Upload
vukhuong
View
219
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
University of Groningen
Het aanbod van onderwijsverzorgingKoster, Andries Jacobus
IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite fromit. Please check the document version below.
Document VersionPublisher's PDF, also known as Version of record
Publication date:1995
Link to publication in University of Groningen/UMCG research database
Citation for published version (APA):Koster, A. J. (1995). Het aanbod van onderwijsverzorging: een evaluatie-onderzoek. Groningen: s.n.
CopyrightOther than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of theauthor(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons).
Take-down policyIf you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediatelyand investigate your claim.
Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons thenumber of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum.
Download date: 25-02-2019
BIJLAGEBIJLAGE 1:1: INDELINGENINDELINGEN OMOM HETHET AANBODAANBOD TETE RUBRICERENRUBRICEREN
In OPPO (1983) staan rubrieken als ’aard van de activiteit’,’aanbiedingswijze’, ’beschrijving van de activiteit’, ’aan-vullende informatie’ en ’betrokken instituut’. Andere rubrie-ken zijn te vinden in de innovatiegids van de Vereniging deSamenwerkende LPC (1989) waarin categorieën opgenomen zijn als’doelgroepen’, ’kosten’ en ’inhoud’.
Mulder en Tillema (1986) ontwikkelen een redelijk bruikbareindeling:1. voorlichting: brochures en werkplannen;2. produkten: leerplannen, toetsen en dergelijke;3. produktondersteuning;4. advies/begeleiding;5. educatie: cursussen, training, workshops en dergelijke;6. educatieve uitwisseling: themadagen en symposia;7. communicatie;8. research.
Van Dellen, de Jong, Van Oers, Prins en Tillema (1988)bespreken vijf andere hoofdvormen:1. informatieverstrekking;2. advisering;3. cursus/training;4. ontwikkeling van materialen;5. intensieve begeleiding en evaluatie.Deze indeling is herkenbaar voor het veld en blijkt in onder-zoek goed hanteerbaar te zijn.
Ook wordt wel een onderscheid in taakgebieden gemaakt (ziebijvoorbeeld Van den Berg, e.a., 1985 voor een driedeling metbetrekking tot de schoolspecifieke begeleiding).
Verder onderscheidt de WPRO vijf hoofdvormen (Koster, Tillemaen Roorda, 1990):1. schoolbegeleiding op schoolteam(s) gericht;2. hulpverlening van leerkrachten en ouders;3. vakbekwaamheidsvergroting van leerkrachten;4. samenwerking met andere op onderwijs gerichte instanties;5. voorlichting en advisering.Ze zijn elk weer te verdelen zijn in tijdsduur, aard, vorm endoelgroep.
Houtveen (1990a) deelt innovaties op het gebied van externeondersteuning in drie categorieën in:1. vakinhoudelijke innovaties;2. pedagogische/didactische innovaties;3. innovaties die met de schoolorganisatie te maken hebben.Begeleiding door OBD’s blijkt rond de tweede categorie hetmeest effectief te zijn. Deze driedeling laat zich met eeneenvoudige aanpassing voor aanbodcategoriseringen gebruiken:vakgericht versus onderwijskundig.
1
BIJLAGEBIJLAGE 2:2: OVERZICHTOVERZICHT VANVAN GESELECTEERDEGESELECTEERDE OBD’SOBD’S ENEN PABO’SPABO’S
OBD PABO Opmerkingen
1. Amersfoort Domstad Academie Utrecht2. Assen (regio CHR PABO Groningen/Emmen deze PABO valt
Zuid-West + onder CHNN; de OBDNoord) heeft 2 dependan-
ces3. Dordrecht Ichthus PABO Rotterdam van deze PABO les-
plaats Dordrecht4. Ede Hogeschool Interstudie afd. Arnhem5. Eindhoven RK PABO Hemelrijken6. Enschede PABO ’Twente’ te Hengelo7. Den Haag Gem. PABO Den Haag8. Heerlen PABO Heerlen 1 PABO bij OBD9. Den Helder Hogeschool Alkmaar 2 dependances bij
de OBD10. Leeuwarden Chr. PABO Leeuw./Sneek deze PABO valt on-
der CHNN11. Lelystad Hogeschool Midden-Ned. keuze voor 1 de-
pendance bij deOBD was nodig:afd. Almere
12. Middelburg PABO Zeeland 1 PABO bij OBD13. Oude Pekela Rijks Hogeschool Gron. 1)
1) Deze Hogeschool kent een brochure met daarin het aanbod(sector lerarenopleidingen) van de ALO (Academie Lichame-lijke Opvoeding) en PABO. Daar deze brochure voor basis-scholen bestemd is, zijn alle daarin beschreven cursussendoor ons overgenomen.
2
BIJLAGEBIJLAGE 3:3: RESPONSRESPONS BASISSCHOLENBASISSCHOLEN (TUSSEN(TUSSEN HAAKJESHAAKJES HETHET AANTALAANTALSCHOLENSCHOLEN DATDAT EENEEN VRAGENLIJSTVRAGENLIJST TERUGSTUURDE)TERUGSTUURDE)
Regio Denominatie Totaal
RK PC Openb. N.B.
1 Amersfoort 31(12) 49(14) 0 9(3) 89(31) 1)
2 Assen 5( 2) 70(21) 0 0 75(26) 2)
3 Dordrecht 0 79(37) 0 0 79(37)4 Ede 14( 4) 28(14) 33(11) 5(4) 80(33)5 Eindhoven 80(26) 0 0 0 80(26)6 Enschede 0 0 69(18) 3(1) 72(19)7 Den Haag 0 0 56(10) 14(0) 70(10)8 Heerlen 84(37) 0 0 0 84(37)9 Den Helder 24( 8) 0 47(16) 0 71(24)
10 Friesland:Achtkarspelen 0 16(10) 0 0 16(10)Smallingerland 0 15( 5) 0 0 15( 5)Tietjerksteradeel0 16( 3) 0 0 16( 3)
11 Lelystad, dep.Almere 5( 3) 5( 1) 27( 8) 4(2) 41(14)
12 Zeeland 32(13) 27( 7) 27( 5) 2(1) 88(26)13 Oude Pekela 0 0 69(28) 0 69(28)14 Slochteren 0 2( 2) 11( 8) 0 13(10)
Totaal 275 307 339 37 958(105) (114) (104) (11) (339)
Percentage aange-schreven (N=958) 28.7% 32.0% 35.4% 3.9% 100%
Perc. scholen perden. 3) (N=339) 31% 33.6% 30.7% 3.2% 98.5% 4)
Respons per denomi-natie 5) 38.2% 37.1% 30.7% 29.7% -
1) Bij 2 scholen was alleen de regio te achterhalen (hetschoolnummer ontbrak)
2) Bij 3 scholen was alleen de regio te achterhalen (hetschoolnummer ontbrak)
3) Het aantal ontvangen lijsten per denominatie is afgezettegen het totaal aantal ontvangen lijsten
4) Er ontbreekt 1.5% gezien een ontbrekend schoolnummer (5x)5) per denominatie is het aantal ontvangen lijsten afgezet
tegen het aantal verstuurde lijsten
3
BIJLAGEBIJLAGE 4:4: CATEGORIEENSYSTEEMCATEGORIEENSYSTEEM AANBODAANBOD OBD’SOBD’S ENEN PABO’SPABO’S
1= aanbieder 01= OBD02= PABO
2= nummer 1 t/m 73: OBD’s74 t/m ..: PABO’s
3= titel Zoals genoemd door de instelling zelf; Deze isletterlijk overgenomen uit nascholingskranten enjaarverslagen van de schoolbegeleidingsdiensten.Uitgangspunt hierbij was ook de herkenbaarheid voorscholen (de instellingen is gevraagd hierop teletten bij de controles)
4= inhoud Elk aanbod werd voorzien van één of twee ’labels’,bijvoorbeeld ’invoeringsprogramma + begeleiding’ omdeze nader toe te lichten. Gezien de diversiteit intermen bij de categorie ’titel’ is hierconsistentie in termen betracht.
