201
   Migration to less popular rural areas The characteristics, motivations and search process of migrants      

Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

  • Upload
    others

  • View
    1

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

 

 

 

Migration to less popular rural areas 

The characteristics, motivations and search 

process of migrants 

 

 

 

   

Page 2: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University 

of Groningen). 

 

ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 

ISBN (E‐publication) 978‐90‐367‐5993‐9 

 

English correction: Language Centre of the RUG 

Cover design: Helga de Graaf, info@eye‐candy.nl, www.eye‐candy.nl  

Cover photo: Harry Cock, www.harrycock.nl  

Printed by: Ipskamp Drukkers BV, Enschede, the Netherlands 

 

© Rixt A. Bijker, 2013 

 

All rights reserved. Save exceptions by the law, no part of this publication may be 

reproduced in any form, by print, photocopying, or otherwise, without the prior 

written permission from the author. 

Page 3: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

 

 

RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN 

 

 

 

 

Migration to less popular rural areas The characteristics, motivations and search process of migrants 

 

 

 

 

Proefschrift 

 

 

 

 

ter verkrijging van het doctoraat in de 

Ruimtelijke Wetenschappen 

aan de Rijksuniversiteit Groningen 

op gezag van de 

Rector Magnificus, dr. E. Sterken, 

in het openbaar te verdedigen op 

donderdag 17 januari 2013 

om 14.30 uur 

 

 

 

 

door 

 

 

 

 

Rixt Anke Bijker 

 

 

 

 

geboren op 26 juni 1982 

te Leeuwarden 

 

 

Page 4: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

 

 

Promotor:      Prof. dr. D. Strijker  

 

Copromotor:      Dr. T. Haartsen 

 

 

Beoordelingscommissie:    Prof. dr. M. van Ham 

           

        Prof. dr. P. McCann 

           

        Prof. dr. C.H. Mulder 

   

Page 5: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

Voorwoord 

 

Dit proefschrift betekent de afsluiting van een intensieve, leerzame en leuke periode 

van onderzoek doen. Hoewel ik erg blij ben nu dit voorwoord te kunnen schrijven, 

denk  ik dat ook voor een promotieonderzoek geldt dat de weg naar het einddoel 

belangrijker is dan het doel op zich. Die weg was niet altijd gemakkelijk, maar ik ben 

blij dat  ik hem heb afgelegd. Er zijn verschillende mensen die het afleggen van die 

weg een stuk makkelijker en in ieder geval ook veel leuker hebben gemaakt.  

In de eerste plaats zijn dat mijn promotor en copromotor, die, de een wonend 

in een minder populair en de ander in een populair plattelandsgebied, zorgden voor 

een goed evenwicht in de begeleiding. Dirk, heel erg bedankt voor het vertrouwen 

en de ruimte die je me gegeven hebt om het onderzoek te doen. Tijdens de periode 

van dataverzameling heb ik je praktische en pragmatische inbreng erg gewaardeerd. 

Je  goede  en  gedetailleerde  feedback  maakte  het  tijdens  het  schrijven  mogelijk 

stukken echt  te verbeteren, dat heb  ik als erg nuttig en  leerzaam ervaren. Het was 

erg  fijn  dat  je  altijd  bereid was  tijd  vrij  te maken  om mee  te denken  als  ik  daar 

behoefte  aan  had. Tialda,  bedankt  voor  onze  fijne  samenwerking.  Je  inhoudelijke 

expertise  op  het  gebied  van  platteland,  representaties  en  migratie  heeft  veel 

bijgedragen aan het onderzoek en met je belangstelling en enthousiasme wist je me 

altijd weer  te motiveren.  Ik  bewaar  goede  herinneringen  aan  onze  gezamenlijke 

congresbezoeken aan Praag en Londen.  

Het  onderzoek was  niet mogelijk  geweest  zonder  de medewerking  van  de 

zeven gemeenten waar  ik  een  enquête onder nieuwe  inwoners heb gehouden: De 

Marne, Menterwolde, Reiderland  (nu Oldambt),  Ferwerderadiel, Wymbritseradiel 

(nu Súdwest–Fryslân), Aa  en Hunze  en Westerveld,  erg veel dank daarvoor. Ook 

wil ik de respondenten bedanken die ik heb mogen interviewen over hun zoektocht 

naar  een  nieuwe woning  en  die  daarna  bereid waren  soms  gedurende  lange  tijd 

regelmatig  een  vragenlijst  over  de  voortgang  van  hun  zoekproces  in  te  vullen. 

Verschillende makelaars hebben  ervoor gezorgd dat  ik  in  contact kon komen met 

deze huizenzoekers, ook aan hen ben ik dank verschuldigd.   

Page 6: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

Ik heb mijn  tijd bij de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen altijd als erg  leuk 

ervaren.  De  basiseenheid  Culturele  Geografie  vormde  daarbinnen  een  fijne 

uitvalsbasis. Een aantal mensen wil  ik  in het bijzonder noemen. Mirjam, vanaf het 

begin van ons promotietraject hebben we een kamer gedeeld, misschien  is het wel 

symbolisch dat we nu heel even weer een beetje kamergenoten zijn. Maar behalve 

een kamer hebben we veel meer gedeeld  in veel goede gesprekken, zowel op het 

werk als daarbuiten. Bedankt voor  je luisterend oor en goede raad, en voor  je vaak 

terugkerende motiverende vraag  in de ochtend:  ‘weet  je  al wat  je wilt gaan doen 

vandaag?’.  Ik  ben  erg  blij  dat  je m’n  paranimf wilt  zijn! Heike,  ook met  jou  als 

paranimf ben  ik erg blij, met zo’n stipt en organisatorisch sterk duo moet het goed 

komen! Ook bij jou kan ik altijd terecht om dilemma’s of tegenvallers te delen, maar 

gelukkig  ook  voor  gesprekken  over  een  breed  scala  aan  niet‐werk  gerelateerde 

onderwerpen. Je vrolijkheid en enthousiasme werken aanstekelijk en met  jou is het 

altijd gezellig, of het nu op een  terras aan de Zonnelaan  is of met een biertje  in de 

Spieghel.  

Petra, het is fijn om met jou het hele aio‐traject gedeeld te hebben. Ik herinner 

me nog onze gesprekken samen met Mirjam in de stationsrestauratie in Utrecht vol 

verwarring over waar het naartoe moest met onze onderzoeken. Gelukkig is het met 

ons beiden helemaal goed gekomen! Naast onze  interesse  in onderzoek delen we 

ook  een  interesse  in  muziek  en  dan  nog  wel  in  het  bijzonder  die  van  Bruce 

Springsteen.  Ik bewaar goede herinneringen aan ons Pinkpopavontuur  in een  tent 

zonder  haringen  en  ook  aan  geslaagde  Eurosonicavonden. Marianna, my  Greek 

party girl, and of course rural girl! Ik mis  je enthousiasme en hartelijkheid nu  je  in 

Schotland woont. Dankjewel voor je steun en gezelligheid op en buiten het werk. Ik 

denk nog met plezier  terug aan ons gezamenlijke debuut op een wetenschappelijk 

congres in Plymouth. Viktor en Sierdjan, bedankt dat ik jullie altijd kon lastig vallen 

met een vraag of twijfel over een steekproef of een regressie analyse. Ook heb ik met 

jullie  en met  onder meer  Sander, Nora,  Inge,  Elen, Niels, Candice, Karen, Chris, 

Gerd, Chris, Marije, Koen, Billie, Debbie, Linden, Sanne en Taede een hele gezellige 

tijd  gehad, met    heel wat  leuke  lunches  en  vrijdagmiddagborrels  die  ik  niet  had 

willen missen.   

Page 7: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

Buiten de faculteit wil ik Anna, Elvira en Marieke noemen, ik ben blij met jullie 

als  vriendinnen!  Anna,  dankewol  foar  us  goede  (en  lange!)  gesprekken,  dyn 

belutsenheid  en  enthousiasme  en  in protte geselliche  jûnen  en net  te  ferjitten  tige 

slagge  fakansjes. Elvira,  je hebt de  afgelopen  jaren veel moeten  aanhoren over de 

ups  maar  zeker  ook  de  downs  van  het  doen  van  een  promotie‐onderzoek.  Dit 

gebeurde  tijdens relaxte avondjes op de bank, al dan niet kijkend naar Boer Zoekt 

Vrouw, maar ook tijdens fijne fiets‐ en schaatstochten. Het is erg fijn om te weten dat 

ik altijd op je kan rekenen. Marieke, we hebben veel gezellige avonden thuis of in de 

stad doorgebracht.  Ik kijk ook met veel plezier  terug op onze vakanties  samen én 

veel mooie schaatsavonturen. Bedankt voor het aanhoren van mijn verhalen,  jouw 

nuchtere blik werkt altijd lekker relativerend. 

Sonja,  Jeltje, Marijke, Nynke,  Tjitske, Margriet,  Cristina,  Tjitske,  Rixt,  Afke, 

Martha,  Liesbeth‐Marije,  bedankt  foar  hiel  wat  geselliche  jûnen  mei  goede 

gesprekken of  soms  just hearlik prate oer neat  en domme grapkes meitsjen. Myn 

reizen mei  jim ha my brocht nei  sear utienrinnende bestimmingen,  fan Volendam 

oant Uganda, mar altyd koenen we sizze: wat binne we moai fuort!   

Marieke, we hebben elkaar de afgelopen  tijd minder gezien dan  ik misschien 

zou willen, mede  door mijn  proefschriftdrukte, maar  ik  vind  het  erg  fijn  allerlei 

promotieperikelen  en veel  andere dingen met  je  te kunnen delen. Ook de  andere 

socio’s, Jaantje, Marloes, Andrea en Martin, wil ik hier noemen, erg leuk dat we via 

onze socio‐dates elkaar nog steeds zien.  

De maandagavond  is  gereserveerd  voor Harmonie’67  en  dat  betekent    een 

avond  mooie  muziek  maken  met  z’n  allen,  maar  ook  veel  gezelligheid  en  het 

ontmoeten van leuke mensen. En als het programma van de dag erna het toelaat nog 

een drankje in de Klikspaan… 

Mijn ouders wil  ik bedanken voor hun grote steun en betrokkenheid. Heit en 

mem, jim wisten my altyd  te motivearen om wer oan de slach te gean as it even net 

woe. Mar jim ha ek altyd beneidrukt dat der mear is dan allinnich it skriuwen fan in 

proefskrift. It is hiel fijn om te witten dat jim der altyd foar my binne. Dankewol!   

 

Rixt Bijker ‐ Groningen, november 2012 

Page 8: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

 

   

Page 9: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

Table of contents 

 

 

1. Introduction                    11 

 

2. More than counter‐urbanisation: Migration to popular and  

    less‐popular rural areas in the Netherlands            25 

 

3. Migration to less‐popular rural areas in the Netherlands:  

    Exploring the motivations                 55 

 

4. Different areas, different people? Migration to popular and  

    less‐popular rural areas in the Netherlands             85 

 

5. Using a diary approach to explore the residential search    

    process of movers to rural areas              111 

 

6. Conclusions                    147 

 

 

Appendix A: Survey                  167 

 

Appendix B: In‐depth interview guide              175 

 

Appendix C: Electronic questionnaire              179 

 

 

Summary in Dutch                    189 

   

Page 10: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

Four chapters included in this PhD dissertation are reprinted from the following 

publications and manuscripts: 

 

Chapter 2 

Bijker RA, Haartsen T. 2012. More than counter‐urbanisation: Migration to popular 

and less‐popular rural areas in the Netherlands. Population, Space and Place 18: 643‐

657. 

 

Chapter 3 

Bijker RA, Haartsen T, Strijker D. 2012. Migration to less‐popular rural areas in the 

Netherlands: Exploring the motivations. Journal of Rural Studies 28: 490‐498.  

 

Chapter 4 (with some minor adjustments) 

Bijker RA, Haartsen T, Strijker D. Different areas, different people? Migration to 

popular and less‐popular rural areas in the Netherlands. Population, Space and Place.

DOI: 10.1002/psp.1741. (available online in ‘early view’). 

 

Chapter 5 

Bijker RA, Haartsen T, Strijker D. Using a diary approach to explore the residential 

search process of movers to rural areas.  

Submitted to an international journal. 

Page 11: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

11

1. Introduction  

 

1.1 Motivation 

 

‘The Dutch  romanticise  the countryside, with pastures  full of grazing cattle: every 

year 160,000 urbanites move to quietness and space’1, claims a newspaper headline 

of  an  article  summarising  the  findings  of  a  report  about  the  different  uses  and 

representations of the Dutch countryside (see Steenbekkers et al., 2008). This article 

and the report itself illustrate the transformation of the rural from a production to a 

consumption  space  by  describing  the  idyllic  image  held  by  respondents  and 

discussing developments connected to moving to or living in rural areas, recreation 

and opportunities for small businesses (see also Markantoni, 2012; Woods, 2005). It 

appears that one  in three of the respondents  in the report dreamt of moving to the 

rural  at  some  point.  Migration  into  rural  areas  is  often  referred  to  as 

counterurbanisation. Attention to this phenomenon started in the 1970s, leading to a 

large amount of research (e.g. Beale, 1975; Berry, 1976; Champion, 1989; Boyle and 

Halfacree,  1998),  which  eventually  resulted  in  the  dominant  understanding  of 

counterurbanisation as the movement of middle‐class groups from the city in search 

of new lives in an idyllic rural setting (Halfacree, 2008). After thirty years, research 

into counterurbanisation seemed  to have reached some kind of saturation point.  It 

was  felt  that  everything  that  could  be  said  had  already  been  said  about  this 

phenomenon  (Ibid.). However,  recently  a  ‘critical  re‐appraisal’  of  the  concept  of 

counterurbanisation has started (see e.g. Grimsrud, 2011; Halfacree, 2001, 2008, 2012; 

Milbourne, 2007; Smith,  2007; Woods,  2011). This  thesis aims  to  contribute  to  this 

critical reconsideration of migration into rural areas.  

The  reconsideration  in  literature  of  the  dominant  understanding  of 

counterurbanisation  is  based  on  empirical  results  as well  as  on more  theoretical 

papers. First,  it  is  increasingly being acknowledged  that  rural areas differ  in  their 

1  Nederlanders romantiseren het platteland, vol koeien in de wei, Trouw 21‐10‐2008.  

Page 12: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

12

popularity  as  places  to  live.  The  presence  of  amenities  and  accessibility  are 

important factors influencing this popularity (Argent et al., 2007; McGranahan, 2008; 

Woods, 2005). Further, it is recognised that in addition to the pull of the rural idyll, 

other motivations play a role, independent of the rural setting, such as the proximity 

of  family  and  friends  or work‐related  reasons  (e.g. Grimsrud,  2011).  In  addition, 

other groups move to rural areas along with the often mentioned middle class, such 

as low‐income groups and migrant workers (Foulkes and Newbold, 2008; Hoggart, 

2007; Woods,  2011). Milbourne  (2007)  points  to  the  importance  of moves within 

rural areas over short distances. Halfacree (2012) draws attention to more temporal 

mobilities  in  the  rural  environment.  Finally,  it  appears  that  the  traditional 

conceptualisation  of  counterurbanisation,  developed  in  more  densely  populated 

countries, applies less to more sparsely populated countries (Grimsrud, 2011). 

However, while it is increasingly being acknowledged that rural areas differ in 

their popularity as places to live in, this notion has not yet translated to the research 

studying the characteristics and motivations of rural in‐migrants. Research into the 

characteristics and motivations of in‐migrants often focuses on those rural areas that 

are  attractive  to  live  in,  while  migration  into  less‐popular  rural  areas  remains 

relatively  under‐researched.  This  is  also  true  in  the  Netherlands.  Research  has 

investigated  the  characteristics  and  preferences  of  people  considering moving  to 

rural  areas  in  general  (Heins,  2002, Van Dam  et  al.,  2002)  and  the  features  of  in‐

migration  flows  to  rural areas  in  the Netherlands as a whole  (Steenbekkers  et al., 

2008) and specifically to amenity‐rich rural areas (Elbersen, 2001).  

By  studying  in‐migration  to  less‐popular  rural  areas  in  the  northern 

Netherlands,  this  thesis wants  to add  to  the development of an empirically based 

broader  understanding  of  counterurbanisation.  This  is  not  just  relevant  to  the 

scientific debate but  it  can  also provide useful  input  for policymakers. Like other 

rural areas in Europe, population decline has begun in the Netherlands, specifically 

in peripheral parts of the country including the northern Netherlands (Haartsen and 

Venhorst, 2010). In‐migration is one of the factors influencing population decline in 

addition  to  births,  deaths  and  out‐migration.  Therefore,  it  is  important  to  know 

more  about  the  characteristics  and motivations  of  the  people who move  to  these 

Page 13: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

13

kinds  of  areas  and  their  search  strategies,  and  especially  about  the  different 

migration flows to different types of rural areas (Haartsen, 2012). This information is 

crucial when developing housing policies. It  is important for policymakers in rural 

areas to acknowledge that  ‘the’ rural migrant does not exist. It  is vital to recognise 

that there are different groups of migrants with different motivations, also to create 

more realistic expectations of the opportunities and benefits that in‐migration brings 

to rural areas.  

In  the  following  section,  a  short  overview  of  the  literature  discussing  the 

central concepts in this thesis is provided, followed by the research aim, the research 

questions and an outline of the thesis.  

 

1.2 Migration to rural areas  

 

1.2.1 Popularity of rural areas 

The finding that rural areas differ in their popularity as places to live in is referred to 

by Woods  (2005)  as  the  ‘regionally  uneven  nature  of  counterurbanisation’.  The 

popularity of rural areas for migration purposes is found to be mainly influenced by 

their accessibility  and  the presence of  amenities  (Argent  et al.,  2007; Bollman and 

Briggs,  1992;  Johnson  and Beale,  1994; McGranahan,  2008).  In  addition, perceived 

lifestyle and employment opportunities play a role (Johnson and Beale, 1994).  

In  the  context  of  accessibility,  transport  availability  plays  a  key  role.  For 

instance,  impressive rural repopulation has been  found  in accessible rural areas  in 

Ireland,  along  the  road  and  railways,  while  the  population  is  declining  in  less 

accessible rural areas, particularly in the west (Gkartzios and Scott, 2009). Proximity 

to  cities  also plays  a  role  in  the  accessibility of  rural  areas.  In  the United  States  , 

Canada and Sweden, population growth is concentrated in the rural districts closest 

to metropolitan  and  regional  urban  centres, while  the more  remote  rural  regions 

suffer  stagnation  or  decline  (Bollman  and  Briggs,  1992;  Johnson  and  Beale,  1994; 

Westlund, 2002). 

Amenities in a rural context most often refer to attractive landscape features or 

climate. Regarding landscape features, this can be very specific landscape elements, 

Page 14: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

14

such as the coast (Argent et al., 2007), mountains (Shumway and Otterstrom, 2001) 

or national parks  (Elbersen, 2001). However,  landscape has also been  found more 

generally to influence migration. People are most drawn to areas with a mix of forest 

and open land, bodies of water, topographical variety and relatively little cropland 

(McGranahan,  2008). These  results  correspond with  the more  general  findings  on 

landscape preferences that people strongly prefer park or savannah‐like landscapes 

with scattered trees or small stands, open vistas, even and uniform ground texture, 

and  a  water  source  (Ulrich,  1986).  These  preferences  appear  to  be  largely 

independent of culture, with the exception of people dependent on other landscapes 

for  their  livelihood,  such  as  farmers  and  foresters  (Van den Berg  et  al.,  1998; Yu, 

1995).  Preferences  for  semi‐open  landscapes  can  be  explained  by  the  so‐called 

prospect‐refuge theory, which argues that, the ability to see (prospect) without being 

seen  (refuge)  increases  perceived  safety,  which  in  turn  increases  the  aesthetic 

pleasure experienced (Appleton, 1975).  

 

1.2.2 Characteristics and motivations of in‐migrants to rural areas 

As mentioned  earlier,  rural  in‐migration  in  general  is  often  associated with  the 

movement of middle‐class families from the city, who are either retired or commute 

to nearby urban centres for employment (Smith and Phillips, 2001; Stockdale, 2006). 

When focusing on the limited evidence on migration into less‐popular rural areas, a 

picture emerges that is different from this ‘classic’ image. With regard to the origin 

and  age  of  the  movers,  Stockdale  (2006)  found  that  most  in‐migrants  in 

depopulating,  peripheral  areas  in  rural  Scotland moved  short  distances  and  that 

there was a mix of moves from cities, from smaller settlements and between similar‐

sized  rural  settlements. Most  respondents  in her  study had moved before  turning 

fifty.  Furthermore,  less‐popular  areas  do  not  seem  to  attract  the middle  class.  In 

Stockdale’s  study,  skilled  manual,  trade‐type  occupations  dominated,  with  few 

being  employed  in  the  professional  or  managerial  sectors.  Furthermore, 

impoverished  rural  areas  in  the US,  characterised  by  ample  availability  of  cheap 

rental  housing,  attract  large  groups  of migrants with  low  incomes,  varying  from 

working poor  (Foulkes and Newbold, 2008)  to welfare benefits recipients  (Fitchen, 

Page 15: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

15

1995). Nonetheless, a more diverse group of  in‐migrants were  found moving  into 

fringe areas in Denmark, i.e. areas experiencing population decline and a low level 

of economic activity  (Andersen, 2011).  In addition  to  some groups with quite  low 

incomes  that Andersen  assumes migrate  for  lower housing  costs,  these  areas  also 

attract  movers  with  middle  or  high  incomes,  partly  consisting  of  couples  with 

children moving to detached houses, something they are probably unable to afford 

in Denmark’s growth areas.  

An  idea  has  developed  in  recent  years  in  housing  research  that  traditional 

background  characteristics  (i.e.  income,  education  or  age)  may  no  longer  be 

sufficient  to  explain  residential  preferences,  owing  to  a  trend  towards  greater 

differentiation  in housing behaviour  (see e.g. Heijs et al., 2009, 2011;  Jansen, 2011). 

This  has  resulted  in  approaches which  explore  the motives  underlying  consumer 

preferences,  in  order  to  improve  the  understanding  of  housing  preferences  and 

preferences for residential environments (Bettman, 1979; Jansen, 2011; Kersloot and 

Kauko,  2004;  Rokeach,  1973). However,  in migration  research  little  attention  has 

been paid  to underlying motivational  factors  such  as values.  In Chapter  4 of  this 

dissertation we include value orientations in our analysis to characterise movers to 

different types of rural areas.  

The motives  for migration  to  rural  areas  in  general  can  be  subdivided  into 

three groups: residential, household, and work and education motives (Van Dam et 

al., 2002). The  first group,  residential motives,  refers  to  the quality of  the housing 

and  residential  environment.  The  quality  of  the  residential  environment  is  often 

regarded as rural areas’ most important pull factor (Deller et al., 2001; Gkartzios and 

Scott, 2009; Halfacree, 1994; Halliday and Coombes, 1995; Walmsley et al., 1998). In 

addition  to  the  residential  environment,  housing  characteristics  can  also  be  an 

important reason for moving  to the countryside, for example for a better or bigger 

house, or a  large garden (Gkartzios and Scott, 2009). The second group of motives, 

the household motives, refers to moves motivated by life events, such as moving in 

together, getting married, having children or getting divorced (Van Dam, 2000). The 

desire  to  live closer  to  family also belongs  to  this category of motives  for moving. 

The  third  group  of motives  is  related  to  employment  and  education. Migration 

Page 16: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

16

motivated by a change of job, the desire to live closer to work or to get an education, 

fits into this category (Van Dam, 2000). A special motive for rural migration is return 

migration (see e.g. Bolton and Chalkley, 1990; Elbersen, 2001). In addition to return 

migration to a specific place, more general ‘return to the rural’ types of in‐migration 

have also been found (Feijten et al., 2008; Gkartzios and Scott, 2009).  

Looking  at  the  motivations  of  movers  to  less‐popular  areas,  it  seems  that 

instead of the quality of the residential environment, other motivations for choosing 

the destination area are more central in the decision process. Studies have shown the 

importance  of more personal motivations,  such  as marriage  and  the proximity  of 

family and friends, employment considerations and housing reasons, in some cases 

in particular related to the availability of affordable housing (Fitchen, 1995; Foulkes 

and Newbold, 2008; Grimsrud, 2011; Stockdale, 2006).  

However, existing studies have yielded inconsistent results with respect to the 

importance of  the pull of  the countryside as a way of  life  for  in‐migration  to  less‐

popular rural areas. While Stockdale (2006) found quality‐of‐life considerations to be 

of  little  importance,  the  in‐depth  interviews  conducted  by  Foulkes  and Newbold 

(2008)  reveal  that  in  addition  to  the  attraction  of  low  housing  costs,  the  rural 

character of a community did play a role  in the decision to move there. Moving to 

these communities represented an opportunity to satisfy the desire to live in a rural 

setting (Foulkes and Newbold, 2008). The extent to which the typical ‘quality‐of‐life’ 

motivations  connected  to  the  counterurbanisation  concept  also  hold  true  for 

migrants to less‐popular rural areas is thus not clear.  

 

1.3 Research aim, research questions and thesis outline 

 

The  objective  of  this  dissertation  is  to  gain more  insight  into migration  to  less‐

popular areas. In particular, the focus is on the characteristics and motivations of the 

in‐migrants. To determine to what extent the outcomes are specific for less‐popular 

areas, a direct comparison with  in‐migrants  to popular areas  in  the same region  is 

also included in the study. The popularity of rural areas as places to live is defined 

in  this study using  the average house price per municipality. This seems  to be  the 

Page 17: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

17

most  appropriate  indicator  in  the Dutch  context  (see  also Chapter  2). Within  the 

Netherlands, the North was chosen as a study area, as it can be considered the most 

rural part of  the Netherlands based on address density and  the perceptions of  the 

Dutch people (Haartsen et al., 2003).  

Three research questions were formulated based on the research objective: 

 

1. What are the characteristics and motivations of movers to less‐popular rural  

       areas?  

2. To what  extent do  the  characteristics  and motivations  of movers  to  less‐

popular 

      and popular rural areas differ?   

3. How do potential movers search for a place to live in rural areas?  

 

These questions  are  addressed  in Chapters  2,  3,  4  and  5.  In Chapter  2  three 

types  of  rural  area  are  distinguished within  the  northern Netherlands,  based  on 

differences  in  their popularity  as places  to  live  in. The popular,  less‐popular  and 

average  rural  areas,  which  are  defined  based  on  average  house  price  per 

municipality,  are  characterised  using  the  characteristics  that  in  an  international 

context are known to influence the popularity for living of an area: accessibility and 

the  landscape. After  that,  their migration patterns  are  compared using data  from 

Statistics Netherlands.  Some  general migration  statistics  for  the  study  region  are 

provided.  Finally,  secondary data  from Housing Research  of  the Netherlands  are 

used to make a first exploratory comparison of the characteristics and motivations of 

migrants to popular and  less‐popular areas using a multinomial  logistic regression 

model.  

The  exploratory  comparison  in Chapter  2  yielded  some  differences  between 

movers  to  less‐popular and popular areas. However,  the available  secondary data 

used  in  the analysis appeared  to be  insufficient  to enable an effective comparison. 

For instance,  information on return migration was lacking and motives for moving 

were mixed  with motives  for  location  choice.  Therefore,  new  survey  data  were 

collected for the analysis in Chapter 3. Of the less‐popular municipalities defined in 

Page 18: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

18

Chapter 2, four were selected as study areas. Using the data (N = 664) we collected in 

these municipalities, we  investigate  the  characteristics  and motivations  of  the  in‐

migrants, which  answers  the  first  research  question. We  shed more  light  on  the 

motivations for moving to less‐popular areas by disentangling them into reasons for 

leaving  the  previous  place  of  residence, motivations  for moving  to  the  rural  in 

general  and  motivations  for  moving  to  the  specific  less‐popular  rural  area  in 

question  (cf.  Bolton  and  Chalkley,  1990).  In  addition,  we  take  the 

multidimensionality of motives  for moving  into account, which makes  it easier  to 

reveal  the  importance  of  the  rural  character  of  the  destination  (Halfacree,  1994; 

Halliday  and Coombes,  1995). We use  logistic  regression  analysis  to  combine  the 

movers’  characteristics  with  their  motivations.  In  doing  so,  we  explore  which 

motivations are mentioned by whom.  

After  specifically  focusing on  less‐popular  rural areas, a direct comparison  is 

made in Chapter 4 between movers to less‐popular rural areas and to popular rural 

areas. To do this, survey data were collected in three municipalities characterised as 

popular  in Chapter 2  (total N = 1717)  in a similar way  to  the  less‐popular areas  in 

Chapter  3.  Compared  to  the  analysis  in  Chapter  2  using  secondary  data,  the 

motivations for location choice are now separated from the motives for leaving the 

previous  residence.  In  this  analysis we  focus  specifically  on  the motivations  for 

choosing  the destination area. We also  include  return migration and  incorporate a 

more detailed description of the movers’ previous residence. In addition, as well as 

characterising  the movers using  ‘traditional’  sociodemographic  characteristics, we 

also  use  their  values.  These  underlying motivational  factors  have  been  used  in 

housing research to improve the understanding of housing preferences (e.g. Coolen 

and Hoekstra, 2001; Coolen et al., 2002). Values have received little attention so far 

in migration  research. We explore whether  they can also aid  in distinguishing  the 

movers  to  different  types  of  rural  area.  We  include  the  values  along  with 

background characteristics and motivations  in a  logistic regression analysis, which 

allows us to investigate which of these variables predict a move to a specific type of 

rural area, while controlling for the effect of other factors.  

Page 19: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

19

While Chapters 2, 3 and 4 focus on the migrants who already made a move to 

the rural, Chapter 5 concentrates on the process by which potential movers look for 

places  to  live  in  rural areas. Little attention has been paid so  far  to  the  residential 

search process  in a  rural context. This study distinguishes between  local and non‐

local searchers  to determine  to what extent  their  residential search process differs. 

The  study  also  explores  the  usefulness  of  a  new method  to  study  the  residential 

search process:  a diary  approach with both qualitative  and quantitative  elements. 

The chapter presents the results of a small‐scale study of ten respondents looking for 

houses in the northern Netherlands. The purpose is to offer additional insights to the 

quantitative  approach  used  in  the  other  chapters  about  the  process  preceding  a 

move.  In  this  chapter  no  distinction  between  less‐popular  and  popular  areas  is 

made. The objective was to find out how people find places to live in rural areas in 

general, not to compare the search process in less‐popular and popular areas.   

Finally, Chapter 6 summarises and discusses the main findings drawn from the 

analyses  in  Chapters  2  to  5.  Furthermore,  this  chapter  also  considers  policy 

implications and suggestions for further research.  

 

References 

Andersen HS.  2011.  Explanations  for  long‐distance  counter‐urban migration  into 

fringe areas in Denmark. Population, Space and Place 17: 627‐641. 

Appleton J. 1975. The Experience of Landscape. Wiley: London.  

Argent N, Smailes P, Griffin T. 2007. The amenity complex: towards a framework for 

analysing  and  predicting  the  emergence  of  a multifunctional  countryside  in 

Australia. Geographical Research 45: 217‐232. 

Beale C.  1975.  The  revival  of  population  growth  in  non‐metropolitan America. United 

States Department of Agriculture, Economic Research Service, ERS 605. 

Berry  B  (ed.).  1976.  Urbanization  and  Counterurbanization.Sage:  Beverly  Hills, 

California. 

Bettman  JR.  1979.  An  Information  Processing  Theory  of  Consumer  Choice.  Addison‐

Wesley: Reading. 

Page 20: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

20

Bollman RD, Briggs B. 1992. Rural and  small  town Canada: an overview.  In Rural 

and Small Town Canada, Bollman RD (ed.). Thompson Educational Publishing: 

Toronto.  

Bolton N, Chalkley B. 1990. The rural population turnround: a case‐study of North 

Devon. Journal of Rural Studies 6: 29‐43.  

Boyle P, Halfacree K. 1998. Migration into Rural Areas: Theories and Issues. John Wiley 

& Sons: Chichester.  

Champion  AG  (ed.).  1989.  Counterurbanization:  the  Changing  Pace  and  Nature  of 

Population Deconcentration. Edward Arnold: London.  

Coolen  H,  Hoekstra  J.  2001.  Values  as  determinants  of  preferences  for  housing 

attributes. Journal of Housing and the Built Environment 16: 285‐306.  

Coolen H, Boelhouwer P, Van Driel K. 2002. Values and goals as determinants of 

intended tenure choice. Journal of Housing and the Built Environment 17: 215‐236. 

Deller, SC, Tsai, T, Marcouiller, DW, English, DBK. 2001. The role of amenities and 

quality  of  life  in  rural  economic  growth.  American  Journal  of  Agricultural 

Economics 83: 352‐365. 

Elbersen  B.  2001. Nature  on  the Doorstep:  the  Relationship  between  Protected Natural 

Areas and Residential Activity in the European Countryside. Wageningen: Alterra.  

Feijten, P, Hooimeijer, P, Mulder, CH. 2008. Residential experience and  residential 

environment choice over the life‐course. Urban Studies 45: 141‐162.   

Fitchen JM. 1995. Spatial redistribution of poverty through migration of poor people 

to depressed rural communities. Rural Sociology 60: 181‐201.  

Foulkes M, Newbold KB. 2008. Poverty catchments: migration, residential mobility, 

and  population  turnover  in  impoverished  rural  Illinois  communities.  Rural 

Sociology 73: 440‐462. 

Gkartzios  M,  Scott M.  2009.  Residential  mobilities  and  house  building  in  rural 

Ireland: evidence from three case studies. Sociologia Ruralis 50: 64‐84.  

Grimsrud GM. 2011. How well does the ‘counter‐urbanisation story’ travel to other 

countries? The case of Norway. Population, Space and Place 17: 642‐655  

Haartsen T, Huigen PPP, Groote P. 2003. Rural areas in the Netherlands. Tijdschrift 

voor Economische en Sociale Geografie 94: 129‐136. 

Page 21: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

21

Haartsen  T,  Venhorst  V.  2010.  Planning  for  decline:  anticipating  on  population 

decline  in the Netherlands. Tijdschrift voor Economische en Sociale Geografie 101: 

218‐227. 

Haartsen T. 2012. Kennisagenda Krimp. Kennisnetwerk Krimp Noord‐Nederland.  

Halfacree  K.  1994.  The  importance  of  ‘the  rural’  in  the  constitution  of 

counterurbanization: evidence from England in the 1980s. Sociologia Ruralis 34: 

164‐189. 

Halfacree  K.  2001.  Constructing  the  object:  taxonomic  practices, 

‘counterurbanisation’  and positioning marginal  rural  settlement.  International 

Journal of Population Geography 7: 395‐411.  

Halfacree  K.  2008.  To  revitalise  counterurbanization  research?  Recognising  an 

international and fuller picture. Population, Space and Place 14: 479‐495. 

Halfacree K. 2012. Heterolocal identities? Counter‐urbanisation, second homes, and 

rural consumption  in  the era of mobilities. Population, Space and Place 18: 209‐

224. 

Halliday J, Coombes M. 1995. In search of counterurbanisation: some evidence from 

Devon  on  the  relationship  between  patterns  of  migration  and  motivation. 

Journal of Rural Studies 11: 433‐446.  

Heijs W, Carton M, Smeets J, Van Gemert A. 2009. The labyrinth of life‐styles. Journal 

of Housing and the Built Environment 24: 347‐356.  

Heijs W, Van Deursen A, Leussink M, Smeets J. 2011. Re‐searching the labyrinth of 

life‐styles. Journal of Housing and the Built Environment 26: 411‐425. 

Heins  S.  2002. Rurale Woonmilieus  in Stad  en Land: Plattelandsbeelden, Vraag naar  en 

Aanbod van Rurale Woonmilieus. Eburon: Delft.  

Hoggart, K. 2007. The diluted working classes of rural England and Wales. Journal of 

Rural Studies 23: 305‐317. 

Jansen  SJT.  2011.  Lifestyle  method.  In  The  Measurement  and  Analysis  of  Housing 

Preference  and  Choice,  Jansen  SJT,  Coolen  HCCH,  Goetgeluk  RW  (eds.). 

Springer: Dordrecht; 177‐202.  

Johnson KM, Beale CL. 1994. The recent revival of widespread population growth in 

nonmetropolitan areas of the United States. Rural Sociology 59: 655‐667. 

Page 22: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

22

Kersloot  J, Kauko T.  2004. Measurement  of housing preferences:  a  comparison  of 

research activity in the Netherlands and Finland. Nordic Journal of Surveying and 

Real Estate Research 1: 144‐163.  

Markantoni M.  2012.  Side  activities  by  non‐farmers.  PhD  Thesis  Faculty  of  Spatial 

Sciences: University of Groningen.  

Marlet G. 2009. De Aantrekkelijke Stad. VOC Uitgevers: Nijmegen.  

McGranahan DA. 2008. Landscape  influence on  recent  rural migration  in  the U.S. 

Landscape and Urban Planning 85: 228‐240.  

Milbourne  P.  2007.  Re‐populating  rural  studies:  migrations,  movements  and 

mobilities. Journal of Rural Studies 23: 381‐386. 

Rokeach MJ. 1973. The Nature of Human Values. Free Press: New York. 

Shumway  JM,  Otterstrom  SM.  2001.  Spatial  patterns  of  migration  and  income 

change  in  the mountain west:  the  dominance  of  service‐based,  amenity‐rich 

counties. Professional Geographer 53: 492‐502. 

Smith D. 2007. The changing faces of rural populations:‘“re‐fixing” the gaze’ or ‘eyes 

wide shut’? Journal of Rural Studies 23: 275–282. 

Smith, DP, Phillips, D.A. 2001. Socio‐cultural representations of greentrified Pennine 

rurality. Journal of Rural Studies 17: 457‐469.  

Steenbekkers A,  Simon C, Vermeij L,  Spreeuwers W.  2008. Het Platteland  van Alle 

Nederlanders:  Hoe  Nederlanders  het  Platteland  Zien  en  Gebruiken.  Sociaal  en 

Cultureel Planbureau: Den Haag.  

Stockdale A. 2006. Migration: Pre‐requisite for rural economic regeneration? Journal 

of Rural Studies 22: 354‐366.  

Ulrich  RS.  1986. Human  responses  to  vegetations  and  landscapes.  Landscape  and 

Urban Planning 13: 29‐44. 

Van Dam F. 2000. Revealed and  stated preferences  for  rural  living: evidence  from 

the  Netherlands.  In  Claiming  Rural  Identities:  Dynamics,  Contexts,  Policies, 

Haartsen T, Groote P, Huigen PPP (eds.). Van Gorcum: Assen; 80‐91. 

Van Dam F, Heins S, Elbersen BS. 2002. Lay discourses of the rural and stated and 

revealed preferences for rural living: some evidence of the existence of a rural 

idyll in the Netherlands. Journal of Rural Studies 18: 461‐476. 

Page 23: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

23

Van den Berg AE, Koole SL, Van der Wulp NY. 1998. Environmental preference and 

restoration: (how) are they related? Journal of Environmental Psychology 23: 135‐

146. 

Walmsley DJ, Epps WR, Duncan CJ. 1998. Migration to the New South Wales North 

Coast  1986‐1991:  Lifestyle motivated  counterurbanisation.  Geoforum  29:  105‐

118.  

Westlund H. 2002. An unplanned green wave: settlement patterns in Sweden during 

the 1990s. Environment and Planning A 34: 1395‐1410.  

Woods M. 2005. Rural Geography. Sage Publications: London.  

Woods M. 2011. Rural. Routledge: Oxon/New York.  

Yu  K.  1995.  Cultural  variations  in  landscape  preference:  comparisons  among 

Chinese subgroups and Western design experts. Landscape and Urban Planning 

32: 107‐126. 

 

 

   

Page 24: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

24

   

Page 25: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

25

2. More than counter‐urbanisation: Migration to popular and 

less‐popular rural areas in the Netherlands2 

 

 

Abstract 

Migration  into  rural areas  in Western countries  is often explained by  the pull of  the  rural 

idyll for urban, middle‐class migrants. While previous research has shown that this counter‐

urbanisation  model  is  insufficient  to  explain  rural  immigration  in  sparsely  populated 

countries, this paper shows that also within core regions, more diverse conceptualisations of 

migration into rural areas are required. This is achieved by distinguishing popular, average 

and  less‐popular  rural  living  areas  in  the northern Netherlands, based  on  average house 

prices, and by analyzing the migration flows to these areas. Data from Housing Research of 

the Netherlands demonstrate that popular rural areas attract more highly‐educated people 

and people moving  from urban areas,  compared  to  less‐popular and average  rural areas. 

For movers  to  less‐popular areas, being near  to family and  friends  is more  important. The 

characteristics  of  the  movers  to  popular  rural  areas  fit  very  well  with  the  counter‐

urbanisation story. Less‐popular rural areas in the Netherlands share personal reasons as an 

important  motivation  for  in‐migration  with  more  remote  rural  areas  in  Europe.  This 

indicates that conceptualisations of periphery and remoteness have to be considered within 

the local, regional and national context. Research into rural population change in both core 

regions and sparsely populated countries should consider these different contexts to be able 

to  acknowledge  the  variety  in  the  way  amenities  and  peripherality  are  perceived  by 

different groups of people. 

 

2.1 Introduction 

 

Increasingly,  the  idea  that  counter‐urbanisation –  in  the  sense of  the middle‐class, 

urban  dream  of  escaping  to  the  countryside  –  can  explain  all  rural  population 

change  in  Western  society  rural  areas  has  been  challenged  (Milbourne,  2007; 

2 This chapter is reprinted from: Bijker, RA, Haartsen T. 2012. More than counter‐urbanisation: 

Migration to popular and less‐popular rural areas in the Netherlands. Population, Space and Place 18: 

643‐657. Copyright © 2012 John Wiley & Sons, Ltd. 

Page 26: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

26

Halfacree, 2008). In an attempt to bridge the gap between the ‘counter‐urbanisation 

story’ and the  lack of empirical evidence for this  in Norway, Grimsrud (2011) calls 

for  caution  in  applying  conceptualisations of  rural  in‐migration originating  in  the 

core  regions of Europe and America  to more sparsely populated countries.  In  this 

paper we want to broaden the discussion by stating that within the core regions of 

Europe, migration patterns  in  rural areas can also not sufficiently be explained by 

the prevailing counter‐urbanisation models alone. This connects to what Milbourne 

(2007)  points  out  to  be  the  spatial  complexity  of  rural  population  change, which 

exists not only between, but also within countries. 

One  of  the  aspects  of  this  spatial  complexity  is  the  finding  that  rural  areas 

differ  in  their  popularity  for  rural  living  (Woods,  2005).  Spatial  characteristics  or 

amenities such as landscape, location relative to coasts or beaches, and distance from 

metropolitan centres influence the popularity of rural areas for migration purposes 

(Argent et al., 2007; Bollman and Briggs, 1992; Hugo and Smailes, 1985; Johnson and 

Beale,  1994; McGranahan,  2008).  In  addition,  perceived  lifestyle  and  employment 

opportunities play a role (Johnson and Beale, 1994).  

Rural migration  is also diverse  in  terms of migrant characteristics  (Andersen, 

2009; Guimond and Simard, 2010; Hugo and Bell, 1998; Lindgren, 2003; Mitchell et 

al., 2004; Philips, 1998; Stockdale, 2006b) and motives. Some migrants are motivated 

by a desire for a rural lifestyle and residence, while others move to the countryside 

for pragmatic reasons, such as lower housing costs or work opportunities (Fitchen, 

1995; Gkartzios and Scott, 2009; Halfacree, 1994; Kasimis et al., 2003). 

While it seems reasonable to assume that the characteristics of rural areas relate 

to the characteristics and motives of migrants, this relatedness has not been studied 

often. Argent  et  al.  (2007, p.  218) note  that  ‘perceived  rural  amenity  is  clearly  an 

anthropocentric  concept,  relating  to  the  subjective  interpretation  of  aspects  of  the 

physical and cultural environment in terms of their creation of a “pleasant” setting’. 

It  depends  on  a  wide  variety  of  human  factors  and  preferences,  including  age, 

fitness and socioeconomic status. Hjort and Malmberg (2006) also relate the diversity 

of  the  countryside,  ‘a  number  of  contrasting  countrysides’,  to  the many  different 

meanings and motives moving to rural areas may involve. Studies in more sparsely 

Page 27: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

27

populated countries  like Sweden and Scotland provide some clues suggesting  that 

different  rural  areas  do  indeed  attract  different  types  of  movers  with  different 

motivations and preferences (Hjort and Malmberg, 2006; Stockdale, 2006a). To what 

extent  these  findings can be  translated  to  the more densely populated countries  in 

the core regions in Europe is less clear. 

