Upload
its-institute-for-applied-social-sciences-radboud-university-nijmegen-the-netherlands
View
73
Download
1
Tags:
Embed Size (px)
Citation preview
Innovaties in ouderbetrokkenheid
en ouderparticipatie
Evaluatie project Platform Allochtone Ouders en Onderwijs
Mei 2009
Frederik Smit
Geert Driessen
Bert Felling
Innovaties in ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie
Evaluatie project Platform Allochtone Ouders en Onderwijs
Frederik Smit
Geert Driessen
Bert Felling
ITS – Radboud Universiteit Nijmegen
iii
De particuliere prijs van deze uitgave is € XX
Deze uitgave is te bestellen bij het ITS, 024 - 365 35 00.
CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK DEN HAAG
Innovaties in ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie/ Frederik Smit, Geert Driessen,
Bert Felling - Nijmegen: ITS.
ISBN
NUR 840
Projectnummer: 34000331
2009 ITS, Radboud Universiteit Nijmegen
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave
worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke
andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen, zonder de voorafgaande
schriftelijke toestemming van het ITS van de Stichting Katholieke Universiteit te Nijmegen.
No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other
means without written permission from the publisher.
iv
Lijst van afkortingen
AVS Algemene Vereniging Schoolleiders
BIMB Breed Initiatief Maatschappelijke Binding
G30 De dertig grootste gemeenten (G30): Alkmaar, Almelo, Amers-
foort, Amsterdam, Arnhem, Breda, Deventer, Dordrecht, Eindho-
ven, Emmen, Enschede, Groningen, Haarlem, Heerlen, Helmond,
Hengelo, Leeuwarden, Leiden, Lelystad, Maastricht, Nijmegen,
Rotterdam, Schiedam, ’s-Gravenhage, ’s-Hertogenbosch, Tilburg,
Utrecht, Venlo, Zaanstad, Zwolle
GMR Gemeenschappelijke medezeggenschapsraad
ISBO Islamitische Scholen Besturen Organisatie
ISK Internationale Schakelklas
LOBO Landelijke Oudervereniging Bijzonder Onderwijs op algemene
grondslag
LOM Landelijk Overleg Minderhedenorganisaties
MR Medezeggenschapsraad
NKO Nederlandse Katholieke Vereniging van Ouders
OCW Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
OUDERS & COO Ouders & Christelijk Onderwijs en Opvoeding
Pabo Pedagogische academie voor het basisonderwijs
PAOO Platform Allochtone Ouders en Onderwijs
PO Primair onderwijs
SMART Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden.
VBS Verenigde Bijzondere Scholen
VO Voortgezet onderwijs
VOO Vereniging Openbaar Onderwijs
VO-raad Sectororganisatie voor het voortgezet onderwijs
VVE Voor- en Vroegschoolse Educatie
v
Voorwoord
De positie van ouders in relatie tot het onderwijs aan hun kinderen heeft al vele jaren
de belangstelling van politici, wetenschappers en het onderwijsveld. Goede contacten
tussen school, ouders en leerlingen hebben een positief effect op de kwaliteit van de
school en op de leerprestaties en maatschappelijke ontwikkeling van de leerlingen.
Vanuit deze overtuiging is er een roep om de gezamenlijke verantwoordelijkheid van
ouders en school op het gebied van onderwijs en opvoeding steviger vorm te geven.
Meer specifiek voor de groep allochtone ouders zijn extra investeringen noodzakelijk,
omdat enerzijds deze ouders moeilijk bereikbaar zijn vanuit het perspectief van scho-
len, anderzijds omdat veel van hen belemmeringen ervaren in hun contacten met de
school.
Als reactie hierop is op initiatief van FORUM, Instituut voor Multiculturele Ontwik-
keling, en de VOO (Vereniging Openbaar Onderwijs) het Platform Allochtone Ou-
ders en Onderwijs (PAOO) opgericht. In het kader van dat project is in 2006 gestart
met het inrichten van een landelijk platform en de ontwikkeling van lokale platforms
in dertig grote gemeenten. Het Landelijk Overleg Minderhedenorganisaties en de
landelijke ouderorganisaties hebben, binnen PAOO, voor het eerst in hun geschiede-
nis met elkaar samengewerkt om de positie van allochtone ouders te verbeteren.
PAOO wil bereiken dat allochtone ouders beter vertegenwoordigd zijn in het georga-
niseerde onderwijsveld – van scholen tot belangenorganisaties – én dat scholen on-
dersteund worden in het vergroten van de betrokkenheid van allochtone ouders.
Op verzoek van FORUM heeft het ITS van de Radboud Universiteit Nijmegen het
functioneren van het PAOO in kaart gebracht. Van dit onderzoek wordt hier verslag
gedaan. Het onderzoek startte in oktober 2008 en is afgesloten maart 2009. Het on-
derzoek is uitgevoerd door dr. Frederik Smit, dr. Geert Driessen en prof. dr. Bert
Felling. Bij de gevalsstudies heeft drs. Chloë van Vliet een bijdrage geleverd. De
onderzoekers willen iedereen die aan het onderzoek heeft meegewerkt danken voor
de verstrekte informatie. Een speciaal woord van dank geldt het PAOO-projectteam,
en verder de leden van minderhedenorganisaties, het landelijk platform, de lokale
platforms, en de vele ouders en andere deskundigen die aan het onderzoek hebben
meegewerkt.
vi
FORUM heeft met dit project ‘goud’ in handen, wanneer de diversiteit aan nieuwe
activiteiten in het project aansluit bij de behoefte van onderwijs- en welzijnsorganisa-
ties de rol van allochtone ouders een nieuwe impuls te geven.
We hopen dat de onderzoeksbevindingen een bijdrage leveren aan het optimaliseren
van de ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie van allochtone ouders in het onder-
wijs.
ITS – Radboud Universiteit Nijmegen
Nijmegen, mei 2009
dr. Jeroen Winkels
directeur
vii
Inhoudsopgave
Voorwoord v
Managementsamenvatting x
1 Achtergronden en analysekader 1
1.1 Inleiding 1
1.2 Aanleiding en doel van het onderzoek 1
1.2.1 Achtergronden 1
1.2.2 Doel en vraagstellingen 3
1.3 Achtergronden en analysekader 5
1.3.1 Begrippen 5
1.3.2 Evaluatie projectresultaten en aanbevelingen 6
2 Onderzoeksopzet en -uitvoering 7
2.1 Inleiding 7
2.2 Onderzoeksopzet en -uitvoering 7
2.2.1 Voorbereidingsfase 7
2.2.2 Beschrijving functioneren projectteam en landelijk platform 8
2.2.3 Beschrijving lokale platforms 8
2.2.4 Interviews met vertegenwoordigers relevante partners 11
2.2.5 Evaluatie en aanbevelingen 11
2.3 Verdere opbouw van het rapport 12
3 Projectopzet Platform Allochtone Ouders en Onderwijs 13
3.1 Inleiding 13
3.2 Kader 13
3.2.1 Uitgangspunten 13
3.2.2 Doelen en gewenste resultaten 14
3.2.3 Verantwoordelijkheden van betrokken partijen 15
3.2.4 Belangrijke wijziging bij begin uitvoering project 17
3.2.4 Sterke en zwakke kanten van de projectopzet 18
viii
4 Functioneren projectteam en landelijk platform 21
4.1 Inleiding 21
4.2 Opzet van het project 21
4.3 Functioneren projectteam 22
4.4 Functioneren landelijk platform 27
4.4.1 Doelen 28
4.4.2 Participanten 32
4.4.3 Strategie 32
4.4.4 Functie landelijk platform 32
4.4.5 Bereik 32
4.4.6 Evaluatiemoment 33
4.4.7 Rol ondersteuning van het project 34
4.4.8 Capaciteitsproblemen projectteam 34 5 Functioneren projectteam en lokale platforms 35
5.1 Inleiding 35
5.2 Ambitie projectteam 35
5.3 Start lokale platforms 36
5.3.1 Activiteiten en samenwerking 36
5.3.2 Wijzigingen in de projectuitvoering 38 6 Gevalsstudies lokale platforms 43
6.1 Inleiding 43
6.2 Werkplannen 43
6.3 Functioneren geselecteerde lokale platforms 44
6.3.1 Centrale kenmerken van de lokale platforms 45
6.3.2 Participatiestructuur 47
6.3.3 Participatiebereidheid 47
6.3.4 Participatievaardigheden 48
6.3.5 Participatiecultuur 48
6.3.6 Participatiestrategie 48
6.4 Kwaliteit functioneren lokale platforms 50
6.4.1 Doelen 51
6.4.2 Participanten 51
6.4.3 Strategie 52
6.4.4 Bereik 53
6.4.5 Functie 53
6.4.6 Evaluatie 54
6.4.7 Belemmeringen 54
6.4.8 Voortgang 54
6.4.9 Rol projectteam 55
6.5 Toegevoegde waarde lokale platforms voor scholen 55
ix
7 Impact project PAOO op de praktijk van de relatie ouders en onderwijs 57
7.1 Inleiding 57
7.2 Praktijk relatie ouders en school 57
7.2.1 Functioneren project 58
7.2.2 Verschillen tussen de ‘klassieke’ benadering en de benadering van
PAOO 59
7.2.3 Mogelijke effecten op het functioneren conform de PAOO-benadering60
7.3 Sterke en zwakke kanten van het project 61
8 Samenvatting resultaten 63
8.1 Inleiding 63
8.2 Aanleiding, onderzoeksvragen, -opzet en –uitvoering 63
8.3 Samenvatting resultaten 64
Bijlagen 73
Bijlage 1 – Functioneren geselecteerde lokale platforms 74
Bijlage 2 – Geraadpleegde literatuur 84
x
Managementsamenvatting
Op verzoek van FORUM, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling, heeft het ITS
van de Radboud Universiteit Nijmegen het functioneren van het Platform Allochtone
Ouders en Onderwijs (PAOO) in kaart gebracht. Van dit onderzoek wordt hier verslag
gedaan. Het onderzoek startte in oktober 2008 en is afgesloten maart 2009.
Laagopgeleide allochtone ouders ervaren belemmeringen in hun contacten met de
school. Vanuit het perspectief van scholen is deze groep ouders moeilijk bereikbaar.
Op initiatief van FORUM en de Vereniging Openbaar Onderwijs (VOO) is het PAOO
opgericht. Het doel van PAOO is dat allochtone ouders zich meer betrokken en verte-
genwoordigd voelen in het georganiseerde onderwijsveld – van scholen tot belangen-
organisaties. Het project PAOO is in 2006 van start gegaan, met een beoogde looptijd
van vier jaar.
Doel van het onderzoek is na te gaan of de voor PAOO ingezette middelen een bij-
drage hebben geleverd aan de in het projectplan geformuleerde doelstellingen. In
samenspraak met de opdrachtgever is niet alleen de (kwantitatieve) output, maar ook
het ontwikkelingsproces van het project object van onderzoek gemaakt. Tenslotte is
vastgesteld in welke mate verbeterpunten zijn te destilleren voor de aanpak in het
laatste, vierde jaar van het project.
Het onderzoek bestaat uit verschillen onderdelen: (1) een voorbereidingsfase, (2) een
studie naar het functioneren van het landelijk platform en gevalsstudies van lokale
platforms, (3) interviews met vertegenwoordigers van relevante partners, en (4) een
beschrijving van de output en het opstellen van het eindrapport.
Voor de analyse is gebruik gemaakt van informatie uit drie bronnen, namelijk schrif-
telijk materiaal in de vorm van projectplannen, activiteitenplannen, kwartaal- en
jaarverslagen en notulen van bijeenkomsten en vergaderingen; de PAOO-website,
-databank en –publicaties; en interviews met de verschillende categorieën van betrok-
kenen, i.c. het landelijk platform, het projectteam, de ouder-, besturen- en minderhe-
denorganisaties en de lokale platforms.
Belangrijke input is verkregen via gevalsstudie van tien lokale platforms. De tien
gevalsstudies zijn in overleg met de opdrachtgever geselecteerd uit de lokale plat-
forms waar sprake was van een zekere continuïteit qua leden en substantie qua activi-
teiten. Deze platforms vormen dus geen dwarsdoorsnede van alle lokale platforms.
xi
Het resulterende beeld zal daarom (soms) een te positief beeld geven van het functio-
neren van PAOO als geheel. Door deze werkwijze is inzicht verkregen in de positieve
en negatieve aspecten die zich in de ontwikkelingsfase van dit project hebben voor-
gedaan. Bovendien kunnen op basis hiervan gemakkelijker aanbevelingen worden
gedaan met betrekking tot het bijstellen, i.c. verbeteren, van de aanpak.
Het onderzoek wil een antwoord geven op een aantal vragen, waar hierna summier op
wordt ingegaan.
Hoofdvraag 1: In hoeverre biedt de opzet een helder en consistent kader voor de
projectuitvoering?
In het projectplan waren doelen die in dit project worden nagestreefd niet SMART
(Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden) geformuleerd. De
projectopzet biedt een breed kader waarbinnen de concrete korte-termijndoel-
stellingen zijn geformuleerd in jaarlijkse activiteitenplannen en zijn gebaseerd op
praktijkervaringen en verworven inzichten. In deze jaarlijkse activiteitenplannen zijn
de doelen wél SMART geformuleerd.
Hoofdvraag 2: In hoeverre verloopt de uitvoering van het project tijdig en doelge-
richt?
Het opzetten van de platforms is met zeer veel inspanning gerealiseerd. Leden van het
projectteam hebben ouders, vrijwilligers, gerekruteerd uit lokale netwerken om zitting
te nemen in de platforms. Het project is begin 2006 gestart en eind van dat jaar had-
den 12 lokale platforms zich officieel gepresenteerd in hun gemeente. Eind 2007
waren platforms actief in 23 gemeenten en eind 2008 in 30 gemeenten. Er is een basis
gelegd voor samenwerkingsrelaties met onderwijs- en welzijnsorganisaties, zowel op
landelijk niveau als in de meeste deelnemende gemeenten.
Hoofdvraag 3: Hoe functioneert het project? Hoe verloopt het ontwikkelingsproces
binnen het project? Tot welke output hebben de inspanningen tot nu toe geleid?
Het projectteam heeft in de loop van het project flexibel ingespeeld op
ontwikkelingen binnen en buiten het project. Aanvankelijk is geprobeerd via gemeen-
ten en welzijnsinstellingen allochtone ouders te betrekken bij het onderwijs. Daar is
vanaf gestapt, omdat via dit traject niet de beoogde groep ‘doorsnee’ ouders werd
bereikt. Vanaf eind 2007 is het projectteam overgestapt op een strategie waarbij
lokale platforms gestimuleerd worden via scholen allochtone ouders te bereiken.
Projectmedewerkers en leden van lokale platforms worden echter regelmatig
geconfronteerd met een defensieve houding van schoolteams ten aanzien van de
inbreng van allochtone vrijwilligers voor het optimaliseren van de relatie allochtone
ouders en school. Bij het grootste deel van de platforms is het daadwerkelijk
xii
stimuleren van de ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie op schoolniveau daarom
nog niet aan de orde.
Succesvolle initiatieven binnen het project zijn het organiseren van thematische ou-
deravonden (Lagerhuisdebatten), het stimuleren van huiswerkbegeleiding en het
instellen van schoolcontactpersonen. Met de Algemene Vereniging Schoolleiders
(AVS) is een pilot gestart om de gesignaleerde knelpunten in contacten met scholen
te leren oplossen en de doelstellingen van het project, op langere termijn, te realise-
ren.
De ontwikkelde producten (‘output’) van het landelijk platform zijn: een visiedocu-
ment (‘Aanpak voor educatief partnerschap’) en een keurmerk voor ouderbetrokken-
heid (‘Meetlat oudervriendelijke school’). De ontwikkelde instrumenten voor lokale
platforms hebben betrekking op het organiseren van Lagerhuisdebatten en het voeren
van gesprekken met schoolleiders. Daarnaast is de brochure ‘Aan de slag!’ uitge-
bracht. Een handleiding voor het uitvoeren van huisbezoeken is praktisch afgerond.
De bedoeling is dat eind 2009 lesmateriaal wordt opgeleverd voor Pabo’s.
Hoofdvraag 4: Wat zijn de outcomes van de inspanningen tot nu toe?
Outcomes zijn de maatschappelijke effecten die op de langere termijn met het pro-
ject worden nagestreefd. De looptijd van het project is te kort om outcomes te mogen
verwachten.
Hoofdvraag 5: Welke aanbevelingen kunnen er gedaan worden op basis van dit eva-
luatie-onderzoek?
Op basis van de onderzoeksbevindingen wordt met betrekking tot het optimaliseren
van het intern functioneren van PAOO voorgesteld hogere kwaliteitseisen te stellen
aan het functioneren van de platforms en de begeleiding door het projectteam. Wat
betreft het optimaliseren van het extern functioneren dient de samenwerking van
PAOO met de landelijke ouderorganisaties, de organisaties van schoolleiders, bestu-
ren en lokale netwerken - zoals migrantenorganisaties – op een andere leest te worden
geschoeid om de beschikbare veranderingsbereidheid bij scholen én allochtone ou-
ders te mobiliseren.
1
1 Achtergronden en analysekader
1.1 Inleiding
In dit rapport wordt het onderzoek beschreven naar het functioneren van het Platform
Allochtone Ouders en Onderwijs (PAOO). Paragraaf 1.2 geeft een beschrijving van
de aanleiding en het doel van het onderzoek. In paragraaf 1.3 wordt een globaal ana-
lysekader geschetst.
1.2 Aanleiding en doel van het onderzoek
1.2.1 Achtergronden
De positie van ouders in relatie tot het onderwijs aan hun kinderen heeft al vele jaren
de belangstelling van politici, wetenschappers en het onderwijsveld. Goede contacten
tussen school, ouders en leerlingen hebben een positief effect op de kwaliteit van de
school en op de leerprestaties en maatschappelijke ontwikkeling van de leerlingen.
Vanuit deze overtuiging is er een roep om de gezamenlijke verantwoordelijkheid van
ouders en school op het gebied van onderwijs en opvoeding sterker vorm te geven
(Onderwijsraad, 2006a, 2006b; Smit & Driessen, 2005). Extra investeringen zijn
noodzakelijk, enerzijds omdat met name allochtone ouders moeilijk bereikbaar zijn
vanuit het perspectief van de scholen, en anderzijds omdat veel van deze ouders be-
lemmeringen ervaren in hun contacten met de school (Karsten, De Jong, Ledoux &
Sligte, 2006; Smit, Driessen, Sluiter & Brus, 2007).
In het Breed Initiatief Maatschappelijke Binding (BIMB) van januari 2005 zijn aan-
bevelingen gedaan om de positie van allochtone ouders te versterken. Hiermee wilden
het kabinet, maatschappelijke organisaties, gemeenten en burgers een extra impuls
geven aan het verbeteren van de onderlinge verhoudingen en het vergroten van de
betrokkenheid van burgers bij de samenleving. Het project PAOO is een van de initia-
tieven voortgekomen uit het BIMB.
In een brief aan de Tweede Kamer (Ministerie van OCW, 2005) schrijft toenmalig
minister Van der Hoeven dat de positie van laagopgeleide autochtone en allochtone
ouders haar zorgen baart. Deze ouders tonen zich nauwelijks betrokken bij de school
van hun kind en ze laten zich daar evenmin op aanspreken. Om de betrokkenheid van
2
allochtone ouders een extra stimulans te geven, is vanaf 2006 voor een periode van
vier jaar het door FORUM geïnitieerde PAOO door het ministerie gesubsidieerd.
PAOO is opgericht om de betrokkenheid en zichtbaarheid van allochtone ouders te
vergroten. Samenwerkingspartners binnen PAOO zijn de vier landelijke oudervereni-
gingen (Vereniging Openbaar Onderwijs, VOO; Nederlandse Katholieke Vereniging
van Ouders, NKO; Landelijke Oudervereniging Bijzonder Onderwijs op algemene
grondslag, LOBO; Landelijke vereniging voor ouders, ouderraden en medezeggen-
schapsraden in het christelijk en oecumenisch onderwijs, OUDERS & COO; de Isla-
mitische Scholen Besturen Organisatie (ISBO) en het Landelijk Overleg Minderhe-
denorganisaties (LOM). In het kader van het project functioneren een landelijk
platform en lokale platforms in dertig grote gemeenten. Het einddoel van PAOO is
dat allochtone ouders zich meer betrokken en vertegenwoordigd voelen in het geor-
ganiseerde onderwijsveld – van scholen tot belangenorganisaties.
Voor het bereiken van dit doel zijn twee strategieën vastgesteld:
1 Ouders worden toegerust zodat ze in staat zijn hun betrokkenheid vorm te geven en
zich thuis voelen in ouderorganisaties.
2 Scholen worden toegerust zodat ze ouders weten te bereiken met behulp van de
methoden en materialen die in het kader van PAOO bij elkaar zijn gebracht en
ontwikkeld.
Voor de realisatie van deze doelen wordt door PAOO samengewerkt met de landelij-
ke ouderorganisaties.
De initiatiefnemers hebben in samenspraak met het Ministerie van OCW een aantal
korte-termijndoelen opgesteld, die van belang zijn voor de verdere vormgeving van
het project en hun deelname aan het platform:
• Het realiseren van een noodzakelijke brugfunctie en partnerschap tussen allochtone
ouders, scholen, leerlingen en organisaties die verantwoordelijk zijn voor de in-
breng en betrokkenheid van deze ouders bij de opvoeding en het onderwijs.
• Het bevorderen van de zichtbaarheid van allochtone ouders, de toerusting van deze
ouders en het mogelijk maken van heldere communicatie tussen deze ouders en
scholen.
• Het toegankelijk maken van netwerken van allochtone ouders voor de bestaande
ouderorganisaties en, omgekeerd, het openstellen van de bestaande ouderorganisa-
ties voor (georganiseerde) groepen allochtone ouders, zodat de participatie van de-
ze ouders binnen bestaande infrastructuren van gevestigde organisaties bevorderd
wordt.
• Het overdragen van informatie aan ouderorganisaties en scholen, het verzamelen en
zichtbaar maken van ontwikkelde producten en het ontwikkelen van nieuwe pro-
ducten.
3
Bij de start van PAOO heeft minister Van der Hoeven aan de Tweede Kamer de
toezegging gedaan dat deze vóór het eind van het project op de hoogte gesteld zou
worden van de resultaten. FORUM heeft het ITS verzocht de tussenresultaten op het
eind van het derde projectjaar, en dus met nog één jaar te gaan, in kaart te brengen.
1.2.2 Doel en vraagstellingen
Doel van het onderhavige evaluatie-onderzoek is ten eerste na te gaan of de voor
PAOO ingezette middelen tot dusverre een bijdrage hebben geleverd aan de in het
projectplan geformuleerde doelen. Ten tweede is het doel vast te stellen in welke
mate aandachtspunten zijn te destilleren voor de aanpak in het laatste, vierde jaar van
het project.
De centrale onderzoekvragen richten zich op drie aspecten: de projectopzet, de pro-
jectuitvoering, en de projectresultaten. De beoogde resultaten van het project zijn
beschreven in termen van processen, output en outcomes. De ontwikkeling van
PAOO (processen) is beschreven om inzicht te krijgen in de ontwikkeling van PAOO
en vast te stellen hoe de projectuitvoering van PAOO geoptimaliseerd zou kunnen
worden. De output is het geheel van producten, diensten en activiteiten die men le-
vert om de lange-termijndoelstellingen van het project (de outcomes) te realiseren.
Outcomes zijn de maatschappelijke effecten die met het project worden nagestreefd.
Output heeft doorgaans betrekking op de korte termijn, outcomes zijn meer gericht op
de langere termijn. Meer concreet gaat het om de volgende hoofdvragen:
Evaluatie van de projectopzet
Hoofdvraag 1: In hoeverre biedt de opzet een helder en consistent kader voor de
projectuitvoering?
Deelvragen: (a) Zijn in de projectopzet meetbare doelen en resultaten vastgelegd?
(b) Is de looptijd van het project gezien de projectdoelen realistisch? (c) Zijn de ver-
antwoordelijkheden van betrokken partijen helder? (d) Is er een heldere projectfase-
ring? (e) Wat zijn de sterke en zwakke kanten van de projectopzet?
Evaluatie van de projectuitvoering
Hoofdvraag 2: In hoeverre verloopt de uitvoering van het project tijdig en doelge-
richt?
Deelvragen: (a) Is het opzetten van de platforms efficiënt en effectief verlopen?
(b) Vindt de aansturing, ondersteuning en deskundigheidsbevordering van de plat-
forms op een adequate wijze plaats? (c) Wordt voldoende aansluiting gezocht bij de
gemeenten, relevante welzijnsinstellingen en relevante partners op landelijk niveau?
(d) Is de databank gebruiksvriendelijk opgezet en kwalitatief goed? (e) Welke variatie
4
is er in het functioneren van de platforms? (f) Wat is gedaan om zwakke platforms te
versterken en wat levert dit op? (g) In hoeverre draagt de aansturing van het platform
bij aan de resultaten? (h) In welke mate leveren de uitgevoerde en geplande activitei-
ten een bijdrage aan het bereiken van de projectdoelen? (i) Is de personeelsinzet in het
project (kwantitatief en kwalitatief) realistisch in relatie tot de te behalen doelen? (j)
Zijn er duidelijke afspraken gemaakt over de inzet van de projectpartners en de resul-
taten die dit moet opleveren? Komen de partners deze afspraken ook na? (k) Wat is
de bijdrage van de landelijke ouderorganisaties? Is de bijdrage effectief? (l) Wat is de
bijdrage van de LOM? Maakt het project gebruik van de lokale netwerken van het
LOM samenwerkingsverband? Is dit effectief? (m) Wat houdt de samenwerking met
de ISBO in? Is deze effectief?
Evaluatie van de projectresultaten
Hoofdvraag 3: Hoe verloopt het ontwikkelingsproces van het project? Waartoe heb-
ben de inspanningen tot nu toe geleid?
Deelvragen: (a) Wat zijn de redenen voor veranderingen in de projectopzet en -uit-
voering? Indicatoren: nieuwe initiatieven en activiteiten; (b) Wat zijn de voorwaarden
waardoor het nu ‘beter’ loopt? Indicatoren: welke nieuwe doeleinden zullen worden
bereikt; hoe knelpunten (anders) kunnen worden omzeild; welke gewenste (ne-
ven)effecten optreden; (c) Wat is de output voor het landelijk platform? Indicatoren:
actieve leden, kwaliteit van de leden, representativiteit; (d) Wat is de output voor de
lokale platforms? Indicatoren: aantal platforms, representativiteit, actieve leden, kwa-
liteit van de leden en voorzitters; (e) Wat is de output voor de binnen het project
ontwikkelde producten? Wat is de output in termen van zichtbaarheid?
Hoofdvraag 4: In hoeverre zijn de beoogde doelen bereikt met betrekking tot de
outcomes van de inspanningen tot nu toe?
Deelvragen: (a) Voelen allochtone ouders in het project zich meer betrokken en beter
vertegenwoordigd binnen de huidige structuren op landelijk, lokaal en schoolniveau?
(b) In hoeverre zijn de landelijke ouderorganisaties in staat om allochtone ouders in
hun specifieke belangen te ondersteunen? (c) In hoeverre zijn de bij het project be-
trokken scholen op de hoogte van materialen in de databank en maken ze er gebruik
van? (d) Bestaat er binnen deze scholen ruimte en erkenning voor diversiteit? (e) Wat
is de rol geweest van de betrokken actoren? (f) Zijn de resultaten landelijk toepas-
baar? (g) Hoe duurzaam zijn de behaalde resultaten? In hoeverre is er op lokaal ni-
veau een infrastructuur ontstaan van waaruit met behulp van school en ouderorganisa-
ties een duurzame vorm van ouderbetrokkenheid gerealiseerd wordt?
Hoofdvraag 5: Welke aanbevelingen kunnen er gedaan worden op basis van dit
evaluatie-onderzoek?
5
1.3 Achtergronden en analysekader
1.3.1 Begrippen
In het onderhavige rapport gebruiken we een veelheid aan begrippen die te maken
hebben met ouders en onderwijs. In de literatuur en in het dagelijkse spraakgebruik is
de betekenis van die begrippen niet altijd even eenduidig.
Onder ouders verstaan we de ouders, voogden en verzorgers van leerlingen die aan de
school zijn ingeschreven. Onder ouderbetrokkenheid wordt begrepen de betrokken-
heid van ouders bij de opvoeding en het onderwijs van hun eigen kind, thuis (bv.
voorlezen) en op school (bv. rapportbesprekingen voeren met de leerkracht). Onder
ouderparticipatie wordt begrepen de actieve deelname van ouders aan activiteiten op
de school van hun kinderen. Wat dat laatste betreft kan er een onderscheid worden
gemaakt in niet-geïnstitutionaliseerde vormen van ouderparticipatie (bv. het leveren
van hand- en spandiensten ter ondersteuning van de organisatie van het schoolgebeu-
ren) en geïnstitutionaliseerde vormen van ouderparticipatie (bv. zitting hebben in de
medezeggenschapsraad of het schoolbestuur zodat zij mede sturing kunnen geven aan
het beleid van de onderwijsinstelling). Ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie kun-
nen niet alleen op schoolniveau gestalte krijgen, maar ook op bovenschools en bo-
venbestuurlijk niveau en op stedelijk, regionaal, provinciaal en landelijk niveau
(Smit, 1991; Smit, Driessen, Sluiter & Brus, 2008).
Een community is een groep mensen die bepaalde gemeenschappelijke aspecten heb-
ben in hun leven. Deze kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op de woonomge-
ving, interesses, cultuur of normen en waarden. Het gaat om aspecten die de mensen
zelf van belang achten (Mittelmark, 2001). De term sociale netwerkbenadering ver-
wijst naar het web van sociale relaties dat een lid van de community omringt (Heany
& Israel, 2002). Het sociale netwerk bepaalt doorgaans mede, door de sociale invloed
die het netwerk uitoefent, de mate van betrokkenheid en participatie in de samenle-
ving (Berkmann & Glass, 2000).
