Transcript
Page 1: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016Metropoolregio AmsterdamOktober 2016 amsterdam economic board

Page 2: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

2

Colofon Universiteit van Amsterdam

Top Instituut for Evidence Based Education

Research (TIER)

Roetersstraat 11

1018 WB Amsterdam

Telefoon: +31 (0)20 5254311

www.tierweb.nl

Iryna Rud, Wim Groot, Henriëtte Maassen van den

Brink

Met dank aan

Annelies Spork, Ronald Koen (EZ Amsterdam),

Ilja Cornelisz (UvA tot 1.6.2016)

UWV, ROC van Amsterdam, HvA, Platform

Regionale Economische Structuur (PRES),

Gemeente Amsterdam (EZ) en de stuurgroep

Human Capital van de Amsterdam Economic

Board.

.

Page 3: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Inhoud

1 Inleiding 4

2 Definities 8

3 Arbeidsmarktbalans in de MRA 103.1 Beschrijving MRA-populatie en arbeidsmarkttoestanden 103.2 Ontwikkeling arbeidsmarkttoestanden in de periode 2012 - 2014 123.3 Beschrijving arbeidsmarktdynamiek in de periode 2012 - 2014 173.3.1 Arbeidsmarktdynamiek naar regio 183.3.2 Arbeidsmarktdynamiek naar leeftijd 203.3.3 Arbeidsmarktdynamiek naar opleidingsniveau 223.3.4 Arbeidsmarktdynamiek naar sector 283.3.5 Arbeidsmarktdynamiek naar opleidingsniveau en sector 38

4 Aansluiting Onderwijs en Arbeidsmarkt 494.1 Onderwijsdeelname in de MRA 494.2 Succes en aansluiting op arbeidsmarkt 53

5 Mobiliteit op de MRA-arbeidsmarkt 575.1 Arbeidsmarktkansen vanuit de WW 575.2 Uitstroom uit de WW naar een andere sector 59

6 Personen met een migrantenachtergrond in de MRA in 2013-2014 646.1 Onderwijs deelname en succes 646.2 Arbeidsmarkt: aansluiting, participatie en succes 67

7 Enquête Beroepsbevolking (EBB): trends in de MRA voor 2015 737.1 Arbeidsmarktontwikkelingen in 2015 737.2 Inzoomen op deelgroepen in de MRA-populatie 75

8 Samenvatting hoofdbevindingen 77

Page 4: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

4

1 Inleiding

De Metropoolregio Amsterdam (MRA) is een regio met een sterke en samenhangende regionaal-economische structuur. Met een beroepsbevolking van circa 1,5 miljoen personen en een Bruto Regionaal Product van ongeveer €80 miljard is de MRA een kleine, maar sterke Europese topregio (Amsterdam Economic Board, 2013). In de Economische Verkenningen voor de Metropoolregio Amsterdam (MRA) wordt geconstateerd dat de economische vooruitzichten voor de MRA verbeteren. Het rapport geeft aan dat het aantal werkzame personen in 2015 voor het eerst sinds de recessie weer toeneemt, maar dat de werkloosheid onverminderd hoog blijft. In 2016 telt de MRA circa 100 duizend werklozen, ongeveer 7.7% van de beroepsbevolking. In 2015 en 2016 blijft het werkloosheidspercentage gelijk. Dit komt onder andere doordat het aantal werkzame personen en het aantal werkzoekenden in gelijke mate toenemen. Daarmee blijft het werkloosheidspercentage in de MRA wel boven het landelijk gemiddelde (Economische Verkenningen Metropoolregio Amsterdam, 2016). De neergang in de conjunctuur heeft in de afgelopen jaren tot een toename van de werkloosheid geleid. Wanneer de economische groei laag blijft kan deze conjuncturele werkloosheid een structureel karakter krijgt. Daarentegen kunnen het herstel van de economische groei en de demografische ontwikkelingen op termijn mogelijk tot personeelstekorten leiden. Bovendien blijft het probleem bestaan dat er veelal niet voldoende en goed opgeleid personeel direct en op het juiste moment beschikbaar is, waardoor er sprake is van frictiewerkloosheid. De aansluiting tussen onderwijs, arbeidsaanbod en arbeidsvraag is niet altijd optimaal (Werk Maken van Talent. Masterplan, Amsterdam Economic Board, 2013). In de Metropoolregio Amsterdam is er in sommige sectoren, en op sommige niveaus, een mismatch tussen gevraagde en geboden vaardigheden. Naast activerend arbeidsmarktbeleid dat in gang is gezet door de stuurgroep Human Capital van de Amsterdam Economic Board, is in 2013 een monitoring instrument ontwikkeld dat dient om de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en in het onderwijsaanbod te volgen en zonodig beleid bij te sturen. Doel Om de aansluiting tussen onderwijs- en arbeidsmarkt binnen de MRA te kunnen verbeteren is inzicht in de trends en ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en op de (dis)balans tussen onderwijs, arbeidsaanbod en arbeidsvraag van groot belang. Hierdoor kunnen knelpunten vroegtijdig worden gesignaleerd en kan sneller en effectiever beleid worden gevoerd. Daarom hebben het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, de Amsterdam Economic Board (AEB) en het Platform Regionale Economische Structuur (PRES)1 in 2013 besloten een Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor

1 Deelnemers aan de PRES zijn de gemeenten Amsterdam, Almere, Amstelveen, Haarlem, Haarlemmermeer, Hilversum, Lelystad, Zaanstad, de regio IJmond en de provinciën Flevoland en Noord-Holland.

Page 5: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

5

te ontwikkelen. Deze monitor brengt verschillende dimensies van (dis)balans tussen onderwijs, arbeidsaanbod en arbeidsvraag in kaart en signaleert voor welke “subgroepen er relatief meer disbalans lijkt te zijn". De monitor beschrijft de onderwijs- en arbeidsmarktontwikkelingen in de MRA. De monitor is echter niet primair bedoeld om voor deze ontwikkelingen verklaringen aan te dragen. Hiermee vormt de monitor een neutrale basis om, zowel adaptief als proactief, de (kosten)effectiviteit van het onderwijs- en arbeidsmarktbeleid te vergroten. Door de wijze waarop het monitoringsinstrument is opgezet, is het ook mogelijk op termijn voor de afzonderlijke partners van de MRA breed aparte deelverzamelingen te analyseren, die van belang zijn voor de verschillende arbeidsmarktregio’s. Volgsysteem Om de onderwijs- en arbeidsmarkt in kaart te brengen is een volgsysteem ontwikkeld door het Top Institute for Evidence Based Education Research (TIER) van de Universiteit van Amsterdam (UvA). Het gebruik van CBS registratiegegevens in de monitor maakt het mogelijk om de onderwijs- en arbeidsmarktcarrières te volgen van alle (geregistreerde) personen woonachtig in de MRA. Het volgsysteem komt tot stand door een unieke koppeling van verschillende CBS-gegevensbestanden waardoor informatie over de onderwijs- en arbeidsmarkt integraal, gedetailleerd, longitudinaal en voor relevante subgroepen beschikbaar kan worden gemaakt. De pilot Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor is in 2014 verschenen. In 2015 is het eerste volledige monitorrapport gepresenteerd, met informatie ontleend aan de registratiebestanden van het CBS over de ontwikkelingen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt voor de jaren 2012 en 2013. In de Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2015 is daarnaast met behulp van steekproefgegevens van de Enquête Beroepsbevolking (EBB) een doorkijkje gegeven voor 2014. Voor u ligt het rapport van de Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016. In dit rapport worden de gegevens uit het vorige rapport aangevuld met registratiegegevens voor 2014 en met gegevens uit de Enquête Beroepsbevolking 2015. Hiermee kunnen ontwikkelingen over een langere reeks van jaren in beeld worden gebracht, waardoor trendmatige ontwikkelingen duidelijker waarneembaar zijn. Daarnaast wordt de Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor uitgebreid met nieuwe reeksen, onder andere over migranten op de arbeidsmarkt en over de intersectorale mobiliteit op de MRA arbeidsmarkt. Onderzoekspopulatie Dit onderzoeksrapport richt zich op alle personen die vanaf 2012 als woonachtig in de MRA geregistreerd staan. De aansluiting tussen onderwijs- en arbeidsmarkt voor de jaren 2012, 2013 en 2014 is in kaart gebracht voor de gehele populatie door gebruik te maken van CBS-registratiebestanden. Hiertoe is per kwartaal op een vaste peildatum (i.e. 15 februari, 15 mei, 15 augustus en 15 november) de onderwijs- en arbeidsmarktsituatie van alle personen bepaald. De diverse registratiebestanden voor 2015 zijn ten tijde van het opstellen van de monitor in 2016 nog niet beschikbaar. Daarom is de aansluiting tussen onderwijs- en arbeidsmarkt

Page 6: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

6

voor 2015 in kaart gebracht op basis van de Enquête Beroepsbevolking (EBB). De EBB is een steekproef die verzameld wordt gedurende het jaar, waardoor waarnemingen worden beïnvloed door economische ontwikkelingen. Hierdoor is de EBB niet het geschikte middel om de arbeidsmarktdynamiek in kaart te brengen. Bovendien zorgen de kleine steekproefaantallen voor subgroepen ervoor dat de uitspraken voor deze subgroepen niet betrouwbaar zijn. De uitkomsten van de EBB moeten daarom niet vergeleken worden met de meer betrouwbare geregistreerde uitkomsten, maar geaggregeerde EBB gegevens kunnen wel een voorzichtige indicatie zijn voor de ontwikkelingen in 2015 en 2016. Het monitorrapport Het monitorrapport verschijnt jaarlijks en de onderwijs- en arbeidsmarktbalans voor de MRA wordt beschreven tot december in het jaar daarvoor. Elk rapport bevat naast trendmatige beschrijvende informatie een aantal verdiepingsthema's. In deze versie van het monitor rapport is er speciale aandacht voor “mobiliteit op de MRA arbeidsmarkt” en “migranten op de arbeidsmarkt en in het onderwijs in de MRA”. De lezer die snel de belangrijkste bevindingen op een rij wil hebben, wordt verwezen naar hoofdstuk 8 waar de belangrijkste resultaten worden samengevat. Opvolging van de resultaten van de vorige editie van het monitorrapport Hieronder worden de belangrijkste conclusies uit de Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2015 nog eens benoemd. Daaronder wordt aangegeven hoe het huidige rapport hierop voortbouwt.

1. In vrijwel alle sectoren verruimde de arbeidsmarkt in de periode 2012-2013. Dit kenmerkt zich door een stijging van het aantal personen met een WW-uitkering ten opzichte van het aantal ontstane vacatures.

- In dit nieuwe monitorrapport wordt geanalyseerd of deze tendens zich gedurende 2014 heeft voortgezet. Hiervoor bekijken we hoe de (dis-) balans tussen vacatures en WW-uitkeringen zich verder heeft ontwikkeld.

2. Het middensegment op de arbeidsmarkt staat fors onder druk. Er ontstaan minder vacatures in dit segment, meer mensen belanden in de WW en ook jongeren met een middelbare opleiding komen moeilijk aan werk.

- In dit nieuwe monitorrapport krijgt deze bevinding bijzondere aandacht door de resultaten voor 2014 op te volgen en daarbij verder uit te splitsen naar verschillende mbo-niveaus.

3. De populatie in de bijstand in de MRA blijft constant. Langdurig werklozen komen onverminderd moeilijk aan duurzaam werk.

Page 7: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

7

- In dit nieuwe monitorrapport wordt de populatie van bijstandsgerechtigden wederom bekeken en worden resultaten tevens uitgesplitst naar verschillende leeftijdscategorieën.

4. De arbeidsmobiliteit van 55+ in de WW is zeer gering. Ook voor personen met

een migrantenachtergrond geldt dat de uitstroom vanuit de WW naar een baan relatief beperkt is.

- In het nieuwe monitorrapport is arbeidsmobiliteit een van de verdiepende thema’s en ondergebracht in een apart hoofdstuk. In dit hoofdstuk wordt voor verschillende opleidingsniveaus, sectoren en arbeidsverhoudingen geanalyseerd hoe kansen om uit de WW te stromen zich ontwikkelen.

5. Opvallend is de hoge intersectorale mobiliteit. Onduidelijk is waardoor dit precies

komt. Is er daadwerkelijk sprake van intersectorale mobiliteit, of blijft men in de sector behouden via een andere arbeidsverhouding? De uitzendbranche wordt tot een andere sector gerekend.

- In het nieuwe monitorrapport wordt in het speciale hoofdstuk over mobiliteit voor verschillende opleidingsniveaus, sectoren en arbeidsverhoudingen geanalyseerd hoe de intersectorale mobiliteit zich in 2012-2014 verder heeft ontwikkeld.

6. Ongeveer 20% van de jongeren van 23 t/m 26 jaar hebben geen betaalde baan

en ontvangen geen WW(B)-uitkering. Het merendeel van deze jongeren staat eveneens niet (meer) ingeschreven in het onderwijs.

- In het nieuwe monitorrapport wordt in het hoofdstuk over aansluiting

specifiek aandacht besteed aan de onderwijs- en arbeidsmarktparticipatie van jongeren van 23 tot en met 26 jaar.

Page 8: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

8

2 Definities

Er worden verschillende definities gebruikt in deze rapportage. Hieronder volgt een lijst van gebruikte indelingen, omschrijvingen en definities. Op een aantal plaatsen in het rapport zal worden verwezen naar de vijf regio’s (1 tot en met 5), de vijf opleidings-niveaus, de 21 bedrijfstakken of sectoren (A tot en met U) en de vijf sociaal-economische categorieën (1 tot en met 5) De duiding van deze indeling is hieronder te vinden. Metropoolregio Amsterdam Bestaat uit de regio's (1) Zuid-Kennermerland, (2) Groot-Amsterdam,

(3) Gooi- en Vechtstreek, (4) Zaanstreek-Waterland en (5) Flevoland. Leeftijdscategorieën 15-26jr, 27-34jr, 35-44jr, 45-54jr, 55+ Opleidings- en baanniveaus (ISCED 2011): Elementair Basisonderwijs [ISCED 2011 - niveau 1]

(vb. primair onderwijs) Lager Secundair onderwijs, midden [ISCED 2011 - niveau 2]

(vb. vmbo-bb, mbo1) Middelbaar Secundair onderwijs, hoog [ISCED 2011- niveaus 3-4]

(vb. havo/vwo, mbo2 t/m mbo4) Hoger Hoger onderwijs, eerste fase [ISCED 2011 - niveaus 5-6]

(vb. hbo bachelor) Wetenschappelijk Hoger onderwijs, tweede/derde fase [ISCED 2011 - niveaus 7-8]

(vb. wo master, doctoraal) Sectoren (SBI 2008) A Landbouw, bosbouw en visserij B Winning van delfstoffen C Industrie D Productie, distributie, handel in elektriciteit en aardgas E Winning/distributie van water; afval(water) beheer, sanering F Bouwnijverheid G Groot- en detailhandel; reparatie van auto’s H Vervoer en opslag I Logies-, maaltijd- en drankverstrekking J Informatie en communicatie K Financiële instellingen L Verhuur van en handel in onroerend goed M Advisering, onderzoek, special. zakelijke dienstverlening N Verhuur van roerende goederen, overige zakelijke dienstverlening O Openbaar bestuur, overheidsdiensten, sociale verzekeringen P Onderwijs Q Gezondheids- en welzijnszorg R Cultuur, sport en recreatie S Overige dienstverlening T Huishoudens als werkgever U Extraterritoriale organisaties en lichamen Vacature Openstaande vacature (bron: UWV Jobfeed) Baan Werknemer, directeur, grootaandeelhouder, zelfstandige, overig actief WW Ontvanger werkloosheidsuitkering Bijstand Ontvanger bijstandsuitkering (ABW/WWB) AO/Ziekte Ontvanger uitkering ziekte/arbeidsongeschiktheid

Overige sociale voorzieningen

Ontvanger sociale voorziening overig, inclusief restuitkeringsbedragen overige sociale verzekeringswetten en uitkeringen met onbekende herkomst, maar exclusief uitkeringen in het kader van Toeslagenwet.

Sociaal Economische Categorie Sociaal Economische Categorie van een persoon in een bepaalde

Page 9: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

9

(SECM) periode: (1) werkzaam, (2) WW-uitkering (3) bijstand uitkering, (4) overige uitkering en (5) schoolgaand met/zonder inkomen plus overig zonder inkomen.

Schoolgaand Scholieren/studenten in peiljaar in door overheid bekostigd onderwijs, of met studiefinanciering van de Nederlandse overheid (WSF) in overige onderwijsinstellingen (evt. buitenland).

Doorstromers Geëxamineerde in het vo en alle ingeschreven studenten binnen mbo, hbo en wo in het volgend schooljaar een inschrijving hebben in het bekostigd onderwijs.

Uitstromers Leerlingen (al dan niet met startkwalificatie) die in een volgend schooljaar niet ingeschreven staan in het bekostigd onderwijs.

Werkzaam Hiervoor gebruiken we de Sociaal Economische Categorie definitie: alle personen voor wie werk de belangrijkste inkomensbron is.

Migrant Persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Er wordt verder onderscheid gemaakt tussen personen die zelf in het buitenland geboren zijn (1e generatie) en personen die zelf in Nederland zijn geboren (2e generatie).

Page 10: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

10

3 Arbeidsmarktbalans in de MRA

3.1 Beschrijving MRA-populatie en arbeidsmarkttoestanden

De MRA telt circa 2.5 miljoen inwoners en kan worden ingedeeld in vijf arbeidsmarktregio’s: (1) Zuid-Kennemerland, (2) Groot-Amsterdam, (3) Gooi- en Vechtstreek, (4) Zaanstreek-Waterland en (5) Flevoland.2 Figuur 3.1 toont het aantal ingeschreven inwoners per regio in het eerste kwartaal van 2013. De figuur laat zien dat Groot Amsterdam met 1.18 miljoen inwoners ongeveer de helft van dit aantal voor haar rekening neemt en daarmee veruit het grootste deelgebied vormt. Zuid-Kennemerland en Flevoland zijn met 400.000 inwoners bijna even groot. De deelgebieden Zaanstreek-Waterland en Gooi- en Vechtstreek zijn de kleinste deelgebieden binnen de MRA, met respectievelijk 314.000 en 253.000 inwoners in het begin van 2013. Figuur 3.1 Inwoneraantallen(x1000) deelgebieden MRA – 2014-K4

2 De 5 arbeidsmarktregio’s tezamen omvatten 5 gemeenten die strikt genomen niet tot de MRA behoren:

Dronten, Noordoostpolder, Urk (Flevoland), Eemnes (Gooi en Vechtstreek) en De Ronde Venen (Groot-Amsterdam). Dit komt neer op ongeveer 7% van de totale MRA-bevolking. De keuze om arbeidsmarktregio’s te gebruiken volgt uit het regionale arbeidsmarktbeleid dat eveneens uitgaat van deze indeling.

