werd bekroond als de grootste violist van Italië op een wedstrijd te

Lucca. Daarop volgde een eerste concertreis door Italië. In Livorno

verloor hij zijn viool bij het gokken. Een Frans muziekliefhebber gaf

hem daarop een prachtige Guarneri. Het werd zijn geliefkoosd instru­

ment. De komende jaren zijn voornamelijk gevuld met gokken en

vrouwenaffaires. Vanaf 1805 reisde hij de wereld rond als virtuoos

solist. Hij speelde bijna uitsluitend zijn eigen muziek, waaronder de

vierentwintig Capriccio’s en drie Vioolconcerti.

In 1834 trok hij zich terug in Genua en vanaf dat ogenblik zal hij niet

meer publiekelijk optreden.

De grote tijdgenoten bewonderden hem en gingen naar hem luiste­

ren: Schubert in Wenen, Chopin in Warschau, Schumann in Frank­

furt, in Parijs behoren Berlioz en Liszt tot zijn publiek.

Nel cor più non mi sento is een aria uit de opera La Molinara van

Giovanni Paisiello. Met zijn meer dan tachtig opera’s, vooral opera

buffa, was Paisiello bijzonder succesvol in Italië in de late achttiende

eeuw. Het thema van de aria levert Paganini voldoende interessant

melodisch en ritmisch materiaal om het in een reeks van acht variaties

in alle mogelijke virtuoze vondsten op de viool uit te werken.

Page 7: Frank Peter Zimmermann i Mario Brunello · 2016. 11. 29. · Frank Peter Zimmermann I Mario Brunello Kodâly, Cassadô, Martinû, Ravel, Paganini zondag 10 oktober 1999 Kim Kashkashian

Bohuslav Martinü (1890-1959)

Duo

• Preludium

■ Rondo

Het Preludium begint met een klagende melodie, geïmiteerd in beide

instrumenten, maar het karakter verandert al snel in een meer gedre­

ven voorstelling van het thema. Vanaf nu gaan de viool en de cello als

twee evenwaardige partners in alle mogelijke contrapuntische ver­

houdingen het thema ontwikkelen. Daarbij vallen enkele akkoordisch

gelijkritmische momenten op, waarin de meer bezonnen sfeer van het

begin hervonden wordt. Het Preludium speelt zich meestal af in de

lage tessituur: laag voor de viool en aansluitend in de hoogte voor de

cello. Het thema waar het hele Preludium op gebouwd is, heeft duide­

lijk ritmische en melodische connecties met de volksmuziek.

Het Rondo is vinnig en snel. Het samenspel van beide instrumenten is

nu heel virtuoos. Het lijkt een steekspel waarin beide elkaar naar de

kroon steken, met korte motieven die zich in gelijke beweging en

tegenbeweging ontwikkelen en momenten waar beide hun eigen gang

gaan en het geheel zijn tonale vastheid helemaal verliest. Martinü

speelt letterlijk, want wat later zijn de twee dialogerende partijen het

dan weer volkomen eens met elkaar en werken ze samen dezelfde

opbouw uit, afwisselend een motief aanbrengend en de ontwikkeling

hand in hand steunend. Ook in het hoofdthema van het Rondo kan

men als aan de basis gemakkelijk een referentie aan een snelle volks­

dans herkennen. Midden het stuk staat een lange solocadens voor de

cello, grotendeels tweestemmig, waardoor er in feite een voortzetting

is van het dialogerende geheel, maar dan in de lage tessituur van één

instrument. Daarna mag de viool zijn virtuoze cadens spelen, wat

zigeunerachtig in de glissandi naar zeer hoge tonen en ondersteund

door trillers, tremolo’s en gebroken akkoorden van de cello.

Alhoewel het om een duo gaat met een beperkte lengte, heeft het de

allure van een groot concertstuk, waarbij de cadensen van het Rondo

zonder meer in een concerto zouden kunnen overgeplaatst worden

en waarbij overduidelijk een orkestrale denkwijze aan de basis ligt.

Het Duo is door Martinü opgedragen aan zijn beste vriend, de violist

Stanislav Novak en aan de cellist Maurice Frank. Zij traden zeer vaak

als duo op en speelden daarbij bij voorkeur de werken voor viool en

cello van Ravel, Martinü en Honegger. Ze vormden ook de kern van

het Novak-Frank-kwartet dat in 1925 het Tweede Strijkkwartet van

Martinü met bijzonder veel succes gecreëerd had.

Page 8: Frank Peter Zimmermann i Mario Brunello · 2016. 11. 29. · Frank Peter Zimmermann I Mario Brunello Kodâly, Cassadô, Martinû, Ravel, Paganini zondag 10 oktober 1999 Kim Kashkashian

Maurice Ravel

Sonate voor viool en cello in C

• Allegro

• Très vif

• Lent

• Vif avec entrain

Net als Claude Debussy of Igor Stravinsky onderging Maurice Ravel

na de Eerste Wereldoorlog een zelfde soort stijlverandering en evolu­

eerde hij naar een uitgepuurd neoclassicisme met licht expressionisti­

sche impulsen. In die periode ontstond de Sonate voor vioolo en cello.