Internationaal wordt steeds vaker het begrip partnerschap gehanteerd als een bruik-
baar concept om betekenisvolle samenwerkingsrelaties tussen scholen, ouders en de
lokale gemeenschap vorm te geven (Epstein, 2001; Ho Sui Chu, 2007; Montandon,
1997; Ravn, 2003). Partnerschap is op te vatten als een proces waarin de betrokkenen
erop uit zijn elkaar wederzijds te ondersteunen en waarin ze proberen de eigen bijdra-
ges zo veel mogelijk op elkaar af te stemmen, met als doel het leren, de motivatie en
de ontwikkeling van leerlingen te bevorderen (Davies & Johnson, 1996; Martinez-
Gonzalez & Rodriguez-Ruiz, 2007). Partnerschap is volgens dit model geen doel op
6
zich, maar een middel om het gezamenlijke belang van school en ouders te dienen:
optimale omstandigheden scheppen voor de ontwikkeling en het leren van kinderen.
Meer concreet is partnerschap gericht op de volgende vier doelen (Bronneman-
Helmers & Taes, 1999; Smit, 1991; De Wit, 2008). (1) Pedagogisch doel: op elkaar
afstemmen van de benadering van leerlingen thuis en op school. (2) Toerustingsdoel:
verbeteren van de toerusting van ouders, maar ook van leraren met het oog op ver-
sterking van de ouder-schoolrelatie en de schoolloopbaan van de leerling. (3) Organi-
satorisch doel: ouders leveren een bijdrage aan het reilen en zeilen van de school en
voeren activiteiten mee uit. (4) Democratisch doel: ouders denken en beslissen
(in)formeel mee over het beleid van de school; de school legt verantwoording af over
haar werk aan de ouders.
1.3.2 Evaluatie projectresultaten en aanbevelingen
De formatieve evaluatie waarom PAOO nu vraagt, kent zowel een verantwoordings-
functie (voor de opdrachtgever: het Ministerie van OCW), als een verbeterfunctie
(voor PAOO zelf: op basis van de resultaten tot nu toe de organisatie en uitvoering zo
nodig bijstellen).
7
2 Onderzoeksopzet en -uitvoering
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de onderzoeksopzet en -uitvoering van de evaluatie van het
project Platform Allochtone Ouders en Onderwijs gepresenteerd.
In samenspraak met de opdrachtgever is gaandeweg de uitvoering van het onderzoek
niet alleen de evaluatie van de projectresultaten, maar ook van de ontwikkelingspro-
cessen binnen het project object van onderzoek gemaakt, omdat de gerealiseerde
korte-termijndoelen nog beperkt zijn en het ontwikkelingsproces van het project
inzicht kan bieden hoe de output te optimaliseren. Paragraaf 2.2 geeft een beschrij-
ving van de onderzoeksopzet en –uitvoering. In paragraaf 2.3 wordt tenslotte de ver-
dere opbouw van het rapport beschreven.
2.2 Onderzoeksopzet en -uitvoering
Het onderzoek bestond uit vier op elkaar voortbouwende fasen: (1) een voorberei-
dingsfase, (2) een studie naar het functioneren van het landelijk platform en gevals-
studies van lokale platforms, (3) interviews met vertegenwoordigers van relevante
partners, (4) evaluatie van de bevindingen en het opstellen van aanbevelingen.
2.2.1 Voorbereidingsfase
De voorbereidingsfase had tot doel om, via bureaustudie en diepte-interviews, een
scherper beeld te krijgen van:
• the-state-of-the-art van het functioneren van het landelijk platform, het landelijke
projectteam en de lokale platforms;
• de (gepercipieerde) impact van het project op de praktijk van de relatie ouders en
onderwijs.
De historie van het project is gereconstrueerd op basis van het projectplan, de activi-
teitenplannen 2007 en 2008 en kwartaal- en jaarverslagen 2006, 2007 en 2008. Deze
bureaustudie is aangevuld met het bestuderen van de PAOO-website, databank en
publicaties. Daarnaast zijn gesprekken gevoerd met de programmamanager, project-
leider, projectmedewerkers en met vertegenwoordigers van organisaties in het plat-
8
form. Ook zijn regionale PAOO-bijeenkomsten in Zwolle (11-10-2008) en Utrecht
(1-11-2008) bijgewoond.
De output van deze fase had drie functies: (1) vaststellen van het functioneren van de
projectopzet, de projectuitvoering en gerealiseerde resultaten, (2) input voor de ont-
wikkeling van vragenlijsten ten behoeve van voorzitters en leden van de platforms,
het landelijk platform, het landelijke projectteam en partners in het project, en
(3) ontwikkelen van een interpretatie- en waarderingskader voor de (eind)resultaten
van het onderzoek.
Met deze onderzoeksfase zijn de onderzoeksvragen (1 tot en met 5) vanuit het per-
spectief van programmamanager, projectleider, projectmedewerkers en vertegen-
woordigers van organisaties in het platform beantwoord. In de hoofdstukken 4 tot en
met 7 zijn deze gegevens verwerkt.
2.2.2 Beschrijving functioneren projectteam en landelijk platform
Projectteam
Er zijn gesprekken gevoerd met de programmamanager, de projectleider en zes pro-
jectmedewerkers van het projectteam dat ondersteunende activiteiten verricht voor
het landelijk platform en de lokale platforms. Daarnaast heeft het projectteam veel
schriftelijke (detail)informatie aangedragen.
Landelijk platform
Het landelijke platform telt 29 leden; iets meer dan de helft (55%) daarvan is een
vrouw. Er zijn gesprekken gevoerd met de voorzitter en zeven leden van de agenda-
commissie. Daarnaast is gesproken met vier directeuren en vier beleidsmedewerkers
van de landelijke ouderorganisaties (VOO, OUDERS & COO, LOBO en NKO).
2.2.3 Beschrijving lokale platforms
Onderzoeksgroep
Er zijn dertig lokale platforms. De platforms hebben gemiddeld 16 leden; 59% daar-
van is een vrouw. Het kleinste platform (Amersfoort) telt 5 leden en het grootste
(Amsterdam) 33 leden. Van de voorzitters is 50% een vrouw.
Eerst wordt een globale beschrijving gegeven van het functioneren van de lokale
platforms. Daarnaast zijn in overleg met de opdrachtgever uit de dertig lokale plat-
forms tien platforms geselecteerd waar sprake was van een zekere continuïteit qua
leden en substantie qua activiteiten. Een belangrijk doel daarvan is om op basis van
9
analyse van het functioneren van deze platforms zijn aanbevelingen te kunnen doen
voor verbeteringen. De resultaten van deze gevalsstudies zullen daardoor een positie-
ver resultaat laten zien van het functioneren van PAOO dan wanneer we een (aselec-
te) dwarsdoorsnede van de platforms hadden genomen. Door deze werkwijze is wel
inzicht verkregen in de positieve en negatieve aspecten die zich in de ontwikkelings-
fase van dit project hebben voorgedaan. Ook biedt deze aanpak meer mogelijkheden
om te komen tot aanbevelingen op basis van succeservaringen die vervolgens door
andere platforms kunnen worden overgenomen. In Tabel 2.1 zijn de typerende ken-
merken van de gevalsstudies weergegeven. De tabel maakt duidelijk dat er geen plat-
forms zijn geselecteerd uit de noordelijke provincies. Dit komt mede omdat in de
provincies Groningen, Friesland en Drenthe veel minder platforms zijn gestart, wat
weer te maken heeft met het feit dat in die provincies minder allochtonen woonachtig
zijn. Binnen elk van de platforms is ongeveer de helft van de leden actief; de overige
leden zijn min-of-meer nominale leden.
Tabel 2.1 – Geselecteerde gevalsstudies lokale platforms
Platform Plaats Provincie Leden Actief
1. Almere Flevoland 18-20 12
2. Eindhoven Noord-Brabant 9-10 3-4
3. Hengelo Overijssel 11 4-5
4. Leiden Zuid-Holland 10 5
5. Nijmegen Gelderland 12 6
6. Rotterdam Zuid-Holland 12-13 4-5
7. Schiedam Zuid-Holland 12 5
8. Tilburg Noord-Brabant 17 5-6
9. Utrecht Utrecht 9-10 4-5
10. Venlo Limburg 18-20 9-10
Verzamelde informatie
Vervolgens is een analyse verricht van de activiteiten van deze platforms. We ver-
richtten documentenanalyses en hielden diepte-interviews met verschillende partijen:
leden van lokale platforms, schoolleiders, ouders en contactpersonen. Indien van
toepassing is ook met (project)begeleiders en beleidsmedewerkers van de gemeenten
gesproken, dit om geen eenzijdig beeld te krijgen van de samenwerking. De inter-
views zijn door de onderzoekers gehouden. Het veldwerk is afgerond in januari 2009.
Tabel 2.2 geeft een overzicht van de aantallen gesprekken per respondentcategorie.
10
Tabel 2.2 – Achtergronden respondenten, naar platform (in aantallen)
Voor-
zitter/
secretaris/
woord-
voerder
Leden School-
directeur
Leer-
kracht/
docent
Contact/
klasse-
ouders
Begelei-
dings-
instelling
Beleids-
medewer-
kers
Totaal
1. Almere 2 2 1 1 6
2. Eindhoven 2 1 2 5
3. Hengelo 1 1 1 3
4. Leiden 1 1 1 3
5. Nijmegen 1 2 1 4
6. Rotterdam 2 1 1 3 1 8
7. Schiedam 2 1 1 4
8. Tilburg 1 1 2
9. Utrecht 1 1 1 3
10. Venlo 1 1 2
Totaal 14 3 6 3 3 9 3 41
Over de bevindingen is van gedachten gewisseld met de opdrachtgever, leden van het
landelijke platform en het projectteam. Het doel was verdiepend inzicht te verkrijgen
in de ins-and-outs van de kwaliteit van de projectopzet en de projectuitvoering. Zie
Figuur 2.1.
Figuur 2.1 – Verzamelde informatie
• Kwaliteit projectopzet en projectuitvoering: materieel, personeel, gewenste en gerealiseerde
opbrengsten en aanbevelingen.
• Participatiestructuur: ervaringen met bevoegdheden, verantwoordelijkheden, faciliteiten en taken
van platforms.
• Participatiebereidheid: (bevorderende) motieven van scholen en ouders om te participeren.
• Participatievaardigheden: belemmerende en bevorderende ervaringen met participatievaardigheden
van betrokkenen.
• Participatiecultuur: (bevorderende factoren voor) de wijze waarop betrokkenen meedenken, mee-
praten en meebeslissen over het beleid; de wijze waarop de participatie binnen de verschillende
platforms kan worden bevorderd.
• Participatiestrategie: de wijze waarop men in het kader van het project heeft vastgesteld hoe men
de doelen wil bereiken.
• Perceptie kwaliteit participatie: belemmerende en bevorderende factoren voor de kwaliteit van het
functioneren van de platforms.
11
Onderzoeksinstrumenten
Ten behoeve van de peiling zijn verschillende topiclijsten ontwikkeld voor voorzitters
en leden van de platforms, het landelijke projectteam en partners in het project. Deze
zijn in concept voorgelegd aan de opdrachtgever en daarna zo nodig bijgesteld.
Analyses
De output van de gevalsstudies zijn met kwalitatieve methodieken geanalyseerd (Mi-
les & Huberman, 1994). Deze output had drie functies: verdere ontwikkeling theore-
tisch kader, input ontwikkeling topiclijsten voor relevante partners (zoals samenwer-
kingsscholen, gemeenteambtenaren, de VO-raad en AVS) en interpretatiekader eind-
resultaten onderzoek.
Met dit onderzoeksdeel zijn de onderzoeksvragen 3, 4 en 5 vanuit het perspectief van
voorzitters en leden van de platforms, het landelijke projectteam en partners in het
project beantwoord.
2.2.4 Interviews met vertegenwoordigers relevante partners
In deze onderzoeksfase zijn interviews gehouden met vertegenwoordigers van rele-
vante partners, zoals samenwerkingsscholen, gemeente-ambtenaren, de VO-raad en
AVS, om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van het project en de (gepercipi-
eerde) impact van het project op de praktijk van de relatie ouders en onderwijs.
Met deze onderzoeksfase zijn alle onderzoeksvragen vanuit het perspectief van de
samenwerkingspartners op landelijk en gemeentelijk niveau beantwoord.
2.2.5 Evaluatie en aanbevelingen
Allereerst wordt terugkijkend nagegaan welke activiteiten tot nu toe zijn ontwikkeld,
hoe ze in praktijk zijn gebracht, hoe ze functioneren, welke ontwikkelingen er zijn en
tot welke resultaten dat heeft geleid. Vervolgens wordt op basis daarvan een analyse
van de sterke en zwakke kanten uitgevoerd en worden daar verbeterpunten uit gedes-
tilleerd. Dit leidt vooruitkijkend tot een aantal aanbevelingen voor het verdere verloop
van het project en de periode daarna. In Figuur 2.2 wordt het voorafgaande modelma-
tig weergegeven.
12
Figuur 2.2 – Evaluatie- en verbetercyclus functioneren PAOO
2.3 Verdere opbouw van het rapport
In het volgende hoofdstuk wordt de projectopzet beschreven. In hoofdstuk 4 komt het
functioneren van het projectteam en het landelijk platform aan de orde. Hoofdstuk 5
behandelt het functioneren van de lokale platforms en in hoofdstuk 6 worden de ge-
valsstudies van de lokale platforms gepresenteerd. Daarna wordt in hoofdstuk 7 de
impact van het project op de praktijk van de relatie ouders en onderwijs beschreven.
Het rapport wordt afgesloten met een samenvatting van de resultaten.
Analyse en opbrengsten (vraag 3, 4)• Functioneren• Ontwikkelingsproces• Outcomes• Output
Opzet (vraag 1)• Landelijk platform• Landelijke projectgroep• Lokale platforms
Uitvoering (vraag 2)
Materieel Personeel
Kernfuncties• Inventarisatie en beoordeling materialen• Initiëren aanvullingen materialen• Disseminatie (nieuwe) producten
• Toerusten ouders en scholen gebruik materialen
Afgeleide functies• Afstemming inhoud en werkwijze op
andere organisaties• Overdracht informatie en producten naar
belanghebbenden
Aanbevelingen (vraag 5)
13
3 Projectopzet Platform Allochtone Ouders en Onderwijs
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk beschrijven we de projectopzet van het Platform Allochtone Ouders
en Onderwijs op basis van het projectplan 2005. We schetsen in paragraaf 3.2 het
kader van het project. Met de beschrijving van het initiële projectplan en de aange-
brachte wijzigingen worden onderzoeksvraag 1 en een deel van onderzoeksvraag 3
beantwoord.
3.2 Kader
3.2.1 Uitgangspunten
In hoeverre biedt de opzet een helder en consistent kader voor de projectuitvoering?
In het projectplan zijn de belangrijkste uitgangspunten die hebben geleid tot investe-
ring in dit project op een rijtje gezet (FORUM, 2005):
• goede contacten tussen school, ouders en leerlingen hebben een positief effect op
de kwaliteit van de school en op de leerprestaties en de maatschappelijke ontwikke-
ling van de leerlingen; • ouders en school hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid om onderwijs en
opvoeding vorm te geven; • extra investeringen zijn noodzakelijk, omdat met name allochtone ouders moeilijk
bereikbaar zijn vanuit het perspectief van scholen en veel van deze ouders belem-
meringen in hun contacten met de school ervaren.
Centraal in het project staat: de betrokkenheid en zichtbaarheid van allochtone ouders
in de VVE, het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs te vergroten. Uitgangspunt
daarbij is dat wordt samengewerkt met de vier landelijke ouderorganisaties, de Isla-
mitische Scholen Besturen Organisatie en het Landelijk Overleg Minderhedenorgani-
saties. In het kader van het project functioneren een landelijk platform en dertig loka-
le platforms in de grote gemeenten.
Activiteitenplan
14
Met het ministerie van OCW is afgesproken dat jaarlijks onderdelen van het project-
plan worden uitgewerkt in een activiteitenplan. In dit plan wordt onderscheid gemaakt
naar de activiteiten van het landelijk platform en de lokale platforms.
Het activiteitenplan wordt in samenwerking met de partners in de gemeente uitge-
voerd. De platforms bepalen zelf hun prioriteiten. Het plan beschrijft waaraan de
activiteiten die in dat jaar ontplooid zullen worden een bijdrage leveren (o.a. betrok-
kenheid en zichtbaarheid allochtone ouders of de samenwerking tussen ouders en de
ouderorganisaties), vanuit welke functies de lokale platforms opereren (o.a. ontwikke-
len van nieuwe ideeën en activiteiten en het uitwisselen van informatie), en volgens
welke grote lijnen de lokale platforms werken (o.a. het organiseren van bijeenkom-
sten en het versterken van het lokale platform). Tevens wordt in dit plan de begroting
van de lokale platforms vastgelegd.
3.2.2 Doelen en gewenste resultaten
Het einddoel van PAOO is dat allochtone ouders zich meer betrokken en vertegen-
woordigd voelen in het georganiseerde onderwijsveld – van scholen tot belangenor-
ganisaties.
Voor het bereiken van dit doel zijn twee strategieën vastgesteld:
• Ouders worden toegerust zodat ze in staat zijn hun betrokkenheid vorm te geven en
zich thuis voelen in ouderorganisaties.
• Scholen worden toegerust zodat ze ouders weten te bereiken met behulp van de
methoden en materialen die in het kader van PAOO zijn ontwikkeld.
Korte-termijndoelen zijn:
• Het realiseren van een noodzakelijke brugfunctie en partnerschap tussen allochtone
ouders, scholen, leerlingen en organisaties die verantwoordelijk zijn voor de in-
breng en betrokkenheid van deze ouders bij de opvoeding en het onderwijs.
• Het bevorderen van de zichtbaarheid van allochtone ouders (niet als individu maar
als groep die in georganiseerd verband optreedt), de toerusting van deze ouders en
het mogelijk maken van heldere communicatie tussen deze ouders en scholen.
• Het toegankelijk maken van netwerken van allochtone ouders voor de bestaande
ouderorganisaties en, omgekeerd, het open stellen van de bestaande ouderorganisa-
ties voor (georganiseerde) groepen allochtone ouders, zodat de participatie van de-
ze ouders binnen bestaande infrastructuren van gevestigde organisaties bevorderd
wordt.
• Het overdragen van informatie aan ouderorganisaties en scholen, het verzamelen en
zichtbaar maken van ontwikkelde producten en het ontwikkelen van nieuwe pro-
ducten.
15
3.2.3 Verantwoordelijkheden van betrokken partijen
Verantwoordelijkheden projectteam in de projectopzet
Hoe zijn de functies van het projectteam, de projectleider, landelijk platform, ‘coördi-
nator lokaal’ en gekwalificeerde trainers/ondersteuners in het projectplan (PAOO,
2005) beschreven?
• Het projectteam staat het landelijk platform en de lokale platforms bij in de uitvoe-
ringsactiviteiten. Het projectteam draagt zorg voor een professionele uitvoering van
de concrete activiteiten onder aansturing van het platform. Samenstelling, benodig-
de deskundigheid, omvang en opzet van het projectteam zijn in het operationele
plan bij de start van het platform nader bepaald.
• Er is een projectleider aangesteld voor de aansturing en het beheer van het project.
Deze is in de eerste fase van het project verantwoordelijk voor het opstarten van de
platforms en het opstellen van een meer gedetailleerd uitvoeringsplan. De project-
leider stuurt tevens de verdere uitvoering aan, zet de grote lijnen jaarlijks uit in een
Activiteitenplan dat aan OCW wordt voorgelegd ter accordering, zorgt voor de
voortgangsrapportages en voor de afspraken en terugkoppeling naar de partners en
het Ministerie van OCW.
• Vier ‘lokale coördinatoren’ sturen in het project de lokale platforms aan. Deze
dragen zorg voor een stevige verankering van en lijnen naar de deelnemende lokale
platforms. Lokaal worden teams gericht op de bevordering van de communicatie en
participatie van ouders door hem/haar geïnitieerd en gefaciliteerd. Hij/zij zorgt te-
vens voor de deelname van of afstemming met gemeentelijke instanties en instel-
lingen voor onderwijs en opvoeding.
• Het projectteam bestaat verder uit gekwalificeerde trainers/ondersteuners. Dit zijn
medewerkers die op professionele wijze methodieken en modules kunnen inventa-
riseren, beoordelen en implementeren, zelf trainingen kunnen geven, maar ook lo-
kale trainers kunnen voorbereiden op hun taken (‘train de trainer’). Het projectteam
is zodanig samengesteld dat een grote diversiteit aan ouders bereikt kan worden.
De producten die zij ter beschikking stellen moeten helder en toegankelijk zijn en
bruikbaar zijn voor zowel scholen als ouders. De medewerkers zijn tevens inzet-
baar als ondersteuners van de lokale communicatie- en participatieteams.
Het projectteam is conform het projectplan samengesteld uit een projectleider, vier
lokale coördinatoren en een beleidsmedewerker. Vanwege de beperkte financiële
middelen was het niet mogelijk om gekwalificeerde trainers in te zetten. Een beleids-
medewerker heeft trainingen en workshops verzorgd naast het inventariseren van
materialen en methodieken voor de databank en deze toegankelijk te maken voor
scholen en ouders. In het eerste jaar van het project werd duidelijk dat het opzetten en
16
ondersteunen van lokale platforms bestaande uit vrijwillige ouders een bijzonder
intensieve opdracht is. De werving en toerusting van leden bleek zeer veel tijd te
vragen, evenals het creëren van een team om kennis te verzamelen en te delen. Ook
het zoeken naar samenwerking met lokale partners bleek veel tijd te vergen. De ont-
wikkeling van een groep individuele, vrijwillige ouders tot een zelfsturend team dat
zonder intensieve ondersteuning van een projectmedewerker kan functioneren, bleek
een ontwikkelingsproces te zijn dat niet in enkele maanden gerealiseerd kan worden.
Het project heeft daarom vanaf 2007 extra financiële ondersteuning gekregen.
Het landelijk platform is als volgt samengesteld: een vertegenwoordiging van alloch-
tone ouders, multi-etnisch, niet verzuild en afkomstig uit verschillende delen van
Nederland. Daarnaast maken ook de vertegenwoordigers van de vier landelijke ou-
derverenigingen, de ISBO en het LOM deel uit van het landelijk platform, een pro-
jectleider en secretaris vanuit FORUM. Het landelijk platform heeft een tijdelijke
functie en is geen formeel adviesorgaan of overlegplatform in politieke zin.
Het landelijk platform kent de volgende functies (PAOO, 2006):
Hoofdfuncties
• Het bespreken van de geïnventariseerde materialen, projecten, methodieken en
good practices die gebruikt kunnen worden bij de vergroting en verbetering van de
school-ouderbetrokkenheid.
• Vaststellen welke behoeften er zijn bij betrokken ouders en het onderwijsveld wat
betreft het ontwikkelen van producten en een informatie- en ondersteuningsaanbod.
Procesfuncties
• Het platform draagt zorg voor en heeft een aansturende rol als het gaat om de uit-
voering van de in het projectplan PAOO beschreven activiteiten.
• Het platform bewaakt de in het projectplan beschreven activiteiten, die door het
projectteam ten uitvoer worden gebracht.
Nevenfuncties
• Het platform stemt zijn landelijke activiteiten af met de dertig lokale platforms en
bewaakt de voortgang van dit afstemmingsproces. Het platform heeft de functie om
te zorgen dat bestaande activiteiten op het terrein van ouderbetrokkenheid, ouder-
participatie, toerusting ouders en zichtbaarheid van ouders van allochtone afkomst,
afgestemd worden met relevante partijen en partners.
• Het platform heeft de verantwoordelijkheid voor de overdracht, communicatie en
implementatie als het gaat om de door het project behaalde resultaten. Als een van
de eerste producten zal het platform de algemene brochure vaststellen waarin het
platform haar activiteiten aan de buitenwereld kenbaar maakt.
17
3.2.4 Belangrijke wijziging bij begin uitvoering project
Landelijk platform
In de oorspronkelijke projectopzet zou het landelijk platform het projectteam aanstu-
ren, een inventarisatie opstellen van materialen, methodieken en good practices uit-
voeren die behulpzaam zouden kunnen zijn bij het vergroten van de samenwerking
tussen school en ouders. Al vanaf het begin van de uitvoering van het project is dit
echter anders ingevuld, omdat de vrijwilligers (ouders) in het landelijk platform een
beperkt deel van hun vrije tijd kunnen besteden aan het project. Het projectteam heeft
daarom het aansturen, coördineren en uitvoeren van het landelijk platform overgeno-
men, hetgeen een verzwaring van hun taken betekende.
In de praktijk heeft het landelijk platform de volgende functies:
• Signalen uit de lokale platformen bundelen en waar nodig daar op landelijk niveau
vervolg aan geven. Een voorbeeld hiervan is de moeizame samenwerking tussen
lokale platforms en scholen. Het landelijk platform heeft om die reden de AVS en
de VO-raad uitgenodigd voor overleg om te komen tot samenwerking.
• Inspelen op thema’s die landelijk van belang zijn en bijvoorbeeld daar themabij-
eenkomsten voor de lokale platforms voor organiseren. De landelijke bijeenkomst
over het thema ‘segregatie’ in november 2008 is hier een voorbeeld van. Als ver-
volg hierop werken de lokale platforms dit thema uit in het eigen werkplan.
• Mede ontwikkelen van materialen en instrumenten op het gebied van ouderbetrok-
kenheid, zoals de meetlat ouderbetrokkenheid en een handleiding huisbezoeken.
• Deelname aan landelijke congressen en landelijke bijeenkomsten welke relevant
zijn voor het project.
Lokale platforms
In het projectplan wordt nadrukkelijk voorgesteld aansluiting te zoeken bij de ge-
meentelijke infrastructuur rond onderwijs en opvoeding: onderwijs- en welzijnsinstel-
lingen, de lokale netwerken van allochtone groeperingen en de lokale partners van het
LOM-samenwerkingsverband.
Volgens het projectplan dienen lokale platforms op creatieve wijze te zoeken naar
mogelijkheden voor afzonderlijke scholen om hun relatie met ouders gestalte te ge-
ven. Daarbij dient te worden aangesloten bij lokale initiatieven of succesvolle expe-
rimenten. Lokale platforms kunnen gaan functioneren als open communicatielijnen
tussen het landelijke platform en scholen. Richting de scholen zouden de lokale plat-
forms een doorgeefluik van geïnventariseerde of nieuw ontwikkelde producten kun-
nen zijn. Voor ouders die lastig contacten kunnen leggen met scholen vormen de
lokale platforms het toegangskanaal tot de school en de leerkrachten. Het platform
18
zou samengevat hét loket zijn waar scholen en ouders terecht kunnen voor vragen
(input) en tevens het distributiepunt voor het aanbod dat tot stand komt om in de
lokale vraag te kunnen voorzien (output). Het lokale platform als lokaal schakelpunt
tussen vraag en aanbod van ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie.
Binnen 30 gemeenten functioneren lokale platforms. Lokale platforms hebben de
vorm van communicatie- en participatieteams, waarvan de deelnemers een directe
relatie met een school of scholen trachten te hebben. Het projectteam ondersteunt de
verschillende lokale platforms. Er worden regionale en landelijke bijeenkomsten
georganiseerd om meer bekendheid te geven aan de werkzaamheden en acties van het
project. Daarnaast worden landelijk een aantal dagen georganiseerd aan de hand van
thema’s, beschikbare methodieken of de opbrengsten van afzonderlijke projecten.
Projectfasering
Het project heeft een looptijd van vier jaar. Scholen en schoolbesturen, ouders en
ouderorganisaties zouden volgens het projectplan na deze periode over de instrumen-
ten beschikken om hun partnerschap meer inhoud te geven. In een overdrachtsdocu-
ment wordt ten slotte vastgelegd hoe producten en activiteiten worden ondergebracht
bij organisaties die daar op basis van doelstelling, werkwijze en belangstelling voor in
aanmerking komen. Resultaten, overdracht en afsluiting van het project worden uit-
eindelijk met een slotconferentie bezegeld. De praktijk blijkt echter beduidend weer-
barstiger. Het is duidelijk dat PAOO een innovatief project is waarvoor (nog) geen
standaardaanpak beschikbaar is. Op basis van ‘tijdens-de-rit’ opgedane ervaringen
moesten er een fors aantal aanpassingen in de projectaanpak worden doorgevoerd,
opdat de platforms een rol kunnen (gaan) spelen in de relatie allochtone ouders en
school.
3.2.4 Sterke en zwakke kanten van de projectopzet
Wat zijn de sterke en zwakke kanten van de projectopzet, zoals die voortvloeien uit
het projectplan? Allereerst mogelijk sterke kanten van het project:
• Het project wordt uitgevoerd en gedragen door een brede groep van maatschappe-
lijke organisaties en instellingen zoals de landelijke ouderorganisaties en ook de
betrokkenheid van de LOM-samenwerkingsverbanden is een kracht in dit project.
• De jaarlijks opgestelde activiteitenplannen spelen flexibel in op actuele ontwikke-
lingen en ervaringen binnen het project.
• Het project heeft aspecten/kenmerken van de beloftevolle ‘community benadering’.
Deze benadering behelst een mix van principes en ideeën om effectiever te com-
municeren met achterstandsgroepen c.q. risicogroepen. Betrokkenen binnen een
community worden medeverantwoordelijk gemaakt voor het bepalen en behalen
19
van de beleidsdoelen om draagvlak te creëren binnen de gemeenschap. Het achter-
liggende idee is dat wanneer er draagvlak is voor het bereiken van bepaalde doelen,
de kans groter is dat de beoogde resultaten worden bereikt en dat ze ook langer be-
klijven. Een ander belangrijk aspect van de community benadering is dat er wordt
ingespeeld op de specifieke context en doelgroep: er is geen sprake van standaard-
werk maar van maatwerk (Luijpers & Keijsers, 2001). De community benadering is
in sectoren als het maatschappelijke opbouwwerk en in de internationale ontwikke-
lingshulp al geruime tijd grootschalig toegepast. De toepassing binnen de Neder-
landse gezondheidsbevordering en het onderwijs is relatief recent (Alting, Bou-
wens & Keijsers, 2003; Harting & Assema, 2007).