5= vakken Op grond van bronnen (Ministerie van O. & W.,1988b; Smits, 1987) en overleg met de onderwijsin-spectie te Groningen is een overzicht opgesteld:00= niet vakgericht10= zintuigelijke en lichamelijke oefening20= Nederlandse taal
21= taal22= schrijven23= lezen
30= Engelse taal40= Friese taal 41= Drents/Gronings50= Onderwijs in eigen taal en cultuur (OETC)60= Rekenen en wiskunde70= Kennisgebieden
71= aardrijkskunde72= geschiedenis73= biologie74= wereldoriëntatie75= maatsch. verh.76= geestelijke stromingen80= Expressie81= bevorderen taalgebruik82= tekenen83= muziek84= handvaardigheid85= spel en beweging91= Bevorderen soc. redzaamheid en
gedrag in het verkeer92= Bevorderen van gezond gedrag93= Godsdienstonderwijs94= Levensbeschouwelijk onderwijs99= Combinatie van vakken
4
6= Onderwerpen die hoge prioriteit hebben in het overheids-beleidNaast de categorie ’nee’ zijn op grond van gesprekken en opgrond van bronnen (Vooral Ministerie van O. & W., 1988a)acht categorieën opgesteld. Bewust is gekozen voor’topics’: invoeringsprogramma’s zijn ook ontwikkeld in ditkader, maar afhankelijk van het onderwerp van hetinvoeringsprogramma is een titel in een categorieondergebracht. De acht categorieën zijn:0= nee1= schoolwerkplanontwikkeling2= zorgverbreding (Rond deze term ’zorgverbreding’ is nogal
wat spraakverwarring (zie o.a. Kool & de Graaf, 1985;Meijer & Span, 1986). Bij het scoringssysteem ligt hetaccent op de professionaliteit van de leerkracht. Deleerlingbegeleiding/Remedial Teaching wordt dan gezienals een voorwaarde voor het verbeteren van het hande-len).
3= schoolorganisatie/management/marketing4= emancipatie/roldoorbreking5= intercultureel onderwijs6= informatietechnologie/informatica7= OVB
7= duur/frequentie
8= doelgroepUiteindelijk gaat het bij nascholing en begeleiding om deleerlingen in de klas, maar dan zou de doelgroep bijnaaltijd ’lln’ zijn. Daarom is gekozen voor diegene op wiehet aanbod direct gericht is.De doelgroepen zijn:ll/lln/lk/lkn/ou/sl/sls/team/teamsbuitenschoolse instellingen/bevoegd gezag/bestuur(bui/bg/bs) mr= medezeggenschapsraad.
9= leerjaargroep 1 t/m 8, 9= alle leerjaren1-2= kleuters 3-4= rest onderbouw 5-8= bovenbouw
10= Aard van ondersteuning (voornamelijk begeleiding ennascholing)
Bij PABO’s gaat het meestal om vakbekwaamheidsvergroting ,maar het komt voor dat andere taakgebieden een rol spelen,bijvoorbeeld: ’ondersteuning van het teamfunctioneren envan de schoolorganisatie’. Daarom kunnen hier meerderecategorieën per titel gescoord worden. Als bij de OBD hetaanbod apart aangeboden wordt (het betreft dan meestal cur-sussen, maar ook begeleiding i.p.’s komt voor), bijvoor-beeld in een brochure Onderwijswerkplaats (OWP), is cate-gorie 7 gekozen (eventueel in combinatie met andere cate-gorieën). De indeling van Van Emst met negen categorieën isin dit onderzoek niet gekozen; het gaat daar ook vooral omfuncties (zie bijvoorbeeld Van Emst, 1985; Nieberg, 1987).De eerste drie categorieën uit het onderzoek van Van den
5
Berg e.a. (1985) zijn wel overgenomen.De categoriëen zijn:
0= geen1= leerlinggerichte begeleiding. Breed scala
aan activiteiten die betrekking hebben opindividuele leerlingen die vanwege allerleiredenen extra zorg behoeven. Hieronder valtdiagnostiek, remediëring, ped. did.handelen.
2= ondersteuning bij implementatie van(nieuwe) lesinhouden of werkwijzen in deonderwijspraktijk
3= ondersteuning van het teamfunctioneren envan de schoolorganisatie. Onder andere metbetrekking tot vergadertechnieken, verbe-tering van planning en besluitvorming.
4= algemene dienstverlening (waaronder adhoc-ondersteuning). Het gaat hierbij omalles wat geen specifieke begeleiding is.Bijvoorbeeld studiedag, informatie-over-dracht en ad hoc-advisering.
5= vakbekwaamheidsvergrotingProfessionalisering van de leerkracht terverbetering van het didactisch handelen enter vergroting van kennis. Er is hierbijgeen sprake van een aparte brochure of ietsdergelijks.
6= Ontwikkeling van materialen en pakketten.7= Schooloverstijgend aanbod aangeboden in een
aparte brochure. (open aanbod, onderwijs-werkplaats). Het kan hier ook gaan omvakbekwaamheidsvergroting; als geen ’7’gescoord is, is het meestal ’5’.
11=Vorm Vorm waarin de activiteit wordt aangeboden,bijvoorbeeld training, bijeenkomst endergelijke.1= informatieverstrekking door middel van
voorlichting/documentatie2= advisering3= cursus/training/workshop4= ter beschikking stellen van materialen en
hulpmiddelen5= begeleiding (continue)
12=SamenwerkingEen ’T’ geeft samenwerking (in voorbereiding en/of uitvoering)aan. De betrokken instellingen worden, voor zover bekend, incategorie 13 genoemd.
13= InformatieNet als in OPPO (1983) is een categorie ’informatie’opgenomen, die aanvullende informatie als doel en kostenomvat.