Page 11: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

11

De arbeidsmarktontwikkelingen kunnen verschillen tussen de deelgebieden, bijvoorbeeld doordat de inwoners verschillende achtergrondkenmerken hebben. Daarom karakteriseert tabel 3.1 de MRA-populatie per deelgebied en het laat het tevens de ontwikkeling tussen 2013-2014 zien. Wat opvalt is dat het aantal geregistreerde inwoners binnen de MRA in het vierde kwartaal van 2014 iets is gestegen. De toename bedroeg circa 28.000 inwoners. Verder zijn Zuid-Kennemerland (ZK), Gooi- en Vechtstreek (GV) en Zaanstreek-Waterland (ZW) vergelijkbaar wat betreft demografische opbouw van de bevolking. Flevoland (FL) kenmerkt zich, ten opzichte van deze drie regio’s, door een gemiddeld iets jongere bevolkingsopbouw en een iets hoger percentage eerste- en tweedegeneratie migranten. Dit geldt in nog hogere mate het geval voor Groot-Amsterdam (GA). Tabel 3.1: Beschrijving ontwikkeling MRA populatie, naar regio – 2013-2014 Jaar 2013-K1 2014-K4

Regio 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5

Leeftijd:

Gemiddeld (%)

15 t/m 26 13.4 15.9 12.3 13.8 15.7 13.4 16.0 12.2 13.9 15.6

27 t/m 34 9.1 13.2 7.6 8.9 10.5 9.2 13.3 7.6 8.8 10.5

35 t/m 44 14.0 15.4 13.5 14.2 14.6 13.6 15.1 13.1 13.7 14.2

45 t/m 54 15.5 14.6 15.9 15.8 15.6 15.6 14.6 16.0 16.0 15.6

55-plus 31.2 24.4 33.1 30.1 23.0 31.6 24.7 33.7 30.7 23.8

Geslacht (%): Man 48.9 49.2 48.5 49.4 50.0 48.9 49.2 48.5 49.4 50.0

Etniciteit (%):

Autochtoon 78.6 57.4 79.7 78.0 70.8 78.3 57.2 79.4 77.6 70.6

Migrant 21.4 42.6 20.3 22.0 29.2 21.7 42.9 20.6 22.4 29.4

1e generatie 10.2 23.7 9.3 10.5 14.7 10.4 23.8 9.5 10.7 14.8

2e generatie 11.2 18.9 10.9 11.5 14.4 11.3 19.1 11.1 11.7 14.6

Opleidingsniveau (%):

Elementair 19.4 19.9 19.1 20.0 24.1 20.1 20.3 19.9 20.6 24.7

Lager 8.1 7.1 7.1 8.9 10.2 8.0 7.1 7.1 8.9 10.1

Middelbaar 17.2 17.1 16.6 18.4 21.1 17.0 17.4 16.2 18.3 20.7

Hoger 8.2 9.8 8.0 6.4 7.0 8.2 9.7 8.0 6.4 6.9

wetenschappelijk 4.8 9.1 5.4 2.4 2.2 4.9 8.9 5.5 2.4 2.2

Onbekend 42.4 37.1 43.9 43.9 35.5 41.8 36.6 43.3 43.4 35.3

Aantal (x1000) 383 1178 253 314 377 385 1190 253 316 378

Page 12: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

12

Voor een groot gedeelte van de populatie is het geregistreerde opleidingsniveau onbekend. Aangezien dit vooral voor oudere personen het geval is vallen deze percentages het hoogste uit in de drie regio’s met het hoogste percentage 55-plussers: Zuid-Kennemerland, Gooi- en Vechtstreek en Zaanstreek-Waterland. Verder valt op dat Groot-Amsterdam, met daarbinnen Amsterdam als grootste universiteitsstad van het land, het hoogste percentage hoger- en wetenschappelijk opgeleide personen kent. Het percentage middelbaar opgeleide personen is met zo’n 21% het hoogst in Flevoland. Juist voor deze groep, zo bleek uit de monitor 2015, is de arbeidsmarktpositie het meest verslechterd in 2012-2013. 3.2 Ontwikkeling arbeidsmarkttoestanden in de periode 2012 - 2014

In de monitor worden vijf arbeidsmarkttoestanden onderscheiden: 1) werkzaam, (2) WW-uitkering (3) bijstandsuitkering, (4) overige uitkering en (5) schoolgaand met/zonder inkomen en overig zonder inkomen. Er is gekozen om per persoon de sociaaleconomische categorie te bepalen om dubbeltellingen te voorkomen (bijv. iemand studeert en is daarnaast werkzaam). Naast toestanden kijken we naar de dynamiek of mobiliteit op de arbeidsmarkt: de dynamiek wordt vastgelegd door de overgang van de ene toestand naar de andere. Zoals aangegeven worden registratiebestanden gebruikt om de arbeidsmarkt te beschrijven voor de periode 2012-2014. Het voordeel hiervan is dat alle ingeschreven inwoners binnen de MRA worden geobserveerd. Een nadeel is dat er geen indeling op basis van de definitie “beroepsbevolking” gemaakt kan worden. Het is op basis van administratieve data namelijk niet te achterhalen of iemand die op dit moment inactief is wel bereid is, dan wel op zoek is, naar een baan en daarmee voldoet aan de criteria van werkloosheid. In plaats daarvan gebruiken we informatie uit de registratiebestanden over de uitkeringsstatus en vermelden we het aantal mensen dat een werkloosheidsuitkering ontvangt in plaats van het aantal werklozen. We kunnen daardoor ook niet de arbeidsparticipatiegraad (werkenden en werkzoekenden als percentage van de totale bevolking in de leeftijdsgroep) berekenen. Alle gerapporteerde percentages zijn dan ook te interpreteren als “het aantal personen ten opzichte van de totale MRA-populatie”. Voor veel analyses is daarom vooral de ontwikkeling in arbeidsmarkttoestanden (dynamiek) van belang en niet zozeer de daadwerkelijke percentages. Ter illustratie van de relevantie om naar de ontwikkeling te kijken is figuur 3.2 weergegeven, waarin voor heel Nederland de ontwikkeling van geregistreerde WW-uitkeringen wordt vergeleken met de omvang van de werkloze beroepsbevolking. Hieruit blijkt duidelijk dat (1) het aantal WW-uitkeringen een onderschatting is van het de totale werkloze beroepsbevolking (i.e. sommige werklozen hebben geen recht op of ontvangen geen WW), maar ook dat (2) de trend in WW-uitkeringen zeer gelijk is aan die van de werkloze beroepsbevolking.3

3 Deze correlatie tussen beide ontwikkelingen is 96%; zie Cornelisz et al. (TIER working paper, 2016) voor meer

informatie.

Page 13: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

13

Figuur 3.2: Vergelijking ontwikkeling aantal WW-uitkeringen en werkloze beroepsbevolking

bron: Cornelisz et al. (2016)

De sociaal economische toestanden, of categorieën, zijn in verschillende mate van belang voor het bepalen van de potentiële omvang van het totale aanbod op de arbeidsmarkt. De ontwikkelingen in arbeidsmarktaanbod dienen echter beschouwd te worden in samenhang met veranderingen in de vraag naar arbeid. Vandaar dat figuur 3.3 zowel de ontwikkeling in bovengenoemde vijf sociaal-economische situaties laat zien voor de periode 2012-2014, als ook de ontwikkeling in openstaande vacatures wordt weergegeven. De resultaten in figuur 3.3 kunnen als volgt samengevat worden:

- Het percentage werkenden (sociaaleconomische categorie 1) blijft met 43.6% van de totale populatie opvallend constant gedurende 2012-2014.

- Het percentage personen dat WW ontvangt (categorie 2) neemt in 2012-2013 iets toe om in de periode daarna weer iets af te nemen van bijna 1.9% begin 2013 naar iets meer dan 1.8% van de totale bevolking eind 2014.

- Ook het percentage personen dat bijstand ontvangt (categorie 3) of een andere uitkering (categorie 4) neemt gedurende 2012-2014 eerst iets toe en daarna iets af.

- Het aandeel personen dat in het onderwijs zit of om andere redenen geen substantieel inkomen genereert, neemt met 2.5 procentpunt toe gedurende 2013-2014 en is eind 2014 op hetzelfde niveau als begin 2012.

- Het totaal aantal openstaande vacatures neemt, met uitzondering van het vierde kwartaal in 2013, substantieel toe van bijna 28.500 begin 2013 tot bijna 35.000 eind 2014.

0

100

200

300

400

500

600

700

800

2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015

WW-uitkeringen Werklozeberoepsbevolking(15-75jr)

Page 14: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

14

Figuur 3.3: Arbeidsmarktaanbod (% van totale MRA-bevolking) en arbeidsmarktvraag (aantallen binnen MRA) naar kwartaal voor de periode 2012 - 2014

43,0%

43,5%

44,0%

44,5%

45,0%

45,5%

46,0%

Werkzaam(%)

0,00%

0,50%

1,00%

1,50%

2,00%

2,50%

3,00%

WW(%)

Page 15: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

15

0,00%

0,50%

1,00%

1,50%

2,00%

2,50%

3,00%

3,50%

4,00%

Bijstand(%)

18,5%

19,0%

19,5%

20,0%

20,5%

21,0%

21,5%

Overigeuitkeringen(%)

29,5%

30,0%

30,5%

31,0%

31,5%

32,0%

32,5%

33,0%

Onderwijs,ov.zonderink.(%)

Page 16: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

16

In figuur 3.4 wordt de ontwikkeling in het (potentiele) arbeidsaanbod nogmaals bekeken, maar nu relatief ten opzichte van de situatie in het eerste kwartaal van 2012. Hier valt op dat het aandeel werkzaam onveranderd blijft en het aandeel WW-ontvangers en personen in de bijstand relatief licht afnemen. De grootste afname (met 6%) is in het aantal personen in de categorie “Overige uitkeringen”, waarvan niet direct duidelijk is welk gedeelte daadwerkelijk als potentieel arbeidsaanbod beschouwd kan worden. De grootste toename (met 5%) is in het aandeel personen dat onderwijs volgt, dan wel om andere redenen geen substantieel inkomen verdient. Ook van deze groep is het niet duidelijk in welke mate het hier om onvervuld arbeidspotentieel gaat. Figuur 3.4: Relatieve ontwikkeling verschillende bronnen van (potentieel) arbeidsaanbod (2012k1=100)

0,00%

5,00%

10,00%

15,00%

20,00%

25,00%

30,00%

35,00%

40,00%

Vacatures

90,0

95,0

100,0

105,0

110,0

115,0

2012k1 2012k2 2012k3 2012k4 2013k1 2013k2 2013k3 2013k4 2014k4 2014k2 2014k3

RelaLeveontwikkelingarbeidsaanbod(2012k1=100)

Werkzaam(%) WW(%)Bijstand(%) Overigeuitkeringen(%)

Page 17: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

17

3.3 Beschrijving arbeidsmarktdynamiek in de periode 2012 - 2014

Figuur 3.5 geeft de arbeidsmarktdynamiek in één figuur weer. De figuur zet het aantal openstaande vacatures af tegen het aantal WW-ers (i.e. SECM-categorie) per kwartaal voor de periode 2012-2014. De getekende 45-graden lijn geeft de situatie weer waarbij het aantal openstaande vacatures precies even groot is als het aantal mensen dat een WW-uitkering ontvangt en dus theoretisch gezien alle openstaande vacatures ingevuld zouden kunnen worden door personen met een WW-uitkering. Punten op deze lijn geven weer dat openstaande vacatures niet (direct) worden ingevuld door werkzoekende WW-ontvangers. Dit kan komen doordat vraag en aanbod elkaar niet, of niet snel genoeg, weten te vinden. Het aantal mensen dat hierdoor werkloos is, omschrijven we als frictiewerklozen. Het kan ook zijn dat de werkzoekenden niet over de vereiste kennis en vaardigheden beschikken om de beschikbare openstaande vacatures direct op te vullen. Dan spreken we over structurele werkloosheid. Punten rechts van de 45-graden lijn geven weer dat er te weinig vacatures zijn om alle WW-ers aan een baan te helpen. Of, met andere woorden, dat er meer WW-ontvangers zijn dan openstaande vacatures. Op deze manier kunnen we de conjuncturele werkloosheid berekenen als het verschil tussen het totale aantal werklozen en de frictie- of structurele werkloosheid. Het kan ook zijn dat de punten links van de 45-gradenlijn liggen. Dit geeft weer dat er meer openstaande vacatures zijn dan het aantal personen met een WW-uitkering. Hoe verder naar rechts de lijnen lopen, des te groter de conjuncturele werkloosheid en des te ruimer de arbeidsmarkt. Als de lijnen zich meer aan de linkerkant van de figuur bevinden duidt dit op een krappere arbeidsmarkt. Met behulp van de 45-graden lijn kunnen we frictie- en structurele werkloosheid, waarbij vraag en aanbod niet goed op elkaar aansluiten, onderscheiden van conjuncturele werkloosheid, dat wil zeggen werkloosheid die het gevolg is van een tekort aan banen. Op dezelfde wijze kunnen we de ontwikkelingen over de tijd duiden. Een horizontale ontwikkeling duidt op een toename (als de lijn naar rechts loopt) dan wel een afname (als de lijn zich naar links beweegt) van de conjuncturele werkloosheid. Een ontwikkeling omhoog of omlaag langs de 45-graden lijn duidt op een toename, respectievelijk afname van de frictie- of structurele werkloosheid. Een verticale ontwikkeling geeft aan dat de arbeidsmarkt verkrapt bij gelijkblijvende structurele werkloosheid als de verticale ontwikkeling zich boven de 45-graden lijn bevindt. Het duidt op een verkrapping van de arbeidsmarkt met een gelijktijdige verschuiving van conjuncturele naar structurele of frictiewerkloosheid als de verticale ontwikkeling zich beneden de 45-graden lijn bevindt. Op basis van figuur 3.5 kan gesteld worden dat de arbeidsmarkt in de MRA in 2012-2013 is verruimd. De lijn beweegt zich naar rechts en enigszins naar beneden wat aangeeft dat het aantal WW-ontvangers is toegenomen terwijl het aantal vacatures constant bleef of iets afnam. In 2013-2014 zien we een verbetering van de arbeidsmarkt: de lijn loopt naar boven en vanaf 2014 enigszins naar links. Dit is het gevolg van een lichte afname in het aantal WW-ontvangers en een duidelijke toename van het aantal openstaande vacatures. Tegelijkertijd zien we een verschuiving van conjuncturele naar meer structurele werkloosheid. In het eerste kwartaal van 2013 waren er ruim 28 duizend WW-ontvangers waarvoor een openstaande maar niet vervulde vacature beschikbaar was (frictie- of structurele werkloosheid). De conjuncturele werkloosheid was in dat kwartaal

Page 18: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

18

zo’n 19 duizend mensen (47.488 – 28.474). In kwartaal 4 van 2014 was de frictie- of structurele werkloosheid opgelopen tot zo’n 35 duizend personen en de conjuncturele werklozen gedaald tot ongeveer 11 duizend (46.497 – 34.991). Figuur 3.5: Balans vacatures en WW-ers in MRA, naar kwartaal, 2012 - 2014

Als we het eerste kwartaal van 2012 vergelijken met het laatste kwartaal van 2014 dan zien we dat per saldo gedurende deze periode zowel het aantal WW-ontvangers als het aantal openstaande vacatures is toegenomen. Het aantal WW ontvangers is wel sterker gestegen dan het aantal vacatures. Wat opvalt is dat vanaf 2013 de stijging in aantal openstaande vacatures relatief groot is, terwijl het aantal personen dat een WW-uitkering ontvangt slechts beperkt afneemt. Dit kan er mogelijk op wijzen dat werkgevers meer moeite hebben om aan (goed gekwalificeerd) personeel te komen. Om te kijken of deze dynamiek zich vooral concentreert in bepaalde deelmarkten of segmenten wordt in het vervolg van dit hoofdstuk de resultaten uitgesplitst naar achtereenvolgens regio’s, leeftijdscategorieën, opleidingsniveaus en sectoren. 3.3.1 Arbeidsmarktdynamiek naar regio

Tabel 3.2 laat de ontwikkeling van de vijf bovengenoemde sociaal-economische categorieën apart zien voor de vijf deelregio’s per kwartaal voor 2013 en 2014. De tabel laat zien dat de waargenomen trends voor de verschillende deelgebieden grotendeels

0

5.000

10.000

15.000

20.000

25.000

30.000

35.000

40.000

45.000

50.000

0 10000 20000 30000 40000 50000

VACA

TURE

S

WW

Page 19: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

19

overeenkomen met de waargenomen trends in de gehele MRA. Over het algemeen zijn de veranderingen in de percentages tussen het eerste kwartaal 2013 en het laatste kwartaal 2014 vrij gering. Toch zijn er ook constante verschillen tussen arbeidsmarktregio’s, als het gaat om de percentages personen in de verschillende sociaal-economische categorieën. Deze kunnen als volgt samengevat worden:

- Het percentage werkzame personen is het hoogst in Groot-Amsterdam (43.8% van de totale bevolking) en Zaanstreek-Waterland (43.8%) en het laagst in Gooi en Vechtstreek (42%).

- Het percentage WW-ontvangers is relatief hoog in Flevoland (2.2%) en relatief laag in Zuid-Kennemerland (1.6%) en Zaanstreek-Waterland (1.7%).