This  paper  investigates  whether  different  types  of  rural  areas  also  attract 

specific migrants with  specific motivations within  core  regions. We  differentiate 

rural  areas  by  focusing  on  differences  in  their  popularity.  In  our  analysis  of  the 

characteristics and motivations of people who migrate into these rural areas, we take 

into account migration flows from both urban and rural areas, and  local and  long‐

distance migration flows. We thus try to address Milbourne’s (2007:385) appeal for 

thinking ‘more critically about the broad range of movements and mobilities that are 

being  played  out  in  rural  spaces’.  He  states  that  ‘rural  researchers  have  been 

preoccupied with  longer distance movements  and with migrations  from urban  to 

rural  places.  While  such  movements  provide  an  important  research  subject, 

particularly if the objective is to identify differences, tensions and conflicts between 

new  and  established  fractions  of  the  rural  population,  they  do  run  the  risk  of 

marginalising other types of movement’ (ibid.).  

Our research area  is  located  in the northern Netherlands. In comparison with 

other  European  countries,  the  Netherlands  is  densely  populated  and  urbanised. 

According to the OECD standard, there are no predominantly rural areas left in the 

Netherlands (Terluin et al., 2005). In the Dutch context, however, a considerable part 

of the country is considered rural by official bodies such as Statistics Netherlands, as 

well as by the Dutch people (Haartsen, 2002; Haartsen et al., 2003). We focus on the 

northern part of the country, consisting of the provinces of Friesland, Groningen and 

Drenthe (see Figure 3), because the North can be considered to be the most rural part 

of the Netherlands, based both on address density and the perceptions of the Dutch 

people   (Haartsen et al., 2003; Heins, 2002). In addition,  the North contains a  large 

variety  of  rural  areas  in  terms  of  characteristics  such  as  landscape,  presence  of 

natural areas, accessibility, building style of houses and history.  

Page 28: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

28

This paper compares migration patterns to different types of rural areas, based 

on  the  characteristics  and  motives  of  the  people  migrating  there.  After  some 

theoretical discussion,  the  analysis  commences  by describing migration  figures  to 

rural areas in the northern Netherlands in general. We then distinguish popular and 

less‐popular  rural  living  areas. We  attempt  to  characterise  them  and  provide  an 

overview of migration flows to the different types of rural areas. The characteristics 

and motivations of those migrating are compared. To do so, we have used data from 

Statistics Netherlands and from Housing Research of the Netherlands. Based on the 

results from these analyses, we try to prove that looking at differences in rural areas 

and at differences in the people they attract, can provide a more complete picture of 

migration patterns in core regions. 

 

2.2 Popularity of rural areas 

 

In  the  literature  it  is acknowledged  that migration  flows  to  rural areas are  spread 

unevenly. According  to Selwood et al.  (1995), no across‐the‐board  repopulation of 

‘the’ rural  is occurring, but population  flows are  focused on particular places with 

scenic or Arcadian ambience. Accordingly,  the popularity of  rural areas  for  living 

depends,  at  least  partly,  on  the  amenity  of  their  local  physical,  situational  and 

economic environments (Argent et al., 2007). 

The  local  physical  environment  is  often  expressed  in  terms  of  the  different 

landscape  ingredients of  areas. Landscape has been  found  to  influence migration. 

People  are most drawn  to  areas with  a mix  of  forest  and  open  land, water  area, 

topographical  variation  and  relatively  little  cropland  (McGranahan,  2008).  These 

results correspond with the more general findings on landscape preferences, in that 

people  strongly  prefer  park  or  savannah‐like  landscapes with  scattered  trees  or 

small stands, open vistas, an even and uniform ground texture, and a water source 

(Ulrich, 1986). These preferences appear  to be  largely  independent of culture, with 

the exception of people dependent on other landscapes for their livelihood, such as 

farmers and foresters (Van den Berg et al., 1998; Yu, 1995). Preferences for semi‐open 

landscapes can be explained by  the so‐called prospect‐refuge  theory. According  to 

Page 29: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

29

Appleton  (1975),  the ability  to see  (prospect) without being seen  (refuge)  increases 

perceived safety, which in turn increases the aesthetic pleasure experienced.  

In  addition  to  landscape  amenities,  situational  aspects  of  rural  areas  are 

important for  the perceived attractiveness of  these rural areas  for  living. Gkartzios 

and  Scott  (2009)  state  that  in  Ireland,  impressive  rural  repopulation  is  found  in 

accessible rural areas, along the road and railways, while the population is declining 

in less accessible rural areas, particularly in the west. Transport availability is not the 

only  factor determining  the  accessibility  of  rural  areas,  as proximity  to  cities  also 

plays a role. In the US, Canada and Sweden, population growth  is concentrated  in 

the rural districts closest to metropolitan and regional urban centres, while the more 

remote rural regions suffer stagnation or decline (Bollman and Briggs, 1992; Johnson 

and Beale, 1994; Westlund, 2002). 

With reference  to the economic environment, Johnson and Beale (1994) found 

that rural areas that are centres of recreation grow quickest. This characteristic also 

comes  to  the  fore  in  the  amenity  index  for Australian  rural  areas  developed  by 

Argent  et  al.  (2007),  which  is  based  on  a  broad  range  of  biophysical,  climatic, 

historic, geographic and economic amenity indicators. They found that immigration 

rates  correlate with beach distance,  irrigation water  resources and employment  in 

recreational and related services. Argent et al. (2007) see employment in recreational 

and related services as a measure of the attractiveness of a rural area to live in, with 

areas  with  significant  natural  and  artificial  recreational  attractions  scoring  high. 

They also point out that many in‐migrants develop a familiarity with a future abode 

through recreational visits. There  is  thus a connection between an area’s attracting 

short‐term visits and longer‐term moves. 

The  abovementioned  features  seem  to  be  connected with  the  popularity  of 

rural areas as places to live in several countries. Later in this article we will use them 

to describe the popular and less‐popular rural areas we distinguish in the northern 

Netherlands. 

 

   

Page 30: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

30

2.3 Different people, different motives?  

 

Research  into rural migration  is dominated by  the concept of counter‐urbanisation 

(Champion,  1989;  Boyle  and Halfacree,  1998), which  is  often  associated with  the 

movement of middle‐class families  from cities  towards  ‘what  is perceived  to be an 

idyllic  rural  setting’  (Halfacree, 2008:479). The  rural  idyll  refers  to  a very positive 

image of the countryside comprising many aspects of rural lifestyle, community and 

landscape  (Ilbery,  1998).  Research  into  rural  population  change  has  focused  on 

whether  the  ‘rural  idyll’  exists  and  its  importance  to  rural  in‐migration decisions 

(Benson  and  O’Reilly,  2009;  Hjort  and Malmberg,  2006;  Van  Dam  et  al.,  2002). 

People’s positive  images of the rural and its attractiveness may also be related to a 

specific  part  of  a  country,  for  example  the  area where  a  person  either  grew  up, 

purchased a second home, holidayed, or a specific landscape described in art, film or 

literature (Hjort and Malmberg, 2006; Selwood et al., 1996). 

However,  other  studies  found  the  characteristics  of  people  moving  to  the 

countryside  to  be  far more  diverse  than  the  classical  counter‐urbanisation model 

suggests:  for  example, Halfacree  (2008) notes  that  counter‐urbanisers  are not only 

middle  class,  but  also  working  class.  Moreover,  rural  migration  is  also  more 

complicated  than  just  movements  over  longer  distance  in  the  urban‐to‐rural 

direction (Milbourne, 2007). In their case studies in rural Ireland, Gkartzios and Scott 

(2009)  found  a mixture  of  residential movements,  including  long‐distance moves 

from bigger,  similar or  even  smaller  settlements, but  also  a  significant number of 

local residential movements within the same area.  

With regard  to  the motivations of movers  to rural areas, rural  idyllic motives 

related  to  the  social  and  physical  characteristics  of  the  rural  destination  do  not 

explain all rural moves either. Migrants can have other motives, related to housing 

characteristics, lower housing costs, work‐related reasons and living close to family 

and  friends  (Fitchen,  1995; Gkartzios  and  Scott,  2009; Grimsrud,  2011; Halfacree, 

1994;  Halliday  and  Coombes,  1995;  Kasimis  et  al.,  2003;  Marshall  et  al.,  2004; 

Steenbekkers et al., 2008; Walmsley et al., 1998). 

 

Page 31: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

31

2.4 Different areas, different people?  

 

In  an  international  context  some  research  has  been  done  directly  comparing  the 

features of  rural  areas  and  the  characteristics  and motives of people migrating  to 

different types of rural areas. Referring to the local physical environment, the first of 

the  three  characteristics  that  influence  the popularity  of  rural  areas we discussed 

earlier, Elbersen (2001) found that rural areas located close to protected natural areas 

attract more early‐retirees,  footloose and middle‐class households, and households 

moving  from  urban  areas,  compared  to  other  rural  areas  in  the Netherlands.  In 

addition, Amcoff (2000, as cited in Hjort and Malmberg, 2006) observes that Swedish 

rural  locations most  associated with  the  rural  idyll,  tend  to  attract  people  with 

university‐level education. Apparently, for areas with a rural  idyllic  landscape, the 

stereotypical counter‐urbanisation model does apply. To what extent this is true for 

less idyllic rural areas, which are also present within core regions, is not clear.  

The second characteristic refers to the situational aspects of rural areas. In their 

study  of  characteristics  of  rural migrants  in  Sweden, Hjort  and Malmberg  (2006) 

investigated  to what  extent  rural  areas  located  further  from urban  centres  attract 

different migrants than areas located closer by. They found that people aged 19–40, 

high‐income earners, people with university‐level education and singles were more 

likely to move to the peri‐urban countryside, while people older than 61 were more 

likely  to  end  up  in  the  remote  countryside.  Stockdale  (2006a),  who  examines 

migration  to peripheral  and depopulating  areas of  rural Scotland,  adds  that most 

migrants moved over short distances, often from elsewhere in the study region. In‐

migration  also  consisted  of  urban‐to‐rural  movements  as  well  as  rural‐to‐rural 

movements.  Contrary  to  much  of  the  counter‐urbanisation  literature  on  the 

repopulation  of  rural  areas  (Boyle  and  Halfacree,  1998,  Stockdale  et  al.,  2000), 

quality‐of‐life  considerations hardly played a  role  in  the Scottish periphery. Based 

on  this, Stockdale concludes  that  the motivations  for  in‐migration  to depopulating 

and repopulating areas apparently differ markedly. In the depopulating peripheral 

areas, personal  reasons  –  relating  to marriage  and divorce,  for  example  –  are  the 

most important, followed by employment considerations. Grimsrud (2011) found a 

Page 32: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

32

similar pattern  in Norway, where movers  to remotely  located rural areas are often 

motivated by  family  ties  to  the area and  job‐related  reasons. Movers  to  the urban 

fringe, which she defines as rural areas at commuting distance from a big city, better 

fit  the  counter‐urbanisation  narrative,  with  housing  and  social  and  physical 

amenities  appearing  as  important  motivations.  Since  we  intend  to  determine 

whether spatial complexity of rural population change also occurs  in rural areas in 

core  regions, we  think  it  is  important  to compare our  results with what we know 

about migration patterns to both urban fringe areas and remote rural areas in more 

sparsely populated countries in Europe. 

The  third  characteristic  influencing  the  popularity  of  rural  areas  is  the 

economic environment. Shumway and Otterstrom  (2001) compare migration  flows 

to rural areas with service‐based economies and high levels of natural amenities in 

the U.S.,  to areas with  ‘old’ economic structures, such as  farming or mining. They 

find  that  in‐migrants  to  counties with  service‐based  economies  have  the  highest 

incomes when compared to migrants to the other areas. 

 

2.5 Facts and figures of rural migration in the northern Netherlands 

 

Before  we  start  our  analysis  of  popular  and  less‐popular  rural  areas,  and  the 

similarities and differences regarding in‐migrants and their motives, we will provide 

an overview of the population and migration figures for the northern Netherlands in 

general,  and  for  the  rural  parts  of  the North more  specifically.  In  total,  around 

1,700,000 people live in the region, or about 10% of the total Dutch population. The 

northern Netherlands  consists of  three provinces  and  68 municipalities. Based  on 

Statistics Netherlands’s  national  standard  for  urbanisation,  the  so‐called  address 

density, 58 of  these municipalities are  rural,  i.e. municipalities with an average of 

less  than  1,000  addresses per  square  kilometre.  Sixty‐five percent  of  the  northern 

population lives in these rural municipalities. 

As  Figure  1  shows,  the  northern  net migration  is  slightly  negative.  In  the 

period 2003–2007, a  five‐year annual average of 22,326 people  leave  the North  for 

elsewhere in the Netherlands, while 21,913 people arrive. Of these in‐migrants from 

Page 33: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

33

elsewhere in the Netherlands, 54% find a place to live in the countryside. Around a 

third  of  the  in‐migrants  to  rural municipalities  originate  from  other Dutch  rural 

areas.  Sixty‐eight  percent  (7,967  people)  can  be  considered  counter‐urbanists, 

moving from an urban municipality elsewhere to a rural municipality in the North. 

This is more than the overall Dutch average: according to Steenbekkers et al. (2008), 

in 2006, 57% of  the people who moved  to Dutch  rural areas  came  from an urban 

area. 

 

 

Figure 1. Yearly migration from and to the North, from elsewhere in the Netherlands (5 year 

average, 2003‐2007) 

 

In addition to migration from other parts of the Netherlands, migration flows 

into rural northern areas also consist of internal migration. Figure 2 shows that the 

five‐year annual average of migration between northern Netherlands municipalities 

is  51,831.  Sixty‐one  percent  of  these migrants move  into  a  rural municipality,  of 

which  almost  two‐thirds  (19,236)  originate  from  another  rural  municipality  and 

around  a  third  from urban  areas  in  the North. However,  a  significant proportion 

(29%; 15,049) of the migrants move from the countryside to urban municipalities.  

This  overview  of  the  migration  flows  towards  and  within  the  northern 

Netherlands supports the view of Milbourne (2007), that rural population dynamics 

consist of  a broad  range of movements  and mobilities.  In  addition  to urban‐rural 

Page 34: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

34

migration,  there  is  a  considerable migration  flow  between  rural  areas within  the 

northern Netherlands, which  is  even  larger  than  the  urban‐rural migration.  This 

range of movements raises the question of whether variation also exists within these 

rural areas in terms of migration numbers and the characteristics and motives of the 

migrants. 

 

 

Figure 2. Yearly internal migration in the North of the Netherlands, between municipalities  

(5 year average, 2003‐2007) 

 

2.6 Defining popular and less‐popular rural areas in the northern Netherlands 

 

We distinguish popular and less‐popular rural areas based on average house prices. 

House prices are an indication of what people are willing to pay for houses and their 

environments  (Luttik,  2000; Visser  and Van Dam,  2006),  thus  reflecting  the  value 

buyers attach to houses and their surroundings. Therefore we consider the average 

house prices  in an area as an  indicator of the popularity of an area for  living. This 

average  house  price  incorporates  the  residential  environment  as well  as  housing 

characteristics such as size and quality. 

The use of house prices instead of in‐migration numbers, which are often used 

in studies of rural areas’ popularity (Argent et al., 2007; McGranahan, 2008), is more 

appropriate  for  the Dutch  context.  In his  research  into Dutch  cities’ attractiveness 

based on differences in house prices, Marlet (2009) shows that no relationship exists 

Page 35: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

35

between cities’ attractiveness and population growth in the Netherlands. It appears 

that  population  growth  can  mainly  be  explained  by  government  development 

policy. New  housing  is developed  in  a  limited  number  of  areas, while  in  others, 

building  houses  is  very much  restricted,  especially  in  rural  areas,  both  in  open 

country and in villages (Van Dam et al., 2002). These restrictions prevent the Dutch 

housing  market  from  reacting  quickly  to  changes  in  demand  for  new  houses, 

causing  a  very  low  elasticity  of  supply.  This  leads  to  price  increases  instead  of 

population growth when  there  is  increasing demand  (Marlet, 2009). Therefore,  the 

popularity  of  areas  can  be  investigated using differences  in house prices. Glaeser 

and  Shapiro  (2003)  show  that  the  relationship  between  amenities  such  as  a 

temperate  climate and growth has also weakened  in  the United States,  something 

they  explain  by  the  anti‐growth  movement  in  California  limiting  new  housing 

supply. McGranahan  (2008)  also  observes  that  in  a  US  context,  housing‐supply 

constraints  such  as  land‐use  regulations  could  be  mitigating  the  relationship 

between landscape preferences and migration in rural areas.  

The average housing prices per municipality for the rural municipalities in the 

northern  Netherlands  varied  from  EUR  142,600  to  EUR  340,000  in  2008.  We 

performed a cluster analysis of the average housing prices per municipality for the 

rural municipalities  in  the  northern Netherlands.  The  outcome  consisted  of  four 

clusters, one containing only one case (with the highest average price). We combined 

this  one‐case  cluster with  the  cluster with  the  second‐highest  price  average.  This 

resulted in the following three clusters: 

 

1. less‐popular rural areas (n=18), lowest housing prices (cluster average price       

            EUR 174,828)  

2. average rural areas (n=26), average housing prices (cluster average price  

            EUR 212,731) 

3.         popular rural areas (n=10), highest housing prices (cluster average price  

            EUR 273,170). 

 

Page 36: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

36

Figure 3 shows that the  less‐popular areas are located along the northern and 

eastern borders of  the northern Netherlands. More  than half of  these  less‐popular 

rural municipalities border the Wadden Sea, an  intertidal zone with mud flats and 

wetlands. The  coastline  consists  of  a  typical Dutch dike  separating  the mud  flats 

from agricultural land, perhaps explaining why the northern Netherlands’ coastline 

is less popular than the Australian coast, with its sandy beaches and cliffs (Costello, 

2007). 

 

 

Figure 3. Three types of rural areas in the North of the Netherlands 

 

To  characterise  the  three  types  of  areas  and  to  describe  the  similarities  and 

differences  we  calculated  their mean  scores  for  several  characteristics. We  used 

those  characteristics which  in  an  international  context  have  been  shown  to differ 

between  popular  and  less‐popular  rural  areas:  landscape,  accessibility  and 

employment in recreation‐related sectors (e.g. Argent et al., 2007; Johnson and Beale, 

1994; McGranahan, 2008). We also chose a number of  sociocultural characteristics, 

socioeconomic  characteristics  and  characteristics  related  to  future  population 

development. The results are presented in Table 1.  

 

Page 37: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

37

Table 1. Mean scores for different characteristics, per type of rural area (one‐way analysis of 

variance)   Less‐popular 

rural areas 

(n=18) 

Average 

rural areas 

(n=26)  

Popular 

rural areas 

(n=10) 

Total2 

Landscape characteristics     

Share in land use (2003)  Agriculture  82%  85%  78%  82% 

Nature  6%  6%  13%  7%* 

Recreation  1% 1% 2%  1%*

Water  0.21%  0.68%  0.14%  0.13% 

Urban area  7%  5%  5%  5% 

Dominant type of soil (% 

of  municipalities  in 

cluster) 

Marine clay  67%  42%  10%  44%* 

Former peat  22%  31%  30%  28% 

Sand  11% 27% 60%  28%*

Type of agriculture (% of 

total  agricultural  area, 

2005) 

Arable farming  49%  20%  10%  27%* 

Horticulture  1%  0%  0%  0% 

Grazing livestock  40%  74%  84%  64%* 

Non‐grazing 

livestock 

0% 0% 0%  0% 

Combinations  9%  5%  5%  6%* 

Accessibility1 

Travel distance to nearest urban centre in the 

northern Netherlands (in minutes) 

22 24 24  24 

Travel distance to nearest urban centre in the 

central Netherlands (in minutes) 

109  93  84  97* 

Employment in recreation related services 

Proportion employment in hotel and catering 

industry (2006) 

3%  5%  6%  4%* 

Sociocultural characteristics     

Dimensions  of 

Dutch  regional 

culture  1997‐

2003 (after Brons, 

2005;2006) 

Post‐materialism  0.094  ‐0.365  ‐0.281  ‐0.210* 

Protestant conservatism  0.099  0.085  ‐0.110  0.0538 

Classic individualism 0.170  0,449  0.707  0.411* 

Egalitarian anti‐

conservatism 

1.435 1.165 1.244  1.270

Dissatisfaction  ‐0.512  ‐0.914  ‐0.998  ‐0.795 

Socioeconomic characteristic       

Average  income  per  household  per 

municipality (in euros, 2006) 

19,206 20,150 22,040  20,185*

 Future population development     

Expected  population  development  (2007‐

2025) 

‐9.321  ‐4.957  ‐4.336  ‐6.297 

Expected household development (2007‐2025) ‐4.142  4.782  6.682  2.159* 

Source: Statistics Netherlands, except accessibility 

1 Measured from the town hall of the specific rural municipality to the city hall in the nearest provincial capital 

city or the nearest of the two cities in the centre of the country, as predicted by a website on travel routes. 

2 * p<0.05. 

 

Page 38: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

38

We used  three variables  to compare  the  landscape of  the  three  types of rural 

areas.  The  first  is  land  use.  Table  1  shows  that  popular  rural  areas  have  a 

significantly  larger  share  of  the  nature  and  recreation  land‐use  categories.  This 

corresponds with Elbersen’s findings (2001) that the vicinity of natural areas attracts 

new  residents.  The  second  and  third  –  ‘dominant  type  of  soil’  and  ‘type  of 

agriculture’ – are measures of the type of landscape of the specific rural areas. In the 

northern Netherlands,  two dominant  landscape  types  exist. The  first  is  the  open, 

young marine clay and former peat landscape, where arable farming and large‐scale 

dairy  farming prevails. The second  is  the semi‐open sand  landscape, where small‐

scale mixed  and  dairy  farming  is  dominant  (Haartsen  and  Strijker,  2010).  Less‐

popular  areas  are  characterised  by  a  large  share  of marine  clay  soils  and  a  large 

share of arable farming. Popular rural areas are dominated by sand landscapes and 

grazing  livestock farming. This  is consistent with  the  findings of Ulrich  (1986) and 

McGranahan (2008), showing that people prefer areas with a mix of forest and open 

land and relatively little cropland. 

The second characteristic is related to accessibility, measured as the distance to 

the nearest provincial capital city (including Zwolle, the capital of the neighbouring 

province Overijssel), and  to  the nearest  city  in  the  central part of  the Netherlands 

(Amsterdam or Utrecht,  see Figure 3), measured  in  travel  time  in minutes by  car. 

Mean travel distances to the nearest city in the central Netherlands vary significantly 

for the three types of rural areas. Popular rural areas are located closer to the centre 

of the country.  

Following Argent et al.  (2007), we compare  the proportion of employment  in 

the hotel and catering  industry per municipality for the three types of area. This  is 

the  best  available  proxy  variable  for  measuring  employment  in  recreation  and 

related services. The proportion differs significantly; the share is highest in popular 

rural areas and lowest in the less‐popular areas.  

Although it is hard to operationalise social features of rural areas (Argent et al., 

2007), we  tried  to determine whether  the  three  types of  rural  areas differ  for  five 

specific dimensions of regional culture. Brons (2005; 2006) defined these dimensions 

when he developed a dataset based on quantitative measurements of the culture of 

Page 39: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

39

Dutch  municipalities.  The  dimensions  of  regional  culture  were  developed  from 

various  indicators using  factor analysis. Less‐popular  rural areas appear  to have a 

regional culture that contains significantly more post‐materialism. This dimension is 

related  to  anti‐conservatism,  feminist  values  and  self‐expressive  individualism.  It 

consists, for example, of the number of one‐person households, progressive parties 

voters and the number of children with unmarried parents. However, high scores on 

these variables can also be interpreted less positively. A large number of one‐person 

households and children born outside of marriage could also indicate some degree 

of  social  problems  there.  The  regional  culture  of  popular  rural  areas  can  be 

characterised  by  significantly more  classical  individualism,  i.e.  personal  freedom, 

materialism and egoism. Its indicators are the percentage of votes for liberal parties, 

and the postponement of marriage and having children.  

The socioeconomic characteristics are measured in terms of the average income 

per household per municipality in 2006. In less‐popular rural areas, households have 

a significantly lower average income than those in average and popular rural areas. 

Popular areas have households with the highest average income. 

Finally, we believe that figures on the expected growth of both the population 

and  the  number  of  households  in  2025  (compared  to  2007)  are  relevant  to 

characterise the popularity of the different types of rural areas. In the Netherlands, 

between 2010 and 2040, low and negative growth are expected for a large number of 

municipalities. These areas are mostly located on the periphery, including the north. 

Rural areas are expected to experience population decline more seriously and earlier 

than urban areas (Haartsen and Venhorst, 2010). The expected growth in the number 

of  households  is  also  relevant  in  housing  policy,  since  the Netherlands  has  been 

experiencing a  trend of decreasing household size, which  implies  that even where 

there  is  population  decline,  the  number  of  households  can  increase.  As  Table  1 

shows, the expected population decline does not significantly differ for the different 

types  of  rural  areas,  although  less‐popular  areas  do  have  a  higher  expected 

population  decline  than  average  and  popular  rural  areas. However,  less‐popular 

areas are expected  to experience a decline  in  the number of households, while  the 

number  of  households  is  expected  to  increase  in  average  and  popular  areas. 

Page 40: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

40

Therefore,  regarding  population  and  household developments,  less‐popular  areas 

can be considered as areas of decline.  

To  summarise, we  found  that  less‐popular  rural  areas  are  located  along  the 

northern  and  eastern  borders  of  the  North  of  the  Netherlands.  They  can  be 

characterised as having a relatively open, marine clay landscape with a large share 

of  large‐scale  arable  farmland  and  relatively  less  natural  and  recreational  areas. 

They are relatively distant from the centre of the Netherlands, and have a relatively 

low share of hotel and catering industry employment. The people who inhabit these 

areas  have  a  lower  average  income  than  those  in  the  average  and  popular  rural 

areas,  and  the  regional  culture  is  more  dominated  by  ‘post‐materialism’.  The 

variables  that  indicate  this  cultural  dimension  could  also  hint  at  some  degree  of 

social difficulties. Population and household decline are expected in the less‐popular 

areas.  

Popular rural areas can be characterised as having a more semi‐open landscape 

with predominantly grazing livestock farming and a relatively large share of natural 

areas. These areas’ inhabitants have a relatively high average income and the areas 

have a  relatively high  share of hotel and  catering  industry  employment. Classical 

individualism is a dimension of regional culture that prevails in these areas. Popular 

rural areas have an expected household growth and are  the  least distant  from  the 

centre  of  the Netherlands. The  average  rural  areas  score  between  the  other  rural 

areas for most characteristics. 

 

2.7 Differences in migration patterns to popular and less‐popular rural areas 

 

Having defined and characterised  less‐popular, average and popular rural areas  in 

the North of the Netherlands, we will now focus on the migration flows to and from 

these areas. The data we use were obtained from Statistics Netherlands.  

 

 

 

Page 41: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

41

Table 2. Mean net migration rate and in‐migrants, per type of rural area (one‐way analysis 

of variance) 

  Less‐popular 

rural areas (n=18) 

Average rural 

areas (n=26)  

Popular rural 

areas (n=10) 

Total 

Five‐year average annual net 

migration rate 2003‐2007 

‐3.7  ‐2.3  ‐1.5  ‐2.6 

Five‐year average annual in‐

migrants per 1,000 inhabitants 

2003‐2007 

40  41  42  41 

Source: Statistics Netherlands 

 

As Table 2 shows, all three types of rural areas show a negative net migration 

for  the  period  2003–2007,  and  the  size  of  the  net migration  rate  does  not  differ 

significantly between the three types of areas as well. This means that more people 

leave  the area  than move  to  it,  even  in popular areas. The average number of  in‐

migrants  per  1,000  inhabitants does  not  differ  significantly  for  the  three  types  of 

areas  in  the  same  period.  Popular  rural  areas  do  not  attract  significantly  more 

migrants than less‐popular rural areas either.  

Although  the  three  types  of  rural  areas  show  no  differences  in  overall 

migration figures, it could well be that they do attract different groups of migrants. 

We analysed this for the origin and the age of migrants (see Table 3). Popular rural 

areas attract a higher share of movers  from outside  the northern Netherlands  than 

the less‐popular and average rural areas. Popular areas also attract the highest share 

of movers from urban areas, less‐popular areas receive relatively the least urban‐to‐

rural migrants. The age distribution shows that movers to less‐popular and average 

areas are in general younger than movers to popular areas.  

 

   

Page 42: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

42

Table  3. Characteristics  of  in‐migrants  for  three  types  of  rural  areas  in  the North  of  the 

Netherlands. 

  To   

  Less‐

popular 

rural areas 

(n=18) 

Average 

rural 

areas 

(n=26) 

Popular 

rural  areas 

(n=10) 

Total 

Moved from:         

North of the 

Netherlands 

74%  73%  70%  73% 

Elsewhere in the 

Netherlands 

26%  27%  30%  27% 

Total  100%  100%  100%  100% 

Moved from:         

Urban areas  42%  46%  55%  47% 

Rural areas  58%  54%  45%  53% 

Total  100%  100%  100%  100% 

Age group:         

0‐20  26%  24%  23%  24% 

20‐30  27%  27%  23%  26% 

30‐40  18%  19%  21%  19% 

40‐50  12%  12%  12%  12% 

50‐65  10%  11%  13%  11% 

65+  7%  7%  8%  7% 

Total  100%  100%  100%  100% 

Source: Statistics Netherlands 

 

When  we  focus  on  migration  within  the  North  we  can  also  analyse  the 

migration flows between the different types of rural areas and urban areas. Table 4 

shows  that  less‐popular  areas  receive  the  largest  share  of  people migrating  from 

other less‐popular areas, while they receive relatively fewer migrants from popular 

areas. Less‐popular  rural areas attract  the  lowest percentage of urban  in‐migrants, 

whereas popular  rural areas  receive  the highest  share of urban  in‐migrants. More 

than  50%  of  the migrants  to  these  rural  areas  come  from  an  urban municipality. 

Popular  areas  welcome  relatively  few  people  migrating  from  less‐popular  and 

average areas.  

Page 43: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

43

It  seems  that  a  considerable migration  flow  exists  between  urban  areas  and 

popular  rural  areas, while  the migration  flow  between  less‐popular  and  average 

rural areas, and popular rural areas is very limited. This corresponds with Hjort and 

Malmberg’s  finding  (2006)  that population  trends  in  the  Swedish  countryside  are 

highly dependent on migration to and from the cities, while the exchange between 

the peri‐urban and remote countryside is very limited.  

 

Table 4. Migration within the North of the Netherlands towards the different types of rural 

areas. 

  To   

From:  Less‐popular 

rural areas 

(n=18) 

Average 

rural areas 

(n=26) 

Popular 

rural areas 

(n=10) 

Total 

Less‐popular rural 

areas 

28%  21%  10%  21% 

Average rural areas  34%  31%  21%  30% 

Popular rural areas  6%  10%  17%  10% 

Urban 

municipalities 

32%  39%  51%  39% 

  100%  100%  100%  100% 

            Source: Statistics Netherlands 

 

2.8  Characteristics  and  motivations  of  in‐migrants:  less‐popular,  average  and 

popular rural areas compared 

 

The Statistics Netherlands data permitted  an overview of migration numbers  and 

the  origin  and  age  composition  of  migrants  to  rural  areas  in  the  northern 

Netherlands.  To  complement  the  above  analysis  with  a  comparison  of  the 

characteristics and motivations of migrants to the different types of rural areas, we 

analysed  data  from  Housing  Research  of  the  Netherlands  (WoON  2009),  which 

investigates housing preferences and circumstances  in  the Netherlands every  three 

years. The total sample consists of 78,000 respondents. For our analysis, we selected 

respondents  living  in  rural municipalities  in  the  northern Netherlands  from  the 

national sample. Rural municipalities are again defined by an address density of less 

Page 44: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

44

than 1,000 addresses per square kilometre. From this group of rural respondents, we 

selected people who had moved to their current address from another municipality 

in  the  previous  two  years.  This  definition  of  migrants  was  chosen  because  the 

questions  related  to  the decision  to move  in  the questionnaire of WoON 2009 are 

only answered by this group of respondents. 

A  multinomial  logistic  regression  model  is  used  to  analyse  how  various 

personal and household characteristics and reasons for moving influence the type of 

rural  area  people move  to.  The  dependent  variable  in  this model  consists  of  the 

categories ‘moved to less‐popular’, ‘moved to average’ and ‘moved to popular’ rural 

areas (reference category).  

Following  Hjort  and  Malmberg  (2006),  the  personal  and  household 

characteristics  we  selected  as  independent  variables  are  being  part  of  a  couple, 

having  children,  age,  income  and  education.  In  addition, we  also  selected having 

moved  from  an  urban  area  and  having  moved  from  within  the  northern 

Netherlands. Because  the  analysis of migration patterns presented  earlier  showed 

that popular rural areas attract more movers from urban areas and from outside the 

North, we want to investigate whether this effect remains when other characteristics 

are controlled for.  

We  also  selected  reasons  for  moving  as  independent  variables,  following 

Stockdale (2006a), who showed that the motivations for  in‐migration to peripheral, 

depopulating  rural  areas differ  from  those  for  in‐migration  to  repopulating  areas. 

Unfortunately,  the WoON questionnaire  is designed  in  such  a way  that  if people 

have moved to their current address for personal reasons (marriage, living together, 

divorce, leaving the parental home), they are not asked whether they also had other 

motivations, work for example. Respondents who did not move for personal reasons 

could choose more than one motive from the questionnaire. This may have resulted 

in an underestimation of some of the reasons for moving in the data. 

 

   

Page 45: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

45

Table 5. Multinomial logistic regression analysis of having moved to less‐popular, average or 

popular rural areas.   

Dependent variable:   Less‐popular 

rural areas 

Average rural 

areas 

Independent variables:   B  S.E.  B  S.E. 

Couple (couple=1, single=0)  0.543  0.616  0.076  0.530 

Children (yes=1, no=0)  0.467  0.496  0.134  0.446 

Age  ‐0.028  0.018  ‐0.007  0.015 

Income  ‐0.017  0.017  0.000  0.012 

Higher education (yes=1, no=0)  ‐1.235**  0.497  ‐0.868**  0.427 

Moved from urban area (urban=1, rural=0)  ‐1.541***  0.472  ‐1.480***  0.412 

Moved from North of the Netherlands (yes=1, no=0)  ‐0.859  0.584  ‐0.533  0.527 

Moved for personal reasons (yes=1, no=0)  0.006  0.564  ‐0.735  0.539 

Moved for work reasons (yes=1, no=0)  0.936  0.940  0.628  0.895 

Moved because of previous dwelling (yes=1, no=0)  ‐0.678  0.942  ‐0.614  0.801 

Moved because of previous residential  environment (yes=1, 

no=0) 

‐0.198  0.747  ‐0.453  0.633 

Moved to live closer to family and friends (yes=1, no=0)  1.695*  0.884  0.089  0.930 

Constant  2.434  1.216  1.709  1.088 

         

N  170       

‐2 log likelihood  315.086       

2  49.770***       

* p < 0,.10; ** p < 0,05; *** p < 0,.01  

Source: WoON 2009 

 

The analysis (see Table 5) shows that more highly‐educated people and people 

moving from urban areas more often move to popular rural areas compared to less‐ 

popular  and  average  rural  areas.  The  other  background  characteristics  do  not 

influence  the  probability  of  ending  up  in  one  of  the  three  types  of  areas, while 

income  in particular  could be  expected  to be  a determining  factor, given  that  the 

areas  are defined  based  on  house prices. This  outcome does  seem  to  fit with  the 

‘classical’ counter‐urbanisation picture of middle‐class people moving from the city 

to  rural areas  (Halfacree,  2008; Stockdale,  2006a). Apparently, popular  rural  areas 

are more  likely  to  attract  these  groups  than  less‐popular  rural  areas  and  average 

rural areas.  

Page 46: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

46

However, because of the expected relationship between education and income 

we  also  conducted  the  analysis  without  including  higher  education  as  an 

independent  variable.  Then  the  results  show  that  a  lower  income  leads  to  an 

increased probability to move to less‐popular areas compared to popular areas, but 

the coefficient is only just significant (B = ‐0.032, p = 0.097). Apparently, the effect of 

income is partly included in the effect of higher education. Yet,  the effect of income 

is  small.  It  is  not  the  important  explanatory  factor  you  would  expect  when 

comparing areas with different levels of housing prices.  

People who moved to their current address to live closer to family and friends 

more often move to less‐popular areas compared to popular areas. This corresponds 

with  the  findings  of  Stockdale  (2006a)  and  Grimsrud  (2011)  that  personal 

motivations,  such  as  a  first  home  and  marriage  or  family  ties,  were  important 

motives for migrating into peripheral, depopulating rural areas. Therefore, based on 

motives, migrants who move to less‐popular rural areas in the Netherlands seem to 

resemble migrants moving to peripheral rural areas. 

The  importance of  the motive  to  live  closer  to  family and  friends  could also 

indicate  that part  of  the migration  flow  into  less‐popular  areas  consists  of  return 

migration. Niedomysl  and Amcoff  (2010)  show,  in  the  context  of  internal  return 

migration  in  Sweden,  that  social  relationships  are  an  important  motivation  for 

return. More  specifically,  proximity  to  family  and  friends  is  often mentioned  by 

return migrants  as  a motive. Unfortunately,  this  idea  cannot  be  tested  using  the 

WoON 2009 data. Except  for  the  former place of  residence, other  former places of 

residence of the respondents and their place of birth are unknown.  

 

2.9 Conclusion   

 

In  the  introduction  to  this paper we  stated  that migration patterns  in  rural  areas 

within  core  regions  of  Europe  cannot  be  explained  sufficiently  by  the  prevailing 

counter‐urbanisation  models  alone. We  have  tried  to  empirically  underline  this 

statement  by  analyzing  migration  flows,  characteristics  and  motives  of  people 

moving  to  less‐popular, average and popular rural areas  for  living  in  the northern 

Page 47: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

47

Netherlands. Migration statistics show that migration numbers in the different types 

of rural areas are largely comparable, though on the basis of house prices it can be 

concluded  that  less‐popular areas are  in general perceived as  less attractive  to  live 

in. This shows that amenities do not have the same meaning to all migrants and less‐

popular areas also offer something that attracts people. 

Considering migration  statistics,  it  appears  that  less‐popular  areas  attract  a 

larger share of movers  from within  the northern Netherlands, a  larger  influx  from 

rural areas and generally a younger group of movers. The analysis of survey data 

showed  that people who moved  to  their current address motivated by a desire  to 

live closer to family and friends have a higher probability of moving to less‐popular 

areas.  Popular  areas  attract  a  larger  share  of movers  from  outside  the  northern 

Netherlands, a larger share from urban areas and in general a slightly older group of 

migrants.  Multivariate  analysis  showed  that  more  highly‐educated  people  and 

people moving from urban areas more often move to popular rural areas compared 

to less‐‐popular and average rural areas.  

The  reason why popular areas attract more highly‐educated people  could be 

their proximity to the central part of the Netherlands. This provides easier access to 

a more diverse labour market and the networks related to it.  

An explanation of why popular rural areas receive more migrants from urban 

areas can be found in the attractiveness of the semi‐open landscape and the presence 

of nature  in  these  areas. This  can be  related  to  representations or  images of  rural 

areas that people have. Previous research has shown that in representations of urban 

residents,  visual  aspects  relating  to  landscape  and  other  environmental 

characteristics are more dominant (Steenbekkers et al., 2008; Haartsen, 2002), while 

sociocultural values  relating  to  the  countryside way  of  life  are more dominant  in 

representations of rural residents. The quality of the landscape is probably of lesser 

importance to rural residents compared to the other characteristics of rural areas. 

In  addition  to  representations  of  ‘the  rural’  in  general,  representations  of 

specific rural areas could also be important in explaining migration decisions. Such 

representations  could  partly  be  based  on  the  areas’  accessibility.  From  a  regional 

perspective,  all  rural areas  in  the northern Netherlands have  similar access  to  the 

Page 48: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

48

northern cities. However,  from  the national perspective,  the  less‐popular areas are 

more peripherally  located. This  fact, combined with a  landscape  that  in general  is 

perceived  as  less  attractive,  could  lead  to  less  positive  representations  of  less‐

popular areas. From earlier research, we know that representations are constructed 

in direct and indirect contact with an area, and that familiarity with an area creates 

more positive representations (Haartsen, 2002). The importance of the proximity of 

family and friends for migrants to less‐popular rural areas indicates familiarity with 

the area, and this could have resulted in more positive representations of the area. 

To  conclude,  our  study  has  shown  that within  core  regions  in  Europe,  the 

classical counter‐urbanisation model does not explain all  rural population change. 

The characteristics of the movers to popular rural areas do fit very well within the 

counter‐urbanisation story, while less‐popular rural areas share personal reasons as 

an  important  motive  for  in‐migration  with  more  remote  rural  areas  in  Europe. 

Apparently,  rural  areas  in  core  regions  in Western  Europe  do  vary  in  terms  of 

amenities  and  perceived  remoteness. Our  study  indicates  that  representations  of 

what rural is, and concepts of periphery and remoteness have to be viewed within 

the  local,  regional  and national  context. Research  into  rural population  change  in 

both core regions and sparsely populated countries should consider these different 

contexts, to be able to acknowledge the variety of ways amenities and peripherality 

are perceived by different people. 

For further research, we believe we can identify some other potentially relevant 

aspects  and  questions.  Firstly, we do  not  yet  know  enough  about  the motives  of 

migrants. The database we used mixes motives for moving with motives for location 

choice,  while  the  reasons  for  leaving  somewhere  can  very  well  differ  from  the 

motives  for  choosing a  certain destination  (see also Bolton and Chalkley, 1990).  It 

would also be interesting to know the birth place and residential history of migrants, 

to  investigate whether  return migration and  familiarity with  rural areas and  rural 

living  plays  a  role  in migration  to  less‐popular  areas.  Finally,  knowledge  of  the 

representations people have of  ‘the rural’  in general and different rural areas more 

specifically,  could  help us  to understand migration movements  towards different 

types of areas. 

Page 49: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

49

References 

Andersen HS.  2009.  Explanations  for  long‐distance  counter‐urban migration  into 

fringe areas in Denmark. Population, Space and Place. DOI: 10.1002/psp.568. 

Appleton J. 1975. The Experience of Landscape. Wiley: London.  

Argent N, Smailes P, Griffin T. 2007. The amenity complex: towards a framework for 

analysing and predicting  the emergence of a multifunctional countryside  in 

Australia. Geographical Research 45: 217‐232. 

Benson M, O’Reilly K.  2009. Migration  and  the  search  for  a  better way  of  life:  a 

critical exploration of lifestyle migration. The Sociological Review 57: 608‐625 

Bollman RD, Briggs B. 1992. Rural and  small  town Canada: an overview.  In Rural 

and Small Town Canada, Bollman RD (ed.). Thompson Educational Publishing: 

Toronto.  

Bolton N, Chalkley B. 1990. The rural population turnround: a case‐study of North 

Devon. Journal of Rural Studies 6: 29‐43.  

Boyle P, Halfacree K. 1998. Migration into Rural Areas: Theories and Issues. John Wiley 

& Sons: Chichester.  

Brons  LJ.  2005.  Rethinking  the  Culture‐Economy  Dialectic.  Groningen  University: 

Groningen.  

Brons  LJ.  2006.  Indirect  measurement  of  regional  culture  in  the  Netherlands. 

Tijdschrift voor Economische en Sociale Geografie 97: 547‐566. 

Champion  AG  (ed.).  1989.  Counterurbanization:  the  Changing  Pace  and  Nature  of 

Population Deconcentration. Edward Arnold: London.  

Costello L. 2007. Going bush: the implications of urban‐rural migration. Geographical 

Research 45: 85‐94. 

Elbersen  B.  2001. Nature  on  the Doorstep:  the Relationship  between  Protected Natural 

Areas and Residential Activity in the European Countryside. Wageningen: Alterra.  

Fitchen JM. 1995. Spatial redistribution of poverty through migration of poor people 

to depressed rural communities. Rural Sociology 60: 181‐201.  

Glaeser EL, Shapiro JM. 2003. Urban growth in the 1990s: is city living back? Journal 

of Regional Science 43: 139‐165.  

Page 50: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

50

Gkartzios  M,  Scott M.  2009.  Residential  mobilities  and  house  building  in  rural 

Ireland: evidence from three case studies. Sociologia Ruralis 50: 64‐84.  

Grimsrud GM. 2011. How well does the ‘counter‐urbanisation story’ travel to other 

countries?  The  case  of  Norway.  Population,  Space  and  Place.  DOI: 

10.1002/psp.655.  

Guimond L, Simard M. 2010. Gentrification and neo‐rural populations in the Québec 

countryside: representations of various actors. Journal of Rural Studies xx: 1‐16. 

DOI: 10.1016/j.jrurstud.2010.06002.  