6
BIJLAGEBIJLAGE 5:5: ACTIVITEITENACTIVITEITEN VANVAN OBD’SOBD’S OMOM VRAAGVRAAG ENEN AANBODAANBOD OPOPELKAARELKAAR AFAF TETE STEMMENSTEMMEN
Bij het inventariseren van vragen om ondersteuning vanuitscholen kan men zeer verschillend te werk gaan. Hierondervolgen enkele vragen met betrekking tot de gevolgde werkwijzeop uw dienst (1=n.v.t.; 2=enigszins van toepassing; 3=be-hoorlijk van toepassing; 4=volledig van toepassing).De items staan hieronder vermeld.
Onze werkwijze is gericht op:1. ideeënvorming door schoolteam m.b.t. gewenste onder-
steuning op school2. meningsvorming door schoolteam over de gewenste situatie
op school3. besluitvorming t.a.v. een keuze uit het aanbod4. bepaling van een ondersteuningsplan voor de school5. toelichting op het bestaande aanbod6. verduidelijking bereiken van de schoolvraag (intake/ diag-
nose)
Mijn rol als begeleider in de formulering van de hulpvraag is:7. leiding geven aan het keuzeproces8. begeleiding geven bij de keuzen van de school9. uitwisseling van meningen en wensen die leven
10. het zelfstandig laten kiezen van de hulpvraag door deschool
Het resultaat van mijn werkwijze moet zijn:11. de wensen van de school moeten dekkend zijn voor hun
ontwikkelingsdoelen12. de keuze van de school moet passend zijn in een ondersteu-
ningsplan13. de keuze van de school moet weloverwogen zijn en gedeeld
door het team14. de keuze van de school moet passen bij het aanbod
Bij de inventarisatie van hulpvragen zijn we bezig met:15. inschrijving op een aanbod16. behoeften van scholen bij een aanbod17. verwachtingen m.b.t. het aanbod18. verkenning van gewenste situatie19. ingaan op problemen20. tekorten van de school21. gestelde vragen van de school22. analyse van gewenste en feitelijke situatie23. beoordeling van geschiktheid van interventies
7
BIJLAGEBIJLAGE 6:6: FACTORLADINGENFACTORLADINGEN 44 FACTORENFACTOREN OBDOBD ’METHODEN’’METHODEN’
Item Factor 1 Factor 2 Factor 3 Factor 4
1 .03 .80 .09 -.042 .09 .87 .18 -.033 .29 .16 .64 -.374 -.10 .12 .74 .145 .75 -.04 .39 .066 .35 -.05 .59 .337 -.08 .25 .48 -.228 .19 .01 .11 -.109 .30 .52 .21 0
10 -.01 .47 .57 .3111 -.14 .07 .19 012 .12 -.07 .40 .1913 0 .32 -.05 .3014 .40 -.31 .31 -.2215 .77 .11 .02 -.0716 .90 .21 .01 -.0117 .87 .11 -.16 .0918 .23 .40 .19 .4519 -.07 .53 -.07 .2020 -.04 .08 0 .2521 -.04 .06 .03 .1522 -.08 .29 .11 .6923 .08 -.13 .04 .87
% verklaarde variantie22.7 16.4 9.5 8.2
eigenwaarden (geroteerde oplossing)5.2 3.8 2.2 1.9
8
BIJLAGEBIJLAGE 7:7: OVERZICHTOVERZICHT 2323 PRODUKTEN/DIENSTENPRODUKTEN/DIENSTEN
OBD
- Het werken met registratiesystemen.- Het werken met toetsen.- Het opzetten van en werken aan/in de orthoteek, en/of de
schoolbibliotheek en/of het documentatiecentrum.- Management (vergadertechnieken, praten over teamfunctioneren
en dergelijke).- Het invoeren van en het werken met een of meer computers.- Het houden van leerlingbesprekingen in het schoolteam.- Het werken met invoeringsprogramma’s.- Het observeren van kleuters.- Het aanschaffen van nieuwe materialen, leermiddelen en
methoden.- Het schrijven aan een schoolwerkplan.- Het signaleren en observeren van kinderen met leerproblemen.
LPC
- Individualisering en differentiatie van het leesonderwijs.- Schoolleiderstrainingen.- Informatiepunt basisonderwijs (IPB).
SLO
- Wiskunde voor 4-12-jarigen.- Taalvaardigheid op de basisschool.- Centrale Registratie Leermiddelen.- Engels in het basisonderwijs.
SVO
- Preventie van leesmoeilijkheden.- Didactief.
CITO
- Eerste fase basisonderwijs.- Begrijpend lezen.- Entreetoets: basisvaardigheden taal, rekenen en informatie-
verwerking.
9
BIJLAGEBIJLAGE 8:8: GEGEVENSGEGEVENS OVEROVER ITEMSITEMS ENEN SCHALENSCHALEN SURVEYSURVEY 11
A.A. GebruikerscontextGebruikerscontext
1. Percepties omtrent de werkomgeving (’schoolor-ganisatiebeleving’)
Aan de leerkrachten is gevraagd op een 5 puntsschaal aan tegeven hoe de school als organisatie wordt beleefd. De itemsvormen een betrouwbare schaal ( =.88, alle item-rest correla-ties > .50 op één na van .23) en mogen dan ook gesommeerdworden.
2. BesluitvormingHet betreft acht aspecten waarbij leerkrachten aangeven hoe zede betrokkenheid bij de besluitvorming ervaren. Twee van dezeaspecten zijn: ’Vaststelling of wijziging van het SWP’ en ’detoewijzing van leerkrachten aan klassen’. Ook hier is er eenbetrouwbare schaal ( =.76, alle item-restcorrelaties > .39).
3. EfficacyHet betreft in dit onderzoek een inperking van de oorspron-kelijke schaal (zie Imants & Vriens, 1987). De items hebbenbetrekking op een aantal taken die op school veelvuldig moetenworden uitgevoerd. Op grond van eerder onderzoek (zie ookTillema, Koster en Van Batenburg, 1989) worden van de 16 takener acht gekozen met de grootste item-restcorrelatie. Er zijntwee vragen gesteld: 1. Ik bezit voldoende capaciteiten om ditwerk te doen (PDM) en 2. Het verrichten van deze taak leidtbij ons op school tot een goed of positief resultaat (RES).Ook hier is sprake van een betrouwbare schaal (zowel bij ’PDM’als bij ’RES’ is .81)
4. OnderwijsoriëntatieBewust is sterk gedifferentieerd in de schaalwaarden, omdatuit onderzoek (de Jong, 1987) blijkt dat leerkrachten vaakalles belangrijk vinden. Aan de leerkracht is gevraagd hoebelangrijk zij de doelen vinden. Ook hier zijn de items gesom-meerd ( is respectievelijk .84 en .86). Het gemiddelde bijkindgerichtheid is 3.62: tussen ’zeer belangrijk en ’uiterstbelangrijk’ in. Het gemiddelde bij prestatiegerichtheid islager, namelijk 2.81: tegen ’zeer belangrijk’ aan.