• Het project wordt uitgevoerd over de verzuilde onderwijsstructuren heen, hetgeen
vernieuwend genoemd kan worden. Het Ministerie van OCW ondersteunt het pro-
ject.
Mogelijke zwakke kanten van het project zijn:
• De projectdoelen zijn niet SMART geformuleerd: Specifiek, Meetbaar, Accepta-
bel, Realistisch en Tijdgebonden. Dit maakt het lastig precies na te gaan in hoever-
re de doelen zijn gerealiseerd1.
• De inbreng van ouders als vrijwilligers vormt een onzekere factor bij het bepalen
en initiëren van activiteiten.
• Toegangsbarrières: mogelijke weerstanden bij concurrerende instellingen die het
toetreden tot de markt belemmeren.
• Weerstanden bij scholen om een samenwerkingsrelatie aan te gaan met de lokale
platforms.
• Weerstanden bij instellingen om nieuwe werkwijzen, producten en materialen van
FORUM te implementeren in hun aanpak.
1 De (strategieën voor) gewenste (veranderingen in de) aanpak zijn in samenspraak met stakeholders
al ‘lerend-op-weg’ ge(her)formuleerd, waardoor het ook moeilijk is vast te stellen of de doelen zijn
gerealiseerd.
21
4 Functioneren projectteam en landelijk platform
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk beschrijven we op basis van het projectplan, notulen van de vergade-
ringen van het landelijk platform, beleidsnotities en gesprekken met betrokkenen het
functioneren van het projectteam en het landelijk platform. We schetsen in paragraaf
4.2 globaal de opzet van het project. In paragraaf 4.3 geven we een beeld van het
functioneren van het projectteam. Paragraaf 4.4 beschrijft het functioneren van het
landelijk platform. Met de beschrijving van het functioneren van het projectteam en
het landelijk platform worden onderzoeksvragen 2, 3 en 4 beantwoord.
4.2 Opzet van het project
Het project omvat een projectteam van FORUM, een landelijk platform en lokale
platforms in de grote gemeenten. Het projectteam ondersteunt het landelijk platform
bij de uitvoeringsactiviteiten. Leden van het projectteam sturen de lokale platforms
aan. De lokale platforms kunnen gebruik maken van verschillende instrumenten,
zoals de PAOO-databank met methodieken en materialen en de PAOO-courant. De
sectoren waarop het project zich richt zijn Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE),
basisonderwijs en voortgezet onderwijs binnen de 30 grootste gemeenten (G30). Het
is de bedoeling dat de ervaringen en opbrengsten op landelijk niveau uiteindelijk
beschikbaar komen voor de lokale platforms en de landelijke ouderorganisaties. Ou-
ders en scholen kunnen daar dan hun voordeel mee doen.
Daarnaast was het de bedoeling dat de vier landelijke ouderorganisaties aan het eind
van het project voldoende in staat zouden zijn de belangen van allochtone ouders te
behartigen. Dit zou mogelijk zijn binnen de structuur van de landelijke ouderorgani-
saties. In de loop van 2007 werd duidelijk dat enerzijds gezien de complexe proble-
matiek, de omvang van de interventie van PAOO op gemeentelijk niveau, de beno-
digde intensieve ondersteuning en anderzijds de beschikbare capaciteiten van de
landelijke ouderorganisaties, dat deze vier organisaties de opgebouwde kennis en
infrastructuur van PAOO niet zouden kunnen overnemen. FORUM heeft dit in 2007
richting Ministerie van OCW gecommuniceerd.
22
4.3 Functioneren projectteam
Het projectplan (PAOO, 2005) vermeldt dat het projectteam in de uitvoeringsactivi-
teiten het landelijk platform bijstaat. Samenstelling, benodigde deskundigheid, om-
vang en opzet van het projectteam zijn in het operationele plan bij de start van het
landelijk platform nader bepaald. Voor de aansturing en beheersing van het project is
een projectleider aangesteld. Deze was in de eerste fase verantwoordelijk voor het
opstarten van het landelijk platform, het opstellen van een meer gedetailleerd uitvoe-
ringsplan, alsook de invulling van de fasering van het vierjarige project, vaststellen
van omschrijvingen van op te leveren criteria en – in een latere fase – van producten
en nadere concretisering van de te bereiken resultaten. Tevens stuurde de projectlei-
der de verdere uitvoering aan, zorgde voor het jaarlijkse activiteitenplan, de drie-
maandelijkse voortgangsrapportages en voor de afspraken en terugkoppeling naar de
partners en het Ministerie van OCW.
Opstarten landelijk platform
Er is bij de leden van het projectteam zeer veel tijd gaan zitten in het vinden van
geschikte leden voor het landelijk platform en de lokale platforms. De projectmede-
werkers hebben om te beginnen gebruik gemaakt van hun eigen netwerken om ouders
te vinden met uiteenlopende etnische achtergronden, met kinderen in diverse onder-
wijssectoren en een voldoende beheersing van de Nederlandse taal die op vrijwillige
basis zich willen inzetten voor het vergroten van ouderbetrokkenheid. In elke grote
gemeente zijn twee à drie introductiebijeenkomsten voor ouders en relevante organi-
saties georganiseerd. Het is het projectteam in relatief korte tijd gelukt om gemoti-
veerde leden te werven. In juni 2006 vond in Den Haag de landelijke presentatie
plaats van het landelijk platform met 29 leden en 5 lokale platforms. Eind 2006 had-
den 12 lokale platforms zich officieel gepresenteerd in hun gemeente en eind 2007
waren 23 lokale platforms actief.
Ouders sluiten zich aan bij een lokaal platform omdat zij zich kunnen vinden in de
doelstellingen van PAOO en omdat de activiteiten aansluiten bij hun wensen en be-
hoeften een bijdrage te leveren aan het optimaliseren van de ontwikkelingskansen van
allochtone kinderen. De motivatie van leden is soms dat ze problemen ervaren in de
communicatie met school over hun eigen kind; sommige ouders voelen zich gedis-
crimineerd, maar er zijn ook ouders die een bijdrage willen leveren om de kansen
voor allochtone kinderen willen vergroten. Zij zijn zelf als kind naar Nederland ge-
komen, hebben in hun schoolloopbaan geen ondersteuning van hun ouders ontvangen
en willen nu iets betekenen voor kinderen die in dezelfde situatie verkeren. Soms
blijken de wederzijdse verwachtingen van de ouders en het projectteam niet duidelijk
op elkaar te zijn afgestemd en trekken leden zich terug; ook blijkt soms dat na ver-
loop van (korte) tijd wensen en behoeften kunnen veranderen, waardoor leden afha-
23
ken. Bij elk van de platforms vindt wel enige fluctuatie plaats, toch is er bij de meeste
platforms sprake van een harde kern van actieve leden.
Netwerkontwikkeling
Naast de werving van de leden van de platforms heeft het projectteam geïnvesteerd in
relaties met de ambtenaren onderwijs van de gemeenten, de wethouders, contacten
met welzijnsinstellingen en andere relevante partners. Voor platforms die voldoende
actieve leden hadden, minimaal 10, om van start te kunnen gaan, was het organiseren
van een officiële presentatie de eerste echte activiteit. Hiervoor werden basisscholen
en scholen voor voortgezet onderwijs uitgenodigd. Praktisch overal was er enthousi-
asme vanuit de gemeente (met uitzondering van Leiden) en gaf de wethouder van
onderwijs het startschot voor het platform. Tijdens deze eerste bijeenkomsten waren
er inhoudelijke debatten over thema’s die ouders en scholen na aan het hart liggen,
zoals ouderbetrokkenheid, onderwijsondersteuning door ouders, Cito-toetsen en
overgang PO-VO.
Website
De PAOO-website is onderdeel van de FORUM-website. Het is een informatieportal
voor het gehele project. Daarop staan data van bijeenkomsten, verslagen, nieuwsbe-
richten en achtergrondinformatie over het project. De website wordt jaarlijks onge-
veer 9.000 keer bezocht en is daarmee het project met de meeste ‘hits’ op de FO-
RUM-website. De website wordt continu geactualiseerd met informatie over nieuwe
platforms, leden van de diverse platforms, de agenda’s van het landelijk platform en
de lokale platforms, korte impressies en foto’s van bijeenkomsten en congressen.
Op de website hebben alle platforms een eigen plek, waar ze informatie over bijeen-
komsten op kunnen laten zetten, maar ook verslagen en specifieke informatie. Gezien
het aantal reacties dat wekelijks bij FORUM binnenkomt, maken platformleden zelf
ook veel gebruik van de website. Het gaat om vragen, mutaties en voorstellen voor
het plaatsen van stukjes of verwijzingen.
Ook zijn diverse documenten te downloaden van de website, zoals beleidsvoorstellen
en -reacties en pdf’s van diverse door PAOO en partnerorganisaties uitgebrachte
producten. Ook is er de rubriek ‘Goed om te weten’, waar een aantal praktische tips
staan die voor personen en organisaties die bezig zijn met ouderbetrokkenheid van
belang kunnen zijn.
Ondersteuning functioneren lokale platforms
Vanaf de oprichting maakt ieder lokaal platform, ondersteund door de projectmede-
werker, een jaarplan met daarin een beschrijving van geplande activiteiten en een
tijdspad. Deze jaarplannen worden uitgewerkt binnen de grote lijnen van het door het
24
Ministerie van OCW geaccordeerde PAOO activiteitenplan Alle activiteiten worden
voorbereid door de projectmedewerker in samenwerking met de leden. Gemiddeld
hebben de lokale platforms maandelijks een bijeenkomst, maar de zeer actieve plat-
forms komen wekelijks bij elkaar. De mate van ondersteuning door de projectmede-
werker hangt af van het aantal actieve leden, de capaciteiten van de leden en de be-
schikbare tijd.
Ontwikkeling functioneren lokale platforms
Na de eerste officiële activiteit hebben de platforms een inventarisatie gemaakt van de
thema’s die de leden als problematisch ervaren rondom ouderbetrokkenheid, ouder-
participatie en de schoolloopbaan van hun kinderen. Vanuit de gedachte dat ouders
een grote behoefte hebben aan meer informatie over onderwijsgerelateerde thema’s,
hebben de platforms vervolgens debatten en informatieavonden georganiseerd voor
ouders en scholen in betreffende gemeenten. Hierbij kwamen onderwerpen zoals
VVE, overgang PO-VO, schooluitval, etc. aan de orde. Dit is een goede manier ge-
bleken om de lokale platforms bij relevante partners een gezicht te geven. Het heeft er
in de meeste gemeenten toe geleid dat meer ouders zijn toegetreden tot het platform
en het platform heeft laten zien dat het een spreekbuis vormt voor allochtone ouders.
In de praktijk blijkt het echter voor de platforms een hele opgave om de zogenaamde
‘moeilijk bereikbare’ ouders te betrekken bij de school en het onderwijs. Deze erva-
ringen hebben ertoe geleid dat PAOO eind 2007 een andere weg is ingeslagen. In de
visie van PAOO geeft de school het kader aan voor ouderbetrokkenheid; een indivi-
duele ouder kan het beleid en de aanpak van de school niet veranderen, maar een
school bepaalt de visie op ouders en de wijze waarop ze in de praktijk werken aan
partnerschap met ouders. PAOO heeft daarom besloten om in 2008 de focus te richten
op de samenwerking met scholen. PAOO ging werken aan het verminderen van blok-
kades voor een actieve rol van ouders door bij scholen het perspectief van communi-
catie met ouders in te brengen.
Creëren randvoorwaarden participatie van ouders in het project
Het projectteam tracht de randvoorwaarden te creëren waardoor de ouders hun werk-
zaamheden in het lokale of landelijk platform op een prettige manier in een goed
klimaat en goed georganiseerde setting kunnen uitvoeren, met duidelijkheid over
taken en verantwoordelijkheden en over welke ‘beloning’ men ontvangt. Het stimule-
ren en motiveren van de vrijwillige leden vergt veel inzet van het projectteam.
Een verzwarende factor tijdens de eerste fase van het project was dat er nog geen
voorlichtingsmateriaal was ontwikkeld om ouders ook schriftelijk te kunnen informe-
ren. Van het projectteam werd daarnaast ook veel inzet gevraagd bij het verzamelen
van methodieken, trainingen en andere materialen. Hiertoe is met onderwijsonder-
25
steunende instellingen, scholen, welzijnsinstellingen en steunfunctieorganisaties in de
gemeenten contact gelegd en overleg gevoerd.
Het projectteam tracht te zorgen voor een goede inbedding van de organisatie in het
netwerk van aanpalende professionele instellingen. De lokale coördinatoren zorgen
voor de deelname van of afstemming met gemeentelijke instanties en instellingen
voor onderwijs en opvoeding. Er is inmiddels een basis gelegd voor goede samen-
werkingsrelaties, zowel landelijk als in de verschillende gemeenten. De platforms
worden vaak benaderd door gemeenten, scholen, welzijns- en migrantenorganisaties
voor verschillende zaken. Dit gaat om incidentele bijdragen aan bijeenkomsten, inte-
gratiedebatten, maar ook om meer structurele deelname aan een werkgroep ‘Passend
Onderwijs’ of overleg van de Brede Scholen. Daarnaast zijn platforms ook benaderd
om een bemiddelende rol te vervullen voor groepen ontevreden ouders over het on-
derwijs en de scholen.
Begeleiding van lokale platforms
Er zijn verschillende factoren die het ondersteunen van de lokale platforms zeer ar-
beidsintensief maken:
• Een grote verscheidenheid aan niveaus bij de leden. De ondersteuning moet hierop
afgestemd worden. Het vraagt ook veel om zowel hoogopgeleide als laagopgeleide
ouders vast te houden vanwege verschillende verwachtingen omtrent de eigen rol.
• Sommige leden doen voor het eerst vrijwilligerswerk en hebben weinig ervaring
met vergaderen en organiseren.
• De vrijwillige inzet van de leden heeft beperkingen. Je kunt niet van leden eisen dat
ze op een bijeenkomst zijn of dat ze contacten met een school leggen.
• Er zijn wisselingen in de samenstelling van de lokale platforms, waardoor voortdu-
rende nieuwe leden ingewerkt moeten worden.
• Verschillen in culturele achtergronden moeten overwonnen worden om goed te
kunnen samenwerken.
Daarnaast kost het continu tijd en inspanning om de vrijwillige leden enthousiast en
gemotiveerd te blijven houden. De projectmedewerkers ervaren hun baan als ‘uitda-
gend’ en ‘zwaar’, omdat ze ieder zeven platforms begeleiden, veel onderweg zijn
omdat ze door het hele land reizen en veel in de avonden en in de weekenden werken.
Het komt regelmatig voor dat het ondersteunen van een platform stress oplevert,
omdat relatief veel ‘onproductieve’ tijd gaat zitten in het oplossen van problemen in
het interne functioneren van de platforms. De projectmedewerkers moeten steeds
laveren tussen de doelen en centrale activiteiten van PAOO en de individuele wensen
van de leden van de lokale platforms. De leden zijn soms vooral bezig met hun per-
soonlijke ervaringen en daarom vraagt het veel tact, inzicht en doorzettingsvermogen
om het grotere belang onder de aandacht te houden.
26
Kadertrainingen
Het projectteam heeft voor de platforms kadertrainingen georganiseerd met aandacht
voor basisvaardigheden als samenwerken, doelen stellen en helder formuleren. Daar-
naast hebben de leden van alle platforms een training communicatie, presentatie en
debatteren gevolgd, naast een training over samenwerken met scholen. Voor een
groot deel van de leden van de platforms was een goede voorbereiding nodig om het
gesprek aan te gaan met professionals op een school. Verschillende trainers, geselec-
teerd op ervaring in het werken met allochtone vrijwilligers, zijn hiervoor ingezet.
Een aantal trainers is niet positief beoordeeld door het PAOO-team en daarom moes-
ten er weer andere trainers worden gezocht. In de praktijk blijkt dat er veel kaf onder
het koren van de trainers zit en dat het lastig is goede trainers te vinden. Het project-
team heeft naast een pool van trainers ook een pool van deskundigen op het gebied
van bijvoorbeeld schooluitval, medezeggenschap en het Nederlandse onderwijssys-
teem gevormd.
Opzetten van een databank
Een van de middelen om scholen te voorzien van good practises en methodieken op
het gebied van de ouderbetrokkenheid onder allochtone ouders is de databank op de
PAOO-website. In die databank staan diverse methodieken en initiatieven vermeld
waar scholen en ouders gebruik van kunnen maken. Ook staan er voorbeeldscholen
genoemd die zich succesvol hebben bewezen op het gebied van allochtone ouderbe-
trokkenheid.
Het opzetten van de databank is volgens de medewerkers van FORUM een hele klus
geweest waar erg veel tijd in is gestoken: het verzamelen van voorbeelden, contacten
leggen met de organisaties daarachter, het beknopt beschrijven van de voorbeelden en
het ontwikkelen van de CMS-applicatie achter de databank. Op vele manieren is
geprobeerd de databank onder de aandacht te brengen: via de lokale platforms, via
bijeenkomsten, via de PAOO Courant en via het algemene deel van de PAOO-
website. Over het gebruik en de waardering van de databank kunnen we niet veel
zeggen. In 2008 zou de databank worden geëvalueerd, maar toen bleek dat de site
oudersbijdeles.nl zich op hetzelfde terrein bezighield, is besloten daarmee te gaan
samenwerken. Uiteindelijk zou de databank van PAOO in oudersbijdeles.nl opgaan.
Een eigen evaluatie was daarmee – zeker ook gezien de tijd die daar in zou gaan
zitten – van de baan. Eind 2008, begin 2009 zijn concrete afspraken gemaakt over de
voortgang en continuering van de databank. Wanneer het project wordt beëindigd zal
de databank van PAOO opgaan in de databank van oudersbijdeles.nl.
27
4.4 Functioneren landelijk platform
In het landelijk platform hebben voor de periode van twee jaar zitting: 22 ouders die
kinderen hebben in het primair of voortgezet onderwijs, vertegenwoordigers van de
vier landelijke ouderorganisaties, een vertegenwoordiger van de ISBO, een project-
leider vanuit FORUM en een vertegenwoordiger van de LOM-samenwerkings-
verbanden. Gehanteerde criteria bij de werving van ouders waren: interesse hebben in
de problematiek, evenwichtige verdeling naar regio, sekse en etnische groep, kinde-
ren hebben in het onderwijs (VVE, PO, VO), enige kennis hebben van het Nederland-
se onderwijs, één keer in de zes weken een zaterdag actief willen deelnemen om zich
in te zetten voor de multi-etnische doelen. Het landelijk platform heeft twee jaarcon-
gressen en vier landelijke bijeenkomsten voor lokale platforms georganiseerd. De
samenstelling van het landelijk platform is in de loop van de tijd voor ongeveer een
derde vervangen.
Indicaties optimaal functioneren landelijk platform
Waar hangt het al dan niet optimaal functioneren van het landelijk platform mee
samen? We onderscheiden negen aspecten die een indicatie geven van het functione-
ren van het landelijk platform (Smit, Van Esch & Tiebosch, 1998), te weten:
1. Doelen: de mate waarin er duidelijkheid is over de doelstellingen van het landelijk
platform (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden).
2. Participanten: de mate van invloed van betrokkenen op de voortgang van het lan-
delijk platform.
3. Strategie: de mate van bruikbaarheid van de gehanteerde methoden en middelen
om de gestelde doelstellingen van het landelijk platform te realiseren.
4. Functies: de mate waarin de gehanteerde strategieën leer-, kwalificatie- of sociali-
satiefuncties vervullen (‘leren leren’; het bijbrengen van kennis, houdingen en
vaardigheden, die individuen in staat stellen arbeidsprestaties te verrichten; leren
zelf verantwoordelijkheid te nemen voor het functioneren van het platform).
5. Bereik: de mate waarin de gehanteerde strategie mogelijkheden biedt een grotere
doelgroep te bereiken dan waarvoor het landelijk platform (in eerste instantie) was
opgezet.
6. Evaluatie: de mate waarin (in)formele evaluatiemomenten zijn ingebouwd om
activiteiten te beoordelen en te verbeteren.
7. Belemmeringen: de mate waarin men positief omgaat met belemmeringen, waar-
door de ontwikkeling van het landelijk platform niet stagneert.
8. Rol projectteam: de mate waarin het landelijk platform verzekerd is van de steun
van het projectteam.
9. Voortgang: de mate waarin binnen een redelijk tijdsplan de doelstellingen worden
gerealiseerd.
28
De criteria zijn zowel toegepast op basis van (subjectieve) informatie die tijdens de
interviews is verstrekt door de betrokken, als door objectieve gegevens die gebaseerd
zijn op basis van de beschikbare documenten (zoals plannen, verslagen en notulen).
4.4.1 Doelen
Het doel van het project is dat allochtone ouders zich meer betrokken en beter verte-
genwoordigd voelen binnen de huidige onderwijsstructuren, zowel op landelijk, lo-
kaal als schoolniveau. Ouders dienen zelf in staat te zijn hun betrokkenheid en belan-
genbehartiging op school en via de ouderorganisaties duurzaam vorm te geven.
Scholen weten allochtone ouders te bereiken via instrumenten en hulpmiddelen die
voor hen snel en eenvoudig zijn te vinden en die toegesneden zijn op hun situatie.
Binnen de school dient ruimte en erkenning te zijn voor diversiteit (PAOO, 2005).
Het landelijk platform heeft de gewenste doelen van het project geoperationaliseerd
in vijf thema’s (Landelijk Platform, 2008a):
• Vergroten partnerschap tussen allochtone ouders, scholen, leerlingen en organisa-
ties met betrekking opvoeding en het onderwijs.
• Bevorderen van de zichtbaarheid van ouders, de toerusting van ouders en heldere
communicatie tussen ouders en scholen.
• Participatie van allochtone ouders binnen bestaande infrastructuren van ouderorga-
nisaties.
• Overdragen van informatie/producten aan ouderorganisaties en scholen.
• Evaluatie van de resultaten.
Vergroten partnerschap allochtone ouders, scholen, leerlingen en organisaties
In de visie van het landelijk platform, die in 2007 is uitgewerkt in een visiedocument,
staat het werken aan een goede samenwerking tussen ouders en school centraal in de
aanpak van PAOO. Het gaat daarbij om samenwerking op individueel niveau van
ouders en leerkrachten rondom de ontwikkeling van het kind, maar ook om het sa-
menwerken in de schoolorganisatie. Het bevorderen van partnerschap tussen ouders
en school is de kern van het werk van de lokale platforms. Een van de hoofdthema’s
van het landelijk platform is het versterken van deelname van allochtone ouders aan
medezeggenschapsraden. Hiermee wordt gewerkt aan het realiseren van het doel van
PAOO dat meer ouders grip krijgen op de besluitvorming op scholen.
Het landelijk platform heeft de hieronder staande thema’s op de agenda gezet en
streeft daarmee naar de volgende aangegeven resultaten:
• Invoering ‘meetlat ouderbetrokkenheid’. Het landelijk platform ontwikkelt met de
VO-raad en de NKO een meetlat ouderbetrokkenheid. De lokale platforms komen
29
in de praktijk scholen tegen met een hoge mate van betrokkenheid en participatie
van ouders. Deze scholen worden opgenomen in de databank, maar PAOO wil
meer erkenning voor scholen die zich sterk maken voor betrokkenheid van àlle ou-
ders. Omdat scholen in de praktijk weinig zicht hebben op de aanpak van andere
scholen, wil PAOO door meer aandacht te geven aan deze goede voorbeelden scho-
len stimuleren zich hieraan op te trekken. De PO-raad denkt samen met enkele
scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs mee in een resonansgroep.
Scholen en lokale platforms kunnen dit instrument, dat in de loop van 2009 wordt
geproduceerd en gepresenteerd, gebruiken. Als aanvulling hierop werkt PAOO aan
een handleiding waarmee scholen zich verder kunnen ontwikkelen op het gebied
van ouderbetrokkenheid.
• Stimuleren van huisbezoeken. PAOO ontwikkelt een handleiding huisbezoeken
omdat ze heeft geconstateerd dat het uitvoeren van huisbezoeken een bijzonder ef-
fectief instrument is om de communicatie tussen leerkrachten en (moeilijk bereik-
bare) ouders te verbeteren. Scholen die dit instrument inzetten geven aan dat ouders
zelf meer het contact met de leerkracht zoeken; het levert leerkrachten meer inzicht
op in de sociale context van het kind en enkele geïnterviewde leerkrachten geven
aan dat door de huisbezoeken de sfeer in de klas positief is beïnvloed. Toch zijn
niet alle scholen – die moeite hebben in het bereiken van ouders – overtuigd van de
effectiviteit hiervan en er bestaat vaak weerstand bij directie en teamleden om tot
invoering over te gaan vanwege de grote tijdsinvestering en soms ook het gevoel
van onveiligheid bij leerkrachten. In de handleiding wordt beschreven hoe scholen
die met dit instrument werken dit hebben ingevoerd en wat hun ervaringen zijn.
Hiertoe zijn interviews met een aantal scholen gehouden. Het lokaal platform Al-
mere heeft met succes een basisschool geadviseerd om huisbezoeken in te voeren
en ouders te betrekken bij gemeentelijk beleid gericht op het bevorderen van ge-
mengde scholen.
• In 2008 is het tegengaan van segregatie in het onderwijs een belangrijk aandachts-
punt voor PAOO geworden, nadat staatssecretaris Dijksma PAOO heeft verzocht
hierbij een rol te gaan spelen. Met een landelijke bijeenkomst voor voorzitters van
de platforms in 2008 en verdiepingsbijeenkomsten van het projectteam en plat-
forms met externe deskundigen van Stichting Kleurrijke Scholen, het Kenniscen-
trum Gemengd Onderwijs en de Ambassadeur Gemengd Onderwijs zijn de moge-
lijkheden verkend die lokale platforms hebben om in hun gemeenten een bijdrage
te leveren aan het bevorderen van gemengd onderwijs. De activiteiten die platforms
daartoe oppakken verschillen van platform tot platform. De platforms Nijmegen,
Amsterdam en Dordrecht zijn zeer betrokken bij dit thema en hebben al initiatieven
ontplooid. Momenteel ontwikkelt het projectteam een hand-out voor de leden van
de lokale platforms om het vraagstuk van segregatie, dat zeer complex is, helder en
overzichtelijk uiteen te zetten en de mogelijke rollen van een platform concreet te
beschrijven. Met deze hand-out zullen platforms beter toegerust zijn om overleg te
30
voeren met gemeenten, scholen en schoolbesturen, en om andere ouders te kunnen
voorlichten over segregatie en hun wellicht te bewegen een ouderinitiatief in hun
gemeente op te zetten.
• Aandacht voor oudercontacten bij de lerarenopleiding. PAOO is van mening dat er
op de opleidingen voor leerkrachten meer aandacht moet komen voor contacten
met allochtone ouders. Dit vanuit de visie dat samenwerking tussen ouders en leer-
krachten onontbeerlijk is voor een optimale ontwikkeling van het kind. In 2008 is
een pilot ontwikkeld in samenwerking met vier Pabo’s om gastlessen voor aanko-
mende leerkrachten te verzorgen over oudercontacten en interculturele communica-
tie. In het schooljaar 2008/2009 zijn in totaal tien gastlessen verzorgd voor circa
250 aankomende leraren en er staan nog enkele gepland. Het betrof hier studenten
van de minor ‘urban education’ van het instituut Theo Thijssen te Utrecht, studen-
ten van de katholieke Pabo Domstad, tweedejaars studenten van de lerarenoplei-
ding Archimedes te Utrecht, Studenten van de Pabo in Deventer en studenten van
de katholieke Pabo in Zwolle. De studenten en docenten geven aan dat de gastles-
sen voorzien in een grote behoefte, vooral omdat deze ouders praktijkervaringen
van de communicatie tussen school en ouders inbrengen in de theorie. Daarnaast
wordt in de gastlessen ook aandacht besteed aan belemmeringen voor betrokken-
heid van ouders bij de schoolloopbaan van hun kinderen. Deze ervaringen zijn door
PAOO in kaart gebracht. Aan het eind van het schooljaar 2008-2009 wordt de pilot
geëvalueerd en wordt een vorm gezocht om de aandacht voor contacten met alloch-
tone ouders structureel in te bouwen binnen de Pabo’s.
• Bevorderen instroom allochtone leerkrachten. Dit laatste thema heeft het landelijk
platform uiteindelijk niet opgepakt, omdat het ministerie van OCW heeft aangege-
ven dat dit geen prioriteit is omdat er al veel initiatieven en projecten zijn gericht
op het bevorderen van de instroom van allochtone leerkrachten.
Bevorderen zichtbaarheid van ouders, de toerusting van ouders en heldere communi-
catie tussen ouders en scholen
In juni 2006, het eerste jaar van het project, heeft een landelijke presentatie plaatsge-
vonden in aanwezigheid van minister Van der Hoeven. In 2007 en 2008 is een jaar-
congres georganiseerd waarbij informatie-uitwisseling en kennisoverdracht centraal
stonden. Alle leden van PAOO konden daar naast een aantal plenaire inleidingen
kiezen uit tien workshops. In 2007 was er een Lagerhuisdebat waar ouders, leerkrach-
ten en politie met elkaar in discussie gingen over de verantwoordelijkheid van ouders
en school inzake opvoeding op basis van de stelling ‘Thuis zijn ouders de baas, op
straat de politie en op school de leerkrachten’. In 2008 ging het Lagerhuisdebat over
‘de wijze waarop scholen ouders informeren over de kwaliteit van de school en de
ontwikkelingen van het individuele kind’. Dit debat leverde tips op om de ouderbe-
trokkenheid te vergroten. De staatssecretaris was bij beide congressen aanwezig.