- Het percentage personen met een bijstandsuitkering is relatief hoog in Groot-Amsterdam (3.8%) en relatief laag in Gooi en Vechtstreek (1.5%).

Tabel 3.2: Ontwikkeling sociaaleconomische toestanden, naar regio, per kwartaal MRA 2013 2014

Status / Kwartaal K1 K2 K3 K4 K1 K2 K3 K4

Werkzaam (%) 43.6 43.7 43.7 43.6 43.6 43.6 43.6 43.5

WW (%) 1.9 1.9 1.9 1.9 1.9 1.9 1.9 1.8

Bijstand (%) 2.8 2.8 2.8 2.8 2.8 2.8 2.8 2.8

Overige uitkeringen (%) 21.2 20.9 20.7 20.5 20.3 20.1 19.9 19.6

Onderwijs, ov. zonder ink. (%) 30.5 30.6 30.8 31.1 31.4 31.6 31.9 32.3

1: Zuid-Kennemerland Status / Kwartaal K1 K2 K3 K4 K1 K2 K3 K4

Werkzaam (%) 43.4 43.4 43.4 43.5 43.5 43.5 43.5 43.5

WW (%) 1.6 1.7 1.7 1.7 1.6 1.6 1.6 1.6

Bijstand (%) 1.8 1.8 1.8 1.8 1.8 1.8 1.8 1.8

Overige uitkeringen (%) 25.2 25.0 24.7 24.5 24.2 24.0 23.7 23.5

Onderwijs, ov. zonder ink. (%) 27.9 28.1 28.4 28.6 28.8 29.0 29.3 29.5

2: Groot-Amsterdam

Status / Kwartaal K1 K2 K3 K4 K1 K2 K3 K4

Werkzaam (%) 44.1 44.2 44.2 44.1 44.0 44.0 44.0 43.8

WW (%) 1.9 2.0 1.9 1.9 1.9 1.9 1.9 1.9

Bijstand (%) 3.8 3.8 3.8 3.8 3.8 3.8 3.8 3.8

Overige uitkeringen (%) 19.0 18.8 18.6 18.3 18.1 17.9 17.7 17.4

Onderwijs, ov. zonder ink. (%) 31.1 31.2 31.4 31.8 32.1 32.4 32.7 33.2

Page 20: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

20

3: Gooi en Vechtstreek

Status / Kwartaal K1 K2 K3 K4 K1 K2 K3 K4

Werkzaam (%) 41.7 41.7 41.8 41.8 41.9 42.0 42.0 42.0

WW (%) 1.8 1.8 1.8 1.8 1.8 1.8 1.8 1.8

Bijstand (%) 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.6 1.5

Overige uitkeringen (%) 25.6 25.4 25.2 25.0 24.8 24.5 24.3 24.0

Onderwijs, ov. zonder ink. (%) 29.4 29.5 29.7 29.8 30.0 30.2 30.4 30.7

4: Zaanstreek-Waterland

Status / Kwartaal K1 K2 K3 K4 K1 K2 K3 K4

Werkzaam (%) 43.9 43.9 43.9 43.9 43.9 43.8 43.9 43.8

WW (%) 1.7 1.7 1.7 1.7 1.7 1.7 1.7 1.7

Bijstand (%) 1.7 1.8 1.7 1.7 1.8 1.8 1.8 1.8

Overige uitkeringen (%) 24.5 24.3 24.21 23.9 23.7 23.5 23.3 23.1

Onderwijs, ov. zonder ink. (%) 28.2 28.3 28.6 28.7 29.0 29.2 29.4 29.9

5: Flevoland

Status / Kwartaal K1 K2 K3 K4 K1 K2 K3 K4

Werkzaam (%) 43.4 43.4 43.4 43.4 43.3 43.3 43.2 43.2

WW (%) 2.2 2.2 2.2 2.2 2.2 2.2 2.2 2.2

Bijstand (%) 2.6 2.6 2.5 2.6 2.6 2.5 2.5 2.5

Overige uitkeringen (%) 17.9 17.7 17.6 17.4 17.3 17.1 17.0 16.8

Onderwijs, ov. zonder ink. (%) 34.0 34.1 34.3 34.4 34.7 34.8 35.1 35.4

3.3.2 Arbeidsmarktdynamiek naar leeftijd

Tabel 3.3 laat de ontwikkeling van bovengenoemde sociaal-economische categorieën apart zien per kwartaal voor 2013 en 2014 voor vijf leeftijdscategorieën (15-26 jaar, 27-34 jaar, 35-44 jaar, 45-54 jaar en 55-plus). De tabel laat zien dat de waargenomen trends voor de verschillende leeftijdscategorieën op sommige punten van elkaar afwijken:

- Het aandeel werkzame jongeren in de leeftijd 15-26 jaar nam tussen 2013-2014 sterk af (van 40% in 2013-kwartaal 1, naar nog geen 29% in 2014-kwartaal 4). Tegelijkertijd nam het aandeel in onderwijs of overig zonder inkomen toe van 58% naar 68%.

- Het aandeel werkzame 55-plussers neemt gedurende 2013-2014 sterk toe van 24.2% (2013-k1) tot 29.2% (2014-k4) van de totale bevolking in deze leeftijdsgroep.

Page 21: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

21

- Het percentage mensen met een WW- of bijstandsuitkering in de groep 55+ neemt ook enigszins toe (van 1.6% in 2013-k1 tot 1.9% in 2014-k4).

Tabel 3.3: Ontwikkeling sociaaleconomische toestanden, naar leeftijd, per kwartaal MRA 2013 2014

Status / Kwartaal K1 K2 K3 K4 K1 K2 K3 K4

Werkzaam (%) 43.6 43.7 43.7 43.6 43.6 43.6 43.6 43.5

WW (%) 1.9 1.9 1.9 1.9 1.9 1.9 1.9 1.8

Bijstand (%) 2.8 2.8 2.8 2.8 2.8 2.8 2.8 2.8

Overige uitkeringen (%) 21.2 20.9 20.7 20.5 20.3 20.1 19.9 19.6

Onderwijs, ov. zonder ink. (%) 30.5 30.6 30.8 31.1 31.4 31.6 31.9 32.3

15-26 jaar

Status / Kwartaal K1 K2 K3 K4 K1 K2 K3 K4

Werkzaam (%) 39.6 38.2 36.7 35.1 33.7 32.2 30.6 29.0

WW (%) 0.9 0.9 0.8 0.8 0.7 0.7 0.6 0.6

Bijstand (%) 1.7 1.6 1.6 1.5 1.4 1.3 1.3 1.2

Overige uitkeringen (%) 3.3 3.2 3.1 3.0 2.9 2.8 2.7 2.6

Onderwijs, ov. zonder ink. (%) 54.5 56.1 57.8 59.6 61.3 63.0 64.8 66.6

27-34 jaar

Status / Kwartaal K1 K2 K3 K4 K1 K2 K3 K4

Werkzaam (%) 77.4 77.4 77.5 77.5 77.2 77.3 77.1 77.0

WW (%) 2.6 2.6 2.6 2.5 2.5 2.4 2.4 2.5

Bijstand (%) 4.3 4.3 4.3 4.3 4.3 4.2 4.2 4.2

Overige uitkeringen (%) 4.4 4.4 4.3 4.3 4.2 4.2 4.3 4.2

Onderwijs, ov. zonder ink. (%) 11.3 11.2 11.3 11.4 11.7 11.8 11.9 12.1

35-44 jaar

Status / Kwartaal K1 K2 K3 K4 K1 K2 K3 K4

Werkzaam (%) 77.7 77.7 77.8 77.9 78.0 78.1 78.2 78.4

WW (%) 3.3 3.3 3.3 3.3 3.2 3.2 3.2 3.1

Bijstand (%) 4.7 4.7 4.7 4.7 4.7 4.7 4.7 4.7

Overige uitkeringen (%) 5.4 5.4 5.3 5.3 5.2 5.2 5.1 5.1

Onderwijs, ov. zonder ink. (%) 9.0 8.9 8.8 8.8 8.9 8.8 8.9 8.7

45-54 jaar

Status / Kwartaal K1 K2 K3 K4 K1 K2 K3 K4

Werkzaam (%) 74.4 74.6 74.8 75.1 75.2 75.4 75.7 75.9

Page 22: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

22

WW (%) 3.6 3.6 3.6 3.6 3.6 3.6 3.5 3.5

Bijstand (%) 5.2 5.2 5.2 5.2 5.2 5.2 5.2 5.1

Overige uitkeringen (%) 8.8 8.6 8.5 8.3 8.2 8.0 7.9 7.8

Onderwijs, ov. zonder ink. (%) 8.0 8.0 7.9 7.9 7.8 7.9 7.8 7.7

55-plus

Status / Kwartaal K1 K2 K3 K4 K1 K2 K3 K4

Werkzaam (%) 24.2 25.0 25.6 26.4 27.1 27.8 28.6 29.2

WW (%) 1.6 1.7 1.7 1.7 1.8 1.8 1.8 1.9

Bijstand (%) 2.3 2.3 2.4 2.4 2.5 2.5 2.6 2.6

Overige uitkeringen (%) 67.2 66.3 65.5 64.6 63.8 62.9 62.0 61.2

Onderwijs, ov. zonder ink. (%) 4.6 4.7 4.8 4.8 4.9 4.9 5.0 5.0

3.3.3 Arbeidsmarktdynamiek naar opleidingsniveau

Tabel 3.4 geeft een beschrijving van de sociaaleconomische positie naar opleidingsniveaus. Hierbij onderscheiden we vijf opleidingsniveau: elementair, lager, middelbaar, hoger, wetenschappelijk. Daarnaast is er een groep, vooral oudere personen, waarvoor het opleidingsniveau onbekend is. Tabel 3.4 laat zien dat:

- Jongere cohorten (i.e. 27-44 jaar) relatief oververtegenwoordigd zijn op de hogere en wetenschappelijke opleidingsniveaus.

- Vrouwen zijn relatief oververtegenwoordigd in de hogere en wetenschappelijke opleidingsniveaus.

- Personen van 1e en 2e generatie migrantenafkomst zijn relatief ondervertegenwoordigd in de hogere en wetenschappelijke opleidingsniveaus.

- Oudere cohorten zijn sterk oververtegenwoordigd in de groep waarvoor het opleidingsniveau onbekend is.

- Personen met lager en middelbaar opleidingsniveau ontvangen relatief vaker WW of bijstand dan andere opleidingsniveaus.

Page 23: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

23

Tabel 3.4: Beschrijving ontwikkeling MRA populatie, naar opleidingsniveau – 2013-2014

Jaar 2013-K1 2014-K4

Regio e l m h w o e l m h w o

Leeftijd: Gemiddeld (%) 15 t/m 26 4.9 51.0 37.9 19.4 11.0 1.9 10.1 49.2 35.5 16.3 7.5 1.4

27 t/m 34 1.6 12.7 16.6 26.2 30.6 6.9 1.5 13.9 17.7 26.7 31.5 5.8

35 t/m 44 3.2 10.4 17.4 27.9 31.6 14.4 3.0 10.2 17.0 28.1 31.5 13.1

45 t/m 54 3.8 11.6 15.4 14.4 16.7 22.1 3.8 11.6 15.9 15.6 18.9 20.9

55-plus 5.6 14.1 12.8 12.2 10.1 54.4 5.8 15.1 14.0 13.2 18.9 53.1

Geslacht (%):

Man 50.6 51.6 50.3 45.2 47.4 48.6 50.6 51.5 50.2 45.1 47.5 46.7

Etniciteit (%):

Autochtoon 58.6 61.9 67.1 74.4 74.5 70.5 59.0 61.2 67.3 74.7 75.0 67.4

Migrant 41.4 38.1 32.9 25.6 25.5 29.5 41.0 37.8 32.7 25.3 25.0 28.3

1e generatie 12.0 16.5 15.4 12.7 13.3 22.8 11.6 16.2 15.1 12.3 12.7 21.6

2e generatie 29.4 21.6 17.6 12.9 12.2 6.6 29.4 21.6 17.6 13.0 12.3 6.7

SECM (%):

Werkzaam 4.8 35.8 57.9 75.5 82.6 46.5 4.8 35.9 57.9 75.7 82.9 45.7

WW 0.5 3.4 4.0 2.9 2.4 1.1 0.5 3.4 3.9 2.8 2.4 1.0

Bijstand 3.5 6.3 3.2 1.1 0.8 2.3 3.5 6.3 3.2 1.1 0.8 2.3

Overige uitkeringen 4.9 12.8 9.1 7.1 5.2 41.3 4.8 12.7 9.0 7.0 5.2 38.4

Onderwijs, ov. zonder ink. 86.3 41.7 25.9 13.3 8.9 8.7 86.4 41.8 26.1 13.4 8.7 12.6

Aantal (x1000) 530 199 450 214 155 969 521 197 448 213 154 1000

Tabel 3.5 laat de ontwikkeling van de vijf sociaaleconomische groepen afzonderlijk zien per kwartaal voor 2013 en 2014 per opleidingsniveaus. De tabel toont dat de waargenomen trends voor de verschillende opleidingsniveaus op sommige punten van elkaar afwijken:

- Het aandeel werkzame personen onder elementair, lager en middelbaar opgeleiden is beduidend lager dan onder hoger en wetenschappelijk opgeleiden.

- Daarentegen zitten elementair en lager opgeleiden vaker nog in het onderwijs of bevinden ze zich buiten de arbeidsmarkt. Het percentage in de categorie ‘onderwijs en overig zonder inkomen’ neemt onder deze opleidingsniveaus ook enigszins toe over de tijd.

Page 24: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

24

Tabel 3.5: Ontwikkeling sociaaleconomische toestanden, naar opleidingsniveau, per kwartaal MRA 2013 2014

Status / Kwartaal K1 K2 K3 K4 K1 K2 K3 K4

Werkzaam (%) 43.6 43.7 43.7 43.6 43.6 43.6 43.6 43.5

WW (%) 1.9 1.9 1.9 1.9 1.9 1.9 1.9 1.8

Bijstand (%) 2.8 2.8 2.8 2.8 2.8 2.8 2.8 2.8

Overige uitkeringen (%) 21.2 20.9 20.7 20.5 20.3 20.1 19.9 19.6

Onderwijs, ov. zonder ink. (%) 30.5 30.6 30.8 31.1 31.4 31.6 31.9 32.3

elementair

Status / Kwartaal K1 K2 K3 K4 K1 K2 K3 K4

Werkzaam (%)

5.0 4.9 4.8 4.8 4.8 4.8 4.8 4.8

WW (%) 0.5 0.5 0.5 0.5 0.5 0.5 0.5 0.5

Bijstand (%) 3.6 3.6 3.5 3.5 3.5 3.4 3.5 3.5

Overige uitkeringen (%) 5.1 5.0 4.9 4.9 4.9 4.8 4.8 4.8

Onderwijs, ov. zonder ink. (%) 5.9 86.1 86.2 86.3 86.4 86.4 86.4 86.4

lager

Status / Kwartaal K1 K2 K3 K4

K1

K2

K3

K4

Werkzaam (%) 35.8 35.7 35.8 35.8 35.8 35.8 35.8 35.9

WW (%) 3.4 3.4 3.4 3.4 3.4 3.4 3.4 3.4

Bijstand (%) 6.3 6.2 6.3 6.3 6.3 6.3 6.3 6.3

Overige uitkeringen (%) 12.8 12.9 12.8 12.8 12.8 12.7 12.7 12.7

Onderwijs, ov. zonder ink. (%) 41.7 41.7 41.7 41.7 41.7 41.8 41.8 41.8

middelbaar

Status / Kwartaal K1 K2 K3 K4 K1 K2 K3 K4

Werkzaam (%) 58.1 58.1 58.0 57.9 57.9 57.9 57.9 57.9

WW (%) 4.0 4.0 4.0 4.0 4.0 3.9 3.9 3.9

Bijstand (%) 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2

Overige uitkeringen (%) 9.2 9.2 9.1 9.1 9.1 9.0 9.0 9.0

Onderwijs, ov. zonder ink. (%) 25.6 25.6 25.7 25.9 25.9 26.0 25.9 26.1

hoger

Status / Kwartaal K1 K2 K3 K4 K1 K2 K3 K4

Werkzaam (%) 75.6 75.7 75.7 75.5 75.6 75.7 75.6 75.7

WW (%) 2.9 2.9 2.9 2.9 2.9 2.9 2.8 2.8

Bijstand (%) 1.1 1.1 1.1 1.1 1.1 1.1 1.1 1.1

Overige uitkeringen (%) 7.1 7.1 7.1 7.1 7.1 7.0 7.0 7.0

Page 25: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

25

Onderwijs, ov. zonder ink. (%) 13.3 13.2 13.2 13.3 13.4 13.3 13.4 13.4

wetenschappelijk

Status / Kwartaal K1 K2 K3 K4 K1 K2 K3 K4

Werkzaam (%) 82.3 82.4 82.6 82.6 82.6 82.7 82.9 82.9

WW (%) 2.4 2.4 2.4 2.4 2.4 2.4 2.4 2.4

Bijstand (%) 0.8 0.8 0.9 0.8 0.8 0.8 0.8 0.8

Overige uitkeringen (%) 5.3 5.3 5.3 5.2 5.2 5.2 5.2 5.2

Onderwijs, ov. zonder ink. (%) 9.2 9.0 8.9 8.9 8.9 8.8 8.7 8.7

onbekend

Status / Kwartaal K1 K2 K3 K4 K1 K2 K3 K4

Werkzaam (%) 45.7 46.1 46.5 46.5 46.4 46.2 46.1 45.7

WW (%) 1.1 1.1 1.1 1.1 1.1 1.1 1.1 1.0

Bijstand (%) 2.3 2.3 2.3 2.3 2.3 2.3 2.3 2.3

Overige uitkeringen (%) 42.2 42.0 41.9 41.3 40.6 39.9 39.2 38.4

Onderwijs, ov. zonder ink. (%) 8.8 8.6 8.3 8.7 9.6 10.5 11.3 12.6

Een opvallende constatering, die wordt bevestigd in figuur 3.6, is dat er (relatief) grote verschillen bestaan in het percentage WW-ers naar opleidingsniveaus, maar dat deze verschillen gedurende de periode 2012-2014 toenemen, maar gerekend over de periode 2013-2014 vrijwel constant blijven. De breuk zit hier in de periode eind 2013 en begin 2013. In deze periode nemen de verschillen in WW percentage tussen opleidingsniveaus toe. Dit komt met name door een toename van de werkloosheid onder middelbaar opgeleiden. Nadien blijft de verhouding tussen deze groepen in het onvervuld arbeidsaanbod qua omvang en compositie ongeveer gelijk.