5. Behoefte1 Was er bij u op school belangstelling voor het produkt of
de dienst?2. In welke mate is er bij u op school behoefte aan dit
produkt of deze dienst?Het gemiddelde op beide vragen bedraagt 3=’redelijk’. De cor-relatie tussen beide vragen is .75.
B.B. KwaliteitKwaliteit en en bruikbaarheidbruikbaarheid vanvan hethet aanbodaanbod
1. Kwaliteit(Het woord activiteit verwijst naar het produkt of de dienst)
10
Meer objectief:Het betreft 14 items. Drie voorbeelden zijn: ’er is goeduitgelegd en toegelicht wat de bedoelingen zijn’; ’deactiviteit is volledig en af’; ’de activiteit biedt genoegaanwijzingen om het op school te gebruiken’. Deitem-restcorrelatie van één item waarin het gaat om hetinzetten van het produkt of de dienst voor andere zaken danwaarvoor het bedoeld is, is te laag (< .20). Wanneer dit itemuit de schaal wordt verwijderd, wordt de betrouwbaarheid .82.
Meer subjectief:Ook hier is sprake van een homogene schaal ( =.76, alleitem-restcorrelaties > .49). De leerkrachten zijn gemiddeldgoed te spreken over de kwaliteit van de produkten (gem.=3.34op een 4 puntsschaal).
2. BruikbaarheidIk denk dat de activiteit mij kan helpen bij:1. het ontwikkelen en verbeteren van didactische vaardig-
heden2. het veranderen van opvattingen over het onderwijs3. het beter samenwerken en het ontwikkelen van meer sociale
vaardigheden4. het ontwikkelen van meer inzicht in het lesgeven5. het meer gebruik maken van hulpmiddelen, handleidingen en
materialen6. het meer differentiëren van mijn eigen onderwijs aange-
past aan de behoefte van de leerlingen7. het beter omgaan met (leer-)moeilijkheden van de leer-
lingen8. het verbeteren van de leerprestaties van de leerlingen9. het veranderen van mijn functioneren in de klasEr is sprake van een betrouwbare schaal ( =.87, alle item-restcorrelaties > .39). Het gemiddelde op een 4 puntsschaal is2.74.
C.C. OndersteuningOndersteuning bij bij gebruikgebruik vanvan hethet aanbodaanbod
1. Hoe persoonlijk is de ondersteuning bij het gebruik?Allereerst is gevraagd of er vanuit de school persoonlijkcontact geweest is met een onderwijsverzorgingsinstelling overhet in gebruik nemen van het produkt of de dienst. Indien dithet geval is, is over dit contact doorgevraagd wat betreft degevolgde werkwijze (ales hierna is dichotoom)1. Dit contact verliep aan de hand van toelichting met
concrete materialen en voorbeelden2. De activiteit werd afgestemd op de situatie van onze
school3. Bij de activiteit is de mogelijkheid geboden om deze
zodanig aan te passen dat wij ermee kunnen werken4. Er is op een gerichte manier begeleiding gegeven over hoe
met de activiteit te werken valt in mijn onderwijs5. Er is rekening gehouden met onze ervaringen en
aanvullende suggesties om de activiteit te gebruiken6. Er is herhaald overleg geweest over de beste manier
11
waarop genoemde activiteit door ons te gebruiken valtOok hier is de schaal homogeen ( =.76, één item-restcorrelatieis .22, de overige item-restcorrelaties > .46).
2. Hoe waardeert de gebruiker de ondersteuning bij hetgebruik?
Aan leerkrachten is gevraagd aan te geven wat de waardering isvan de ondersteuning bij het gebruik.Ook hier is sprake van een betrouwbare schaal ( =.76)
D.D. GebruikGebruikBij niveaus van gebruik zijn de frequenties als volgt:Minimaal niveau: 28; Aanvullend: 226 (104/71/51); Getrouw: 59(26/27/6); Adpatief gebruik: 82 (6/76).Bij conceptueel gebruik is sprake van een homogene schaal( =.85, alle itemrestcorrelaties > .39).
E.E. GebruiksafhankelijkeGebruiksafhankelijke effecteneffecten
1. (verandering in) LeerkrachtgedragEr is sprake van een goede schaal ( is .86 en alleitemrestcorrelaties > .34).
2. (vergroting van) Behoefte aan aanvullende ondersteuningOok hier kunnen de items gesommeerd worden ( =.90 en alleitemrestcorrelaties > .50).
3. Nut van het aanbodBij de volgende vragen is het de bedoeling dat u een soortkosten/baten-analyse maakt. Wij willen graag weten hoeveel uvoor de activiteit over heeft, gezien de eventueel gemaaktekosten en geïnvesteerde tijd die de activiteit met zichmeebrengt.Het betreft zes aspecten:1. Geringe tijdsinvestering (item 1);2. Tijdsbesparing (item 2, 3 en 4);3. Concurrentiewaarde (item 5);4. Nieuwwaarde (item 6);5. Brede inzetbaarheid (item 7);6. Meerwaarde (item 8).Item 1 is, gezien de zeer lage item-restcorrelatie, verwijderd( =.73). Twee items die op tijdwinst duiden, behalen dehoogste scores (3.2 en 3.1). Het betreft item 2 "Ik denk datdoor het gebruik van de activiteit eerder (bepaalde) doelenkunnen worden bereikt" en item 3 "Ik denk dat door deactiviteit er sneller een verandering of verbetering bereiktkan worden".