Haartsen T.  2002. Platteland: Boerenland, Natuurterrein  of Beleidsveld? Een Onderzoek 

naar Veranderingen  in Functies, Eigendom  en Representaties van het Nederlandse 

platteland.  Koninklijk  Nederlands  Aardrijkskundig 

Genootschap/Rijksuniversiteit Groningen: Utrecht/Groningen.  

Haartsen T, Huigen PPP, Groote P. 2003. Rural areas in the Netherlands. Tijdschrift 

voor Economische en Sociale Geografie 94: 129‐136. 

Haartsen T, Strijker D. 2010. Rural youth culture: keten in the Netherlands. Journal of 

Rural Studies 26: 163‐172.  

Haartsen  T,  Venhorst  V.  2010.  Planning  for  decline:  anticipating  on  population 

decline in the Netherlands. Tijdschrift voor Economische en Sociale Geografie 101: 

218‐227. 

Halfacree  K.  1994.  The  importance  of  ‘the  rural’  in  the  constitution  of 

counterurbanization:  evidence  from England  in  the  1980s.  Sociologia Ruralis 

34: 164‐189. 

Halfacree  K.  2008.  To  revitalise  counterurbanization  research?  Recognising  an 

international and fuller picture. Population, Space and Place 14: 479‐495. 

Halliday J, Coombes M. 1995. In search of counterurbanisation: some evidence from 

Devon  on  the  relationship  between  patterns  of migration  and motivation. 

Journal of Rural Studies 11: 433‐446.  

Heins S.  2002. Rurale Woonmilieus  in Stad  en Land: Plattelandsbeelden, Vraag naar  en 

Aanbod van Rurale Woonmilieus. Eburon: Delft.  

Hjort  S,  Malmberg  G.  2006.  The  attraction  of  the  rural:  characteristics  of  rural 

migrants in Sweden. Scottish Geographical Journal 122: 55‐75. 

Page 51: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

51

Hugo G, Bell M. 1998. The hypothesis of welfare‐led migration  to  rural areas:  the 

Australian  case.  In Migration  into  rural  areas,  Boyle  P,  Halfacree  K  (eds.). 

Wiley: Chichester; 107‐133. 

Hugo GJ, Smailes PJ. 1985. Urban‐rural migration in Australia: a process view of the 

turnaround. Journal of Rural Studies 1: 11‐30. 

Ilbery  B  (ed.).  1998.  The  geography  of  rural  change.  Pearson  Education  Limited: 

Harlow.  

Johnson KM, Beale CL. 1994. The recent revival of widespread population growth in 

nonmetropolitan areas of the United States. Rural Sociology 59: 655‐667. 

Kasimis  C,  Papadopoulos  AG,  Zacopoulou  E.  2003.  Migrants  in  rural  Greece. 

Sociologia Ruralis 43: 167‐184. 

Lindgren U.  2003. Who  is  the  counter‐urban mover?  Evidence  from  the  Swedish 

urban system. International Journal of Population Geography 9: 399‐418. 

Luttik J. 2000. The value of trees, water and open space as reflected by house prices 

in the Netherlands. Landscape and Urban Planning 48: 161‐167. 

Marlet G. 2009. De Aantrekkelijke Stad. VOC Uitgevers: Nijmegen.  

Marshall  N,  Burnley  I,  Murphy  P,  Hugo,  G.  2004.  Migration  of  Income  Support 

Recipients  from  Non‐metropolitan  NSW  and  SA  into Metropolitan  Sydney  and 

Adelaide. The Australian Housing and Urban Research Institute: Melbourne.  

McGranahan DA. 2008. Landscape  influence on  recent  rural migration  in  the U.S. 

Landscape and Urban Planning 85: 228‐240.  

Mitchell CJA, Bunting TE, Piccioni M. 2004. Visual artists: counter‐urbanites  in  the 

Canadian countryside? The Canadian Geographer 48: 152‐167.  

Milbourne  P.  2007.  Re‐populating  rural  studies:  migrations,  movements  and 

mobilities. Journal of Rural Studies 23: 381‐386. 

Niedomysl  T,  Amcoff,  J.  2010. Why  return migrants  return:  survey  evidence  on 

motives  for  internal return migration  in Sweden. Population, Space and Place. 

DOI:10.1002/psp. 

Philips  M.  1998.  Investigations  of  the  British  rural  middle  classes‐part  2: 

fragmentation, identity, morality and contestation. Journal of Rural Studies 15: 

317‐330. 

Page 52: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

52

Selwood  J, Curry G,  Jones R. 1996. From  the  turnaround  to  the backlash:  tourism 

and rural change in the Shire of Denmark, Western Australia. Urban Policy and 

Research 14: 215‐225.  

Selwood  J, Curry G, Koczberski G.  1995.  Structure  and  change  in  a  local holiday 

resort: Peaceful Bay, on the Southern coast of Western Australia. Urban Policy 

and Research 13: 149‐157. 

Shumway  JM,  Otterstrom  SM.  2001.  Spatial  patterns  of  migration  and  income 

change  in  the mountain west:  the dominance of  service‐based, amenity‐rich 

counties. Professional Geographer 53: 492‐502. 

Steenbekkers A,  Simon C, Vermeij L,  Spreeuwers W.  2008. Het Platteland  van Alle 

Nederlanders:  Hoe  Nederlanders  het  Platteland  Zien  en  Gebruiken.  Sociaal  en 

Cultureel Planbureau: Den Haag.  

Stockdale A. 2006a. Migration: Pre‐requisite for rural economic regeneration? Journal 

of Rural Studies 22: 354‐366.  

Stockdale A. 2006b. The role of a ‘retirement transition’ in the repopulation of rural 

areas. Population, Space and Place 12: 1‐13.  

Stockdale A, Findlay A, Short D. 2000. Repopulation of rural Scotland: opportunity 

and threat. Journal of Rural Studies 16: 243‐257. 

Terluin  I,  Slangen  LHG,  Van  Leeuwen,  ES,  Oskam  AJ,  Gaaff,  A.  2005.  De 

Plattelandseconomie  in  Nederland:  een  Verkenning  van  Definities,  Indicatoren, 

Instituties en Beleid. LEI: Den Haag.  

Ulrich  RS.  1986. Human  responses  to  vegetations  and  landscapes.  Landscape  and 

Urban Planning 13: 29‐44. 

Van Dam F, Heins S, Elbersen BS. 2002. Lay discourses of the rural and stated and 

revealed preferences for rural living: some evidence of the existence of a rural 

idyll in the Netherlands. Journal of Rural Studies 18: 461‐476. 

Van den Berg AE, Koole SL, Van der Wulp NY. 1998. Environmental preference and 

restoration: (how) are they related? Journal of Environmental Psychology 23: 135‐

146. 

Visser P, Van Dam F. 2006. De Prijs van de Plek: Woonomgeving en Woningprijs. Nai 

Uitgevers/Ruimtelijk Planbureau: Rotterdam/Den Haag.  

Page 53: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

53

Walmsley DJ, Epps WR, Duncan CJ. 1998. Migration to the New South Wales North 

Coast  1986‐1991: Lifestyle motivated  counterurbanisation. Geoforum  29:  105‐

118.  

Westlund H. 2002. An unplanned green wave: settlement patterns in Sweden during 

the 1990s. Environment and Planning A 34: 1395‐1410.  

Woods M. 2005. Rural Geography. Sage Publications: London.  

Yu  K.  1995.  Cultural  variations  in  landscape  preference:  comparisons  among 

Chinese subgroups and Western design experts. Landscape and Urban Planning 

32: 107‐126. 

   

Page 54: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

54

   

Page 55: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

55

3. Migration  to  less‐popular  rural  areas  in  the Netherlands: 

Exploring the motivations3 

 

Abstract  

Migration into rural areas is often explained in terms of the rural idyll, the attraction of the 

countryside with  its  less hurried way of  life  in a quiet,  spacious and green  environment. 

However,  this migration phenomenon has mostly been  researched  in  attractive,  amenity‐

rich,  popular  rural  areas.  This  paper  investigates  the  characteristics  and motivations  of 

migrants to less‐popular rural areas using survey data (N=664) for four municipalities in the 

North of  the Netherlands. Our  study shows a young group of  in‐migrants with  relatively 

low  incomes, but also a large proportion of working people and a considerable number of 

highly educated movers. Separating  the motivations  for  choosing  to  live  in  a  rural  area  in 

general from the motivations for choosing this specific rural area reveals that while the pull of 

the rural idyll is an important motivation for moving to a rural area in general, the reasons 

for  choosing  the  specific  rural  area  are  a mixture  of housing  characteristics,  the physical 

qualities  of  the  environment,  personal  reasons  and  the  low  house  prices  in  the  area. 

Combining  the motivations  with  the  characteristics  of  the movers  reveals  the  diversity 

within the movers group. Our analysis shows a group of movers motivated to live close to 

family  and  friends,  consisting  of  return migrants,  singles,  the  youngest  and  oldest  age 

groups and also the lowest income group. The physical qualities of the environment attract 

a group of highly educated movers, people with high incomes and people aged between 35 

and 64. The motivation of housing characteristics, referring in most cases to the availability 

of a  specific house,  is mentioned by a wide  range of movers, but  in particular by people 

moving from urban areas.  

 

3.1 Introduction 

 

Residential  use  has  become  an  emerging  function  of  the  post‐productivist  or 

consumption  countryside.  Processes  of  suburbanisation  and  counterurbanisation 

have brought new inhabitants to the rural. These migration flows to, often attractive, 

3 This chapter is reprinted from: Bijker RA, Haartsen T, Strijker, D. 2012. Migration to less‐popular 

rural areas in the Netherlands: Exploring the motivations. Journal of Rural Studies 28: 490‐498. 

Page 56: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

56

rural  areas  are predominantly viewed  as movements of middle‐class people  from 

urban  areas  in  search  of  a  rural  lifestyle  (Milbourne,  2007).  However,  it  has 

increasingly been acknowledged that the spatial context ‘needs to be conceptualised 

as  contingent’  in  migration  research  (Findlay,  2005:  p.  429).  Simultaneously, 

migration  has  become  more  diverse  and  complex  due  to  developments  in,  for 

instance, mobility  and  IT  (Smith  and King,  2012). Rural  scholars  recently  started 

questioning the ‘classical’ view of counterurbanisation as the only conceptualisation 

of  rural migration,  as  it does not  acknowledge  that  rural  areas  can differ  in  their 

popularity  for  living,  that  rural areas can also attract other  types of migrants with 

different motives,  and  that mobilities  have  become much  more  diversified  (e.g. 

Bijker  and Haartsen,  in  press; Grimsrud,  2011; Halfacree,  2008,  2012; Milbourne, 

2007; Woods, 2011). Empirical evidence is needed ‘for shedding light on the different 

scales, rates and outcomes of diverse processes of migration’ (Smith and King, 2012: 

p.  127)  and  for  looking  beneath  the  ‘meta‐narratives  of  rural  population  change’ 

(Milbourne, 2007: p. 382). 

This  paper  aims  to  contribute  to  the  debate  on  new migration  theories  by 

providing new empirically  founded  insights  into migration  flows  to  the  relatively 

under‐researched less‐ popular rural areas. The limited existing studies of migration 

to less‐popular rural areas indicate that such areas also attract movers other than the 

middle‐class urbanites associated with the ‘counterurbanisation story’, ranging from 

low‐income  groups  (Fitchen,  1995;  Foulkes  and Newbold,  2008)  to  a more mixed 

group  of  movers  (Andersen,  2011).  However,  the  extent  to  which  the  typical 

‘quality‐of‐life’ motivations connected to the counterurbanisation concept also hold 

true for these migrants is not clear (Foulkes and Newbold, 2008; Stockdale, 2006). It 

is also not known which motives apply to which type of migrants, and whether they 

differ for short or long distance migrants.   

In this paper we focus on less‐popular rural areas in the northern Netherlands. 

They are specifically contextualised in a densely populated and urbanised country. 

We  are  aware  of  the  fact  that  the  definition  of  less‐popular  areas may  differ  for 

different (national) contexts  in terms of population density, physical characteristics 

and distance  to urban  areas. Nonetheless,  our  research  area  shares  characteristics 

Page 57: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

57

with less‐popular rural areas in other studies, such as a relatively peripheral location 

and relatively low house prices (see e.g. Andersen, 2011; Fitchen, 1995; Foulkes and 

Newbold,  2008;  Stockdale,  2006).  Moreover,  based  on  previous  research,  we 

concluded that representations of what is rural and notions of peripherality have to 

be viewed within their specific national context (Bijker and Haartsen, in press).  

In this study we investigate the characteristics and motives of migrants to less‐

popular  rural  areas  in  the  Netherlands.  We  want  to  shed  more  light  on  the 

motivations for moving to less‐popular areas by disentangling them into reasons for 

leaving  the  previous  place  of  residence, motivations  for moving  to  the  rural  in 

general and motivations for moving to the specific less‐popular rural area. Previous 

research  in  a  repopulating  rural  area  has  shown  the  usefulness  of  this  approach 

(Bolton  and  Chalkley,  1990).  In  addition,  we  take  into  account  the 

multidimensionality  of motives  for moving, which makes  it  easier  to  reveal  the 

importance of  the  rural character of  the destination  (Halfacree, 1994; Halliday and 

Coombes,  1995). By  combining  the movers’  characteristics with  their motivations, 

we explore which motivations are mentioned by whom.  

We start by providing a literature overview of the characteristics and motives 

of  rural migrants.  The methodology  section  describes  our  research  area  and  the 

survey design. The sections on the empirical results present the people who move to 

less‐popular  rural areas  in  the Netherlands, why  they move and which groups of 

movers mention which motivations.  In  the discussion section, we  try  to  relate our 

empirical findings to the wider debate on rural migration.  

 

3.2 Migration into rural areas: who?  

 

Rural in‐migration in general is often associated with the movement of middle‐class 

families from the city who are either retired or commute to nearby urban centres for 

employment  (Smith  and  Phillips,  2001;  Stockdale,  2006).  In  the  Netherlands 

migration  to  rural  areas  complies  to  a  large  extent with  this  ‘counterurbanisation 

story’. Around half of  the movers  to  rural areas moved  from urban areas, middle 

Page 58: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

58

and high‐income groups  are  overrepresented,  and  around  40% of  the movers  are 

highly educated (Steenbekkers et al., 2006; Steenbekkers et al., 2008).  

Nevertheless, in an international context, several authors have made clear that 

migration  to  rural  areas  in  general  is  more  diverse  than  this  classic  image  of 

counterurbanisation. Firstly,  in addition  to urban‐to‐rural migration,  there  is rural‐

to‐rural migration  (Gkartzios  and  Scott,  2009),  and  instead  of  consisting  only  of 

longer distance movements, short distance relocations form a considerable share of 

rural in‐migration (Walford, 2007). Secondly, it is not just the middle class moving to 

the rural. Halfacree (2008) and Hoggart (2007) note the presence of quite a number 

of working class counterurbanisers in rural England. Thirdly, not all urban‐to‐rural 

migrants  continue  to work  in  cities.  Findlay  et  al.  (2000)  challenge  this  −  in  their 

words  ‘one of the long‐held myths’ − by showing in their study that almost half of 

all migrant  heads  of  household  in  rural  Scotland worked  locally. Additionally,  a 

substantial share was not in active employment, leaving just a small group of long‐

distance  commuters.  Fourthly,  there  is  a popular  idea  that  it  is mainly  older  age 

groups who migrate  to  the countryside  (Steenbekkers et al., 2006; Van Dam et al., 

2002).  However,  when  examining  the  actual  movers  to  rural  areas  in  the 

Netherlands,  it appears that  the younger age groups are  in the majority, with only 

16% being 65 or older. When  they move, older people are relatively more  likely to 

move to rural areas, but they only represent a small proportion of the overall flow of 

movers to rural areas (Steenbekkers et al., 2008). 

When focusing on less‐popular rural areas, we see a picture that is even more 

different from the ‘classic’ image described above. With regard to the origin and age 

of  the  movers,  Stockdale  (2006)  found  that  most  in‐migrants  in  depopulating, 

peripheral areas in rural Scotland moved short distances, and that there was a mix of 

moves  from  cities,  from  smaller  settlements  and  between  similar  sized  rural 

settlements.  In her  study most  respondents  (75%) had moved  before  their  fiftieth 

birthdays. This  corresponds with  the  findings  in a previous  study  in  the northern 

Netherlands based on migration statistics and limited secondary data, which found 

that less‐popular areas attract more migrants from within the northern Netherlands, 

from rural areas and also a younger group of movers (Bijker and Haartsen, in press). 

Page 59: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

59

Furthermore,  less‐popular  areas  do  not  seem  to  attract  the  middle  class.  In 

Stockdale’s  study,  skilled  manual,  trade‐type  occupations  dominated,  with  few 

being  employed  in  the  professional  or  managerial  sectors.  In  the  previously 

mentioned  study  in  the  northern Netherlands,  less‐popular  rural  areas  attracted 

more migrants with  lower  levels  of  education.  Furthermore,  impoverished  rural 

areas in the U.S., characterised by ample availability of cheap rental housing, attract 

large groups of migrants with  low  incomes, varying  from working poor  (Foulkes 

and Newbold,  2008)  to welfare  benefits  recipients  (Fitchen,  1995). Nonetheless,  a 

more  diverse  group  of  in‐migrants  were  found  moving  into  fringe  areas  in 

Denmark,  i.e.  areas  experiencing population decline  and  a  low  level  of  economic 

activity  (Andersen, 2011).  In addition  to some groups with quite  low  incomes  that 

Andersen assumes migrate for lower housing costs, these areas also attract movers 

with middle or high incomes, partly consisting of couples with children moving to a 

detached house, something they are probably unable to afford in Denmark’s growth 

areas.   

 

3.3 Migration into rural areas: why? 

 

The motives  for migration  to  rural  areas  in  general  can  be  subdivided  into  three 

groups:  residential, household, and work and education motives  (Van Dam et al., 

2002). The  first group, residential motives, refers  to  the quality of  the housing and 

residential environment. The quality of the residential environment is often seen as 

the most important pull factor of rural areas (Deller et al., 2001; Gkartzios and Scott, 

2009;  Halfacree,  1994;  Halliday  and  Coombes,  1995;  Walmsley  et  al.,  1998). 

Following  Halfacree  (1994),  physical  and  social  features  of  the  residential 

environment can be identified. Physical features are for example space, fresh air and 

an attractive landscape, while social features include friendly people, peaceful living 

and  less  crime. Movers  to  rural  areas  in  the Netherlands most  often mention  the 

typical  rural  idyllic  arguments  such  as  space  and  quietness,  after  housing 

characteristics, as reasons for choosing their place of residence (Steenbekkers et al., 

2008).  

Page 60: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

60

In addition to the residential environment, housing characteristics can also be 

an  important reason  for moving  to  the countryside,  for example a better or bigger 

house, or a large garden (Gkartzios and Scott, 2009). For movers to rural areas in the 

Netherlands,  the  availability  of  a  specific  house  or  certain  type  of house was  the 

most important reason for choosing the current place of residence (Steenbekkers et 

al.,  2008). Housing‐related  reasons  are often  associated with  short‐distance moves 

(Halfacree, 1994; Mulder, 1993).  

The  second  group  of  motives,  the  household  motives,  refers  to  moves 

motivated  by  life  events  such  as  moving  in  together,  getting  married,  having 

children or getting divorced (Van Dam, 2000). The desire to live closer to family as a 

reason for moving also belongs to this category. Proximity to family and friends  is 

mentioned  by  11%  of movers  to  rural  areas  in  the Netherlands  as  having  been 

important to their choice of current residence (Steenbekkers et al., 2008). 

The third group of motives is related to employment and education. Migration 

motivated by a change of job, the desire to live closer to work, or to get an education, 

fits  into  this  category  (Van  Dam,  2000).  In  particular,  work  motives  play  an 

important role in rural migration. Employment‐related reasons are often associated 

with long‐distance moves (Halfacree, 1994). In the Netherlands, migrants originating 

from rural areas were more often motivated by considerations related to their work 

than movers from urban areas (Van Dam et al., 2002). 

A special motive for rural migration is return migration. Different percentages 

of  return migrants have been  found  in  rural migration  studies,  ranging  from only 

9% in North Devon (Bolton and Chalkley, 1990) to as much as 50% in amenity‐rich 

rural areas in the Netherlands (Elbersen, 2001). In these cases return migration refers 

to moving back to a place where a person lived previously. Niedomysl and Amcoff 

(2011)  found  that  return  migrants  are  more  often  motivated  by  social  reasons 

compared  to  non‐return migrants.  It  is  particularly  the  proximity  to  family  and 

friends  that motivates  them  to return.  In addition  to return migration  to a specific 

place, more general ‘return to the rural’ types of in‐migration have also been found. 

For example, in the three Irish rural case study areas of Gkartzios and Scott (2009), a 

large majority  of  the migrants  appeared  to  have  grown  up  in  rural  areas.  In  the 

Page 61: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

61

Netherlands Feijten et al.  (2008) have also  shown  that people who had previously 

lived  in rural areas have a significantly higher probability of moving to rural areas 

compared to people without experience of rural life.  

 

When  focusing  specifically  on  motives  for  migrating  to  less‐popular  rural 

areas,  it appears  that  residential, household, and work and education motivations 

for moving also play a role in these areas, but the relative importance of the different 

motivations  seems  to  differ.  While  in  general  the  quality  of  the  residential 

environment  is an  important pull  factor  for  in‐migration  to  rural areas, household 

motivations  such  as  marriage,  divorce,  setting  up  home  for  the  first  time  and 

employment considerations appear to be the main motivations for moving to rural 

depopulating  areas  in  Scotland, while housing was  another  important motivation 

(Stockdale, 2006). In their qualitative case studies into depressed rural communities 

attracting low‐income groups, Fitchen (1995) and Foulkes and Newbold (2008) also 

show  the  importance  of  housing  reasons,  mainly  relating  to  the  availability  of 

affordable housing. In these studies, household motivations were also  important: a 

considerable share of migrants was attracted by the proximity to family and friends.  

However, with regard to the importance of the pull of the countryside as a way 

of  life  for  in‐migration  to  less‐popular  rural  areas,  the  studies  show  inconsistent 

results. While  Stockdale  (2006)  found  quality‐of‐life‐considerations  to  be  of  little 

importance,  accounting  for  no more  than  10%  of moves,  the  in‐depth  interviews 

conducted by Foulkes and Newbold (2008) reveal that in addition to the attraction of 

low  housing  costs,  the  rural  character  of  the  community  did  play  a  role  in  the 

decision to move there. Moving to these communities represented an opportunity to 

satisfy the desire to live in a rural setting. Many migrants viewed their move to the 

area as a step closer to their ultimate residential goal of living out in the country on a 

large piece of property (Foulkes and Newbold, 2008).  

These  different  results  could  be  caused  by  the  different  methodological 

approaches  of  the  studies.  Motives  for  moving  are  never  one‐dimensional  and 

previous research has shown that when asking for the single most important motive 

for  moving  –  as  Stockdale  does  in  her  study  –  underlying  motivations  and 

Page 62: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

62

preferences can remain invisible (Van Dam, 2000), resulting in an underestimation of 

the  importance of  the  rural  character of  the destination  (Halfacree, 1994; Halliday 

and Coombes, 1995). Foulkes’ and Newbold’s (2008) qualitative method is probably 

better able to reveal this significance of the rural environment.  

Another methodological issue concerning the analysis of migration motives is 

the  distinction  between motives  for  leaving  a  specific  location  from motives  for 

moving to a specific location. Bolton and Chalkley (1990) showed the importance of 

this distinction when  concluding  that  the  reasons  for  leaving  the previous area of 

residence  tended  to relate  to  lifestyle, personal or environmental  factors, while  the 

reasons for choosing North Devon were more often about jobs and house prices. In 

Stockdale’s analysis, motives  for  leaving the previous place of residence are mixed 

with  motives  for  moving  to  the  specific  area,  probably  resulting  in  an 

underestimation of the importance of the quality of the residential environment. We 

think that addressing these two methodological issues using a quantitative approach 

could help clarify the motivations of movers to less‐popular areas.  

 

3.4 Methodology 

 

The data we present  in  this paper were collected  in  less‐popular rural areas  in  the 

northern Netherlands. Even  though  in comparison with other European countries, 

the Netherlands  is a densely populated and urbanised area, a considerable part of 

the  country  is defined as  rural by  the Dutch population  (Haartsen et al., 2003).  In 

this study we focus on the northern Netherlands because, based on address density 

and the perception of the Dutch people, it is the most rural part of the country. The 

popularity  for  living of our  rural  areas  is defined using  average house prices per 

municipality. House prices are an  indication of what people are willing  to pay  for 

houses  and  their  surroundings  (Luttik,  2000;  Visser  and  Van  Dam,  2006),  thus 

reflecting the value buyers attach to them. Therefore, we consider the average house 

prices in an area as an indicator of the popularity of an area for living. This average 

house  price  incorporates  the  residential  environment  as  well  as  housing 

characteristics  such  as  size  and  quality.  The  use  of  house  prices  instead  of  in‐

Page 63: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

63

migration  numbers,  which  are  often  used  in  studies  of  rural  areas’  popularity 

(Argent et al., 2007; McGranahan, 2008), is more appropriate to the Dutch context. In 

the Netherlands population growth at the municipality  level  is strongly  influenced 

by government development policy (Marlet, 2009). New housing is only allowed in 

a  limited  number  of  areas,  while  in  others,  building  houses  is  very  restricted, 

especially in rural areas, both  in the open countryside and  in villages (Van Dam et 

al.,  2002).  These  restrictions make  it  impossible  for  the Dutch  housing market  to 

react  to  changes  in demand  for new houses, which  leads  to price  increases  rather 

than increased in‐migration when there is increasing demand (Marlet, 2009). Rental 

prices differ  little between  regions  in  the Netherlands, which  is why  these are not 

considered in defining the popularity of rural areas for this study.  

Based on house prices, we distinguish three types of rural areas in the northern 

Netherlands:  less‐popular rural areas, average rural areas and popular rural areas. 

These areas are considered rural based on Statistics Netherlands’s national standard 

for  the  degree  of  urbanisation,  the  so‐called  address  density,  consisting  of 

municipalities with  an  average  of  less  than  1,000  addresses per  square kilometre. 

The  average  house  prices  per  municipality  for  the  rural  municipalities  in  the 

northern  Netherlands  varied  from  EUR  142,600  to  EUR  340,000  in  2008.  We 

performed a cluster analysis on this average house price per municipality resulting 

in  three  clusters,  which  we  called  less‐popular  rural  areas  (average  price  EUR 

174,828), average  rural areas  (EUR 212,731) and popular  rural areas  (EUR 273,170) 

(see also Bijker and Haartsen,  in press). When  looking at average house prices per 

municipality in the whole of the Netherlands in 2008, the less‐popular areas, which 

are the focus of this paper, are also the lowest in ranking. Since 2008 the crisis in the 

housing market has resulted in price drops and decreasing numbers of transactions 

in  most  municipalities  in  the  Netherlands,  including  those  in  the  northern 

Netherlands. While  it  is  a  process  that  still  is  taking  place,  so  far  this  has  not 

changed  the  position  of  the  less‐popular  areas with  regard  to  the whole  of  the 

Netherlands and the general pattern of popularity within the North has not changed 

substantially either.  

Page 64: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

64

Figure 1  shows  that  the  areas with  the  lowest house prices,  the  less‐popular 

areas,  are  located  along  the  northern  and  eastern  borders  of  the  northern 

Netherlands. They can be characterised as having an open, marine clay  landscape 

with  a  large  proportion  of  large‐scale  arable  farmland. Compared  to  the popular 

areas,  they  have  relatively  fewer  natural  and  recreational  areas  and  they  have  a 

relatively  low  proportion  of  hotel  and  catering  industry  employment.  They  are 

relatively distant  from  the  centre  of  the Netherlands  and  the people who  inhabit 

these areas have a  lower average household  income  than  those  in  the average and 

popular  rural  areas.  In  these  less‐popular  areas,  both  population  decline  and  a 

decline  in  the number of households  are  expected  (Bijker  and Haartsen,  in press) 

and  in  some municipalities population decline  is already occurring  (Haartsen and 

Venhorst, 2010). 

 

 

 

Figure 1. Three types of rural areas in the northern Netherlands 

 

From  the  less‐popular  rural  areas, we  selected  four municipalities  as  study 

areas: De Marne (10,587 inhabitants in 2009), Menterwolde (12,514) and Reiderland 

Page 65: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

65

(6,988)  in  the province of Groningen and Ferwerderadiel  (8,825)  in  the province of 

Friesland (see Figure 1). In the period 2005‐2009, all these municipalities experienced 

population  decline. None  of  the  four municipalities  has  a  large  town within  its 

boundaries and they do not border one of the larger cities in the North. Therefore, in 

the Dutch context all migrants to these municipalities can be considered to be rural 

migrants  rather  than movers  to a  larger  settlement or  suburbanisers. The  selected 

municipalities  are  roughly  equally distant  in  terms  of  commuting distance  to  the 

larger  cities  in  the  North  (around  40  minutes).  While  the  landscape  can  be 

characterised as open  in all  four municipalities, due  to different soil  types  (marine 

clay  and  peat)  and  historical  background,  the  municipalities  represent  different 

landscape types in the North.   

In cooperation with the municipal administrations, we selected all households 

who had moved into the municipality from another municipality in the period 2005‐

2009 based on the municipal population registers. In this selection owner‐occupiers 

as well as renters were included. The relatively short period of 5 years was chosen to 

reduce the risk of memory‐recall problems of the respondents and in particular post 

hoc rationalisation (see e.g. Walmsley et al., 1998). 

In autumn 2009 a postal questionnaire was sent to all the households that met 

the  selection  criteria.  In  an  accompanying  letter we  asked whether  a  household 

member  aged  over  18  could  complete  the  questionnaire.  A  total  of  664 

questionnaires  were  returned,  representing  a  response  rate  of  20%.  Statistics 

Netherlands provided data on the age distribution of the entire group of movers to 

these municipalities. In comparison to these data, it appeared that in our sample the 

older age groups were over‐represented, while the youngest age group was under‐

represented.  To  obtain  a  representative  age  distribution we weighted  the  sample 

with regard to age for the descriptive analysis. 

The questionnaire covered a variety of topics: residential history, demographic 

and socioeconomic characteristics, housing characteristics, previous experience with 

the  area  and  the  motivations  that  were  important  in  the  migration  decision. 

Following  Van  Dam  (2000)  and  Bolton  and  Chalkley  (1990),  we  separated 

motivations  for  leaving  the previous  residence  from  the motives  for  choosing  the 

Page 66: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

66

destination  area.  Regarding  the  motives  for  choosing  the  destination  area,  we 

distinguished between  choosing  to  live  in a  rural area  in general and  choosing  to 

live  in  the  specific  less‐popular  rural  area.  Both  questions  on  the  choice  of  the 

destination area were open‐ended,  to  take  into account  the multidimensionality of 

motives  for  moving.  Open‐ended  questions  offer  the  possibility  of  receiving 

spontaneous  responses  and  avoid  the  bias  that  can  be  caused  by  suggesting 

responses, thus enabling a more open‐minded and less biased approach to studying 

migration motives  (Halfacree,  2004; Niedomysl  and Malmberg,  2009). Moreover, 

Niedomysl  and Malmberg  (2009) have  shown  that  coder  variability when  coding 

open‐ended questions on migration motives is relatively low.   

 

3.5 Characteristics of migrants to less‐popular rural areas 

 

The demographic characteristics of migrants  to  the  less‐popular  rural areas  in our 

survey are summarised in Table 1. It shows that the four selected municipalities  in 

the northern Netherlands mainly attract a young group of movers. Almost half of 

the migrants are aged between 20 and 34, while only 6% are over the retirement age 

of 65. In addition, compared to migrants to rural areas in general in the Netherlands 

(Steenbekkers et al., 2008), the less‐popular areas seem to attract a younger group of 

movers.  This  probably  also  explains  the  fact  that  the  share  of  couples  without 

children  is relatively high (47%). Covering 43% of our respondents,  the proportion 

of movers with  higher  education  is  comparable  to movers  to  rural  areas  in  the 

Netherlands  in  general. Movers  to  rural  areas  seem  to  be  quite  highly  educated, 

considering  the fact  that  in the Netherlands as a whole, only around a third of  the 

population has completed higher education (Steenbekkers et al., 2008).  

 

 

 

 

   

Page 67: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

67

Table 1. Characteristics of in‐migrants to the study areas (%) (n=664) 

Age  %      % 

20‐34  48    Lived in municipality before   16 

35‐44  20       

45‐54  13    Lived in a rural area before  88 

55‐64  13       

65 <   6    Moved from urban area  43 

Household composition         

Couple without children  47    Previous residence   

Couple/single parent with 

children 

37    Surrounding municipalities  28 

Single person household  16    Elsewhere in the northern Netherlands  38 

Level of education       Elsewhere in the Netherlands  29 

Lower or middle level of 

education 

57    Abroad  5 

Higher education  43       

 

From the analysis of the residential history of the respondents, it appears that 

16% had lived in the municipality previously and can therefore be considered return 

migrants  (see Table 1). This percentage does not seem high, given  that Niedomysl 

and Amcoff  (2011) describe  that  in various Western countries, around a quarter of 

all internal migrants can be categorised as return migrants. The more general ‘return 

to the rural’ migration appears to be of much more significance to our respondents. 

As many as 88% of the migrants  in our study had  lived  in a rural area previously. 

Around  two  thirds of  these migrants had  lived  in  the  countryside more  than half 

their lives. 

People may be already familiar with an area for various reasons. Not presented 

in Table  1  but  covered  in  the  survey  is  the  question  of whether  our  respondents 

already knew  the area  they moved  to  from personal experience. This was  the case 

for  61%,  such  as  through  living  in  the  municipality  or  the  surrounding 

municipalities  (25%),  visiting  friends  and  relatives  (28%),  visits  for  recreational 

activities or holidays  (9%),  and  through work‐related visits  (9%). Considering  the 

previous places of residence (see Table 1), a relatively small percentage (43%) of our 

respondents had moved from an urban area. For rural areas in the Netherlands as a 

whole, this percentage is 57% (Steenbekkers et al., 2008). With regard to the location 

Page 68: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

68

of  the previous  residence, Table 1  shows a variety of movements,  ranging  from a 

move over a longer distance from elsewhere in the Netherlands to a local move from 

surrounding municipalities. The  largest proportion  (38%) moved  from within  the 

northern Netherlands, which could be described as a regional move.  

 

Table 2. Socioeconomic characteristics of in‐migrants to the study areas (%) (n=664) 

Monthly household 

income (net) 

%  Location of work1  %  Economic sector1  % 

< EUR 1250  12  In the municipality  15  Farming and fishing  5 

EUR 1250 ‐ <2500  45  In surrounding 

municipalities 

15  Manufacturing 9 

EUR 2500 ‐ <4000  34  In nearest city  30  Construction  6 

≥ EUR 4000  9  Elsewhere in the province  15  Trade  7 

Source of income    Elsewhere in the North  10  Hotel and catering industry  2 

Paid employment  64  Elsewhere in the 

Netherlands 

5  Transport and communication 5 

Self‐employed  10  Several locations  3  Financial, business/other 

services 19 

Benefit  8  Other  8  Government  6 

Pension  10      Education  9 

Income partner  2      Health and social care  25 

Student  2      Other  6 

Other  4         1 Percentages do not sum to 100%  due to rounding 

 

Table 2 presents the socioeconomic characteristics of our respondents. Almost 

half of the migrants in our sample earn between EUR 1250 and EUR 2500 per month. 

A comparison with movers to rural areas in the Netherlands in general is impeded 

by the different categorisation of incomes in Steenbekkers et al. (2008). However, it 

remains clear that movers to less‐popular areas have lower incomes than movers to 

the Dutch  countryside have  on  average. A  relatively  large proportion  (64%)  is  in 

paid employment. The number of self‐employed (10%) and those on benefits (8%) is 

comparable to movers to rural areas in the Netherlands in general. The movers work 

in  a  variety  of  sectors.  ‘Health  and  social  care’  and  ‘financial,  business  and  other 

services’  are  the  main  sectors  the  migrants  are  employed  in.  Although  the 

proportion  of  people working  in  health  and  social  care  is  high  compared  to  the 

Page 69: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

69

Netherlands as a whole (based on Statistics Netherlands data), in the context of the 

northern Netherlands  this percentage  is  less surprising. The health and social care 

sector  is the  largest employer  in the northern Netherlands and employment  in this 

sector has been  increasing  in recent years (Schudde et al., 2010). Around a third of 

the  employed  and  self‐employed  work  in  the  municipality  they  live  in  or  in 

surrounding  municipalities,  which  confirms  that  rural  migration  is  indeed  not 

always connected to long‐distance commuting (Findlay et al., 2000).  

The housing characteristics in Table 3 show that migrants to less‐popular rural 

areas  in  the  northern  Netherlands  predominantly  moved  to  owner‐occupied 

housing  (77%).  This  is  a  larger  proportion  than  the  owner‐occupied  housing 

segment in the housing stock in the selected municipalities (65%, according to data 

from Statistics Netherlands). It  is also a higher proportion  than generally observed 

for movers  to  rural areas  in  the Netherlands as a whole  (65%, Steenbekkers et al., 

2008).  In  terms  of  the  type  of  house  the migrants moved  to,  the majority  (58%) 

moved  to  a detached  house, while  42%  of  the people  living  in  rural  areas  in  the 

Netherlands live in a detached house (Steenbekkers et al., 2008). This could indicate 

that  the  less‐popular  areas  studied  here  offer  the  possibility  to  satisfy  certain 

residential preferences for people who cannot afford this elsewhere, such as buying 

a house in a rural setting or owning a detached house.  

 

Table 3. Housing characteristics of migrants to the study areas (%) (n=664) 

Type of tenure   

Owner‐occupied  77 

Rented house  23 

Type of house   

Terraced  21 

Detached  58 

Semi‐detached  18 

Apartment  3 

 

To  summarise,  our migrants  seem  to  be more  diverse  than  the  low‐income 

groups  found  to  move  to  impoverished  rural  areas  in  the  U.S.  (Fitchen,  1995; 

Foulkes  and Newbold,  2008)  and  the movers  to  depopulating  areas  in  Scotland 

Page 70: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

70

(Stockdale, 2006). Although they have a relatively low income in the Dutch context, 

the  lowest‐income  group  is  only  small.  Combined  with  the  relatively  large 

proportion  of working  people,  the  variety  of  sectors  they work  in,  and  the  large 

group with higher education qualifications, our movers seem to correspond better to 

the more diverse group of movers to fringe areas in Denmark, which includes quite 

a large proportion of migrants on  low incomes, but also encompasses movers with 

middle or high incomes trying to realise housing preferences they could not afford 

in more expensive areas (Andersen, 2011). Based on the relatively high proportion of 

owner‐occupied and detached houses, it appears that also in the less‐popular areas 

we  studied,  housing  preferences  which  are  difficult  to  afford  elsewhere  can  be 

realised. 

 

3.6 Motivations of migrants 

 

Our  questionnaire  asked  the  migrants  in  the  sample  to  answer  three  questions 

related  to  their motivations  for  their move. The  first was a  closed question  about 

their reason for the move. Table 4 shows the reasons reported for moving. Because 

respondents were  allowed  to give more  than one  answer,  the percentages do not 

add up to 100%. The move to less‐popular areas is most often triggered by changes 

in  the  household  career,  with  marriage  or  cohabitation  as  the  main  reason  for 

moving (33%). Nonetheless, residential reasons are also  important. One‐fifth of the 

migrants mentioned wanting  to  leave  the  city.  Dissatisfaction with  the  previous 

house  or  neighbourhood  was  also  mentioned  quite  often.  Finally,  employment‐

related  reasons,  such  as  changes  in  the work  situation  and  retirement, were  also 

mentioned.  Remarkably,  the  ‘housing  costs  too  high’  reason, which would  have 

been expected to be important due to the relatively low house prices in the area, was 

not often mentioned. The answers  in  the  ‘other’ category show  that dissatisfaction 

with the current dwelling or location is not always needed as a trigger for moving. 

As part of the ‘other’ category, around 5% of the movers mentioned residential pull 

factors  –  such  as  ‘realising  our  residential dream’,  ‘building  our  own  house’  and 

‘living  in  the open’ –  rather  than push  factors as  their  reason  for moving. A small 

Page 71: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

71

number of movers did not even have plans to move, but just accidentally ‘fell in love 

with the house’.  

  

Table 4. Reasons for moving (%) (n=664) 

Marriage/Cohabitation  33   Divorce/Decease of partner  5 

Getting out of the city  22  Housing costs too high  5 

Previous house  18  Living closer to family  3 

Change in work situation  14  Children leaving home  2 

Previous neighbourhood   12  Addition to the family  2 

Setting up home for the first 

time 

8  Health  2 

Retirement  7  Other  13 

 

The  answers  to  both open‐ended  questions  on motives  for  the  choice  of  the 

destination area were categorised on the basis of previous studies of rural migration 

(e.g. Bolton and Chalkley, 1990; Gkartzios and Scott, 2009; Halfacree, 1994; Halliday 

and  Coombes,  1995; Walmsley  et  al.,  1998)  and  also  on what  emerged  from  the 

survey results. Table 5 shows that quietness is the main motivation for moving to a 

rural area in general, directly followed by the physical qualities of the environment – 

for example  ‘space’, ‘nature’ and ‘fresh air’. The social qualities of the environment 

are also important, such as ‘freedom’, ‘kind‐heartedness’, ‘friendliness’, ‘small‐scale’ 

and  ‘social  contacts  in  the village’. These motivations  fit nicely with  the  elements 

usually associated with the rural idyll, as do escaping the negative aspects of city life 

included in the ‘city push factors’ motivation (for example ‘fed up with traffic jams 

and  crowdedness’  and  ‘Rotterdam  became  too  hectic  and  noisy’).  Housing 

characteristics are also  important,  referring  for example  to a  ‘detached house’ or a 

‘large garden’. Only one  in  ten of  the respondents were motivated by  lower house 

prices. On  the whole,  it  can be concluded  that other  residential motives dominate 

the choice for rural living.  

 

 

   

Page 72: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

72

Table 5. Motivations for moving to a rural area (%) (n=664) 

Quietness  43  Way of life  9 

Physical qualities of the 

environment 

42  Work  8 

Social qualities of the environment  17  Proximity of family of friends  7 

Housing characteristics  13  Moving in with partner  6 

Familiarity with the rural  12  For the children  4 

City push factors   12  Other motivations  8  

Low house prices  10     

 

The respondents’ motivations for moving to this specific rural area are presented 

in Table 6. Housing characteristics – and  in most cases the availability of a specific 

house  –  were  the  main  motivation  for  moving  to  this  specific  rural  area,  with 

answers such as  ‘this house appealed  to us’,  ‘because of  the house’ and  ‘we  found 

the right house’. Here too, the physical qualities of the environment were important, 

including  ‘panoramic views’,  ‘beautiful surroundings’,  ‘space’ and  ‘nature’. Sixteen 

percent  of  the  respondents  had moved  in with  a  partner, while  about  the  same 

proportion  referred  to  another  personal  motivation:  living  close  to  family  and 

friends. Fourteen percent referred explicitly to the low house prices in the area as a 

motivation for moving there. Work‐related reasons (‘closer to work’, ‘accessibility of 

my work’) and familiarity with the area were also important. Some people stated in 

a more general sense ‘I was familiar with the area’, while others specifically referred 

to being a return migrant: ‘I grew up here’, ‘feeling at home’ and ‘wanted to return’.   

 

Table 6. Motivations for moving to this specific rural area (%) (n=664) 

Housing characteristics  24  Familiarity with the area  8 

Physical qualities of the environment  21  Quietness  8 

Moving in with partner  16  Location  8 

Proximity to family and friends  15  Social qualities of the 

environment 

Low house prices  14  Other reasons  16 

Work  12     

 

In  summary, while moving  to  the  rural  in general was mainly motivated by 

residential reasons, moving to the specific rural area was motivated by a mixture of 

Page 73: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

73

residential,  household  and work‐related  reasons.  These motivations  do  not  differ 

that much from the reasons mentioned by movers to rural areas in the Netherlands 

in general. They also referred to housing characteristics, space and green, work and 

the proximity to family and friends as important reasons for choosing their place of 

residence (Steenbekkers et al., 2008).  

Compared  to  the movers  to amenity‐rich rural areas  in  the Netherlands  (Van 

Dam et al., 2002), it is clear that the physical characteristics of the environment and 

work‐related  reasons  are  less  important motives  for moving  to  less‐popular  rural 

areas, while  housing  characteristics,  affordable  housing  and  personal  reasons  are 

more important. This seems to support the conclusion of Stockdale (2006) that less‐

popular areas do  indeed attract movers with different motives  than popular  rural 

areas. However, migrants to less‐popular areas in the northern Netherlands do also 

mention  the physical  characteristics of  the environment, and  their motivations  for 

moving to the rural in general refer to aspects of the rural idyll. Combined with the 

motivation of the low house prices, this appears to correspond with the findings of 

Foulkes and Newbold (2008) that these areas also offer the opportunity to fulfil the 

dream of rural living for a group with relatively low incomes.  