31
Leden van het landelijk platform zijn gevraagd te participeren in landelijke con-
gressen en bijeenkomsten. Een greep uit deze bijeenkomsten:
• Het symposium ‘Ouders en school: een ijzersterk duo’ van de IJsselgroep. Het
symposium was bedoeld om leraren, onderwijsmanagers en intern begeleiders
handvatten mee te geven voor een gericht ouderbeleid.
• Voorbereiding van en deelname aan de SER-conferentie over kansen voor alloch-
tonen op de arbeidsmarkt.
• Startbijeenkomst ‘Samenleven kun je leren’ georganiseerd door het ministerie van
OCW.
• Bijwonen van het startcongres ‘Kleurrijke scholen’ van de stichting Kleurrijke
Scholen.
• Bijwonen van de expertmeeting van KPC over het betrekken van ouders bij het
onderwijs.
• Bijwonen van een conferentie over etnische segregatie in het basisonderwijs.
• Bijwonen van de VOO-expertmeeting in het kader van intentieverklaring school-
ouderbetrokkenheid.
• Organisatie van een bijeenkomst over de Cito-score en het schooladvies door FO-
RUM en de Adviesraad Diversiteit en Integratie van de gemeente Amsterdam.
• Bijwonen van de Expertmeeting ouderbetrokkenheid voortgezet onderwijs, geor-
ganiseerd door het ministerie van VROM.
• Congres VO-raad ‘Verantwoord in beeld’. Horizontale verantwoording in uw
schoolpraktijk. Twee leden hebben een inhoudelijke bijdrage geleverd aan de
workshop ‘verantwoorden is communiceren’ en een van de leden van het landelijk
platform heeft deelgenomen aan de paneldiscussie met o.a. de staatssecretaris.
• Conferentie van de VOO ‘Thuis op school’ over samenwerking tussen school en
allochtone ouders. PAOO heeft hier een workshop verzorgd over de praktijk van de
lokale platforms.
Verder is PAOO vanaf het begin van het project regelmatig in het nieuws gekomen.
Zo nu en dan in de landelijke media en veelvuldig in onderwijstijdschriften, in de
lokale media en op internet. Onlangs heeft de voorzitter van PAOO Amsterdam de
landelijke media gehaald met het aan de orde stellen van het toelatingsbeleid van de
Amsterdamse basisscholen.
De veranderingen die men met dit project beoogt, zijn veelal gerelateerd aan het
participeren in netwerken (‘oudervriendelijke school’, ouders binnen bestaande infra-
structuren van ouderorganisaties) en veranderingen in de omgeving van de school
(lerarenopleidingen en ouderorganisaties) die een partnerschapsrelatie tussen alloch-
tone ouders en school bevordert. Het is lastig precies vast te stellen of deze doelen en
resultaten zijn gerealiseerd. Veranderingen in de relatie ouders, school en omgeving
32
kunnen in dit onderzoek dan ook niet op een objectieve manier wijze worden weerge-
ven (vgl. Koelen e.a., 2001; Rytchetnik e.a., 2002).
4.4.2 Participanten
Het landelijk platform bevordert het actieve meedenken van betrokkenen. Leden
worden gestimuleerd om zelf onderwerpen te agenderen, om zelf met voorstellen te
komen. De leden van het landelijk platform kunnen redelijk veel invloed uitoefenen
op de voortgang van het platform.
4.4.3 Strategie
Het landelijk platform hanteert in zijn aanpak een research-based strategie: gegevens
uit onderzoeken dienen als basis en onderbouwing van beleidsprioriteiten. Daarnaast
hanteert men een dialoog strategie om de informatie-uitwisseling tussen het landelijk
platform en de lokale platforms te stimuleren. Voorzitters en actieve leden van de
lokale platforms worden gestimuleerd zitting te nemen in het landelijk platform om
zo een betere verbinding tot stand te brengen tussen lokaal en landelijk.
4.4.4 Functie landelijk platform
De belangrijkste functie van het landelijk platform is geweest dat het een visie op
samenwerking tussen ouders en school heeft vastgelegd in een visiedocument. De
uitwerking van de meetlat ouderbetrokkenheid, de handleiding huisbezoeken en de
gastlessen op de Pabo’s kunnen een stimulans vormen in het bevorderen van de sa-
menwerking tussen school en ouders.
4.4.5 Bereik
Het bereik van de strategie heeft zijn uitwerking op landelijk en lokaal niveau. Het
landelijk platform heeft haar visie op samenwerking tussen ouders en school vastge-
legd in een visiedocument en de samenwerking is verkend met een aantal partners,
zoals de VO-raad en de AVS.
De geformuleerde doelstellingen van het landelijk platform worden door de lokale
platforms in de grote gemeenten uitgewerkt.
33
4.4.6 Evaluatiemoment
Na een periode van twee jaar heeft het landelijk platform een evaluatiemoment inge-
bouwd om de tot dan ondernomen eigen activiteiten te beoordelen en zo nodig te
verbeteren.
Positieve en negatieve punten
De leden van het landelijk platform signaleren met betrekking tot hun eigen functio-
neren onder meer de volgende positieve en negatieve punten (zie PAOO, 2008c):
Positief
• Samenwerking tussen en betrokkenheid van personen met uiteenlopende etnische
achtergronden vanuit het gehele land.
• Een groot deel van wat het landelijk platform heeft laten zien, komt voort uit vrij-
willigerswerk.
• De conferenties waren goed georganiseerd en werden goed bezocht.
• De bekendheid van het landelijk platform is toegenomen.
• Grote inzet van de actieve leden.
• Er zijn contacten gelegd met veel andere organisaties.
• Goede informatieverstrekking via onder meer de website en de databank.
• Er is veel gedaan aan visieontwikkeling.
Negatief
• Onvoldoende betrokkenheid van diverse leden.
• Verloop in de samenstelling van de leden van het landelijk platform. Daar staat
tegenover dat 14 van de 22 ouderleden van het eerste uur nog steeds lid zijn. De
agendacommissie van het landelijk platform bestaat uit 7 leden waarvan 6 vanaf de
start bij het landelijk platform zijn betrokken.
• Communicatie en afstemming van activiteiten tussen landelijk platform en lokale
platforms behoeft aandacht.
• Weinig initiatieven vanuit de leden.
• Te weinig diepgang in discussies.
• Onvoldoende kennis van actuele relevante ontwikkelingen.
• Geen visie op belangrijke problemen.
• Weinig (zicht op) concrete resultaten van het project.
• Onvoldoende bekendheid met de ontwikkelde materialen bij de leden.
Op basis van de zelfevaluatie stelt het landelijk platform de volgende werkwijze ter
verbetering voor:
• Er is een werkgroepje ‘Werving’ samengesteld om scholen met een ouderraad en
ouders die de algemene ouderavond bezoeken persoonlijk te benaderen om zitting
te nemen in het landelijk platform.
• Criteria opstellen waaraan de nieuwe leden dienen te voldoen.
34
• Er wordt aan de verbinding tussen landelijk platform en de lokale platforms ge-
werkt door enerzijds actieve, capabele leden van lokale platforms te vragen of ze
willen participeren in het landelijk platform. Anderzijds zijn in 2008 drie bijeen-
komsten georganiseerd waarbij leden van het landelijk platform en voorzitters van
de lokale platforms bijeen waren.
4.4.7 Rol ondersteuning van het project
Uit de evaluatie door het landelijk platform kwam naar voren dat het projectteam een
belangrijke ondersteunende rol heeft gespeeld bij het functioneren van het landelijk
platform.
4.4.8 Capaciteitsproblemen projectteam
Het projectteam heeft door de niet-geplande intensievere begeleiding van de plat-
forms, beperktere capaciteit overgehouden voor het inventariseren, beoordelen en
implementeren van methodieken en materialen voor de databank. De producten die
het project ter beschikking zou stellen, dienden helder en toegankelijk te zijn en
bruikbaar voor zowel scholen als ouders. Uit de gevalsstudies blijkt dat niet alle pro-
ducten aan deze criteria voldoen.
Ook voor het geven van trainingen aan schoolteams, schoolbesturen, landelijke en
lokale onderwijsondersteunende organisaties was minder capaciteit beschikbaar.
Regelmatig komen verzoeken hiertoe binnen bij het projectteam, maar het ontbreekt
aan de menskracht om op alle verzoeken in te gaan. Door bovengenoemd capaciteits-
probleem is het projectteam ook onvoldoende toegekomen aan het voorbereiden van
lokale trainers op trainingen voor de leden van de lokale platforms.
35
5 Functioneren projectteam en lokale platforms
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk beschrijven we op basis van beleidsnotities van het projectteam,
projectplannen van de platforms en gesprekken met leden van het projectteam het
functioneren van de lokale platforms. In paragraaf 5.2 presenteren we de ambities van
het projectteam. Paragraaf 5.3 geeft een beeld van de start van de lokale platforms.
Met de beschrijving van het functioneren van lokale platforms worden onderzoeks-
vragen 3 en 4 beantwoord.
5.2 Ambitie projectteam
Het projectteam heeft de ambitie geformuleerd om de op te starten lokale platforms
uit te laten groeien tot een groep allochtone ouders rond onderwijs en ouderparticipa-
tie, een groep die breed gewaardeerd wordt vanwege haar deskundigheid en inhoude-
lijke inbreng en die is ingebed in de stedelijke structuur. Op drie niveaus zou de duur-
zaamheid bewerkstelligd moeten worden (PAOO, 2008a, 2009):
• De lokale platforms gaan samenwerkingsrelaties aan met scholen om de knelpun-
ten voor ouderbetrokkenheid aan te pakken en zo de ouderbetrokkenheid op die
scholen te vergroten. Ook zou op de scholen gewerkt worden aan een grotere parti-
cipatie van allochtone ouders in de ouderraad en de medezeggenschapsraad.
• De lokale platforms werken samen met de gemeente, met welzijnsorganisaties
en/of bijvoorbeeld met het Centrum voor Jeugd en Gezin. In praktisch alle plat-
forms is sprake van een goede samenwerking en wordt de ervaringsdeskundigheid
van de leden over ouderbetrokkenheid en andere thema’s rondom onderwijs en al-
lochtone leerlingen gewaardeerd.
• Met de landelijke ouderorganisaties wordt gewerkt aan de inbedding op landelijk
niveau. Door de samenwerking binnen PAOO krijgen deze organisaties meer ken-
nis en inzicht in de thema’s die prioritair zijn voor deze groep ouders. Dit stelt hen
in staat beter de belangen van deze ouders te behartigen. Ook krijgen meer alloch-
tone ouders informatie over de activiteiten van deze organisaties en zullen eerder
bij hen aankloppen.
36
5.3 Start lokale platforms
5.3.1 Activiteiten en samenwerking
In 2006 zijn de leden van het projectteam gestart met het werven en oprichten van
lokale platforms in de G30. In eerste instantie was er nog geen voorlichtingsmateriaal.
In de loop van 2006 is een algemene folder ontwikkeld en eind 2007 is voor alle
platforms een folder geschreven met specifieke kenmerken van het platform en de
gemeente. Het oprichten van lokale platforms liep gefaseerd door tot 2008. In Leeu-
warden, Maastricht en Groningen zijn in 2007 en 2008 pogingen gedaan een platform
te starten, maar vanwege de teleurstellende resultaten is besloten hiervan af te zien. In
deze steden is sprake van een relatief laag percentage allochtonen; in Maastricht
maken ouders die niet tevreden zijn over het onderwijs bovendien gebruik van de
mogelijkheid om hun kind in België naar school te laten gaan.
Op verzoek van de gemeenten Almere, Roermond en Veendam zijn daar inmiddels
platforms van start gegaan ter vervanging van de steden waar de werving niet leidde
tot voldoende actieve leden. Verzoeken om in Hilversum, Nieuwegein, Delfzijl, Oss,
Cappelle aan de IJssel, Zutphen en Maarsenbroek een lokaal platform te starten, kon-
den niet worden gehonoreerd omdat het maximum aantal van 30 platforms was be-
reikt. Ook vanuit Gouda is meermalen de vraag om een platform gekomen. PAOO
heeft daar enkele gesprekken gevoerd en als voorwaarde gesteld dat er lokaal een
samenwerkingspartner moest zijn om gezamenlijk het platform van de grond te tillen.
Provinciaal steunpunt Meander waarmee overleg is geweest, heeft echter aangegeven
dat zij die rol niet kon vervullen. Dit en het feit dat OCW in 2008 heeft aangegeven
dat PAOO zich moest beperken tot 30 platforms heeft ertoe geleid dat in Gouda geen
platform van de grond is gekomen. Tenslotte heeft provinciaal adviesbureau Palet in
opdracht van de provincie Noord-Brabant en in samenwerking met PAOO pogingen
ondernomen om in Roosendaal en Bergen op Zoom een lokaal platform in te stellen.
Tot nu toe zijn de platforms daar nog niet echt van de grond gekomen. De verzoeken
om de oprichting van een platform kwamen van een school, ouders, een welzijninstel-
ling, migrantorganisatie en/of de gemeente.
De leden van de platforms kregen van FORUM de beschikking over ‘standaard’
voorlichtingsmateriaal voor ouders, directies, en teamleden van scholen (PO en VO).
Daarnaast is veel geïnvesteerd in het geven van trainingen rondom het samenwerken
binnen het platform en het aangaan van samenwerking met scholen. De vrijwilligers
in de lokale platforms krijgen een reis- en onkostenvergoeding.
Ten behoeve van het opstarten van platforms is, zoals voorgesteld in het projectplan,
gebruik gemaakt van de bestaande netwerken (FORUM, migrantenorganisaties, on-
37
derwijs- en welzijnsorganisaties) om leden voor platforms te werven en contacten te
leggen binnen gemeenten. Men speelde in op de behoeften van de lokale gemeen-
schap. Het projectteam heeft ook gezorgd voor afstemming met gemeentelijke instan-
ties en instellingen voor onderwijs en opvoeding. De aanpak van de platforms sluit
zoveel mogelijk aan bij de bestaande situatie in de gemeenten. De platforms hebben
veelal eerst bestaande initiatieven geïnventariseerd, hiaten opgespoord en nieuwe
initiatieven in gang gezet, zoals huiswerkbegeleiding en het introduceren van rollen-
spelen voor aspirant-leden van ouderraden en medezeggenschapsraden, gebruik ma-
kend van en aansluitend op de aanwezige deskundigheid en faciliteiten. Dit ging niet
in alle gemeenten even gemakkelijk, omdat het begeleidingslandschap vaak al sterk
verdeeld en verkaveld was. Dit geldt vooral voor de grote steden. Een belangrijk
element in de strategie van platforms was het stimuleren van politieke betrokkenheid
bij het project: draagvlak zoeken voor het project onder de stakeholders in de ge-
meenten, waaronder de politiek, is van belang voor het slagen van een project. Bij de
start is altijd contact gezocht met de ambtenaar verantwoordelijk voor onderwijs en
de wethouder is in iedere gemeente uitgenodigd voor de officiële presentatie van het
platform aan scholen, ouders en relevante organisaties. In praktisch alle gevallen
waren de wethouders onderwijs zeer ingenomen met de oprichting van een georgani-
seerde groep allochtone ouders met de ambities om de samenwerking tussen school
en ouders te verbeteren.
Na de start in 2006 is ook in 2007 en 2008 gewerkt aan uitbreiding van het aantal
leden per platform. Het mobiliseren van voldoende ouders, die zich voor een langere
tijd actief kunnen en willen inzetten in een gemeente voor de optimalisering van
onderwijskansen van allochtone kinderen, is een activiteit die het PAOO-team veel
tijd en energie kost. Vanaf de start van het project was het samenwerkingsverband
van het Landelijk Overleg Minderheden (LOM) een samenwerkingspartner van
PAOO. De zeven volgende samenwerkingsverbanden werken gezamenlijk aan het
versterken van de maatschappelijke positie van verschillende etnische minder-
heidsgroepen:
• Inspraakorgaan Chinezen (IOC);
• Inspraakorgaan Turken (IOT);
• Lize, overlegpartner Rijksoverheid Zuid-Europese gemeenschappen;
• Overlegorgaan Caribische Nederlanders (OCaN);
• Surinaams Inspraak Orgaan (SIO);
• Samenwerkingsverband van Marokkanen in Nederland (SMN);
• Vluchtelingen Organisaties Nederland (VON).
SMN was de verbindende schakel tussen PAOO en de LOM-samenwerkingsverban-
den. Overleg tussen PAOO en de LOM in de beginperiode heeft ertoe geleid dat de
financiële bijdrage die iedere LOM-partner ontving in het kader van PAOO gezamen-
38
lijk werd ingezet. Hiervoor is medio 2007 een medewerker aangesteld door de LOM
die werd ingezet binnen PAOO.
Voor de werving gebruikte PAOO de volgende kanalen:
• gesprekken met gemeenten, scholen en lokale welzijnsorganisaties;
• samenwerking met organisaties die met vrijwilligers werken;
• bezoeken van bijeenkomsten om persoonlijk potentiële leden te spreken;
• adverteren in de nieuwsbrief en schoolkrant van scholen;
• mailing naar scholen;
• adverteren in lokale kranten;
• via de LOM-samenwerkingsverbanden naar zelforganisaties.
In de praktijk bleek het werven via de netwerken van de platforms en het adverteren
in lokale kranten de meeste leden op te leveren. Scholen hebben vaak beperkte tijd en
zelf ook al moeite om ouders te activeren voor activiteiten op school. De werving via
zelforganisaties heeft niet veel nieuwe leden opgeleverd. De actieve achterban van de
zelforganisaties participeert namelijk vaak elders al als vrijwilliger en heeft geen
ruimte om ook nog actief te worden binnen PAOO. Er is in 2008 contact gelegd met
bijvoorbeeld ‘duizend en een kracht’ van Movisie, een project dat landelijk allochtone
vrouwen activeert voor vrijwilligerswerk. Tot nu heeft dit geen nieuwe leden opgele-
verd.
5.3.2 Wijzigingen in de projectuitvoering
Uitgave PAOO Courant
In de loop van 2007, op weg naar het jaarcongres van juni 2007, werd duidelijk dat er
een medium naast de website ontwikkeld moest worden waarlangs de resultaten,
ervaringen, inzichten en reikwijdte van PAOO konden worden gecommuniceerd naar
een breed publiek. Een medium dat tastbaar, aantrekkelijk, zakelijk en inspirerend
tegelijk moest zijn. Een medium waarin zowel de leden van de lokale platforms,
professionals op scholen, ambtenaren van gemeenten, politici en anderen die (in
potentie) betrokken zijn bij PAOO zich zouden kunnen vinden. Het eerste exemplaar
van de PAOO Courant is tijdens het jaarcongres aangeboden aan staatssecretaris
Sharon Dijksma. Vanaf het allereerste begin is de PAOO Courant een groot succes
gebleken. Inmiddels zijn drie uitgaven verschenen met een gezamenlijke oplage van
13.000 exemplaren die onder andere naar alle basisscholen in de steden met lokale
platforms zijn gestuurd. Van de laatste PAOO Courant zijn zelfs 1.000 exemplaren
bijgedrukt om aan de behoefte te voldoen.
39
De PAOO Courant wordt verspreid onder alle platforms en lokale partners, samen-
werkende organisaties, gemeenten (wethouder, beleidsambtenaren), scholen en
schoolbesturen in platformsteden, politici lokaal en landelijk, welzijnsinstellingen,
migrantenorganisaties, bestuursorganisaties, ministeries, en media. Verder zijn er
vaak verzoeken van individuen en organisaties om een exemplaar.
Uitwisseling ervaringen lokale platforms
Op verzoek van de lokale platforms zijn in 2008 drie regionale uitwisselingsbijeen-
komsten georganiseerd. De platforms hadden behoefte aan onderlinge uitwisseling
over het verloop van de samenwerking met scholen. Aan de regiobijeenkomsten
hebben 160 personen deelgenomen. De leden van het landelijk platform hebben ook
deelgenomen en zo meer zicht gekregen op de praktijk van de lokale platforms als het
gaat om de samenwerking met scholen. De tips en aanbevelingen van die bijeenkom-
sten zijn gebundeld en naar alle leden gestuurd.
Naast deze vormen van uitwisseling georganiseerd door FORUM, hebben de Twentse
platforms zelf enkele overleggen georganiseerd. Ook heeft een enkel platform een
eigen website naast de PAOO-website, maar in de praktijk kost het de leden teveel
tijd om deze actueel te houden. Verdere contacten tussen de platforms zijn nog rede-
lijk schaars. De ‘linking pin’ wordt gevormd door de projectmedewerkers, zij brengen
ervaringen van het ene platform in bij een ander.
Uitwisseling ervaringen met en tussen oudercontactpersonen
Oudercontactpersonen in het basis- en voortgezet onderwijs hebben een veelzijdige
taak. Zij vormen een brug tussen school, ouders en leerling, organiseren ouderactivi-
teiten en adviseren de school over ouderbeleid. Het projectteam heeft landelijk een
inventarisatie gemaakt van de oudercontactpersonen in de steden waar lokale plat-
forms actief zijn. Deze oudercontactpersonen zijn vanwege hun ervaring met ouders
en onderwijs uitgenodigd voor de regionale bijeenkomsten waar een kennismaking
heeft plaatsgevonden. Tijdens de derde regionale bijeenkomst, waar vooral de plat-
forms uit de grote steden bij elkaar waren, was er daarom in de middag een aparte
workshop waarbij uitwisseling tussen de oudercontactpersonen onderling centraal
stond. Ook werd ingezet op de samenwerking tussen de lokale platforms en de ouder-
contactpersonen. De bijeenkomsten hebben ertoe bijgedragen dat er wederzijds meer
inzicht is ontstaan in de werkvelden, maar ook hebben enkele oudercontactpersonen
zich aangemeld voor het lokaal platform. Deze samenwerking zal in 2009 op stedelijk
niveau verder geconcretiseerd worden, waarbij het de bedoeling is dat het lokaal
platform via deze oudercontactpersonen toegang kan krijgen tot de school waar zij
werken en ook tot de ouders op die scholen.
40
Samenwerking met scholen
Eind 2007 heeft het projectteam van PAOO een (nieuwe) koers ingezet om (gericht)
de samenwerking aan te gaan met scholen en zo samen met hen de belemmeringen
voor actieve ouderbetrokkenheid weg te nemen. In 2008 is gebleken dat het realiseren
van deze concrete samenwerkingsverbanden tussen de lokale platforms en scholen
geen gemakkelijke opgave is, maar dat er wel successen zijn geboekt. De bedoeling is
dat 2009 een jaar van consolidatie en verdieping van deze aanpak wordt, gebruikma-
kend van de opgedane ervaringen.
In 2008 hebben 29 platforms contacten gelegd2 met in totaal 148 basisscholen, 65
scholen voor het voortgezet onderwijs, 2 ISK’s en 6 Pabo’s. In de meeste gevallen
hebben er behalve oriënterende gesprekken ook bijeenkomsten plaatsgevonden om de
toekomstige samenwerking te bespreken en nader uit te werken. In slechts enkele
gevallen hebben de scholen te kennen gegeven niet in (verdere) samenwerking geïn-
teresseerd te zijn. De scholen stelden zich echter passief op, stelden het maken van
vervolgafspraken uit en namen niet deel aan algemene evenementen, zoals rondeta-
felgesprekken en debatten. Door dit soort factoren kreeg de samenwerking in de
praktijk nauwelijks gestalte. In iets minder dan de helft van de gevallen hebben de
aanvankelijke contacten op basis- en VO-scholen geresulteerd in concrete actie, in de
vorm van onder meer advisering aan scholen op praktisch of beleidsmatig gebied,
voorlichtings- en bewustwordingsbijeenkomsten voor ouders en/of leerkrachten,
training van leerkrachten, en de instelling en inrichting van ouderkamers. In een be-
perkt aantal gevallen zijn er meer structurele/permanente verbeteringen uit voortge-
komen, zoals de aanstelling van oudercontactpersonen, de organisatie van huiswerk-
clubs en de benoeming van allochtone ouders als MR- of GMR-lid. Hiernaast liggen
er met nog een kwart van de basisscholen en 15% van de VO-scholen concrete plan-
nen voor actie in de nabije toekomst. De samenwerking met de Pabo’s heeft onder
meer gestalte gekregen in het geven van gastlessen aan Pabo-studenten door plat-
formleden op drie Pabo’s en een tweedegraads lerarenopleiding en in plannen hier-
voor met twee Pabo’s, en representeert een eerste stap in de richting van aandacht
voor interculturele communicatie met ouders als vast onderdeel in het curriculum van
Pabo’s.
Samenwerking met Algemene Vereniging Schoolleiders
Als reactie op de moeizame samenwerking tussen de platforms en scholen in veel
gemeenten heeft het projectteam contact gelegd met de Algemene Vereniging School-
leiders (AVS) vanuit de gedachte dat zij, door de schoolleiders te stimuleren tot sa-
menwerking, de platforms een steuntje in de rug zouden kunnen geven. De AVS 2 In de praktijk hebben de platforms met veel meer scholen geprobeerd in contact te komen, maar
deze initiatieven werden al in een vroeg stadium afgekapt.
41
vindt educatief partnerschap tussen ouders en school belangrijk voor de kwaliteits-
zorg van de school. Eind 2008 heeft overleg tussen PAOO en de AVS geleid tot een
pilot waarbij de AVS acht scholen in Enschede en Hengelo stimuleert tot samenwer-
king. Zijn deze scholen bereid tot samenwerking, dan ondersteunen AVS en PAOO
hen in het vormgeven van een duurzame samenwerkingsrelatie met ouders. De pilot
loopt tot eind 2009, waarna beide partijen gezamenlijk evalueren wat de resultaten
zijn van deze extra inzet. Op basis van de resultaten wordt besloten of deze aanpak
ook voor de andere platforms effectief zou kunnen zijn.
Presentaties op studiedagen en werkconferenties
Lokale platforms en het PAOO-projectteam hebben in 2008 diverse keren op verzoek
workshops voor leerkrachten en schoolstaf georganiseerd en uitgevoerd op het gebied
van ouderbetrokkenheid en samenwerking tussen school en ouders. Hiervoor zijn ad
hoc, ‘op maat’, modules ontwikkeld.
• Een workshop ‘omgaan met allochtone ouders’ tijdens de studiedag van NUOVO –
stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Utrecht – verzorgd door PAOO Utrecht
(1e kwartaal 2008).
• Een werkconferentie georganiseerd door FORUM voor scholen uit het primair en
voortgezet onderwijs om in kaart te brengen welke thema’s scholen belangrijk vin-
den bij de invulling van trainingen ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie in het
kader het project ‘ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie in de gemeente’ van de
Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, afdeling Welzijn (januari 2008).
• Twee workshops over taalontwikkeling en ouderbetrokkenheid voor vier scholen
van schoolbestuur ‘de Zwerm’ in Den Haag (5 november 2008), een workshop
voor leerkrachten van de voorschool en de groepen 1 en 2 en een workshop voor de
leerkrachten van de midden- en bovenbouw.
• Een workshop over het bereiken en motiveren van allochtone ouders voor het ex-
pertisenetwerk van oudercontactpersonen van Capabel in Amsterdam (2 december
2008). Circa 35 oudercontactpersonen hebben deelgenomen en gingen met per-
soonlijke actiepunten terug naar de werkvloer.
• Twee workshops over het vergroten van ouderbetrokkenheid bij de Voor- en
Vroegschoolse Educatie tijdens een studiedag van Sardes (12 november 2008). Dit
betrof interactieve workshops waarbij de deelnemers ervaringen uitwisselen en
PAOO suggesties en tips meegeeft voor het vergroten van ouderbetrokkenheid. Ie-
dere deelnemer heeft een actiepunt meegenomen naar de werkvloer.
• Een workshop over communicatie met allochtone ouders en het belang van huisbe-
zoeken op een conferentie over huisbezoeken georganiseerd door Stichting de
Meeuw in Rotterdam (30 januari 2008).
• Een workshop over het bereiken van moeilijk bereikbare ouders op een Studiemid-
dag georganiseerd door Vivaan in Oss (10 september 2008).
42
• Een presentatie op een landelijke studieconferentie georganiseerd door de project-
groep WMS voor bestuur, management en leden van medezeggenschapsraden
(2008). Enkele leden van lokale platforms en een FORUM-medewerker hebben in-
formatie gegeven over de activiteiten van PAOO en specifiek over de participatie
van allochtone ouders in de medezeggenschapsraden.
• Een onderwijsdag voor basisscholen georganiseerd door PAOO Den Haag in sa-
menwerking met het Museon.
Voorlichtingsaanbod ouderparticipatie samen met landelijke ouderorganisaties
Op een groot aantal scholen met een omvangrijke populatie allochtone ouders is
behoefte aan een kwantitatieve en kwalitatieve versterking van de deelname van
allochtone ouders aan vormen van ouderparticipatie. Tijdens een landelijke bijeen-
komst medezeggenschap voor de PAOO-leden hebben verschillende platforms en
landelijke ouderorganisaties een analyse gemaakt van de oorzaken van het geringe
aantal allochtone ouders in medezeggenschapsraden. Een van de belangrijkste oorza-
ken is dat de stap om zitting te nemen in een MR voor veel (allochtone) ouders groot
is. Na deze bijeenkomst in het voorjaar van 2008 is in samenwerking met LOBO een
voorlichtingsbijeenkomst ontwikkeld voor allochtone ouders die geïnteresseerd zijn
in deelname aan de MR. Hiermee zou de stap om daadwerkelijk in een MR zitting te
nemen gemakkelijker te maken zijn. De leden van het lokale platform Venlo hebben
van deze gelegenheid gebruik gemaakt en deelgenomen aan de voorlichtingsbijeen-
komst. Als resultaat hiervan zijn twee ouders toegetreden tot een medezeggenschaps-
raad.