12
BIJLAGEBIJLAGE 9:9: TWEETWEE ALGEMENEALGEMENE KENMERKENKENMERKEN SURVEYSURVEY 11
Tabel: Initiatief en modelvariabelen (*=p < .01)
Extern Intern P-waarde
1. Conceptueel gebruik 2.7 2.9 .00*2. Niveaus van gebruik 2.3 2.6 .00*3. Dimensies van gebruik -0.1 0.1 .064. Kindgerichtheid 3.5 3.6 .295. Prestatiegerichtheid 2.8 2.8 .626. Organisatiebeleving 3.9 3.9 .637. Besluitvorming 4.3 4.4 .308. Persoonlijke doelmatigheidsbeleving 4.2 4.1 .979. Resultaatverwachting 3.9 4.0 .09
10. Behoefte 2.9 3.0 .1211. Kwaliteit (subjectief) 3.2 3.2 .2812. kwaliteit (objectief) 3.3 3.4 .4313. Bruikbaarheid 2.5 2.9 .00*14. Pers. contact bij de ondersteuning 0.3 0.4 .00*15. Waardering v. geboden onderst. 3.0 3.2 .01*16. Effecten (bijdrage) 2.4 2.8 .00*17. Effecten (behoefte) 2.2 2.5 .00*18. Nut 2.8 2.8 .56
Tabel: Aard en modelvariabelen
Vakgericht Onderwijs- P-waardekundig
1. Conceptueel gebruik 2.7 2.8 .192. Niveaus van gebruik 2.5 2.5 .313. Dimensies van gebruik 0.1 -0.1 .224. Kindgerichtheid 3.5 3.6 .865. Prestatiegerichtheid 2.8 2.8 .256. Organisatiebeleving 3.8 3.9 .207. Besluitvorming 4.3 4.4 .238. Persoonlijke doelmatigheidsbeleving 4.2 4.1 .979. Resultaatverwachting 3.9 3.9 .90
10. behoefte 3.0 3.0 .9611. Kwaliteit (subjectief) 3.3 3.1 .00*12. Kwaliteit (objectief) 3.4 3.3 .6113. Bruikbaarheid 2.8 2.7 .6014. Pers. contact bij de ondersteuning 0.2 0.4 .00*15. Waardering v. geboden onderst. 3.1 3.1 .6416. Effecten (bijdrage) 2.6 2.5 .3117. Effecten (behoefte) 2.3 2.4 .3318. Nut 2.7 2.8 .10
13
BIJLAGEBIJLAGE 10:10: CORRELATIESCORRELATIES SURVEYSURVEY 11
Tabel: Correlaties tussen (A) gebruikerscontext (1-6) en (D)gebruik (7-9)
1 2 3 4 5 6 7 8 9
1 Kindgerichtheid -2 Prestatiegerichtheid .24 -3 Organisatiebeleving .22 -.05 -4 Besluitvorming .23 -.02 .38 -5 Pers. doelmatigheids- .22 .09 .30 .24 -
beleving6 Resultaatverwachting .28 .07 .48 .37 .59 -7 Niveau van gebruik .03 .03 -.04 .03 .07 .04 -8 Dimensies v. gebruik .02 .03 .08 -.01 .07 .11 .34 -9 Conceptueel gebruik .23 .12 .09 .07 .17 .20 .31 .48 -
Tabel: Correlaties tussen (B) kwaliteit en bruikbaarheid, (C) onder-steuning bij gebruik (1-5) en (D) gebruik (6-9)
1 2 3 4 5 6 7 8
1 Kwaliteit (obj.) -2 Kwaliteit (subj.) .69 -3 Bruikbaarheid .25 .24 -4 Pers. contact bij onderst. .09 .08 .39 -5 Waardering v. onderst. .49 .41 .48 .43 -6 Niveaus van gebruik .22 .19 .21 .16 .31 -7 Dimensies van gebruik .26 .27 .37 .41 .49 .34 -8 Conceptueel gebruik .31 .33 .74 .44 .56 .31 .48 -
Tabel: Correlaties tussen (D) gebruik (1-3) en(E) effecten (4-6)
1 2 3 4 5 6
1 Niveaus van gebruik -2 Dimensies van gebruik .34 -3 Conceptueel gebruik .31 .48 -4 Effecten (gedrag) .22 .42 .66 -5 Effecten (behoefte) .14 .23 .44 .60 -6 Nut .18 .42 .54 .52 .31 -
De behoefte aan het produkt in kwestie correleert gemiddeld.08 met de overige contextvariabelen en .19 en .31 met niveausvan gebruik en conceptueel gebruik (behoefte hangt niet samenmet dimensies van gebruik). Naarmate de behoefte groter is,oordeelt de leerkracht positiever over de kwaliteit en bruik-baarheid van het produkt en zijn er meer effecten (de correla-ties variëren van .17 tot .41).
14
BIJLAGEBIJLAGE 11:11: VERGELIJKINGVERGELIJKING AANBODAANBOD SURVEYSURVEY 1-SURVEY1-SURVEY 22
Het betreft in totaal de volgende vergelijkbare variabelen:. elk van de 4 dimensies van gebruik. Deze zijn op grond van
correlaties vergeleken met de variabelen: kwaliteit, effec-ten voor de leerkracht, bruikbaarheid, behoefte, persoonlijkcontact bij de ondersteuning en nut
. conceptueel gebruik en de 3 niveaus van gebruik zijn ookvergeleken met bovengenoemde variabelen
. daarnaast zijn enkele specifieke vergelijkingen gemaakt:. objectieve kwaliteit x kwaliteit op grond van onderdelen. objectieve kwaliteit x persoonlijk contact bij de
ondersteuning. subjectieve kwaliteit x persoonlijk contact bij de
ondersteuning. subjectieve kwaliteit x nut. objectieve kwaliteit x nut. bruikbaarheid x persoonlijk contact bij de ondersteuning. effecten voor de leerkracht x bruikbaarheid. effecten voor de leerkracht x nut
Op deze manier ontstaan twee correlatiematrixen (elk van 67correlaties) die met elkaar vergeleken zijn.
De onderzoeksvraag is of de correlatiematrixen gebaseerd zijnop dezelfde deelpopulaties. Om deze vraag te beantwoorden, iselke correlatie getransformeerd met behulp van de Arscinustransformatie (Winer, 1971) en is er vervolgens getoetst.De categorieën waarbinnen de scores vallen, moeten niet tebreed gekozen worden (Siegel, 1956). Gekozen is dan ook voorcategorieën van .10 breed. Zo ontstaan 33 categorieën.Als toets is genomen de Kolmogorov-Smirnov 2 sample test. Deprocedure is als volgt: voor elke matrix zijn de Arscinustransformaties cumulatief ingevuld.Aangezien er veel vergelijkingen (namelijk 67) zijn, is eenlage (.001) gehanteerd. De gevonden Kd= .34 met deze issignificant, met andere woorden: Ho (matrix 1 = matrix 2)dient verworpen te worden.Omdat de verschillen vooral veroorzaakt worden door ééndimensie van gebruik, namelijk ’omvang’, is nagegaan hoe desituatie is als ’omvang’ verwijderd wordt. Er resteren dan 60correlaties. Kd is dan .28 en niet significant bij een van.001.Al met al moet de conclusie luiden dat de beide samples vanactiviteiten verschillend, behalve wanneer de dimensie’omvang’ verwijderd wordt. Deze dimensie blijkt later in hetmodel niet opgenomen te worden.
15
BIJLAGEBIJLAGE 12:12: DESCRIPTIEDESCRIPTIE VARIABELENVARIABELEN ENEN DESCRIPTIEVEDESCRIPTIEVE STATISTIEKSTATISTIEKSURVEYSURVEY 22
A.A. GebruikerscontextGebruikerscontext
2. Kennis over het produktHet aantal items varieert per produkt, van 10 tot 15. In dereeks items zijn afleiders opgenomen (zie bijlage 15 voor deitems. Voordat aan elke leerkracht een score is toegekend, isnagegaan wat de p-waarden per item zijn.