 

3.7 Linking characteristics and motivations 

 

Following  this overview of  the background  characteristics  and motivations of  the 

movers to less‐popular rural areas, the two aspects of migration need to be linked – 

which motivations  are mentioned  by whom? As  noted  previously,  people  can  have 

more  than one motivation  for moving  to  this  specific  rural area. We used  logistic 

regression analysis to characterise the people who mentioned a given motivation as 

one of their motivations for choosing this area. 

We estimated five  logistic regression models, focusing on five of the six most 

frequently mentioned motivations. The sixth motive, moving in with a partner, was 

less interesting to analyse in the present context because it is more closely related to 

the respondents’ life stage than to the area moved to.  

Page 74: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

74

The  results  of  the  logistic  regression  analyses  are  shown  in  Table  7.  The 

regression model estimates how various personal characteristics influence having a 

particular motivation  to move  to  this  specific  rural  area. A  positive  B  coefficient 

means that an increased value on the independent variable increases the probability 

of having this motivation. If the sign of the B coefficient  is negative, an  increase  in 

the value of  the  independent variable  leads  to  a  lower probability  of having  that 

motivation. 

The physical qualities of the environment are mentioned most often by highly 

educated movers and people with a monthly household income of more than EUR 

4000 per month compared with  the  lowest  income group. People aged between 35 

and 64 also mention this motivation more often than the youngest age group. People 

who have  lived  in the municipality before are  less often motivated by the physical 

qualities of  the environment. This corresponds with  the  finding of Niedomysl and 

Amcoff  (2011)  that  return migrants  are  less  likely  to  choose  their  destination  for 

reasons related to the living environment.  

Moving  to  the area because of housing  characteristics or  the availability of a 

specific  house  is more  often mentioned  by  people moving  from  an  urban  area. 

People who had lived in the municipality previously mentioned this motivation less 

often. The other background characteristics do not have a significant effect, meaning 

that a diverse group of movers  is attracted  to  the area by housing  characteristics. 

Based on  the  literature, housing  reasons would be expected  to be related  to short‐

distance moves (Halfacree, 1994).  

 

   

Page 75: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

75

Table 7. Logistic regression analysis of motivations for moving to the specific rural area 

  Model 1  Model 2  Model 3  Model 4  Model 5 

Dependent variable:   Physical 

qualities 

Housing 

characteristics 

Proximity to 

family and 

friends 

Low house 

prices 

Work 

Independent variables:  B  B  B  B  B 

Moved from urban 

area (urban = 1, rural = 

0)  

‐0.004  0.391*  ‐0.150  ‐0.173  ‐0.472 

Lived in municipality 

before (yes = 1, no = 0) 

‐0.831**  ‐0.910**  0.694**  ‐1.763**  ‐0.155 

Income 

(ref. < EUR 1250) 

         

   EUR 1250‐<2500   0.307  ‐0.239  ‐0.618  0.778  0.108 

   EUR 2500‐<4000   0.122  0.271 ‐0.565 0.287 0.361 

   ≥ EUR 4000   0.879*  0.679  ‐2.030*  0.608  0.020 

Household 

composition 

(ref. couple without 

children) 

         

   Couple/single  

   parent with   

   children 

‐0.031  0.016  0.236  0.374  ‐0.086 

   Single household  0.020  ‐0.208  0.795**  0.654*  ‐0.352 

Previous residence (ref. 

surrounding 

municipalities) 

         

   Elsewhere in the    

   northern Netherlands   

‐0.439  0.257  ‐0.534  0.364  ‐0.748** 

   Elsewhere in the  

   Netherlands                    

‐0.001  ‐0.211  0.220  0.870**  ‐0.684* 

   Abroad  ‐0.808  0.433  0.512  0.789  ‐0.483 

Higher education (yes 

= 1, no = 0) 

0.453**  0.206  0.255  0.400  0.496* 

Age (ref. 20‐34)     

   35‐44  0.803**  ‐0.196  ‐0.854*  ‐0.125  0.740** 

   45‐54  1.031***  0.214  ‐1.100**  ‐0.371  0.267 

   55‐64  1.351***  0.032  ‐0.492  ‐0.786*  ‐0.709 

   > 65  0.236  ‐0.097  0.081  ‐0.541  ‐1.860* 

           

Constant  ‐2.098  ‐1.342  ‐1.423  ‐2.835  ‐1.692 

N  539  539 539 539 539 

�2  53.699***  29.416**  39.019***  31.001***  33.793*** 

Degrees of freedom  15  15 15 15 15 

Nagelkerke R2  0.141  0.078  0.135  0.102  0.117 

* p < 0.10; ** p< 0.05; *** p < 0.01 

 

 

 

Page 76: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

76

Moving  to  this  specific  rural  area  to  live  close  to  family  and  friends  is 

mentioned more often by people who had lived in the municipality previously. This 

is  the only motivation  for which being a  return migrant has a positive  significant 

effect.  It seems  that return migration  to  less‐popular rural areas  is mainly  induced 

by the people who remained in the area and that it is not, for example, the quality of 

the  environment  that motivates  such moves. Niedomysl  and Amcoff  (2011)  also 

found  that  return migrants  are motivated  to move  to  live  closer  to  family  and 

friends  more  often  than  non‐return  migrants.  Single  households  also  mention 

proximity  to  family and  friends more often.  It  is probably more  important  for  this 

group to have their social network nearby. The same is true for the youngest and the 

older age groups; people aged 35‐54 mention  this motive  less often. The youngest 

age group can often be in the family‐building phase, during which time being close 

to family and friends is likely to be regarded as important (see also Niedomysl and 

Amcoff,  2011).  From  the  answers  there  are  some  signs  that  the  older  age  groups 

would rather see their children and grandchildren more often, or be able to receive 

the support of  their children when  their age  leads  to health problems. Finally,  the 

lowest  income  group  is more  likely  to  be motivated  by  proximity  to  family  and 

friends compared to the highest income group.   

In an explorative bivariate analysis  for  the  ‘low house prices’ motivation, we 

found  the opposite of what would perhaps be  expected  –  that  the  lowest  income 

group mentioned  this motivation  least of all. We also  found  that highly  educated 

movers mentioned  low house prices more  often. However,  the  logistic  regression 

analysis proves  that  income and education are not  significant predictors  for being 

motivated  to move  to  a  less‐popular  rural  area  by  low house prices. Our dataset 

includes owner‐occupiers as well as renters. In the Netherlands the rental prices for 

social  housing  do  not  vary  much  between  areas.  Consequently,  renters  rarely 

mention  house  prices  as  a  reason  for  choosing  the  area.  The  non‐existent 

relationship between income and the low house price motive could be caused by the 

fact that the low‐income group is overrepresented in the renting group and therefore 

does not mention house prices as a reason for choosing the area. However, when the 

Page 77: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

77

analysis  is  repeated  with  only  the  owner‐occupiers  included,  the  results  are 

comparable to those shown in Table 7.  

Yet other background characteristics do play a role in being motivated by low 

house prices. Single households mention this motivation more often. People moving 

from  elsewhere  in  the Netherlands  also mention  being motivated  by  low  house 

prices in the area more often than people moving from surrounding municipalities. 

This  can  probably  be  explained  by  the  fact  that  for  people moving  from  further 

away, house prices are low in comparison to house prices near their previous place 

of residence, while for people moving from nearer by, this difference is less striking. 

This  also  relates  to  people’s  search  range.  People  moving  from  further  away 

probably searched  in a wide range of rural areas, and  in  this choice process house 

prices  apparently  played  an  important  role,  while  people  moving  from  nearby 

probably only searched  in the surrounding areas, where house prices do not differ 

that much between different rural areas. People who had  lived  in the municipality 

previously are  less motivated by  low house prices, which also applies to people  in 

the 55‐64 age group compared to the youngest age group.  

Finally,  work‐related  motivations  for  choosing  this  specific  rural  area  are 

mentioned more  often  by  highly  educated movers.  This  seems  surprising  at  first 

sight, because the availability of jobs for which a high level of education is required 

does not seem to be a distinctive feature of these less‐popular rural areas. However, 

this finding can be explained by the fact that this motivation not only encompasses 

living close to work, but also living at an acceptable distance from the job. Previous 

research has shown that higher education graduates are more inclined to commute 

longer distances  (Sandow, 2008).  It  is probably also  the case  that, due  to  the more 

limited availability of  jobs for people with higher education  in or near  these areas, 

this group only moves once they have already found a job. Movers in the 35‐44 age 

group mention work‐related motivations more often  than  the youngest age group, 

while movers  over  65 unsurprisingly mention  this motivation  less  often  than  the 

youngest  age  group. Moreover,  people moving  from  elsewhere  in  the  northern 

Netherlands or elsewhere in the Netherlands mention this motivation less often than 

people moving  from surrounding municipalities. This  is contrary  to  the  finding of 

Page 78: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

78

Halfacree (1994), who found that employment‐related reasons were more important 

in  long‐distance  moves.  Apparently,  long‐distance  movers  to  these  less‐popular 

areas are not attracted by the availability of jobs.  

 

3.8 Conclusion and discussion 

 

Our  study  of migration  to  less‐popular  rural  areas  in  the  northern Netherlands 

reveals a diverse group of migrants. They are characterised by having a  relatively 

lower  income,  a  relatively  large  proportion  of  people  in  work,  and  a  large 

proportion of highly educated people. They are predominantly young, a substantial 

majority are  ‘return  to  the rural’ migrants, and a small proportion moved  from an 

urban area. The mobility circles vary from local – from surrounding municipalities – 

to  longer distance –  from elsewhere  in  the Netherlands – but  the majority made a 

regional  move  from  within  the  northern  Netherlands.  Based  on  migrant 

characteristics, we can conclude that our migrants are most similar to the diversity 

of migrants to fringe areas in Denmark (Andersen, 2011). 

Quality‐of‐life  motivations,  which  form  a  central  part  of  the  traditional 

conceptualisation of  counterurbanisation,  also play  a  role  in decisions  to move  to 

less‐popular rural areas. However, disentangling them into motivations for moving 

to a rural area in general and to the specific rural area has proved that these quality‐of‐

life motivations are especially important in the choice for rural living in general. For 

moving to the specific rural area, housing characteristics were the main motivation, 

directly followed by the physical qualities of the environment, and personal reasons, 

such as moving in with a partner and living close to family and friends. Low house 

prices in the area only come fifth in the hierarchy of motivations. 

Combining the characteristics and motivations of the movers has revealed the 

diversity within the movers group. The physical qualities of the environment attract 

a  group  of  higher  educated movers with high  incomes,  and middle‐aged people. 

Furthermore,  our  analysis  shows  a  group  of movers motivated  by  living  close  to 

family and  friends, consisting of  return migrants, singles,  the youngest and oldest 

age groups and also  the  lowest  income group. Low house prices are an  important 

Page 79: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

79

motivation for young movers, single people and for people moving from elsewhere 

in the Netherlands, but not for the low‐income migrants. The housing characteristics 

motive refers in most cases to the availability of a specific house and is particularly 

mentioned by people moving from an urban area. 

 

As part  of  the  ‘critical  re‐appraisal’  of  counterurbanisation,  it  is  increasingly 

acknowledged  that  this  process  is  not  evenly  spread:  rural  areas  differ  in  their 

popularity  as  places  to  live  (Argent  et  al.,  2007;  Bijker  and  Haartsen,  in  press; 

McGranahan, 2008; Woods, 2011). However, this notion has not yet been sufficiently 

translated into research studying the characteristics and motivations of migrants to 

rural areas, which has hitherto often  focused on attractive, amenity‐rich areas. We 

have attempted  to  fill  this gap by studying migration  into  less‐popular areas. Our 

results empirically support  the  idea  that counterurbanisation  is  indeed a  ‘complex 

and differentiated phenomenon’ (Woods, 2011: p. 184), also in less‐popular areas. In 

particular,  our  analysis  linking motivations  to  the  characteristics  of movers  has 

helped  to  reveal  this  diversity. We  have  seen  that  less‐popular  areas  also  attract 

middle‐class movers motivated by aspects of the rural idyll. However, the results of 

our  analysis  show  that  less‐popular  areas  also  attract  other  groups  with  other 

motivations. Our  results  indicate  that  in  addition  to  differences  in  types  of  rural 

areas,  the  linkages  between  motivations  and  the  characteristics  of  migrants  are 

important  to  explain migration  flows. Therefore,  future  research  in popular  rural 

areas  could  also  use  this method  of  analysis  to  further  explore  the  presence  of 

different groups of migrants with different motivations. Further investigation of the 

diversity  of migrants  to  different  types  of  rural  areas  is  required  to  come  to  an 

empirically underpinned broader conceptualisation of counterurbanisation.  

 

Acknowledgements 

The authors would  like  to  thank Hielke Veldkamp, Akje Brouwer, Niels Grootjans 

and Daan Vermeer, students of  the Faculty of Spatial Sciences of  the University of 

Groningen, for their contribution to the collection and entry of data. We would also 

Page 80: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

80

like  to  thank  the municipalities  of  Ferwerderadiel, De Marne, Menterwolde  and 

Reiderland for their cooperation. 

 

References  

Andersen, H.S., 2011. Explanations for long‐distance counter‐urban migration into 

fringe areas in Denmark. Population, Space and Place 17, 627‐641. 

Argent, N., Smailes, P., Griffin, T., 2007. The amenity complex: towards a framework 

for analysing and predicting the emergence of a multifunctional countryside in 

Australia. Geographical Research 45, 217‐232. 

Bijker, R.A., Haartsen, T., in press. More than counter‐urbanisation: migration to 

popular and less‐popular rural areas in the Netherlands. Population, Space and 

Place, doi: 10.1002/psp.687.  

Bolton N., Chalkley, B., 1990. The rural population turnaround: a case‐study of 

North Devon. Journal of Rural Studies 6, 29‐43. 

Deller, S.C., Tsai, T., Marcouiller, D.W., English, D.B.K., 2001. The role of amenities 

and quality of life in rural economic growth. American Journal of Agricultural 

Economics 83, 352‐365. 

Elbersen, B., 2001. Nature on the Doorstep: the Relationship between Protected 

Natural Areas and Residential Activity in the European Countryside. Alterra, 

Wageningen. 

Feijten, P., Hooimeijer, P., Mulder, C.H., 2008. Residential experience and residential 

environment choice over the life‐course. Urban Studies 45, 141‐162.   

Findlay, A.M., 2005. Editorial: vulnerable spatialities. Population, Space and Place 

11, 429‐439. 

Findlay, A.M., Short, D., Stockdale, A., 2000. The labour‐market impact of migration 

to rural areas. Applied Geography 20, 333‐348. 

Fitchen, J.M., 1995. Spatial redistribution of poverty through migration of poor 

people to depressed rural communities. Rural Sociology 60, 181‐201.  

Foulkes, M., Newbold, K.B., 2008. Poverty catchments: migration, residential 

mobility, and population turnover in impoverished rural Illinois communities. 

Rural Sociology 73, 440‐462.  

Page 81: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

81

Gkartzios, M., Scott, M., 2009. Residential mobilities and house building in rural 

Ireland: evidence from three case studies. Sociologia Ruralis 50, 64‐84.  

Grimsrud, G.M., 2011. How well does the ‘counter‐urbanisation story’ travel to other 

countries? The case of Norway. Population, Space and Place 17, 642‐655. 

Haartsen, T., Huigen P.P.P., Groote P., 2003. Rural areas in the Netherlands. 

Tijdschrift voor Economische en Sociale Geografie 94, 129‐136. 

Haartsen, T., Venhorst, V., 2010. Planning for decline: anticipating on population 

decline in the Netherlands. Tijdschrift voor Economische en Sociale Geografie 

101, 218‐227.  

Halfacree, K., 1994. The importance of ‘the rural’ in the constitution of 

counterurbanisation: evidence from England in the 1980s. Sociologia Ruralis 34, 

164‐189. 

Halfacree, K., 2004. A utopian imagination in migration’s terra incognita? 

Acknowledging the non‐economic worlds of migration decision‐making. 

Population, Space and Place 10, 239‐253. 

Halfacree, K., 2008. To revitalise counterurbanisation research? Recognising an 

international and fuller picture. Population, Space and Place 14, 479‐495. 

Halfacree, K., 2012. Heterolocal identities? Counter‐urbanisation, second homes, and 

rural consumption in the era of mobilities. Population, Space and Place 18, 209‐

224. 

Halliday, J., Coombes, M., 1995. In search of counterurbanisation: some evidence 

from Devon on the relationship between patterns of migration and motivation. 

Journal of Rural Studies 11, 433‐446.  

Hoggart, K., 2007. The diluted working classes of rural England and Wales. Journal 

of Rural Studies 23, 305‐317. 

Luttik, J., 2000. The value of trees, water and open space as reflected by house prices 

in the Netherlands. Landscape and Urban Planning 48, 161‐167. 

Marlet, G., 2009. De Aantrekkelijke Stad. VOC Uitgevers, Nijmegen. 

McGranahan, D.A., 2008. Landscape influence on recent rural migration in the U.S. 

Landscape and Urban Planning 85, 228‐240.  

Page 82: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

82

Milbourne, P., 2007. Re‐populating rural studies: migrations, movements and 

mobilities. Journal of Rural Studies 23, 381‐386. 

Mulder, C.H., 1993. Migration: A Life Course Approach. Thesis, Amsterdam.  

Niedomysl, T., Amcoff, J., 2011. Why return migrants return: survey evidence on 

motives for internal return migration in Sweden. Population, Space and Place 17, 

656‐673. 

Niedomysl, T., Malmberg, B., 2009. Do open‐ended survey questions on migration 

motives create coder variability problems? Population, Space and Place 15, 79‐87. 

Sandow, E., 2008. Commuting behaviour in sparsely populated areas: evidence from 

northern Sweden. Journal of Transport Geography 16, 14‐27. 

Schudde, B., Gardenier, J.D., Broersma, L., Van Dijk, J., 2010. Noordelijke 

Arbeidsmarktverkenning 2010. CAB, Groningen.  

Smith, D.P., Phillips, D.A., 2001. Socio‐cultural representations of greentrified 

Pennine rurality. Journal of Rural Studies 17, 457‐469.  

Smith, D.P., King, R., 2012. Editorial introduction: re‐making migration theory. 

Population, Space and Place 18, 127‐133. 

Steenbekkers, A., Simon, C., Veldheer, V., 2006. Thuis op het Platteland: De 

Leefsituatie van Platteland en Stad Vergeleken. Sociaal en Cultureel Planbureau, 

The Hague.  

Steenbekkers, A., Simon, C., Vermeij, L., Spreeuwers, W., 2008. Het Platteland van 

Alle Nederlanders: Hoe Nederlanders het Platteland Zien en Gebruiken. Sociaal 

en Cultureel Planbureau, The Hague.  

Stockdale, A., 2006. Migration: Pre‐requisite for rural economic regeneration? 

Journal of Rural Studies 22, 354‐366.  

Van Dam, F., 2000. Revealed and stated preferences for rural living: evidence from 

the Netherlands. In: Haartsen, T., Groote, P., Huigen, P.P.P. (Eds.), Claiming 

Rural Identities: Dynamics, Contexts, Policies. Van Gorcum, Assen, pp. 80‐91. 

Van Dam, F., Heins, S., Elbersen, B.S., 2002. Lay discourses of the rural and stated 

and revealed preferences for rural living: some evidence of the existence of a 

rural idyll in the Netherlands. Journal of Rural Studies 18, 461‐476. 

Page 83: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

83

Visser, P., Van Dam, F., 2006. De Prijs van de Plek: Woonomgeving en Woningprijs. 

Nai Uitgevers/Ruimtelijk Planbureau, Rotterdam/The Hague.  

Walford, N., 2007. Geographical and geodemographic connections between different 

types of small area as the origins and destinations of migrants to Mid‐Wales. 

Journal of Rural Studies 23, 318‐331.   

Walmsley, D.J., Epps, W.R., Duncan, C.J., 1998. Migration to the New South Wales 

North Coast 1986‐1991: lifestyle motivated counterurbanisation. Geoforum 29, 

105‐118.  

Woods, M., 2011. Rural. Routledge, Oxon/New York.  

 

   

Page 84: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

84

   

Page 85: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

85

4. Different areas, different people? Migration to popular and 

less‐popular rural areas in the Netherlands4 

 

Abstract 

Counterurbanisation is often conceptualised as urban, middle‐class movers attracted by an 

idyllic rural setting. However, knowing that rural areas differ in their popularity for living. 

we  argue  that  more  attention  is  required  to  the  diversity  of  rural  in‐migration  within 

countries. We do so by comparing the characteristics, motivations and values of movers to 

popular and less‐popular areas in the northern Netherlands using multivariate analysis on 

survey  data  (N  =  1717).  In  contrast  to  earlier  studies  we  focus  on  the motivations  for 

choosing  the destination  area  instead  of mixing  those with motives  for  leaving. We  also 

included residential history and values in our analysis. The differences between movers to 

the  two  types  of  areas  appear  to  be  less  distinct  than  indicated  by  previous  studies. 

Although popular  areas more  often  attract middle‐class movers, both  areas  attract urban 

movers. Movers  to  less‐popular areas are more often motivated by  low house prices and 

moving  in  with  a  partner,  but  movers  to  popular  areas  also  mention  instrumental 

considerations related to work and location. While the physical aspects of the environment 

are  important to moving to popular areas, social aspects are more  important to moving to 

less‐popular areas. We find that values add to our understanding of counterurbanisation. It 

is not possible  to  relate  two distinct groups of movers directly  to different  types of  rural 

areas within countries. Future research into rural migration should be careful not to use too 

simplified  understandings  of  counterurbanisation,  both  in  general  and  with  regard  to 

different types of rural areas.   

 

4.1 Introduction 

 

In  recent  years  the  dominant  conceptualisation  of  counterurbanisation  as  the 

movement of middle‐class groups from the city in search of a new life in an idyllic 

4 This chapter is reprinted with some minor adjustments from: Bijker RA, Haartsen T, Strijker D.  

Different areas, different people? Migration to popular and less‐popular rural areas in the 

Netherlands. Population, Space and Place. DOI: 10.1002/psp.1741. (available online in ‘early view’) 

Copyright © 2012 John Wiley & Sons, Ltd. 

Page 86: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

86

rural  setting  (Halfacree,  2008),  has  been  reconsidered  critically  in  several  papers, 

including  some  contributions  in  this  journal  (e.g.  Bijker  and  Haartsen,  2012; 

Grimsrud,  2011; Halfacree,  2001,  2008,  2012; Milbourne,  2007). One  aspect  of  this 

reconsideration  is  the  exploration  of  the  international  dimension  of  the 

counterurbanisation concept. Grimsrud (2011) shows that caution is required when 

applying this dominant conceptualisation originating in the core regions of Europe 

and America  to  remote  rural  areas. Her  study  in Norway  shows movers  to  rural 

areas as motivated by family relations and economic concerns, instead of a desire for 

a  rural  lifestyle. Nonetheless, Bijker and Haartsen  (2012) argue  that  in addition  to 

these  differences  between  countries,  attention  is  also  required  to  the  diversity  of 

rural  in‐migration  within  countries,  even  in  densely  populated  and  urbanised 

countries like the Netherlands. This follows from what Woods (2005) refers to as the 

‘regionally uneven nature of counterurbanization’, the finding that rural areas differ 

in  their  popularity  for  rural  living.  The  popularity  of  rural  areas  for migration 

purposes is found to be mainly influenced by their accessibility and the presence of 

amenities  (Argent et al., 2007; Bollman and Briggs, 1992;  Johnson and Beale, 1994; 

McGranahan, 2008). The  results of Bijker and Haartsen  (2012), based on migration 

statistics and secondary data,  indicated that also within the core regions  in Europe 

the  classical  counterurbanisation  model  does  not  explain  all  rural  population 

change.  While  the  characteristics  of  the  movers  to  popular  rural  areas  in  the 

northern Netherlands  fitted  the counterurbanisation story,  less‐popular rural areas 

in the same region shared personal reasons as an important motive for in‐migration 

with more remote rural areas in Europe (see for example Grimsrud, 2011).  

Bijker  and  Haartsen  (2012)  conclude  by  stating  that  a  more  refined 

understanding  of  the  phenomenon  of  counterurbanisation  can  be  achieved  by 

further  considering  the  question  of whether  different  types  of  rural  areas  attract 

different  groups  of  migrants.  They  recommend  separating  the  motivations  for 

location choice  from  the motives  for  leaving  the previous residence,  instead of  the 

analysis they performed, in which these two types of motivations were mixed. They 

also  felt  it  important  to  pay more  attention  to  the  residential  history  of movers. 

Collecting our own survey data in seven municipalities in the northern Netherlands 

Page 87: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

87

(N  =  1717)  allowed  us  to  incorporate  these  recommendations  in  this  study. 

Therefore,  in  our  current  analysis  we  focus  specifically  on  the  motivations  for 

choosing  the destination area. We also  include  return migration and  incorporate a 

more  detailed  description  of  the  previous  residence  of  the movers.  In  addition, 

besides  characterising  the  movers  using  ‘traditional’  socio‐demographic 

characteristics, we also use people’s values. These underlying motivational  factors 

have  been  used  in  housing  research  to  improve  the  understanding  of  housing 

preferences  (e.g.  Coolen  and  Hoekstra,  2001;  Coolen  et  al.,  2002).  In  migration 

research values have  received  little attention  so  far – we want  to explore whether 

they can also aid in distinguishing movers to different types of rural areas.    

We include the values along with background characteristics and motivations 

in a multivariate analysis, which allows us  to  investigate which of  these variables 

predict  a move  to  a  specific  type  of  rural  area, while  controlling  for  the  effect  of 

other  factors.  Following  Bijker  and  Haartsen  (2012),  we  differentiate  rural  areas 

based  on  differences  in  popularity  for  living.  We  believe  that  such  a  direct 

comparison  of migration  flows  to popular  and  less‐popular  areas  can offer  better 

insight into the diversity of rural population change within countries, compared to 

studies  focusing on one  type of  rural area, which are  the majority within  research 

into  rural  migration.  Only  a  few  studies  directly  compare  migration  flows  to 

different types of rural areas (Gkartzios and Scott, 2009; Grimsrud, 2011; Hjort and 

Malmberg, 2006), but these studies most often use univariate analyses. The results of 

the multivariate  analysis  are discussed  after  a  short overview of  the  literature  on 

rural in‐migration and the use of values in housing and migration research.  

 

4.2 Migration to rural areas 

 

As  stated  earlier,  rural  in‐migration  is  often  defined  as  counterurbanisation 

(Champion, 1989; Boyle and Halfacree, 1998), mostly referring  to  the movement of 

middle‐class  families  from  cities  attracted  by  the  quality  of  the  residential 

environment  (Halfacree,  2008).  Following  Halfacree  (1994),  physical  and  social 

features of  the  residential environment  can be  identified. Physical  features are  for 

Page 88: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

88

example  space,  fresh air and an attractive  landscape, while  social  features  include 

friendly people, peaceful living and less crime (Gkartzios and Scott, 2009; Halfacree, 

1994). The quality of the residential environment as a motive for moving to the rural 

is often connected to the existence of the rural idyll: the pull of the countryside as a 

way of  life  (Benson and O’Reilly, 2009). Elements of  this positive representation of 

the  countryside are a  less hurried  lifestyle, peace and quiet,  space and greenness: 

this  idyllic  countryside  also  offers  an  escape  from  hectic  urban  life  (Cloke,  2003; 

Short, 2006; Van Dam et al., 2002). 

This  view  of  counterurbanisation  is  generally  based  on  research  into  rural 

areas that are popular to live in. Studying migration to less‐popular areas has helped 

bring  some  nuance  to  this  classical  image.  However,  the  number  of  studies 

investigating migration to rural areas that can be regarded as less popular to live in 

is  small.  With  regard  to  the  background  characteristics  of  movers,  the  limited 

evidence  so  far  from different national contexts  reveals  the movers  to be different 

from  the  middle‐class  movers  in  the  counterurbanisation  model.  In  a  study  of 

depopulating, peripheral rural areas in Scotland, Stockdale showed few in‐migrants 

to  be  employed  in  professional  or managerial  sectors  and  only  half  of  them  to 

possess tertiary or vocational qualifications. Impoverished rural areas in the US with 

a  wide  availability  of  cheap  rental  housing  attract  large  groups  of  low‐income 

movers  (Fitchen,  1995;  Foulkes  and  Newbold,  2008).  However,  similar  to  in‐

migrants to Danish fringe areas experiencing population decline and a low level of 

economic activity (Andersen, 2011), a more diverse group of movers was found in a 

study  focusing  on  less‐popular  areas  in  the northern Netherlands with  respect  to 

income and education  (Bijker et al.,  in press). Nonetheless, compared  to movers  to 

rural  areas  in  general  in  the Netherlands,  their  level  of  income  appeared  to  be 

relatively  low. Furthermore, using migration statistics and  limited secondary data, 

Bijker and Haartsen (2012) found in the same region that compared to popular areas, 

less‐popular areas attracted more migrants without higher education. With respect 

to the origin and age of the movers, it appears that less‐popular areas attract young 

movers who have often made a local or regional move, coming from cities as well as 

rural areas (Bijker and Haartsen, 2012; Bijker et al., in press; Stockdale, 2006).   

Page 89: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

89

Looking  at  the motivations  of movers  to  less‐popular  areas,  it  appears  that 

instead of the quality of the residential environment, other motivations for choosing 

the destination area are more central in the decision process. Studies have shown the 

importance  of more personal motivations,  such  as marriage  and  the proximity of 

family and friends, employment considerations and housing reasons, in some cases 

in particular related to the availability of affordable housing (Fitchen, 1995; Foulkes 

and  Newbold,  2008;  Grimsrud,  2011;  Stockdale,  2006).  Also  in  the  previously 

mentioned study in the northern Netherlands, it appeared that the motive of living 

close  to  family  and  friends was more  important  for movers  to  less‐popular  areas 

(Bijker and Haartsen, 2012).  

However, other studies show that the rural character of the destination  is not 

totally  insignificant  to movers  to  less‐popular  areas. Foulkes  and Newbold  (2008) 

found  that  the  low‐income movers  to depressed  rural communities  in  the US also 

saw  their move as an opportunity  to satisfy  the desire  to  live  in a rural setting.  In 

less‐popular rural areas in the northern Netherlands quality‐of‐life motivations were 

particularly important in choosing rural living in general. However, when choosing 

a particular rural area to live in, the physical qualities of the environment were also 

an  important  motivation,  in  addition  to  housing  characteristics,  more  personal 

considerations and the low house prices in the area (Bijker et al., in press).  

 

The  previous  overview  already  shows  that  counterurbanisation  is  a  more 

diverse  phenomenon  than  the  more  narrow  conceptualisation  often  used  in 

research.  Halfacree  (2008,  2012)  has  attempted  to  develop  a  more  general  and 

flexible model, which  includes a broader  range of people  and  experiences  than  is 

typically  the  case. The model  focuses on  the motivations of  the  rural  in‐migrants, 

regardless of the origin of their move, be it an urban or rural area. Three groups of 

migrants  are  distinguished  based  on  the  extent  to  which  ‘the  pull  of  rurality’ 

motivated  the  migration.  For  the  first  group,  labeled  ‘mainstream 

counterurbanisation’,  the  rural  environment  is  important,  balanced  by  more 

practical considerations, such as proximity to employment or services. These are the 

people  often  represented  in  the  ‘classical’  counterurbanisation  concept.  For  the 

Page 90: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

90

second  group,  ‘back‐to‐the‐land  counterurbanisation’,  the  pull  of  rurality  is 

absolutely central. This group has a separate position in the model because of their 

post‐migration lifestyle, which is radically different from the mainstream group (see 

for  example  Halfacree,  2001).  The  third  group  is  labeled  ‘default 

counterurbanisation’:  a group  for which  the  rural  character of  the place  is  almost 

totally  incidental and for which  instrumental considerations – for example relating 

to employment or family support – are more important (Halfacree, 2008).  

Halfacree  (2008)  suggests  using  this  flexible model  to  explore  ‘the ways  in 

which counterurbanisation is constructed and deployed in a variety of contexts’ (p. 

492). We want  to  investigate  to what extent  the different groups  in  the model are 

connected  to different  rural  contexts within  countries. Based on  the  findings  from 

studies focusing on one type of rural area described above, it can be concluded that 

migration  to  popular  rural  areas  is  often  defined  as  ‘mainstream 

counterurbanisation’, while migration to less‐popular areas is often seen as ‘default 

counterurbanisation’.  In  this  study we want  to  find  out whether  this  distinction 

remains when migration to these different types of rural areas is directly compared.  

In his discussion of the model, Halfacree (2008) also states that ‘the underlying 

motivations’ of  counterurbanisation, which may at  least be partly unconscious  for 

the person involved, seem until now to be only very partially addressed in research. 

The  inclusion of  the values people have  in our analysis may be an attempt  to gain 

more insight in these underlying motivations. 

 

4.3 Adding values to the analysis  

 

In  recent  years  in  housing  research  the  idea  has  developed  that  traditional 

background  characteristics  (i.e.  income,  education  or  age)  may  no  longer  be 

sufficient to explain residential preferences due to a trend of greater differentiation 

in housing  behaviour  (see  for  example Heijs  et  al.,  2009,  2011;  Jansen,  2011).  It  is 

argued that this differentiation is generated by several demographic, socioeconomic 

and  sociocultural  changes  that  have  taken  place  in  Western  countries,  such  as 

smaller households and a  larger variation  in household  types, a greater variety of 

Page 91: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

91

specific  lifestyle‐based  subcultures  and  the  increased  share of affluent households 

(Kersloot  and  Kauko,  2004).  This  has  resulted  in  approaches  which  explore  the 

motives underlying consumers’ preferences, in order to improve the understanding 

of  housing  preferences  and  preferences  for  residential  environments.  In  these 

approaches  consumers  are  seen  as  acting  in  a  goal‐oriented manner,  choosing  a 

particular dwelling to satisfy values and goals that are important to them (Bettman, 

1979; Jansen, 2011; Kersloot and Kauko, 2004; Rokeach, 1973). The concepts ‘values’ 

and  ‘goals’  are  closely  related,  as  Schwartz  (1994)  defines  values  as  ‘desirable 

transsituational goals, varying in importance, that serve as guiding principles in the 

life  of  a  person  or  other  social  entity’  (p.  21). Values  are  thus  seen  as  objectives 

which,  consciously  or  unconsciously,  act  as  criteria  in  all  our  actions  (Rokeach, 

1973).  

An  example  of  research  into  the  relationship  between  values  and  housing 

preferences  is  the  small‐scale  study of Coolen and Hoekstra  (2001),  in which  they 

use  semi‐structured  interviews  to  investigate  the  values  underlying  preferred 

housing attributes. It appears that, for example, the preference for a garden can be 

based  on  various  values,  such  as  freedom,  unity with  nature,  enjoying  life  and 

creativity.  Using  a  quantitative  approach,  Coolen  et  al.  (2002)  study  values  as 

determinants of intended tenure choice. They use regression analysis to investigate 

the  role  that  values  play  in  the  choice  between  renting  and  owning, when  other 

important characteristics such as  income and age are controlled  for. They  find  the 

value orientation ‘power and achievement’ to be related to ownership, while ‘family 

values’  are  related  to  renting.  Coolen  et  al.  conclude  that  the  value  orientation 

‘power and achievement’ is related to viewing a house as a capital good, while the 

‘family values orientation’ is more related to a house being seen as a consumer good.  

In our study we explore whether  including value orientations  in our analysis 

helps  characterise movers  to different  types  of  rural  areas.  In migration  research, 

underlying motivational  factors  such as values have been paid  little attention. An 

exception  is  Christenson’s  study  (1979),  which  investigated  the  values  of 

metropolitan and nonmetropolitan stayers and potential migrants in North Carolina. 

It  appeared  that  potential  migrants  from  nonmetropolitan  areas  attached  more 

Page 92: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

92

importance to the values of personal freedom,  individualism and racial and sexual 

equality  than  did  nonmetropolitan  stayers. He  found  no  comparable  differences 

between metropolitan stayers and potential migrants.  

This  limited  attention  in  recent  research  to  the  values  underlying migration 

decisions is rather strange, given that they seem to fit very well with the increasing 

attention being paid  to  the  cultural dimension of migration  in migration  research 

(Halfacree, 2004). As Fielding stated: ‘Migration tends to expose one’s personality, it 

expresses one’s loyalties and reveals one’s values and attachments (often previously 

hidden).  It  is  a  statement  of  an  individual’s  world‐view,  and  is,  therefore,  an 

extremely  cultural  event’  (1992,  p.  201).  This  statement  expresses  that migration 

decision‐making  is more  than  a  question  of  satisfying  housing  and  employment 

requirements  (Lewis,  1998).  Individuals  identify  with  locations,  including  their 

residential  location,  and  give  them  social  meaning.  Choosing  a  certain  kind  of 

dwelling in a certain kind of place is an expression of a person’s lifestyle, taste and 

identity (De Wijs‐Mulkens, 1999; Van der Horst et al., 2002).  

 

4.4 Methodology 

 

The data we present in this paper were collected in popular and less‐popular rural 

areas in the northern Netherlands. In comparison with other European countries, the 

Netherlands is densely populated and urbanised, though a considerable part of the 

country  is nonetheless defined  as  rural  by  the Dutch population  (Haartsen  et  al., 

2003). In this study we focus on the northern Netherlands, being the most rural part 

of  the  country,  both  based  on  address  density  and  the  perception  of  the  Dutch 

people  (Haartsen et al., 2003). Following our previous paper  (Bijker and Haartsen, 

2012) we operationalise the popularity for living of the rural areas in our study using 

the  average  house  prices  per municipality. House  prices  reflect  the  value  buyers 

attach  to houses and  their surroundings  (Luttik, 2000; Visser and Van Dam, 2006). 

This  average  house  price  incorporates  the  residential  environment  as  well  as 

housing characteristics such as size and quality. The use of house prices  instead of 

in‐migration  numbers, which  are  often  used  in  studies  of  rural  areas’  popularity 

Page 93: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

93

(Argent et al., 2007; McGranahan, 2008), is more appropriate to the Dutch context. In 

the  Netherlands  the  development  of  new  housing  is  strictly  regulated  by  the 

government  and  building  is  only  allowed  in  a  limited  number  of  areas.  These 

restrictions lead to price increases rather than increased in‐migration when there is 

increasing demand  (Marlet, 2009). Rental prices differ  little between regions  in  the 

Netherlands, which  is why  these  are not  considered  in defining  the popularity of 

rural areas for this study. 

 

Based on house prices, we distinguish three types of rural areas in the northern 

Netherlands:  less‐popular  rural areas, average  rural areas and popular  rural areas 

(Bijker  and Haartsen,  2012).  These  areas  are  considered  rural  based  on  Statistics 

Netherlands’s  national  standard  for  urbanity,  the  so‐called  address  density, 

consisting of municipalities with on  average  less  than  1,000  addresses per  square 

kilometre. In this study we focus on the less‐popular and popular rural areas. 

Figure 1  shows  that  the  areas with  the  lowest house prices,  the  less‐popular 

areas,  are  located  along  the  northern  and  eastern  borders  of  the  northern 

Netherlands. They can be characterised as having an open, marine clay  landscape 

with a  large  share of  large‐scale arable  farmland. Compared  to  the popular areas, 

they have relatively fewer natural and recreational areas and they have a relatively 

low  share  of hotel  and  catering  industry  employment. They  are  relatively distant 

from  the centre of  the Netherlands and  the people  that  inhabit  these areas have a 

lower average household income than those in the average and popular rural areas. 

In  these  less‐popular  areas,  population  decline  and  a  decline  in  the  number  of 

households  are  both  expected  (Bijker  and  Haartsen,  2012),  and  in  some 

municipalities population decline  is already  taking place  (Haartsen  and Venhorst, 

2010). Popular rural areas, on the other hand, can be characterised as having a more 

semi‐open  landscape with  predominantly  grazing  livestock  farming,  a  landscape 

type that is generally perceived as attractive (McGranahan, 2008; Ulrich, 1986). They 

also  have  a  relatively  large  share  of  natural  areas.  Popular  rural  areas  have  an 

expected  household  growth  and  are  the  least  distant  from  the  centre  of  the 

Netherlands (Bijker and Haartsen, 2012). 

Page 94: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

94

 

 

 

Figure 1. Three types of rural areas in the northern Netherlands 

 

In the less‐popular rural areas, we selected four municipalities as study areas: 

De  Marne,  Menterwolde  and  Reiderland  in  the  province  of  Groningen,  and 

Ferwerderadiel in the province of Friesland. In the popular areas we selected three 

municipalities:  Aa  en  Hunze  and  Westerveld  in  the  province  of  Drenthe,  and 

Wymbritseradiel  in  the  province  of  Friesland.  (see  Figure  1).  None  of  these 

municipalities have a  large  town within  their boundaries. Therefore,  in  the Dutch 

context all migrants to these municipalities can be considered to be rural migrants, 

rather than movers to a larger settlement.  

In cooperation with the municipalities, we selected all the households who had 

moved  into  the municipality  from  another municipality  in  the  period  2005–2009 

using the population register. Owner‐occupiers as well as renters were included  in 

this selection. The relatively short period of 5 years was chosen to reduce the risk of 

memory‐recall problems of the respondents and in particular post hoc rationalisation 

(see e.g. Walmsley et al., 1998). In autumn 2009 a postal questionnaire was sent to all 

Page 95: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

95

the households that met the selection criteria in the four less‐popular municipalities. 

In  an  accompanying  letter we  asked whether  a  household member  aged  over  18 

could  complete  the  questionnaire.  In  the  summer  of  2010  this  procedure  was 

repeated in the three popular municipalities. A total of 1717 (664 for the less‐popular 

areas,  1053  for  the  popular  areas)  questionnaires  were  returned,  representing  a 

response  rate of 24%.  In  the Netherlands  this  is considered  to be a good  response 

rate for a postal survey. Nevertheless,  if the non‐response  is selective,  it affects the 

representativeness of the outcomes. However, this  is not so much a problem when 

investigating  relationships between variables  like we do  in  this paper. There  is no 

reason  to assume  that  these  relationships differ  for people  inside  and outside  the 

sample.    Furthermore,  there  are  no  indications  that  the  pattern  of  non‐response 

differs between the different types of rural areas.   

 

The questionnaire covered a variety of topics: residential history, demographic 

and socioeconomic characteristics, housing characteristics, previous experience with 

the  area  and  the motivations  that  had  been  important  in  the migration  decision. 

Following  Van  Dam  (2000)  and  Bolton  and  Chalkley  (1990),  we  separated  the 

motives  for  leaving  the  previous  residence  from  the  motives  for  choosing  the 

destination  area.  Regarding  the  motives  for  choosing  the  destination  area,  we 

distinguished between  choosing  to  live  in a  rural area  in general and  choosing  to 

live in the specific less‐popular or popular rural area. 

We  chose  to  use  open‐ended  questions  to  investigate  the  motivations  for 

moving  to  a  rural  area  in  general  and  for  choosing  the  specific  rural  area  under 

study,  to  take  into  account  the multidimensionality  of  the motives  for moving. 

Open‐ended  questions  enable  a more  open‐minded  and  less  biased  approach  to 

studying migration motives (Halfacree, 2004; Niedomysl and Malmberg, 2009). The 

respondents could offer more than one motivation and afterwards every answer was 

categorised. The categories were based on previous studies of rural migration (e.g. 

Bolton and Chalkley, 1990; Gkartzios and Scott, 2009; Halfacree, 1994; Halliday and 

Coombes, 1995; Walmsley et al., 1998) and also on what emerged  from  the survey 

Page 96: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

96

results. Niedomysl  and Malmberg  (2009) have  shown  that  coder variability when 

coding open‐ended questions on migration motives is relatively low.  

The questionnaire also  included 8  items measuring value orientations. These 

items stem from a questionnaire used previously in a study in the Netherlands (see 

Coolen et al., 2002). This original questionnaire was based on the operationalisation 

of  ten value domains by Schwartz  (1992). Nevertheless,  in  the Coolen et al. Dutch 

study  only  eight  value  domains  could  be  retrieved  from  the  data:  Basic  values, 

Hedonism, Family values, Structure and order, Power and achievement, Self‐esteem, 

Esteem  from others and Self‐actualization.  In  the original questionnaire  four  items 

were  included  for  every  value  domain  (Coolen  et  al.,  2002).  However,  because 

adding 32  items  to our questionnaire would have made  this  too  long, we chose  to 

use one  item  for every value domain. We  tried  to select  the  item  that covered  the 

value domain  best  in  the  context  of  our  study. While we  are  aware  that using  a 

single item results in a less reliable measurement compared to a scale consisting of 

several  items measuring a construct, we believe  that using one  item per value can 

help  us  explore  the  additional  value  of  these  underlying motivational  factors  for 

distinguishing movers to different types of rural areas. The respondents were asked 

to  rate  the  importance  to  their  lives  of  each value  on  a  five‐point  scale  (with  the 

categories:  very  unimportant,  unimportant,  averagely  important,  important,  very 

important).  