Page 26: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

26

Figuur 3.6: WW-ers per kwartaal naar opleidingsniveau (%), 2012-2014

Echter, wanneer eenzelfde uitsplitsing wordt gemaakt voor de openstaande vacatures dan blijkt dat de trends in de periode 2012-2014 wel degelijk aanzienlijk verschillen per opleidingsniveau. Zo laat figuur 3.7 duidelijk zien dat er een toename is van het aantal openstaande vacatures op met name hoger en wetenschappelijk niveau. Op de overige (lagere) opleidingsniveaus wordt deze trend in veel mindere mate waargenomen. In figuur 3.8 wordt per opleidingsniveau de ontwikkeling in de verhouding tussen het aantal WW-ontvangers en het aantal openstaande vacatures in beeld gebracht. Wat deze figuur illustreert is dat de conjuncturele werkloosheid – de werkloosheid die het gevolg is van een tekort aan banen – zich concentreert onder de middelbaar opgeleiden. Onder de middelbaar opgeleiden zien we gedurende de periode 2013-2014 een geringe daling van de conjuncturele werkloosheid (de lijn schuift iets naar links). Tegelijkertijd lijkt de aansluiting tussen vraag en aanbod voor middelbaar opgeleiden te verslechteren en neemt de structurele werkloosheid toe (de lijn schuift iets naar boven). Per saldo resulteert een beperkte daling van het aantal WW-ontvangers met een middelbare opleiding en een toename van het aantal openstaande vacatures voor dit opleidingsniveau. Voor de andere opleidingsniveaus bewegen de lijnen zich op of rond de 45-graden lijn. Dit geeft aan dat de werkloosheid voor dit opleidingsniveau niet zozeer het gevolg is van een tekort aan openstaande vacatures, maar het gevolg is van het niet goed op elkaar aansluiten van vraag- en aanbod op de arbeidsmarkt (frictie- of structurele werkloosheid). Voor deze vier opleidingsniveaus beweegt de lijn zich vooral omhoog: het aantal vacatures neemt toe maar het aantal WW-ontvangers neemt niet navenant af. Dit wijst op een toename van de frictie- of structurele werkloosheid.

0,0%

0,5%

1,0%

1,5%

2,0%

2,5%

3,0%

3,5%

4,0%

4,5%

2012k1 2012k2 2012k3 2012k4 2013k1 2013k2 2013k3 2013k4 2014k1 2014k2 2014k3 2014k4

WW naar opleidingsniveau

MRA elementair lager middelbaar

hoger wetenschappelijk onbekend

Page 27: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

27

Figuur 3.7: MRA-vacatures per kwartaal naar opleidingsniveau (2012k1=100)

Figuur 3.8: Balans vacatures en WW-uitkeringen binnen de MRA naar opleidingsniveau, per kwartaal, 2013-2014

70

90

110

130

150

170

Vacatures

Totaal Elementaire beroepen

Lagere beroepen Middelbare beroepen

Hogere beroepen Wetenschappelijke beroepen

Page 28: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

28

3.3.4 Arbeidsmarktdynamiek naar sector

Tabel 3.6 geeft weer hoeveel personen werkzaam zijn in de verschillende arbeidsmarktsectoren. De sectorindeling is gebaseerd op de Standaard Bedrijfsindeling 2008 (SBI 2008). Tabel 3.6 geeft ook weer hoeveel personen een WW-uitkering ontvangen nadat zij werkloos werden vanuit een bepaalde arbeidsmarktsector.4 Voor WW-ontvangers is in de tabel de laatste bedrijfstak weergegeven waar zij in de laatste 2 jaar hebben gewerkt. De tabel laat zien dat ongeveer 17% van de bevolking in de MRA werkzaam is in groot- en detailhandel en reparatie van auto’s, terwijl 14-15% werkzaam is in de gezondheids- en welzijnszorg. Van de WW-ontvangers komt 18-20% uit de sector ‘verhuur van roerende goederen en overige zakelijke dienstverlening’ en 14-15% uit de groot- en detailhandel en reparatie van auto’s. Het aandeel werkenden in de groot- en detailhandel en de reparatie van auto’s en het aandeel werkenden in de gezondheids- en welzijnszorg neemt in de periode 2013-2014 af, terwijl het aandeel werkenden in de sector ‘onbekend’ toeneemt. Op basis van deze tabel kan gesteld worden dat er grote verschillen bestaan tussen sectoren in de relatieve omvang van het aantal werkzame en werkloze personen. Zo is in de sectoren O: Openbaar bestuur, P: Onderwijs en Q: Gezondheids- en welzijnszorg het aandeel werkzame personen veel hoger dan het aandeel WW-ers. Echter, in andere sectoren, en dan vooral F: Bouwnijverheid, J: Informatie en communicatie, K: Financiële instellingen en R: Cultuur, sport en recreatie is juist het aandeel WW-ers hoger dan het aandeel werkzame personen. Om in één oogopslag inzicht te krijgen in de verschillen tussen aantal werkzame personen, en het aantal WW-ontvangers als indicator van het aantal werkloze personen, geeft figuur 3.9 voor iedere sector de relatieve ratio tussen beide voor zowel 2012-k1, 2013-k1 als 2014-k4.5 Een ratio van 1 betekent dat het aandeel WW-uitkeringen (ten opzichte van het totaal aantal WW-uitkeringen) overeenkomt met het aandeel werkzame personen in een bepaalde sector (ten opzichte van het totaal aantal werkzame personen). Wanneer deze verhouding lager is dan 1 kenmerkt een sector zich door relatief weinig WW-uitkeringen ten opzichte van het aandeel werkzame personen. Dit geldt zoals opgemerkt dus vooral voor sector O: Openbaar bestuur. Omgekeerd geldt dat bij een verhouding groter dan 1 het aandeel WW-uitkeringen in een sector relatief hoog is ten opzichte van het aandeel werkzame personen. Figuur 3.9 bevestigt dat dit vooral voor sector N: Verhuur van roerende goederen en overige zakelijke dienstverlening het geval is.

4 Om dubbeltellingen voor part-timers te voorkomen, waardoor sectoren waarin veel personen part-time werken

oververtegenwoordigd raken, is er voor gekozen om iedere werkende persoon slechts aan één sector toe te wijzen.

5 Deze verhouding is berekend als het aandeel ww-uitkeringen personen in een bepaalde sector t.o.v. het totaal aantal ww-uitkeringen gedeeld door het aandeel werkzame personen in een bepaalde sector t.o.v. het totaal aantal werkzame personen.

Page 29: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

29

Tabel 3.6: Beschrijving aantal werkzame/werkloze personen MRA per sector (% van werkende/werkloze personen) Sector / Jaar 2013-K1 2014-K4

Status Werkzaam WW Werkzaam WW

A: Landbouw, bosbouw en visserij 0.55 0.38 0.52 0.33

B: Winning van delfstoffen 0.07 0.04 0.08 0.02

C: Industrie 6.10 5.37 5.74 4.61

D: Productie en distributie van en handel in

elektriciteit, aardgas, stoom en gekoelde lucht

0.25 0.16 0.24 0.14

E: Winning en distributie van water; afval- en

afvalwaterbeheer en sanering

0.46 0.38 0.44 0.26

F: Bouwnijverheid 2.83 3.90 2.44 3.13

G: Groot- en detailhandel; reparatie van auto's 17.39 15.25 16.84 13.80

H: Vervoer en opslag 5.58 4.09 5.26 3.61

I: Logies-, maaltijd- en drankverstrekking 5.18 4.22 4.98 3.87

J: Informatie en communicatie 4.73 6.24 4.44 5.30

K: Financiële instellingen 4.87 5.55 4.48 4.82

L: Verhuur van en handel in onroerend goed 1.08 1.20 1.01 1.02

M: Advisering, onderzoek en overige specialistische

zakelijke dienstverlening

8.01 8.51 7.60 7.18

N: Verhuur van roerende goederen en overige

zakelijke dienstverlening

9.43 18.43 9.75 19.87

O: Openbaar bestuur, overheidsdiensten en

verplichte sociale verzekeringen

6.12 1.36 5.12 1.16

P: Onderwijs 6.13 3.75 5.86 3.29

Q: Gezondheids- en welzijnszorg 15.19 10.72 13.86 9.91

R: Cultuur, sport en recreatie 2.09 2.70 1.94 2.40

S: Overige dienstverlening 1.80 2.29 1.61 1.92

T:Huishoudens 0.01 0.14 0.01 0.04

U: Extraterritoriaal 0.01 0.01 0.00 0.01

X: Onbekend 2.12 5.32 7.78 13.32

Aantal (x1000) 1081 48 1091 47

Page 30: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

30

Figuur 3.9: Verhouding aandeel WW-uitkeringen en werkzame personen, 2012-2014

In figuur 3.10 is per bedrijfstak de verhouding tussen het aantal WW-ontvangers en het aantal openstaande vacatures weergegeven. Hierbij zijn de openstaande vacatures in de bedrijfstak vergeleken met het aantal personen dat nu een WW-uitkering ontvangt, maar voorheen werkzaam was in de betreffende sector. Als we de ontwikkelingen over de tijd in de verschillende bedrijfstakken met elkaar vergelijken dan lijken er twee trends te zijn. De eerste trend is dat in sommige sectoren de conjuncturele werkloosheid afneemt maar er nog geen krapte lijkt te ontstaan. In deze sectoren blijven er nog altijd voldoende WW-ontvangers over om in beginsel de openstaande vacatures mee te vervullen. Sectoren waar de conjuncturele werkloosheid afneemt, maar er nog geen sprake is van echte krapte op de arbeidsmarkt zijn: de industrie, bouwnijverheid, vervoer, informatie en communicatie, onderwijs, gezondheid en welzijn, cultuur, sport en recreatie. De tweede groep van bedrijfstakken zijn sectoren waar inmiddels sprake lijkt van (toenemende) krapte op de arbeidsmarkt. Dit zijn de sectoren waar de ontwikkeling zich boven de 45-graden lijn beweegt. Het gaat hier om de sectoren: detailhandel, logies, maaltijds- en drankverstrekking, advisering, onderzoek en gespecialiseerde zakelijke dienstverlening, openbaar bestuur en overheid.

00,5

11,5

22,5

3

Verhouding aandeel WW-uitkeringen en werkzame personen

2012-k1 2013-k1 2014-k4

Page 31: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

31

Figuur 3.10: Balans vacatures en WW-uitkeringen naar sector, per kwartaal, 2013-20146

Page 32: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

32

Page 33: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

33

Page 34: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

34

Page 35: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

35

Page 36: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

36

Page 37: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

37

Page 38: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

38

3.3.5 Arbeidsmarktdynamiek naar opleidingsniveau en sector

In tabel 3.7 wordt de verdeling naar opleidingsniveau van de werkenden per sector gepresenteerd en in figuur 3.8 zijn de ontwikkelingen in de verhouding tussen WW-ontvangers en openstaande vacatures nog eens onderscheiden naar opleidingsniveau. Sectoren met een groot aandeel hoger en wetenschappelijk opgeleiden zijn: ‘Informatie en communicatie’, ‘Financiële dienstverlening’, ‘Advisering en onderzoek’, en ‘Onderwijs’. In deze sectoren heeft 40% of meer van de werkenden een hoger of wetenschappelijk opleidingsniveau. Sectoren met een groot aandeel middelbaar opgeleiden zijn: ‘Logies-, maaltijd- en drankverstrekking’, ‘Verhuur van roerende zaken en overige zakelijke dienstverlening’, ‘Gezondheids- en welzijnszorg’ en ‘Cultuur, sport en recreatie’. In deze sectoren heeft meer dan 30% van de werkenden een middelbare opleiding.

Page 39: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

39

Tabel 3.7: Beschrijving opleidingsniveau 2013-2014 per sector MRA (%) Jaar 2013-K1 2014-K4

Sector / Opl. e l m h w o e l m h w o

A: Landbouw, bosbouw.. 5.7 13.5 24.9 5.9 2.0 47.8 8.0 13.3 23.4 5.3 2.1 47.9

B: Winning van delfstoffen 0.4 5.2 15.7 13.2 16.7 48.8 0.6 5.2 16.6 14.6 16.7 46.3

C: Industrie 5.2 10.1 22.7 8.5 4.6 49.0 5.3 10.4 22.7 8.6 4.9 48.0

D: Productie en distributie.. 0.5 3.7 21.2 16.5 17.5 40.5 0.5 4.0 20.6 16.1 16.6 42.2

E: Winning en distributie.. 2.7 7.8 19.5 8.8 4.7 56.5 2.7 8.3 20.2 8.8 4.6 55.5

F: Bouwnijverheid 2.2 9.2 29.7 7.3 2.0 49.7 2.0 9.2 29.4 7.6 2.0 49.7

G: Groot- en detailhandel.. 2.6 14.9 33.8 9.2 4.1 35.4 6.4 17.7 29.8 8.3 3.9 33.8

H: Vervoer en opslag 2.5 8.6 25.7 7.2 4.0 52.0 2.3 9.0 26.5 7.1 3.8 51.3

I: Logies-, maaltijd- en.. 4.8 15.4 38.7 9.5 2.8 28.9 6.8 18.8 36.4 7.5 1.8 28.7

J: Informatie en comm.. 0.6 3.4 22.3 24.0 16.6 33.1 0.6 3.5 22.5 23.6 16.7 33.2

K: Financiële instellingen 0.4 2.5 18.5 17.9 21.0 39.7 0.3 2.2 17.7 18.4 22.4 38.9

L: Verhuur van en handel. 0.9 5.5 25.4 16.1 9.6 42.5 1.4 6.0 25.8 16.1 9.6 41.2

M: Advisering, onderzoek.. 0.6 3.1 18.7 18.3 26.5 32.8 0.6 3.4 19.3 18.3 26.5 31.9

N: Verhuur van roerende.. 5.9 11.5 32.0 12.3 6.5 31.8 5.7 12.4 33.7 11.6 5.6 30.9

O: Openbaar bestuur.. 0.6 4.7 20.6 12.2 14.3 47.6 0.6 5.2 20.0 13.5 16.2 44.5

P: Onderwijs 0.5 1.6 12.0 33.0 22.7 30.3 0.5 1.9 12.3 33.8 23.1 28.5

Q: Gezondheids- en.. 1.6 5.7 30.0 16.6 10.6 35.5 1.5 5.8 30.1 16.9 11.0 34.7

R: Cultuur, sport en.. 1.4 7.1 29.6 19.9 9.1 32.8 1.9 8.2 30.6 18.6 9.2 31.5

S: Overige dienstverlening 2.1 7.2 27.7 11.7 15.1 36.1 2.2 8.9 26.9 11.6 15.7 34.8

T: Huishoudens 3.4 15.9 29.5 5.7 8.0 37.5 4.4 11.8 19.1 8.8 11.8 44.1

U: Extraterritoriaal 2.8 2.8 14.2 9.4 17.0 53.8 3.6 7.1 17.9 7.1 7.1 57.1

X: Onbekend 4.0 8.6 25.7 13.6 9.7 38.4 3.8 10.4 28.7 13.1 9.2 35.0

Noot: e = elementair, l = lager, m = middelbaar, h = hoger, w = wetenschappelijk, en o = onbekend.

In figuur 3.8 wordt per sector voor vijf opleidingsniveaus de verhouding tussen het aantal WW-ontvangers en het aantal openstaande vacatures weergegeven voor de periode 2013-2014. We beschrijven een aantal opmerkelijke ontwikkelingen:

- Opvallend is de afname van de werkloosheid onder middelbaar opgeleiden in de industrie, de bouwnijverheid, vervoer en opslag en onderwijs. In deze sectoren beweegt de trend zich horizontaal naar links, wat aangeeft dat de conjuncturele werkloosheid is verminderd zonder dat de frictie- of structurele werkloosheid omhoog is gegaan. In deze sectoren lijkt de arbeidsmarkt voor middelbaar opgeleiden duidelijk te verbeteren.

- In een aantal sectoren lijken inmiddels al weer personeelstekorten te ontstaan voor middelbaar opgeleiden. Zo gaat de lijn voor middelbaar opgeleiden in de bedrijfstak ‘groot- en detailhandel en reparatie van auto’s’ door de 45-graden lijn, wat aangeeft dat in deze sector ondanks het relatief hoge aantal WW-ontvangers het aantal vacatures voor middelbaar opgeleiden het aantal WW-ontvangers inmiddels al weer overtreft. In de sector openbaar bestuur, overheidsdiensten en verplichte sociale verzekeringen’ bevindt de lijn voor middelbaar opgeleiden zich al boven de 45-graden lijn maar beweegt deze lijn zich steeds verder af van de

Page 40: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

40

45-graden lijn. Dit geeft aan dat de arbeidsmarkt voor middelbaar opgeleiden in deze sector verder verkrapt ondanks dat het aantal WW-ontvangers die uit deze sector komen niet veel minder wordt. In deze sectoren lijkt vooral sprake te zijn van frictie- of structurele werkloosheid onder middelbaar opgeleiden.

- Dan zijn er een paar sectoren waar de arbeidsmarkt voor middelbaar opgeleiden zwak blijft. Hierbij gaat het om de sectoren ‘verhuur van roerende goederen en overige zakelijke dienstverlening’, de ‘gezondheids- en welzijnszorg’ en de ‘overige dienstverlening’. Omdat in de sectoren ‘Verhuur van roerende goederen en overige zakelijke dienstverlening’ en ‘Gezondheids- en welzijnszorg’ betrekkelijk veel WW-ontvangers op middelbaar niveau zijn, bepalen met name deze twee sectoren het beeld voor middelbaar opgeleiden.