Tabel: Overzicht van p-waarden per produkt
Produkt aantal items gem. p-waarde
1. I.P. Combinatieklas 11 .692. Rekenwerk 12 .773. Spellingspakket 11 .754. AVI 11 .745. Engels Basisonderwijs 10 .76
De gemiddelde p-waarden variëren nauwelijks, met anderewoorden de moeilijkheidsgraad van de kennistoetsen is voor elkprodukt ongeveer hetzelfde. Binnen produkten is de spreidingvan p-waarden redelijk. Ze varieert van ongeveer .30 tot tegende 1. Per produkt zijn de goede antwoorden gesommeerd.Leerkrachten die niets invullen, zijn uit de analyses verwij-derd. Vervolgens is het aantal goed gedeeld door het aantalitems (en vermenigvuldigd met 100).
Tabel: Percentage goed op de kennistoets
Produkt m sd
Overall 71.2 15.81. I.P. Combinatieklas 71.8 15.72. Rekenwerk 73.3 16.93. Spellingspakket 71.6 14.94. AVI 68.1 15.65. Ruimtelijke Oriëntatie 61.0 8.16. Engels Basisonderwijs 75.0 16.4
3. Beslissing omtrent gebruikEr ontstaat een redelijk homogene schaal over de 4 items ( is.70 n=243, bij 8 items zou deze .82 zijn). Vervolgens is perrespondent een score voor ’beslissing’ toegekend door de vieritems te middelen (m=3.4, sd=.6).
4. Overeenstemming in het team omtrent het produkt engebruik
16
Er is meestal geen of amper verschil van mening: respectieve-lijk 54, 66 en 68 procent geeft dit aan. Bij resepectievelijk26, 11 en 15 procent van de leerkrachten is er wel verschilvan mening, maar is dit volgens hen meestal geen probleem.Deze drie items bleken zeer homogeen te zijn: =.88 (n=242,item-restcorrelaties zijn .69, .71 en .74). Ook hier lijkthet zeer plausibel de items te middelen (m=3.2, sd=1.1 op 4puntschaal). ’Amper of geen verschil van mening’ kwam bijalle drie items verreweg het meest voor.
5. BehoefteHet gemiddelde op een vier puntsschaal is 3.05 (sd= .7): ditgeeft ’redelijk veel’ behoefte aan.
6. Belang van doelstellingenVoordat per produkt de items gesommeerd zijn, is onderzocht ofdit toegestaan is. Het betreft een 5 puntsschaal die loopt van’onbelangrijk’ tot ’zeer belangrijk’
Tabel: Belang van doelstellingen
rir m sd
I.P. Combinatieklas .76 .48 tot .65 4.3 .6Rekenwerk .63 .25 tot .66 4.8 .3Spellingspakket .77 .34 tot .74 4.5 .5AVI .58 .20 tot .49 4.4 .4Eng.Basisond.
1).62 .14 tot .51 4.4 .6
1)Het item met de item-restcorrelatie van .14 (item 1) is verwijderd; wordt dan .73.
Uit de tabel blijkt dat de leerkrachten gemiddeld de doelstel-lingen van elk produkt erg belangrijk vinden. Wel zijn er ver-schillen tussen doelstellingen van een produkt. Gezien hetlage aantal van vier of vijf items per produkt, is beslotenper produkt deze doelstellingen te sommeren.
B.B. Aanbod:Aanbod: kwaliteitkwaliteit en en bruikbaarheidbruikbaarheid
1. Kwaliteit objectiefVan de 14 items uit survey 1 zijn de vier met de hoogste item-restcorrelaties opgenomen (deze vormden in het eerste surveyeveneens een betrouwbare schaal), waarbij soms enige aanpas-singen zijn aangebracht. De gemiddelden van deze items vari-eren van 3.3 tot 3.4 (4 puntsschaal): De vier items correlerenonderling .34 tot .70 (item 1-2) en vormen dan ook een mooieschaal ( =.77, n=232). Ze worden dan ook gesommeerd. sd= peritem .7. (gem.=3.3 of 3.4).
2. Kwaliteit subjectiefLeerkrachten geven per onderdeel aan hoe hoog ze de kwaliteitinschatten. In de volgende tabel staan enige descriptievegegevens vermeld (zie voor de onderdelen bijlage 16; (5puntsschaal: slecht tot uitstekend)
17
Tabel: De kwaliteit op onderdelen
Produkt m sd n range
alle produkten 3.8 .5 246 2.3-5.0I.P Combinatieklas 3.7 .5 46 2.5-4.7Rekenwerk 3.8 .5 36 2.3-4.7Spellingspakket 4.0 .4 40 3.0-4.7AVI 3.9 .5 73 2.7-5.0Eng. Basisonderwijs 3.9 .5 44 2.6-5.0
Per produkt varieert van .53 tot .79.Er is besloten éénscore per leerkracht toe te kennen.
3. BruikbaarheidOok nu is weer sprake van een homogene schaal ( =.82, laagsteitem-restcorrelatie=.31, verder ligt deze tussen .42 en .69;n=236). Het schaalgemidelde is .3 hoger dan in survey 1 hetgeval was. Van de negen items zijn er drie verwijderd; daar-voor in de plaats zijn er drie andere items geformuleerd. Dezes overgenomen en soms enigszins aangepaste items (op een 4puntsschaal) zijn:1. het verbeteren van didactische vaardigheden ten aanzien
van .... (het domein van het produkt)2. het omgaan met (leer)moeilijkheden van de leerlingen ten
aanzien van .... (het domein van het produkt)3. het geven van gedifferentieerd onderwijs in .... (het
domein van het produkt)4. het verkrijgen van meer inzicht in het lesgeven5. het bereiken van leereffecten bij leerlingen6. het gebruik maken van hulpmiddelen, handleidingen en
materialenToegevoegd is:7. het geven van ..... (het domein van het produkt): dit
item is de gewijzigde versie van het vroegere item "hetveranderen van mijn functioneren in de klas"
8. het voorbereiden van ..... (het domein van het produkt)9. het omgaan met zwakke leerlingen
4. ToepasbaarheidInvoeringsprogramma =.55; Rekenwerk onderdeel 1-4: =.64;onderdeel 5-7; =.79; onderdeel 8-11; =.83; Spellingspakket:
=.87; AVI: =.72; Engels Basisonderwijs: =.87. (schaalge-middelde = 4.5 sd=.7; n=242). Besloten is elke leerkracht éénscore voor ’toepasbaarheid’ toe te kennen.
C.C. Aanbod:Aanbod: OndersteuningOndersteuning erbijerbijDe zes dichotome items vormen een homogene schaal ( =.82,item-rest correlaties variëren van .44 tot .72).
D.D. GebruikGebruik
1. DimensiesDe dimensie ’omvang’ is anders geoperationaliseerd dan in
18
survey 1. Per onderdeel is gevraagd hoe volledig het produktgebruikt wordt (5 antwoordalternatieven). De bij het I.P.Combinatieklas is .58, bij het Spellingspakket .79, bij AVI.50 en bij EIBO .79. ’Succes’ is nieuw en als volgt geopera-tionaliseerd: "Hoe tevreden bent u over de resultaten die ubereikt met .... (het produkt)?" (4 puntsschaal, m=3.09,sd=.52). Gemiddeld is men redelijk tevreden over deresultaten.