Naast de LOBO is ook met de VOO een aanbod ontwikkeld. Dit betreft het project
‘Voorschool voor allochtone ouders’ met trainingen voor ouders die actief willen
worden in de ouderraad, de medezeggenschapsraad of bij de tussenschoolse opvang.
Dit project is begin 2009 van start gegaan; de ambitie is om tot eind 2010 900 ouders
te trainen. In de opzet van dit project is samengewerkt met PAOO, maar de verant-
woordelijkheid en uitvoering van het project ligt bij de VOO, dat daartoe een subsidie
van het Ministerie van OCW heeft ontvangen. In de uitvoering spelen de lokale plat-
forms een rol in het informeren en toeleiden van allochtone ouders richting deze
trainingen.
43
6 Gevalsstudies lokale platforms
6.1 Inleiding
In dit hoofdstuk beschrijven we 10 gevalsstudies van het functioneren van de lokale
platforms. In paragraaf 6.2 presenteren we eerst globaal de inhoud van de werkplan-
nen van de platforms. Paragraaf 6.3 geeft een beeld van het functioneren van de gese-
lecteerde lokale platforms. Paragraaf 6.4 schetst de kwaliteit van het functioneren van
de lokale platforms. In paragraaf 6.5 wordt de toegevoegde waarde van de platforms
voor scholen besproken. Met de beschrijving van het functioneren van de gevalsstu-
dies worden onderzoeksvragen 3 en 4 beantwoord.
6.2 Werkplannen
In 2006 en 2007 lag in de werkplannen van de lokale platforms de nadruk op het
initiëren van een mensgerichte cultuur binnen de platforms. Vervolgens is vanaf 2008
gestreefd te werken aan een meer resultaatgerichte aanpak binnen de lokale platforms
(vgl. Quinn, 1988).
Initiëren van een mensgerichte cultuur (2006-2007)
• Teamvorming in de zin van ‘een groep opbouwen’. De lokale platforms variëren
qua aantallen leden en naar samenstelling. Bij een aantal platforms is melding ge-
maakt van ‘incidenten’, conflicten tussen platformleden, waarna er een wisseling
van de wacht plaatsvond.
• Scholing en intervisie. De lokale platforms maken nadrukkelijk werk van scholing
en intervisie. Ouders volgens scholingscursussen en geven elkaar begeleiding of
wisselen in ieder geval op een systematische wijze ervaringen uit en reflecteren
daarover. FORUM-projectmedewerkers spelen daarin een positieve en stimuleren-
de rol.
Initiëren van een resultaatgerichte aanpak (2008)
• Opbouw en consolideren van de platforms. De werving van actieve en betrokken
ouders die het platform in de diverse gemeenten vorm kunnen geven. Er is een re-
delijk groot verloop onder de ouders. De helft van de leden is passief. Per platform
is doorgaans een klein groepje ouders actief, variërend van 4 tot 8 ouders.
44
• Contacten leggen met scholen. De platforms hebben geïnvesteerd in het leggen van
contacten met scholen. Het aantal scholen waarmee contacten is gelegd varieert
van een paar tot ongeveer tien, waaronder VVE-instellingen, basisscholen en scho-
len voor voortgezet onderwijs. Daarnaast zijn er doorgaans contacten met Pabo’s
(stagiaires), vrijwilligersorganisaties (bijvoorbeeld Multi-club), lokale dienstverle-
ningsinstellingen (zoals Palet, De Meeuw, De Twern) en landelijke ouderorganisa-
ties om enerzijds zo een grotere groep ouders te bereiken om actief te worden in het
platform en anderzijds om samenwerkingsrelaties aan te gaan met het onderwijs-
veld. Het is voor de platforms lastig om geschikte ouders te vinden, te boeien en te
binden. Het ledental van de lokale platforms is dan ook dynamisch.
6.3 Functioneren geselecteerde lokale platforms
Op basis van de gesprekken met leden van de tien lokale platforms, analyse van be-
schikbare documenten (plannen, verslagen, evaluaties, e.d.) en input vanuit het pro-
jectteam is een overzicht samengesteld waarin de meest saillante kenmerken (zo
mogelijk kwantitatief) zijn samengevat. Deze gegevens, hebben betrekking op de
situatie in 2008 en staan in Tabel 6.1 en in Tabel 6.2. Hierna volgt per kenmerk eerst
een korte toelichting.
Tabel 6.1 – Centrale kenmerken van de lokale platforms
Platform Start Aantal
leden
Actieve
leden
Werkplan Activitei-
tenplan
Scholing Verga-
deringen
Almere 23-05-2007 18-20 12 + + 2 20
Eindhoven 01-11-2006 9-10 3-4 + + 1 9
Hengelo 04-12-2006 11 4-5 + + 2 10
Leiden 27-02-2007 10 5 + + 1 12-16
Nijmegen 30-11-2006 12 6 + + 1 12
Rotterdam 08-11-2006 12-13 4-5 + + 0 9
Schiedam 08-02-2007 12 5 + + 2 10
Tilburg 13-12-2007 17 5-6 + + 1 17
Utrecht 14-06-2007 9-10 4-5 + + 1 10
Venlo 22-01-2007 18-20 9-10 + + 3 12
45
Tabel 6.2 – Centrale kenmerken van de lokale platforms
Platform Aantal gerealiseer-
de activiteiten met
scholen
Aantal benaderde
scholen (peildatum: 1e
kwartaal 2008)
Aantal contacten met
scholen (peildatum: 4e
kwartaal 2008)
Zelfevaluatie
verricht
BO VO ROC BO VO ROC
Almere 3 4 2 0 6 2 0 +
Eindhoven 0 4 2 0 5 1 0 +
Hengelo 2 2 2 1 4 2 1 +
Leiden 4 3 3 0 2 2 1 +
Nijmegen 2 1 2 0 10 2 0 +/-
Rotterdam 3 3 1 0 3 0 0 +
Schiedam 0 3 2 0 4 2 0 +
Tilburg 0 4 1 0 3 2 0 +
Utrecht 1 5 2 0 0 3 0 +
Venlo 2 4 2 0 4 3 0 +
6.3.1 Centrale kenmerken van de lokale platforms
Start lokale platforms
De meeste lokale platforms zijn gestart in 2007 met uitzondering van Eindhoven,
Nijmegen en Rotterdam die al in 2006 met hun activiteiten zijn begonnen. De plat-
forms hebben een informatieavond gehouden voor belangstellenden, tijdens welke is
uitgelegd wat de doelstellingen zijn en getracht is ouders te werven die zich voor
langere tijd willen inzetten voor het platform.
Totaal aantal leden
Het totaal aantal leden dat bij het platform ingeschreven staat varieert van minimaal 9
tot maximaal 20. Gemiddeld heeft een platform ongeveer 13 leden.
Totaal aantal actieve leden
Het totaal aantal actieve leden betreft het aantal personen dat niet alleen lid is, maar
ook regelmatig deelneemt aan vergaderingen van het platform. Dit aantal varieert van
3 tot 13 actieve leden. Gemiddeld betreft dit ongeveer de helft van het totale aantal
leden en heeft een platform dus 6 personen welke zich regelmatig inzetten.
Werkplan
Het projectteam van FORUM werkt jaarlijks de grote lijnen voor het volgende jaar uit
in een activiteitenplan. De diverse lokale platforms geven in hun werkplan een eigen
invulling aan voor de activiteiten wat betreft doelstellingen, werkwijze, beoogde
46
resultaten welke tijdsplanning en welke begroting hiervoor nodig is. Dit stelt het
platform op voor de VVE, het basis- en voortgezet onderwijs.
Scholing
De scholing betreft het aantal keer dat een platform gebruik heeft gemaakt van door
PAOO aangeboden scholing (i.e. een volledige cursus), bijvoorbeeld op het gebied
van communicatie. Het doel is de deskundigheid van de leden wat betreft hun werk-
zaamheden voor het platform te bevorderen. De lokale platforms hebben gemiddeld
twee keer scholing gehad in 2008.
Aantal vergaderingen per jaar
Vergaderingen zijn belangrijk voor de continuïteit van een platform. Leden hebben de
mogelijkheid om samen te overleggen en nieuwe activiteiten te organiseren om de
gestelde doelstellingen te behalen. Gemiddeld vergadert een lokaal platform zo’n 9
keer per jaar.
Aantal gerealiseerde activiteiten
Activiteiten in de vorm van debatten of thema-avonden zijn belangrijk voor het berei-
ken van de centrale doelstelling, namelijk dat ouders zich meer betrokken voelen bij
het onderwijs van hun kinderen. Het aantal gerealiseerde activiteiten betreft het aantal
initiatieven, bijvoorbeeld een ouderavond organiseren op school over de Citotoets of
schooluitval. Platforms verspreiden de uitnodigingen hiervoor via scholen in de vorm
van flyers en posters. Scholen krijgen hiervoor per mail of mondeling een uitnodi-
ging. In sommige gemeentes worden ouders in de moskee bij het vrijdaggebed uitge-
nodigd voor activiteiten. De platforms hebben in 2008 gemiddeld 2 activiteiten geor-
ganiseerd. Alle platforms hebben contacten gelegd met scholen, sommige platforms
zijn (nog) niet aan activiteiten toegekomen, omdat zij zich geconcentreerd hebben op
deskundigheidsbevordering van de leden van het platform en contacten leggen met
scholen.
Aantal benaderde scholen
Het aantal benaderde scholen betreft het aantal scholen waarmee een lokaal platform
in het eerste en het vierde kwartaal van 2008 de samenwerking heeft gezocht. Het
gaat hier zowel om basisscholen en middelbare scholen. De platforms hebben 1 tot 10
(gemiddeld 4) basisscholen benaderd en 0 tot 3 (gemiddeld 2) middelbare scholen. De
platforms Hengelo en Leiden hebben ook een ROC benaderd. Er zijn geen contacten
gelegd met VVE-instellingen.
Aantal contacten met scholen
Het aantal scholen waarmee afspraken zijn gemaakt om activiteiten voor ouders (me-
de) te organiseren is nagenoeg gelijk aan het aantal (persoonlijk) benaderde scholen.
47
Zelfevaluatie
Lokale platforms kunnen de eigen werkzaamheden evalueren in vergaderingen en de
bevindingen vastleggen in notulen (+), de werkzaamheden evalueren en niet schrifte-
lijk vastleggen (+/-) of in zijn geheel niet evalueren (-). Alle lokale platforms doen
aan evaluatie, alleen het platform in Nijmegen heeft deze nog niet schriftelijk vastge-
legd.
6.3.2 Participatiestructuur
Het merendeel van de lokale platforms bestaat uit middelbaar en hoger opgeleide
allochtone ouders. Het aantal leden van een platform varieert van 4 tot 20. De helft
van de leden komt sporadisch op bijeenkomsten of is slechts in naam lid en inactief.
Bijna ieder platform heeft een bestuur, bestaande uit een voorzitter, vice-voorzitter en
secretaris. Zie Bijlage 1.
Afhankelijk van de contacten die men heeft binnen een gemeente vinden de vergade-
ringen plaats op het gemeentehuis, een school, bij een welzijnsinstelling of bij de
leden thuis. Bij de vergaderingen van de platforms is doorgaans een medewerker van
het projectteam aanwezig. De meeste platforms hebben een plaats kunnen verwerven
binnen de netwerken in het lokale onderwijsveld, omdat gebruik is gemaakt van be-
staande contacten leden van FORUM en de geselecteerde sleutelpersonen in de ge-
meenten. De mate waarin er met de gemeente wordt samengewerkt verschilt sterk per
platform en is afhankelijk van het aanbod van (professionele) concurrerende instellin-
gen, het hebben van de juiste contacten en de houding van de wethouder ten aanzien
van het platform.
6.3.3 Participatiebereidheid
Het aantal leden dat deelneemt aan vergaderingen van lokale platforms verschilt
sterk. De meeste leden van de platforms hebben een volledige baan en doen PAOO
erbij als vrijwilligerswerk. De voortdurende afwezigheid van sommige platformleden
werkt (zeer) demotiverend voor de wél-actieve leden, die zich daardoor behoorlijk
‘overbelast’ voelen. In verband met de absentie van platformleden (en daardoor de
continuïteit van het platform) worden doorgaans van elke vergadering notulen ge-
maakt en verdere contacten worden via de mail onderhouden.
Er is een tamelijk groot verloop onder leden van de platforms, doordat er toch wel
eisen worden gesteld aan de leden: goed voorbereiden op de vergaderingen, een in-
houdelijke bijdrage kunnen leveren, op tijd komen, aan afspraken houden, oog heb-
ben voor de groepscultuur, kunnen samenwerken met personen met verschillende
48
achtergronden. Teleurstellingen kunnen worden voorkomen door bij de intake een zo
realistisch mogelijk beeld van de activiteiten te schetsen.
6.3.4 Participatievaardigheden
Vanuit FORUM mag ieder platform per jaar twee trainingen aanvragen. Bijna ieder
platform maakt hier gebruik van. De ‘actieve’ leden nemen hier doorgaans aan deel
en de reacties hierop zijn positief (‘een eye-opener’). Trainingen hebben onder andere
betrekking op het verbeteren van communicatievaardigheden, creatiever omgaan met
de contactmomenten op scholen en het leren van overleg- en onderhandelingsvaar-
digheden. De regionale bijeenkomsten waar het projectteam workshops en trainingen
aanbieden, worden zeer gewaardeerd.
6.3.5 Participatiecultuur
Platforms waken er doorgaans voor dat niet alle vergadertijd aan regelzaken, het
oplossen van problemen wat betreft het intern functioneren wordt gespendeerd, maar
dat ook inhoudelijk overlegd wordt. Bijna alle lokale platforms maken werk van
intervisie: men begeleidt elkaar, wisselt ervaringen uit en reflecteert daarover. De
leden van de platforms hanteren als leidraad voor hun handelen de volgende gemeen-
schappelijke uitgangspunten:
• Educatief partnerschap van ouders en school: de gezamenlijke verantwoordelijk-
heid voor opvoeding en onderwijs van personeel en ouders.
• Ouders dienen mede richting te kunnen geven aan beleids- en uitvoeringsbeslissin-
gen op scholen.
• De uitwisseling van ervaringen van ouders, kinderen, school en welzijnswerk zijn
belangrijk voor de ontwikkelingskansen en de schoolloopbaan van leerlingen.
• Ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie leiden tot het optimaliseren van de ont-
wikkelingskansen van leerlingen en het verbeteren van hun schoolloopbaan.
6.3.6 Participatiestrategie
In het najaar van 2007 hebben bijna alle lokale platforms, met steun van leden van het
projectteam, een werkplan voor 2008 opgesteld. Een analyse van deze werkplannen
laat zien dat (bijna) alle bezochte platforms, in samenspraak met een vertegenwoordi-
ger van het projectteam, gekozen hebben voor de volgende aanpak.
49
Werken aan een resultaatgerichte cultuur bij de lokale platforms
• Het platform gaat een samenwerkingsrelatie aan met vier à vijf scholen voor pri-
mair en voortgezet onderwijs. Het gaat hier om scholen die willen investeren in een
grotere betrokkenheid en participatie van allochtone ouders. Deze scholen kunnen
een voorbeeldfunctie hebben voor de andere scholen in een gemeente.
• Platforms brengen in kaart welke knelpunten men tegenkomt.
Initiëren van een veranderingsgerichte cultuur op scholen
• Platforms organiseren Lagerhuisdebatten. Deze debatten hebben doorgaans geleid
tot een aantal concrete actiepunten waarmee de betreffende scholen en ouders aan
de slag zouden kunnen gaan.
• Tijdens regionale bijeenkomsten vindt uitwisseling plaats van ervaringen die ver-
schillende platforms hebben opgedaan in de samenwerking met scholen.
Uit de gevalsstudies blijkt dat een klein aantal platforms deze cultuuromslag heeft
gemaakt in de richting van een resultaatgerichte cultuur (successen nastreven, sco-
ren). De meeste platforms zijn echter blijven functioneren in een ‘mensgerichte’
cultuur met als kenmerken: nastreven van de ontwikkeling van de eigen leden, gericht
op de kwaliteit van de samenwerking van de leden, geaccepteerd willen zijn, zoeken
naar consensus en gemotiveerd door waardering en respect.
Slechts een enkel platform heeft een voorzichtige bijdrage kunnen leveren aan het
initiëren van een veranderingsgerichte cultuur op scholen met betrekking ouderbe-
trokkenheid en ouderparticipatie.
De gevalsstudies laten zien dat scholen onder de volgende condities welwillend staan
tegenover samenwerking met de platforms.
Bereidheid
• De wethouder van onderwijs (en ambtenaren) staat positief tegenover samenwer-
king met de platforms.
• Leden van platforms kunnen participeren in overlegsituaties tussen de gemeente en
schoolbesturen.
• Leden van platforms krijgen de gelegenheid een presentatie te geven over het werk
van het platform voor directeuren en bestuurders van onderwijs- en welzijnsinstel-
lingen.
• Scholen ervaren grote problemen in de omgang met allochtone ouders en het leer-
lingenaantal loopt terug.
• Scholen waar kinderen van de leden van de platforms op zitten, of waar leden zelf
werkzaam zijn, zijn bereid met de platforms te gaan samenwerken.
50
Vaardigheid
• Leden van de platforms hebben de vaardigheid om bijkomsten voor directeuren en
schoolbesturen te organiseren, waar zij uitleggen wat zij voor de scholen en
schoolbesturen kunnen betekenen.
• Leden van platforms hebben een stevig verhaal waarmee ze de bestuurders, be-
leidsmedewerkers en directies overtuigen om de krachten te bundelen om bijvoor-
beeld op iedere school een ouder aan te stellen die als contactpersoon tussen school
en platform fungeert.
Cultuur
• In het netwerk rond scholen bestaat er een probleembewustzijn met betrekking tot
de positie van allochtone ouders.
• Platforms werken vanuit een resultaatgerichte cultuur: men heeft kennis van zaken
en willen samen met schoolteams successen boeken.
• Platforms leveren een (creatieve) bijdrage aan de veranderingen op scholen, men
heeft persoonlijk overwicht in gesprekken met schoolteams, men heeft kennis van
zaken en de juiste attitude om de klus te klaren.
Uit de gevalsstudies komt naar voren dat de directies van scholen over het algemeen
gereserveerd en afwijzend staan tegenover het aanbod om samen te werken. Het roept
bij schoolteams (in eerste instantie) weerstand op om met de goedwillende enthousi-
aste vrijwilligers van de platforms te gaan samenwerken. Leden van de platforms
wijten dit aan onwetendheid, slechte ervaringen met organisaties die wel veel beloven
maar weinig paraat maken. De meeste platforms missen, naar eigen zeggen, nog de
overtuigingskracht om wethouders, beleidsmedewerkers en directies van scholen te
laten zien dat de ervaringsdeskundigheid van allochtone ouders in lokale platforms
een toegevoegde waarde kan hebben voor de scholen. Schoolteams zijn positief wat
betreft hun ervaringen met platforms als intermediair in de communicatie met alloch-
tone ouders, bijvoorbeeld bij het organiseren van informatieavonden, het tolken bij
10-minutengesprekken en het oplossen van problemen tussen allochtone ouders en
school. Negatieve ervaringen hebben betrekking op het zorgvuldig omgaan met en
nakomen van afspraken.
6.4 Kwaliteit functioneren lokale platforms
Tot nu toe is gekeken hoe de lokale platforms functioneren. In deze paragraaf gaan
we na waar het al-dan-niet optimaal functioneren van de lokale platforms mee samen
hangt. Door naar de verschillen en overeenkomsten van de verschillende platforms te
kijken wat betreft structuur, bereidheid, vaardigheid, cultuur en strategie, komen we
mogelijke samenhangen en mogelijke oorzaken van een meer of minder succesvol
51
functioneren op het spoor. We onderscheiden negen aspecten die de kwaliteit het
functioneren van lokale platforms indiceren: doelen, participanten, strategie, bereik,
functies, evaluatie, belemmeringen, voortgang en rol projectteam (zie paragraaf 5.4).
6.4.1 Doelen
De doelstellingen van de verschillende platforms komen in grote lijnen met elkaar
overeen: het vergroten van de betrokkenheid en participatie van allochtone ouders bij
het onderwijs. De lokale coördinator bewaakt de kwaliteit van het functioneren van
de lokale platforms, bewaakt het niveau en de kwaliteit van diensten, draagt bij aan
een prettig en stimulerend werkklimaat, signaleert en draagt bij aan het oplossen van
knelpunten bij ‘klanten’ en leden in het platform, coacht en begeleidt ouders in het
platform, draagt zorg voor de continuïteit van het functioneren van een lokaal plat-
form, creëert praktische randvoorwaarden, werft leden en draagt bij aan de professio-
nalisering van de ouders in het platform.
Enkele platforms zijn gestart met het nadenken over het opstellen van een soort glo-
bal code of conduct met betrekking tot wat de normen en waarden van het platform
zouden moeten zijn: waar leden van het platform zich aan zouden moeten verbinden
wat betreft de onderlinge samenwerking, de samenwerking met andere, externe par-
tijen en de gewenste ‘professionele’ aanpak. Door zich aan een dergelijke code te
verbinden, zou de kwaliteit van de aanpak in enige mate gewaarborgd zijn en kunnen
bijdragen aan de geformuleerde doelstellingen.
6.4.2 Participanten
De ontwikkeling van de lokale platforms kent doorgaans de volgende fasen: van een
bundeling van individuen via een groep evolueert men naar een team. In de praktijk
betekent dat men bijvoorbeeld met 10 leden start en dat het platform uiteindelijk
‘draait’ op een (h)echt team van 4 actieve leden. In een aantal gevallen heeft een klein
team van enthousiaste, interessante ouders een aanzuigende werking op nieuwe leden,
waardoor het groepsproces een nieuwe impuls krijgt.
In een enkel geval heeft het platform kenmerken van een zelfsturend team. In een
dergelijk platform hebben teamleden naast roulerende uitvoerende taken ook taken en
verantwoordelijkheden op het gebied van bijvoorbeeld kwaliteitsbewaking en logis-
tiek (vgl. Stoker, 1998; Vlaar & Liefhebber, 2002). Voor een deel van de leden geldt
dat ze een sterk ontwikkelingsproces hebben doorgemaakt. Leden die geen ervaring
hadden met vrijwilligerswerk hebben zelfvertrouwen gekregen, spreken nu voor
publiek in het openbaar en krijgen op door hen georganiseerde bijeenkomsten een
grote opkomst.
52
De projectmedewerkers zijn, op enkele uitzonderingen na, doorgaans bij alle vergade-
ringen van het platform aanwezig. Platforms kunnen de projectmedewerkers consulte-
ren over de dagelijkse gang van zaken. De relatie met het projectteam verschilt, af-
hankelijk van de verstandhouding met de betrokken projectmedewerker, en de mate
waarin men als zelfsturend team kan functioneren. In het dat laatste geval heeft men
de projectmedewerker (uiteindelijk) niet meer nodig.
6.4.3 Strategie
De methoden en middelen die de lokale platforms hanteren om de gestelde doelstel-
lingen te realiseren, zijn:
• Aansluiten bij de lokale situatie: de aanpak van de platforms sluit zo veel mogelijk
aan bij de bestaande situatie en behoeftes van allochtone ouders in de gemeenten.
Nadat hiaten zijn opgespoord in het aanbod worden nieuwe initiatieven in gang ge-
zet, gebruik makend van en aansluitend op de aanwezige deskundigheid, facilitei-
ten en netwerken.
• Sociale netwerkbenadering: platforms trachten informatie te verkrijgen en te ver-
spreiden via leden van bestaande netwerken (bijvoorbeeld migrantenorganisaties).
• Intersectorale samenwerking: platforms trachten de samenwerking in planning en
uitvoering tussen onderwijs, lerarenopleidingen, gemeenten en welzijnswerk te
stimuleren, zodat op meerdere fronten facetten van de problemen van allochtone
ouders en kinderen gelijktijdig aangepakt kunnen worden. Dit gebeurt door lezin-
gen en presentaties te geven, te verwijzen naar een bepaalde instelling waar ze met
hun vragen terecht kunnen, ‘collegiaal’ overleg te voeren met andere (vrijwilli-
gers)organisaties. De mate waarin men samenwerkt met andere instellingen ver-
schilt, afhankelijk van de plaats en de rol die leden van platforms spelen in hun
netwerk, de hoeveel tijd en energie die men wil besteden aan het vrijwilligerswerk
en of men gebruik kan maken van de faciliteiten (telefoon, computer) van de instel-
ling waar men werkzaam is.
• Omgevingsstrategie: niet alleen de individuele allochtone ouders, maar ook het
sociale netwerk van deze ouders (familie, buurt) staat centraal in hun aanpak. Aan-
dacht gaat uit naar het creëren van een omgeving die de een grotere ouderbetrok-
kenheid mogelijk maakt.
• Vergroten van de betrokkenheid en participatie: stimuleren van een ontwikkelings-
proces met als kern: allochtone ouders serieus nemen en samen met hen situaties
creëren zodat zij betrokken voelen bij de school en de ontwikkeling van hun kinde-
ren, participeren binnen de schoolorganisatie, kunnen meebeslissen, invloed kun-
nen uitoefenen, greep kunnen krijgen op de eigen situatie en hieraan sturing kunnen
geven.
53
• Bottom-up strategie: met ouders, directeuren van scholen en andere belanghebben-
den op de school (van de eigen kinderen) en in de wijk werkt men samen aan wat
allochtone ouders als een probleem ervaren. Het gaat erom dat het aanbod van de
participerende instellingen (school/gemeente) zich vraaggericht ontwikkelen rich-
ting ouders.
6.4.4 Bereik
De gehanteerde strategieën hebben vooral kans van slagen als:
• Sleutelpersonen binnen de gemeente (in de politiek, beleid, ambtenaren, leerkrach-
ten/leraren, oudercontactpersonen van scholen) zitting nemen in het lokaal plat-
form.
• Platforms een duidelijke visie hebben op de samenwerking met scholen en wel-
zijnsinstellingen.
• Leden van platforms over voldoende communicatieve vaardigheden beschikken om
in contact te treden met gemeenten, scholen en welzijnsinstellingen en hen te ver-
leiden om samen te werken.
• Leden van platforms kennis en ervaring hebben om maatwerk te leveren voor de
hulpvragende scholen.
6.4.5 Functie
De lokale platforms blijken een vruchtbare leeromgeving voor de participerende
ouders te zijn. Bijna alle platformleden waarmee gesprekken zijn gevoerd zijn zeer
tevreden over de persoonlijke ontwikkeling die ze doormaken tijdens het functioneren
in een lokaal platform. Dit komt door de brede taken, de grote mate van autonomie en
verantwoordelijkheid die men heeft, en het feit dat zij niet solistisch optreden maar
met anderen samenwerken (vgl. Smit, Sleegers & Driessen, 2005). Een deel van de
lokale platforms heeft hun ambities niet kunnen waarmaken om met een aantal scho-
len een samenwerkingsrelatie aan te gaan teneinde de ouderbetrokkenheid en de ou-
derparticipatie te optimaliseren. Dit betekent dus dat de leden zeggen zelf veel ge-
leerd te hebben, maar dat ze het geleerde - vooralsnog - niet hebben weten om te
zetten in een goede samenwerkingsrelatie met de scholen en een verhoging van de
ouderbetrokkenheid en -participatie. Daarnaast hebben de platforms hebben wel, in
totaal honderd, themabijeenkomsten en debatten georganiseerd over onderwerpen
waar ouders zich zorgen over maken.
54
6.4.6 Evaluatie
Voldoende tijd nemen voor gezamenlijke reflectie lijkt een voorwaarde te zijn om in
de platforms uit te stijgen boven het niveau van het bespreken van dagelijkse zaken.
6.4.7 Belemmeringen
De lokale platforms zijn, tot op zekere hoogte, verantwoordelijk voor het managen
van zichzelf en de taken die ze uitvoeren, op basis van een duidelijk en gemeen-
schappelijk doel. Een ernstige belemmering voor het functioneren van lokale plat-
forms vormen leden met cruciale taken (voorzitter, secretaris) die er een afwijkende
werkwijze op na houden en niet kunnen of willen voldoen aan de verwachtingen
van andere teamleden. Wat betreft de contacten met scholen was het voor leden van
de lokale platforms soms een onthutsende ervaring om te bemerken dat: een omvang-
rijke mailing naar scholen bijna geen respons opleverde, dat de gesprekken met direc-
ties van scholen niet de beoogde resultaten hadden en dat er vaak grote verschillen
van inzicht waren tussen visies van lokale platforms en de directies van scholen met
betrekking tot het belang van ouderbetrokkenheid. De leden van het projectteam
hebben een belangrijke rol gespeeld bij het de leden van de platforms positief leren
omgaan met deze negatieve ervaringen. Desondanks is er toch sprake van veel uitval
onder de leden van de platforms.
6.4.8 Voortgang
De functies en taken van de lokale platforms zijn tot nu toe vooral geweest het signa-
leren van knelpunten van ouders en scholen in de samenwerking rondom de school-
loopbaan van het kind en de zeer geringe participatie van ouders in de ouderraad
en/of medezeggenschapsraad. De platforms maken deze punten bespreekbaar tijdens
debatten en themabijeenkomsten. Het signaleren heeft nog nauwelijks een vervolg
gehad in het bijdragen van het oplossen van de problemen. Men heeft doorgaans geen
rol gespeeld bij het adviseren van scholen over het ontwikkelen van een beleid met
betrekking tot ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie. Slechts enkele platforms
hebben thema’s/problemen die gemeentebreed spelen (zoals schooluitval, segregatie
in het onderwijs) op de agenda weten te krijgen in een lokaal onderwijsoverleg. De
regionale bijeenkomsten en ook de PAOO courant zijn effectieve instrumenten voor
uitwisseling van informatie en kennis met het landelijke platform en andere lokale
platforms. Meer uitwisseling tussen de platforms is gewenst.