Ravel heeft er van 1920 tot 1922 aan gewerkt. Dat is uitzonderlijk

lang voor hem. Ravel commentarieert : “Het lijkt een kleinigheidje,

deze machine voor twee instrumenten. Maar het is het resultaat van

anderhalf jaar zwoegen. Op die tijd zou Milhaud het al klaar gespeeld

hebben om vier symfonieën te realiseren, vijf kwartetten en verschil­

lende dramatische stukken op teksten van Paul Claudel”. Verder

spreekt hij van het afzweren van de charme van de harmonie en van

een sterk uitgesproken terugkeer in de richting van de melodie. Het

melodisch-harmonische vernieuwende ligt in het bimodale en het bi­

tonale, dat veroorzaakt wordt door de voortdurende afwisseling van

kleine en grote tertsen in de samenklanken en in het polyfone lijnen­

spel. Deze ambiguïteit schept een heel speciale sfeer en ook een

volkomen onvoorspelbaarheid wat betreft de evolutie van het stuk.

Oorspronkelijk betitelde Ravel zijn Sonate voor viool en cello als Duo,

wat een duidelijke verwijzing inhield naar het werk voor dezelfde be­

zetting van Kodâly. Hij kende Kodaly's compositie zeker en heeft zelfs

in de finale een Hongaars tintje verstopt. Een andere invloed is deze

van Schönberg, die te vinden is in het gedurfde en niets ontziende

van het contrapunt en de harmoniek. Ravel onderbrak speciaal het

componeren aan zijn Sonate om naar Parijs te gaan voor de Franse

première van Pierrot Lunaire van Schönberg. Diens muziek boeide

hem enorm rond 1920 en Pierrot beviel hem door de grote originali­

teit.

De première van de Sonate werd gespeeld door de violiste Hélène

Jourdan-Morhange, een vriendin van Ravel, en de cellist Maurice

Maréchal, in de Salle Pleyel in Parijs op 6 april 1922. Jourdan-Mor­

hange herinnert zich hoe streng Ravel eiste dat zijn gedetailleerde

uitvoeringsaanwijzingen exact gerealiseerd werden, om precies de

door hem bedoelde expressie te treffen. In het scherzogedeelte (Très

vif) moet de cello op een bepaald ogenblik als een fluit klinken en de

viool als een trommel, had Ravel hen uitgelegd. Toen ze opmerkte dat

alleen de grootste virtuozen in staat waren om zijn moeilijke stuk te

spelen, toonde de componist zijn voldoening: “zo kan het niet door

amateurs vermoord worden”.

De pers beschreef het stuk bij de creatie als een massacre. Ook het

publiek was alles behalve positief. Ravel zelf was niet aanwezig: com­

mentatoren zeggen dat hij de grootste mislukking uit zijn hele carrière

daardoor ontkomen is of zelf niet meegemaakt heeft.

Page 9: Frank Peter Zimmermann i Mario Brunello · 2016. 11. 29. · Frank Peter Zimmermann I Mario Brunello Kodâly, Cassadô, Martinû, Ravel, Paganini zondag 10 oktober 1999 Kim Kashkashian

Frank Peter Zimmermann

Frank Peter Zimmermann is in 1965 in Duisburg geboren. Op vijfjarige leeftijd

begon hij zijn vioolstudie en vijf jaar later maakte hij zijn debuut in zijn geboorte­

plaats. Van 1976 tot 1978 studeerde hij bij Valery Gradov aan de Folkwang-

Musikhochschule te Essen en behaalde destijds de eerste prijs van de Jugend

musiziert Wettbewerb. Hij vervolgde zijn studies bij Saschko Gawriioff op de

Staatliche Hochschule der Künste Berlin en vanaf 1980 bij Herman Krebbers in

Amsterdam. Sindsdien speelt Frank Peter Zimmermann met aile belangrijke

orkesten ter wereld en werkt hij samen met vele gerenommeerde dirigenten. Zijn

vele engagementen brengen hem naar alle belangrijke concertzalen en internatio­

nale muziekfestivals in Europa, de Verenigde Staten, Japan en Australië. Behalve

zijn debuut bij het New York Philharmonie Orchestra onder leiding van Kurt Masur

in december 1996, en zijn zeer succesvolle concerten met de Wiener Philharmo-

niker onder leiding van Lorin Maazel, zijn als enkele recente hoogtepunten te

noemen: de Berliner Philharmoniker onder leiding van Mariss Jansons, het Ko­

ninklijk Concertgebouworkest onder leiding van Riccardo Chailly, het Boston Sym­

phony Orchestra onder leiding van Bernard Haitink, het Philadelphia Orchestra

onder leiding van Wolfgang Sawallisch, het Cleveland Orchestra onder leiding van

Christoph von Dohnanyi, het Pittsburgh Symphony Orchestra onder leiding van

Mariss Jansons, het orkest van de Scala in Milaan onder leiding van Wolfgang

Sawallisch, het Philharmonia Orchestra onder leiding van Esa-Pekka Salonen,

het Gewandhausorchester Leipzig onder leiding van Kurt Masur en het orkest van

de Bayerischer Rundfunk onder leiding van Lorin Maazel. Tevens maakte hij

uitgebreide tournees naar Japan en Australië. In de komende seizoenen zal Frank

Peter Zimmermann soleren bij het Philadelphia Orchestra onder leiding van Wolf­

gang Sawallisch, het Orchestre de Paris onder leiding van David Zinman, de

Münchener Philharmoniker onder leiding van Heinrich Schift, de Sâchsische Staats-