- Wat verder opvalt is de krappe arbeidsmarkt in de sector ‘logies, maaltijd- en drankverstrekking’. Voor alle opleidingsniveaus bevindt de lijn zich inmiddels (ver) boven de 45-graden lijn, wat betekent dat het aanwezige aantal WW-ontvangers onvoldoende is om alle openstaande vacatures te vervullen. Ook in de sector ‘openbaar bestuur, overheidsdiensten en verplichte sociale verzekeringen’ lijkt de arbeidsmarkt zich over de gehele linie, voor alle opleidingsniveaus te verkrappen. Wel valt hier op dat de toename van het aantal openstaande vacatures veel groter is dan de daling van het aantal WW-ontvangers.

- De arbeidsmarkt voor hoger en wetenschappelijk opgeleiden is in vrijwel alle sectoren goed te noemen. Vrijwel overal neemt het aantal WW-ontvangers enigszins af en neemt het aantal openstaande vacatures (snel) toe.

Page 41: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

41

Figuur 3.8: Balans vacatures en WW-uitkeringen naar sector en opleidingsniveau, per kwartaal, 2013- 2014

Page 42: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

42

Page 43: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

43

Page 44: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

44

Page 45: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

45

Page 46: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

46

Page 47: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

47

Page 48: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

48

Page 49: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

49

4 Aansluiting Onderwijs en Arbeidsmarkt

4.1 Onderwijsdeelname in de MRA

Tabel 4.1 beschrijft de deelname aan het onderwijs onder jongeren van alle leeftijden en uitgesplitst voor de leeftijdscategorie 15–26 jaar in de MRA in de periode 2012-2014. Het aantal leerlingen/studenten in de MRA is afgenomen van 363 duizend in 2012 naar 336 duizend in 2014. In de leeftijdscategorie 15-26 jaar nam het aantal studenten echter toe van 228 duizend in 2012 tot 235 duizend in 2014. In de leeftijdscategorie 15-17 jaar zijn jongens enigszins in de meerderheid, vanaf 18 jaar zijn de meisjes in de meerderheid. In de leeftijd tussen 15 en 22 jaar is ongeveer 36% van de studenten van migrantenafkomst, in de leeftijdscategorie 23-26 jaar is dat rond de 41%. Als we kijken naar opleidingstype dan valt op dat de deelname aan het vo iets toeneemt, terwijl de deelname aan het wo iets afneemt. In de leeftijdsgroep 23-26 jaar neemt de deelname aan het hbo relatief iets toe. Tabel 4.1: Beschrijving MRA scholieren/studenten naar leeftijd, kwartaal 1 Leeftijdscategorie alle leeftijden 15-17 18-22 23-26

Schooljaar ‘12 ‘13 ‘14 ‘12 ‘13 ‘14 ‘12 ‘13 ‘14 ‘12 ‘13 ‘14

Leeftijd (gem.) 20.1 19.8 19.6 16.0 16.0 16.0 19.8 19.9 19.9 24.2 24.2 24.2

Geslacht (%):

Man 49.1 48.9 49.0 50.4 50.3 50.4 48.3 48.2 48.2 48.3 48.3 48.4

Etniciteit (%):

Autochtoon 57.6 62.8 62.8 65.1 64.7 64.7 63.8 63.8 64.1 59.3 59.1 59.8

Migrant 42.4 37.2 37.2 34.9 35.3 35.3 36.2 36.2 35.9 40.7 41.3 40.2

1e generatie 10.2 10.7 10.2 6.4 6.3 5.9 9.4 9.2 8.8 17.6 17.5 16.3

2e generatie 23.7 26.5 27.0 28.5 28.9 29.5 26.7 27.0 27.1 23.1 23.4 23.9

Type opl. (%):

vo 38.8 41.7 42.0 79.5 80.4 80.4 5.9 6.1 5.9 0.0 0.0 0.0

mbo 23.3 23.5 22.3 18.3 17.6 17.5 40.4 40.1 39.0 17.4 17.6 16.4

hbo 19.9 18.9 19.7 1.5 1.5 1.6 30.0 30.4 31.3 40.6 41.3 43.0

wo 16.2 14.5 14.7 0.1 0.1 0.1 21.3 22.0 21.9 41.3 40.5 39.8

Aantal (x1000) 363 331 336 78 78 80 107 108 110 43 43 45

Page 50: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

50

Tabel 4.2 geeft informatie over het aantal leerlingen/studenten dat een diploma heeft behaald. Het aantal uitgereikte diploma’s in het hbo neemt behoorlijk toe van 18 duizend in 2012 tot 19 duizend in 2014. In de andere sectoren (vo, mbo en wo) neemt het aantal uitgereikte diploma’s daarentegen wat af. Alleen voor het vo kunnen we hierbij ook het slagingspercentage bepalen. In 2014 slaagde 90% van de vo examenkandidaten. Dat is ruim twee procent meer dan in 2012. Het aandeel studenten van migrantenafkomst onder de mbo geslaagden neemt daarentegen iets toe van 40.0% naar 42.7%. De laatste trend, een toename in het aandeel studenten van migrantenafkomst, onder de geslaagden voor hun diploma zien we ook in het hbo en het wo. In het hbo en het wo zien we echter het aandeel jongens onder de geslaagden afnemen. In het hbo is slechts 45.2% van de geslaagden man, in het wo is dit 42.2%. Tabel 4.2: Examens voor ingeschreven MRA-studenten, naar type opleiding

Opleidingstype vo mbo hbo wo

Schooljaar ‘12 13 ‘14 ‘12 ‘13 ‘14 ‘12 ‘13 ‘14 ‘12 ‘13 ‘14

Leeftijd (gem.) 16.6 16.6 16.6 22.8 21.9 21.9 23.9 21.5 20.7 23.0 22.9 22.8

Geslacht (%):

Man 49.5 48.9 49.0 55.4 53.7 54.0 44.9 46.4 45.2 41.9 41.9 42.1

Etniciteit (%):

Autochtoon 59.7 66.2 65.8 53.5 55.7 56.8 55.8 60.3 63.3 60.1 70.5 70.7

Migrant 28.6 33.8 34.2 40.0 44.3 43.2 29.8 39.7 36.7 24.9 29.5 29.3

1e generatie 4.5 5.4 5.3 14.1 15.0 14.5 10.7 16.0 12.3 8.8 10.7 10.2

2e generatie 24.1 28.4 28.9 25.9 29.3 28.7 19.1 23.6 24.4 16.0 18.8 19.1

Geslaagden (%): 87.9 89.0 90.0

Aantal (x1000) 28 25 26 18 16 16 18 20 19 16 14 14

In tabel 4.3 worden de door- en uitstroomcijfers gepresenteerd voor de vier onderwijstypen –voortgezet onderwijs (vo), middelbaar beroepsonderwijs (mbo), hoger beroepsonderwijs (hbo) en wetenschappelijk onderwijs (wo) – voor de periode 2012-2014. De cijfers laten een toename zien van het percentage geslaagden/gediplomeerd in het vo en het mbo. Het percentage gediplomeerden als percentage van het totaal aantal leerlingen in het vo neemt in 2012-2013 iets af en stabiliseert in 2013-2014. In het mbo stijgt het percentage gediplomeerden tussen 2012 en 2014 van 29% naar 31% van het totaal aantal ingeschreven studenten. In het hbo en wo daalt het percentage gediplomeerden evenwel. In het hbo van 15.8% naar 13.0% en in het wo van 29.9% naar 26.0% van het aantal ingeschreven studenten.

Page 51: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

51

Tabel 4.3: Door- en uitstromen van leerlingen uit het onderwijs, 2012, 2013 en 2014

Opleidingsniveau vo mbo hbo wo

Schooljaar ‘12 ‘13 ‘14 ‘12 ‘13 ‘14 ‘12 ‘13 ‘14 ‘12 ‘13 ‘14

Dit schooljaar

diploma gehaald

(%) als deel van

alle studenten in

dit soort onderwijs

17.6 16.4 16.7 29.0 29.9 30.9 15.8 12.7 13.0 29.9 26.0 26.0

Type diploma als

gehaald (%):

mbo-1 7.3 7.9 8.2

mbo-2 31.2 31.9 28.3

mbo-3 23.3 23.7 25.1

mbo-4 38.2 36.5 38.4

Bachelor 46.4 48.5 47.5

Master 53.6 51.5 52.5

Doorstroom (%): 96.2 97.2 97.2 72.7 73.6 71.8 75.3 78.0 76.6 74.3 78.0 76.6

naar vo 78.7 80.4 80.3 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0

naar mbo 9.3 9.6 9.1 67.5 68.3 66.2 0.8 0.7 0.7 0.0 0.0 0.0

naar hbo 3.7 3.6 3.6 4.8 4.9 5.0 72.1 75.3 73.7 1.6 1.4 1.5

naar wo 3.3 2.7 2.8 0.0 0.0 0.0 2.3 1.9 2.0 72.7 76.5 75.0

Uitstroom (%): 3.8 2.8 2.8 27.3 26.4 28.2 24.7 22.0 23.4 25.7 22.0 23.4

geen startkw. 17.6 19.9 29.9 21.7 20.3 21.8 1.0 1.0 1.3 0 0 0.2

wel startkw. 82.4 80.1 70.1 78.3 79.7 78.2 99.0 99.0 98.7 100 100 99.8

Aantal (x1000) 141 138 141 85 78 75 72 63 66 59 48 53

Van de gediplomeerden in het vo stroomt in 2014 80.3% door naar het vervolgonderwijs. Dat is ruim 1.6% meer dan in 2012. Het overgrote deel stroomt door naar het mbo. In verhouding daalt tussen 2012 en 2014 de doorstroom naar het mbo, het hbo en het wo enigszins. Dit komt door een lichte stijging in de doorstroom van vo naar (een ander niveau in het) vo. Door de toename van de doorstroom naar het vervolgonderwijs vanuit het vo daalt het uitstroompercentage van 3.8% naar 2.8% Wel is opvallend dat – ondanks of dankzij de daling van de uitstroom uit het onderwijs op vo niveau - een groter aandeel van de uitstromers in het vo het onderwijs zonder startkwalificaties verlaat. Het aandeel uitstromers uit het vo zonder startkwalificaties stijgt van 17.6% naar 29.9% van het aantal uitstromers uit het vo. De doorstroom vanuit het mbo naar het vervolgonderwijs daalt enigszins van 72.7% in 2012 naar 71.8% in 2014. Hierdoor neemt de uitstroom uit het onderwijs op mbo niveau enigszins toe naar 28.2% van alle geslaagden. Het percentage uitromers zonder startkwalificaties blijft nagenoeg gelijk: iets minder dan 22% verlaat het mbo zonder startkwalificaties.

Page 52: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

52

Op hbo- en wo niveau zien we een geringe daling van de uitstroom en een geringe toename van de doorstroom. Tot slot valt op dat het aantal studenten op mbo, hbo en wo afneemt tussen 2012 en 2014. Op het mbo niveau daalt het van 85 duizend in 2012 naar 75 duizend in 2014, in het hbo van 72 duizend naar 66 duizend en in het wo van 59 duizend naar 53 duizend. In tabel 4.4 zijn de door- en uitstroomcijfers nog eens weergegeven voor mbo studenten. Wat opvalt is dat het uitstroomniveau onder vrouwen hoger ligt dan onder mannen. Van de uitgestroomde vrouwen deed in 2014 43.4% dat op mbo-4 niveau, onder mannelijke uitstromers was slechts 33.4% op mbo-4 niveau. Zowel onder mannen als onder vrouwen neemt het aandeel uitstroom op mbo-4 niveau wel toe tussen 2012 en 2014. Dit gaat gepaard met een afname van de uitstroom op mbo-2 niveau. Rond de 72% van de uitstromers blijft in het onderwijs en stroomt door naar een hoger mbo niveau, of naar het hbo. Rond de 28% van de gediplomeerden stroomt uit het onderwijs. Van de uitstromers uit het onderwijs heeft 73% (mannen) tot 83% (vrouwen) het niveau van startkwalificaties. Van de mannelijke uitstromers in 2014 heeft 26.6% geen startkwalificaties. Onder vrouwen is dat maar 16.8%. Tussen 2012 en 2014 is het aandeel uitstromers uit het mbo zonder startkwalificaties onder vrouwen ook iets afgenomen, maar onder mannen juist iets toegenomen. Tabel 4.4: Door- en uitstromen van mbo studenten uit het onderwijs, 2012, 2013 en 2014 naar geslacht Opleidingsniveau mbo mannen mbo vrouwen

Schooljaar ‘12 ‘13 ‘14 ‘12 ‘13 ‘14

Dit schooljaar

diploma gehaald (%) ten opzichte

alle studenten in dit soort onderwijs 28.2 28.9 29.6 29.9 31.0 32.4

Type diploma als gehaald (%):

mbo-1 9.1 9.4 10.6 5.9 6.5 5.7

mbo-2 36.5 35.2 30.7 27.7 28.6 26.0

mbo-3 23.5 23.8 25.2 23.9 23.7 24.9

mbo-4 31.0 31.6 33.4 42.5 41.2 43.4

Doorstroom (%): 71.7 73.8 71.6 73.3 73.4 71.9

naar vo 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0

naar mbo 67.4 69.1 66.7 68.0 67.4 65.6

naar hbo 3.9 4.3 4.4 5.0 5.5 5.7

naar wo 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.1

Uitstroom (%): 28.3 26.2 28.4 26.7 26.6 28.1

geen startkw. 25.7 24.3 26.6 17.2 16.2 16.8

wel startkw. 74.3 75.7 73.4 82.8 83.8 83.2

Aantal (x1000) 41 40 39 38 38 36

Page 53: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

53

4.2 Succes en aansluiting op arbeidsmarkt

Tabel 4.5 beschrijft de arbeidsmarktpositie van uitstromers uit het onderwijs op 15 november van het jaar dat ze uitstroomden voor de vier onderwijsniveaus en de perioden 2012-2014. Op mbo, hbo en wo blijft het percentage uitstromers dat medio november een baan heeft vrijwel constant (mbo en hbo) of neemt iets toe (wo). Op mbo niveau heeft ruim 3 maanden na uitstroom bijna 73% een baan, in het hbo is dat ongeveer dan 80% en in het wo 78%. Opvallend is verder dat het percentage zzp-ers onder hbo en wo uitstromers daalt: van 6.3% naar 6.0% in het hbo en van 5.3% naar 4.6% in het wo. De percentages van uitkeringsontvangers onder uitstromers uit het hbo en wo blijft gelijk of daalt enigszins. In het vo daalt het percentage uitstromers met startkwalificaties met een baan van 61.7% in 2012 naar 56.8% in 2014. De daling van het aandeel uitstromers uit het vo met een baan wordt gecompenseerd door de toename van het aandeel vo uitstromers die niet op school zitten, maar ook geen inkomen of uitkering hebben. Het aandeel vo uitstromers met startkwalificaties dat niet op school zit, en geen inkomen of uitkering heeft, neemt toe van 37.1% in 2012 naar 41.7% in 2014. Deze ongunstige ontwikkeling hangt mogelijk samen met de toename van het aandeel uitstromers zonder startkwalificaties. Onder invloed van de achteruitgang in de arbeidsmarktpositie van middelbaar opgeleiden is er de laatste jaren extra aandacht voor de aansluiting met de arbeidsmarkt voor mbo-ers. In tabel 4.6 is de uitstroom naar de arbeidsmarkt onder mbo-ers uitgesplitst naar het mbo-niveau. Van de uitstromers in 2012 op mbo-2 niveau had op 15 november van dat jaar 77.5% een baan, 2% had een WW-uitkering, 4% ontving bijstand, 5.2% een overige uitkering en 11.3% zat niet in het onderwijs maar had ook geen inkomen. Van de uitstromers met een baan was 2.6% zzp-er. In 2014 was het percentage mbo-2 uitstromers met een baan iets toegenomen. Hetzelfde geldt voor het percentage zzp-ers onder de mensen met een baan en het percentage dat een uitkering ontving. Het aandeel mbo-2 uitstromers dat niet in het onderwijs zat, en ook geen baan of uitkering had, was echter gedaald tot 7.8%. Op mbo-3 niveau zien we tussen 2012 en 2014 geen grote verandering in het aandeel uitstromers met een baan en een vermindering van het aandeel schoolverlaters dat als zzp-er werkte of een uitkering had. In 2012 drie maanden na schoolverlaten heeft bijna 87% een baan of is werkzaam als zzp-er. Hetzelfde geldt voor 2014. Het percentage mbo-3 schoolverlaters dat niet op school zat blijft ook ongeveer hetzelfde. Op mbo-4 niveau verandert het aandeel uitstromers ook niet. Op mbo-4 niveau heeft drie maanden na het schoolverlaten ongeveer 84% een baan of is werkzaam als zzp-er. Bijna 3% van de werkende gediplomeerden op mbo-4 niveau in 2014 doet dat als zzp-er.

Page 54: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

54

Tabel 4.5: Arbeidsmarkttoestand van uitstromers met uit het onderwijs op 15 november in 2012, 2013 en 2014

Opleidingsniveau vo wel

startkw.

vo

geen

startkw.

vo wel

startkw.

vo

geen

startkw.

vo wel

startkw.

vo

geen

startkw.

Uitgestroomd in

schooljaar ‘12 ‘12 ‘13 ‘13 ‘14 ‘14

Status 15 nov.

(%):

Baan 61.7 36.7 41.2 32.3 56.8 40.3

WW 0.0 0.0 0.0 0.5 0.0 0.0

Bijstand 0.0 0.0 0.2 0.0 0.1 0.8

Overigeuitkering 1.1 4.4 1.7 3.7 1.4 3.5

Niet in school/

Geen inkomen 37.1 58.9 58.1 63.3 41.7 55.3

Zzp als % van

Baan 0.6 0.0 0.5 1.4 0.0 1.1

Aantal (x1000) 2.5 0.5 1.8 0.4 1.5 0.6

Opleidingsniveau

mbo hbo wo

Uitgestroomd in

schooljaar ‘12 ‘13 ‘14 ‘12 ‘13 ‘14 ‘12 ‘13 ‘14 ‘12

Status 15 nov.