55
6.4.9 Rol projectteam
Het projectteam speelt een belangrijke rol bij het ‘beheersgericht’ functioneren van de
lokale platforms door structuur te geven aan de bijeenkomsten van de platforms en
verslagen te maken van de vergaderingen. Het projectteam hanteert een strak voorge-
structureerde aanpak gehanteerd ten behoeve van het opstellen van werkplannen voor
de lokale platforms. Dit geeft de lokale platforms veel houvast. Platforms zijn echter
niet altijd tevreden over de begeleiding door het projectteam en de wijze waarop de
onkostenvergoeding wordt afgehandeld.
6.5 Toegevoegde waarde lokale platforms voor scholen
Op basis van de beschikbare gegevens zijn de platforms beoordeeld op de hun functi-
oneren aan de hand van vier voorwaarden, namelijk de mate waarin afspraken, over-
legstructuren en verantwoordelijkheden (structuur) houvast bieden, de wijze waarop
men met elkaar omgaat (cultuur), de mate waarin men gezamenlijk vorm wil geven
aan het platform (bereidheid) en de vaardigheid waarop men met elkaar omgaat in het
kader van het platform (vaardigheid). De resultaten van deze analyse staan in Tabel
6.3.
In de laatste kolom is op basis van de score op de vier aspecten een oordeel gegeven
over de toegevoegde waarde voor de scholen. Het geheel overziend lijkt het er op dat
structuur en bereidheid in het algemeen hoog scoren. Cultuur scoort wat lager, met
name vanwege de soms interne gerichtheid, te geringe externe gerichtheid en te ge-
ringe resultaatgerichtheid. Ook lijkt het soms te schorten aan de vaardigheden gericht
op netwerken, samenwerken en communicatie. Alhoewel de meeste platforms wel
iets aan scholing hebben gedaan, zou die nog uitgebreid mogen worden. Vanwege de
wisselingen in sommige platforms is het overigens de vraag of alle huidige leden wel
scholing hebben ontvangen.
Vijf van de tien platforms scoren positief op zowel structuur, cultuur, bereidheid en
vaardigheid. Deze platforms hebben in potentie een toegevoegde waarde voor scholen
waarmee ze samenwerken.
56
Tabel 6.3 – Voorwaarden voor functioneren lokale platforms
Platforms Structuur Cultuur Bereidheid Vaardigheid Toegevoeg-
de waarde
voor scholen
Almere veel cohesie overlegcultuur veel inzet en
samenkomsten
up-to-date door
scholing
+
Eindhoven samen
vooruitkomen
netwerkcultuur enthousiast netwerkvaardig-
heden/geen over-
tuigingskracht
-
Hengelo goede
overlegstructuur
respectvolle
omgang
grote
gewilligheid
goede samenwer-
king ROC
+
Leiden team in
ontwikkeling
intern gericht/
weinig extern
goede inzet,
regelmatig overleg
lastig contacten
scholen vasthouden
-
Nijmegen zelfsturend team innovatieve cultuur met volle
overgave
goede netwerk-
kwaliteiten
+
Rotterdam duidelijke
overlegstructuur
te weinig gericht
op wensen scholen
loyaal tegenover
elkaar
overtuigingskracht,
maar niet
klantgericht
-
Schiedam duidelijke
afspraken
te weinig resultaat-
gericht
enthousiast goede communica-
tievaardigheden
-
Tilburg hecht team veel overleg zeer toegewijd moeilijk contacten
maken
-
Utrecht duidelijke
taakopvatting
opportunistisch/
pragmatisch
hoge ambitie marketingvaardig-
heden
+
Venlo groot netwerk intensief netwerken gedreven mensen intensieve scholing +
57
7 Impact project PAOO op de praktijk van de relatie ouders
en onderwijs
7.1 Inleiding
In dit hoofdstuk beschrijven we op basis van de gevalsstudies en resultaten van inter-
views met het projectteam, landelijk platform, landelijke ouderorganisaties, een orga-
nisatie voor schoolleiders, besturenorganisaties, en minderhedenorganisaties en ge-
meenteambtenaren, de (gepercipieerde) impact van het project PAOO op de praktijk
van de relatie ouders en onderwijs. In paragraaf 7.2 komt de praktijk van de relatie
ouders en school aan de orde. Paragraaf 7.3 geeft een beeld van de sterke en zwakke
kanten van het project. Met de beschrijving van de impact van project PAOO worden
onderzoeksvragen 3 en 4 beantwoord.
7.2 Praktijk relatie ouders en school
Op basis van gevalsstudies en de gehouden interviews kunnen problemen in de relatie
allochtone ouders en school zowel vanuit het perspectief van de scholen als dat van
de ouders worden beschreven.
Vanuit de optiek van onderwijsinstellingen:
• Grote afstand tussen schoolteams en allochtone ouders. Allochtone ouders die
contacten met schoolteams mijden, omdat zij het Nederlands onvoldoende be-
heersen, geen idee hebben hoe het Nederlandse onderwijssysteem werkt en
zichzelf niet in staat achten te participeren op de school van hun kind. Het ge-
volg is dat men bijna nooit een stap over de drempel van de school doet en alleen
deelneemt aan activiteiten als dat heel (nadrukkelijk) wordt gevraagd.
• Meertaligheid van ouders. Grote diversiteit onder ouders: zo’n 180 taalgroepen.
Hoe kunnen we al deze ouders benaderen en activeren? Scholen weten vaak niet
hoe ze ouders moeten benaderen en hoe met ze te communiceren als ze geen Ne-
derlands spreken en lezen. Met als gevolg dat men groepen ouders niet kent en niet
met hen communiceert over de vorderingen van de leerlingen.
• Gedragsstoornissen bij allochtone leerlingen. Allochtone leerlingen manipuleren
hun ouders en het schoolteam. Vaders die naar school komen om ruzie te maken
met de leerkrachten in plaats van met hen samen te werken om het probleem van
hun kind op te lossen. Ouders geloven de school/leraar niet, maar wel hun kind, en
58
schuiven de schuld van de problematiek naar de school/leraar, in plaats van naar
hun eigen kind en opvoeding te kijken.
Vanuit optiek van allochtone ouders:
• Scholen nemen ouders niet serieus. Schoolteams werken niet nauwkeurig aan dos-
siervorming van de leerlingen.
• Scholen houden onvoldoende rekening met de context van de allochtone gezinnen.
De school staat te weinig open voor de leefwereld van allochtone ouders. Niet alle
leerkrachten gaan op huisbezoek en komen in de leefomgeving van deze leerlingen
en hun ouders. Met allochtone ouders wordt bijna niets afgestemd, omdat het als
een te kostbare investering wordt beschouwd.
• Schoolteams hebben niet de vaardigheden om met allochtone ouders om te gaan.
Schoolteams hebben niet de attitude en beschikken niet over de vaardigheden om
de ouderbetrokkenheid/ouderparticipatie van allochtone ouders te stimuleren.
Uit de gevalsstudies blijkt dat scholen de grootste moeite hebben om allochtone ou-
ders te betrekken bij activiteiten, omdat – naar de mening van de scholen - allochtone
ouders zichzelf vaker als ‘consumenten’ dan als ‘partners’ van de schoolteams zien:
men is afwachtend en niet coöperatief ingesteld. Beter opgeleide allochtone ouders
(tweeverdieners) en moeders die kostwinners zijn, hebben doorgaans weinig of geen
tijd om te participeren. Op bijna geen enkele school spelen allochtone ouders een rol
van betekenis bij de beleidsvorming. Bij het optimaliseren van het partnerschap tus-
sen scholen en ouders gaat het er om een brug te slaan van de huidige, ongewenste
situatie, naar de gewenste situatie.3
7.2.1 Functioneren project
Functioneert het project naar verwachting en heeft het project impact op de praktijk
van de relatie ouders en onderwijs? De theoretische uitgangspunten en de geformu-
leerde ideeën van het landelijk platform en het projectteam (2006) hebben een actie-
gericht karakter gekregen (2007-2008). Leden van het projectteam hebben in gemeen-
ten met behulp van sleutelpersonen lokale platforms opgestart. In samenspraak met
leden van de lokale platforms zijn prioriteiten vertaald in actieprogramma’s om de
betrokkenheid van allochtone ouders te vergroten. Ook is een systeem voor feedback
en monitoring vastgesteld (vgl. Bracht, 1999).
3 De vraag is of de bevindingen ook niet zullen gelden voor lager opgeleide autochtone ouders (vgl.
Onderwijsraad, 2007).
59
Heeft het project impact op de praktijk van de relatie ouders en onderwijs? Om deze
vraag te beantwoorden, gaan we eerst na hoe de relatie ouders en onderwijs vorm
kreeg in de situatie voorafgaande aan de start van het project PAOO. Vervolgens
kijken we naar de contacten in de huidige situatie en zetten deze twee situaties tegen
elkaar af.
7.2.2 Verschillen tussen de ‘klassieke’ benadering en de benadering van PAOO
Om ‘onzichtbare’ allochtone ouders te benaderen, hanteert men in het PAOO-project
een ander paradigma dan de ‘klassieke’ benadering om een veranderingsgerichte
cultuur te introduceren op scholen, in dit geval om de ouderbetrokken-
heid/ouderparticipatie van allochtone ouders te stimuleren. Zie Figuur 7.1.
Figuur 7.1 – Verschillen tussen de klassieke benadering en de PAOO-benadering
(naar Smit e.a., 2007)
Klassieke benadering PAOO-benadering
Mensbeeld professionals met een vrijblijvende
verhouding tot ouders
personeel en ouders zien elkaar als partners
Methodiek voorlichten, overtuigen ondersteunen, verleiden, samenwerken
Aanpak top-down strategie top-down en bottom-up strategie
Startpunt veranderwil van ouders leefwereld van betrokkenen
Thematiek smal: gedrag breed: context van onderwijs en opvoeding,
omgeving
Benadering gesloten: op thema’s open en flexibel: gericht op wat ouders aan-
spreekt
Agenda onderwijsprofessional ‘Lagerhuisdebat’ met alle betrokkenen
Schaal landelijk, regionaal gemeentelijk, lokaal
Productie voorgeprogrammeerd ‘lerend-op-weg-aanpak’
Type planmatig flexibel, ‘gezonde’ chaos
Doel aangepast gedrag van ou-
ders/leerlingen
(‘heropvoeden’)
uitgaande van de kwaliteiten van ouders/ leer-
lingen en hen uitdagen er iets mee te doen
Toonzetting realistisch idealistisch
In de traditionele benadering van ouderbetrokkenheid/ouderparticipatie kan het per-
soneel vanuit een duidelijke taakafbakening ten opzichte van de ouders een formele
afstand tot deze ouders houden. Vanuit een thematische benadering bepalen de pro-
60
fessionals de agenda en gaan planmatig te werk om het gedrag van ouders, vanuit een
realistische toonzetting, te veranderen.
In de PAOO-benadering zien de leden van lokale platforms personeel en ouders als
partners, die opvoeding (thuis) en onderwijs (school) op elkaar afstemmen, elkaar zo
goed mogelijk op de hoogte houden, streven naar samenwerking en beiden recht
hebben op een substantiële beïnvloeding van het onderwijsleerproces. Men benadert
elkaar open, organiseert Lagerhuisdebatten op locatie, is niet bang voor een ‘gezonde’
chaos en men focust op elkaars kwaliteiten in een idealistische toonzetting.
7.2.3 Mogelijke effecten op het functioneren conform de PAOO-benadering
Heeft het functioneren van het projectteam en de platforms effecten gehad? Zijn
veranderingen in de relatie ouders en school, voor zover die al hebben plaatsgevon-
den, inderdaad toe te schrijven aan de interventies van leden van het projectteam en
de leden van de platforms?
Het is lastig de relatie tussen de aanpak van de leden van het projectteam en de plat-
forms en de uitkomsten exact vast te stellen, omdat interventies niet vanaf de start van
een project duidelijk zijn omschreven. In het PAOO-project werkt men niet alleen
met een top-down, maar ook met een bottom-up strategie en heeft de opzet en
implementatie van veranderingen kenmerken van een ‘lerend-op-weg-aanpak’.
Opvallend is dat het projectteam systematisch de vinger aan de pols houdt en
reflecteert op de beoogde doelen en de weg daar naar toe. De strategieën van het
projectteam hebben zich doorgaans gedurende de looptijd van het project in overleg
met de verschillende stakeholders ontwikkeld (zie hoofdstukken 4 en 5). Vanuit een
strikt onderzoeksperspectief is het hierdoor bijna onmogelijk om effecten vast te
stellen en nog moeilijker deze in overwegende mate toe te schijven aan de interven-
ties van de leden van het projectteam en de platforms (vgl. Koelen e.a., 2001; Ryt-
chetnik e.a., 2002).
Op basis van de onderzoeksbevindingen kunnen we niettemin vaststellen dat de loka-
le platforms doorgaans enthousiast bezig zijn om de zichtbaarheid van allochtone
ouders te bevorderen en een impuls te geven aan participatie en betrokkenheid bij de
onderwijsloopbaan van hun kinderen. De lokale platforms voldoen ten dele aan de
verwachtingen om in hun functioneren een resultaatgerichte cultuur te introduceren
en een veranderingsgerichte op scholen te initiëren om de ouderbetrokkenheid en
ouderparticipatie van allochtone ouders te bevorderen. De lokale platforms sturen
duidelijk in die richting.
61
De PAOO-aanpak levert in de praktijk vele ‘kleine successen’ en (voorlopig nog)
‘bescheiden harde effecten’ op. Gezien het leerproces waarin alle betrokkenen zich
bevinden is het wenselijk om te leren van de ervaringen tot nu toe. Alleen dan kan de
potentie van deze aanpak ten volle worden benut en kan op termijn beoordeeld
worden hoe effectief deze benadering nu feitelijk is in het verbeteren van de
betrokkenheid en participatie van allochtone ouders (vgl. Harting & Van Aassema,
2007).
7.3 Sterke en zwakke kanten van het project
Een sterke kant van het project is de flexibele wijze waarop men omgaat met
(onverwachte en tegenvallende) ontwikkelingen in het project. Zoals we in hoofdstuk
4 en 5 hebben gezien, is het projectteam in de loop van het project flexibel omgegaan
met het tijdig aanpassen van de projectstructuur aan de ontwikkelingen die zich
gedurende de looptijd voordeden: bijvoorbeeld het aanpassen van de koers door meer
de aandacht te richten op samenwerking met scholen, het starten van een pilot
gastlessen op de Pabo’s, het opstarten van een krant, of het veranderen of bijstellen
van bepaalde taken of taakverdelingen binnen de organisatie.
Het PAOO-project voldoet aan een aantal randvoorwaarden voor een soepel
functioneren: duidelijke (schriftelijke) afspraken binnen de projectteam over rol- en
taakverdeling en besluitvormingsprocessen, voldoende leiderschap bij de programma-
en de projectleiding (zeggenschap, enthousiasme, overzicht), continuïteit van het
PAOO-team (persoonlijke inzet, tijd om elkaar te leren kennen, tijd en geld om een
samenwerkingsproces uit te laten kristalliseren en voor te zetten), een goede sfeer
(open, constructief, respectvol, wil om van elkaar te leren). FORUM verleent voluit
steun bij de projectuitvoering. De verslaglegging van het proces (richting Ministerie)
en de reflectie daarover binnen het projectteam dragen bij aan het weloverwogen
inspelen op ontwikkelingen binnen het project.
De opgave waar het projectteam voor staat is om de voorwaarden te creëren om
‘successen’ te boeken, ‘harde effecten’ van het project te kunnen vaststellen en te
verduurzamen, omdat bij de opdrachtgever van het project (ministerie OCW),
behoefte bestaat om zichtbaar te krijgen welke (snelle) successen het project heeft
opgeleverd en zou kunnen opleveren.
Daarmee komen we bij de zwakke kanten van het project. De uitvoering van het
project blijkt in de praktijk uiterst complex te zijn. Er zijn veel verschillende
competenties nodig en de inzet van expertise uit meerdere deskundigheidgebieden is
gewenst om het project optimaal te laten functioneren. Het projectteam heeft dit
opgelost door het aangaan van samenwerkingsverbanden met diverse onderwijs- en
welzijnsorganisaties en door het incidenteel inschakelen van bepaalde competenties
62
en expertise op momenten dat deze in het project nodig blijken (bijvoorbeeld trainers
inhuren voor de scholing van de lokale platforms).
Zwakke punten binnen het project zijn verder: de grote werkdruk waaronder
medewerkers hun taken moeten uitvoeren (vaak ‘s avonds en in het weekend op pad)
en daardoor onvoldoende tijd om aan de vrijwilligers kunnen besteden.
Daarnaast speelt het een grote rol dat men binnen de platforms afhankelijk is van
vrijwilligers. Gebleken is dat men daar niet altijd in even grote mate op kan
vertrouwen (aanwezigheid, daadwerkelijk afspraken nakomen en uitvoeren van
activiteiten).
Een ander punt is dat PAOO als nieuwe loot aan de stam regelmatig moet concurreren
met de gevestigde belangen van bestaande organisaties.
En tenslotte moet PAOO opboksen tegen de vooroordelen van scholen en kost het
veel moeite het vertrouwen te winnen en de scholen te overtuigen van de meerwaarde
van PAOO.
Voor de ontwikkeling van een partnerschap tussen platforms en schoolteams is het
van groot belang dat platforms hun focus richten op het optimaliseren van de relatie
met de schoolteams en een aantal fundamentele vragen aan de orde stellen bij de
invulling van het begrip ‘partnerschap’.
Wat is de basis voor onze relatie met de schoolteams? Hebben we als platform een
positieve grondhouding naar de schoolteams toe? Is er (een groeiend) vertrouwen in
elkaar? Wat is het gezamenlijk belang? Wat mogen schoolteam en platform van el-
kaar verlangen? Hoe vrijblijvend zijn de contacten, de gesprekken, de samenwerking?
Is er een ondergrens in het partnerschap, over en weer? Hoe gaan we het begrip part-
nerschap invullen? Hoe willen we de relatie met het schoolteam uitbouwen en onder-
houden? Hoe kunnen we ons richten op vragen betreffende de koers van de school
met betrekking tot ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie? Hoe besteden we in
gesprekken met schoolteams aandacht aan de proceskanten van de beleidsvorming
met betrekking to ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie, dat wil zeggen aan de
wijze waarop het platform en ouders (in de ouderraad en de MR) in het overleg be-
trokken (kunnen) worden? Hoe kan het platform zichtbaar worden voor de ouders van
een school en de meerwaarde verantwoorden?
63
8 Samenvatting resultaten
8.1 Inleiding
In dit rapport wordt verslag gedaan van de tussentijdse evaluatie van het project Plat-
form Allochtone Ouders en Onderwijs. Dit hoofdstuk geeft daar een samenvatting
van. In paragraaf 8.2 worden de aanleiding, onderzoeksvragen, -opzet en -uitvoering
geschetst. Paragraaf 8.3 gaat in op de resultaten.
8.2 Aanleiding, onderzoeksvragen, -opzet en –uitvoering
Laagopgeleide allochtone ouders ervaren belemmeringen in hun contacten met de
school. Vanuit het perspectief van scholen is deze groep ouders moeilijk bereikbaar.
Op initiatief van FORUM en de VOO is het Platform Allochtone Ouders en Onder-
wijs (PAOO) opgericht. Het doel van PAOO is dat allochtone ouders zich meer be-
trokken en vertegenwoordigd voelen in het georganiseerde onderwijsveld – van scho-
len tot belangenorganisaties. Het project PAOO is in 2006 van start gegaan, met een
beoogde looptijd van vier jaar.
Doel van het onderzoek is na te gaan of de voor PAOO ingezette middelen een bij-
drage hebben geleverd aan de in het projectplan geformuleerde doelstellingen. In
samenspraak met de opdrachtgever is niet alleen de (kwantitatieve) output, maar ook
het ontwikkelingsproces van het project object van onderzoek gemaakt. Tenslotte is
vastgesteld in welke mate verbeterpunten zijn te destilleren voor de aanpak in het
laatste, vierde jaar van het project.
Onderzoeksvragen
1. In hoeverre biedt de opzet van het project een helder en consistent kader voor de
projectuitvoering?
2. In hoeverre verloopt de uitvoering van het project tijdig en doelgericht?
3. Hoe functioneert het project? Hoe verloopt het ontwikkelingsprocessen binnen het
project? Tot welke output hebben de inspanningen tot nu toe geleid?
4. Wat zijn de outcomes van de inspanningen tot nu toe?
5. Welke aanbevelingen kunnen er gedaan worden op basis van dit evaluatie-
onderzoek?
64
Methodiek
Qua onderzoeksopzet kunnen vier op elkaar voortbouwende fasen worden onder-
scheiden: (1) een voorbereidingsfase, (2) een studie naar het functioneren van het
landelijk platform en gevalsstudies van lokale platforms, (3) interviews met verte-
genwoordigers van relevante partners, en (4) een beschrijving van de output en het
opstellen van het eindrapport.
Voor de analyse is gebruik gemaakt van informatie uit drie bronnen, namelijk schrif-
telijk materiaal in de vorm van projectplannen, activiteitenplannen, kwartaal- en
jaarverslagen en notulen van bijeenkomsten en vergaderingen; de PAOO-website,
-databank en –publicaties; en interviews met de verschillende categorieën van betrok-
kenen, i.c. het landelijk platform, het projectteam, de ouder-, besturen- en minderhe-
denorganisaties en de lokale platforms.
Belangrijke input is verkregen via gevalsstudie van tien lokale platforms. De tien
gevalsstudies zijn in overleg met de opdrachtgever geselecteerd uit de lokale plat-
forms waar sprake was van een zekere continuïteit qua leden en substantie qua activi-
teiten. Deze platforms vormen dus geen dwarsdoorsnede van alle lokale platforms.
Het resulterende beeld zal daarom (soms) een te positief beeld geven van het functio-
neren van PAOO als geheel. Door deze werkwijze is wel inzicht verkregen in de
positieve en negatieve aspecten die zich in de ontwikkelingsfase van dit project heb-
ben voorgedaan. Bovendien kunnen op basis hiervan gemakkelijker aanbevelingen
worden gedaan met betrekking tot het bijstellen, i.c. verbeteren, van de aanpak.
8.3 Samenvatting resultaten
Per onderzoeksvraag worden de belangrijkste uitkomsten weergegeven. De hiervoor
gepresenteerde hoofdvragen zijn daarbij uiteengelegd in deelvragen.
Evaluatie van de projectopzet
Hoofdvraag 1: In hoeverre biedt de opzet een helder en consistent kader voor de
projectuitvoering?
In het projectplan waren doelen die in dit project worden nagestreefd niet SMART
(Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden) geformuleerd. De
projectopzet biedt een breed, helder, en consistent kader voor de projectuitvoering
waarbinnen de concrete korte termijn doelstellingen geformuleerd zijn in jaarlijkse
activiteitenplannen. Deze plannen zijn gebaseerd op basis van de praktijkervaringen
en verworven inzichten. In deze jaarlijkse activiteitenplannen zijn de doelen wel
SMART geformuleerd.
65
De looptijd van het project is gezien de - vrij ambitieuze - projectdoelen te kort ge-
bleken. Het project heeft in een relatief korte tijd z’n beslag gekregen; ten dele ver-
keert het echter nog steeds in een ontwikkelfase. De introductie van lokale platforms
binnen een complex netwerk van (gevestigde) belangenorganisaties, kennisinstellin-
gen, gemeentelijke instellingen en de politiek stuitte in diverse gemeenten op weer-
stand van belanghebbenden die baat hebben bij het handhaven van de bestaande situa-
tie. Vervolgens kostte het veel tijd en energie om van de leden van de lokale
platforms een team te smeden en concrete activiteiten te ontplooien.
De taken en verantwoordelijkheden van de betrokkenen in het project zijn in de func-
tie-omschrijvingen globaal, in algemene termen, geformuleerd. Er zijn afspraken
gemaakt over de inzet van de onderwijsorganisaties als projectpartners en over de
resultaten die dit moet opleveren voor het project.
Er is sprake van een duidelijke projectfasering. In de eerste fase van het project
(2006-2007) lag het accent op de deskundigheidsbevordering van de leden van het
landelijk platform en de lokale platforms en op het organiseren van themabijeenkom-
sten voor ouders en scholen. In de periode 2007-2008 is gefocust op verbetering van
de samenwerking tussen lokale platforms en scholen. In 2009 zal, gebruikmakend van
de opgedane ervaringen, de aanpak worden verbreed en verdiept.
Een sterke kant van het project is dat het kenmerken heeft van de beloftevolle ‘com-
munity benadering’. Deze benadering behelst een mix van principes en ideeën om
effectiever te communiceren met achterstandsgroepen, c.q. risicogroepen. Betrokke-
nen binnen een community met een grote diversiteit in etniciteit en beroepsmatige
achtergrond worden medeverantwoordelijk gemaakt voor het bepalen en behalen van
de beleidsdoelen om draagvlak te creëren binnen de gemeenschap. Een ander sterk
punt is dat het project wordt uitgevoerd en gedragen door een brede groep van maat-
schappelijke organisaties en instellingen zoals de landelijke ouderorganisaties en de
LOM-samenwerkingsverbanden. Voorts wordt het project uitgevoerd over de ver-
zuilde onderwijsstructuren heen, hetgeen vernieuwend genoemd kan worden.
De inbreng van vrijwilligers biedt enerzijds kansen om gemotiveerde personen in te
zetten bij acitviteiten. Anderzijds is de inbreng van ouders als vrijwilligers een onze-
kere factor bij het initiëren en uitvoeren van activiteiten. De continuïteit staat daarmee
voortdurend onder druk, maar ook omdat de lokale platforms voor ongeveer de helft
uit nominale leden bestaan en er daarom veel terecht komt op de schouders van een
zeer beperkt aantal actieve leden. Vanwege de vele wisselingen moeten bovendien
voortdurend nieuwe leden ingewerkt en geschoold worden.
66
Evaluatie van de projectuitvoering
Hoofdvraag 2: In hoeverre verloopt de uitvoering van het project tijdig en doelge-
richt?
Het opzetten van de platforms is met zeer veel inspanning gerealiseerd. Leden van het
projectteam hebben ouders, vrijwilligers, gerekruteerd uit lokale netwerken om zitting
te nemen in de platforms. Het project is begin 2006 gestart en eind van dat jaar had-
den 12 lokale platforms zich officieel gepresenteerd in hun gemeente. Eind 2007
waren platforms actief in 23 gemeenten en eind 2008 in 30 gemeenten.
Er is inmiddels een basis gelegd voor samenwerkingsrelaties met onderwijs- en wel-
zijnsorganisaties, zowel op landelijk niveau als binnen de meeste deelnemende ge-
meenten. Een groot deel van de platforms levert regelmatig bijdragen aan informatie-
bijeenkomsten, integratiedebatten en aan gemeentelijke werkgroepen. De relatie
allochtone ouders en scholen is door leden van platforms in diverse gremia op ge-
meenteniveau aan de orde gesteld en geproblematiseerd in het kader van schoolsucces
en schooluitval van allochtone leerlingen en het tegengaan van segregratie in het
onderwijs. Enkele platforms zijn in samenwerking met scholen, welzijns- en vrijwil-
ligersorganisaties huiswerkklassen gestart.
Lokale platforms en de bij het project betrokken scholen zijn op de hoogte van de
website en de producten van PAOO. De mate waarin producten ook daadwerkelijk
gebruikt worden is echter onduidelijk. Er zijn indicaties dat de zeer hoge frequentie
waarmee de website wordt geraadpleegd niet in verhouding staat tot het gebruik van
de daar genoemde en te downloaden materialen. Of de materialen in de praktijk
bruikbaar zijn, is eveneens onduidelijk. Inmiddels is besloten dat de PAOO-databank
zal worden ondergebracht in de databank van oudersbijdeles.nl, een initiatief van de
landelijke onderwijsorganisaties.
De meeste platforms hebben themabijeenkomsten, Lagerhuisdebatten, georganiseerd
voor scholen en ouders. Een aantal platforms is er in geslaagd concrete actiepunten
met scholen op te stellen.
De kwaliteit van het functioneren van de platforms verschilt in de mate waarin men
een gezamenlijke visie heeft ontwikkeld op ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie
(‘een verhaal heeft waar men achter staat’), als een team functioneert (een ‘communi-
ty gevoel’ heeft ontwikkeld) en successen heeft geboekt in het leggen van contacten
met instellingen, met name met scholen (‘het platform op de kaart heeft gezet’).
Het lukt sommige platforms om contacten te leggen met scholen en een ontwikke-
lingsplan met schoolteams op te stellen, omdat de leden van deze platforms een goede
probleemanalyse weten te maken van de relatie allochtone ouders en school en over
67
‘professionele’ overleg- en adviesvaardigheden beschikken om resultaatgericht aan de
projectdoelen te werken. Zij maken gebruik van een aantal handzame instrumenten,
ontwikkeld door het projectteam en het landelijk platform om contacten te leggen met
schooldirecties, te reflecteren op de problematiek van de betreffende scholen en idee-
en aan te leveren voor de omgang met een grote diversiteit aan achtergronden van
ouders.
Er wordt een PAOO-courant uitgegeven om de uitwisseling van ervaringen tussen de
platforms onderling en de scholen te vergemakkelijken.
De lokale platforms werken aan de hand van de opgestelde activiteitenplannen, met
als belangrijkste actiepunten: contacten leggen met scholen, aangaan van een gesprek
met directies over ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie, informatie-avonden en
debatten (mede)organiseren op scholen over partnerschap tussen allochtone ouders en
school.