2. Niveau van gebruikDe items 1-4 komen overeen met ’aanvullend gebruik’ uit het 1esurvey, items 5-7 met ’getrouw gebruik’ en items 8-9 met’adaptief gebruik’. De betrouwbaarheidsanalyse richtte zich opde vraag: vormen de 9 items een schaal en wat is de volgordevan de items? Alle 9 items tezamen leveren een van .64.Daarbij vallen item 1 en 2 uit de toon: ze correleren onder-ling .38, maar bijna nul met de overige 7 items. Na verwij-dering van deze items wordt de =.74. De itemrestcorrelatiesvariëren van .35 tot .55.
3. Conceptueel gebruikDe vraag was weer of het produkt heeft bijgedragen aan veran-deringen in de opvattingen of ideeën over:1. het geven van het vak waarop het produkt betrekking heeft2. de eisen die aan dergelijk materiaal gesteld kunnen
worden3. hoe het materiaal in het onderwijs ingezet kan worden4. de theoretische achtergronden van het produkt5. het onderwijs in het betreffende vak6. vakken/onderwerpen die niet in het produkt genoemd staan7. de eisen die met betrekking tot dat vak aan leerlingen
gesteld kunnen worden. Dit laatste item is toegevoegdBij item 3 en 5 worden de hoogste scores behaald. De itemskunnen gesommeerd worden ( =.80, de itemrestcorrelaties liggentussen .21 en .49, gem.=2.79 op 4 puntsschaal).
4. Toepassing
Tabel: Beschrijvende statistieken voor ’toepassing’ (%geeft aan hoeveel van het prod. wordt toegepast)
Produkt n % sd
Alle produkten 242 70 20.71. I.P. Combinatieklas 43 69 21.02 Rekenwerk 35 80 18.13. Spellingspakket 40 67 19.34. AVI 73 65 19.35. Ruimtelijke Oriëntatie 7 51 25.46. Engels Basisonderwijs 44 80 19.3
De percentages komen als volgt tot stand: a. het aantal van toepassingzijnde items waar de leerkracht ’ja’ aangeeft; b. dit afgezet tegen hettotaal aantal items; c. dit maal 100.
19
E.E. EffectenEffecten nana gebruikgebruik
1. Realisering van doelstellingen
Tabel: Realisering van doelstellingen (5 puntsschaal)
Produkt n items n m sd
Alle 6 produkten - 229 3.8 1.2 n.v.t.1. IP combinatieklas 4 43 3.5 .6 .642. Rekenwerk 5 34 4.0 .8 .913. Spellingspakket 5 39 3.5 .8 .714. AVI 5 70 4.2 .5 .625. Engels Basisonderwijs
1)5 43 3.7 .6 .44
1)Besloten is item 1 te verwijderen; is dan .70.
De items vormen meestal een redelijk homogene schaal ( vari-eert van .62 tot .91; gezien het lage aantal items en respon-denten is dit een bevredigend resultaat). Besloten is dan ookelke leerkracht één score voor ’realisering van doelstel-lingen’ toe te kennen.
2. Geleverde bijdrageDrie items zijn verwijderd omdat ze gezien het produktmatigekarakter van dit tweede survey uit de toon vielen. Het betreft’het veranderen van opvattingen over onderwijs’, ’het ontwik-kelen van meer inzicht in het lesgeven’ en ’het meer gebruikmaken van hulpmiddelen en materialen’. Besloten is de zesitems te sommeren ( =.81, gem.=2.4, sd=.6).
3. Nut1. Ik denk dat door het gebruik van het produkt eerder
(bepaalde) doelen kunnen worden bereikt2. Ik denk dat er door het produkt sneller een verandering
of verbetering bereikt kan worden3. Ik maak goede vorderingen door het gebruik van het
produktDe gemiddelden zijn ongeveer even hoog als in survey 1: 3.0,3.1 en 2.8 (4 puntsschaal). Ook nu is sprake van een homogeneschaal ( =.78, item-restcorrelaties zijn resp. .56, .64 en.65). Besloten is elke leerkracht één score voor ’nut’ toe tekennen (gem.=2.9; sd=.7).
20
BIJLAGEBIJLAGE 13:13: TWEETWEE VOORBEELDENVOORBEELDEN VANVAN DOELSTELLINGENDOELSTELLINGEN PERPER PRODUKTPRODUKTSURVEYSURVEY 22
De vraag aan leerkrachten was: (als voorbeeld voor Rekenwerk)
Hieronder treft u een aantal doelstellingen aan van de methodeRekenwerk. Wilt u aangeven: a. welk belang u hecht aan dezedoelstelling en b. of door het gebruik van de methode op uwschool de genoemde doelstelling gerealiseerd wordt?
Per produkt zijn ongeveer 5 doelstellingen geformuleerd. Deantwoordcategorieën per doelstelling waren:
a. onbelangrijk 0 0 0 0 0 zeer belangrijkb. niet gerealiseerd 0 0 0 0 0 goed gerealiseerd
A. Invoeringsprogramma de Combinatieklas1. Individualisering door het werken met een organisatievorm
waarbij zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid bijde leerling wordt uitgelokt
2. Sociale vorming door het uitbuiten van de sociale voor-delen van een qua leeftijd uiteenlopende groep. Te denkenvalt hierbij aan aspecten als samenwerking, onderlingehulp, voorbeeldleren en uitdaging
B. Rekenwerk1. Het zoeken naar meerdere oplossingen bij een bepaald pro-
bleem2. Kinderen eerst leren de rekenhandeling in de context te
begrijpen en dan pas verkorte schrijf- en denkvormen leren
C. Spellingspakket1. Het concreet organiseren van speciale begeleiding aan
spellingzwakke leerlingen2. Het opzetten van een spellingsorthoteek in de basisschool
D. AVI1. Met behulp van de toetskaarten kinderen op het juiste
leesniveau indelen2. Een leidraad geven voor het praktisch werken met (een
gedeelte van) het AVI-pakket wat betreft technisch lezen
E. Ruimtelijke Oriëntatie1. Kinderen de nadruk laten leggen op eerst denken alvorens
te handelen2. Kinderen leren analyseren van globale visuele voorstel-
lingen
F. Engels Basisonderwijs
1. Positieve houding ten aanzien van het leren van Engels2. Het begrijpen waar het over gaat in een gesprek
21
BIJ
LA
GE
BIJ
LA
GE
14
:1
4:
CO
RR
EL
AT
IEM
AT
RIX
CO
RR
EL
AT
IEM
AT
RIX
SU
RV
EY
SU
RV
EY
22
12
34
56
78
910
1112
1314
1516
1718
19
1.D
nive
auva
nge
brui
kx
.17
.20
-.02
.13
.13
.09
.28
.09
.24
.08
.07
0.1
8.0
7.1
2.1
4.2
6.1
02.
Dco
ncep
tuee
lgeb
ruik
x.1
4-.