 

4.5 Results 

 

We used  logistic  regression  analysis  to  compare  the movers  to  popular  and  less‐

popular  rural  areas  in  the  northern Netherlands.  The  regression model  estimates 

how  various  background  characteristics,  the  ten most mentioned motivations  for 

choosing to live in the area in question and eight personal values influence the type 

of rural area people moved to. To determine the relevance of the significant effects, 

the  distribution  of  these  independent  variables  is  shown  in  Table  1.  The  logistic 

regression model  omits  all  cases with missing  values  for  any  of  the  independent 

variables, which resulted in a total of 1345 respondents  included in the model (844 

Page 97: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

97

movers to popular areas, 501 movers to less‐popular areas). The dependent variable 

in the model consists of the categories ‘having moved to a popular rural area’ (value 

0)  and  ‘having  moved  to  a  less‐popular  area’  (value  1).  The  three  groups  of 

independent variables were  added  to  the model  in  three  steps  to  see  their  added 

explanational value to the model and to analyse how they influence the relationship 

between  the  independent  variables  already  included  in  the  model  and  the 

dependent variable. The results of the analysis are presented in Table 2. A positive B 

coefficient means that increasing the value of the independent variable increases the 

probability  of  having  moved  to  a  less‐popular  rural  area.  If  the  sign  of  the  B 

coefficient is negative, an increased value on the independent variable increases the 

probability  of  having  moved  to  a  popular  rural  area.  We  checked  for 

multicollinearity in all three models, there appeared to be no problem.  

 

Table 1. Descriptive statistics of the independent variables for the respondents included in 

the logistic regression model for popular rural areas (PA) and less‐popular rural areas (LPA) 

in the northern Netherlands (N = 1345).  

Background characteristics (%)  PA LPA Values (1‐5 scale, average)  PA  LPA

Moved from urban area  48 44 Freedom 4.53 4.56

Lived in municipality before   14  13  Pleasure in life       4.54  4.57 

Household income (net per month)***  A harmonious family life 4.37 4.40

  < EUR 1250 euros  7  11  Self‐discipline  3.72  3.76 

  EUR 1250‐2500   34  44  Wealth  2.94  2.89 

  EUR 2500‐4000   38  35  Being rational  3.91  3.96 

  > EUR 4000   21  10  Preserving public image*  2.43  2.53 

Household composition Varied life*** 3.43 3.58

  Couple without children  52  49     

  Couple/single parent with children  33 35 Motivation for choosing this area (%)    PA  LPA

  Single household  15  16  Physical qualities***  35  24 

Previous residence***      Housing characteristics  23  26 

  Surrounding municipalities  24  26  Work‐related***  18  12 

  Elsewhere in the northern Netherlands     28  36  Living close to family and friends  15  12 

  Elsewhere in the Netherlands            45 33 Location** 12  8

  Abroad  3  5  Quietness  11  9 

Higher education ***  57 46 Familiarity with the area**  11  8

Age***      Low house price***  5  14 

  20‐34  20  32  Social qualities  8  9 

  35‐44  23  21  Moving in with partner***  5  13 

  45‐54  17  18       

  55‐64  23 20  

  > 65  18  9       

* p<0.10; ** p<0.05, *** p<0.01 (Chi2‐test, T‐test for values) 

Page 98: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

98

Model  1,  only  including  the  background  variables,  shows  that  households 

earning more than EUR 2500 net per month move to popular rural areas more often 

than the lowest income group (< EUR 1250 per month). This is an effect that would 

be  expected,  considering  that  the  two  types  of  areas  are  distinguished  based  on 

house  price.  However, when  controlled  for  income,  there  are  other  background 

characteristics which have a  significant effect on  the  type of area people move  to. 

Highly educated movers more often move  to popular  rural areas. Combined with 

the effect of income it appears that the popular areas attract a group of movers that 

fit  the  ‘classical’ middle‐class  image of counterurbanisation. This corresponds with 

the  findings  of  our  earlier  study  based  on  secondary  data  (Bijker  and Haartsen, 

2012). Nevertheless,  that  study  also  found  that  people moving  from  urban  areas 

more often moved  to popular  rural  areas,  another  aspect of  the  classical view on 

counterurbanisation. However,  in our current analysis people moving  from urban 

areas  showed  the  same probability of moving  to popular or  to  less‐popular areas. 

Apparently,  including more detailed  information on  the  residential history of  the 

respondents,  namely  a  variable  measuring  return  migration  (‘lived  in  the 

municipality  before’)  and  a  more  detailed  variable  on  the  previous  residence, 

removes the effect of having moved from an urban area. Indeed, also in our current 

research  it  appeared  that when  return migration was  excluded  from  the  analysis, 

‘having moved from an urban area’ again becomes significant.  

Regarding this residential history, it appears that people who have lived in the 

same municipality  before  have  a  greater probability  to  have moved  to  a popular 

area, meaning that the popular rural areas attract a greater share of return migrants. 

We expected familiarity with the area to be more  important for  less‐popular areas, 

based  on  the  assumption  that  the  less‐popular  areas  have  a  less  positive 

representation due  to  their more peripheral position  in  the Netherlands and a  less 

attractive  landscape  (see also Bijker and Haartsen, 2012) and  the  finding  in earlier 

research  that  familiarity  with  an  area  creates  more  positive  representations 

(Haartsen,  2002).  Nevertheless,  this  positive  effect  of  familiarity  with  an  area 

naturally also applies  to popular areas and apparently has an even stronger effect 

for these areas.  

Page 99: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

99

Table 2. Logistic regression analysis of moving to less‐popular vs. popular rural areas 

  Model 1  Model 2  Model 3 

Background characteristics  B  B  B 

Moved from urban area (urban = 1, rural 

= 0)  

‐0.194  ‐0.192  ‐0.190 

Lived in municipality before (yes = 1, no 

= 0) 

‐0.336* ‐0.232  ‐0.236 

Income (ref. < EUR 1250)

  EUR 1250‐2500  ‐0.257  ‐0.238  ‐0.193 

  EUR 2500‐4000  ‐0.625*** ‐0.538** ‐0.499**

  > 4000 euros  ‐1.275*** ‐1.187*** ‐1.197***

Household composition 

(ref. couple without children) 

     

  Couple/single parent with children  ‐0.021  0.020  0.034 

  Single household  ‐0.112  ‐0.021  ‐0.021 

Previous residence (ref. surrounding 

municipalities) 

     

  Elsewhere in the northern Netherlands     0.434*** 0.415** 0.393**

  Elsewhere in the Netherlands            ‐0.031 ‐0.111 ‐0.155

  Abroad  0.785** 0.708** 0.559 

Higher education (yes = 1, no = 0)  ‐0.280** ‐0.186  ‐0.220 

Age (ref. > 65)       

  20‐34  1.193*** 0.994*** 0.998***

  35‐44  0.747*** 0.728*** 0.740***

  45‐54  0.728*** 0.728*** 0.733***

  55‐64  0.579*** 0.624*** 0.637***

Motivation for choosing the area 

Physical qualities   ‐ ‐0.445*** ‐0.494***

Housing characteristics  ‐  0.079  0.087 

Living close to family and friends  ‐ ‐0.205 ‐0.226

Work‐related  ‐  ‐0.540*** ‐0.539***

Quietness  ‐  ‐0.082  ‐0.063 

Familiarity of the area  ‐ ‐0.303 ‐0.309

Location  ‐  ‐0.397* ‐0.404*

Moving in with partner ‐ 0.774*** 0.798***

Low house price  ‐  0.962*** 0.990***

Social qualities  ‐ 0.395* 0.428*

Values 

Freedom  ‐ ‐ 0.120

Pleasure in life       ‐  ‐  ‐0.214* 

A harmonious family life  ‐  ‐  0.102 

Self‐discipline  ‐  ‐  ‐0.045 

Wealth  ‐  ‐  ‐0.130 

Being rational  ‐ ‐ 0.190**

Preserving public image  ‐  ‐  0.065

Varied life  ‐ ‐ 0.156**

Constant  0.577 0.473 ‐0.436

N  1345  1345  1345 

Nagelkerke R2  0.103  0.165  0.180 

2  105.421***  172.835***  190.396*** 

p < 0.10; ** p < 0.05, *** p < 0.01 

Page 100: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

100

The more recent residential history  is  included  in  the model by means of  the 

previous  residence  of  the  respondents.  It  appears  that  people who moved  from 

elsewhere  in  the  northern Netherlands  compared with  people who moved  from 

surrounding municipalities more  often  have moved  to  less‐popular  areas.  People 

who moved from abroad – consisting of Dutch people returning to the Netherlands 

and foreign in‐migrants – were also more likely to have moved to less‐popular areas. 

However, this is only a very small group within the total group of movers (see Table 

1). Other studies  (Stockdale, 2006)  found  less‐popular rural areas  to mainly attract 

local movers, but our multivariate analysis showed popular and less‐popular areas 

attract movers from elsewhere in the Netherlands to the same extent.  

Finally, we find the movers to less‐popular areas to be younger than those who 

moved  to popular areas. All  the age groups have a higher probability  to move  to 

less‐popular areas compared  to  the oldest age group  (> 65), with  the youngest age 

group  (aged  20‐34)  having  the  strongest  effect.  This  corresponds  with  earlier 

findings  in  the  northern Netherlands  (Bijker  and Haartsen,  2012;  Bijker  et  al.,  in 

press) and in less‐popular areas in other countries (Stockdale, 2006).  

Subsequently,  the  ten most mentioned motivations  for  choosing  the  specific 

rural  area were  added  to  the  background  characteristics  in  the model  (model  2). 

After  this was done,  the Nagelkerke R2  increased  substantially,  indicating  that  the 

motivations add a  lot of explanatory value to the model. Physical qualities refer  to 

answers  such  as nature,  space,  the presence of water  and beautiful  surroundings. 

People who are motivated by these physical qualities of the environment are more 

likely  to  have  moved  to  popular  rural  areas.  This  fits  with  the  image  of  the 

counterurbanite attracted by  ‘an  idyllic  rural  setting’  (Halfacree, 2008). A possible 

explanation  for  the  importance of  this motive  for moving  to popular areas  can be 

found in the attractiveness of the semi‐open landscape and the presence of nature in 

these areas.  

People who mention work‐related motivations (i.e. ‘close to work’, ‘acceptable 

commuting distance’ and ‘started my own business’) for choosing the area are also 

more likely to have moved to popular areas. This could partly be explained by their 

location closer  to  the central part of  the Netherlands.  Indeed, people who mention 

Page 101: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

101

the  location of  the area  (i.e.  ‘central  location’,  ‘not  too  far  from  the Randstad area’ 

and ‘close to the city of Groningen’) as an important motivation are also more likely 

to have moved to popular rural areas.  

On  the other hand, people who mention  that  they moved  to  the area  to  live 

with their partner are more likely to have moved to less‐popular areas. People who 

mention low house prices as a motivation for choosing the area are also more likely 

to  have moved  to  less‐popular  areas.  The  importance  of  these  two motivations 

corresponds with  the  findings of studies  focused exclusively on  less‐popular areas 

(Fitchen, 1995; Foulkes and Newbold, 2008; Stockdale, 2006).  

A  perhaps  more  surprising  finding  is  that  the  social  qualities  of  the 

environment – such as  freedom, friendliness, nice atmosphere,  lots of  things going 

on in the village and the mentality of the people – are a more important motivation 

for people who have moved  to  less‐popular areas compared  to movers  to popular 

areas. This  is  in contrast  to  the popular areas, which have  the physical qualities of 

the environment as an important pull factor. It shows that the rural character of an 

area  does  matter  for  movers  to  less‐popular  areas.  Apparently  it  is  useful  to 

distinguish between the physical and social aspects of the rural to explain moving to 

different  types of  rural  areas.  It  also  raises  the question of whether  –  similarly  to 

how  the  attractiveness  of  the  landscape  in  popular  areas may  be  linked  to  the 

importance  of  the motivation  of  the physical  qualities  of  the  environment  –  less‐

popular areas may have more to offer with regard to the social qualities of an area. 

Unfortunately,  it  is  not  possible  to  answer  this  question within  the  scope  of  this 

study. It nonetheless indicates that more attention is required to ‘social amenities’, in 

addition  to  the physical  characteristics most often used  to  capture  the  amenity of 

rural areas (Argent et al., 2007; McGranahan, 2008).  

The other motivations included in the model do not have a significant effect on 

moving  to  a  popular  or  a  less‐popular  area.  Based  on  the  findings  of  Bijker  and 

Haartsen  (2012), which  corresponded  to  the  outcomes  in  other  studies  (Fitchen, 

1995; Foulkes and Newbold, 2008; Grimsrud, 2011), we expected that living close to 

family  and  friends  would  be  a  more  important  motivation  for  movers  to  less‐

popular  areas.  However, when  including  only  the motivations  for  choosing  the 

Page 102: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

102

destination  area  in  the  analysis  instead  of mixing  the motivations  for  leaving  the 

previous residence and choosing  the destination,  it appears  that  the  importance of 

this motivation does not differ for movers to popular and less‐popular areas.  

Most  background  characteristics  already  included  in  the  model  remain 

significant after adding the motivations. Nevertheless, for ‘lived in the municipality 

before’  and  ‘higher  education’  the  significant  effect  disappears.  Because  of  this 

finding  we  explored  possible  interaction  effects  between  these  background 

characteristics and  the motivations. An  interaction effect occurs when  the effect of 

one  independent  variable  on  the  dependent  variable  depends  on  the  level  of  a 

second  independent  variable. However,  also  in  the  additional  logistic  regression 

analysis (results not shown in the paper) including these interaction effects, ‘lived in 

the  municipality  before’  and  ‘higher  education’  remained  not  significant.  This 

finding indicates that the results are robust for the inclusion of interaction effects.  

 

In the final, third step, eight personal values were added to the model (model 

3).  The Nagelkerke  R2  increased  again, meaning  that  the  values  do  indeed  add 

explanatory value to the model. Even though it is a small addition, the contribution 

of  the  value  orientations  to  the  model  comes  on  top  of  the  characteristics  and 

motivations  of movers  often used when  studying migration  into  rural  areas. The 

finding  that  values  add  less  to  the  explanatory  power  of  the model  than  adding 

motivations was  confirmed when both were  added  to  the model  in  reverse order 

(results are not shown here).  

Three value orientations have a significant effect. The more  important people 

think  it  is  to  be  rational  in  their  lives  (in  the  questionnaire with  the  addition  in 

brackets ‘intelligent, logical, thoughtful’), the higher the probability that they moved 

to  less‐popular  rural  areas.  These  areas  probably  offer  a  rational  choice  to  these 

movers,  for example  they enable buying a  larger house  for  less money. The more 

importance people attach  to variation  in  their  life,  the higher  the probability  they 

moved  to a  less‐popular area. This value  refers  to  ‘a  life  full of challenge, novelty 

and change’. Apparently  the  less‐popular areas offer a kind of adventurous choice 

for these movers. On the other hand, the more importance people attach to pleasure 

Page 103: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

103

in  life  (with  the addition  ‘enjoyment, satisfaction’),  the greater  the probability  that 

they moved  to a popular  rural area.  It seems  that  for  these movers, popular areas 

represent places to enjoy life.  

After  adding  the  value  orientations  to  the  model,  all  the  background 

characteristics and motivations that had a significant influence on the type of rural 

area remained significant, except for people who had previously lived abroad. This 

shows  that  the value orientations have  an  independent  effect on  the  type  of  area 

people  moved  to,  without  interacting  with  the  background  characteristics  and 

motivations.  

 

4.6 Conclusion 

 

In this paper we compared the characteristics, motivations and values of movers to 

popular and less‐popular rural areas in the northern Netherlands using multivariate 

analysis. This  study  follows  a previous  study  in  the  same  region using migration 

statistics and secondary data, which results indicated that attention is required to the 

diversity  of  rural  in‐migration  within  countries. While  the  characteristics  of  the 

movers to popular rural areas in that study fitted the counterurbanisation story very 

well, less‐popular rural areas shared personal reasons as an important motive for in‐

migration with more remote rural areas  in Europe (Bijker and Haartsen, 2012). We 

further  investigated  the  question  of whether different  types  of  rural  areas within 

countries  attract  different migrants with  different motivations,  using  survey  data 

which  allows  for  a more  comprehensive  analysis. Whereas  in  the previous  study 

motivations for location choice were mixed with motives for moving, in our current 

analysis we were able to focus on motivations for choosing the destination area. We 

were  also  able  to  include  return migration  in  our  analysis  and  a more  detailed 

measurement of the previous residence of the movers. In addition to characterising 

the  movers  using  ‘traditional’  socio‐demographic  characteristics,  we  also  used 

people’s values  to  explore whether  these underlying motivational  factors have an 

added value for distinguishing movers to different types of rural areas. 

Page 104: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

104

When  directly  comparing  the movers  to  popular  and  less‐popular  areas  it 

appears  that movers  to popular areas more often belong  to higher  income groups 

and  are  more  often  higher  educated.  They  also  more  often  have  lived  in  the 

municipality before  and more often belong  to  the oldest age  cohort. The physical 

qualities  of  the  environment, work‐related  considerations  and  the  location  of  the 

area  are  more  often  mentioned  by  them  as  motivations  to  move  to  an  area. 

Compared to movers to less‐popular areas, they attach more importance to the value 

of ‘pleasure in life’. The movers to less‐popular areas are more likely to have made a 

move  from  elsewhere  in  the  northern  Netherlands  and  they  are more  likely  to 

belong  to  the younger age groups. Compared  to  the movers  to popular areas  they 

more often mentioned moving in with their partner and the low house prices in an 

area as motivations to move there. Movers to less‐popular areas less often mention 

the physical qualities of  the environment, but  in contrast  they more often mention 

social qualities. Compared to movers to popular areas they attach more importance 

to the values of ‘being rational’ and ‘varied life’.  

 

These  results  show  that when  using  this more  comprehensive multivariate 

analysis  to  compare  movers  to  popular  and  less‐popular  areas,  the  differences 

between  the  two  groups  are  less  distinct  then  previously  argued  by  Bijker  and 

Haartsen  (2012) and as  indicated by  studies  focusing on one of  the  types of  rural 

area.  Although  our  current  analysis  does  show  that  popular  rural  areas  attract 

middle‐class movers more  often,  it  appears  that  both  areas  attract movers  from 

urban areas. When considering motivations, movers to less‐popular areas are more 

motivated  by  low house prices  and  the personal motivation  of moving  in with  a 

partner, which suggests that moving to less‐popular areas can indeed be defined as 

‘default  counterurbanisation’  (see  Halfacree,  2008).  However,  the  finding  that 

movers  to popular areas are more often motivated by  instrumental considerations 

such  as work‐related  reasons  and  the  location  of  the  area  than movers  to  less‐

popular areas and  that  the motivation  to  live  close  to  family and  friends  is of  the 

same  importance to movers to either  type of area, suggests that popular areas also 

attract  a  group  of  ‘default  counterurbanisers’.  Moreover,  when  identifying  the 

Page 105: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

105

physical and social aspects of  the  rural character of  the environment, which  is  the 

main  motivation  for  the  category  of  ‘mainstream  counterurbanisation’  (see 

Halfacree, 2008), it appears that while the physical aspects are important for moving 

to popular areas, social aspects are more important for moving to less‐popular areas. 

Apparently,  the rural character of  the destination also matters for  those moving  to 

less‐popular areas.  

Based  on  these  outcomes  we  can  conclude  that  studying  in‐migration  to 

different types of rural areas within a country shows that counterurbanisation does 

indeed entail more  than what  the  ‘classical’  conceptualisation would  suggest. Our 

results  thus  empirically  support  the  broader  conceptualisation  of 

counterurbanisation  in  the model  developed  by  Halfacree  (2008).  However,  our 

results also show that the two main groups distinguished in the model, mainstream 

and default counterurbanisation, are not directly related  to different  types of rural 

areas within countries. Future research into rural migration should be careful not to 

use too simplified understandings of counterurbanisation, both in general and with 

regard to different types of rural areas within countries.  

Finally,  it  is  interesting  to  see  that  values  can  add  to  the  understanding  of 

migration processes. Even though their addition is small, they contribute further to 

the characteristics and motivations of migrants when comparing movers to different 

types of rural areas. Moreover, they appear to have a direct effect on the type of area 

people  move  to,  instead  of  interacting  with  or  having  an  effect  through  the 

motivations  for  choosing  an  area,  which  could  also  be  expected.  This  probably 

shows  that  these values are more related  to more abstract  ideas or representations 

that  people  have  of  the  areas,  which  are  not  captured  in  the  more  concrete 

motivations.  Apparently,  the  popular  areas  are  regarded  as  places  to  enjoy  life, 

while  the  less‐popular  areas  represent  a  rational  choice  or  even  a  kind  of 

adventurous choice. In addition to this, the importance of the ‘varied life’ value for 

movers to  less‐popular areas could indicate the existence of some kind of group of 

creative people moving to these –  in the Dutch context – peripheral areas (e.g. Bell 

and  Jayne,  2010; Gibson,  2010).  In  this  study we were  only  able  to measure  the 

values with  a  single  item,  resulting  in  a  less  reliable measurement. Based  on  our 

Page 106: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

106

results it would appear worthwhile to further explore the additional value of the use 

of values in migration research, using scales including more items to measure value 

orientations.  

 

Acknowledgements 

The  authors  would  like  to  thank  Henny  Coolen  for  providing  the  value 

questionnaire  and  Hielke  Veldkamp,  Akje  Brouwer,  Niels  Grootjans  and  Daan 

Vermeer for their role in collecting the data. 

 

References 

Andersen HS. 2011. Explanations for long‐distance counter‐urban migration into 

fringe areas in Denmark. Population, Space and Place 17: 627‐641. 

Argent N, Smailes P, Griffin T. 2007. The amenity complex: towards a framework for 

analysing and predicting the emergence of a multifunctional countryside in 

Australia. Geographical Research 45: 217‐232. 

Bell D, Jayne, M. 2010. The creative countryside: policy and practice in the UK rural 

cultural economy. Journal of Rural Studies 26: 209‐218. 

Benson M, O’Reilly K. 2009. Migration and the search for a better way of life: a 

critical exploration of lifestyle migration. The Sociological Review 57: 608‐625. 

Bettman JR. 1979. An Information Processing Theory of Consumer Choice. Addison‐

Wesley: Reading. 

Bijker, RA, Haartsen T. 2012. More than counter‐urbanisation: migration to popular 

and less‐popular rural areas in the Netherlands. Population, Space and Place 18: 

643‐657. 

Bijker RA, Haartsen T, Strijker, D. in press. Migration to less‐popular rural areas in 

the Netherlands: exploring the motivations. Journal of Rural Studies. DOI: 

10.1016/j.jrurstud.2012.07.003. 

Bollman RD, Briggs B. 1992. Rural and small town Canada: an overview. In Rural 

and Small Town Canada, Bollman RD (ed.). Thompson Educational Publishing: 

Toronto.  

Page 107: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

107

Bolton N, Chalkley B. 1990. The rural population turnround: a case‐study of North 

Devon. Journal of Rural Studies 6: 29‐43.  

Boyle P, Halfacree K. 1998. Migration into Rural Areas: Theories and Issues. John Wiley 

& Sons: Chichester.  

Champion AG (ed.). 1989. Counterurbanization: the Changing Pace and Nature of 

Population Deconcentration. Edward Arnold: London.  

Christenson J. 1979. Value orientations of potential migrants and nonmigrants. Rural 

Sociology 44: 331‐344. 

Cloke PJ. 2003. Country Visions. Pearson Education: Harlow. 

Coolen H, Hoekstra J. 2001. Values as determinants of preferences for housing 

attributes. Journal of Housing and the Built Environment 16: 285‐306.  

Coolen H, Boelhouwer P, Van Driel K. 2002. Values and goals as determinants of 

intended tenure choice. Journal of Housing and the Built Environment 17: 215‐236. 

De Wijs‐Mulkens E. 1999. Wonen op Stand: Lifestyles en Landschappen van de Culturele 

en Economische Elite. Het Spinhuis: Amsterdam.  

Fielding T. 1992. Migration and culture. In Migration Processes and Patterns (volume 1): 

Research Progress and Prospects, Champion T, Fielding T (eds.). Belhaven Press: 

London/New York; 201‐212. 

Fitchen JM. 1995. Spatial redistribution of poverty through migration of poor people 

to depressed rural communities. Rural Sociology 60: 181‐201.  

Foulkes M, Newbold KB. 2008. Poverty catchments: migration, residential mobility, 

and population turnover in impoverished rural Illinois communities. Rural 

Sociology 73: 440‐462. 

Gibson C. 2010. Guest editorial – Creative geographies: tales from the ‘margins’. 

Australian Geographer 41: 1‐10. 

Gkartzios M, Scott M. 2009. Residential mobilities and house building in rural 

Ireland: evidence from three case studies. Sociologia Ruralis 50: 64‐84.  

Grimsrud GM. 2011. How well does the ‘counter‐urbanisation story’ travel to other 

countries? The case of Norway. Population, Space and Place 17: 642‐655  

Haartsen T. 2002. Platteland: Boerenland, Natuurterrein of Beleidsveld? Een Onderzoek 

naar Veranderingen in Functies, Eigendom en Representaties van het Nederlandse 

Page 108: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

108

platteland. Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap/Rijksuniversiteit 

Groningen: Utrecht/Groningen.  

Haartsen T, Huigen PPP, Groote P. 2003. Rural areas in the Netherlands. Tijdschrift 

voor Economische en Sociale Geografie 94: 129‐136. 

Haartsen T, Venhorst V. 2010. Planning for decline: anticipating on population 

decline in the Netherlands. Tijdschrift voor Economische en Sociale Geografie 101: 

218‐227. 

Halfacree  K.  1994.  The  importance  of  ‘the  rural’  in  the  constitution  of 

counterurbanization:  evidence  from England  in  the  1980s. Sociologia Ruralis  34: 

164‐189. 

Halfacree  K.  2001.  Constructing  the  object:  taxonomic  practices, 

‘counterurbanisation’  and  positioning  marginal  rural  settlement.  International 

Journal of Population Geography 7: 395‐411.  

Halfacree  K.  2004.  An  utopian  imagination  in  migration’s  terra  incognita? 

Acknowledging  the  non‐economic  worlds  of  migration  decision‐making. 

Population, Space and Place 10: 239‐253.  

Halfacree K. 2008. To revitalise counterurbanization research? Recognising an 

international and fuller picture. Population, Space and Place 14: 479‐495. 

Halfacree K. 2012. Heterolocal identities? Counter‐urbanisation, second homes, and 

rural consumption in the era of mobilities. Population, Space and Place 18: 209‐224. 

Halliday J, Coombes M. 1995. In search of counterurbanisation: some evidence from 

Devon on the relationship between patterns of migration and motivation. Journal 

of Rural Studies 11: 433‐446.  

Heijs W, Carton M, Smeets J, Van Gemert A. 2009. The labyrinth of life‐styles. Journal 

of Housing and the Built Environment 24: 347‐356.  

Heijs W, Van Deursen A, Leussink M, Smeets J. 2011. Re‐searching the labyrinth of 

life‐styles. Journal of Housing and the Built Environment 26: 411‐425. 

Hjort S, Malmberg G. 2006. The attraction of the rural: characteristics of rural 

migrants in Sweden. Scottish Geographical Journal 122: 55‐75. 

Page 109: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

109

Jansen SJT. 2011. Lifestyle method. In The Measurement and Analysis of Housing 

Preference and Choice, Jansen SJT, Coolen HCCH, Goetgeluk RW (eds.). Springer: 

Dordrecht; 177‐202.  

Johnson KM, Beale CL. 1994. The recent revival of widespread population growth in 

nonmetropolitan areas of the United States. Rural Sociology 59: 655‐667. 

Kersloot  J, Kauko T.  2004. Measurement  of  housing preferences:  a  comparison  of 

research activity in the Netherlands and Finland. Nordic Journal of Surveying and 

Real Estate Research 1: 144‐163.  

Lewis GJ. 1998. Rural migration and demographic change. In The Geography of Rural 

Change, Ilbery B (ed.). Pearson Education Limited: Harlow; 131‐160. 

Luttik J. 2000. The value of trees, water and open space as reflected by house prices 

in the Netherlands. Landscape and Urban Planning 48: 161‐167. 

Marlet G. 2009. De Aantrekkelijke Stad. VOC Uitgevers: Nijmegen.  

McGranahan DA. 2008. Landscape influence on recent rural migration in the U.S. 

Landscape and Urban Planning 85: 228‐240.  

Milbourne  P.  2007.  Re‐populating  rural  studies:  migrations,  movements  and 

mobilities. Journal of Rural Studies 23: 381‐386. 

Niedomysl  T, Malmberg  B.  2009. Do  open‐ended  survey  questions  on migration 

motives create coder variability problems? Population, Space and Place 15: 79‐87. 

Rokeach MJ. 1973. The Nature of Human Values. Free Press: New York. 

Schwartz  SH.  1992. Universals  in  the  content  and  structure  of  values:  theoretical 

advances and  empirical  tests  in 20  countries.  In Advances  in Experimental Social 

Psychology, Vol. 25, Zanna MP (ed.). Academic Press: San Diego; 1‐65. 

Schwartz  SH.  1994. Are  there  universal  aspects  in  the  structure  and  contents  of 

human values? Journal of Social Issues 50: 19‐45.  

Short B.  2006.  Idyllic  ruralities.  In Handbook  of Rural Studies, Cloke PJ, Marsden T 

(eds.). Sage: London; 133‐148. 

Stockdale A. 2006. Migration: Pre‐requisite for rural economic regeneration? Journal 

of Rural Studies 22: 354‐366.  

Ulrich RS. 1986. Human responses to vegetations and landscapes. Landscape and 

Urban Planning 13: 29‐44. 

Page 110: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

110

Van Dam F. 2000. Revealed and stated preferences for rural living: evidence from 

the Netherlands. In Claiming Rural Identities: Dynamics, Contexts, Policies, 

Haartsen T, Groote P, Huigen PPP (eds.). Van Gorcum: Assen; 80‐91. 

Van Dam F, Heins S, Elbersen BS. 2002. Lay discourses of the rural and stated and 

revealed preferences  for  rural  living:  some  evidence of  the  existence of a  rural 

idyll in the Netherlands. Journal of Rural Studies 18: 461‐476. 

Van  der Horst H, Kullberg  J, Deben  L.  2002. Wat Wijken Maakt: De Wording  van 

Functionele, Sociale  en Expressieve Kwaliteiten van Vreewijk, Zuidwijk  en Ommoord. 

DGVH/Nethur: Utrecht.  

Visser P, Van Dam F. 2006. De Prijs van de Plek: Woonomgeving en Woningprijs. Nai 

Uitgevers/Ruimtelijk Planbureau: Rotterdam/Den Haag.  

Walmsley DJ, Epps WR, Duncan CJ. 1998. Migration to the New South Wales North 

Coast 1986‐1991: Lifestyle motivated counterurbanisation. Geoforum 29: 105‐118.  

Woods M. 2005. Rural Geography. Sage Publications: London.  

   

Page 111: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

111

5. Using  a  diary  approach  to  explore  the  residential  search 

process of movers to rural areas5 

 

Abstract  

This paper investigates how people find new places to live in rural areas in the northern 

Netherlands. We use a diary approach, a new method for studying the residential search 

process. Our findings show that the search areas of local, regional and distant searchers 

differ  in  scale  and  in  the  extent  to  which  they  change  during  the  search  process. 

Explanations  for  these different  search patterns  include  the  local  ties of  local  searchers 

and  the  social  and work‐related  ties  that  restrict  the  search  range of distant  searchers. 

Contact  with  an  area,  resulting  in  positive  perceptions,  appears  to  be  essential  for 

including an area  in  the search space. All searchers also mentioned areas  they avoided 

based  on  perceived  characteristics,  most  often  social  characteristics.  Using  a  diary 

approach provides more  insight  into  the non‐linear character of  the search process and 

the less tangible aspects that play a role.  

 

5.1 Introduction 

 

In  the  context  of  the  transition  of  the  rural  from  a  production  to  a  consumption 

space, in‐migration is often seen as an important opportunity for the development of 

rural areas  (e.g. Andersen, 2011; Stockdale, 2006). Many  studies have  investigated 

the characteristics and motivations of potential and actual migrants into rural areas, 

often focusing either on people considering a move to the rural (e.g. Van Dam et al., 

2002) or on people who have already made a move  into  the  rural  (e.g. Bijker and 

Haartsen,  2012; Bijker  et  al.,  in press; Gkartzios  and  Scott,  2009; Grimsrud,  2011). 

Little attention has been paid to the process between stated intentions to move and 

actual moving behaviour in a rural context.  

5 This chapter is reprinted from: Bijker, RA, Haartsen, T, Strijker D. Using a diary approach to explore 

the residential search process of movers to rural areas and has been submitted to an international 

journal. 

Page 112: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

112

The  first aim of  this paper  is  to gain more  insight  into  the  residential  search 

process in rural areas. We distinguish local and non‐local searchers to determine to 

what extent their residential search process differs. This could help clarify why non‐

local movers  are  less  likely  to  realise  their  rural  location  preferences  than  local 

movers  (De Groot  et  al.,  2012).  This  is  a  relevant  question  in  the  context  of  the 

processes  of  population  decline  that  have  started  in many  rural  areas  in  Europe 

(Haartsen and Venhorst, 2010). Furthermore, our own work on migration into rural 

areas has yielded questions related to the residential search process. For instance, to 

what extent can the finding that more distant movers to rural areas in the northern 

Netherlands  are more  often motivated  by  low  house  prices  be  explained  by  the 

different  search  ranges  of distant  and  local movers?  (Bijker  et  al.,  in press). Does 

familiarity  with  an  area  create  more  positive  representations  and  increase  the 

chances of moving or at least searching there? (see also Bijker and Haartsen, 2012).  

The second aim of the paper is to explore the usefulness of a new method for 

studying the search process: a diary approach with both qualitative and quantitative 

elements. Until now, the search process has been mainly studied using retrospective 

survey methods,  computer  experiments,  retrospective  interviews  and  simulation 

models  (e.g.  Donaldson,  1973;  Hooijmeijer  and  Oskamp,  1996;  Phipps,  1983; 

McPeake, 1998; Harper, 1991). There are few examples of longitudinal research into 

the search process (Huff, 1986; Cronin, 1982; Goetgeluk, 1997). A diary approach in 

which  people  are  repeatedly  approached during  their  search  has  the  potential  to 

offer  insight  into  what  happens  between  the  longer  intervals  of  a  longitudinal 

approach.  Furthermore,  it  prevents  the  risk  of  post  hoc  rationalisation  that  is  a 

feature of using  retrospective methods  (see e.g. Walmsley et al., 1998). Finally, by 

including qualitative elements in the approach, it offers more insight into the often 

overlooked, more emotional, non‐economic, less tangible aspects of human decision‐

making  (see e.g. Levy et al., 2008). Our respondents were all  looking for houses  in 

the northern Netherlands. We recruited them through real estate agents in the area. 

We chose to locate our study in the northern Netherlands as the most rural part of 

the country, based both on address density and the perceptions of the Dutch people 

(Haartsen et al., 2003). Furthermore, the North contains a large variety of rural areas 

Page 113: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

113

in  terms  of  characteristics  such  as  house  prices,  landscape,  accessibility,  building 

style and history (see also Bijker and Haartsen, 2012), which makes the region very 

suitable for studying search behaviour.  

We start our paper by discussing the literature on residential search in general 

and in rural areas more specifically. We pay some specific attention to the concept of 

representations.  The  diary  approach  is  explained  in  the  methodology  section, 

followed by the results and conclusion.  

 

5.2 Theory and previous research 

 

5.2.1 The residential search process 

The individual decision‐making process with respect to residential mobility includes 

the formation of a positive attitude towards moving, the search for and evaluation of 

housing alternatives and ultimately the decision to move or to stay (De Groot et al., 

2012). If intending movers are unable to realize their preferences, they may choose to 

stay  in  their current homes  (Brown and Moore, 1970) or  resort  to substitution:  the 

acceptance  of  a  new  home  that  may  satisfy  some  but  not  all  of  their  initial 

preferences (Goetgeluk, 1997). The realization of intentions to move depends on the 

interaction  between  the  triggers  or  motives  for  moving,  housing  preferences, 

individual  resources  and  restrictions  on  the  one hand,  and  the  opportunities  and 

constraints  in  the housing market on  the other  (De Groot et al., 2011a; Hooimeijer 

and Oskamp, 1996). Often, the motive for moving develops from one of the careers 

that  together  form  the  life  course:  the  residential,  the  household,  education  or 

employment  career  (Mulder,  1993). Anticipated  changes  in  these  careers  can  also 

affect the probability that the intention to move is realized because some triggers for 

moving are more urgent than others. While intended moves triggered by changes in 

the  household,  employment  or  educational  careers  are  usually  associated with  a 

high  degree  of  necessity,  moves  triggered  by  residential  motives  are  often  less 

urgent  (Goetgeluk,  1997).  On  the  other  hand,  unanticipated  household  and 

employment changes can  lead to the postponement or cancellation of the  intended 

Page 114: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

114

move or result in an unexpected move within a short period (De Groot et al., 2011b; 

Kan, 1999; Speare, 1974).   

The residential choice process occurs within the context of the housing market. 

By searching, the potential migrant interacts with the market. The concept of search 

includes several interrelated characteristics: it is a goal‐directed activity, it involves a 

complex process of information gathering; a point is reached where search ends and 

a  choice  is made;  and  it  happens  in  a  context  of  uncertainty  and within  a  set  of 

constraints  (Clark  and  Flowerdew,  1982).  The  process  of  search  may  be 

characterized by  its duration,  the  type of  information sources used,  the number of 

houses  examined,  and  the  radius of  the  area  searched  (Huff,  1982; Walmsley  and 

Lewis, 1993). 

Brown and Moore (1970) developed a model for residential search behaviour in 

which they  include the influence of information on the spatial aspects of search. In 

this model,  the potential migrant possesses  a  spatially  selective  image of  the  area 

based  on  information  acquired  from  previous  experiences  prior  to  starting  the 

search.  The  term  ‘awareness  space’  is  used  to  refer  to  those  locations within  the 

overall  space about which  the  intended migrant household has knowledge before 

the search starts, based on regular, direct contact; or based on indirect contact, such 

as through acquaintances’ experiences and the mass media (Brown and Moore, 1970; 

Walmsley and Lewis, 1993). Based on  the preferences of  the household within  this 

awareness  space a  ‘search  space’  is defined. A preference  for any particular place 

would  not  depend  on  the  objective  measures  of  that  place,  but  on  the  filtered 

information which  is  the  basis  of  the  individual’s  cognitive  environment  (Voets, 

1994).  For  example,  newspapers might  present  houses  for  sale  or  to  let  from  an 

entire area, but many such adverts will not be considered, either because  they are 

not located in neighbourhoods known by the intended migrant or because they are 

located  in  areas  considered  unlikely  to  contain  acceptable  properties  (Brown  and 

Moore, 1970). From the search space, the decision‐maker constructs a choice set: a set 

of alternatives to be considered more carefully (Voets, 1994). In another approach to 

choice,  the  choice  assumed  to  take  place  is  between  accepting  or  not  accepting 

particular housing opportunities in sequence (Mulder, 1996).  

Page 115: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

115

In  addition  to  the  household’s  existing  knowledge  of  opportunities  or 

locations,  potential migrants  use  different  information  sources  during  the  search 

process,  including  newspapers, walking  or  driving  around,  friends  and  relatives, 

and  real  estate  agents  (e.g. Barrett,  1976; Rossi,  1955; Walmsley  and Lewis,  1993). 

More  recently,  the  internet  has  appeared  on  this  list. The  limited  evidence  so  far 

shows that newcomers to an area are more likely to use the internet, and searchers 

using  the  internet visited  a  larger number of houses personally,  contrary  to what 

was expected (Palm and Danis, 2002). The internet enables rural migrants to search 

across  the whole  country  for houses based on  a  set of  search  criteria,  rather  than 

searching  in  particular  regions  (Niedomysl,  2010).  However,  it  appears  that  the 

internet has had little impact on search patterns (Niedomysl, 2010; Palm and Danis, 

2002).  

Information plays an important role in the search process. After an inspection 

of a property, the household should have a sufficient impression of what Koopman 

(2012) calls observable attributes, such as  the dwelling  itself, accessibility, physical 

features and even the area’s atmosphere. Nonetheless, what is difficult to determine 

is the social quality of an area, the ‘“soft” socioeconomic and demographic attributes 

that  shape  the  intangible, dynamic  and  largely unobservable  social  quality  of  the 

area’ (Koopman, 2012, p. 35), which also includes the frequency and nature of social 

interactions among  residents. This  is  something  that  should be experienced  rather 

than  observed,  which  is  why  residents  have  an  information  advantage  in  this 

respect.  House‐seekers  can  adopt  several  strategies  to  avoid making  the  wrong 

choice. Using spatial search strategies (see Huff, 1986) can help reduce the amount of 

information that needs to be collected on distant neighbourhoods. Another strategy 

is relying on  the neighbourhood’s reputation  (Koopman, 2012), a concept which  is 

discussed in the next section.  

The search process is not static or linear, it changes over time and can be seen 

as a learning process. As the migrant gains experience of the area during his search, 

some areas may come to be included in the search space, while other areas may be 

eliminated  (Brown  and Moore,  1970; Walmsley  and  Lewis,  1993).  According  to 

Goetgeluk  (1997),  during  their  search  process,  people  will  also  learn  about  the 

Page 116: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

116

opportunities  and  constraints  to  achieving  their  housing  preferences. During  the 

search process, their preferences will therefore change and become more realistic in 

relation to the housing market.  

 

5.2.2 The role of representations in the search process 

As mentioned in the previous section, the delimitation of the search space within the 

awareness space and the choice set within the search space is based on ‘the filtered 

information which  is  the  basis  of  the  individual’s  cognitive  environment’  (Voets, 

1994,  p.  12).  It  is  assumed  that  people  base  their  behaviour  on  their  image, 

interpretation or  representation of geographical space  (e.g. Bunce, 1994; Halfacree, 

1994; Short, 1991; Walmsley et al., 1998). For rural areas  in general the existence of 

the ‘rural idyll’ is often seen as an explanation for the decision to move to the rural 

(Boyle and Halfacree, 1998; Halfacree, 1994; Van Dam et al., 2002). Moscovici (1982) 

defines representations as  ‘cognitive systems of preconceptions,  images and values 

which have  their own cultural meaning’ (p. 12). Social representations exist  in and 

are produced by communication and interaction (e.g. Holloway and Hubbard, 2001). 

Two  forms  of  communication  are  important  in  this:  mass  communication  and 

interpersonal communication (Haartsen, 2002). Direct experience with  the object of 

representation  is  also  important.  People  who  are  familiar  with  the  countryside 

because  they have  lived  there or visit  it  frequently have  other  and more positive 

representations of the rural (Haartsen, 2002; Van Dam et al., 2002). Our assumption 

is  that also  representations of  specific  rural places  influence  the  residential  search 

and decision process and vice versa.  

A  concept  related  to  representations  used  in  housing  research  in  an  urban 

context  is  that  of  neighbourhood  reputation.  Neighbourhood  reputation  can  be 

defined as ‘the meaning and assessment assigned by residents and outsiders to the 

neighbourhood.’ (Hortulanus, 1995, p. 42). This definition implies that a reputation 

is an  image  shared by a  significant number of  individuals; nevertheless,  the  same 

neighbourhood  can  have  different  reputations  for  different  groups  of  people. 

Reputations  differ  for  residents  and  non‐residents,  the  internal  reputation  with 

residents  is often more positive and more detailed.  It appears  that  the  rating of a 

Page 117: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

117

neighbourhood  is  most  strongly  influenced  by  the  socioeconomic  and  ethnic 

composition of the neighbourhood, physical and functional characteristics appear to 

be less important (Permentier, 2009). As discussed in the previous section, relying on 

a neighbourhood’s  reputation during  the  search process  can be  a  risk‐minimising 

strategy when information about the social quality of an area is lacking (Koopman, 

2012).  