In 2008 hebben 29 platforms contacten gelegd met in totaal 215 basisscholen en
scholen in het voortgezet onderwijs. In de meeste gevallen hebben gesprekken plaats-
gevonden om mogelijke samenwerking te bespreken. In iets minder dan de helft van
de gevallen hebben de contacten met basisscholen en scholen voor voortgezet onder-
wijs geleid tot concrete actie. Bij een kwart van de basisscholen en 15% van de bena-
derde scholen voor voortgezet onderwijs liggen er concrete plannen voor actie in de
nabije toekomst, zoals het organiseren van voorlichtingsbijeenkomsten voor ouders,
meedenken over de opzet van een ouderbeleidsplan en het adviseren over het instellen
van ouderkamers.
De personele inzet (kwantitatief en kwalitatief) van de betaalde professionals van het
projectteam is niet realistisch gebleken in relatie tot de te behalen ambitieuze doelen.
Bij het ondersteunen van platforms is relatief veel tijd gaan zitten in het oplossen van
problemen in het interne functioneren van de platforms en het op één lijn krijgen van
de platformleden met al hun uiteenlopende achtergronden. Hier was het projectteam
onvoldoende op voorbereid.
Als reactie op de moeizame samenwerking tussen de platforms en scholen in veel
gemeenten heeft het projectteam de Algemene Vereniging Schoolleiders (AVS) inge-
schakeld om schoolleiders te motiveren om deel te nemen aan het project. Eind 2008
is een pilot gestart waarbij acht basisscholen in Enschede en Hengelo ondersteund
worden door de AVS en PAOO in het vormgeven van een duurzame samenwerkings-
relatie met ouders. De pilot loopt tot eind 2009 waarna beide partijen gezamenlijk
evalueren wat de resultaten zijn en of de gekozen aanpak bruikbaar is voor andere
platforms.
68
Het projectteam heeft met landelijke organisaties van ouders, besturen en schoollei-
ders samenwerkingsafspraken gemaakt. De landelijke ouderorganisaties leveren een
constructieve bijdrage aan de continuïteit van het project door expertise te delen.
Zo’n 20 leden van lokale platforms hebben bij de LOBO een MR-cursus gevolgd.
PAOO participeert in een project van de VOO met trainingen voor ouders in de me-
dezeggenschapsraad, ouderraad en bij de tussenschoolse opvang. OUDERS & COO
heeft een serie interviews met leden van lokale platforms gepubliceerd in het OU-
DERS & COO Magazine, levert een bijdrage om lokale trainers voor te bereiden op
hun taak om de ouderparticipatie van allochtone ouders te vergroten en neemt deel in
de pilot met de Pabo’s. Met de NKO wordt een instrument ontwikkeld om het part-
nerschap tussen lokale platforms en scholen te optimaliseren. De bijdragen van de
ouderorganisaties is effectief, omdat deze een solide ondersteuning biedt voor het
werk van het projectteam.
Bij de start van het project is gebruik gemaakt van de lokale netwerken van het LOM-
samenwerkingsverband. Daarnaast heeft de LOM een substantiële bijdrage geleverd
aan de projectuitvoering door de financiële bijdragen van de zeven partners gezamen-
lijk in te zetten en daarvoor een medewerker aan te trekken. De ISBO is, mogelijk
vanwege interne problemen, nauwelijks bij PAOO betrokken geweest.
Er wordt samengewerkt met vijf Pabo’s om de positie van allochtone ouders een
plaats te geven in het opleidingscurriculum. De VO-raad, de sectororganisatie voor
het voortgezet onderwijs, is geïnteresseerd in samenwerking met het platform en wil
de door PAOO ontwikkelde ‘Meetlat oudervriendelijke school’ promoten.
Evaluatie van de projectresultaten
Hoofdvraag 3: Hoe functioneert het project? Hoe verloopt het ontwikkelingsproces
binnen het project? Tot welke output hebben de inspanningen tot nu toe geleid?
Het projectteam heeft in de loop van het project flexibel ingespeeld op
ontwikkelingen binnen en buiten het project. Aanvankelijk is geprobeerd via gemeen-
ten en welzijnsinstellingen allochtone ouders te betrekken bij het onderwijs. Daar is
vanaf gestapt, omdat via dit traject niet de beoogde groep ‘doorsnee’ ouders werd
bereikt. Vanaf eind 2007 heeft het projectteam lokale platforms gestimuleerd via
scholen allochtone ouders te bereiken. Projectmedewerkers en leden van lokale
platforms worden echter regelmatig geconfronteerd met een defensieve houding van
schoolteams ten aanzien van de inbreng van allochtone vrijwilligers. De ongevraagde
support van deze ‘deskundige’ buitenstaanders is doorgaans (in eerste instantie) niet
gewenst en wordt niet geaccepteerd. Bij een groot deel van de platforms is het daad-
werkelijk stimuleren van de ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie op schoolniveau
daarom nog niet aan de orde. Het kost lokale platforms doorgaans zeer veel moeite
69
het vertrouwen te winnen van de schoolleiders en de schoolteams te overtuigen van
hun meerwaarde.
Succesvolle initiatieven binnen het project zijn het organiseren van thematische ou-
deravonden (Lagerhuisdebatten), het stimuleren van huiswerkbegeleiding en het
instellen van schoolcontactpersonen. Daarvoor was het nodig de platformleden extra
te scholen, een heldere lijn te ontwikkelen en te sturen op resultaten. Het projectteam
heeft, in samenspraak met de leden van de lokale platforms, werkplannen en activitei-
tenplannen ontwikkeld om de weerstanden te kunnen opheffen. Ook is de zelfevalua-
tie van lokale platforms gestimuleerd, met als doel de prestaties te verbeteren. Dit
resulteerde in een verbeterd intern functioneren van een aantal platforms en het leg-
gen van contacten met scholen. Dit lukte met name bij scholen die zelf (grote) com-
municatieproblemen ondervonden in de contacten met allochtone ouders.
Het PAOO-project voldoet aan een aantal randvoorwaarden om effectief te kunnen
functioneren: duidelijke (schriftelijke) afspraken binnen het projectteam over rol- en
taakverdeling en besluitvormingsprocessen, voldoende leiderschap bij de programma-
en de projectleiding (zeggenschap, enthousiasme, overzicht), continuïteit van het
PAOO-team (persoonlijke inzet, tijd om elkaar te leren kennen, tijd en geld om een
samenwerkingsproces uit te laten kristalliseren en voor te zetten) en een goede sfeer
(open, constructief, respectvol, wil om van elkaar te leren).
De samenstelling van het landelijk platform is qua herkomstland een redelijke afspie-
geling van de allochtone ouders in Nederland. Een deel van de leden is actief en le-
vert een substantiële bijdrage aan het project. Het landelijk platform heeft een aantal
belangrijke thema’s op de agenda gezet, zoals het stimuleren van participatie van
allochtone ouders in medezeggenschapsraden, het vergroten van aandacht voor ou-
derbetrokkenheid op de Pabo’s en, meer recent, het streven naar gemengd onderwijs.
Een zwak punt vormde de verbinding met de lokale platforms. Het verloop onder de
leden van het landelijk platform, wordt nu zoveel mogelijk opgevangen door actieve
leden van de lokale platforms ook zitting te laten nemen in het landelijk platform.
Overigens zijn 14 van de 22 leden al vanaf het begin actief.
Er functioneren dertig lokale platforms. In de noordelijke provincies zijn bijna geen
platforms opgericht, omdat in die regio’s minder belangstelling is vanwege de relatief
geringe aantallen allochtone ouders met schoolgaande kinderen. De helft van het
aantal leden is actief. In de lokale platforms participeren doorgaans (redelijk) goed
opgeleide allochtone ouders, met grote verschillen in kwaliteiten. De meeste leden
stellen redelijk hoge eisen aan de organisatie wat betreft begeleiding en scholing.
70
Met de VVE-sector is (nog) geen samenwerking tot stand gebracht, wel zijn er the-
mabijeenkomsten georganiseerd om de toeleiding tot de VVE te vergroten.
Momenteel is PAOO, op verzoek van het ministerie, bezig met het uitwerken van de
mogelijke rol die de platforms kunnen spelen in het streven naar gemengd onderwijs.
De ontwikkelde producten (‘output’) van het landelijk platform zijn: een visiedocu-
ment (‘Aanpak voor educatief partnerschap’) en een keurmerk voor ouderbetrokken-
heid (‘Meetlat oudervriendelijke school’). De ontwikkelde instrumenten voor lokale
platforms hebben betrekking op het organiseren van Lagerhuisdebatten en het voeren
van gesprekken met schoolleiders. De actieve leden zeggen zelf veel geleerd te heb-
ben van de workshops en trainingen om met deze instrumenten te werken.
Daarnaast is de brochure ‘Aan de slag!’ (Woudstra, 2008) uitgebracht. Uit de gevals-
studies is niet duidelijk geworden of deze brochure in de praktijk bruikbaar is.
Een handleiding voor het uitvoeren van huisbezoeken is praktisch afgerond. De be-
doeling is dat eind 2009 lesmateriaal wordt opgeleverd voor Pabo’s.
Door het PAOO-project is de problematische relatie tussen allochtone ouders en
scholen in diverse gremia op de agenda gezet; op landelijk niveau hebben leden van
het projectteam en het landelijk platform deelgenomen aan gesprekken met de staats-
secretaris van OCW en geparticipeerd in een hoorzitting over de positie van allochto-
ne ouders. Daarnaast is deelgenomen aan landelijke conferenties over onder andere
medezeggenschap. De lokale platforms hebben op gemeentelijk niveau themabijeen-
komsten georganiseerd en geparticipeerd in gemeentelijk overleg over de relatie
ouders en school. Op schoolniveau zijn themabijeenkomsten georganiseerd en is
gestart met het ontwikkelen van samenwerkingsrelaties met scholen. De lokale plat-
forms hebben media-aandacht gegenereerd met hun missie dat scholen met allochtone
ouders een educatief partnerschap met elkaar dienen te smeden.
Evaluatie van de projectresultaten
Hoofdvraag 4: Wat zijn de outcomes van de inspanningen tot nu toe?
Outcomes zijn de maatschappelijke effecten die met het project worden nagestreefd.
In de procesketen tussen de activiteiten in het project en het uiteindelijk effect in de
maatschappij zijn zoveel variabelen aanwezig, zoveel onbekende oorzaak-gevolg-
relaties en zoveel verstorende invloeden, dat het sowieso bijzonder moeilijk is om
vast te stellen of beoogde doelen in de zin van outcomes zijn bereikt. De looptijd van
het project is te kort om outcomes te mogen verwachten.
71
Hoofdvraag 5: Welke aanbevelingen kunnen er gedaan worden op basis van dit
evaluatie-onderzoek?
Op basis van de onderzoeksbevindingen ligt de volgende aanpak met betrekking tot
het optimaliseren van het intern en extern functioneren van PAOO voor de hand.
Intern functioneren
• Handhaven huidige structuur. Het project strakker organiseren: de professionaliteit
van de leden van het projectteam opvoeren, de doelen van het landelijk platform
nauwkeuriger (specifieker, ‘harder’) formuleren, de ouders voor het landelijk plat-
form en de lokale platforms op basis van profielschetsen zorgvuldiger selecteren,
toerusten, begeleiden en adequaat belonen om zelfstandiger activiteiten te ontwik-
kelen en meer veranderingsgericht en resultaatgericht te werken.
• Voorwaarden. De uitgangspunten voor de participatie van ouders in het landelijk
platform en de lokale platforms moeten nauwkeuriger worden geformuleerd. Er
dienen kwaliteitseisen te worden gesteld aan het functioneren van de leden van de
platforms en de begeleiding door het projectteam; Voor de ontwikkeling van een
partnerschap tussen platforms en schoolteams is het van groot belang dat platforms
hun focus richten op het optimaliseren van de relatie met de schoolteams en de ge-
wenste invulling van het begrip ‘partnerschap’ aan de orde stellen.
• Voordelen. Investeren in de kwaliteit van de platforms versterkt de kracht van het
project. Het landelijk platform kan dan een aansturende functie gaan vervullen bin-
nen het project en de lokale platforms kunnen meer als zelfsturende teams gaan
functioneren.
• Nadeel. Het werken met vrijwilligers in de platforms blijft een voortdurend onze-
kere factor.
Extern functioneren
• De samenwerking van PAOO met de landelijke ouderorganisaties, de organisaties
van schoolleiders, besturen en lokale netwerken - zoals migrantenorganisaties –
dient op een andere leest te worden geschoeid om de beschikbare veranderingsbe-
reidheid bij scholen én allochtone ouders te mobiliseren.
• Voorwaarden. Voor een goede samenwerking tussen de organisaties is het essenti-
eel om op basis van een gezamenlijke visie en structureel overleg te werken aan
een sterkere positie van allochtone ouders in relatie tot de school. Men dient het
eens te worden over de noodzaak van een gezamenlijke aanpak en de rol die het
landelijke platform en de lokale platforms daarbij kunnen spelen. De organisaties
moeten bereid zijn (nog) meer te investeren in het project met als doelstelling dat
scholen in het primair en voortgezet onderwijs in hun beleid een partnerschapsrela-
tie gaan vormgeven met allochtone ouders.
72
• Voordelen. Gedeelde gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het
project, optimaler gebruik maken van de beschikbare expertise en infrastructuur bij
de organisaties, zodat bijvoorbeeld ook het sociale netwerk van deze ouders, zoals
familie en de buurt er bij betrokken wordt. Dit betekent dat op meerdere fronten fa-
cetten van de relatie tussen school en allochtone ouders en de omgeving gelijktijdig
aangepakt kunnen worden.
• Nadelen. Mogelijke afstemmingsproblemen tussen de organisaties en hogere kos-
ten, omdat er meer (betaalde) professionals dienen te worden ingeschakeld.
74 Bijlage 1 – Functioneren geselecteerde lokale platforms
Figuur B.1 – Analyse functioneren geselecteerde lokale platforms
Lokaal platform Structuur Cultuur Bereidheid Vaardigheid Strategie Kwaliteit
1. Almere
Gestart met
voorbereidingen
lokaal platform:
eind 2006.
Het platform heeft
zich tot een hecht
team ontwikkeld;
20 leden waarvan
12 actieve ouders
met kinderen in het
bao/vo.
‘We hebben een
groot “wij-gevoel”
met elkaar in het
platform’.
Platform vergadert
frequent (soms een paar
keer per maand),
organiseert veel activi-
teiten.
Een basisschool waar
het platform vergadert
vormt de uitgangsbasis
voor activiteiten
Platform neemt het
initiatief dat betrokke-
nen behalve discussië-
ren en deelnemen aan
besluitvorming ook zelf
participatie-ervaringen
opdoen in en buiten het
platform.
Allochtone ouders gaan
er doorgaans vanuit dat
er geen discussie
mogelijk is met de
schoolteams over hun
aanpak. ‘Doorsnee’
allochtone ouders
ervaren een drempel om
met leerkrachten te
overleggen. Men heeft
het idee dat de leerkracht
bepaalt wat er gebeurt,
de ouder afwacht en de
‘autoriteit’ van de
leerkracht accepteert.
De boodschap van het
platform richting
scholen: we weten dat de
relatie met ouders niet
optimaal is; we willen
een brug slaan tussen de
school en de ouders.
Ouders die zelf negatieve
ervaringen hebben gehad met
het onderwijs willen door-
gaans zo min mogelijk met
het schoolsysteem te maken
hebben. Voor allochtone
ouders die de Nederlandse
taal niet goed beheersen, is
het lastig om te communice-
ren met de school; zij zijn
doorgaans ‘onzichtbaar’ voor
de school.
Bij directies van scholen is
doorgaans een wantrouwende
houding richting het platform.
Men geeft ouders in het
platform niet het idee dat ze
welkom zijn. Leden van
platforms worden als bemoei-
zuchtig ervaren.
Binnen het platform zou men
de beladen aanduiding
‘allochtoon’ willen vervangen
door het neutrale ‘Almere’,
dus ook Platform Almeerse
Ouders en Onderwijs
Het platform heeft de
vaardigheden om de
weerstand bij ouders en
scholen op te heffen. Men
nodigt ouders uit voor
feesten (Suikerfeest,
Walifeest) om in een
ongedwongen sfeer hun
boodschap aan ouders over
te brengen.
Met tien directies van
scholen zijn (positieve)
gesprekken gevoerd.
Kernvragen: hoeveel
allochtonen in de MR en de
ouderraad? Vervolgafspra-
ken gemaakt om de
ouderbetrokkenheid te
vergroten via informele
ontmoetingen (bv. koffie-
ochtenden).
In groepjes gaat men
op scholenbezoek.
Men organiseert op
scholen koffie-
ochtenden of
-middagen voor ouders
over thema’s als
opvoeden, voeding,
ontbijten, Cito-toets en
speciaal onderwijs.
Op woensdagmiddag
krijgen zo’n 25
leerlingen huiswerkbe-
geleiding door twee
leerkrachten, een
vrijwilliger van de
Multi-Club, een
stagiair van de Pabo en
iemand van de Vrijwil-
ligerscentrale. De
leerkrachten (ook
PAOO-leden) werken
als vrijwilliger s in hun
vrije tijd aan de
‘zwakke’ punten van
de leerlingen. Met de
ouders van deze
kinderen kijkt men
naar de lesmethoden,
de schoolprogramma’s
en hoe ze hun kind
kunnen ondersteunen.
Grote onderlinge
solidariteit bij partici-
panten platform: een
‘wij-gevoel’.
Platform gaat zeer
positief om met weer-
standen bij ouders en
directies van scholen,
waardoor de ontwikke-
ling van het platform
niet stagneert. Men
organiseert bv. ‘feesten’
en culturele activiteiten,
waardoor boven
verwachting veel meer
ouders participeren.
Voor de kinderen van
de leden van het
platform is een dans-
groep opgericht.
Men steunt de start van
een lokaal platform in
Lelystad (folders
uitdelen op de markt).
75
Lokaal platform Structuur Cultuur Attitude Vaardigheid Strategie Kwaliteit
2. Eindhoven
Werkzaam sinds
eind 2006.
Leden: 9-10 (uit
o.a. Marokko,
Turkije, Zuid-
Amerika, Enge-
land). Zo’n 4-5
actief.
Sterk team van
vrijwilligers;
hooggeschoolde
allochtone ouders
(leerkracht,
ingenieur, be-
leidsmedewerker,
gemeenteraadslid).
‘Onze kracht is ons
netwerk’.
Platform: vergadert één
keer in 6 weken in
Centrum Jeugd en
Gezin.
In het platform zitten
sleutelfiguren van
allochtone organisaties.
Men werkt samen met
stichting Palet ter
bevordering van
diversiteit in Eindhoven
en met het Onderwijs-
steunpunt Eindhoven in
verband met de onder-
wijskansen van kinde-
ren. Er zijn afspraken
met de wethouder over
het gebruik van facili-
teiten en de inzet van
een beleidsmedewerker.
Er zijn contacten met
zes scholen gelegd.
Vragen van ouders en
scholen speelt het
platform door naar de
betreffende instanties
die kennis van zaken
hebben.
Met name de voorzitter
besteedt veel tijd aan
bellen/netwerken. Het
platform heeft een groot
netwerk opgebouwd.
Leden zien activiteiten
in platform als een
bijdrage aan de persoon-
lijke ontwikkeling.
Platform is van mening
dat ouders een belangrij-
ke rol spelen in het
bewaken van de kwali-
teit van het onderwijs
van hun kind.
Het platform onderkent dat
voor allochtone ouders de
drempel vaak te hoog is om
met de leerkracht te bespre-
ken waar zij met hun kind
tegenaan lopen. De commu-
nicatie tussen school en
ouders is vaak een probleem.
Men accepteert dat directies
van scholen graag hun eigen
plan trekken, zonder inmen-
ging van derden.
Aan de hand van activiteiten-
kalenders van scholen draagt
het platform ideeën aan over
ouderbetrokkenheid en
ouderparticipatie.
Het platform geeft ouders
info over rechten en plichten
om meer betrokken te zijn bij
activiteiten van school en
beter op te kunnen komen
voor de belangen van hun
kinderen.
Het platform verstrekt
scholen info over het optima-
liseren van ouderbetrokken-
heid en -participatie.
Het platform wil samen met
scholen en ouders voorwaar-
den scheppen om de talenten
van alle kinderen in de
multiculturele samenleving
beter te benutten en te
ontwikkelen.
Leden van het lokaal
platform hebben op
studiedagen van FORUM
trainingen communicatie
gevolgd om scholen en
ouders beter te kunnen
benaderen.
Men heeft de vaardigheid –
(ontwikkeld) om contacten
te leggen met directies van
scholen (bao, vo). Men
heeft zich niet uit het veld
laten slaan door misvattin-
gen (platformleden willen
geld verdienen met hun
activiteiten) en slechte
ervaringen van schooldi-
recties met organisaties die
veel beloven en dat niet
nakomen.
Het platform treedt veelal
op als intermediair tussen
instellingen bij de begelei-
ding van allochtone
leerlingen. Door de goede
contacten met Palet en
Centrum Jeugd en Gezin
gaan veel (gemeen-
te)deuren open en heeft
men zich een plaats weten
te verwerven tussen de
gevestigde instellingen.
In koppels (iemand
met veel en weinig
ervaring) benadert men
scholen. In gesprekken
met directies preva-
leert een positieve
instelling: ‘Jullie doen
het goed; wij kunnen
wellicht nog wat
toevoegen’. Men
presenteert materiaal
van FORUM en
verwijst naar de
internetsite. Men heeft
een luisterend oor voor
problemen van
scholen. Men biedt
hulp aan om op thema-
avonden ouders te
informeren en te
stimuleren een bijdra-
ge te leveren aan de
ontwikkelingskansen
van hun kinderen. Men
wijst ouders er op
assertiever te zijn,
nauwkeurig te vragen
waarom zaken op een
bepaalde manier
worden aangepakt en
niets meer klakkeloos
te accepteren. Men
stimuleert dat ouders
ervaringen met elkaar
uitwisselen.
Men heeft een duidelij-
ke doelstelling: school
en ouders vormen een
eenheid bij opvoeding
en onderwijs; opvoe-
ding houdt niet op bij
de ingang van de school
en leren houdt niet op
bij de voordeur thuis.
Door ‘warme’ contac-
ten met scholen denkt
men resultaten te
kunnen boeken.
76 Lokaal platform Structuur Cultuur Attitude Vaardigheid Strategie Kwaliteit
3. Hengelo
Start: december
2006.
Een redelijk
zelfstandig functi-
onerend platform,
bestaande uit
kritische, hoger
opgeleide ouders.
De 11 leden van
het platform
komen uit Spanje,
Turkije, Neder-
landse Antillen,
Irak, Marokko,
Colombia en
Joegoslavië.
Ongeveer de helft
is actief.
‘We geven niet op,
we gaan altijd
door.’
Het platform vergadert
één keer in de vijf
weken.
Samenwerkingsrelaties
zijn opgebouwd met
zeven scholen (4 bao, 1
vmbo, 1 praktijkonder-
wijs en 1 roc), gemeente
en onderwijsondersteu-
nende instellingen. Er
zijn ook contacten met
de Pabo.
Men staat kritisch
tegenover de begelei-
ding van FORUM. In
2008 heeft men naar
eigen zeggen (te)
weinig begeleiding
gekregen vanuit
FORUM; de projectme-
dewerker was slechts 3-
4 keer aanwezig
geweest bij vergaderin-
gen. De vergoeding
voor de leden vindt men
niet adequaat geregeld.
Men vindt het onjuist
dat men zelf kosten
moet voorschieten en
dat telefoonkosten niet
kunnen worden gede-
clareerd.
Contacten tussen ouders
en school zijn van
matige kwaliteit. Ouders
zijn vaak onvoldoende
op de hoogte van hoe het
onderwijssysteem werkt.
De 10-minuten-
gesprekken zijn te kort,
zeker bij taalproblemen.
Samen met scholen die
zich al actief inzetten
voor het vergroten van
de ouderbetrokkenheid is
het platform nagegaan
wat zij kunnen beteke-
nen voor hun activitei-
ten.
De scholen schakelen
het platform in om uitleg
te geven en eventueel te
bemiddelen als dat nodig
is tussen allochtone
ouders en scholen.
Nauwe samenwerking met
wethouder en beleidsmede-
werker van de gemeente; die
zijn (erg) enthousiast over het
werk van het platform.
Het platform heeft een
presentatie gehouden op het
stuurgroepoverleg van
gemeente en schoolbesturen.
De gemeente en schoolbestu-
ren hebben een voorstel van
het platform overgenomen
om op iedere school een
ouder als contactpersoon aan
te stellen als schakel tussen
school en platform. Vanaf
januari 2009 wordt dit
ingevoerd.
Het platform ervaart geen
problemen bij het benaderen
van scholen. De scholen zijn
bereid samen te werken met
het platform.
De trainingen van FORUM
op gebied van communica-
tie (gesprekstechniek) en
interculturele communica-
tie vindt men erg nuttig
(een ‘eye-opener’).
Leden van het platform
hebben de vaardigheid
(ontwikkeld) om ouders
inzicht te geven in het
creatiever omgaan met
contactmomenten (bv.
werken met pictogrammen
ter ondersteuning van
geschreven taal).
Belangrijk is laagdrempe-
lige voorlichting aan
ouders (vroegtijdig en
eventueel in eigen taal),
met als doel dat allochtone
ouders makkelijker hun
mening of kritiek kunnen
uiten.
Men neemt in eerste
instantie contact op
met scholen van de
eigen kinderen waar de
concentratie van
allochtonen erg hoog
is.
Aandacht voor diversi-
teitsbeleid.
Een luisterend oor
bieden aan scholen en
doorvragen wat het
verzoek precies
inhoudt.
Externe contacten
leggen, zelforganisa-
ties van ouders en
leerlingen benaderen.
Het platform vervult
een intermediaire
functie. Het signaleert
bij gemeente, maat-
schappelijke instellin-
gen en samenwer-
kingsscholen de in de
werkplannen genoem-
de knel- en verbeter-
punten. Het spoort
scholen ertoe aan om
samen te werken aan
oplossingen.
Duidelijke doelstellin-
gen zijn cruciaal. Het
platform wil dat de
gemeente Hengelo een
actievere rol speelt in
het verkleinen van de
kloof tussen school en
ouders. VVE-leidsters
en leerkrachten moeten
daartoe beter getraind
worden in het leggen
en onderhouden van
oudercontacten.
Het platform wil de
informatieachterstand
bij ouders wegwerken
en de afstand tussen
school en ouders
verkleinen. Men gaat
een aantal bijeenkom-
sten organiseren over
o.a. schooluitval,
taalontwikkeling en
beroepskeuze.
Ook de rol van het
platform voor ouderra-
den en medezeggen-
schapsraden zou aan
de orde komen.
77
Lokaal platform Structuur Cultuur Attitude Vaardigheid Strategie Kwaliteit
4. Leiden
Werkzaam sinds
2006.
In het platform zitten
ouders uit o.a.
Egypte, Somalië,
Marokko, Turkije.
10 actieve leden (iets
meer vrouwen dan
mannen ) en 5
passieve leden.
‘Men zit niet te
wachten op goed
gebekte allochtone
ouders.’
De stichting Jeugd en
Samenleving Rijnland
(JES) coördineert in
opdracht van de
gemeente de uitvoering
van het onderwijsach-
terstandenbeleid.
Thema’s zijn o.m.
werving en toeleiding
van moeilijk bereikbare
groepen, ontwikke-
lingsstimulering,
opvoedingsondersteu-
ning, ouderbetrokken-
heid, participatie en
burgerschap, diversiteit
en dialoog.
Het is voor het platform
lastig om een plek te
creëren in het begelei-
dingsaanbod van
allochtone ouders.
Het platform vergadert
bij de leden thuis.
Gespreksthema’s zijn
o.a. mijn kind wordt
gepest, gaan alle
allochtone kinderen
naar het vmbo? Hoe de
positie van allochtone
ouders op scholen
versterken?
Ouders in het platform
hebben verschillende
achtergronden, maar
vormen ook een een-
heid: het is een ‘gezelli-
ge’ club; men komt
graag bij elkaar.
Leden van platform
vinden dat ze niet als
gelijken met scholen en
welzijnsorganisaties
kunnen overleggen. Een
welzijnsorganisatie als
JES vindt dat allochtone
ouders opgevoed moeten
worden. Men ervaart dat
men als ouder nooit als
gelijke aan tafel zit.
Binnen het platform
heeft men moeite met
het begrip ‘allochtoon’.
Want dat betekent:
knokken om te bewijzen
dat je mee mag doen.
Het begrip ‘medelander’
zou wenselijker zijn.
De wethouder wil niets met
het platform te maken
hebben. JES is de partner van
de gemeente bij het uitvoeren
van beleid met betrekking tot
kinderen uit gezinnen met
een migratiegeschiedenis.
JES wil niet met (de vrijwil-
ligers van) het platform
samenwerken. Men ziet het
platform als een concurrent.
Voorzitter platform: ‘Ieder-
een in het onderwijs- en
welzijnswerk is terughoudend
ten aanzien van het platform.
‘Men zit niet te wachten op
het vrouwtje met de hoofd-
doek die kritische vragen stelt
en met voorstellen komt waar
ze zich over moeten buigen.’
Het platform heeft grote
moeite om een samenwer-
kingsrelatie met scholen aan
te gaan. Leden van platform
hebben de ervaring dat
scholen geen behoefte hebben
om met hen samen te werken.
Er zijn scholen benaderd en
uitgenodigd om een betere
aansluiting tussen thuis en
school te realiseren.
Met twee scholen is men aan
de slag gegaan.
Men wil ouders toerusten
zelf kinderen te coachen,
hulp te kunnen bieden bij
het huiswerk maken,
secuur te kijken naar de
talenten van hun kinderen,
en hoe de geboden kansen
te benutten.
Leden van het platform
missen de vaardigheden en
de overtuigingskracht om
scholen over de streep te
trekken om met hen samen
te werken.
Het verspreiden van
info van FORUM bij
moskeeën, onder
vrienden en scholen.
Duidelijke doelstel-
lingen. We willen
ouders het gevoel
geven dat ze er bij
horen, de drempel
lager maken voor
ouders om de stap te
zetten contact te
zoeken met de
school.