kapelle Dresden onder leiding van Bernard Haitink, het Los Angeles Philharmonic

Orchestra onder leiding van Esa-Pekka Salonen, het orkest van de Bayerischer

Rundfunk onder leiding van Lorin Maazel, het Oslo Philharmonic Orchestra onder

leiding van Mariss Jansons, het Cleveland Orchestra onder leiding van Christoph

von Dohnanyi, het English Chamber Orchestra, het Orpheus Chamber Orchestra

en de Camerata Academica Salzburg onder leiding van Roger Norrington. Naast

zijn vele engagementen met orkest, geeft hij tevens regelmatig recitals. Zijn

interpretaties van het klassieke, romantische en twintigste-eeuwse repertoire

worden wereldwijd door pers en publiek jubelend ontvangen. Frank Peter Zimmer­

mann ontving in 1990 de Premio del Accademia Musicale Chigiana, Siena en in

april 1994 de prestigieuze Rheinischer Kulturpreis 1994. Voor EMI Classics, met

wie hij een exclusief contract heeft, nam hij tot dusver de vioolconcerten op van

Tsjaikovsky, Beethoven, Mozart, Brahms, Prokofiev, Sibelius, Mendelssohn,

Dvorak, Glazunov, Saint-Saëns nr 3, Berg en Stravinsky, evenals Ravel’s Tziga­

ne. Met pianist Alexander Lonquich is hij te beluisteren in werken van Mozart,

Prokofiev, Ravel, Debussy, Janâcek en werken van componisten van de Group

des Six. Ook verschenen zijn opnames van de zes solosonates van Eugène

Ysaÿe en in mei 1997 het dubbelconcert van Brahms met Heinrich Schift en het

London Philharmonic Orchestra onder leiding van Wolfgang Sawallisch. Dit najaar

zal zijn opname van het vioolconcert van Kurt Weill met de Berliner Philharmoni­

ker onder leiding van Mariss Jansons verschijnen. Veel van de bovengenoemde

opnames ontvingen wereldwijd belangrijke prijzen en onderscheidingen. Het door

Frank Peter Zimmermann bespeelde instrument is een Stradivarius uit 1706, de

ex-Dragonetti, die hem door de Westdeutsche Landesbank ter beschikking wordt

gesteld.

Mario Brunello

Mario Brunello studeerde bij Adriano Vendramelli en Antonio Janigro en kreeg in

1986 de Eerste Prijs op de achtste editie van het internationale Tsjaikovsky

Concours in Moskou. Hij speelde als solist bij de meeste grote Europese, Ameri­

kaanse en Japanse orkesten zowat overal ter wereld. Zo musiceerde hij vorige

seizoenen onder meer met het Philadelphia Orchestra onder leiding van Wolfgang

Sawallisch, met Valeri Gergiev in Sint-Petersburg, met de Münchener Philharmo­

niker onder leiding van Semyon Bychkov en nogmaals met Gergiev en zijn Kirov

Theater Festival Orkest. Mario Brunello is stichter en dirigent van het Orchestra

d’Archi Italiana. Daarbuiten is hij vaak actief in kleinere bezetting: in duo met

Massimo Somenzi, Andrea Lucchesini en thans met Frank Peter Zimmermann.

Zijn repertoire gaat van Bach tot hedendaagse composities. Mario Brunello be­

speelt een Maggini uit 1600 die uit het bezit komt van de grote cellist Franco

Rossi.

Page 10: Frank Peter Zimmermann i Mario Brunello · 2016. 11. 29. · Frank Peter Zimmermann I Mario Brunello Kodâly, Cassadô, Martinû, Ravel, Paganini zondag 10 oktober 1999 Kim Kashkashian

deSingel &WWV"0N,SCH

Oesguinlei 25 . 2018 Antwerpen tel 03/248.28.28 . fax 03/248.28.00 tickets on line: www.desingel.be

Braziliëstraat 15 .200 0 Antwerpen tel 03/231.37.37 . fax 03/213.54.00 [email protected]

Page 11: Frank Peter Zimmermann i Mario Brunello · 2016. 11. 29. · Frank Peter Zimmermann I Mario Brunello Kodâly, Cassadô, Martinû, Ravel, Paganini zondag 10 oktober 1999 Kim Kashkashian