(%):

Baan 72.6 72.4 73.9 80.5 79.5 80.2 76.8 79.0 78.6 72.6

WW 2.1 2.9 2.3 1.3 1.9 1.6 1.0 1.1 1.1 2.1

Bijstand 4.2 4.7 4.5 1.2 1.7 1.7 0.8 1.0 1.0 4.2

Overigeuitkering 5.2 5.7 4.8 1.9 2.1 2.1 2.0 1.9 1.9 5.2

Niet in school/

Geen inkomen 15.9 14.3 14.7 15.0 14.8 14.4 19.4 16.9 17.6 15.9

Zzp als % van

Baan 3.2 3.3 3.1 6.3 6.0 6.0 5.3 5.3 4.6 3.2

% met startkw. 78.6 79.9 78.4 99.0 99.0 98.7 100 99.9 99.9 78.6

Aantal (x1000) 23 20 21 18 14 15 15 10 11 23

Page 55: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

55

In de tabellen 4.7 – 4.9 is de arbeidsmarktpositie van mbo gediplomeerden nog eens uitgesplitst naar mbo niveau en naar geslacht. Op mbo-2 niveau zien we dat het aandeel werkende gediplomeerden groter is onder mannen dan onder vrouwen. Van de mannen die in 2014 hun diploma mbo-2 haalden had op 15 november 81.9% een baan, onder vrouwen was dat 72.7%. Wel zien we tussen 2012 en 2014 een lichte daling in het aantal werkende gediplomeerden onder mannen en een toename onder vrouwen. De verschillende in het aandeel werkende vrouwen en mannen hangt samen met de verschillen in percentages die op 15 november geen werk of uitkering hebben maar ook niet op school zitten. Van de gediplomeerde vrouwen in 2014 heeft 12.3% geen inkomen en zit niet op school, onder mannen is dat 9.5%

Tabel 4.6: Arbeidsmarkttoestand van gediplomeerde mbo uitstromers uit het onderwijs op 15 november in 2012, 2013 en 2014 (naar mbo niveau 2, 3 en 4)

mbo opleidingsniveau mbo-2 mbo-3 mbo-4

Uitgestroomd in schooljaar ‘12 ‘13 ‘14 ‘12 ‘13 ‘14 ‘12 ‘13 ‘14

Status 15 nov. (%):

Baan 77.5 77.0 85.5 86.8 83.6 87.4 84.0 83.6 84.2

WW 2.0 3.2 2.2 1.5 1.4 1.8 1.0 1.4 1.1

Bijstand 4.0 4.9 2.1 2.2 1.9 2.0 1.8 1.9 1.7

Overige uitkering 5.2 4.8 2.5 1.9 1.9 1.8 1.2 1.9 1.8

Niet in school/Geen inkomen 11.3 10.1 7.8 7.6 11.3 7.0 12.0 11.3 11.2

Zzp als % van Baan 2.6 4.1 2.5 2.6 2.6 1.9 2.7 2.6 2.8

Aantal (x1000) 3.9 3.6 2.9 3.1 3.1 3.2 4.5 4.0 4.4

Tabel 4.7: Arbeidsmarkttoestand van gediplomeerde mbo-2 uitstromers uit het onderwijs op 15 november in 2012, 2013 en 2014, naar geslacht mbo opleidingsniveau mbo-2 mannen mbo-2 vrouwen

Uitgestroomd in schooljaar ‘12 ‘13 ‘14 ‘12 ‘13 ‘14

Status 15 nov. (%):

Baan 84.5 81.8 81.9 68.5 71.6 72.7

WW 1.9 2.9 2.4 2.2 3.5 2.7

Bijstand 1.2 2.5 2.4 8.2 7.6 7.6

Overige uitkering 4.8 3.9 3.8 5.6 5.7 4.6

Niet in school/Geen inkomen 7.6 8.8 9.5 15.4 11.6 12.3

Zzp als % van Baan 3.0 2.9 3.6 2.8 5.7 4.2

Aantal (x1000) 2.2 1.9 1.6 1.5 1.7 1.5

Page 56: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

56

De verschillen tussen mannen en vrouwen op mbo-2 niveau zien we ook op mbo-3 niveau: een groter aandeel mannelijke uitstromers met een baan en een groter aandeel vrouwelijke uitstromers zonder inkomen maar ook niet op school. Wel liggen de percentages van uitstromers met een baan zowel onder mannen als vrouwen op mbo-3 niveau hoger dan op mbo-2. De percentages buiten de arbeidsmarkt liggen navenant lager.

Op mbo-4 niveau zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen – in tegenstelling tot mbo-2 en mbo-3 – gering. Zo’n 84% heeft op 15 november een baan en 11.5% heeft op die datum geen baan of uitkering maar zit ook niet op school. Wel ligt het aandeel werkenden als zzp-er onder deze groep gediplomeerden hoger onder mannen dan onder vrouwen. Van de werkende mbo-4 gediplomeerden in november 2014 doet 4.9% van de mannen dat als zzp-er, onder vrouwen is dat 1.3%.

Tabel 4.8: Arbeidsmarkttoestand van gediplomeerde mbo-3 uitstromers op 15 november in 2012, 2013 en 2014, naar geslacht mbo opleidingsniveau mbo-3 mannen mbo-3 vrouwen

Uitgestroomd in schooljaar ‘12 ‘13 ‘14 ‘12 ‘13 ‘14

Status 15 nov. (%):

Baan 89.9 86.9 90.0 85.0 84.2 85.1

WW 1.6 2.1 1.8 1.4 2.3 1.7

Bijstand 0.3 1.4 0.7 3.9 2.6 3.3

Overige uitkering 1.5 1.8 1.3 2.4 3.1 2.2

Niet in school/Geen inkomen 6.8 7.8 6.2 7.3 7.8 7.7

Zzp als % van Baan 3.6 2.8 2.5 2.0 2.4 1.4

Aantal (x1000) 1.4 1.4 1.5 1.6 1.6 1.7

Tabel 4. 9: Arbeidsmarkttoestand van gediplomeerde mbo-4 uitstromers op 15 november in 2012, 2013 en 2014, naar geslacht mbo opleidingsniveau mbo-4 mannen mbo-4 vrouwen

uitgestroomd in schooljaar ‘12 ‘13 ‘14 ‘12 ‘13 ‘14

Status 15 nov. (%):

Baan 85.2 84.0 83.2 84.5 83.2 84.8

WW 1.2 1.1 1.0 0.9 1.6 1.1

Bijstand 0.9 1.8 1.5 2.5 2.0 1.9

Overige uitkering 0.9 1.3 1.5 1.5 2.2 2.0

Niet in school/Geen inkomen 11.7 11.8 12.7 10.6 10.9 10.2

Zzp als % van Baan 4.5 4.0 4.9 1.4 1.6 1.3

Aantal (x1000) 1.7 1.7 1.8 2.5 2.4 2.6

Page 57: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

57

5 Mobiliteit op de MRA-arbeidsmarkt

Om de dynamiek en de mobiliteit op de arbeidsmarkt in kaart te brengen, wordt gebruik gemaakt van een multivariaat ‘competing risks’ duurmodel. Dit model analyseert de overgangen vanuit een WW-uitkering naar een andere arbeidsmarkttoestand. In deze monitor wordt verondersteld dat er vier mogelijke arbeidsmarktsituaties zijn voor personen met een WW-uitkering:

1. Uitstroom naar een baan in dezelfde sector dan de vorige baan, 2. Uitstroom naar een baan in andere sector dan de vorige baan, 3. Uitstroom naar een overige toestand (bijstand, pensioen, opleiding, etc.), 4. Geen uitstroom uit de WW-uitkering.

Er zijn verschillende redenen waarom juist dit model wordt gebruikt. Ten eerste is het mogelijk om de kans op een overgang te analyseren, ermee rekening houdende dat personen naar meerdere toestanden kunnen stromen. Dat is van cruciaal belang omdat de overgangskans naar een bepaalde toestand niet onafhankelijk is van de kans op een overgang naar een andere toestand. Ten tweede kan in een dergelijk duurmodel rekening worden gehouden met de invloed die de duur van een periode zelf heeft op de waargenomen overgangen. De kans op het vinden van een baan kan bijvoorbeeld afhangen van hoe lang een persoon al werkloos is. Ten derde kan gecorrigeerd worden voor de invloeden die achtergrondkenmerken hebben op de overgangskansen. 5.1 Arbeidsmarktkansen vanuit de WW

In dit hoofstuk wordt specifiek ingegaan hoe de uitstroomkansen uit de WW in 2014 zijn veranderd ten opzichte van 2012. Om de ontwikkeling van arbeidsmarktkansen met betrekking tot WW-uitstroom tussen jaren te kunnen tonen, wordt ieder kalenderjaar alleen gekeken naar gebeurtenissen in dat specifieke jaar. Met andere woorden, voor 2013 worden alleen WW-uitkeringen beschouwd die gestart zijn in 2013 en wordt gekeken of er op, of voor, 31 december 2013 WW-uitstroom heeft plaatsgevonden. Door hetzelfde te doen voor 2014 wordt bepaald of 2014 (on)gunstiger was ten opzichte van 2013 als het gaat om WW-uitstroom. Deze keuze is gemaakt omdat het doel van de monitor is om echt te meten wat de invloed is van de economische situatie van een bepaald jaar op de kans op uitstroom uit de WW naar een andere toestand, en om dit tussen jaren te kunnen vergelijken.

Page 58: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

58

Figuur 5.1: Uitstroomkansen uit de WW voor de MRA, binnen 2013 en 2014

Geen uitstroom uit de WW

Uitstroom naar een baan in dezelfde sector (BDS)

Uitstroom naar een baan in andere sector (BAS)

Uitstroom naar een andere toestand (Ov.)

Figuur 5.1 toont hoe de uitstroomkansen zich ontwikkelden gedurende 2012 en 2014. De figuur laat zien dat de (duurafhankelijk) dynamiek in uitstroomkansen voor 2012 en 2014 redelijk gelijk is. In beide jaren wordt na 3 maanden een kink geobserveerd en deze wordt veroorzaakt doordat de minimale duur van een WW-uitkering 3 maanden is (mits voldaan wordt aan de wekeneis). De maximale duur van een WW-uitkering is 38 maanden, maar de figuren laten duidelijk zien dat de dynamiek in de ontwikkeling van de uitstroomkansen na ongeveer 150 dagen niet meer verandert. WW-ontvangers die na 150 dagen nog geen nieuwe baan hebben gevonden zijn vrijwel allemaal na een jaar (365 dagen) nog steeds zonder werk. Personen die in 2014 uitkeringsgerechtigd werden stroomden binnen dat jaar relatief minder vaak uit naar een baan en bleven vaker werkloos dan personen met een WW-uitkering die startte in 2012. Een belangrijke observatie is dat in 2012 personen iets vaker uitstromen naar een baan in dezelfde sector dan naar een baan in een andere sector. Met dezelfde (andere) sector wordt bedoeld de sector waarin men voorafgaand aan de WW-uitkering (niet) werkzaam was. De figuren laten dus zien dat personen bij het zoeken naar een baan vanuit een WW-uitkering in zekere mate gericht zijn op de sector waar ze voorafgaand aan hun WW-periode werkzaam waren. Ook valt op dat uitstroom naar een andere sector in 2014 relatief vaker voorkwam dan in 2012. Een interpretatie die hiermee in lijn is dat in een situatie waarin meer personen in

Page 59: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

59

een WW-uitkering zitten en minder snel uitstromen, zoals in 2014 het geval was, men eerder een baan in een andere sector zal zoeken, dan wel bereid is te accepteren. 5.2 Uitstroom uit de WW naar een andere sector

Figuur 5.1 geeft aan dat een belangrijk deel van de uitstroom uit de WW naar een andere sector is dan de sector waar men voor de WW periode werkzaam is: de intersectorale mobiliteit na WW is groot en lijkt tussen 2012 en 2014 toe te nemen. De vraag die zich opdringt is: van welke sectoren en naar welke sectoren stroomt men na een WW periode uit. In tabel 5.1-5.7 is per sector waar WW ontvangers voor hun WW periode werkzaam waren aangegeven naar welke sector de uitstroom plaatsvindt. Zo zien we dat van de WW ontvangers die werkloos werden vanuit een baan in de industrie ruim 48% uitstroomt naar de sector ‘verhuur van roerende goederen en overige zakelijke dienstverlening’. Deze sector omvat de uitzendbranche, dus een groot deel van werklozen die voorheen in de industrie werkzaam waren vindt weer werk via een uitzendbureau. Dit is een patroon dat we ook in de andere sectoren zien. Zo’n 30-40% van de uitstroom van WW ontvangers is naar de sector ‘verhuur van roerende goederen en overige zakelijke dienstverlening’. Een tweede sector waar relatief veel WW ontvangers naar uitstromen is de ‘groot- en detailhandel en reparatie van auto’s’. Zo’n 10-20% van de uitstromende WW-ontvangers vindt werk in de groot- en detailhandel. Een derde sector waarnaar relatief veel uitstroom is, is de sector ‘advisering, onderzoek en specialistische zakelijke dienstverlening’, hoewel niet uit elke sector uitstroom naar deze sector plaatsvindt. Tabel 5.1: Van Industrie sector naar WW naar andere sector

Sector %

G: Groot- en detailhandel; reparatie van auto's 20.01

H: Vervoer en opslag 3.94

I: Logies-, maaltijd- en drankverstrekking 2.83

J: Informatie en communicatie 3.71

M: Advisering, onderzoek en overige specialistische zakelijke dienstverlening 7.36

N: Verhuur van roerende goederen en overige zakelijke dienstverlening 48.09

P: Onderwijs 1.41

Q: Gezondheids- en welzijnszorg 3.65

R: Cultuur, sport en recreatie 1.41

S: Overige dienstverlening 1.24

Andere sectoren 6.36

Aantal (x1000) 1,7

Page 60: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

60

Tabel 5.2: Van Groot- en detailhandel; reparatie van auto's sector naar WW naar andere sector Sector %

C: Industrie 7.36

H: Vervoer en opslag 5.35

I: Logies-, maaltijd- en drankverstrekking 6.79

J: Informatie en communicatie 5.54

M: Advisering, onderzoek en overige specialistische zakelijke dienstverlening 8.45

N: Verhuur van roerende goederen en overige zakelijke dienstverlening 43.46

P: Onderwijs 2.44

Q: Gezondheids- en welzijnszorg 8.82

R: Cultuur, sport en recreatie 2.14

S: Overige dienstverlening 2.73

Andere sectoren 6.92

Aantal (x1000) 4,6

Tabel 5.3: Van Logies-, maaltijd- en drankverstrekking sector naar WW naar andere sector Sector %

C: Industrie 3.43

G: Groot- en detailhandel; reparatie van auto's 19.43

H: Vervoer en opslag 4.15

J: Informatie en communicatie 2.91

M: Advisering, onderzoek en overige specialistische zakelijke dienstverlening 6.74

N: Verhuur van roerende goederen en overige zakelijke dienstverlening 40.54

P: Onderwijs 1.75

Q: Gezondheids- en welzijnszorg 7.45

R: Cultuur, sport en recreatie 4.27

S: Overige dienstverlening 1.49

Andere sectoren 7.84

Aantal (x1000) 1,5

Page 61: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

61

Tabel 5.4: Van Informatie en communicatie sector naar WW naar andere sector

Sector %

C: Industrie 2.75

G: Groot- en detailhandel; reparatie van auto's 15.85

H: Vervoer en opslag 2.35

I: Logies-, maaltijd- en drankverstrekking 2.69

M: Advisering, onderzoek en overige specialistische zakelijke dienstverlening 16.53

N: Verhuur van roerende goederen en overige zakelijke dienstverlening 34.04

P: Onderwijs 3.49

Q: Gezondheids- en welzijnszorg 5.15

R: Cultuur, sport en recreatie 5.21

S: Overige dienstverlening 3.15

Andere sectoren 8.81

Aantal (x1000) 1,7

Tabel 5.5: Van Advisering, onderzoek en overige specialistische zakelijke dienstverlening sector naar WW naar andere sector Sector %

C: Industrie 5.43

G: Groot- en detailhandel; reparatie van auto's 13.30

H: Vervoer en opslag 2.66

I: Logies-, maaltijd- en drankverstrekking 3.18

J: Informatie en communicatie 11.71

N: Verhuur van roerende goederen en overige zakelijke dienstverlening 32.36

P: Onderwijs 5.50

Q: Gezondheids- en welzijnszorg 6.87

R: Cultuur, sport en recreatie 3.44

S: Overige dienstverlening 2.55

Andere sectoren 13.00

Aantal (x1000) 2,7

Page 62: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

62

Tabel 5.6: Van Verhuur van roerende goederen en overige zakelijke dienstverlening sector naar WW naar andere sector Sector %

C: Industrie 7.98

G: Groot- en detailhandel; reparatie van auto's 19.31

H: Vervoer en opslag 10.33

I: Logies-, maaltijd- en drankverstrekking 9.56

J: Informatie en communicatie 6.77

M: Advisering, onderzoek en overige specialistische zakelijke dienstverlening 11.14

P: Onderwijs 5.10

Q: Gezondheids- en welzijnszorg 10.30

R: Cultuur, sport en recreatie 3.91

S: Overige dienstverlening 2.06

Andere sectoren 13.53

Aantal (x1000) 5,4

Tabel 5.7: Van Onderwijs sector naar WW naar andere sector Sector %

C: Industrie 1.63

G: Groot- en detailhandel; reparatie van auto's 6.42

H: Vervoer en opslag 2.55

I: Logies-, maaltijd- en drankverstrekking 1.94

J: Informatie en communicatie 6.12

M: Advisering, onderzoek en overige specialistische zakelijke dienstverlening 11.93

N: Verhuur van roerende goederen en overige zakelijke dienstverlening 38.23

Q: Gezondheids- en welzijnszorg 13.35

R: Cultuur, sport en recreatie 4.18

S: Overige dienstverlening 3.36

Andere sectoren 10.30

Aantal (x1000) 1,0

Page 63: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

63

Tabel 5.8: Van Gezondheids- en welzijnszorg sector naar WW naar andere sector

Sector %

C: Industrie 2.82

G: Groot- en detailhandel; reparatie van auto's 12.86

H: Vervoer en opslag 2.90

I: Logies-, maaltijd- en drankverstrekking 6.41

J: Informatie en communicatie 2.62

M: Advisering, onderzoek en overige specialistische zakelijke dienstverlening 7.98

N: Verhuur van roerende goederen en overige zakelijke dienstverlening 43.25

P: Onderwijs 9.23

R: Cultuur, sport en recreatie 2.70

S: Overige dienstverlening 3.91

Andere sectoren 5.32

Aantal (x1000) 2,5

Page 64: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

64

6 Personen met een migranten-achtergrond in de MRA in 2013-2014

In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de onderwijs- en arbeidsmarktpositie van migranten. De MRA bewoners die in dit hoofdstuk worden beschreven zijn mensen die niet in Nederland zijn geboren en waarvan ten minste één ouder niet in Nederland is geboren (eerste generatie migranten) of die wel in Nederland zijn geboren maar waarvan ten minste een van de ouders niet in Nederland is geboren (tweede generatie migranten). In tabel 6.1 wordt de leerling- en studentenpopulatie migranten beschreven. In 2014 waren er in de MRA 129 duizend migranten leerlingen/studenten. Dat is 4 duizend minder dan het jaar ervoor. Vooral het aantal migranten leerlingen/studenten van 18 jaar en ouder loopt iets terug. 6.1 Onderwijs deelname en succes

Van de migranten leerlingen/studenten is het merendeel (52.2%)vrouw. Vooral onder de wat oudere studenten is er een behoorlijk verschil tussen het aantal mannen en vrouwen. Zo is van de studenten van 23-26 jaar in 2015 ruim 55% vrouw en maar 45% man. In de leerplichtige leeftijd 15-17 jaar is het verschil in de aandelen mannen en vrouwen gering. Wat verder opvalt is dat van alle migranten leerlingen/studenten 28.3% tot de eerste generatie migranten hoort. Van de wat oudere migranten leerlingen/studenten is evenwel 39.7% eerste generatie migrant. Onder deze relatief oudere studenten zien we een kleine toename in het aandeel dat in het hbo zit en een kleine afname van het aandeel in het wo. In de leeftijdsgroep 18-22 jaar zien we evenwel een geringe toename in zowel het aandeel hbo-ers als het aandeel wo-ers.