 

5.2.3 The search process in rural areas 

Few studies have investigated the residential search process in a rural context. Lewis 

and Sherwood (1994, as cited in Lewis, 1998) found in England that households with 

locational ties to a district had usually made their choice of district well before the 

decision  to migrate was activated. Those households without a connection  to  their 

ultimate chosen district tended to consider around eight possibilities, using a variety 

of  information  sources,  though  the  final  choice  was  mostly  based  on  personal 

experience. For both groups, however, the choice of village or small town involved a 

tendency to focus the search on part of a district, and the availability of a particular 

type  of  house  was  the  most  significant  criterion.  This  seems  to  be  contrary  to 

Harper’s finding (1991) that settlement selection is increasingly replacing property‐

based  selection.  She  signals  that  instead  of  being  based  on  personal  and  prior 

association, the decisions of the movers were often based on abstract preconceptions 

of the area (cf. Walmsley et al., 1998). Niedomysl (2010) also found that  in Sweden 

only  few  migrants  considered  more  than  two  regions  to  move  to,  but  most 

considered a number of alternative locations within an area.  

 

5.3 Methodology 

 

We used a diary approach to study the residential search process in rural areas. This 

is  a  new  method  to  study  the  residential  search  process,  but  has  been  used 

previously  in  other  scientific  fields  and  topics  (e.g. Richardson,  1994; Laurenceau 

and Bolger, 2005; Larson, 1989; Sudman and Ferber, 1971; Rieman, 1993). Richardson 

(1994)  identifies  the  ability  to obtain data  about processes as  an  advantage of  the 

Page 118: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

118

diary  approach,  capturing  the  time  sequence  of  events  and  perceptions  as  they 

unfold, rather than relying on recall of past events. Traditional longitudinal designs 

can  also  address  these  questions,  but  because  they  typically  involve  only  a  small 

number  of  repeated measurements  taken  at  long  intervals,  they  cannot  capture 

changes in the same way (Bolger et al., 2003). The advantages of a diary approach fit 

very well with  the  idea  that  the  search  for  a new house  is  a  learning process,  in 

which the search space, representations of areas and preferences are likely to change 

over time. 

  

5.3.1 Diary approach 

Our respondents were  looking  for houses  in  the northern Netherlands. We started 

the diary approach with a semi‐structured in‐depth interview with each respondent. 

This was done because respondents were recruited at different stages of their search 

process. The  interview was used  to obtain  information about  the search process  to 

that  point.  However,  the  interview  also  offered  an  opportunity  for meeting  the 

respondents  in  person.  Personal  interactions  are  regarded  as  important  for  the 

successful  application  of  a  diary  approach,  because  they  can  help  motivate  the 

respondents (Richardson, 1994; Rieman, 1993). In addition to the search process, the 

questions considered some background characteristics, the residential history of the 

household and  the extent of contact with rural areas  in  the North prior  to starting 

the  search. Furthermore,  respondents were  asked  about  their motives  for moving 

and  their  residential  preferences. We  used  a map  with  regions  in  the  northern 

Netherlands  to  further discuss  the  search  area  and  the  associations  that  came up 

when  thinking  about  the  search  area  and  the  surrounding  areas.  Some  of  the 

respondents  shared  their  search  process with  the  interviewer  by  providing  some 

examples of their favourite houses. One of the respondents produced a roadmap of 

the Netherlands on which he had marked his search areas. Most of  the  interviews 

were conducted at the respondents’ homes, but for practical reasons, in three cases 

the  respondent’s workplace was used  for  the  interview.  Some  of  interviews were 

done with both of the partners, some with only one. It was left to the respondents to 

Page 119: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

119

decide which of the two options they preferred. The interviews were recorded and 

later they were transcribed and analysed.  

Whereas  a  time‐based  design  requires  participants  to  report  on  their 

experiences  at  regular  intervals  or  in  response  to  a  signal  given  by  a  signalling 

device,  event‐contingent  studies  require participants  to provide  a  self‐report  each 

time the event in question occurs. When using an event‐based design, it is important 

that events are easy to identify for respondents (Bolger et al., 2003). The residential 

search process consists of easy and less easy to define events. Moreover, it requires a 

lot  of  effort  on  the  part  of  respondents  for  them  to  remember  to  complete  the 

questionnaire after a relevant event has occurred over a longer period. Therefore, we 

chose a time‐based design to study the residential search process.  

Consequently, every two weeks after the  interview until they bought a house 

or quit searching, the respondents were invited by e‐mail to complete an electronic 

questionnaire by  clicking on a  link. When using a  fixed  time  schedule  for a diary 

approach, the length of intervals is an important consideration (Bolger et al., 2003). It 

seems that the search process can change pace and intensity. Therefore, the interval 

should not be too long:  in an intensive period things could be missed or forgotten. 

To avoid a research design  that  is  too demanding for  the respondents, the  interval 

should not be too short either. Inviting the respondents by e‐mail every two weeks 

reminds them to complete the questionnaire,  just like a signalling device (Bolger et 

al., 2003). A diary which is short and easy to complete helps keep people motivated 

to participate (Richardson, 1994; Stone et al., 1991). The electronic questionnaire was 

easy  to complete and only showed questions relevant  to  the respondent, based on 

their answers to previous questions. The questionnaire consisted of both closed and 

open questions. The questionnaire focused on tracking change in the search process. 

When  search  activities  or  changes  in  the  process  occurred,  additional  questions 

seeking more  detail  about  this  event  became  visible.  This  design  led  to  a  short 

questionnaire when  little had happened  in  the preceding  two weeks, while more 

questions  appeared  when  changes  had  taken  place.  Respondents  were  asked 

whether  they had  bought  a  house  or had  quit  searching  each  time.  Furthermore, 

questions  were  included  about  housing  preferences  and  preferences  about  the 

Page 120: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

120

residential environment. Respondents could see what they had filled in the last time 

and could make changes  if their preferences changed. If they did, they were asked 

why.  The  same  applied  to  the  search  area.  Furthermore,  they were  asked which 

search activities  they had undertaken, with additional  information being asked  for 

some activities. 

The risk of using a diary approach is that completing the diary could influence 

the  process  studied,  for  example  by  generating  new  thoughts  about  the  search 

process. People could also feel  ‘lazy’  if  the diary arrived  in  their mailbox and  they 

had not developed any  search activities,  causing  them  to  feel obliged  to  try  some 

new  search  activity  for  the  sake  of  it.  Therefore,  during  the  explanation  of  the 

method  it was emphasised that  ‘nothing happened’  in the search process over two 

weeks  was  an  acceptable  response.  So  far,  there  is  little  evidence  of  behaviour 

change as a result of participating in a diary approach (Bolger et al., 2003; Litt et al., 

1998). ‘Habituation’ could lessen the risk of influencing the process: people get used 

to the rhythm of receiving and completing the questionnaire, thus attending to it less 

self‐consciously  (Bolger  et  al.,  2003).  On  the  other  hand,  habituation,  and more 

specifically the development of a habitual response style when completing the diary, 

could have negative effects, for instance by causing the development of a tendency 

to skim over questions (Bolger et al., 2003).  

 

5.3.2 Recruitment strategy 

We  recruited  the  respondents  through  real  estate  agents  in  the  northern 

Netherlands. The main eligibility criterion was that they were looking for a house in 

rural areas in the northern Netherlands. Rural was defined very broadly, including 

both  villages  and  surrounding  areas.  It  was  quite  difficult  to  find  respondents 

because of  the  stagnation  in  the housing market at  the  time. We  followed  several 

strategies to approach respondents through the participating real estate agents. We 

asked real estate agents to include a message about the study to prospective house 

buyers to whom information about new houses on the market was regularly sent, to 

which  some  respondents  reacted.  If  an  agent  had  no  such mailing  list, we  asked 

them to include a letter about the research in the information pack that was given to 

Page 121: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

121

people visiting a house with  them.  In some cases we received contact details  from 

people who had visited a house with  the  real estate agent, which permitted us  to 

contact  them  directly  to  ask  whether  they  wanted  to  participate.  Because  we 

expected  the difference between  local and more distant movers  to be  important  to 

the search process, we tried to assemble a group of searchers over varying distances.  

 

5.3.3 Study population 

The  research material  provided  by  the  ten  respondents  offers  in‐depth,  detailed 

information about the residential search process  in rural areas of different  types of 

searchers. Four of the respondents were living outside the northern Netherlands at 

the time of recruitment: this group will be termed distant searchers in the remainder 

of  this paper. Three  respondents were  already  living  in  the northern Netherlands 

and  were  initially  searching  within  a  wider  area  in  the  northern  Netherlands 

(regional searchers). Three of the respondents were also already living in the North 

and were  initially searching very  locally,  in  the village  they were  living  in or  in a 

neighbouring  village  (local  searchers).  Table  1  presents  the  characteristics  of  the 

three groups of respondents.  

 

Table 1. Characteristics of the respondents 

  Local searchers  Regional searchers  Distant searchers 

Age (min.‐max.)  25‐30  27‐55  51‐63 

Household composition  Couples (one with 

children living at 

home) 

Couples (one with 

children living at 

home) 

Couples (without 

children living at 

home) 

Level  of  education  (min‐

max.) 

Secondary‐Higher  Secondary–Higher  Secondary‐Higher 

Max. house price  (min‐max., 

EUR) 

130,000–280,000  155,000–450,000  200,000‐350,000 

 

 

   

Page 122: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

122

5.4 Results  

 

5.4.1 Overview of search process 

The  results  section  starts  with  an  overview  of  the  search  processes  of  the 

respondents, based on the information gathered in the interviews and from the diary 

data. After that we focus on some specific aspects of the search process.  

Table 2 shows that the search duration varied greatly, from 8 months to 8 years 

(while  still  searching).    However,  there  are  no  clear  differences  in  this  respect 

between the three groups of searchers. The reason for moving for all local searchers 

relates purely to housing characteristics. For the regional and distant searchers this 

is more  varied:  housing‐related  reasons, wanting  to  leave  the  current  residential 

environment, the desire to make a new start, marriage, and the wish to live closer to 

a specific school type. Most of the moves were not of a very urgent nature. For some 

of the respondents, the urgency was diminished by the fact that they first wanted to 

sell their existing houses. Two of the distant searchers clearly indicated that because 

their move was not a necessity, the new house should offer a real improvement: one 

of them even spoke of a ‘dream house’.  

Half  the movers  changed  their house or  residential  environment preferences 

during their searches, in accordance with the idea that searching can be regarded as 

a  learning process about  the possibilities  in  the housing market  (Goetgeluk, 1997). 

Nevertheless, Table 2 shows that it is not just about learning about possibilities and 

adapting personal preferences to them, sometimes it is also about learning what one 

really finds important. For instance, D10 increasingly realized how much she valued 

the proximity of  family and  friends, which  led her  to search closer  to her place of 

residence. Most  changes  in preferences were  recorded  in  the diary  questionnaire, 

indicating  that most changes were made  later  in the search process. Originally, we 

assumed  that  in order  to be able  to stay  in  their preferred place of residence,  local 

searchers would  alter  their  preferences more, while  distant movers would more 

readily  switch  to  another  search  area  to  fulfil  their  wishes.  However,  this 

assumption  is  not  confirmed  by  our  data.  Both  local  and  regional  and  distant 

movers  sometimes adapted  their preferences.  In addition  to  changing preferences, 

Page 123: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

123

Table  2  shows  that  changes  in  the  household  situation  can  also  affect  the  search 

process. L3 decided  to quit searching due  to her pregnancy and unemployment of 

her partner, while financial problems caused R5 initially to switch from a preference 

for buying to renting. With respect to the search areas and their development, a clear 

difference  can be  seen between  local  searchers on  the one hand  and  regional and 

distant  searchers  on  the  other  (see  Table  2).  Therefore,  the  next  section  covers 

changes  in  the  search  area.  Figure  1  shows  the  places  and  areas mentioned  in 

relation to the search areas in Table 2 and the main text.  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

   

Page 124: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

124

Figure 1. Areas and places mentioned in the description of the search areas of the respondents 

            

Page 125: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

Table 2. Overview of search process of respondents (L = local searcher, R = regional searcher and D = distant searcher) 

Resp.

nr. 

Search 

duration 

(months) 

Reason for 

moving 

Urgency of the 

move 

Initial search area 

Development of search area

End of search

Changes in 

preferences 

L1

24Move from 

owning to 

renting 

Desire to m

ove 

in one year (at 

time of 

interview, after 

one year 

searching) 

Their current 

village (H

allum) 

and neighbouring 

villages 

No chan

ges 

Bought a house 

in H

allum 

Size of garden could be 

less w

ith a sem

i‐

detached house; 

building period 

importan

t (after 1990); 

preference for new

ly 

built, but municipality 

has no plans 

L2

8  

Desire for larger 

house and a 

quiet street 

No tim

e limit 

for the search to 

end  

The larger 

neighbouring 

village (Stiens) 

No chan

ges 

Bought a house 

in Stiens 

No 

L3

24Move from 

renting to 

owning and a 

larger space 

outside 

No tim

e limit 

Their current 

village (H

allum) 

No chan

ges 

Quit searching 

due to 

pregnan

cy and 

unem

ployment 

of partner 

No

R4

36 (still 

searching) 

House had 

become too 

large, to m

ake a 

new start 

No tim

e limit, 

importan

t to sell 

the current 

house for a good 

price 

Northern 

Drenthe, 

Westerkwartier 

Added northwestern 

Groningen (around the 

current place of residence) 

Developed a preference 

for three villages: 

Zuidlaren, R

oden and 

Leek 

Still searching, 

not expecting to 

move in short 

term

; not sold 

their own house  

No 

R5

48 

Marriage  

They w

ant to 

live together; 

urgency is quite 

high 

The southeast of 

Drenthe, 15 km 

around 

Hoogeveen, 

Oldam

bt, Zeeland  

Oldam

bt an

d Zeeland 

disap

peared 

Focus on area around 

Hoogeveen 

Added H

oogeveen itself 

Bought a house 

in H

oogeveen 

Switched from 

preference for buying 

to renting to buying 

again; p

reference for a 

rural setting, sw

itched 

to urban area  

 

Page 126: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

R6

15 

To live closer to 

a specific school 

type 

Waiting for 

more clarity 

about the 

schools and for 

own house to be 

sold 

Assen and 

surroundings 

Added Emmen and 

surroundings an

d Delfzijl 

and surroundings  

Focus on ‘10 km around 

Delfzijl’  

Quit searching 

becau

se they 

have not sold 

their own house 

No 

D7

14  

Job chan

ge, 

desire to m

ake a 

new start 

Desire to m

ove 

within a year (at 

time of the 

interview, after 

eight months of 

searching), new 

house should be  

improvem

ent 

Veenkoloniën and 

Westerw

olde 

For a while also around 

Emmen, becau

se of the 

possibility of a job there 

Bought a house 

in N

ieuwe 

Pekela 

Building period of 

house less im

portan

t, 

preference for older 

house rem

ains; 

availability of public 

tran

sport less 

importan

D8

29  

Desire for larger 

house and a 

garden, d

esire to 

leave the current 

place of 

residence in the 

Ran

dstad area 

(lack of open 

space/asocial 

behaviour) 

No tim

e limit, 

searching for a 

‘dream house’ 

The North and 

Southwest of 

Drenthe, also a 

small area in the 

‘Green H

eart’ in 

the Ran

dstad  area 

Added northern and 

northeastern Groningen   

Added northern Friesland 

and an area in 

southeastern Friesland  

Focus on northern 

Friesland and 

northwestern Groningen 

Added another area in 

southeastern Friesland, 

removed it again 

Focus on three villages in 

northwestern Groningen 

and northern Friesland  

Focus on northwestern 

Groningen and two 

villages in particular 

Bought a house 

in Pieterburen 

Preference for a woody 

landscap

e, due to high 

house prices there they 

mad

e a chan

ge to 

search areas w

ith an 

open lan

dscap

e type; 

design of the house and 

building period m

ore 

importan

(‘characteristic’ house); 

lower m

axim

um price; 

proxim

ity of larger 

place and presence of 

facilities in the village 

less importan

t; size of 

the village matters 

more 

D9

96 (still 

searching) 

Increasing 

inconvenience 

caused by 

Every year they 

say to each 

other: ‘this year 

In Zeeland (near 

their current place 

of residence) on 

Westerw

olde 

Added northeast 

Groningen  

Still searching, 

planning to 

move this year  

No

Page 127: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

people living in 

the 

neighbourhood 

(noise, rubbish) 

it is really going 

to hap

pen’ 

the island of 

Walcheren  

Added northern 

Groningen  

Focus on the municipality 

‘De Marne’  

Search area is w

idened 

again to Groningen and 

Friesland 

D10

18 

Having to leave 

their official 

residence due to 

retirement of 

partner   

Move within 18 

months at tim

of interview (6 

months after 

beginning the 

search)  

Veluwe, their 

current village in 

the Ran

dstad area, 

Alblasserwaard, 

Betuwe, 

Achterhoek, 

Amerongen, 

northern 

Netherlands with 

a focus on 

northern 

Groningen and 

southeastern 

Friesland 

Focus on the northern 

provinces 

Groningen disap

peared  

Betuwe ad

ded again 

Widened to the 

Netherlands (excep

Groningen) 

Focus on southern 

Friesland, D

renthe an

Overijssel 

Focus on the 

Alblasserwaard  

Steenwijk and 

surroundings  

Alblasserwaard and 

Veluwe 

Veluwe, Betuwe an

around Steenwijk  

Alblasserwaard 

Overijssel, G

elderland, 

Alblasserwaard , close to 

current house, 

Veenwouden  

South of Zwolle, an area 

in N

orth‐Braban

t an

around N

unspeet 

(Veluwe) 

Bought a house 

in N

unspeet 

(Veluwe) 

Preference for an older 

house, n

ewly‐built now 

also an option; 

maxim

um price 

increased; proximity of 

a suitable parish m

ore 

importan

t than initially 

thought; proximity of 

job opportunities more 

importan

t; proxim

ity of 

family and friends 

more importan

t; 

importan

t to feel it 

‘click’ with the house, 

yet the house bought 

did not provide that 

feeling (from the ’70s, 

not an initial 

preference) 

Page 128: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

128

5.4.2 Search area 

The search areas of local, regional and distant searchers differed in their scale and 

the extent to which they changed during the search process. While local movers 

spoke of the villages they were searching in, regional and distant movers initially 

spoke about areas, mostly consisting of several municipalities. Furthermore, the 

local movers  in  our  study  started  searching  in  their  own  or  a  neighbouring 

village and continued to do that throughout the search process. For the regional 

and distant searchers, the process was much less linear. However, the degree of 

change  varied.  In  some  cases  the  search  area moved  to  another  area,  in  some 

cases the search area was expanded or areas disappeared from the search range. 

Nonetheless, some of the regional and distant searchers developed a preference 

for a municipality or  even  specific villages during  their  search process.  In  two 

cases the ultimate house was also found in these preferred villages. Respondents 

mentioned  these kinds of  changes during  their  initial  interviews, but  the diary 

questionnaire helped track the changes later in the search process.  

It  appears  that  the  importance  of  local  ties  for  local  searchers  is  an 

important reason for this distinct difference in search patterns between local and 

regional and distant  searchers.  In  the  interviews  the  local  searchers mentioned 

several types of local ties. Firstly, these ties were related to work or the proximity 

of  family  and  friends,  and more  in general  the depth of  their  roots  in  a  social 

network. L2 described the effects of moving to another area as follows: 

 

Then  youʹll miss  your  connection with  everything  youʹve  got  here, 

then youʹll have to make a completely new start. 

 

Another aspect was the continuation of daily activities, for example not wanting 

to  change  children’s  primary  schools.  Finally,  some  degree  of  emotional 

attachment to a place played a role. Again, as L2 noted: 

 

Of course  there are very many beautiful  spots, only when you come 

back here you realize this place also has its beauty, we never really felt 

like moving far away, I guess. 

 

Page 129: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

129

This also refers to a kind of natural attachment to the place that emerged from the 

local  searchers’  answers.  The  regional  searchers  also mentioned  local  ties  that 

bound  them  in  their  search.  In  contrast  to  the  local  searchers,  these were  not 

restricted to a specific village, as for them it was sufficient to live at ‘a reasonable 

distance’.   

Whereas  these  local  ties  are  by  definition  very  area‐specific, most  of  the 

regional and distant searchers were motivated by preferences not confined to one 

specific  rural  municipality.  Some  of  the  distant  and  regional  searchers  were 

attracted by a specific housing type in a rural setting, others also mentioned the 

general benefits of rural  living and  the desire  for an attractive  landscape  in  the 

vicinity. Their less strong preference for a specific rural location made it easier for 

them  to change search area. However, as remarked above,  the specificity of  the 

search area also increased during the search process of most regional and distant 

movers. It appears that more area‐specific preferences are developed during the 

search process.  

 

5.4.3 The role of representations 

As discussed  in  Section  5.2,  searchers  start with  an  awareness  space  based  on 

direct and indirect contact, and from within this awareness space a search area is 

selected  (Brown  and  Moore,  1970).  Contact  also  plays  an  important  role  in 

creating  representations  of  areas  (e.g.  Haartsen,  2002). Most  of  the  searchers 

mentioned  in the  interview that they had already had direct experience of their 

search  area.  The  local  searchers  searched  within  their  current  residential 

environment.  The  regional  searchers  also mainly  knew  their  search  area  from 

previous residential experiences or,  for example,  through recreational activities. 

However, the distant searchers also had previous direct or indirect contact with 

most of  the areas  they were  searching  in. Some of  the distant  searchers  started 

their  search  close  to  their  current  residence  and knew  these  areas by  living  in 

their proximity. One couple (D10) partly searched in areas she and her husband 

had  lived  in  before.  Her  husband  was  the  only  distant  searcher  who  had 

previously  lived  in  the northern Netherlands. Direct experience was sometimes 

also as a result of holidays or visits  for other reasons, as  illustrated by D8 who 

Page 130: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

130

became  acquainted with  his  later  search  area  in  northern Groningen  through 

having a girlfriend who lived in the city of Groningen:  

 

… so at the weekends I visited her. Sometimes we went for trips in the 

surroundings,  in  that way  I  got  to  know Groningen  really well,  of 

course. 

 

Sometimes it was a more a case of indirect contact with the North in general, for 

example  through  having  had  a  nice  visit  to  the  city  of  Groningen  (without 

visiting  the rural surroundings) or having a mother who grew up  in  the city of 

Groningen. D7 described a clear example of how direct contact with an area can 

change  the  representation  of  an  area  in  a positive way.  She did not know  the 

town  of  Veendam  and  its  surroundings,  while  her  husband  knew  the  area 

through  his  work  and  proposed  looking  for  a  house  there  because  of  a  job 

opportunity. While at  first she had a very negative  idea of  the region, a visit  to 

the area changed this drastically, giving her a positive perception:  

 

Gosh, all the way up north, I couldn’t bear thinking about it. Veendam 

didn’t sound nice at all. (…) We went to Veendam and I liked the place 

very much. And beautiful houses, I said ‘I could really live here’. 

 

The  difference  between  the  awareness  space  and  the  search  space  in  the 

theory  about  the  residential  search process  implies  that  knowledge  of  an  area 

does  not  necessarily  lead  to  a  positive  appreciation  of  the  area.  It means  that 

based  on  certain  perceived  characteristics,  some  areas  are  excluded  from  the 

search process before it actually starts. On the basis of the interviews, this indeed 

appeared  to  be  the  case.  This  was  discussed  with  the  local  searchers  more 

hypothetically, because they all intended to continue searching in their current or 

neighbouring village. Both  local and regional searchers mentioned areas within 

the province they did not want to live in, based on indirect or direct contact. The 

latter is illustrated by this quote from R5: 

 

Page 131: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

131

I worked as a trainee near Erica. Well, I do not exactly like the people 

there. The way  they  speak  is  completely different. They  are blunt.  I 

was young  then, but my  first reaction when  I got home was:  ʹI donʹt 

want  to have  anything  to do with  them,  I wouldnʹt dream of  living 

there’. 

 

Some of  these  searchers also mentioned  specific villages  they wanted  to avoid. 

Two of the local searchers were even more specific, by saying that they also knew 

which street or neighbourhoods  to avoid within a village. L1 explains how she 

distinguishes between different villages surrounding her current village: 

 

Those villages around Hallum, you‘d want to live in some of them, but 

in  some  of  them  you  wouldn’t  want  to  live  at  all.  Take  Blija  for 

example, that really is a boorish village. The youths go to a ‘keet’ (rural 

youth hangout, cf. Haartsen and Strijker, 2010), and that then  is  their 

goal  in  life. Well,  my  goals  are  different.  It may  have  to  do  with 

education.  Because what  I  just  said  about  Blija,  those  people  really 

seem more simple‐minded.  

 

The difference with distant movers is that they refer to whole provinces instead 

of smaller areas or villages when speaking about areas which are not considered 

in the search process based on perceived characteristics. These different levels of 

scale used by  the different groups of searchers are comparable with the  finding 

that  the  reputation of  a neighbourhood  is more detailed  for  residents  than  for 

non‐residents (Permentier, 2009). D8 remarks: 

 

Brabant, I wouldnʹt want to live there. Look, of course parts of Brabant 

are  very  beautiful.  (…)  But  I  have  had  some  very  unpleasant 

experiences with people  from Brabant. I always say that people from 

Brabant are sneaky, they act nicely to your face, but behind your back 

they say something entirely different.  (…) Somebody  from  the North 

will make  it  clear  that he  likes you or doesnʹt  like you. Even  then  it 

Page 132: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

132

may  take  some  time  before  he  becomes  friendly.  You  may  call  it 

stubborn, but at least it is honest. 

 

This quote again shows that direct contact by knowing people in an area does not 

always  lead  to  a  more  positive  representation.  Nevertheless,  as  soon  as  the 

barrier  raised  by  a  negative perception  of  an  area  is  broken,  a perception  can 

change, as shown by another quote from D8: 

 

... and Friesland was a obstacle we couldnʹt actually overcome at first. 

Also  because  of  the  reputation  of  the  Frisians  being  a  bit  stubborn. 

And  the  language,  you  know.  To  us  westerners  it  seems  that  all 

Frisians  speak  Frisian.  (…) And  then when  you  get  there  you donʹt 

hear much  Frisian  being  spoken  at  all.  And  you  go  to  a  friend  in 

Goingarijp and you see that Friesland is actually really beautiful. And 

then you drive past  this place and you  think  this  is a place where  I 

might want to live. Yes, thatʹs how things go. 

 

Representations  of  areas  not  only  play  a  role  in  determining  the  initial 

search  area,  they  can  also  change  or  become more  refined  during  the  search 

process and therefore influence which areas to omit or to focus on in the search 

process. The  representations of areas  that  local and  regional  searchers had did 

not change very much, probably because  they did not  really explore areas  that 

were new  to  them. The distant searchers did explore areas  that were  relatively 

unknown  to  them. When  they did,  sometimes  their  impression of  the province 

they were searching in changed negatively, for example, finding it not as quiet as 

expected or disliking the people  living there. Sometimes this results  in omitting 

that area  from  further  searches. Developing  search activities  can also  lead  to a 

more differentiated representation of a province, when searchers discover areas 

within the wider area which inspire different images or feelings. They described 

how  they narrowed  their search area based on  these perceptions. D8 recounted 

the poor impression the east of the province of Groningen made on him:  

 

Page 133: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

133

Well, this  is also a region,  itʹs really a very beautiful area, you know, 

Bourtange,  all  those  places.  (...) Only  you  see  straightaway  that  the 

people  are not well  off,  oh  yes,  you  can  really  see  that  (...) Yes,  the 

houses, they simply look a bit shabby. There also isnʹt very much to do 

anyway, I think. 

 

On  the  other  hand,  the  northern  part  of  the  province  made  a  very  creative 

impression on him, which better fit with his and his partner’s lifestyle and job:  

 

And  thatʹs  something  we  really  pay  attention  to,  for  example  in 

Eenrum. There you see people who own small galleries. And that gave 

us  the  idea,  oh,  creative  people must  live  here.  (....)  Those must  be 

people  who  came  to  live  here,  or  already  lived  here,  involved  in 

making art.  

 

From  the  answers  this  distant  searcher  recorded  in  his  diary  questionnaire,  it 

became  clear how his perceptions of villages, which he obtained during when 

visiting  available  properties,  influenced  the  development  of  a  preference  for 

specific villages within his search area. After visiting a house in Oude Bildtzijl he 

noted  ‘nice  surroundings,  nice  village,  beautiful  landscape’, while  a  visit  to  a 

house  in  Sijbrandahuis  (both  villages  are  in  northern  Friesland)  led  him  to 

remark  ‘boring  landscape,  no  facilities  nearby,  somehow  I  like  the  people  in 

Dokkum  and  surroundings  less  than  the  people  in  Oude  Bildtzijl  and 

surroundings’. Oude Bildtzijl became one of his preferred villages. However, a 

few weeks later he wrote ‘we have visited the North again a couple of times and 

we  think  that  the area around Eenrum and Pieterburen  is  simply great’. Quite 

soon after this he bought a house in Pieterburen (in northern Groningen).  

The searchers  themselves acknowledge  that some degree of coincidence  is 

involved in developing either a positive or a negative perception of an area. This 

is illustrated by the following quote from D8:  

 

We  went  to  Wierum,  we  got  there  sometime  around  dinnertime. 

Wierum  really  is a  lovely, picturesque village and we ended up  in a 

Page 134: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

134

pub and the  landlord fried some fresh fish for us and that was really 

very cosy, that definitely has some influence on your judgment. 

 

Notably, when referring to perceived characteristics based on which places 

are excluded  from  the  search process beforehand or during  the  search process, 

the  respondents  often  referred  to  social  characteristics.  Perhaps  this  is 

unsurprising, given  that social characteristics also play an  important role  in  the 

neighbourhood  reputation  concept  (Permentier,  2009).  However,  the  focus  in 

literature  on  rural  migration  is  most  often  on  the  importance  of  landscape 

amenities to determining residential choice (e.g. Argent et al., 2007).  

According to Koopman (2012), relying on neighbourhood reputation is one 

way of dealing with  the uncertainty  about  the  social qualities of  an  area. This 

uncertainty  is  greatest  for  the  distant  searchers  because  they  are  searching  in 

areas less well known to them. It appears that some of them use the reputations 

of  provinces  to  narrow  down  their  search  space. However, when  it  comes  to 

really deciding where to  live within this more  limited search area, these distant 

searchers  do  not  rely  on  this  ‘risk‐minimizing  strategy’  because  social 

characteristics are too important to their choices. Therefore, they search in areas 

they know to some extent and they spend a great deal of effort in getting to know 

these  areas  personally.  This  also  becomes  clear  from  their  search  activities, 

discussed in the next section. A preference for a specific housing type was key to 

the  search  of  two  other  distant  searchers.  Their  social  preferences were more 

general, such as ‘people behaving normally’. Perhaps because of that, they spent 

less effort on  the social  reputations of areas and  in getting  to know  these areas 

thoroughly. For them, what mattered most was finding the right house.  

 

5.4.4 Search activities    

It  is  clear  from  the  interviews  that  the  internet,  and  in  particular  the  Dutch 

housing website  ‘Funda’,  has  developed  into  a  central  information  source  for 

local, regional and distant searchers. Searchers used the website to find available 

properties using  search  criteria, but  the website also allows  the user  to  receive 

notifications of new properties that fit with predetermined preferences by e‐mail. 

Most searchers used Funda or comparable websites  to  find available properties 

Page 135: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

135

within  their  defined  search  space. Nevertheless,  some  of  the  distant  searchers 

also used them to explore new potential search areas. D10 in particular examined 

several  regions within  the  Netherlands  using  the  internet.  Based  on  housing 

characteristics and prices, she omitted some of these areas from her search space 

without visiting  them. D9 describes how Funda  led him  to a new  search area. 

While  his main  search  area was  in  southeastern Groningen,  his  search  criteria 

apparently also  included vacancies  in the North of the province. As a result, he 

came across a house that appealed to him greatly in the village of Pieterburen. He 

and his partner inspected the house, and though they decided not to take it, they 

discovered in the meantime that they liked the village and surrounding area very 

much. After a time they decided that this would become their main search space.  

However, most  searchers  also  employed other  search methods  as well  as 

using  the  internet.  The  methods  used  slightly  differed  among  the  different 

groups  of  searchers. While  several  searchers  received  notifications  from  a  real 

estate agent when suitable vacancies became available, two of the local searchers 

and a regional searcher mentioned some more personal contact with a real estate 

agent in their current or neighbouring village. This kind of contact probably gave 

these searchers an advantage in the sense of being notified at an early stage that a 

property was  becoming  available,  but  this  is  not  explicitly mentioned.  Other 

‘local’  search methods  include being notified when a  local housing corporation 

sold  some  of  their  houses.  L3  also  indicated  that  people  from  the  village 

sometimes phoned  them when  they  saw  a  suitable house  for  sale. R5 used  to 

cycle or drive around his search area  to  look  for houses he  liked,  regardless of 

whether or not they were for sale. He had some ‘favourites’ which he kept an eye 

on until  they came onto  the market. Two of  the  local searchers also mentioned 

that  they  sometimes walked or  cycled around  the village  to  see whether  there 

were  suitable  properties.  However,  despite  the  greater  distance  they  had  to 

cover,  driving  around  looking  for  properties  is  something  also  done  by  the 

distant searchers. Some explained how, when visiting properties,  they explored 

their  search area more  thoroughly, also  looking  for other houses  for  sale. Two 

other  distant  searchers  illustrate  how  the  residential  search  process  is  always 

present, one couple  looking  for a house  they  liked  (D10),  the other  for a  ‘good 

feeling’ (D8):  

Page 136: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

136

 

…and even when we are driving somewhere, our eyes are looking left 

and right ‘is there a nice house for sale here?’ 

 

Well,  then we  started making  trips all around  the Netherlands. At a 

certain moment we started putting circles on  the map around places 

that felt good. Or  if I happened to be  in a certain area and I thought: 

hey, this feels nice, you know, then you put a circle around it. 

 

This  idea of  ‘it  felt good’  is mentioned by other  searchers  as well,  referring  to 

areas  and houses.  Inspections  appear  to be valuable not  only  for  investigating 

more deeply  those objective characteristics which are not always visible on  the 

internet, such as the quality of the house, the view from the house, the amount of 

facilities  in  the village, but also  less  tangible characteristics, as expressed  in  the 

following quote (D8):  

 

Because we  feel we  really  have  to  fall  in  love with  a  house  (...).  So 

perhaps it is more a matter of the heart than the head.  

 

As Koopman  (2012) argues, as a non‐resident  it  is possible  to gain  insight 

into the observable characteristics of an area and also less tangible aspects such as 

atmosphere, but  the social quality of an area  is more difficult  to discover. That 

residents have an  information advantage  in  this respect  is acknowledged  in  the 

interviews with the various searcher groups. The local searchers were aware that 

they were better able  to differentiate within  the  area or village  than outsiders. 

The  regional  and  distant  searchers mentioned  different  strategies  for  gaining 

greater  insight  into the social qualities of an area. D8 attached great  importance 

to  driving  around,  talking  to  people  and  looking  for  signs  of  the  presence  of 

artistic or creative people. R6 mentioned asking people who live in the area about 

their  perceptions  of  regions  or  villages,  he  also  saw  the  internet  as  a way  of 

exploring what  kind  of  activities  go  on  in  a  village,  at  schools,  etc.  Another 

example is offered by D9:  

 

Page 137: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

137

By just walking around, talking to people. Asking them what it is like 

to live there (…). Also, talk to the neighbours when you visit a house. 

Ask  them  how  they  feel  about  living  there  and  if  there  are  any 

problems.  It  isnʹt watertight,  but  you  try  to minimize  the  risks  this 

way. 

 

5.4.5 Resources, restrictions and opportunities in the housing market 

While representations can  limit the search process  in some ways,  there can also 

be  more  concrete  factors.  Obviously,  the  interaction  between  the  financial 

resources of a searcher and what is available in the housing market determines to 

a large extent whether and where a move is made. Resources and opportunities 

were discussed in almost all the interviews. For the local and most of the regional 

searchers, house prices influenced choosing specific houses, but did not influence 

the search area. House prices did influence the search area choice of three of the 

distant  searchers.  In  the Netherlands  the  Randstad  area  generally  has  higher 

house prices than the more peripheral areas (De Groot et al., 2011a). Within the 

northern  Netherlands  the most  northern  and  eastern municipalities  have  the 

lowest house prices  in  the country  (Bijker et al.,  in press). The distant searchers 

explained during  the  interviews  that  they discovered  in  their  search processes 

that their preferred housing types were practically unaffordable for them  in the 

central part of  the country, which  forced  them  to search elsewhere. Some areas 

were  then also dropped  from  the search space due  to overly high house prices. 

The  relatively  lower  house  prices  in  the  northern  and  eastern  parts  of  the 

northern Netherlands played a considerable role  in  their choice  to search  there. 

D8 describes how he traded‐off between a preference for a certain landscape and 

a preference for a certain type of house due to differences in house prices within 

the northern Netherlands: 

 

I prefer the woods, but living near the woods is very expensive. (…) If 

we consider our budget, that would imply that we could buy a small 

terraced house  in Dwingeloo and  then  to be able  to enjoy nature we 

would  have  to walk  or  cycle  a  few  kilometres  to  get  there.  It  is  a 

possibility,  but we  actually  really  prefer  a  detached  house.  Look,  I 

Page 138: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

138

would really be happy to be able to  just walk out my door and stand 

on my own piece of land.  

 

In addition to financial resources, some other types of restriction came to the fore 

in  the  interviews.  First, most  distant  searchers mentioned  social  ties  or work‐

related  ties  to  the  current  residential  environment.  As  this  quote  of  D10 

illustrates:  

 

...on the one hand there is living in the country, our desire, a nice old 

house,  but  on  the  other  hand  there  is  the  large  distance  from  our 

family and friends. And my husband has retired, so how are we going 

to fill our time? Are we going to do voluntary work or will we still be 

able to have the opportunity to do something in our own line of work? 

So we really feel that we have to let many things go that are dear to us 

and made us very happy. 

 

These ties resemble the local ties of the local searchers, discussed in Section 5.4.2. 

However,  for  the  local  searchers  these  ties were  so  strong  that  they prevented 

them  from moving  to  another place  altogether, while  for  the distant  searchers 

these  ties were more  a  constraining  factor with  a  possible  influence  on  their 

search space. Other restrictions mentioned by distant searchers are the  lack of a 

car and a driver’s  license and municipal building  rules. A  factor mentioned by 

several regional and distant searchers which did not so much restrict the search 

space  as  restrict making  a move  at  all  is  the  possibility  of  selling  the  current 

house  at  an  acceptable  price, which was  no  longer  a  self‐evident  truth  in  the 

Dutch housing market at that time.  

 

5.5 Conclusion and discussion 

 

This paper investigates how people search for a new place to live in rural areas in 

the northern Netherlands using a diary approach, a new method for studying the 

search process. Our  findings  show  that  the  search  areas  of  local,  regional  and 

distant searchers differ in scale and in the extent to which they change during the 

Page 139: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

139

search  process. While  local movers  spoke  about  villages,  regional  and  distant 

movers initially spoke about areas. Whereas the local movers in our study started 

searching  in  their  own  or  in  a  neighbouring  village  and  continued  to  do  so 

throughout the search process, the regional and distant searchers all experienced 

changes in their search area.  

This  corresponds with  the  finding of De Groot  et al.  (2012)  that  intended 

non‐local movers  are  less  likely  to  realize  their  rural  location preferences  than 

intended  local movers. While  their  longitudinal approach offers no explanation 

for  this difference, our  findings show  that  the  importance of  local  ties  for  local 

searchers  is  an  important  reason  for  this distinct difference  in  search patterns. 

Their  less  strong  preference  for  a  specific  rural  location  makes  it  easier  for 

regional and distant searchers to change  their search area. While  local  ties keep 

the local searchers close to their current place of residence, the same kind of ties 

act  as  a  restriction  in  distant  searchers’  search  processes.  Financial  restrictions 

often directed  the  search  spaces  of  the distant  searchers  to  the North, with  its 

lower house prices, after other rural areas had been excluded  from  their search 

space due  to  overly  high prices  (see  also Bijker  et  al.,  in press).  For  local  and 

regional  searchers,  financial  restrictions  play more  of  a  role  in  the  choice  of 

specific houses than in the choice of search areas. Finally, our results suggest that 

the better knowledge of the  local housing market enjoyed by  local movers does 

not make it easier for them to realize their preferred move. All searchers use the 

internet  to  gain  information  about  available  properties  and  therefore  have 

comparable levels of knowledge in this respect. What differs is their knowledge 

of  the  social  qualities  of  an  area.  Local  and  regional  searchers  are  able  to 

distinguish  between different  villages  and  even  streets. Distant  searchers have 

developed  several  strategies  to  overcome  this  disadvantage,  ranging  from 

driving around to meeting the neighbours when visiting a house. The importance 

that  is  attached  to  detecting  these  social  qualities,  and  also  the  importance  of 

certain  feelings  about  areas  and  houses, makes  the  internet  has  not  replaced 

‘older’ search methods such as driving around and visiting houses. However,  it 

appears  that  internet sites such as Funda make  it easier  for distant searchers  to 

explore new potential search areas, sometimes also resulting  in changes  in their 

search spaces.   

Page 140: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

140

Representations  of  areas  play  an  important  role  in  the  search  process  in 

different  ways.  First,  direct  or  indirect  contact  with  an  area  appears  to  be 

essential to include the area in the search space. However, knowledge of an area 

does not necessarily  lead  to a positive appreciation of  the area. Both  local and 

regional  searchers mentioned  areas within  the  province  or  specific  villages  in 

which they did not want to live, and distant movers referred to whole provinces 

which were omitted based on perceived characteristics. However, in the process 

of  developing  their  search  activities,  searchers  discovered  areas  that  inspired 

different images or feelings within the wider area. Of note is that when referring 

to perceived characteristics based on which places were excluded from the search 

process, the respondents often referred to social characteristics. In a rural context 

the  focus  is  often  on  the  importance  of  landscape  and  locational  amenities  in 

determining residential choice (e.g. Argent et al., 2007). Our findings suggest that 

more  attention  is needed  for  the perceived  social  characteristics of  rural  areas, 

which  has  already  been  acknowledged  in  an  urban  context  (e.g.  Permentier, 

2009).  

 

Using  a diary  approach provides more  insight  into  the  residential  search 

process, by  revealing  the  changes  in  the  search  space  and preferences  that  are 

made between the beginning and the end of the search. Following searchers over 

time  shows  the  non‐linearity  of  the  process  and  the  role  played  by 

representations. These aspects are incorporated in residential choice models such 

as that of Brown and Moore (1970), but remain invisible when using longitudinal 

methods  with  longer  intervals.  The  qualitative  elements  elucidate  the  more 

emotional,  less  tangible aspects of residential decision‐making  (see also Levy et 

al., 2008) and the influence of coincidence on the process. These aspects are also 

overlooked  when  using  a  large  quantitative  longitudinal  dataset.  The 

combination  of  an  in‐depth  interview with  the  questionnaire  turned  out  to  be 

very useful. The personal contact and the fact that the researcher made the effort 

to  come  and  visit  the  respondents  led  to  high  compliance  with  respect  to 

completing  the  questionnaire. The  interview provided  rich  information, which 

also  helped  interpret  the  questionnaire  answers. Due  to  its more  quantitative 

nature, the questionnaire provided most information on the development of the 

Page 141: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

141

search process. The  final decision,  involving  trade‐offs  between preferences,  is 

harder  to disentangle  from  it. One way of solving  this would be  to add a  ‘final 

interview’  to  the  approach.  The  design  of  the  questionnaire  could  be 

reconsidered  on  some  points.  For  instance,  the  finding  that  half  of  the 

respondents did not change their preferences could be influenced by the fact that 

we  showed  the  respondents what  they  filled  in  the  last  time. After  some  time 

completing  the  questionnaire,  ‘habituation’  (Bolger  et  al.,  2003)  starts  and  it  is 

perhaps  easy  to  just move  on  to  the  next  question. A  point  of  concern  is  the 

recruitment of participants. We tried to find searchers through real estate agents, 

which was not very easy, as explained in the methodology part. An idea would 

be to try and approach respondents somehow  through housing websites on  the 

internet. With regard to the diary approach technology, it might be worthwhile to 

explore  the  possibilities  of  the  increased  use  of  smartphones,  which  permit 

people to note down their experiences during the search process in real time, for 

instance when visiting houses.  

 

Acknowledgements 

The  authors would  like  to  thank  all  the  respondents  for  their  time  and  effort, 

which made this research possible. Further, we would like to thank the following 

real estate agents for sharing information and their help in getting in touch with 

house  seekers: Annemiek de Bie, Annen; Bruintjes  en Keurentjes, Winsum; De 

Waard Makelaars,  Franeker; Germeraad  en Germeraad,  Stiens; G2 Makelaars, 

Franeker; Harm Stuut Makelaardij, Heiligerlee; Hup en Fidom, Hoogeveen; Ing. 