04.1
0.1
8.1
2.0
9.1
7.1
8.1
1.3
1.1
9.5
0.1
5.2
3.5
0.1
7.4
33.
Dto
epas
sing
x-.
03.2
0.0
8.5
5.1
7.1
30
.08
.07
.13
.02
.16
.01
.04
.16
-.02
4.ov
erle
gm
ette
amin
het
alg.
x.0
5.0
6.0
4.0
6.0
1-.
04-.
10-.
04-.
13-.
01-.
03.0
8.0
2.0
3-.
075.
inno
vatie
geric
hthe
idx
.08
.12
.29
.15
.09
.13
.15
.17
.08
.04
0.0
9.1
8.1
56.
Aov
erle
gpr
oduk
tte
amx
.12
.21
.20
.12
-.05
-.01
-.15
.18
-.05
.48
.28
-.03
.15
7.A
kenn
isx
0.0
7.0
7.1
6.0
5.1
1.0
7.1
9-.
02.0
5.0
7.0
68.
Abe
slis
sing
x.3
4.1
7.0
3.0
2.0
5.1
5.1
3.3
1.1
3.2
4.1
09.
Aov
eree
nste
mm
ing
x.1
90
.12
.09
.18
.15
.32
.13
.22
.22
10.
Abe
hoef
te(a
anva
nkel
ijk)
x.1
9.0
9.1
0.1
7.1
7.2
3.2
1.2
0.2
911
.A
bela
ngva
ndo
elst
ellin
gen
x.2
1.0
7.1
9.5
9.0
4.1
8.1
2.1
612
.B
obje
ctie
vekw
alite
itx
.37
.40
.35
.15
.25
.15
.24
13.
Bkw
alite
ito.
g.v.
onde
rdel
enx
.21
.16
0.1
9.3
5.1
214
.B
brui
kbaa
rhei
dx
.19
.30
.59
.12
.44
15.
Bto
epas
baar
heid
x.0
8.1
5.2
0.1
316
.C
pers
oonl
ijkco
ntac
tbi
jde
onde
rst.
x.3
6.0
4.2
617
.E
effe
cten
voor
leer
krac
htx
.21
.49
18.
Ere
alis
erin
gvo
orle
erkr
acht
x.2
719
.E
nut
x
Zie
figuu
r4.
2:A
=G
ebru
iker
scon
text
(de
twee
varia
bele
ner
onde
rho
ren
bijd
eco
ntex
tin
het
alge
mee
n)B
=A
anbo
d:B
eoor
deel
deke
nmer
ken
erva
nC
=A
anbo
d:O
nder
steu
ning
bijg
ebru
ikD
=G
ebru
ikE
=E
ffect
enna
gebr
uik
22
BIJLAGEBIJLAGE 15:15: KENNISTOETSKENNISTOETS SURVEYSURVEY 22
De vraag luidde: Hieronder treft u een lijst met uitsprakenaan. Wij verzoeken u bij iedere uitspraak twee vragen tebeantwoorden:1. Is de uitspraak van toepassing op dit pakket? (ja/nee
steeds)2. Past u het pakket op de omschreven manier toe? (idem)Er stonden per produkt 10-15 uitspraken onder elkaar metdaarnaast de twee antwoordkeuzes van bovenstaande 2 vragen.Hieronder volgen per produkt 2 uitspraken: * geeft aan dat dititem een ’afleider’ is: ’nee’ is het goede antwoord (dit isalleen op de eerste vraag van toepassing).
A. I.P. combinatieklas1. Het I.P. bepleit een globale weekplanning en een meer
gedetailleerde dagplanning.2.* In het I.P. wordt ervoor gepleit naast een week- en
dagplanning voor ieder kind ook een deelplanning op testellen.
B. Rekenwerk1. De probleemsituaties in de methode zijn georganiseerd
rond een context of thema uit het dagelijks leven.2.* Vooral het inslijpen van rekenbewerkingen of oplossings-
algoritmen neemt in de methode een centrale plaats in.
C. Spellingspakket1.* In het pakket wordt ervan uitgegaan dat als de leerling
niet door enige specifieke begeleiding van de leerkrachtgeholpen kan worden, deze leerling naar het speciaalonderwijs moet.
2. Het pakket raadt aan om een ’veilige diagnose’ te stellendoor middel van het afnemen van diktees tot een kindbijna geen fouten meer maakt.
D. AVI1.* De AVI-toetskaarten zijn ervoor bedoeld om op vaste
momenten af te nemen.2. In AVI raadt men aan àlle kinderen in de klas te verdelen
in niveaugroepen.
E. Ruimtelijke Oriëntatie1.* Als het kind minder dan 60% van de opdrachten uit het
observatieboek beheerst, is een individueel hulpprogrammanodig.
2. Structureren en probleemoplossen zijn performale activi-teiten en aanleren van begrippen is een verbale activi-teit.
F. Engels Basisonderwijs1. Rollenspellen dienen om de spreekangst bij leerlingen weg
te nemen.2.* Op grond van de luisteroefeningen wordt meestal de
spelling geoefend.
23
BIJLAGEBIJLAGE 16:16: ONDERDELENONDERDELEN PERPER PRODUKTPRODUKT SURVEYSURVEY 22
A. I.P. combinatieklas1. Samenstellen van combinaties2. Het werken met de combinatie als één groep3. Het maken van een week-/dagplan door de leerkracht4. Het invoeren/verbeteren van het zelfstandig werken (het
werken met een week-/dag-/dagdeelplanning tijdens dezelfstandig verkozen blokken)
5. Het maken van registratiesystemen6. Het inrichten van een vrije keuzehoekB. Rekenwerk1. Praktijkboeken2. Werkblokken3. Toetsbladen4. Leerlingenboeken
Verschillende onderwijssituaties:1. Probleemsituaties2. Toepassingssituaties3. Oefensituaties
Differentiatievormen:1. differentiatie naar oplossingswijze2. differentiatie naar handelingsniveau3. differentiatie als verdieping4. differentiatie als extra hulpC. Spellingspakket1. Signaaldiktees2. Diagnosediktees3. Schema foutenanalyse4. Registratieformulier foutenanalyse5. Aanwijzingen voor de aanpak6. Inventarisatie7. Controlediktees8. WoordenlijstD. AVI1. Publikatie ’Individualisering van het leesonderwijs’2. Publikatie ’Technisch lezen. Een practische uitwerking’3. AVI-toetskaarten4. AVI publikaties waarin leesboekjes naar AVI-niveau zijn
opgenomenE. Ruimtelijke Oriëntatie1. Observatieboek (blauw)2. Hulpboek (paars)3. Platenboek (paars/rose)4. Scoresboek (rose)F. Engels Basisonderwijs1. Lerarenboek2. Handleiding3. Videobanden/TV-programma’s4. Cassettebandjes
In het leerlingenboek:1. Introductie-oefeningen2. Luisteroefeningen3. Spreekoefeningen4. Verwerkingsoefeningen (spelletjes, puzzels, etc.)
24