Page 65: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

65

Tabel 6.1: Beschrijving MRA scholieren/studenten migranten naar leeftijd, 2013 en 2014

Leeftijdcategorie alle studenten 15-17 18-22 23-26

Schooljaar ‘13 ‘14 ‘13 ‘14 ‘13 ‘14 ‘13 ‘14

Leeftijd (gem.) 20.3 20.2 16.0 16.0 19.9 19.9 24.2 24.3

Geslacht (%):

Man 47.7 47.8 50.4 50.2 47.3 47.6 45.7 45.6

1e generatie 28.8 27.5 17.9 16.6 25.5 24.5 42.7 40.5

2e generatie 71.2 72.5 82.1 83.9 74.5 75.5 57.3 59.5

Type opl. (%):

VO 39.0 39.4 80.1 89.4 6.3 6.0 0.0 0.0

MBO 26.9 25.6 18.5 18.8 47.5 47.0 21.2 20.1

HBO 19.1 19.6 1.0 1.1 27.4 27.8 43.6 45.3

WO 12.6 12.6 0.0 0.0 16.0 16.5 34.1 33.1

Aantal (x1000) 123.3 125.0 27.4 28.2 39.2 39.3 17.5 18.1

Tabel 6.2: Beschrijving MRA scholieren/studenten 1ste en 2de generatie migranten naar leeftijd, 2013 en 2014

Leeftijdscategorie 1ste gen 2de gen

Schooljaar ‘13 ‘14 ‘13 ‘14

Leeftijd (gem.) 24.7 24.6 18.5 18.5

Geslacht (%):

Man 45.1 44.9 48.8 49.0

Type opl. (%):

vo 21.8 21.6 45.9 46.2

mbo 30.3 28.4 25.6 24.8

hbo 24.4 24.6 17.0 17.7

wo 18.2 18.6 10.3 10.3

Aantal (x1000) 35.5 34.3 87.8 90.7

Page 66: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

66

In tabel 6.3 wordt het aantal leerlingen/studenten met een migrantenachtergrond vermeld dat in 2013 of 2014 in het examenjaar zat. In het vo was in 2014 het slagingspercentage onder migrantenleerlingen 87%. Dat is iets hoger dan in 2013. Echter, dit percentage is iets lager dan het totale slagingspercentage in het vo. Van alle leerlingen die in 2014 examen deden in het vo, slaagde 90% (zie tabel 4.2). Opvallend is dat het aandeel mannen onder de migranten die geslaagd zijn voor hun diploma afneemt naarmate het opleidingsniveau hoger is. In het mbo is 52.6% van de gediplomeerde migranten man, in het hbo is dat 44% en in het wo 41.4%. Vrouwelijke migranten doen het duidelijk beter dan mannelijke. Van de gediplomeerden is verder ongeveer tweederde tweede generatie migrant en een derde eerste generatie. Tabel 6.3. Examens voor ingeschreven MRA-studenten migranten, naar type opleiding, 2013 en 2014

Opleidingstype vo mbo hbo wo

Schooljaar ‘13 ‘14 ‘13 ‘14 ‘13 ‘14 ‘13 ‘14

Leeftijd (gem.) 16.6 16.5 22.4 22.2 21.5 21.4 23.5 23.5

Geslacht (%):

Man 48.0 48.3 52.0 52.7 45.4 44.0 39.8 41.2

Etniciteit (%):

1e generatie 15.9 15.5 33.8 33.7 37.1 32.0 36.3 34.9

2e generatie 84.1 84.5 66.2 66.4 62.9 68.0 63.7 65.1

Geslaagden (%): 85.0 87.0

Aantal (x1000) 8.6 8.9 7.1 6.7 7.8 8.2 4.0 4.1

De door- en uitstroom gegevens van de migranten leerlingen en studenten staan in tabel 6.4 vermeld. De cijfers in tabel 6.4 voor migranten kunnen worden vergeleken met de cijfers in tabel 4.3 voor de hele MRA populatie. Een vergelijking tussen de twee tabellen leert dat het percentage migranten dat een diploma haalt in het vo, hbo en wo iets lager ligt dan het MRA gemiddelde, terwijl dat voor het mbo iets hoger is. Vergeleken met het MRA gemiddelde worden in het mbo ook vaker diploma’s gehaald op de lagere niveaus 1 en 2 en wat minder vaak op mbo-3 en mbo-4 niveau. De doorstroomcijfers naar het vervolgonderwijs liggen voor migranten op vergelijkbaar niveau als voor de MRA als geheel. Het aandeel uitromers zonder startkwalificaties is onder migranten wel enigszins hoger dan voor de totale MRA populatie. Zo heeft onder migranten van de uitstromers in het mbo 28.9% geen startkwalificaties terwijl dat onder alle uitstromers 28.2% is in 2014.

Page 67: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

67

Tabel 6.4: Door- en uitstroom van migrantenleerlingen uit het onderwijs, 2013 en 2014

Opleidingsniveau vo mbo hbo wo

Schooljaar ‘13 ‘14 ‘13 ‘14 ‘13 ‘14 ‘13 ‘14

Dit schooljaar

diploma gehaald (%) als deel

van alle migrantenstudenten in

dit soort onderwijs 15.1 15.7 28.5 30.4 10.4 10.7 25.8 25.1

Type diploma als gehaald (%):

mbo-1 11.1 11.9

mbo-2 33.8 30.9

mbo-3 22.4 22.9

mbo-4 32.8 34.3

Bachelor 41.9 41.0

Master 58.1 59.0

Doorstroom (%): 96.9 96.8 74.9 72.0 78.1 75.6 75.5 74.4

naar vo 79.7 79.2 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0

naar mbo 11.3 10.7 69.4 66.1 0.5 0.6 0.0 0.0

naar hbo 2.8 2.9 5.1 5.3 75.6 73.0 1.4 1.5

naar wo 2.0 1.9 0.0 0.0 2.0 1.9 74.0 72.8

Uitstroom (%): 3.1 3.2 25.1 28.0 21.9 24.4 24.5 25.6

geen startkw. 28.9 48.9 26.5 28.2 1.3 1.7 0.0 0.2

wel startkw. 71.1 51.2 74.5 71.8 98.7 98.3 100 99.8

Aantal (x1000) 48.1 49.3 33.2 32.2 23.6 24.5 15.5 15.8

6.2 Arbeidsmarkt: aansluiting, participatie en succes

De arbeidsmarktpositie op 15 november van gediplomeerden is weergegeven in tabel 6.5 en 6.6. Tabel 6.5 kan worden vergeleken met tabel 4.5 waar dezelfde informatie voor alle uitstromers is te vinden. We zien dat zowel onder de migranten vo schoolverlaters met, en zonder startkwalificaties, het percentage dat een baan vindt toeneemt tussen 2013 en 2014. Het percentage dat het vo verlaat niet op school zit en geen baan en uitkering heeft daalt onder deze groep migranten tussen 2013 en 2014. Het aantal migranten dat na het vo het onderwijs verlaat is zo’n 600 per jaar.

Page 68: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

68

In tabel 6.6 is de arbeidsmarktpositie van uitstromers met een migranten achtergrond uit het mbo, hbo en wo weergegeven op 15 november, dat wil zeggen ongeveer drie maanden na beëindiging van de opleiding. Uit tabel 6.6 blijkt dat van de migranten uitstromers op mbo, hbo en wo niveau 72% tot 80% een baan heeft. Deze cijfers zijn te vergelijken met de cijfers in tabel 4.6 voor alle uitstromers. Een vergelijking van beide tabellen leert dat het percentage dat op 15 november een baan heeft onder migranten iets lager is dan onder alle uitstromers uit het onderwijs in de MRA. Het percentage dat op 15 november niet op school zit, geen baan heeft en ook geen uitkering heeft is daarentegen onder migranten wel hoger dan gemiddeld. Zo hoort in 2014 21.4% van de mbo uitstroom, 19.8% van de hbo uitstroom en 25.0% van de wo uitstroom met een migranten achtergrond tot deze categorie. De vergelijkbare percentages voor de gehele MRA zijn, respectievelijk: 14.7%, 14.4% en 17.6%.

In de tabellen 6.7 – 6.9 staan de uitstroomcijfers voor eerste en tweede generatie migranten weergegeven per mbo niveau. De vergelijkbare cijfers, maar dan nog

Tabel 6.5: Arbeidsmarkttoestand van vo uitstromers migranten uit het onderwijs op 15 november in 2013 en 2014 Opleidingsniveau Wel startkw. Geen startkw.

Uitgestroomd in schooljaar ‘13 ‘14 ‘13 ‘14

Status 15 nov. (%):

Baan 37.7 55.7 27.9 37.9

WW 0.0 0.0 0.0 0.0

Bijstand 0.0 0.3 1.7 1.7

Overige uitkering 0.9 1.2 1.7 2.3

Niet in school/Geen inkomen 61.4 42.9 68.6 58.1

Aantal (x1000) 0.4 0.3 0.2 0.3

Tabel 6.6: Arbeidsmarkttoestand van mbo, hbo en wo uitstromers migranten op 15 november in 2013 en 2014

Opleidingsniveau mbo hbo wo

Uitgestroomd in schooljaar ‘13 ‘14 ‘13 ‘14 ‘13 ‘14

Status 15 nov. (%):

Baan 60.9 62.9 70.9 72.2 71.3 70.9

WW 3.3 2.5 2.5 2.3 1.1 1.1

Bijstand 8.6 8.1 3.2 3.3 1.3 1.4

Overigeuitkering 6.3 5.1 2.3 2.3 1.5 1.6

Niet in school/Geen inkomen 21.0 21.4 21.1 19.8 24.8 25.0

% met startkw. 74.9 72.3 98.6 98.2 99.9 99.9

Aantal (x1000) 8.2 8.8 4.9 5.7 3.2 3.6

Page 69: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

69

uitgesplitst naar geslacht, voor alle mbo uitstromers zijn te vinden in tabel 4.7 – 4.9. Een vergelijking tussen eerste en tweede generatie migranten laat zien dat op mbo-3 en mbo-4 niveau de uitstroom naar een baan hoger is onder eerste dan onder tweede generatie migranten. Op mbo-3 niveau had van de eerste generatie migranten uitstromers op 15 november 2014 83.4% een baan tegenover 75.7% onder de tweede generatie migranten. Op mbo-4 niveau waren deze cijfers respectievelijk 77.0% en 72.9%. Deze relatief grotere uitstroom naar een baan gaat gepaard met een relatief geringere uitstroom naar de categorie ‘geen werk, geen uitkering, geen school’. Op mbo-3 niveau heeft in 2014 7% van de eerste generatie migranten uitstromers op 15 november ‘geen werk, geen uitkering, geen school’. Onder tweede generatie uitstromers is dat 16.5%. Op mbo-4 niveau zijn deze cijfers 15.3% onder eerste generatie migranten uitstromers en 18.7% onder tweede generatie uitstromers. Lijken op mbo-3 en mbo-4 niveau de eerste generatie migranten uitstromers het beter te doen, op mbo-2 niveau zien we het omgekeerde: daar hebben tweede generatie migranten uitstromers iets vaker een baan en zitten zij relatief minder vaak in de categorie ‘geen werk, geen uitkering, geen school’ dan eerste generatie migranten uitstromers. Vergelijken we de migranten uitstromers met alle mbo uitstromers dan valt op dat de uitstroom naar een baan onder migranten beduidend lager ligt dan gemiddeld voor alle uitstromers. Zo stroomde van de alle gediplomeerden op mbo-2 niveau in 2014 72.8 – 82.1% uit naar een baan, onder migranten uitstromers was dit slechts 67.4 – 69.1%. Op mbo-3 niveau had in 2014 75.7% - 83.4% een baan op 15 november, onder alle mbo-3 uitstromers was dit 84.4% - 90.3%. op mbo-4 niveau waren deze cijfers 72.9% - 77.0% onder migranten tegenover 82.5% - 82.6% voor alle mbo-4 uistromers. Deze geringere uitstroom naar een baan, na het behalen van een diploma, onder migranten gaat gepaard met een grotere uitstroom naar de categorie ‘geen werk, geen uitkering, geen school’. Zo heeft van de tweede generatie migranten die uitstroomden op mbo-4 niveau op 15 november ongeveer één op de zes geen werk, geen uitkering en zit ook niet op school.

Tabel 6.7: Arbeidsmarkttoestand van mbo-2 gediplomeerd uitstromers migranten op 15 november in 2013 en 2014, naar generatie

mbo opleidingsniveau 1ste gen 2de gen

Uitgestroomd in schooljaar ‘13 ‘14 ‘13 ‘14

Status 15 nov. (%):

Baan 67.8 67.7 65.9 68.9

WW 3.9 3.7 3.1 3.0

Bijstand 12.5 13.6 6.9 5.5

Overige uitkering 3.5 3.4 3.1 4.1

Nietin school/Geen inkomen 12.3 11.5 18.8 18.5

Aantal (x1000) 0.7 0.6 0.7 0.7

Page 70: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

70

In de onderstaande tabellen worden voor de migrantenpopulatie in de MRA enkele beschrijvende statistieken voor de werkende en werkzoekende beroepsbevolking gepresenteerd. Allereerst staat in tabel 6.10 de verdeling van de werkende beroeps-bevolking naar sector weergegeven. In tabel 6.11 is dezelfde verdeling weergegeven voor personen met een migrantenachtergrond die een WW-uitkering ontvangen. Beide tabellen zijn te vergelijken met tabel 3.6 die cijfers voor de gehele MRA populatie weergeeft. De drie grootste werkgelegenheidssectoren voor werkenden met een migranten-achtergrond zijn respectievelijk: de groot- en detailhandel en reparatie van auto’s (17.3%), verhuur van roerende goederen en overige zakelijke dienstverlening (15.0%) en de gezondheid- en welzijnszorg (11.6%). Vergeleken met alle werkenden in de MRA werken mensen met een migrantenachtergrond relatief vaak in de sector ‘verhuur van roerende goederen en overige zakelijke dienstverlening’ Onder deze sector valt ook de

Tabel 6.8: Arbeidsmarkttoestand van mbo-3 gediplomeerd uitstromers migranten op 15 november in 2013 en 2014, naar generatie

mbo opleidingsniveau 1ste gen 2de gen

Uitgestroomd in schooljaar ‘13 ‘14 ‘13 ‘14

Status 15 nov. (%):

Baan 81.9 82.6 73.1 76.3

WW 2.8 1.3 3.4 1.7

Bijstand 3.9 6.4 4.4 4.2

Overigeuitkering 2.6 2.1 3.8 2.5

Niet in school/Geen inkomen 8.8 7.6 15.3 15.2

Aantal (x1000) 0.4 0.6 0.5 0.6

Tabel 6.9: Arbeidsmarkttoestand van mbo-4 gediplomeerd uitstromers migranten op 15 november in 2013 en 2014, naar generatie

mbo opleidingsniveau 1ste gen 2de gen

uitgestroomd in schooljaar ‘13 ‘14 ‘13 ‘14

Status 15 nov. (%):

Baan 77.0 77.3 74.2 74.4

WW 3.4 2.0 1.2 1.4

Bijstand 6.3 3.9 3.0 4.6

Overige uitkering 2.1 2.0 3.0 2.4

Niet in school/Geen inkomen 11.1 14.9 18.6 17.2

Aantal (x1000) 0.4 0.4 0.9 1.0

Page 71: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

71

uitzendbranche. Van de werkenden met een migrantenachtergrond is 15% in deze sector werkzaam, onder alle werkenden in de MRA is dat minder dan 10%. Mensen met een migrantenachtergrond werken relatief iets minder vaak in de gezondheids- en welzijnszorg. Tabel 6.10: Beschrijving aantal werkzame personen met migrantenachtergrond in de MRA per sector (% van werkende personen) Jaar 2013-K1 2014-K4

Sector (%)

A: Landbouw, bosbouw en visserij 0.3 0.3

B: Winning van delfstoffen 0.1 0.1

C: Industrie 5.6 5.2

D: Productie en distributie van en handel in elektriciteit,

aardgas, stoom en gekoelde lucht 0.2 0.2

E: Winning en distributie van water; afval- en

afvalwaterbeheer en sanering 0.3 0.3

F: Bouwnijverheid 1.5 1.2

G: Groot- en detailhandel; reparatie van auto's 17.8 17.3

H: Vervoer en opslag 5.5 5.2

I: Logies-, maaltijd- en drankverstrekking 8.0 7.5

J: Informatie en communicatie 4.8 4.5

K: Financiële instellingen 4.6 4.2

L: Verhuur van en handel in onroerend goed 0.8 0.8

M: Advisering, onderzoek en overige specialistische

zakelijke dienstverlening 7.5 6.9

N: Verhuur van roerende goederen en overige zakelijke

dienstverlening 14.9 15.0

O: Openbaar bestuur, overheidsdiensten en verplichte

sociale verzekeringen 4.6 4.0

P: Onderwijs 4.7 4.4

Q: Gezondheids- en welzijnszorg 13.0 11.6

R: Cultuur, sport en recreatie 1.7 1.5

S: Overige dienstverlening 1.7 1.5

T:Huishoudens 0.0 0.0

U: Extraterritoriaal 0.0 0.0

X: Onbekend 2.5 8.5

Aantal (x1000) 316.7 321.6

Page 72: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

72

In tabel 6.11 staat voor WW-ontvangers met een migrantenachtergrond weergegeven in welke sector zij werkzaam waren voordat ze werkloos werden. Opvallend is dat ruim een kwart van de WW-ontvangers met een migrantenachtergrond voorheen werkzaam was in de sector ‘verhuur van roerende goederen en overige zakelijke dienstverlening’. Deze sector omvat ook de uitzendbranche. Voor alle WW-ontvangers in de MRA komt minder dan 20% uit deze sector. Dit hogere percentage komt deels doordat migranten, zoals hierboven aangegeven, relatief vaak in deze sector werkzaam zijn. Ook uit de sectoren groot- en detailhandel en reparatie van auto’s en de gezondheid- en welzijnszorg stromen veel werkenden met een migrantenachtergrond in de WW in.