H.H. Smit Makelaardij, Zuidbroek; Koomans‐Venema Makelaardij, Oude Pekela; 

Makelaardij  Koomans,  Gasselternijveen;  Oosterveld   Makelaardij,  Onstwedde; 

Regiomakelaardij, Dokkum; Rita Sterkenburg, Ulrum; Roelof Berg Makelaardij, 

Diever; Schelhaas Makelaardij, Hoogeveen; Tjerk Dijkstra Makelaardij, Dokkum; 

Varwijk & Sibma, Ureterp; Viva Makelaars, Winschoten. 

 

 

References  

Andersen, H.  S.  (2011) Explanations  for  long‐distance  counter‐urban migration 

into fringe areas in Denmark, Population, Space and Place, 17, pp. 627‐641.  

Page 142: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

142

Argent, N.,  Smailes,  P.  &  Griffin,  T.  (2007)  The  amenity  complex:  towards  a 

framework  for  analysing  and  predicting  the  emergence  of  a 

multifunctional countryside in Australia, Geographical Research, 45, pp. 217‐

232. 

Barrett,  F.  (1976)  The  search  process  in  residential  relocation.  Environment  and 

Behavior, 8(2), pp. 169‐198.  

Bijker, R. A. & Haartsen, T. (2012) More than counter‐urbanisation: migration to 

popular and less‐popular rural areas in the Netherlands, Population, Space 

and Place, 18, pp. 643‐657.  

Bijker, R. A., Haartsen, T. & Strijker, D. (in press) Migration to less‐popular rural 

areas  in  the  Netherlands:  exploring  the  motivations,  Journal  of  Rural 

Studies, doi: 10.1016/j.jrurstud.2012.07.003. 

Bolger, N., Davis, A. & Rafaeli, E.  (2003) Diary methods:  capturing  life as  it  is 

lived. Annual Reviews of Psychology, 54, pp. 579‐616.  

Boyle,  P. & Halfacree, K.  (1998) Migration  into  Rural Areas:  Theories  and  Issues 

(Chichester: John Wiley & Sons).  

Brown,  L.  A.  &  Moore,  E.  G.  (1970)  The  intra‐urban  migration  process:  a 

perspective. Geografiska Annaler, 52(1), pp. 1‐13.  

Bunce,  M.  (1994)  The  Countryside  Ideal.  Anglo‐American  Images  of  Landscape 

(London: Routledge). 

Clark, W. A. V. &  Flowerdew, R.  (1982) A  review  of  search models  and  their 

application  to  search  in  the  housing  market,  in:  W.A.V.  Clark  (Ed.) 

Modelling Housing Market Search, pp. 4‐29 (London: Croom Helm). 

Cronin, F.J. (1982) The efficiency of housing search, Southern Economic Journal, 48, 

pp. 1016‐1030. 

De Groot, C., Mulder, C. H. & Manting, D. (2011a) Intentions to move and actual 

moving behaviour in the Netherlands, Housing Studies, 26, pp. 307‐328. 

De Groot, C., Mulder, C. H., Das, M. & Manting, D. (2011b) Life events and the 

gap  between  intention  to  move  and  actual  mobility,  Environment  and 

Planning A, 43, pp. 48‐66. 

De Groot, C., Daalhuizen, F. B. C., Van Dam, F. & Mulder, C. H. (2012) Once an 

outsider, always an outsider? The accessibility of the Dutch rural housing 

Page 143: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

143

market  among  locals  and  non‐locals,  Journal  of  Rural  Studies,  doi: 

10.1016/j.jrurstud.2011.12.001.  

Donaldson, B., (1973) An empirical investigation into the concept of sectoral bias 

in  the mental maps,  search  spaces and migration patterns of  intra‐urban 

migrants, Geografiska Annaler, 55(1), pp. 13‐33.  

Gkartzios, M. &  Scott, M.  (2009)  Residential mobilities  and  house  building  in 

rural  Ireland: evidence  from  three  case  studies, Sociologia Ruralis, 50, pp. 

64‐84. 

Goetgeluk,  R.  (1997)  Bomen  over  Wonen:  Woningmarktonderzoek  met 

Beslissingsbomen  (Utrecht:  Koninklijk  Nederlands  Aardrijkskundig 

Genootschap/Universiteit Utrecht).  

Grimsrud, G. M. (2011) How well does the ‘counter‐urbanisation story’ travel to 

other  countries? The  case of Norway, Population, Space  and Place, 17, pp. 

642‐655. 

Haartsen,  T.  (2002)  Platteland:  Boerenland,  Natuurterrein  of  Beleidsveld?  Een 

Onderzoek naar Veranderingen in Functies, Eigendom en Representaties van het 

Nederlandse  Platteland  (Utrecht/Groningen:  Koninklijk  Nederlands 

Aardrijkskundig Genootschap/Rijksuniversiteit Groningen).  

Haartsen, T., Huigen P. P. P. & Groote P. (2003) Rural areas in the Netherlands, 

Tijdschrift voor Economische en Sociale Geografie, 94, pp. 129‐136. 

Haartsen, T. & Strijker, D. (2010) Rural youth culture: Keten in the Netherlands, 

Journal of Rural Studies, 26, pp. 163‐172.  

Haartsen,  T.  &  Venhorst,  V.  (2010)  Planning  for  decline:  anticipating  on 

population  decline  in  the  Netherlands,  Tijdschrift  voor  Economische  en 

Sociale Geografie, 101, pp. 218‐227. 

Halfacree,  K.  (1994)  The  importance  of  ‘the  rural’  in  the  constitution  of 

counterurbanization:  evidence  from  England  in  the  1980s,  Sociologia 

Ruralis, 34(2‐3), pp. 164‐189. 

Harper,  S.  (1991)  People moving  to  the  countryside:  case  studies  of  decision‐

making,  in:  T.  Champion &  C. Watkins  (Eds)  People  in  the  Countryside: 

Studies of Social Change in Rural Britain, pp. 22‐37 (London: Paul Chapman 

Publishing). 

Page 144: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

144

Holloway, L. & Hubbard, P. (2001) People and Place. The Extraordinary Geographies 

of Everyday Life (Dorchester: Dorset Press).  

Hooijmeijer, P. & Oskamp, A. (1996) A simulation model of residential mobility 

and  housing  choice,  Netherlands  Journal  of  Housing  and  the  Built 

Environment, 11(3), pp. 313‐336.  

Hortulanus,  R.  P.  (1995)  Stadsbuurten:  Bewoners  en  Beheerders  in  Buurten  met 

Uiteenlopende Reputaties (Den Haag: VUGA).  

Huff,  J. O.  (1982) Spatial aspects of  residential  search,  in: W. A. V. Clark  (Ed.) 

Modelling Housing Market Search, pp. 106‐129 (London: Croom Helm).  

Huff, J. O. (1986) Geographic regularities in residential search behaviour, Annals 

of the Association of American Geographers, 76(2), pp. 208‐227.  

Kan, K.  (1999)  Expected  and  unexpected  residential mobility,  Journal  of Urban 

Economics, 45, pp. 72‐96. 

Koopman, M.  (2012)  Economic Analysis  of Neighbourhood Quality, Neighbourhood 

Reputation and the Housing Market (Amsterdam: IOS Press).  

Larson, R. (1989) Beeping children and adolescents: a method for studying time 

use and daily experience,  Journal of Youth and Adolescence, 18(6), pp. 511‐

530.  

Laurenceau,  J. &  Bolger, N.  (2005) Using  diary methods  to  study marital  and 

family processes, Journal of Family Psychology, 19(1), pp. 86‐97.  

Levy, D., Murphy, L. & Lee, C. K. C. (2008) Influences and emotions: Exploring 

family decision‐making processes when buying a house, Housing Studies, 

23, pp. 271‐289.  

Lewis, G.  J.  (1998) Rural migration and demographic  change,  in B.  Ilbery  (Ed.) 

The Geography  of  Rural  Change,  pp.  131‐160  (Harlow:  Pearson  Education 

Limited). 

Litt, M. D., Cooney, N. L. & Morse, P.  (1998) Ecological momentary assessment 

(EMA)  with  treated  alcoholics:  methodological  problems  and  potential 

solutions, Health Psychology, 17, pp. 48‐52.  

McPeake, J. (1998) Religion and residential search behaviour in the Belfast urban 

area, Housing Studies, 13(4), pp. 527‐548.  

Moscovici,  S.  (1982)  The  coming  era  of  representations,  in  J.  P. Codol &  J.  P. 

Leyens  (Eds) Cognitive  analysis  of  social  behavior:  proceedings  of  the NATO 

Page 145: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

145

Advanced Study Institute on ‘The Cognitive analysis of social behavior’, pp. 9‐45 

(The Hague: Nijhoff).  

Mulder, C. H. (1993) Migration: A Life Course Approach (Amsterdam: Thesis). 

Mulder, C. H.  (1996) Housing choice: assumptions and approaches, Netherlands 

Journal of Housing and the Built Environment, 11(3), pp. 209‐232.  

Niedomysl, T. (2010) Towards  a conceptual framework of place attractiveness: A 

migration perspective, Geografiska Annaler: Series B: Human Geography, 92, 

pp. 97‐109. 

Palm,  R. & Danis, M.  (2002)  The  internet  and  home  purchase,  Tijdschrift  voor 

Economische en Sociale Geografie, 93, pp. 537‐547. 

Permentier,  M.  (2009)  Reputation,  Neighbourhoods  and  Behaviour  (PhD  thesis 

Faculty of Geography, University of Utrecht). 

Phipps,  A.  G.  (1983)  Utility  function  switching  during  residential  search, 

Geografiska Annaler, 65(1), pp. 23‐38.  

Richardson,  A.  (1994)  The  health  diary:  an  examination  of  its  use  as  a  data 

collection method, Journal of Advanced Nursing, 19, pp. 782‐791.  

Rieman,  J.  (1993) The diary  study: a workplace‐oriented  research  tool  to guide 

laboratory  efforts,  Conference  on  Human  Factors  in  Computing  Systems. 

Proceedings of the INTERACT ʹ93 and CHI ʹ93 conference on Human factors in 

computing systems, pp. 321‐326. 

Rossi, P. H. (1955) Why families move (Glencoe, IL: Free Press).   

Short,  J.  R.  (1991)  Imagined  Country.  Society,  Culture  and  Environment  (London: 

Routledge). 

Speare, A. (1974) Residential satisfaction as an intervening variable in residential 

mobility, Demography, 11, pp. 173‐188. 

Stockdale, A.  (2006) Migration:  Pre‐requisite  for  rural  economic  regeneration? 

Journal of Rural Studies, 22, pp. 354‐366. 

Stone, A. A.,  Kessler,  R.  C. & Haythornthwaite,  J. A.  (1991) Measuring  daily 

events and experiences: decisions for the researcher, Journal of Personality, 

59(3), pp. 575‐607.  

Sudman, S. & Ferber, R. (1971) Experiments in obtaining consumer expenditures 

by diary methods, Journal of the American Statistical Association, 66(336), pp. 

725‐735.  

Page 146: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

146

Van Dam, F., Heins, S. & Elbersen, B. S.  (2002) Lay discourses of  the  rural and 

stated  and  revealed  preferences  for  rural  living:  some  evidence  of  the 

existence of a rural idyll in the Netherlands, Journal of Rural Studies, 18, pp. 

461‐476. 

Voets,  S.  (1994)  The  Concept  of  Choice  and  Relocation  Behaviour  (Amsterdam: 

PDOD‐UvA). 

Walmsley, D. J., Epps, W. R. & Duncan, C. J. (1998) Migration to the New South 

Wales  North  Coast  1986‐1991:  Lifestyle  motivated  counterurbanisation, 

Geoforum, 29(1), pp. 105‐118.  

Walmsley,  D.  J.  &  Lewis,  G.  J.  (1993)  People  and  Environment:  Behavioural 

Approaches in Human Geography (Harlow: Longman Scientific & Technical).  

   

Page 147: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

147

6. Conclusions 

 

This  dissertation  contributes  to  the  critical  reconsideration  of  the  concept  of 

counterurbanisation by studying migration to less‐popular rural areas. We have 

examined  the  characteristics  and motivations  of movers  to  these  less‐popular 

rural  areas.  To  determine  the  extent  to which  the  results  are  specific  for  less‐

popular areas, a direct comparison with in‐migrants to popular areas in the same 

region was  included  in  the  study. The  results are also  compared with  existing 

outcomes and ideas in the literature on counterurbanisation. In addition to these 

questions which  focus  on  the  outcome  of  the  residential mobility  process, we 

gained greater insight into the residential search process before a move. We used 

a combination of different data and methods  to answer our  research questions. 

We studied  the characteristics and motivations of  in‐migrants by collecting our 

own  survey data,  as well  as making use of  secondary data. To  investigate  the 

residential  search process  in a  rural  context, we  conducted a  small‐scale  study 

using  a  diary  approach,  a  new  method  for  studying  the  residential  search 

process.  This  diary  approach  consisted  of  in‐depth  interviews  followed  by  an 

electronic questionnaire which was sent to the respondents every two weeks. 

 

6.1 Less‐popular and popular rural areas in the northern Netherlands  

 

The popularity of rural areas as places to live is defined in this dissertation using 

average  house  price  per municipality. House  prices  are  an  indication  of what 

people are willing to pay for houses and their surroundings (Luttik, 2000; Visser 

and  Van  Dam,  2006),  thus  reflecting  the  value  buyers  attach  to  them.  This 

average house price incorporates the residential environment as well as housing 

characteristics  such  as  size  and  quality. The use  of house prices  instead  of  in‐

migration  numbers,  which  are  often  used  in  other  studies  of  rural  areas’ 

popularity  (Argent  et al., 2007; McGranahan,  2008),  is more  appropriate  to  the 

Dutch  context.  In  the Netherlands, population growth at  the municipal  level  is 

strongly  influenced  by  government  development  policy  (Marlet,  2009).  New 

housing  is only allowed  in a  limited number of areas, while  in others building 

Page 148: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

148

houses  is very restricted, especially  in rural areas, both  in  the open countryside 

and  in villages  (Van Dam et al., 2002). These restrictions make  it  impossible  for 

the Dutch housing market to react to changes in demand for new houses, which 

by increasing demand leads to price increases rather than increased in‐migration 

(Marlet,  2009).  Rental  prices  differ  little  between  regions  in  the  Netherlands, 

which  is why  these are not considered  in defining  the popularity of rural areas 

for this study.  

Based on house prices, we distinguished  three  types of  rural areas  in  the 

northern Netherlands:  less‐popular rural areas, average rural areas and popular 

rural  areas  (see  also  Chapter  2).  These  areas  are  considered  rural  based  on 

Statistics Netherlands’s national standard for the degree of urbanisation, the so‐

called address density, consisting of municipalities with on average  fewer  than 

1,000  addresses  per  square  kilometre.  In  this  dissertation  we  focus  on  less‐

popular areas, but we also compare with popular  rural areas. The  less‐popular 

areas  are  located  along  the  northern  and  eastern  borders  of  the  northern 

Netherlands. They can be characterised as having an open, marine clay landscape 

with  a  large  share  of  large‐scale  arable  farmland.  This  is  consistent with  the 

findings  of Ulrich  (1986)  and McGranahan  (2008),  showing  that  people  prefer 

areas with a mix of forest and open land and relatively little cropland. Compared 

to  the popular  areas,  they have  relatively  fewer natural  and  recreational  areas 

and they have a relatively low share of hotel and catering industry employment. 

The  latter was also  found  to be an  indicator of  the popularity of rural areas by 

Argent  et  al.  (2007).  Other  studies  found  accessibility  to  be  an  important 

determining factor for the popularity of rural areas (e.g. Woods, 2005). The less‐

popular areas in our study have a comparable travel distance to urban centres in 

the North, but are more distant from the centre of the Netherlands than popular 

areas.  It seems  that  in  this case,  location  relative  to  the centre of  the country  is 

more important than location within the northern Netherlands. The people who 

inhabit  these  areas  have  a  lower  average  household  income  than  those  in  the 

popular  rural areas.  In  these  less‐popular areas, both population decline and a 

decline  in  the number of households  are  expected, and  in  some municipalities 

population  decline  is  already  taking  place  (Haartsen  and  Venhorst,  2010). 

Popular rural areas, in contrast, can be characterised as having a more semi‐open 

Page 149: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

149

landscape with predominantly grazing livestock farming, a landscape type that is 

generally  perceived  as  attractive  (McGranahan,  2008; Ulrich,  1986).  They  also 

have  a  relatively  large  share  of  natural  areas.  Popular  rural  areas  have  an 

expected  household  growth  and  are  less  distant  from  the  centre  of  the 

Netherlands. 

Looking at the northern Netherlands as a whole, a region in which 10% of 

the Dutch population  (1,700,000)  lives,  the net migration  is slightly negative. A 

five‐year annual average of 22,326 people (2003‐2007) left the North for elsewhere 

in the Netherlands, while 21,913 arrived. Of these in‐migrants from elsewhere in 

the  Netherlands,  54%  found  a  place  to  live  in  one  of  the  58  municipalities 

classified  as  rural  based  on  address  density.  Looking  at migration within  the 

region  in  the  same  period,  31,374  people  (61%  of  the  total  group  of  inter‐

municipal migrants within the North) moved to a rural municipality from either 

an urban or rural municipality within  the northern Netherlands. Regarding  the 

three  types  of  areas,  the  less‐popular,  average  and  popular  rural  areas  in  the 

northern Netherlands all show a negative net migration for the period 2003–2007, 

and  the  size of  the net migration  rate does not differ  significantly between  the 

three types of areas. This means that more people left an area than moved to it, 

even  for  the  popular  areas.  The  average  number  of  in‐migrants  per  1,000 

inhabitants  is around 40  for  the  three  types of areas  in  the  same period. Thus, 

popular rural areas do not attract significantly more migrants than  less‐popular 

rural  areas.  There  is  a  considerable migration  flow  between  urban  areas  and 

popular rural areas, while the migration flow between less‐popular and average 

rural areas on the one hand, and popular rural areas on the other, is very limited.  

 

6.2 Who moves into less‐popular areas and why?  

 

Our study of migration  to  less‐popular  rural areas  in  the northern Netherlands 

(Chapter  3)  based  on newly  collected  survey data,  shows  that  the migrants  to 

these areas are more diverse than the middle‐class movers often associated with 

migration  to  the  rural  (see  e.g. Halfacree, 2008). However,  the migrants  in our 

study  are  also  more  mixed  than  the  low‐income  groups  found  moving  to 

impoverished rural areas  in  the US  (Fitchen, 1995; Foulkes and Newbold, 2008) 

Page 150: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

150

and  the movers  to depopulating  areas  in  Scotland  (Stockdale,  2006). Although 

they have a relatively low income in the Dutch context, the lowest‐income group 

is only small. Combined with the relatively large proportion of working people, 

the variety of  sectors  they work  in, and  the  large group with higher education 

qualifications, our movers seem to correspond better to the more diverse group 

of movers to fringe areas in Denmark as found by Andersen (2011). This group of 

movers  includes quite a  large proportion of migrants on  low  incomes, but also 

encompasses  movers  with  middle  or  high  incomes  trying  to  realise  housing 

preferences  they could not afford  in more expensive areas.  In addition  to  these 

socioeconomic  characteristics  our  study  found  that  the movers  to  less‐popular 

areas are predominantly young, while a relatively small proportion moved from 

urban  areas.  The  mobility  circles  vary  from  local  –  from  surrounding 

municipalities – to longer distance – from elsewhere in the Netherlands, but the 

majority made a regional move from within the northern Netherlands. 

For  migration  into  rural  areas  in  general,  the  quality  of  the  residential 

environment  is often seen as the most  important motivation (e.g. Gkartzios and 

Scott, 2009, Halfacree, 2008). For movers to less‐popular rural areas, it seems that 

other  motivations  such  as  marriage,  the  proximity  of  family  and  friends, 

employment  considerations  and  housing  reasons  are more  important  (Fitchen, 

1995; Foulkes  and Newbold,  2008; Grimsrud,  2011;  Stockdale,  2006). However, 

based on existing studies it was unclear to what extent the typical ‘quality‐of‐life’ 

motivations connected to the counterurbanisation concept hold true for migrants 

to  less‐popular  rural  areas  (Foulkes  and Newbold,  2008;  Stockdale,  2006). Our 

results show  that  these quality‐of‐life motivations do play a role  in decisions  to 

move  to  less‐popular  rural areas, which corresponds  to  the  findings of Foulkes 

and Newbold (2008). However, disentangling them into motivations for moving 

to a rural area, in general, and to the specific rural area, in particular, has proved 

that  these  quality‐of‐life motivations  are  especially  important  in  the  choice  for 

rural  living  in  general. Housing  characteristics were  the main motivation  for 

moving to the specific rural area, directly followed by the physical qualities of the 

environment and personal reasons, such as moving in with a partner and living 

close  to  family and  friends. Low house prices  in  the area only came  fifth  in  the 

hierarchy of motivations. 

Page 151: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

151

Combining  the  characteristics  and motivations  of  the movers  reveals  the 

diversity within the group of movers to less‐popular rural areas even more (see 

Chapter 3). The physical qualities of  the environment attract a group of higher 

educated movers with  high  incomes,  and middle‐aged  people,  a  group  very 

similar to the stereotypical counter‐urbanite (e.g. Milbourne, 2007). Furthermore, 

our analysis reveals a group of movers motivated by the proximity to family and 

friends,  consisting  of  return  migrants,  singles,  the  youngest  and  oldest  age 

groups  and  also  the  lowest‐income group. Low house prices  are  an  important 

motivation  for  young  movers,  single  people  and  for  people  moving  from 

elsewhere in the Netherlands, but not for the low‐income migrants. Work‐related 

motivations  are  important  for  highly  educated  movers,  people  moving  from 

surrounding municipalities and the 35‐44 age group. The housing characteristics 

motive usually refers to the availability of a specific house and is mentioned by a 

diverse group of movers, but in particular by people moving from urban areas.  

 

6.3 Different areas, different people?  

 

To determine to what extent these results are really specific for less‐popular rural 

areas, we also made a direct comparison with the characteristics and motivations 

of  in‐migrants  to  popular  rural  areas  in  the  same  region.  With  respect  to 

migration statistics, in Chapter 2 it appears that less‐popular areas attract a larger 

share of movers from within the northern Netherlands, a larger inflow from rural 

areas  and  generally  a  younger  group  of movers.  The multivariate  analysis  of 

secondary  survey data  in  the  same  chapter  showed  that people who moved  to 

their current address motivated by a desire  to  live closer  to  family and  friends 

were more  likely  to have moved  to  less‐popular areas. Highly educated people 

and people moving from urban areas were more likely to have made a move to 

popular  rural  areas.  Based  on  this,  we  concluded  that  migration  patterns  in 

different types of rural areas within countries cannot sufficiently be explained by 

the  classical  conceptualisation  of  counter‐urbanisation  as  the  movement  of 

middle‐class people from the city in search of a new life in an idyllic rural setting 

(see Halfacree, 2008). The characteristics of the movers to popular rural areas do 

fit very well within the counter‐urbanisation story, while less‐popular rural areas 

Page 152: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

152

share  personal  reasons  as  an  important  motive  for  in‐migration  with  more 

remote rural areas in Europe (see Grimsrud, 2011).  

We  further  investigated  the  question  of whether  different  types  of  rural 

areas within  countries  attract  different migrants with  different motivations  in 

Chapter  4.  Here,  we  used  the  survey  data  we  collected  ourselves,  which 

permitted  a  more  comprehensive  analysis.  In  the  analysis  in  Chapter  2 

motivations for location choice were mixed with motives for leaving the previous 

residence, despite the fact that the reasons for leaving a place can differ from the 

motives  for  choosing a destination  (see also Bolton and Chalkley, 1990).  In  the 

follow‐up analysis using our own survey data we were able to focus specifically 

on motivations  for choosing  the destination area. We were also able  to  include 

return  migration  in  our  analysis  and  a  more  detailed  measurement  of  the 

previous residence of the movers. In addition to characterising the movers using 

‘traditional’ sociodemographic characteristics, we also used people’s values.  

When directly comparing the movers to popular and  less‐popular areas  in 

this  logistic regression analysis  in Chapter 4,  it appears  that movers  to popular 

areas more often belonged  to higher‐income groups and were more often more 

highly educated. They had also more often previously  lived  in the municipality 

and more  often  belonged  to  older  age  cohorts.  The  physical  qualities  of  the 

environment  (i.e.  nature,  space  and  the  presence  of  water),  work‐related 

considerations and the location of the area were more often mentioned by them 

as motivations to move to an area. When looking at the eight values included in 

the  analysis,  it  appears  that  compared  to movers  to  less‐popular  areas,  they 

attached  more  importance  to  pleasure  in  life  (with  the  addition  ‘enjoyment, 

satisfaction’). 

The analysis shows  that movers  to  less popular areas were more  likely  to 

have moved from elsewhere in the northern Netherlands than movers to popular 

areas. While the study of Stockdale (2006) suggested that less‐popular rural areas 

mainly attract movers over short distances, our multivariate analysis showed that 

popular and less‐popular areas attract movers from elsewhere in the Netherlands 

to the same extent. Movers to less‐popular areas are more likely to belong to the 

youngest  age  group. Accordingly,  less‐popular  areas  attract  a  young  group  of 

movers, also when directly compared to movers to popular areas (cf. Chapter 3). 

Page 153: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

153

Compared to the movers to popular areas they more often mentioned moving in 

with their partners and the low house prices in an area as motivations for moving 

there. The importance of these two motivations corresponds with the findings of 

studies  focused  specifically  on  less‐popular  areas  (Fitchen,  1995;  Foulkes  and 

Newbold,  2008;  Stockdale,  2006).  Movers  to  less‐popular  areas  mention  the 

physical  qualities  of  the  environment  less  often,  in  contrast mentioning  social 

qualities such as  ‘freedom’,  ‘friendliness’ and  ‘nice atmosphere’ more often. The 

other motivations  included  in  the model  do  not  have  a  significant  effect  on 

moving to a popular or a less‐popular area. Based on the findings in Chapter 2, 

which corresponded to the outcomes in other studies (Fitchen, 1995; Foulkes and 

Newbold,  2008; Grimsrud,  2011), we  expected  that  living  close  to  family  and 

friends would be a more important motivation for movers to less‐popular areas. 

However, when including only the motivations for choosing the destination area 

in  the  analysis,  instead  of  mixing  the  motivations  for  leaving  the  previous 

residence with those for choosing the destination, it appears that the importance 

of this motivation does not differ for movers to popular and  less‐popular areas. 

When  looking  at  the values  included  in  the  analysis, we  see  that  compared  to 

movers to popular areas, movers to less‐popular areas attach more importance to 

being rational in their lives (with the addition in the questionnaire of ‘intelligent, 

logical,  thoughtful’). They  also  attach more  importance  to  variety  in  their  life. 

This value refers to ‘a life full of challenge, novelty and change’. 

Halfacree (2008, 2012) has developed a more general and flexible model for 

counterurbanisation, which  focuses on  the motivations of  the rural  in‐migrants. 

He distinguishes a group  labelled  ‘mainstream  counterurbanisation’,  for whom 

the  rural  environment  is  important  but  balanced  by  more  practical 

considerations, such as proximity to employment or services. The group labelled 

‘default counterurbanisation’ is a group for which the rural character of the place 

is  almost  totally  incidental  and  for  whom  instrumental  considerations  –  for 

example  relating  to  employment  or  family  support  –  are  more  important 

(Halfacree, 2008). Based on studies focusing on one type of rural area, migration 

to popular rural areas is often associated with ‘mainstream counterurbanisation’, 

while  migration  to  less‐popular  areas  is  often  seen  as  ‘default 

counterurbanisation’.  

Page 154: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

154

The  results  of  our  analysis  in  Chapter  4  show  that when  using  a more 

comprehensive multivariate  analysis  to  compare movers  to  popular  and  less‐

popular areas, the differences between the two groups are less distinct than in the 

analysis in Chapter 2, and less distinct than indicated here. Although our current 

analysis  does  show  that  popular  rural  areas  attract middle‐class movers more 

often,  it appears that both types of area attract movers from urban areas. When 

considering motivations, movers to less‐popular areas are more often motivated 

by  low house prices and  the personal motivation of moving  in with a partner, 

which  suggests  that  moving  to  less‐popular  areas  can  indeed  be  defined  as 

‘default counterurbanisation’. However, the finding that movers to popular areas 

are more often motivated by  instrumental  considerations  such  as work‐related 

reasons and the location of the area than movers to  less‐popular areas, and that 

the motivation  to  live  close  to  family and  friends  is of  the  same  importance  to 

movers to either type of area, suggest that popular areas also attract a group of 

‘default counterurbanisers’. Moreover, when  identifying  the physical and social 

aspects of the rural character of  the environment, which  is  the main motivation 

for  the  category of  ‘mainstream  counterurbanisation’,  it appears  that while  the 

physical  aspects  are  important  for moving  to popular  areas,  social  aspects  are 

more important for moving to less‐popular areas. Apparently, the rural character 

of the destination also matters for those moving to less‐popular areas.  

 

6.4 The residential search process in rural areas 

 

In Chapter 5 we investigated how people search for a new place to live in rural 

areas  in  the  northern Netherlands  using  a  diary  approach,  a  new method  to 

study  the  search  process.  Our  findings  show  that  the  search  areas  of  local, 

regional  and  distant  searchers  differ  in  scale  and  in  the  extent  to which  they 

change  during  the  search  process. While  local  movers  speak  about  villages, 

regional and distant movers initially speak about areas. Whereas the local movers 

in  our  study  started  searching  in  their  own  or  a  neighbouring  village  and 

continued  doing  so  throughout  the  search  process,  the  regional  and  distant 

searchers all experience changes in their search areas.  

Page 155: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

155

This  corresponds with  the  finding of De Groot  et al.  (2012)  that  intended 

non‐local movers  are  less  likely  to  realise  their  rural  location preferences  than 

intended  local movers. While  their  longitudinal approach offers no explanation 

for  this difference, our  findings show  that  the  importance of  local  ties  for  local 

searchers is an important reason for this distinct difference in search patterns. For 

regional  and  distant  searchers,  their  weaker  preference  for  a  specific  rural 

location makes it easier to change search area. We also found that while local ties 

keep the local searchers close to their current place of residence, the same kind of 

ties  act  as  a  restriction  in  the  search  process  of  distant  searchers.  Financial 

restrictions often directed the search space of the distant searchers to the North, 

with its lower house prices, after other rural areas had been dropped from their 

search  space  due  to  high  prices  (see  also  Chapter  3).  For  local  and  regional 

searchers,  financial  restrictions  play more  of  a  role  in  the  choice  for  specific 

houses than in the choice of search areas. Finally, our results suggest that it is not 

the greater knowledge of the  local housing market that makes  it easier for  local 

movers to realise their preferred move. All searchers make use of the internet to 

gain information about buying opportunities and they therefore have comparable 

levels of knowledge of availability. What differs is their knowledge of the social 

qualities of an area. Local and regional searchers are able to distinguish between 

different villages and even streets. Distant searchers developed several strategies 

to  overcome  this  disadvantage,  ranging  from  driving  around,  to meeting  the 

neighbours when visiting  a house. The  importance  attached  to detecting  these 

social qualities and also the importance of certain feelings about areas and houses 

makes  the  internet  has  not  replaced  ‘older’  search  methods  such  as  driving 

around and visiting houses. However, it appears that real estate websites such as 

Funda in the Netherlands make it easier to explore new potential search areas for 

distant searchers, sometimes also resulting in a change of their search space.   

Representations  of  areas  play  an  important  role  in  the  search  process  in 

different  ways.  Firstly,  direct  or  indirect  contact  with  an  area  appears  to  be 

essential  for  including  the area  in  the search space. However, knowledge of an 

area  does  not  necessarily  lead  to  a  positive  view  of  the  area.  Both  local  and 

regional searchers mentioned areas within  the province or specific villages  that 

they did not want to live in, and distant movers referred to whole provinces to be 

Page 156: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

156

omitted, based on perceived  characteristics. However, when developing  search 

activities, searchers discovered areas within the wider area that invoked different 

images  or  feelings. Of  note  is  that when  referring  to  perceived  characteristics 

based on which places were excluded  from  the search process,  the respondents 

often referred to social characteristics.  

 

6.5 Counterurbanisation reconsidered 

 

Our  results  empirically  support  the  idea  that  counterurbanisation  is  indeed  a 

‘complex  and differentiated phenomenon’,  as  argued by Woods  (2011: p.  184). 

This is true when looking at migration to less‐popular rural areas (see Chapter 3), 

but also when  comparing migration  flows  to different  types of  rural areas  (see 

Chapter 4). With regard to the less‐popular areas, the analysis we performed that 

linked motivations  to  the  characteristics  of movers was particularly  helpful  in 

revealing the diversity within the movers group. We have seen that less‐popular 

areas  also  attract middle‐class movers motivated  by  aspects  of  the  rural  idyll. 

However,  the  results  of  our  analysis  show  that  less‐popular  areas  also  attract 

other groups with other motivations, such as a group of movers motivated by the 

proximity  to  family  and  friends,  consisting  of  return  migrants,  singles,  the 

youngest and oldest age groups and also  the  lowest‐income group. Our results 

indicate  that  in  addition  to  differences  in  rural  area  types,  the  links  between 

motivations  and migrant  characteristics  are  important  to  explaining migration 

flows.  Therefore,  future  research  in  popular  rural  areas  could  also  use  this 

method of analysis to explore further the presence of different groups of migrants 

with different motivations. 

Comparing  in‐migration  flows  to  different  types  of  rural  areas within  a 

country shows  that counterurbanisation does  indeed entail more  than what  the 

‘classical’ conceptualisation would suggest. Our results thus empirically support 

the  broader  conceptualisation  of  counterurbanisation  in  the  previously 

mentioned  model  developed  by  Halfacree  (2008),  which  includes  groups  for 

whom  the  rural  environment  is  important,  along  with  groups  for  whom 

instrumental  considerations matter more. However,  our  results  also  show  that 

the  two main groups distinguished  in  the model of Halfacree, mainstream and 

Page 157: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

157

default  counterurbanisation,  are  not directly  related  to different  types  of  rural 

areas within countries. Future research into rural migration should be careful not 

to use too simplified understandings of counterurbanisation, both in general and 

with regard to different types of rural areas within countries.  

 

6.6 More attention required for the social characteristics of rural areas  

 

In a rural context the focus is often on the importance of landscape and locational 

amenities in influencing residential choice (e.g. Argent et al., 2007). Our findings 

suggest  that more attention needs  to be paid  to  the role of  the perceived social 

characteristics of rural areas  in residential choice.  In Chapter 5  it appeared  that 

respondents  often  mentioned  social  characteristics  when  referring  to  the 

perceived characteristics they used  in excluding places  from  the search process. 

In an urban context the role of the perceived social characteristics of areas in the 

residential  choice  process  is  acknowledged.  The  reputation  of  an  urban 

neighbourhood  is known  to be most  strongly  influenced by  the  socioeconomic 

and  ethnic  composition  of  the  neighbourhood,  with  physical  and  functional 

characteristics appearing to be less important (Permentier, 2009). Furthermore, it 

is  assumed  that  relying  on  neighbourhood  reputation  in  selecting 

neighbourhoods  during  the  search  process  can  be  a  risk‐minimising  strategy, 

when information about the social quality of the area is lacking (Koopman, 2012).  

In Chapter 4 we  found  that  the social qualities of  the rural environment – 

such as  freedom,  friendliness and a pleasant atmosphere – are more  important 

motivations for people moving to less‐popular areas than for movers to popular 

areas. This is in contrast to the popular areas, where the physical qualities of the 

environment are an important pull factor. Apparently, it is useful to distinguish 

between  the  physical  and  social  aspects  of  the  rural  environment  to  explain 

moving  to different  types of  rural areas.  It  raises  the question of whether  less‐

popular areas have more to offer with regard to the social qualities of an area. To 

answer  this question,  ‘social amenities’ will have  to be  looked at more  closely; 

however,  they  are  less  easy  to  operationalise  than  the  physical  characteristics 

most often used  to capture  the amenity of  rural areas  (Argent et al., 2007). We 

made  a  first  attempt  by  using  five  specific  dimensions  of  regional  culture, 

Page 158: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

158

developed  in  a  Dutch  context  by  Brons  (2005,  2006).  They  yielded  some 

differences  between  the  three  types  of  rural  areas.  However,  they  are  very 

specific  to  the  Netherlands  and  the  operationalisation  of  the  dimensions  is 

questionable  in  some  respects.  Future  research  should  investigate  which 

variables are relevant as indicators of the social characteristics of rural areas.  

 

6.7 New methodological applications 

 

In  addition  to  contributing  to  the  discussion  about  the  reconceptualisation  of 

migration  to  rural areas,  this dissertation  aims  to  contribute  to methodological 

development in the field of migration and housing research. This is accomplished 

by  applying  existing  methodological  approaches  in  a  new  field  of  research. 

Firstly, whereas  recent housing  research has  seen approaches developed which 

explore  the  motives  underlying  consumer  preferences  (see  e.g.  Coolen  and 

Hoekstra,  2001;  Jansen,  2011),  underlying motivational  factors  such  as  values 

have  remained  somewhat  overlooked  in migration  research. Our  results  show 

that values can add to the understanding of migration processes. They contribute 

further  to  the  characteristics  and  motivations  of  migrants  when  comparing 

movers to different types of rural areas. Moreover, they appear to have a direct 

effect on the type of area people move to, instead of interacting with or having an 

effect  through  the  motivations  for  choosing  an  area,  which  might  also  be 

expected. This probably shows  that  these values are more closely related  to  the 

more abstract  ideas or  representations  that people have of areas, which are not 

captured  in  the more  concrete motivations. Apparently,  the  popular  areas  are 

regarded as places to enjoy life, while the less‐popular areas represent ‘a rational 

choice’ or a kind of adventurous choice. In addition, the importance of the ‘varied 

life’ value for movers to less‐popular areas could indicate the existence of a kind 

of group of creative people moving to these – in the Dutch context – peripheral 

areas (cf. Bell and Jayne, 2010; Gibson, 2010). In this study we were only able to 

measure the values with a single  item, resulting  in a  less reliable measurement. 

Based  on  our  results,  it  appears worthwhile  to  further  explore  the  additional 

value  of  the  use  of  values  in migration  research,  using  scales  including more 

items to measure value orientations. 

Page 159: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

159

Secondly,  the  diary  approach  we  used  to  study  the  residential  search 

process  in  rural  areas  is  a  new method  to  study  this process,  but  it was used 

previously in other scientific fields and topics (e.g. Richardson, 1994; Laurenceau 

and Bolger, 2005). Our results show that using a diary approach provides greater 

insight into the residential search process, by revealing the changes in the search 

space  and  preferences  that  occur  between  the  beginning  and  the  end  of  the 

search. Following searchers over time shows the non‐linearity of the process and 

the role played by representations. These aspects are incorporated into residential 

choice models  such  as  that  of  Brown  and Moore  (1970),  but  remain  invisible 

when using longitudinal methods with longer intervals. The qualitative elements 

we  used  elucidate  the  more  emotional,  less  tangible  aspects  of  residential 

decision‐making  (see also Levy et al., 2008) and  the  influence of coincidence on 

the process. These aspects are also overlooked when using a  large quantitative 

longitudinal  dataset.  The  combination  of  an  in‐depth  interview  with  the 

questionnaire appeared to be very useful. The personal contact and the fact that 

the  researcher made  the effort  to  come and visit  the  respondents  led  to a high 

level of compliance in completing the questionnaire. The interview provided rich 

information, which also helped interpret the answers to the questionnaire. Due to 

its more quantitative nature, the questionnaire offers the most information on the 

development  of  the  search process. The ultimate decision,  involving  trade‐offs 

between preferences,  is harder  to disentangle using  it. This could be  solved by 

adding an ‘end interview’ to the approach.  

 

6.8 Reflection on the data and methodology 

 

The data we used  offer  a  rich  insight  into  the  characteristics, motivations  and 

search processes of rural in‐migrants to different types of rural areas. However, 

our  data  and methodology  naturally  also  have  some  relevant  limitations.  The 

restrictions of the secondary data used in Chapter 2 and the limited measurement 

of values in Chapter 4 have already been discussed in this conclusion. 

In Chapter  2 we  distinguish  different  types  of  rural  areas  using  average 

house price per municipality. We used the average house prices available for the 

most  recent  year  at  the  time,  namely  2008. We used  this  classification  of  less‐

Page 160: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

160

popular and popular areas later in the dissertation to determine the study areas 

for the survey. Since 2008, the crisis in the housing market has resulted in lower 

prices  and  decreasing  numbers  of  transactions  in  most  municipalities  in  the 

Netherlands,  including  those  in  the northern Netherlands. While  it  is a process 

that  still continues,  so  far  this has not changed  the position of  the  less‐popular 

areas with  respect  to  the Netherlands  overall,  as  the  lowest  ranked  areas. The 

general  pattern  of  popularity  within  the  North  has  also  not  changed 

substantially. 

We chose to use the municipal level to determine less popular and popular 

rural  areas  and  also  as  study  areas  for  conducting  our  survey. We made  this 

choice because of the availability of data at the municipal level, which permitted 

us  to  characterise  the  different  types  of  rural  areas  in Chapter  2  and  to  show 

migration  statistics  for  these  areas.  Conducting  observations  at  the municipal 

level  probably  overlooks  the  diversity  in  popularity  within  the municipality. 

However, we  took  this  into  account  by  choosing municipalities without  large 

towns within their boundaries and which were quite homogenous with regard to 

their physical geography.  

For the survey we selected households that had moved to the municipality 

in  the past  five  years. The  chosen period needed  to  be  as  short  as possible  to 

reduce the risk of memory‐recall problems. However, we needed to cover at least 

five years to ensure sufficient completed questionnaires to conduct the analyses. 

The  consequence  was  that  we  failed  to  include  people  who  moved  to  the 

municipality and left again within five years. These are either very mobile people 

or people who were very dissatisfied with their choice of rural area. It would be 

interesting  for  future  research  to  focus  specifically  on  the  characteristics  and 

motivations of this very mobile group. 

The  response  rate  for  the  less  popular  and  popular  rural  areas  taken 

together was 24%.  In  the Netherlands  this  is  considered  to be a good  response 

rate  for a postal survey. Nevertheless,  if  the non‐response  is selective,  it affects 

the  representativeness  of  the  outcomes.  This  is  not  so much  a  problem when 

investigating relationships between variables such as in Chapter 3 and 4. There is 

no reason to assume that these relationships differ for people inside and outside 

the  sample.  Furthermore,  there  are  no  indications  that  the  pattern  of  non‐

Page 161: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

161

response differs between  the different  types  of  rural  areas. For  the descriptive 

analysis presented  in Chapter 3,  the  effects of non‐response are more  relevant. 

We were able to compare the distribution of the age variable in our sample with 

data from Statistics Netherlands. When compared to these data, it appeared that 

in our  sample  the older age groups were over‐represented, while  the youngest 

age group was under‐represented. To obtain a representative age distribution we 

weighted the sample with regard to age for the descriptive analysis.  

A complement  to  this study would be a comparable study of  less‐popular 

rural  areas  in  other  countries,  more  specifically  in  more  sparsely  populated 

countries. In comparison to other European countries, the Netherlands is densely 

populated  and  urbanised.  Our  results  should  be  generalisable  to  other  core 

regions  in Europe, but as Grimsrud  (2011) has  shown,  caution  is needed when 

applying  conceptualisations of  rural  in‐migration originating  in  core  regions  in 

Europe to more sparsely populated countries. However, attention is also required 

in those countries for the diversity of rural in‐migration within countries.  

A  final  reflection  on  our  methodology  considers  the  combination  of 

quantitative and qualitative methods that we used in this study. The information 

gathered  in  the  in‐depth  interviews  (see Chapter 5)  turned out  to be a valuable 

addition  to  the  quantitative  secondary  and  survey  data  used  in  the  other 

chapters. The interviews provided greater insight into the process of migrating to 

a rural destination and the many aspects, also less tangible ones, that play a role 

in decision‐making. Future  research  into  rural  in‐migration  could benefit  from 

combining quantitative and qualitative approaches.  

 

6.9 Implications for policy 

 

A  number  of  suggestions  for  policymakers  in  less‐popular  rural  areas  can  be 

formulated  on  the  basis  of  the  results  of  this  research.  With  regard  to  the 

characteristics of  the  in‐migrants, we  found  that a  large share consisted of  local 

and regional migrants. This makes it worth investing in retaining these groups in 

an area, instead of putting a lot of effort into attracting people from further away. 