78 Lokaal platform Structuur Cultuur Attitude Vaardigheid Strategie Kwaliteit
5. Nijmegen
Start in 2006.
Platform heeft 12
leden afkomstig uit
Turkije, Marokko,
Afghanistan, Canada,
Griekenland, Iran en
Somalië.
De helft hiervan is
actief in het plat-
form.
Leden zijn geworven
via advertenties in
plaatselijke kranten en
via netwerken.
De structuur is bijge-
steld n.a.v. problemen
met het functioneren
van een eigenzinnig
voorzitter.
Het platform heeft
kenmerken van een
zelfsturend team:
coördinator, woord-
voerder, roulerende
taken. Men komt 1 keer
per maand bij elkaar en
vergadert 2 keer per jaar
met de gemeente.
Er zijn contacten met
Arcus Advies, over hun
project ‘gezin’, open-
wijkscholen.
Het platform heeft
nauwe samenwerkings-
relaties met scholen, de
gemeente en onderwijs-
ondersteunende instel-
lingen, met als doel de
samenwerking tussen
scholen en ouders te
verbeteren.
Met projectmedewerker
van FORUM heeft men
weinig contact.
Heeft steun aan folders
van FORUM die men uit
kan delen op scholen.
Het platform informeert
ouders over het onder-
wijssysteem, hoe zij zich
kunnen opstellen
richting professionals.
Contacten met scho-
len/decanen i.v.m.
samenwerking met
PAOO als ad-
vies/uitlegfunctie.
Zoveel mogelijk ouders
op de hoogte stellen van
het Nederlands onder-
wijssysteem, zodat zij
betrokken raken bij de
beroepskeuze van hun
kinderen. Dit in samen-
werking met de gemeen-
te. Ouders en scholen
zijn uitgenodigd. Ouders
kunnen vragen stellen
aan leerkrachten en
scholen. Meningen
worden uitgesproken.
De verwachtingen van ouders
en scholen lopen uiteen en er
zijn communicatieproblemen.
Ouders besteden het kind uit
aan de school en hebben een
houding van ‘ik weet niets,
dus niet mee bemoeien’. Ze
horen steeds: ‘het gaat goed,
het gaat goed’, maar dan
krijgt het kind een vmbo-
advies, terwijl de ouders een
veel hoger advies verwach-
ten.
Het platform is in gesprek
met scholen hoe leerkrachten
kunnen leren in gesprekken
rekening te houden met
allochtonen. Het platform heeft Lagerhuis-
debatten gehouden en
gesprekken gevoerd met
scholen over de attitudes, de
wederzijdse verwachtingen
en wat nodig is om tot een
betere samenwerking tussen
scholen en ouders te komen.
Dit in de vorm van individue-
le gesprekken of een rondeta-
felgesprek met verschillende
scholen samen.
Leden van het platform
hebben trainingen van
FORUM gevolgd om te
leren hoe ze scholen
moeten benaderen en
brieven te schrijven. Deze
bijeenkomsten hebben voor
meer feeling in de groep
gezorgd.
Het uitgangspunt is: de
leden van het platform
werken 40 uur per
week, daarom moeten
de taken goed worden
verdeeld.
Men heeft de intentie
om 47 scholen te
benaderen. Bij de
werving is begonnen
met scholen van eigen
kinderen. Inmiddels 12
scholen geworven.
Op 2 vo-scholen
waarmee intensief
contact is, is al een
contactouder. Willen
dit op alle scholen
waarmee contact is,
introduceren.
Men heeft voor
directeuren van
scholen een etentje
georganiseerd. Van de
29 die zijn uitgenodigd
zijn er 21 gekomen.
Het platform wil
segregatie tegengaan.
In samenwerking met
de gemeente wil men
proberen de scholen
meer te mengen. Er
is aandacht voor
diversiteitsbeleid.
Leden van het
platform zijn actief
en zichtbaar aanwe-
zig bij activiteiten; ze
deden bv. ook mee
aan het Wereldkin-
derfestival.
Zij schrijven scholen
aan dat ze een dag
willen organiseren
met allerlei culturele
activiteiten. Het doel
is de binding met de
cultuur (van de
kinderen) te verster-
ken en verschillende
culturen te laten zien.
Er was een zeer hoge
opkomst van 400
personen uit het
basisonderwijs.
79
Lokaal platform Structuur Cultuur Bereidheid Vaardigheid Strategie Kwaliteit
6. Rotterdam
Gestart in 2006.
12–13 leden van
diverse nationalitei-
ten, o.m. Marokko,
Turkije, Kaapver-
dië, Suriname.
Met de samenstel-
ling van het plat-
form wil men een
afspiegeling zijn
van de lokale
gemeenschap.
De helft van de
leden is actief
in onderwijs en
welzijnswerk.
In Rotterdam zijn veel
organisaties actief op het
terrein van ouderbetrok-
kenheid. Stichting De
Meeuw houdt zich al
bezig met ouderbetrok-
kenheid van allochtone
ouders.
De keuze is gemaakt dat
het platform zich richt op
het vergroten van
ouderparticipatie.
Het platform heeft een
vergaderruimte bij het
Platform Buitenlanders
Rijnmond.
Deel van de leden is
werkzaam in het wel-
zijnswerk en bij de
lokale overheid.
Men vergadert 1 keer in
de 6 weken. Men werkt
samen met gemeente
Rotterdam, Stichting De
Meeuw en het Onder-
wijsopbouwwerk.
Er gebeurt heel veel in
Rotterdam wat betreft
het versterken van de
ouderbetrokkenheid van
(allochtone) ouders in
het onderwijs. Scholen
en ouders worden
overspoeld met een
breed aanbod. De
gemeente Rotterdam
(afdeling Jeugd, Onder-
wijs en Samenleving) is
een stedelijk ouderplat-
form gestart.
Ouders en scholen
zeggen te vaak ook dat
ze geen problemen
hebben met ouderbe-
trokkenheid en
-participatie. Allochtone
ouders hebben de
houding van ‘daar heb je
je als ouder niet mee te
bemoeien.’
Ze weten niet wat de
verwachtingen zijn.
Scholen zitten niet te
wachten op allochtone
ouders.
Er is een bijeenkomst belegd
voor zo’n 35 ouders. De
boodschap was dat je je als
ouders best met de school
mag bemoeien.
Resultaten van de inspannin-
gen: één allochtone ouder
heeft zich aangemeld voor de
GMR. Dit wordt door het
platform als een succes
gezien.
Schoolteams willen met name
lesgeven; het platform wijst
scholen er op dat ze ook een
opvoedende taak hebben. Het
platform wil dat scholen zich
openstellen voor de wensen
van de ouders. Scholen willen
echter geen betweters over de
vloer, willen niet dat het
platform slapende honden
wakker maakt.
Men heeft contacten met 4
basisscholen en 4 scholen
voor vo.
Een directeur van een
basisschool heeft een
beroep op hen gedaan om
te adviseren. Contact is
gelegd via de ouderconsu-
lent van deze school die
zitting heeft in het lokale
platforms.
Een lid van het platform
dat werkzaam is bij
Platform Buitenlanders
Rijnmond heeft via deze
organisatie een projectsub-
sidie gekregen van de
gemeente Rotterdam om de
ouderparticipatie op een
basisschool te stimuleren.
Via rollenspelen worden
ouders getraind om in de
ouderraad en de MR te
participeren en over hun
ervaringen te reflecteren.
Het doel is de vorming van
een ouderraad en een MR
als stevige ‘counterpart’
van de directie.
Het is de bedoeling om in
samenwerking met Pabo
Rotterdam en stichting
Reflex gastcolleges te
geven op de Pabo.
Scholen bewust maken
dat het bij professio-
neel gedrag hoort om
open te staan voor
feedback, voor ouders
van andere culturen en
kunnen omgaan met
verschillen tussen
ouders. Samen met de
ouderconsulent van de
school (die ook zitting
heeft in het platform)
is men op zoek gegaan
naar een aanpak om
ouders te motiveren
om niet alleen maar
hand- en spandiensten
te verrichten, maar hen
ook te laten meebeslis-
sen over het beleid van
de school.
Daarnaast wil men
stimuleren dat de
school ook meer gaat
samenwerken met
zelforganisaties die de
integratie en participa-
tie van ouders in de
buurt stimuleren.
Het platform wil dat
ouders en scholen
partners zijn.
Sterke punten: ze
kennen het veld heel
goed, ze kennen de
beleidsmedewerkers
van de gemeenten.
Ze kunnen snel
reageren en hebben
knowhow.
80 Lokaal platform Structuur Cultuur Bereidheid Vaardigheid Strategie Kwaliteit
7.Schiedam
Werkzaam sinds
2006.
Platform heeft 17
leden: 12 actieve
en 5 passieve leden
Grote intrinsieke
motivatie van
hoogopgeleide
platformleden;
deze zijn werk-
zaam in het
onderwijs, beleid,
en de communica-
tie.
‘Scholen wat
willen jullie
eigenlijk van
ouders?’
Vergaderruimte in het
stadhuis. Na zo’n twee
jaar heeft men de zaken
op de rails en is er meer
duidelijkheid over de
plaats binnen het netwerk
van organisaties.
Er zijn contacten gelegd
met basisscholen (brede
school, ouderconsulent;
hoe kunnen we vaders
bereiken?) en een school
voor voortgezet onder-
wijs.
Het platform ervaart te
weinig binding met
FORUM: men hoort te
weinig van het landelijk
platform en wat er speelt
in andere platforms. Dit
zou veel meer interactief
moeten zijn, men zou
veel meer (digitaal) van
elkaar moeten leren.
Landelijk moet men veel
meer vragen wat de
platforms willen en veel
meer faciliteiten ter
beschikking stellen.
Er is bijna geen commu-
nicatie tussen ouders en
school. De cultuur op
scholen is dat kritische
(allochtone) ouders als
vervelend en bedreigend
worden ervaren.
Men probeert aanbodge-
stuurd te werken. The-
ma’s zijn: transculturele
communicatie en meer
ouders in MR en OR.
Scholen zijn bang om
PAOO binnen te laten.
‘Scholen vergeten nogal
eens dat we vrijwilligers
zijn, in de eigen tijd
vergaderen, hulp en
faciliteiten nodig hebben.
Het is probleem: ouders
willen wel, maar weten
niet hoe. ‘Ouders kijken
vooral naar de ogen van
de docenten, durven niks
te vragen.’
In februari 2007 zijn alle
scholen in Schiedam
aangeschreven om
contact te leggen: geen
reactie.
September 2007 opnieuw
alle scholen aangeschre-
ven: 2 reacties met een
hulpvraag van scholen.
Probleem: scholen zien
allochtone ouders en het
platform (nog) niet als
partners.
Scholen zijn gesloten
organisaties.
Scholen zeggen wel dat
ze met ouders en het
platform willen, maar
reageren negatief en
defensief als ouders en
het platform contact
zoeken.
Onduidelijkheid bij
scholen wat ze zelf onder
ouderbetrokkenheid
verstaan en wat ze daar
mee willen.
Weinig of geen bereid-
heid bij scholen om een
ouderbeleid te ontwikke-
len.
Ouders willen wel
participeren, maar ze
weten niet hoe.
Platform wil een brug
slaan tussen ouders en
school: educatief partner-
schap.
De visie van het platform
is: signalen van scholen
en ouders opvangen, als
denktank/sparringpartner
van ouders en school
fungeren; een brug slaan,
partijen dichter bij elkaar
brengen.
Contacten met Dienst
Educatie & Welzijn. Het
platform is ingebed in het
bredeschooloverleg; 2
keer per jaar overleg.
Contacten met consulent
VVE, gemeente Rotter-
dam.
Er is een duidelijke visie
en doelen|: de communi-
catie tussen ouders en
school dient veel meer
kindgericht te worden.
Van VVE naar v.o. moet
er een doorgaande lijn
zijn in het beleid m.b.t.
ouderbetrokkenheid
/participatie.
Intakegesprekken met
ouders i.p.v. de klassikale
benadering aan het begin
van het schooljaar. Geen
10-minutengesprekken
maar half-uurgesprekken.
3 keer per jaar ouderge-
sprekken, gekoppeld aan
rapportbesprekingen.
Huisbezoek om bv. Cito-
toetsen te bespreken.
Schoolteams moeten
consequent meer tijd aan
ouders besteden. Instellen
van ouderconsulent.
Meer maatwerk, ouders
en scholen moeten veel
meer van elkaar leren;
overheid moet veel meer
postbus 51 activiteiten
ontplooien; meer ouders
in het schoolbestuur.
81
Lokaal platform Structuur Cultuur Attitude Vaardigheid Strategie Kwaliteit
8. Tilburg
Platform actief
sinds december
2007.
17 leden (afkom-
stig uit Suriname,
Turkije, Marokko
en de Antillen.
Zo’n 5 –6 leden
zijn actief.
‘Bij tegenslagen
de uitgezette lijn
voor ogen hou-
den.’
De Twern is een organisa-
tie voor maatschappelijke
diensten in Tilburg en
regio. Deze houdt zich
onder andere bezig met
opvoedingsondersteuning
en het vergroten van de
betrokkenheid van ouders
bij het onderwijs. Het
platform probeert zich een
plaats te verwerven in het
begeleidingsaanbod binnen
de gemeente. Bestuur en
leden vergaderen 1 keer in
de 3 weken. Twee leden
zijn werkzaam bij het
Centrum voor Buitenland-
se Vrouwen, waar de
vergaderingen plaats
vinden. Via deze leden
wordt het platform ook
uitgenodigd deel te nemen
aan activiteiten over
ouderbetrokkenheid.
Het platform heeft met 8
scholen contact. Met 4
scholen (1 VVE, 1 bao en
2 vo) zijn activiteiten
georganiseerd. Laatste
bijeenkomst was een
verdiepingsavond, novem-
ber 2008. Aanwezig: 2
leden van 2 schoolteams,
25 ouders, leden platform
en gemeente.
Het platform stopt eind
2009. Misschien daarna
professionaliseren,
afhankelijk van welwil-
lendheid van leden.
Platform wil activiteiten
ontplooien op het gebied
van communicatie (om-
gaan met andere normen
en waarden), voorlichting
geven over het Nederland-
se schoolsysteem en
inloopochtenden organise-
ren.
De werving van nieuwe
leden is een vast agenda-
punt tijdens platformver-
gaderingen. Men is
gedreven bezig: ‘Overal
waar we komen proberen
we nieuwe leden te werven
voor het platform’.
Er is voor het werven van
nieuwe leden contact
gezocht met allochtone
zelforganisaties.
Leden van het platform
hebben in eerste instantie
contact opgenomen met
(probleem)scholen;
telefonisch, want via de
mail werkt niet.
Leden van het platform
beschikten niet over de
vaardigheden om efficiënt
contacten te leggen met
scholen. Het maken van
een eerste afspraak heeft
drie maanden geduurd. Bij
scholingsdagen van
FORUM is het plan van
aanpak voor de benadering
van scholen besproken.
Men probeert bij tegensla-
gen de uitgezette lijn voor
ogen te houden en resul-
taatgericht te werken.
Forum zorgt voor onder-
steuning: geeft subsidie
(€5000 per jaar) welke
vooral gebruikt wordt voor
de vergaderlocatie.
De projectmedewerker van
FORUM die altijd bij
vergaderingen aanwezig
is, zorgt voor continuïteit
van het project.
82 Lokaal platform Structuur Cultuur Bereidheid Vaardigheid Strategie Kwaliteit
9. Utrecht
Werkzaam sinds
2006.
4-5 actieve leden; 4-
5 niet actieve leden.
Voorzitter is jurist
met adviseurserva-
ring.
‘Kracht van het
lokale platform is het
netwerk.’
Wil een duurzame
samenwerkingsrela-
tie met scholen
opstarten en daar
planmatig aan
werken.
Uitdaging: doorbre-
ken van problemen
die inherent zijn aan
vrijwilligerswerk:
kwaliteit, continuï-
teit.
Het landelijk platform
heeft geen toegevoegde
waarde voor het lokale
platform, faciliteert het
niet.
De leden van het lokale
platform spannen zich in
om netwerken te ont-
wikkelen, contacten te
leggen met de afdeling
onderwijs en de wethou-
der.
Men tracht te participe-
ren in lopende projecten,
bv. bij de kruisbestuiving
van witte gymnasia en
zwarte vmbo’s.
Het lokale platform is
echter te klein om
effectief te kunnen
functioneren (te weinig
resources).
‘Zonder FORUM zijn
we nergens, maar we
krijgen van hen te weinig
professionele support.’
Het platform wil haar
leden verbinden aan een
‘code of conduct’ om
kwaliteit te leveren.
Visie platform op
schoolcultuur: scholen
willen pas met ons
samenwerken als ze
voordeel zien, als we
hun pijn kunnen wegha-
len.
Doel is het vergroten van
het bewustzijn van
nieuwe docenten door
gastlessen te geven op
lerarenopleiding en
Pabo.
Van belang is om de
media goed te gebruiken
om bekendheid aan het
platform te geven. ‘De
gemeente, welzijnsin-
stanties, scholen en
ouders moeten je
kennen. Je bent een
interessante vertegen-
woordiger die praat met
beleidsbepalers op het
ministerie. Je moet een
verhaal hebben. Hebben
jullie ruimte? Hebben
jullie kopij nodig? Je
moet de code kennen.’
Er is contact opgenomen
met een zwarte school;
in een open gesprek is
gevraagd waar het
platform mee kon
helpen. In overleg met
de directie is vastgesteld
dat er grote gaten in het
ouderbeleid zitten. De
school heeft een pro-
jectmanager aangesteld
en is het aanspreekpunt
van het platform.
Ouders in het platform
dienen over de kwalitei-
ten te beschikken om
zelfstandig een gesprek
te voeren met een
schooldirecteur.
Hoe start je een samen-
werking met een school?
Voorzitter van het
platform gaat een cursus
bij de VOO volgen. Hij
wil deze cursus vervol-
gens voor andere
platforms geven.
Het doel is om vanuit
een visie op educatief
partnerschap (‘ideeën-
plaatje’ op basis waarvan
activiteiten ontwikkeld
kunnen worden) strate-
gieën te ontwikkelen.
Verhogen ouderbetrok-
kenheid; samenwerking
met scholen realiseren;
Belangrijk dat het in het
schoolplan wordt
opgenomen
Focus op zwarte school
die aan het verwitten is
en school met alleen
vmbo.
Aandachtspunten:
ouderbetrokkenheid op
de agenda zetten bij
scholen (en andere
instanties), stimuleren
dat huisbezoeken worden
afgelegd, certificeren
van oudervriendelijke
scholen, segregatie
tegengaan, stimuleren
aanstelling van meer
allochtone leerkrachten.
Leden van het platform
bereiden zich zeer goed
voor op de gesprekken
met scholen. Geven
presentaties/gastcolleges
op de lerarenopleiding.
Men onderkent dat het
een langdurig proces is
om iets te bereiken wat
betreft beleidswijzigin-
gen van scholen.
Men wil het eigen
netwerk uitbreiden om
het aantal leden van het
platform te vergroten.
Het is lastig de juiste
mensen te vinden die
willen/kunnen praten
met directies, leraren en
ouders. Het liefst goed
opgeleide mensen.
83
Lokaal platform Structuur Cultuur Attitude Vaardigheid Strategie Kwaliteit
10. Venlo
Werkzaam sinds
2006.
Leden: 18-20 ouders,
waarvan de helft
actief is.
‘We beginnen klein
en denken groot; dan
komt het allemaal
goed.’
Het platform vergadert 1
keer in de maand. Het
aantal aanwezige leden
wisselt in verband met
werksituatie.
Het platform heeft een
uitgebreid netwerk: veel
contacten met stichtin-
gen en maatschappelijke
organisaties in nabije
omgeving op het gebied
van onderwijs en zorg.
De ouders gebruiken het
netwerk op de scholen
van hun kinderen om
ook met doorsnee ouders
contact te l eggen over
het platform.
De wethouder onder-
steunt de activiteiten van
het platform. Is zelf
initiatiefnemer voor
‘Kleurrijk Venlo’ met als
doel de samenleving
meer kleur te geven,
Samen met ‘Kleurrijk
Venlo’ heeft het plat-
form discussie-avonden
georganiseerd, waarbij
niet alleen ouders, maar
ook gemeenteraadsleden,
en leden van de Provin-
ciale Staten aanwezig
waren.
De scholen zijn erg
enthousiast over de
activiteiten van het
platform. Het platform
organiseert 2 keer per
jaar bijeenkomsten die
gemiddeld bezocht
worden door 30-40
ouders. Op deze bijeen-
komsten worden ouders
geïnformeerd en bewust
gemaakt van het belang
van ouderparticipatie.
Leden van het platform
ervaren de studiedagen
van FORUM, waar
knelpunten en mogelijke
oplossingen voor hun
werkzaamheden worden
besproken, als zeer
positief.
Het platform heeft
allereerst de scholen van
de kinderen van de leden
benaderd. Met 7 scholen
(4 bao en 3 vo). zijn er
intensieve contacten
Tijdens gesprekken met
scholen draagt het
platform instrumenten
aan uit de database van
PAOO die de scholen
kunnen gebruiken om
hun relatie met allochto-
ne ouders te verbeteren.
Het platform vervult een
intermediaire functie.
Het platform wil ouders
in de eigen taal informe-
ren over het belang van
ouderbetrokkenheid en
-participatie.
Het platform geeft
voorlichting over het
onderwijssysteem, leert
ouders om het onderwijs
van hun kinderen
kritisch te volgen en wil
de communicatie tussen
school en ouders
verbeteren.
Het platform organiseert
in samenwerking met
scholen voorlichtings-,
debat- en discussieavon-
den over achterstanden,
diversiteitsbeleid.
schooluitval en betrok-
kenheid allochtone
ouders.
84
Bijlage 2 – Geraadpleegde literatuur
Alting, D, Bouwens, J., & Keijsers, J. (2003). Het evalueren van community interven-
ties. Resultaten en conclusies van een reviewstudie naar onderzoeksmethoden en
meetinstrumenten. Utrecht: NIGZ/Centrum voor Review & Implementatie.
Berkman, L., & Glass, T. (2000). Social integration, social networks, social support,
and health. In L. F. Berkman & I. Kawachi (Eds.), Social epidemiology (pp. 137-
173). New York: Oxford University Press.
Bracht, N. (Eds.) (1999). Health promotion at the community level. New advances.
Thousand Oakes: Sage publications.
Bronneman-Helmers, H., & Taes, C. (1999). Scholen onder druk. Sociale en culturele
studies 28. Den Haag: SCP.
Davies, D., & Johnson, V. (Eds.) (1996). Crossing boundaries with action research: A
multinational study of school-family-community collaboration. International
Journal of Educational Research, 25, (1), 75-105.
Epstein, J. (2001). School, family and community partnerships. Preparing educators
and improving schools. Boulder, CO: Westview Press.
FORUM (2005). Projectplan Platform Allochtone Ouders en Onderwijs (PAOO).
Utrecht: FORUM.
Harting, J., & Assema, P. van (2007). Community projecten in Nederland. De eeuwi-
ge belofte? Groningen: Universiteit Groningen.
Heaney CA, Israel BA. 2002. Social networks and social support. In: Health Behavior
and Health Education: Theory, Research and Practice (Glanz K, Rimer BK,
Lewis FM, eds). San Francisco:John Wiley & Sons, Inc., 185-209.
Ho Sui Chu, E. (2007). Building trust in elementary schools: the impact of home
school community collaboration. International Journal about Parents in Educati-
on, 1, (0), 8-20.
Karsten, S., Jong, U. de, Ledoux, G., & Sligte, H. (2006). De positie van ouders en
leerlingen in het governancebeleid. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut.
Koelen, M., Vaandrager, L., & Colomer, C. (2001). Health promotion research: Di-
lemmas and challenges. Journal of Epidemiology and Community Health, 55,
257-262.
Landelijk Platform Allochtone Ouders & Onderwijs (2008a). Betrokken ouders, open
scholen. Utrecht: FORUM.
Landelijk Platform Allochtone Ouders & Onderwijs (2008b). Betrokken ouders, open
scholen. Verslag landelijk congres PAOO, zaterdag 31 mei 2008. Utrecht: FO-
RUM.
Luijpers, E., & Keijsers, J. (2001). Participatie. Tijd voor gezond gedrag: Bevorderen
van gezond gedrag bij specifieke groepen. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
85
Martinez-Gonzalez, R., & Rodriquez-Ruiz, B. (2007). Assessing parents’ satisfaction
with their parental role for a more effective partnerships between families and
schools. International Journal about Parents in Education, 1, (0), 21-29.
Miles, M., & Huberman, A. (1994). Qualitative data analysis: An expanded source-
book. Thousand Oaks: Sage Publications.
Ministerie van OCW (2005). Brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Weten-
schap, 14 november 2005. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en We-
tenschap.
Mittelmark, M. (2001). Investing in communities: principle, panacea or placebo?
TSG-Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen, 79, 532-535.
Montandon, C. (1997). Les familles et l’ecole ou panacee? Genève: Université de
Genève.
Onderwijsraad (2006a). Duurzame onderwijsrelaties. Hoe kan partnerschap tussen de
school en de omgeving verantwoord vorm krijgen? Den Haag: Onderwijsraad.
Onderwijsraad (2006b). Een vlechtwerk van opvang en onderwijs. Den Haag: Onder-
wijsraad.
Onderwijsraad. (2007). Onderwijs en sociale samenhang: De stand van zaken. Den
Haag: Onderwijsraad.
PAOO. Betrokken ouders, open scholen. Visie op een betere samenwerking tussen
allochtone ouders en leerkrachten), zoals: Utrecht: PAOO, 2008.
PAOO (2005). Projectplan Platform Allochtone Ouders en Onderwijs (PAOO).
Utrecht: FORUM.
PAOO (2006). Notulen eerste kennismakingsbijeenkomst, Landelijk Platform Alloch-
tone Ouders en Onderwijs, d.d. 20 mei 2006 te Utrecht. Utrecht: FORUM.
PAOO (2008a). Betrokken ouders, open scholen. Visie op een betere samenwerking
tussen allochtone ouders en leerkrachten. Utrecht: FORUM/PAOO.
PAOO (2008b). Betrokken ouders, open scholen. Verslag landelijk congres PAOO,
31 mei 2008. Utrecht: FORUM/PAOO.
PAOO (2008c). Notulen. Bijeenkomst Landelijk Platform Allochtone Ouders en On-
derwijs, d.d. 14 juni 2008 te Utrecht. Utrecht: FORUM.
PAOO (2009). Hoofdlijnen activiteitenplan PAOO 2009. Platform Allochtone Ouders
en Onderwijs. Utrecht: FORUM.
Pelkmans, T., & Smit, F. (2000). Op weg naar zelfsturende teams in schoolorganisa-
ties; een oriënterend onderzoek in het middelbaar beroepsonderwijs. In J. Benders
& P. van Amelsvoort (Eds.), Zelfsturende teams in de dienstverlening (pp. 61-70).
Utrecht: Uitgeverij LEMMA.
Quinn, R. (1988). Beyond rational management. San Francisco/London: Jossey-Bass.
Ravn, B. (2003). Cultural and political divergences in approaches to cooperation
between home, school and local society in Europe. In S. Castelli, M. Mendel & B.
Ravn (Eds.), School, family, and community partnership in a world of differences
and changes (pp. 9-18) Gdansk: University of Gdansk.
86
Rychetnik, L., Frommer, M., Hawe, P., & Shiel, A. (2002). Criteria for evaluating
evidence on public health interventions. Journal of Epidemiology and Community
Health, 56, 119-127.
Smit, F., & Driessen, G. (2005). Parent-school-community relations in a changing
society: Bottlenecks, pitfalls and solutions. In R.-A. Martínez-Gonzáles, Ma. del
Henar Pérez-Herrero & B. Rodríguez-Ruiz (Eds.), Family-school-community
partnerships merging into social development (pp. 171-190). Oviedo: Grupo SM.
Smit, F., Sleegers, P., & Driessen, G. (2005). Ervaringen met zelfsturing binnen de
BVE-sector en het voortgezet onderwijs In Handboek Schoolorganisatie en On-
derwijsmanagement (pp. E4500-1-29). Alphen aan den Rijn: Samsom H.D.
Tjeenk Willink.
Smit, F., Esch, W. van, & Tiebosch, C. (1998). Oog voor intercultureel onderwijs.
Handreikingen. Nijmegen: ITS.
Smit, F., Driessen, G, Sluiter, R., & Brus, M. (2007). Ouders, scholen en diversiteit.
Ouderparticipatie en –participatie op scholen met veel en weinig achterstands-
leerlingen. Nijmegen: ITS.
Smit, F., Driessen, G, Sluiter, R., & Brus, M. (2008). Ouders en innovatief onderwijs.
Ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie op scholen met vormen van ‘nieuw le-
ren’. Nijmegen: ITS.
Smit, F. (1991). De rol van ouderparticipatie in het basisonderwijs. Een onderzoek
naar vorm, inhoud en effecten van ouderparticipatie in het basisonderwijs. Nij-
megen: ITS.
Stoker, J. (1998). Leidinggeven aan zelfstandige taakgroepen. Proefschrift. Enschede:
Universiteit van Twente.
Vlaar, P, Liefhebber, S. (2002). Coördinatie Vrijwilligerswerk. Taak- en competen-
tieprofiel. Utrecht: NIZW.
Wissema, J., Bouts, W., & Rutgers, B. (1996). Medezeggenschap op maat, van toet-
sende naar interactieve medezeggenschap. Assen: Van Gorcum.
Woudstra, M. (2008). Aan de slag! Instrumenten om de actieve betrokkenheid van
allochtone ouders bij het onderwijs te vergroten. Utrecht: FORUM/PAOO.
Wit, C. de (2009, in druk). Partnerschap tussen ouders en school. In F. Smit (Ed.),
Modernisering relatie ouders en school. Den Haag: Sdu Uitgevers.