Tabel 6.11: Beschrijving aantal WW-ontvangers met migrantenachtergrond in MRA per sector (% van WW-ontvangers) Jaar 2013-K1 2014-K4

Sector (%)

A: Landbouw, bosbouw.. 0.3 0.4

C: Industrie 5.1 4.4

E: Winning en distributie.. 0.3 0.2

F: Bouwnijverheid 2.0 1.7

G: Groot- en detailhandel.. 13.4 12.1

H: Vervoer en opslag 3.9 3.3

I: Logies-, maaltijd- en.. 5.9 5.6

J: Informatie en comm.. 5.2 4.4

K: Financiële instellingen 4.8 4.4

L: Verhuur van en handel. 0.8 0.6

M: Advisering, onderzoek.. 7.4 6.0

N: Verhuur van roerende.. 26.0 26.4

O: Openbaar bestuur.. 1.2 1.0

P: Onderwijs 3.3 2.9

Q: Gezondheids- en.. 10.6 9.6

R: Cultuur, sport en.. 2.1 1.8

S: Overige dienstverlening 2.2 1.7

X: Onbekend 5.2 13.3

Andere sectoren 0.4 0.2

Aantal (x1000) 17.8 17.2

Page 73: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

73

7 Enquête Beroepsbevolking (EBB): trends in de MRA voor 2015

7.1 Arbeidsmarktontwikkelingen in 2015

De Enquête Beroepsbevolking (EBB) is een representatieve enquête die gedurende het jaar wordt afgenomen. Doordat de enquête niet op één moment wordt afgenomen worden de waarnemingen beïnvloed door economische ontwikkelingen. Bovendien is er een verschil in definitie van werkzaam of werkloos zijn tussen de EBB (internationale definitie beroepsbevolking) en de geregistreerde data (baan of WW-uitkering). Het is dan ook niet goed mogelijk om de EBB gegevens te vergelijken met de geregistreerde gegevens over de periode 2012-2014: de geregistreerde gegevens geven de werkelijke situatie weer en de uitkomsten van de enquêtegegevens kunnen beïnvloed zijn door de economische ontwikkelingen op dat moment. Ondanks dat de EBB als bron niet geschikt is om arbeidsmarktkansen te voorspellen, bevat de EBB populatiegewichten zodat wel een indruk gegeven kan worden van de ontwikkeling van de arbeidsmarktoestanden in 2015 voor de totale MRA-populatie. Omdat de doelstelling specifiek is om naar arbeidsmarktdynamiek te kijken wordt bij het bepalen van werkloze personen de groep, waarvoor bekend is dat die structureel (langer dan 6 maanden) onderwijsvolgend is, niet meegenomen. Figuur 7.1 geeft voor de MRA in 2015 weer hoeveel procent van de bevolking werkloos of werkzaam was. De figuur laat in de eerste drie kwartalen van 2015 een toename zien in het percentage werkzame personen en een daling van het aantal werkloze personen. In het vierde kwartaal van 2015 daalt het aandeel werkzame personen en stijgt het aandeel werkzoekenden enigszins ten opzichte van het voorafgaande kwartaal.

Page 74: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

74

Figuur 7.1: Arbeidsmarkttoestanden MRA populatie naar kwartaal - 2015 (% van de totale bevolking)

43,0%

43,1%

43,2%

43,3%

43,4%

43,5%

2015k1 2015k2 2015k3 2015k4

Werkzaam(%)

2,4%

2,5%

2,6%

2,7%

2,8%

2,9%

3,0%

3,1%

3,2%

2015k1 2015k2 2015k3 2015k4

Werkloos

Page 75: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

75

7.2 Inzoomen op deelgroepen in de MRA-populatie

De volgende twee tabellen beschrijven wat van de dynamiek op de arbeidsmarkt in de MRA in 2015. In tabel 7.1 wordt van de personen die in het laatste kwartaal van 2014 een betaalde baan hadden weergegeven wat hun arbeidsmarktpositie in 2015 is. We zien dat 84-86% van de werkenden eind 2014 in het jaar er op ook betaald werk deed. Dat betekent dat voor 14-16% de arbeidsmarktpositie veranderde in 2015. Tussen de 2 en 3% van de werkenden eind 2014 werd in 2015 werkloos, terwijl 8-9% een opleiding ging volgen.

12,0%

12,5%

13,0%

13,5%

14,0%

14,5%

15,0%

2015k1 2015k2 2015k3 2015k4

Onderwijs

38,0%

38,5%

39,0%

39,5%

40,0%

40,5%

41,0%

2015k1 2015k2 2015k3 2015k4

Overig

Page 76: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

76

Tabel 7.1. Arbeidsmarktstatus van in 2014-K4 werkzame personen

2015-K1 2015-K2 2015-K3 2015-K4

Werkzaam (%) 85.5 84.6 83.9 83.6

Werkloos (%) 2.3 2.5 2.3 2.7

Onderwijs (%) 8.9 9.2 8.6 9.3

Overig (%) 3.3 3.8 5.2 4.5

In tabel 7.2 beschrijven we de dynamiek op de arbeidsmarkt voor diegenen die eind 2014 zonder werk zaten. Van de werklozen eind 2014 heeft in 2015 47-54% weer werk gevonden. Zo’n 20-30% bleef ook in 2015 werkloos, terwijl 7-8% een opleiding ging volgen. Tabel 7.2. Arbeidsmarktstatus van in 2014-K4 werloze personen

2015-K1 2015-K2 2015-K3 2015-K4

Werkzaam (%) 46.7 50.3 53.5 50.9

Werkloos (%) 29.5 25.2 20.0 21.1

Onderwijs (%) 6.8 7.8 8.2 8.5

Overig (%) 17.1 16.6 18.3 19.5

Page 77: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

77

8 Samenvatting hoofdbevindingen

Het algemene beeld dat uit de Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 naar voren komt laat zich in 140 tekens als volgt samenvatten: een lichte verbetering, maar niet voor iedereen, de mismatch voor middelbaar opgeleiden neemt toe, krapte ontstaat voor hoger opgeleiden en in sommige sectoren. Voor u ligt de Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016. Deze bouwt voort op de monitor van vorig jaar. Dit betekent dat we nu informatie uit de CBS registratiebestanden kunnen presenteren voor de periode 2012-2014 en dat we deze aanvullen met de EBB gegevens voor 2015. Waar relevant is een vergelijking gemaakt tussen de EBB gegevens en de CBS gegevens in dat zelfde jaar. Een complicatie bij vergelijking van deze cijfers is dat de EBB gebaseerd is op dwarsdoorsnede van de beroepsbevolking met jaarlijkse enquêtegegevens. Dat betekent dat in de EBB soms sprake is van zeer kleine aantallen in de steekproef die de betrouwbaarheid niet altijd ten goede komen. Een voorbeeld is het kleine aantal migranten dat in de EBB wordt bevraagd. Hierdoor geven de EBB cijfers niet altijd een volledig betrouwbaar beeld en wijken de EBB cijfers soms af van die uit de registratiebestanden. Een andere complicerende factor is dat de door het CBS gebruikte definities aan veranderingen onderhevig zijn. Indien relevant zijn dit soort verschillen geïdentificeerd en weergegeven in de tekst. Zoals elk jaar bevat ook deze monitor gegevens over de trends en ontwikkelingen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt in de MRA. De presentatie van deze trendmatige ontwikkelingen zijn aangevuld met twee onderwerpen. Dit jaar zijn dat de mobiliteit op de MRA arbeidsmarkt en de positie van migranten op de arbeidsmarkt en in het onderwijs in de MRA. Dit onderzoeksrapport richt zich op alle personen die vanaf 2012 als woonachtig in de MRA geregistreerd staan. De aansluiting tussen onderwijs- en arbeidsmarkt voor de jaren 2012, 2013 en 2014 is in kaart gebracht voor de gehele populatie door gebruik te maken van CBS-registratiebestanden. Hiertoe is per kwartaal op een vaste peildatum (i.e. 15 februari, 15 mei, 15 augustus en 15 november) de onderwijs- en arbeidsmarktsituatie van alle personen bepaald. Wat opvalt is dat het aantal geregistreerde inwoners binnen de MRA iets is gestegen. De toename tussen het eerste kwartaal in 2013 en het vierde kwartaal in 2014 bedroeg circa 28.000 inwoners. Verder zijn Zuid-Kennemerland (ZK), Gooi- en Vechtstreek (GV) en Zaanstreek-Waterland (ZW) vergelijkbaar wat betreft demografische opbouw van de bevolking. Flevoland (FL) kenmerkt zich, ten opzichte van deze drie regio’s, door een gemiddeld iets jongere bevolkingsopbouw en een iets hoger percentage 1e en 2e-generatie migranten. Dit geldt in nog hogere mate het geval voor Groot-Amsterdam (GA).

Page 78: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

78

Voor een groot gedeelte van de populatie is het geregistreerde opleidingsniveau onbekend. Aangezien dit vooral voor oudere personen het geval is vallen deze percentages het hoogste uit in de drie regio’s met het hoogste percentage 55-plussers: Zuid-Kennemerland, Gooi- en Vechtstreek en Zaanstreek-Waterland. Verder valt op dat Groot-Amsterdam, met daarbinnen Amsterdam als grootste universiteitsstad van het land, het hoogste percentage hoger- en wetenschappelijk opgeleide personen kent. Het percentage middelbaar opgeleide personen is met zo’n 21% het hoogst in Flevoland. Algemeen beeld: Uit de ontwikkelingen van de monitor kan worden afgelezen dat de arbeidsmarkt duidelijk verbetert, maar dat deze verbetering (nog) niet geldt voor alle sectoren en op alle onderwijsniveaus. Het gaat beter, maar (nog) niet over de hele linie en (nog) niet voor iedereen. Het aantal vacatures neemt toe, maar vooral op hoger en wetenschappelijk niveau. Op de andere opleidingsniveaus is de toename minder. In het vorige monitorrapport is vooral aandacht gevraagd voor de middelbaar opgeleiden. Voor deze groep is er enige verbetering waarneembaar. Maar deze verbetering doet zich vooral voor in een aantal specifieke bedrijfstakken. Sectoren waar de arbeidsmarkt voor middelbaar opgeleiden duidelijk verbetert, zijn o.a. in de industrie en in de bouwnijverheid. In sommige sectoren, zoals de horeca, is zelfs sprake van een duidelijk tekort aan personeel. Sectoren waar de arbeidsmarkt voor middelbaar opgeleiden zwak blijft, zijn o.a. de gezondheid en welzijnszorg en de overige dienstverlening. Als gevolg van de genoemde ontwikkelingen neemt voor middelbaar opgeleiden als geheel de conjuncturele werkloosheid af, maar neemt tegelijkertijd de structurele werkloosheid toe. Dit resulteert in een beperkte daling van de werkloosheid, maar tegelijkertijd neemt het aandeel structurele werkloosheid in het totaal toe. De mismatch tussen vraag en aanbod wordt voor deze groep daardoor groter. Voor zowel lager als hoger opgeleiden is hier en daar zichtbaar dat de werkloosheid een structureel karakter dreigt te krijgen: de werkloosheid neemt minder dan evenredig af met het aantal vacatures dat beschikbaar is. In sommige sectoren dreigt inmiddels ook een tekort te ontstaan aan (geschikte) werknemers. Dit dreigende tekort betreft vooral de sectoren: detailhandel, de gespecialiseerde zakelijke dienstverlening, openbaar bestuur en de overheid. Vooral in de horeca ontstaat krapte. Het door de stuurgroep Human Capital van de Amsterdam Economic Board geagendeerde thema “mismatch” wordt door de toename van de structurele werkloosheid en de onevenwichtige ontwikkeling tussen sectoren en onderwijsniveaus nog belangrijker.

Page 79: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam

79

Specifieke ontwikkelingen:

1. Het totaal aandeel openstaande vacatures neemt substantieel toe van bijna 28.500 begin 2013 tot 35.000 eind 2014. De intersectorale mobiliteit neemt ook in 2014 toe, veelal veroorzaakt door het vinden van (tijdelijk) werk in de uitzend-branche. De beroepsbevolking met een migrantenachtergrond heeft relatief vaak een baan via een uitzendbureau;

2. Opvallend is dat 30-40% van de WW ontvangers betaald werk vindt via een uitzendbureau;

3. Het aandeel werkzame 55-plussers neemt toe van 24% in 2013 (kwartaal 1) naar 29% in 2014 (kwartaal 4). Dit komt omdat ouderen langer doorwerken, maar ook zijn de geboortecohorten van 55-65 jarigen die tot de beroepsbevolking behoren groter dan de geboortecohorten van de 65-plussers die over het algemeen niet meer actief op de arbeidsmarkt zijn;

4. De arbeidsmarkt voor middelbaar opgeleiden verbetert in de sectoren bouwnijverheid, industrie, vervoer en opslag en onderwijs. In de horeca dreigt een tekort aan (geschikte) werknemers. In de sectoren gezondheids- en welzijnszorg en overige dienstverlening blijft de arbeidsmarkt voor middelbaar opgeleiden zwak;

5. De conjuncturele werkloosheid concentreert zich onder middelbaar opgeleiden. Ook de structurele werkloosheid onder deze groep neemt toe doordat de aansluiting tussen vraag en aanbod verslechtert en derhalve de mismatch groeit;

6. Er is sprake van een beperkte daling van het aantal mensen WW en een toename van het aantal opstaande vacatures voor dit opleidingsniveau;

7. Het percentage werkenden blijft over de periode 2012-2014 constant met 44%, het aandeel potentieel arbeidsaanbod in de bijstand is ook constant en in de WW neemt het licht af. Personen met een lager en middelbaar opleidingsniveau ontvangen zowel in 2013 als 2014 relatief vaker WW of bijstand dan andere opleidingsniveaus. Opvallend is het aandeel middelbaar opgeleiden. Dat is hoger dan voor 2012;

8. In het mbo verlaat 21% van de leerlingen/studenten zonder startkwalificatie het onderwijs over de periode 2012-2014; mannen zijn hierin oververtegenwoordigd; het totaal percentage uitstroom uit het mbo zonder startkwalificatie veranderd niet veel;

9. Op mbo niveau heeft 3 maanden na uitstroom 73% een baan, op hbo niveau is dat 80% op wo niveau 78%, in de periode 2012-2014. De uitstroom naar werk op mbo niveau voor migrantenjongeren is beduidend lager. Van de tweede generatie migranten op mbo-4 niveau heeft eind 2014 één op de zes geen werk, geen uitkering en zit ook niet op school. Opvallend is dat de eerste generatie van deze groep het beter doet dan de tweede generatie migrantenjongeren;

Page 80: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

TIER UvA oktober 2016

80

10. Het percentage migrantenjongeren dat niet op school zit, geen baan en geen

uitkering heeft is hoger dan gemiddeld: 21% van de mbo uitstroom, 20% van de hbo uitstroom en 25% van de wo uitstroom over de periode 2013-2014. De vergelijkbare percentages voor de gehele MRA over dezelfde periode zijn respectievelijk 15%, 15% en 17%;

11. Het slagingspercentage in het voortgezet onderwijs van jongeren met een migrantenachtergrond over de periode 2013-2014 is 86% (voor alle jongeren is dit 90%). Het aandeel mannen (voor alle MRA jongeren en ook migranten) neemt af naarmate het opleidingsniveau hoger dan het mbo is;

12. Jongeren met een migrantenachtergrond halen vaker een diploma op mbo-niveau 1 en 2 en minder vaak op mbo-niveau 3 en 4 dan alle MRA jongeren. Van de migranten onder de uitstromers in het mbo heeft in 2014 28% geen startkwalificatie, onder alle jongeren is dit in 22%;

13. Het aandeel uitstromers vo zonder startkwalificatie stijgt van 18% in 2012 naar 30% in 2014. Deze cijfers moeten met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, aangezien het hier om zeer kleine aantallen gaat.

Page 81: Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 · 2018. 7. 28. · Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor 2016 Metropoolregio Amsterdam 5 te ontwikkelen. Deze monitor brengt v erschillende dimensies

Recommended