The  interviews with distant  house  searchers  also  revealed  how  strongly  social 

and  work‐related  ties  interfere  with  their  ability  to  realise  their  moving 

Page 162: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

162

intentions. When  considering  the migrants’ motivations,  it  appeared  that  the 

rural quality of the environment plays an important role also in migration to less 

popular areas. This means that it is important to preserve qualities such as quiet, 

space, nature and  the  landscape also  in  less‐popular areas,  in order  for  them  to 

remain  attractive  for  in‐migrants.  In  Section  6.6  we  also  emphasised  the 

importance  of  social  qualities  in  residential  choice.  However,  these  social 

qualities seem to be more difficult to influence with policy measures.  

Chapter 5 shows that representations of areas play an important role in the 

search process  in different ways. Firstly, direct or  indirect contact with an area 

seems  to  be  essential  for  including  that  area  in  the  search  space.  Therefore, 

encouraging  tourism  in  an  area  can  be  an  indirect  way  of  attracting  future 

inhabitants, and also experiments  such as handing out  free  train  tickets or  ‘try 

living here’ events could be worthwhile for areas wishing to attract people. In the 

province  of  Drenthe  they  have  a  yearly  ‘try  living  here’  weekend  (see 

proef.drenthe.nl)  during  which  the  participants,  often  people  living  in  the 

Randstad  area,  stay one night  in  a hotel  in  the  area. The programme  includes 

village  inhabitants  showing  participants  around  and  letting  them  experience 

daily life in the village. Meeting people who have already taken the step to move 

to Drenthe is also included in the itinerary.  

However,  knowledge  of  an  area  does  not  necessarily  lead  to  a  positive 

appreciation  of  the  area.  Both  local  and  regional  searchers  mentioned  areas 

within  the  province  or  specific  villages  that  they  did  not want  to  live  in,  and 

distant movers referred to entire provinces that were omitted from consideration 

based on perceived  characteristics. However,  such perceived  characteristics are 

difficult to influence positively by policy measures. Nevertheless, it is important 

not to influence them negatively. The discussion about population decline in the 

Netherlands  leads  to  images  in  the media of houses with boarded‐up windows 

and empty shops. In some cases it seems as though policymakers at a municipal 

or  provincial  level want  to  reinforce  such  images  to  strengthen  their  case  for 

receiving grants from the national government, for instance. This might not be a 

good strategy for attracting new inhabitants. It is important to acknowledge that, 

as in urban areas, the reputations areas have play a role in residential choice, and 

that  these  reputations  are  persistent.  Therefore,  revitalising  an  area  is  not 

Page 163: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

163

sufficient,  the  image  outsiders have  of  the  area  also needs  to  change  (see  also 

Koopman, 2012).  

Finally, Chapter  4’s  results  clearly  show  that  the  values  people  consider 

important  in  life differ  for migrants  to different  types  of  rural  areas,  and  that 

these  values  seem  to  be  related  to more  abstract  ideas  or  representations  that 

people have of the areas. Some additional research into this phenomenon would 

seem worthwhile,  as  discussed  above,  and  using  these  kinds  of  values  in  the 

marketing of  rural areas  could offer additional opportunities,  in  the  same way 

that values are used in an urban context. The analysis revealed that less‐popular 

areas  represent  ‘a  rational  choice’  or  even  a  kind  of  adventurous  choice:  less‐

popular  rural areas as  locations  for  leading a  life  full of challenge, novelty and 

change. In general it is important for policymakers in rural areas to acknowledge 

that migration  into  rural areas  is not  just a matter of middle‐class urbanites  in 

search of a rural lifestyle. Based on our results it can be concluded that ‘the’ rural 

migrant does not exist. It is essential to recognise that there are different groups 

of  migrants  with  different  motivations  and  that  these  different  groups  of 

migrants need to be targeted in different ways.  

 

References 

Andersen HS. 2011. Explanations for long‐distance counter‐urban migration into 

fringe areas in Denmark. Population, Space and Place 17: 627‐641. 

Argent N, Smailes P, Griffin T. 2007. The amenity complex: towards a framework 

for  analysing  and  predicting  the  emergence  of  a  multifunctional 

countryside in Australia. Geographical Research 45: 217‐232. 

Bell D,  Jayne, M. 2010. The creative countryside: policy and practice  in  the UK 

rural cultural economy. Journal of Rural Studies 26: 209‐218. 

Bolton N,  Chalkley  B.  1990.  The  rural  population  turnround:  a  case‐study  of 

North Devon. Journal of Rural Studies 6: 29‐43.  

Brons  LJ.  2005. Rethinking  the Culture‐Economy Dialectic. Groningen University: 

Groningen.  

Brons  LJ.  2006.  Indirect measurement  of  regional  culture  in  the Netherlands. 

Tijdschrift voor Economische en Sociale Geografie 97: 547‐566. 

Page 164: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

164

Brown LA, Moore EG.  1970. The  intra‐urban migration process:  a perspective. 

Geografiska Annaler 52(1): 1‐13.  

Coolen H, Hoekstra  J. 2001. Values as determinants of preferences  for housing 

attributes. Journal of Housing and the Built Environment 16: 285‐306.  

De Groot, C, Daalhuizen, FBC, Van Dam, F, Mulder, CH. 2012. Once an outsider, 

always an outsider? The accessibility of  the Dutch  rural housing market 

among  locals  and  non‐locals.  Journal  of  Rural  Studies  doi: 

10.1016/j.jrurstud.2011.12.001. 

Fitchen  JM.  1995.  Spatial  redistribution  of  poverty  through migration  of  poor 

people to depressed rural communities. Rural Sociology 60: 181‐201.  

Foulkes  M,  Newbold  KB.  2008.  Poverty  catchments:  migration,  residential 

mobility,  and  population  turnover  in  impoverished  rural  Illinois 

communities. Rural Sociology 73: 440‐462. 

Gibson C. 2010. Guest editorial – Creative geographies: tales from the ‘margins’. 

Australian Geographer 41: 1‐10. 

Gkartzios M,  Scott M.  2009. Residential mobilities  and house building  in  rural 

Ireland: evidence from three case studies. Sociologia Ruralis 50: 64‐84.  

Grimsrud GM.  2011. How well  does  the  ‘counter‐urbanisation  story’  travel  to 

other countries? The case of Norway. Population, Space and Place 17: 642‐655  

Haartsen T, Venhorst V. 2010. Planning  for decline: anticipating on population 

decline  in  the Netherlands. Tijdschrift voor Economische en Sociale Geografie 

101: 218‐227. 

Halfacree K.  2008.  To  revitalise  counterurbanization  research?  Recognising  an 

international and fuller picture. Population, Space and Place 14: 479‐495. 

Halfacree K.  2012. Heterolocal  identities? Counter‐urbanisation,  second homes, 

and rural consumption in the era of mobilities. Population, Space and Place 

18: 209‐224. 

Jansen  SJT.  2011. Lifestyle method.  In The Measurement  and Analysis  of Housing 

Preference  and  Choice,  Jansen  SJT,  Coolen HCCH,  Goetgeluk  RW  (eds.). 

Springer: Dordrecht; 177‐202.  

Koopman, M.  2012.  Economic  Analysis  of  Neighbourhood  Quality,  Neighbourhood 

Reputation and the Housing Market. IOS Press: Amsterdam. 

Page 165: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

165

Laurenceau J, Bolger N. 2005. Using diary methods to study marital and family 

processes. Journal of Family Psychology 19(1): 86‐97.  

Levy D, Murphy L, Lee CKC. 2008.  Influences and emotions: Exploring  family 

decision‐making processes when buying a house. Housing Studies 23: 271‐

289.  

Luttik  J.  2000. The value  of  trees, water  and  open  space  as  reflected by house 

prices in the Netherlands. Landscape and Urban Planning 48: 161‐167. 

Marlet G. 2009. De Aantrekkelijke Stad. VOC Uitgevers: Nijmegen.  

McGranahan DA. 2008. Landscape influence on recent rural migration in the U.S. 

Landscape and Urban Planning 85: 228‐240.  

Milbourne  P.  2007.  Re‐populating  rural  studies:  migrations,  movements  and 

mobilities. Journal of Rural Studies 23: 381‐386. 

Permentier, M. 2009. Reputation, Neighbourhoods and Behaviour. PhD thesis Faculty 

of Geography: University of Utrecht. 

Richardson  A.  1994.  The  health  diary:  an  examination  of  its  use  as  a  data 

collection method. Journal of Advanced Nursing 19: 782‐791. 

Stockdale  A.  2006.  Migration:  Pre‐requisite  for  rural  economic  regeneration? 

Journal of Rural Studies 22: 354‐366.  

Ulrich RS. 1986. Human responses to vegetations and  landscapes. Landscape and 

Urban Planning 13: 29‐44. 

Van Dam F, Heins S, Elbersen BS. 2002. Lay discourses of  the  rural and  stated 

and revealed preferences for rural living: some evidence of the existence of 

a rural idyll in the Netherlands. Journal of Rural Studies 18: 461‐476. 

Visser P, Van Dam F. 2006. De Prijs van de Plek: Woonomgeving en Woningprijs. Nai 

Uitgevers/Ruimtelijk Planbureau: Rotterdam/Den Haag.  

Woods M. 2005. Rural Geography. Sage Publications: London.  

Woods M. 2011. Rural. Routledge: Oxon/New York.  

Page 166: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

166

Page 167: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

167

Appendix A: Survey   Vragenlijst Verhuizen [Gemeente] U ontvangt deze vragenlijst omdat u in de afgelopen vijf jaar in deze gemeente bent komen wonen. De vragen hebben betrekking op uw verhuizing naar deze gemeente en dus niet op eventuele verhuizingen daarna binnen de gemeente. In de vragenlijst wordt verschillende keren de term ‘platteland’ gebruikt. Wij bedoelen hiermee zowel de dorpen als het buitengebied in uw gemeente, dus ook de grotere plaatsen vallen voor dit onderzoek binnen het platteland. Naast gemeente gebruiken we in de vragenlijst zo nu en dan ook de term ‘gebied’. We bedoelen hiermee de gemeente en de omliggende gemeentes. De vragenlijst begint met een aantal vragen over uw huidige woonsituatie en over waar u eerder in uw leven hebt gewoond. Daarna willen we graag wat meer weten over uw beeld van het platteland en van het gebied waarin u woont in het bijzonder. Vervolgens gaan de vragen over de keuze van de woning in deze gemeente; hoe het zoeken naar deze woning in zijn werk is gegaan en welke zaken een belangrijke rol speelden in die keuze. Als laatste volgen er een aantal vragen over u en uw huishouden.

1. In wat voor type woning woont u?

Tussen- of hoekwoning Vrijstaande woning

Twee-onder-een-kapwoning Appartement Anders, nl. ___________

2. Is het een huur- of een

koopwoning?

Huurwoning Koopwoning

3. Wat is de ligging van de woning?

In de dorpskern In een woonwijk(je)

Aan de rand van het dorp Buiten de bebouwde kom

4. Wat is uw postcode? _ _ _ _ _ _

5. Wilt u in onderstaande tabel een volledig overzicht geven van alle plaatsen waar u

gewoond hebt, vanaf uw geboorte tot het moment waarop u naar deze gemeente verhuisd bent? Geef in jaren aan hoe lang u (ongeveer) in deze plaats hebt gewoond en kruis aan of het een stad of een dorp was. Indien u een partner heeft, kunt u dan hetzelfde doen voor uw partner?

Hed

en

<

----

----

---

G

eboo

rte

Uzelf Uw eventuele partner Aantal jaren

Woonplaats Stad Dorp Aantal jaren Woonplaats Stad Dorp

Huidige woonsituatie

Woongeschiedenis

Page 168: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

168

6. Kende u voordat u naar deze gemeente verhuisde de gemeente of omliggende gemeentes al redelijk goed? (zo ja, dan kunt u meerdere antwoorden aangeven)

Nee, voordat ik naar deze gemeente verhuisde kende ik het gebied nog niet uit eigen ervaring

Ja, ik heb eerder in het gebied gewoond Ja, door bezoek aan familie of vrienden Ja, door bezoek tijdens vakantie of recreatie Ja, door werkgerelateerd bezoek Anders, nl. _________________________

We willen u nu graag een aantal vragen stellen over uw beeld van het platteland en het gebied waarin u woont in het bijzonder.

7. Welke vier woorden komen het eerst bij u op als u de term platteland hoort? Geef per

woord aan of het voor u een positieve (+), neutrale (+/-) of negatieve (-) betekenis heeft.

1 _______________ ( )

2 _______________ ( )

3 __________________ ( )

4 __________________ ( )

8. Welke vier woorden komen het eerst bij u op als u aan het gebied waarin u woont denkt?

Geef per woord aan of het voor u een positieve (+), neutrale (+/-) of negatieve (-) betekenis heeft.

1 _______________ ( )

2 _______________ ( )

3 __________________ ( )

4 __________________ ( )

9. Hebt u nu een ander beeld van het gebied dan u had voordat u naar deze gemeente

verhuisde? Zo ja, wat is er sinds uw verhuizing naar deze gemeente veranderd in uw beeld?

Nee Ja, nl.

______________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________

10. Hoe lang hebt u (ongeveer) gezocht naar een andere woning voor uw verhuizing naar deze gemeente? _______________

11. Was het tijdens het zoeken naar een andere woning voor u ook een optie in de stad te

blijven of te gaan wonen? Ja Nee

12. Waar hebt u huizen bezichtigd voordat uw keuze viel op de woning in deze gemeente?

__________________________________________________________________________________________________________________________

Beelden

Zoekproces

Page 169: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

169

13. Waarom hebt u niet voor de eerder bezichtigde woningen gekozen? Had dat met name te maken met: (u kunt meerdere antwoorden aangeven)

Kenmerken van de bezichtigde woningen

Huizenprijzen te hoog Het landschap De uitstraling van de

bebouwing in het algemeen

Te weinig voorzieningen

Afstand/bereikbaarheid Indruk van de bewoners van

het gebied Anders, nl.

_______________________________________________________________

14. Wilde u graag in dit gebied (deze gemeente en omliggende gemeentes) wonen en zocht u

daarbinnen een huis, of zocht u vooral een bepaald soort huis en ligging en had dat in verschillende gebieden kunnen staan?

Ik wilde vooral in dit gebied wonen Ik zocht vooral een bepaald soort huis en ligging Beide waren even belangrijk

15. Het zoeken naar een andere woning kan op verschillende manieren plaatsvinden. Geef

voor onderstaande manieren aan hoe belangrijk ze voor u waren bij het zoeken naar een andere woning.

Erg onbelangrijk

Onbelangrijk Neutraal Belangrijk Erg

belangrijk

Funda of andere huizensites 1 2 3 4 5

Woningbouwcorporatie 1 2 3 4 5

Rondgekeken in gebieden 1 2 3 4 5

Makelaars 1 2 3 4 5

Via familie/vrienden 1 2 3 4 5

Krant 1 2 3 4 5

Andere manier, nl. ______________________

1 2 3 4 5

16. Wat was de reden voor de verhuizing? (u kunt meerdere antwoorden aangeven)

Huwelijk of samenwonen Scheiding Zelfstandig gaan wonen Kinderen uit huis gegaan Verandering t.a.v. werk Pensioen

Vorige woning Vorige buurt Te hoge woonlasten Weg uit de stad Anders, nl.

________________

17. Waarom wilde u op het platteland (blijven) wonen? _________________________________________________________ _________________________________________________________

18. Waarom bent u juist in dit gebied gaan wonen?

__________________________________________________________ __________________________________________________________

Verhuisredenen en woonvoorkeuren

Page 170: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

170

19. Hoe belangrijk waren onderstaande kenmerken van de woning in de keuze voor uw huis toen u in deze gemeente kwam wonen? Bij sommige kenmerken wordt een aanvullende open vraag gesteld, deze hoeft u alleen in te vullen als u het bewuste kenmerk erg belangrijk of belangrijk vindt.

Erg

onbelangrijk Onbelangrijk Neutraal Belangrijk

Erg belangrijk

Type woning (vrijstaand, tussenwoning, etc.)

1 2 3 4 5

Grootte tuin of buitenruimte 1 2 3 4 5

Grootte woning 1 2 3 4 5

Prijs van de woning 1 2 3 4 5

Ligging van de woning 1 2 3 4 5

Bouwstijl van de woning 1 2 3 4 5

Hoe zou u de bouwstijl van de woning omschrijven?

__________________________

Bouwperiode van de woning 1 2 3 4 5

Hoe oud is de woning ongeveer?

__________________________

De staat van onderhoud 1 2 3 4 5

Wat was de staat van de woning?

__________________________

Ander kenmerk, nl. ____________ 1 2 3 4 5

__________________________

Page 171: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

171

20. Hoe belangrijk waren onderstaande kenmerken van de woonomgeving in de keuze voor uw huis toen u in deze gemeente kwam wonen? Bij sommige kenmerken wordt een aanvullende open vraag gesteld, deze hoeft u alleen in te vullen als u het bewuste kenmerk erg belangrijk of belangrijk vindt.

Erg onbelangrijk Onbelangrijk Neutraal Belangrijk

Erg belangrijk

Bereikbaarheid van werk 1 2 3 4 5

Nabijheid van grotere plaats 1 2 3 4 5

Beschikbaarheid OV 1 2 3 4 5

Aanwezigheid van winkel voor dagelijkse boodschappen in het dorp

1 2 3 4 5

Aanwezigheid van basisschool in het dorp 1 2 3 4 5

Aanwezigheid van voorzieningen in het dorp (bijv. sport, huisarts, dorpshuis)

1 2 3 4 5

Welke voorzieningen vond u met name belangrijk?

_______________________________

Soort landschap 1 2 3 4 5

Hoe zou u het landschap in uw omgeving beschrijven?

_______________________________

Nabijheid natuurgebied 1 2 3 4 5

Nabijheid water (bijv. een meer, Waddenzee) 1 2 3 4 5

Nabijheid bos 1 2 3 4 5

Het imago van het dorp of gebied 1 2 3 4 5

Veiligheid 1 2 3 4 5

Rust 1 2 3 4 5

Ruimte 1 2 3 4 5

Privacy 1 2 3 4 5

De status die het wonen in het dorp of gebied heeft 1 2 3 4 5

De mate waarin religie een rol speelt in het dorp 1 2 3 4 5

Nabijheid van familie en vrienden 1 2 3 4 5

Bewoners leken een open houding ten opzichte van ‘nieuwkomers’ te hebben

1 2 3 4 5

Er woonden veel ‘nieuwkomers’ 1 2 3 4 5

Er woonden mensen met dezelfde manier van leven als ikzelf

1 2 3 4 5

Bewoners leken onderling veel contact te hebben 1 2 3 4 5

Bewoners leken vooral hun eigen gang te gaan 1 2 3 4 5

Er leek een actief verenigingsleven te zijn 1 2 3 4 5

Ander kenmerk, nl. _______________________________ 1 2 3 4 5

Page 172: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

172

21. De vorige vraag gaat over de kenmerken die u belangrijk vond toen u de keuze maakte voor de woning in deze gemeente. Zijn sinds u in de gemeente woont bepaalde aspecten van het wonen in de gemeente u meegevallen en zo ja, welke? _______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

22. Zijn sinds u in de gemeente woont bepaalde aspecten van het wonen in de gemeente u

tegengevallen en zo ja, welke? _______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

23. Geef door middel van een rapportcijfer aan hoe tevreden u bent u met het wonen in deze

gemeente (1-10). _____

24. Verwacht u te gaan verhuizen binnen de komende twee jaar?

Vrijwel zeker niet ----------> Ga door naar vraag 27 Misschien Ja

25. Waarom verwacht u binnen twee jaar te gaan verhuizen?

_____________________________________________________________ _____________________________________________________________

26. Waar verwacht u dan naartoe te verhuizen?

Binnen mijn huidige woonplaats

Binnen de gemeente

Binnen Noord-Nederland Naar elders in Nederland Weet nog niet

Als afsluiting van de vragenlijst willen we u nog graag een aantal vragen stellen over u en uw huishouden.

27. Wat is uw geslacht?

Man Vrouw

28. In welk jaar bent u geboren? ____________

29. Wat is uw hoogst voltooide opleiding? lagere school, basisschool LBO (LTS, LEAO, LHNO,

etc.) MAVO, MULO, VMBO HAVO, MBO

VWO, Atheneum, Gymnasium, HBS

HBO/Universitaire opleiding Anders, nl. _____________

30. Wat is uw belangrijkste vervoermiddel? Auto Openbaar vervoer Fiets

Brommer/scooter Motor Anders, nl. _____________

31. Over hoeveel auto’s beschikt uw huishouden? ________

32. Hoe is uw huishouden samengesteld?

Achtergrondkenmerken

Page 173: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

173

Eenpersoonshuishouden Ga naar vraag 34 Echtpaar/vaste partners zonder kinderen Eén ouder met thuiswonende kinderen Echtpaar/vaste partners met thuiswonende kinderen Andere samenstelling

33. Wat is/zijn de leeftijd(en) van uw thuiswonende kinderen?

___,___,___,___,___,___,___

34. Kunt u aangeven in welke klasse het netto maandinkomen van uw huishouden (uzelf + evt. partner of andere inwonende gezinsleden valt)?

minder dan € 1250 per maand € 1250 tot € 2500 per maand € 2500 tot € 4000 per maand meer dan € 4000 per maand

35. Wat is uw belangrijkste bron van inkomsten?

Loondienst Inkomsten uit eigen bedrijf Uitkering AOW/(Pre)pensioen Ga naar vraag 40 Anders,nl. _______________________

36. Wat voor werk doet u?

____________________________________

37. In welke sector bent u werkzaam? Landbouw en visserij Delfstoffenwinning Industrie Nutsbedrijven Bouw Handel en reparatie Horeca Vervoer en communicatie Financiële instellingen Zakelijke dienstverlening Openbaar bestuur Onderwijs Zorg Overige dienstverlening Anders, nl.

_____________

Page 174: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

174

38. In welke plaats werkt u? ____________________ 39. Werkt u overdag regelmatig thuis?

Nee, nooit Minder dan 1 dag per week Minimaal 1 dag per week Meestal

40. Indien u een partner heeft: werkt uw partner? Nee Ja, in deze plaats: ___________________

41. Naast deze achtergrondkenmerken hebben mensen verschillende persoonlijke en sociale

waarden die ze belangrijk vinden in hun leven. Hieronder staan een aantal van deze waarden genoemd. Geef voor elk van deze waarden aan hoe belangrijk deze is in uw leven.

Erg onbelangrijk Onbelangrijk

Gemiddeld belangrijk Belangrijk Erg belangrijk

Vrijheid (in denken en doen) 1 2 3 4 5

Plezier in uw leven (genot, voldoening)

1 2 3 4 5

Een harmonieus gezinsleven

1 2 3 4 5

Zelfdiscipline (zelfbeperking, bestand tegen verleidingen)

1 2 3 4 5

Rijkdom (materiële bezittingen, geld)

1 2 3 4 5

Rationeel zijn (intelligent, logisch, nadenkend)

1 2 3 4 5

Uw imago bij anderen in stand houden (gezichtsverlies voorkomen)

1 2 3 4 5

Afwisseling (een leven vol met uitdaging, nieuwigheid en verandering)

1 2 3 4 5

42. Bent u bereid mee te werken aan een vervolginterview? Zo ja, wilt u uw telefoonnummer

of emailadres noteren zodat wij eventueel contact met u kunnen opnemen hiervoor? ________________________________________________________________________________________________________________________

43. Heeft u nog vragen of opmerkingen over de vragenlijst? ____________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Dit is het einde van de vragenlijst. Heel erg bedankt voor uw tijd en moeite.

Overig

Page 175: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

175

Appendix B: In‐depth interview guide 

Startinterview dagboekbenadering 

Algemeen 

 

- Hoe is uw huishouden samengesteld?  

 

- Hoe lang woont u al in deze plaats? 

 

- Kunt u vertellen waar u en uw partner vanaf de geboorte tot nu hebben gewoond?  

 

- Heeft u, naast misschien door wonen, nog op een andere manier een bepaalde affiniteit of 

contact met bepaalde landelijke gebieden in Noord‐Nederland? Met welke gebieden is 

dat? 

 

- Werken u en uw partner? 

 

- Zo ja, wat voor werk doet u en wat voor werk doet uw partner? (als met pensioen: welk 

werk hiervoor gedaan?) 

 

- Verwacht u voor u of uw partner na de verhuizing een verandering wat betreft werk? 

 

- Bent u door uw werk of andere factoren gebonden om in de buurt van een bepaalde 

plaats of in een bepaald gebied in Noord‐Nederland te wonen? 

 

Zoeken naar andere woning 

 

- Waarom wilt u verhuizen? 

 

- Hoe lang geleden bent u begonnen met zoeken naar een ander huis? 

 

- Toen u begon met zoeken naar een andere woning, in welk gebied zocht u toen? Waarom 

in dit gebied? 

 

- Op welke manier heeft u uw zoekgebied vervolgens aangepast? Wat was daarvoor de 

aanleiding? 

 

- Wat is op dit moment het gebied waarin u naar huizen zoekt?  

 

- Is in plaats van platteland wonen in de stad ook een mogelijkheid? 

 

- Wilt u graag in dit gebied wonen en zoekt u daarbinnen een huis, of zoekt u vooral een 

bepaald soort huis en plek, en zou dat in verschillende gebieden kunnen staan?  

 

- Op welke manieren hebt u tot nu toe gezocht?  

 

- Waarom wilt u graag op het platteland (blijven) wonen?  

 

 

Page 176: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

176

- Wat maakt dan in het bijzonder het gebied wat u zojuist noemde (zoekgebied) 

aantrekkelijk voor u om te wonen?  

 

- Wat ziet u als nadelen van dit gebied?  

 

- Denken u en uw partner overwegend hetzelfde over waar u zou willen wonen en wat 

belangrijk is in die keuze voor een plek? 

 

- Wat zijn wat dit betreft de verschillen tussen u beide?  

 

- Is er een bepaalde termijn waarbinnen u verhuisd wilt zijn? 

 

 

Beeld platteland en plattelandsgebieden in Noord‐Nederland 

 

- Welke vier woorden komen er het eerst bij u op als u de term platteland hoort? 

 

- U hebt zo straks verteld in welk gebied u naar huizen zoekt. Als we naar de kaart kijken, 

in welke gebieden bevindt uw zoekgebied zich dan?  

 

- Welke vier woorden komen er het eerst bij u op als u [één van de gebieden die binnen het 

zoekgebied vallen] hoort? ‐> deze vraag voor ieder genoemd gebied stellen 

 

- Welke gebieden zouden (bijv. qua ligging) ook in aanmerking kunnen komen?  

 

- Wat is uw beeld van deze gebieden?  

 

 

Woonvoorkeuren 

 

       ‐      Ik wil graag weten welke kenmerken u van belang vindt voor uw volgende  

              woonomgeving en woning. Ik onderscheid daarbij 5 thema’s: het landschap,     

              voorzieningen, sociale kenmerken, locatie en kenmerken van de woning. Het is de    

              bedoeling dat u per thema kenmerken noemt die u belangrijk vind in de keuze voor een   

              nieuw huis.   

 

‐ Kenmerken van het landschap (bijv. soort landschap, nabijheid natuurgebied, nabijheid 

water, nabijheid bos)  

‐ Voorzieningen (bijv. supermarkt, basisschool, kinderopvang, huisarts, dorpshuis, 

sportvoorzieningen, culturele voorzieningen, openbaar vervoer)  

‐ Sociale kenmerken (bijv. privacy, religie, actief verenigingsleven, 

bevolkingssamenstelling, het imago van een dorp of gebied, de status die het wonen in 

een dorp of gebied heeft, houding bewoners t.o.v. nieuwkomers, mate van onderling 

contact van bewoners) 

‐ Locatie (bijv. grootte van de plaats, buitengebied of dorp, bereikbaarheid werk, nabijheid 

grotere plaats)  

Page 177: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

177

‐ Kenmerken woning (bijv. type woning, aanwezigheid bijgebouwen, vormgeving woning, 

bouwperiode, aantal kamers, oppervlakte woning, oppervlakte perceel, staat van 

onderhoud, ligging)  

‐ Tenslotte zou ik nog graag willen dat u een rangorde aanbrengt in deze verschillende 

thema’s, hoe belangrijk zijn ze voor u in de keuze voor een nieuwe woning?  

 

Aanvullend schriftelijk vragenlijstje (ter plekke laten invullen)  

In welk jaar bent u geboren? 

……………………. 

 

In welk jaar is uw partner geboren? 

…………………… 

 

Wat is de leeftijd van uw kinderen? 

….., ….., ….., ……, ….., ….., ….., ….., 

 

Wat is uw hoogst voltooide opleiding?  

1 lagere school, basisschool  

2 LBO (LTS, LEAO, LHNO, etc.) 

3 MAVO, MULO 

4 VMBO 

5 HAVO 

6 MBO 

7 VWO, Atheneum, Gymnasium, HBS 

8 HBO 

9 Universitaire opleiding 

10 Anders, nl. … 

 

Kunt u aangeven in welke klasse het netto maandinkomen van uw huishouden (uzelf + partner 

valt)?  

1 minder dan € 1250 per maand 

2 € 1250 tot € 2000 per maand 

3 € 2000 tot € 3000 per maand  

4 € 3000 tot € 4000 per maand  

5 meer dan € 4000 per maand 

 

Over hoeveel auto’s heeft uw huishouden de beschikking? 

… 

 

Kunt u aangeven wat ongeveer de maximale prijs is die u voor uw nieuwe huis wilt betalen?  

… 

 

 

Page 178: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

   

Page 179: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

179

Appendix C: Electronic questionnaire 

Elektronische vragenlijst dagboekbenadering 

De  respondenten  ontvingen  iedere  twee  weken  via  email  een  link  naar  deze  elektronische 

vragenlijst. Doordat ze  inlogden met een persoonlijke code konden ze bij sommige vragen zien 

wat  ze  de  keer  ervoor  hadden  ingevuld.  Daarnaast  biedt  een  elektronische  vragenlijst  de 

mogelijkheid op basis van het antwoord op de voorgaande vraag bepaalde vragen wel of niet te 

tonen op het scherm. In deze schriftelijke weergave is dat zo goed mogelijk geprobeerd weer te 

geven.   

 

Verhuizen Noord‐Nederland 

 

Welkom bij de tweewekelijkse vragenlijst over uw zoektocht naar een nieuwe woning. De vragen gaan over 

wat u in de afgelopen twee weken hebt ondernomen met betrekking tot het zoeken van een nieuwe woning 

en uw ideeën over uw toekomstige woning en woonomgeving. 

 

Alvast erg bedankt voor het invullen van de vragen!  

 

Heeft u in de afgelopen twee weken een huis gekocht? 

○ Ja ○ Nee 

 

Indien huis gekocht dan verschijnen deze vragen: 

 

In welke plaats staat dit huis? 

 

‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ 

 

Welke kenmerken van het huis waren belangrijk in uw beslissing om dit huis te kopen? 

 

U kunt meerdere kenmerken kiezen. Geef voor de gekozen kenmerken in de open ruimte aan wat 

dit kenmerk in dit geval inhoudt. Als voor u bijvoorbeeld ‘ligging’ een belangrijk kenmerk is, 

kunt u hier aangeven wat de ligging van het huis is. 

 

○ Type woning        ______________________________ 

○ Grootte perceel       ______________________________ 

○ Aantal kamers       ______________________________ 

○ Aanwezigheid bijgebouwen      ______________________________ 

○ Prijs van de woning       ______________________________ 

○ Vormgeving van de woning     ______________________________ 

○ Bouwperiode van de woning    ______________________________ 

○ Staat van onderhoud      ______________________________ 

○ Ligging         ______________________________ 

○ ander kenmerk, nl.:       ______________________________ 

    

Page 180: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

180

Welke kenmerken van de woonomgeving waren belangrijk in uw beslissing om dit huis te 

kopen? 

U kunt meerdere kenmerken kiezen. Sommige kenmerken spreken meer voor zich dan andere. In 

de open ruimte kunt u de door u gekozen kenmerken eventueel toelichten. Als u bijvoorbeeld 

‘soort landschap’ een belangrijk kenmerk vindt, kunt u hier aangeven welk soort landschap zich 

in de woonomgeving bevindt. 

    

○ Bereikbaarheid van werk                  

○ Nabijheid van grotere plaats    

○ Aanwezigheid van winkel voor dagelijkse boodschappen in het dorp   

○ Aanwezigheid van basisschool in het dorp    

○ Aanwezigheid van andere voorzieningen (bijv. kinderopvang, dorpshuis, huisarts,  

sportvoorzieningen)    

○ Aanwezigheid OV    

○ Het is een relatief groot dorp   

○ Het is een relatief klein dorp    

○ Soort landschap    

○ Nabijheid water    

○ Nabijheid bos    

○ Aantrekkelijke bebouwing    

○ Het imago van een dorp of gebied    

○ Veiligheid    

○ Rust    ○ Privacy    

○ De status die het wonen in het dorp of gebied heeft    

○ Het dorp is niet‐kerkelijk    

○ Religie speelt een belangrijke rol in het dorp    ○ Nabijheid van familie en vrienden    

○ Bewoners hebben een open houding ten opzichte van ‘nieuwkomers’   

○ Er wonen veel ‘nieuwkomers’    

○ Er wonen mensen met dezelfde manier van leven als ikzelf    

○ Bewoners hebben onderling veel contact    

○ Bewoners hebben onderling weinig contact    

○ Actief verenigingsleven    

○ ander kenmerk, nl.: 

 

Dan: Einde vragenlijst 

 

Indien geen huis gekocht dan verschijnt deze vraag: 

 

Bent u nog op zoek naar een ander huis? 

 

○ Ja ○ Nee, definitief gestopt met zoeken 

 

   

Page 181: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

181

Indien ‘Nee, definitief gestopt met zoeken’ dan verschijnt deze vraag: 

 

Waarom bent u gestopt met zoeken? 

______________________________________________________________________________________

______________________________________________________________________________________

______________________________________________________________________________________ 

 

Dan: Einde vragenlijst 

 

Indien ja (nog steeds op zoek) dan verschijnt deze vraag: 

 

Heeft u in de afgelopen twee weken huizen bezichtigd? 

○ Ja 

○ Nee 

 

Alleen als het antwoord ja is verschijnen deze vragen over de bezichtigingen: 

 

In welke plaats(en) bevindt dit huis / bevinden deze huizen zich? 

Huis 1: Bijv. Groningen_________________________________ 

Huis 2: ______________________________________________ 

Huis 3: ______________________________________________ 

Huis 4: ______________________________________________ 

 

Per huis verschijnen de volgende twee vragen: 

 

Wat ziet u na het bezichtigen van huis 1 in [Groningen] als positieve aspecten van de woning en 

de woonomgeving? 

______________________________________________________________________________________

______________________________________________________________________________________

__________________________________________________________________________________ 

 

Wat ziet u na het bezichtigen van huis 1 in [Groningen] als negatieve aspecten van de woning en 

de woonomgeving? 

______________________________________________________________________________________

______________________________________________________________________________________

___________________________________________________________________________________ 

 

   

Page 182: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

182

De volgende vragen verschijnen voor iedereen: 

 

Als  u  de  vragenlijst  voor  de  eerste  keer  invult  geef  dan  aan  hoe  belangrijk  u  onderstaande 

kenmerken vindt voor uw toekomstige woning.  

Als  u  de  vragenlijst  eerder  hebt  ingevuld  hebt  u  aangegeven  hoe  belangrijk  u  onderstaande 

kenmerken vindt voor uw toekomstige woning. Pas uw antwoord(en) aan als het belang van een 

of meerdere kenmerken voor u veranderd  is. Voor de  kenmerken waarvan het  belang voor u 

gelijk is gebleven kunt u de antwoorden ongewijzigd laten. 

                          Erg belangrijk Belangrijk Neutraal  Onbelangrijk Zeer onbelangrijk Geen antwoord 

Type woning    ○ ○ ○ ○     ○ ○

Grootte perceel     ○    ○  ○  ○    ○ ○ 

Aantal kamers     ○ ○ ○ ○ ○ ○   

Aanwezigheid     ○ ○ ○ ○ ○ ○ 

bijgebouwen                

Prijs van de woning  ○ ○ ○ ○ ○ ○   

Vormgeving van de   ○ ○ ○ ○ ○ ○ 

woning             

Bouwperiode van de   ○ ○ ○ ○ ○ ○ 

woning             

Staat van onderhoud   ○ ○ ○ ○ ○ ○   

Ligging      ○ ○ ○ ○ ○ ○ 

         

Op de volgende pagina worden de kenmerken weergegeven die u belangrijk vindt voor uw 

toekomstige  woning.  Geef  voor  de  kenmerken  waarbij  nog  niets  staat  ingevuld  aan  welke 

invulling deze volgens u zouden moeten hebben.  

Bekijk voor de kenmerken waarbij al iets staat ingevuld of de invulling nog steeds overeenkomt 

met  uw  huidige  ideeën. Als  dit  niet  het  geval  is,  pas  de  invulling  van  het  kenmerk  dan  aan 

(bijvoorbeeld: uw voorkeur gaat ten aanzien van de bouwperiode in plaats van naar vooroorlogs 

nu uit naar nieuwbouw). 

 

Type woning         _________________________         

Grootte perceel       _________________________         

Aantal kamers        _________________________         

Aanwezigheid bijgebouwen    _________________________         

Prijs van de woning      _________________________         

Vormgeving van de woning    _________________________         

Bouwperiode van de woning     _________________________         

Staat van onderhoud       _________________________         

Ligging         ________________________ 

 

Page 183: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

183

Als  er  iets  veranderd  is  in  de  kenmerken  die  u  belangrijk  vindt  of  in  de  gewenste  invulling 

daarvan, kunt u dan aangeven wat de aanleiding was voor deze verandering(en)?  

______________________________________________________________________________________

______________________________________________________________________________________ 

 

Als  u  de  vragenlijst  voor  de  eerste  keer  invult  geef  dan  aan  hoe  belangrijk  u  onderstaande 

kenmerken vindt voor uw toekomstige woonomgeving. 

 

Als  u  de  vragenlijst  eerder  hebt  ingevuld  hebt  u  aangegeven  hoe  belangrijk  u  onderstaande 

kenmerken vindt voor uw toekomstige woonomgeving. Pas uw antwoord(en) aan als het belang 

van een of meerdere kenmerken voor u veranderd  is. Voor de kenmerken waarvan het belang 

voor u gelijk is gebleven kunt u de antwoorden ongewijzigd laten. 

(net  als  bij  de  vraag  op  de  vorige  bladzijde  kon  hierbij  gekozen  worden  uit  de  opties:  Erg  belangrijk, 

Belangrijk, Neutraal, Onbelangrijk, Zeer onbelangrijk, Geen antwoord)   

 

Bereikbaarheid van werk              

Nabijheid van grotere plaats              

Aanwezigheid van winkel voor dagelijkse boodschappen in het dorp        

Aanwezigheid van basisschool in het dorp              

Aanwezigheid van andere voorzieningen (bijv. kinderopvang, dorpshuis, huisarts, sportvoorzieningen)    

Aanwezigheid OV              

Het is een relatief groot dorp              

Het is een relatief klein dorp              

Soort landschap              

Nabijheid water              

Nabijheid bos              

Aantrekkelijke bebouwing              

Het imago van een dorp of gebied              

Veiligheid              

Rust              

Privacy              

De status die het wonen in het dorp of gebied heeft              

Het dorp is niet‐kerkelijk              

Religie speelt een belangrijke rol in het dorp              

Nabijheid van familie en vrienden              

Bewoners hebben een open houding ten opzichte van ‘nieuwkomers’            

Er wonen veel ‘nieuwkomers’              

Er wonen mensen met dezelfde manier van leven als ikzelf              

Bewoners hebben onderling veel contact              

Bewoners hebben onderling weinig contact             

Actief verenigingsleven              

Page 184: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

184

Op de volgende pagina worden de kenmerken weergegeven die u belangrijk vindt voor uw 

toekomstige  woonomgeving.  Voor  de  kenmerken  waarbij  nog  niets  staat  ingevuld  kunt  u 

eventueel  toelichten welke  invulling  deze  volgens  u  zouden moeten  hebben.  Bekijk  voor  de 

kenmerken waarbij al iets staat ingevuld of de invulling nog steeds overeenkomt met uw huidige 

ideeën. Als dit niet het geval  is, pas de  invulling van het kenmerk dan  aan  (bijvoorbeeld: uw 

voorkeur gaat nu uit naar een ander soort landschap dan eerder).  

 

Bereikbaarheid van werk              

Nabijheid van grotere plaats              

Aanwezigheid van winkel voor dagelijkse boodschappen in het dorp        

Aanwezigheid van basisschool in het dorp              

Aanwezigheid van andere voorzieningen (bijv. kinderopvang, dorpshuis, huisarts, sportvoorzieningen)    

Aanwezigheid OV              

Het is een relatief groot dorp              

Het is een relatief klein dorp              

Soort landschap              

Nabijheid water              

Nabijheid bos              

Aantrekkelijke bebouwing              

Het imago van een dorp of gebied              

Veiligheid              

Rust              

Privacy              

De status die het wonen in het dorp of gebied heeft              

Het dorp is niet‐kerkelijk              

Religie speelt een belangrijke rol in het dorp              

Nabijheid van familie en vrienden              

Bewoners hebben een open houding ten opzichte van ‘nieuwkomers’            

Er wonen veel ‘nieuwkomers’              

Er wonen mensen met dezelfde manier van leven als ikzelf              

Bewoners hebben onderling veel contact              

Bewoners hebben onderling weinig contact             

Actief verenigingsleven          

 

Als  er  iets  veranderd  is  in  de  kenmerken  die  u  belangrijk  vindt  of  in  de  gewenste  invulling 

daarvan, kunt u dan aangeven wat de aanleiding was voor deze verandering(en)? 

______________________________________________________________________________________

______________________________________________________________________________________

___________________________________________________________________________________ 

 

   

Page 185: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

185

Als u de vragenlijst voor het eerst invult geef dan hieronder aan in welk gebied u naar huizen 

zoekt. 

 

Als u de vragenlijst eerder hebt ingevuld staat hieronder hoe u het gebied waarin u naar huizen 

zoekt omschreven hebt.   

 

______________________________________________________________________________________

______________________________________________________________________________________

______________________________________________________________________________________ 

 

Heeft u uw zoekgebied aangepast in de afgelopen twee weken? 

○ Ja ○ Nee  

Indien zoekgebied aangepast  dan verschijnen de volgende vragen: 

Wat is het totale gebied waarin u nu naar huizen zoekt? [het antwoord op deze vraag verschijnt 

dan als de vragenlijst weer wordt ingevuld bij de ‘zoekgebiedvraag’ hierboven] 

______________________________________________________________________________________

______________________________________________________________________________________ 

Wat was de aanleiding voor de aanpassing van uw zoekgebied? 

______________________________________________________________________________________

______________________________________________________________________________________ 

 

In welke van de onderstaande gebied(en)  bevindt uw nieuwe zoekgebied zich? (als u op de link 

klikt ziet u een kaartje waarop de gebieden worden weergegeven)  

○ Noordoost Friesland 

○ Noordwest Friesland 

○ West‐ en midden‐ friesland 

○ Zuidwest Friesland 

○ Zuidoost Friesland 

○ Friese Wouden 

○ Westerkwartier 

○ Noord Groningen 

○ Slochteren en omstreken 

○ Oldambt 

○ Westerwolde 

○ Veenkoloniën 

○ Noord Drenthe 

○ Centraal Drenthe 

○ Zuidwest Drenthe 

   

Page 186: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

186

Per aangevinkt gebied verschijnt de volgende vraag: 

Hoe zou u het gebied [bijv. Noordoost Friesland] omschrijven? 

______________________________________________________________________________________

______________________________________________________________________________________

______________________________________________________________________________________ 

Deze vragen verschijnen voor iedereen: 

Heeft u in de afgelopen twee weken een of meerdere van onderstaande zoekactiviteiten 

ondernomen? 

○ Geen zoekactiviteiten ondernomen 

○ Naar huizen gezocht op Funda of een vergelijkbare huizensite 

○ Contact met een makelaar gehad 

○ Rondgekeken in landelijke gebieden waar u mogelijk zou willen wonen 

○ Andere zoekactie: __________________________________________ 

 

Indien contact met een makelaar: 

Waaruit bestond dit contact met een makelaar? 

○ Verzoek om informatie 

○ Ingeschreven als zoeker 

○ Verzoek om mee te gaan bij bezichtiging 

○ Aanvraag van bezichtiging bij verkopende makelaar 

○ Anders, nl.:    _________________ 

 

In welke plaats bevindt deze makelaar zich? 

___________________________________ 

 

 

 

   

Page 187: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

187

Indien rondgekeken: 

In welke gebied(en) hebt u rondgekeken? 

______________________________________________________________________________________

______________________________________________________________________________________

______________________________________________________________________________________ 

 

Had u tijdens dit zoekproces al eerder in deze gebieden rondgekeken? 

○ Nee ○ Ja 

 

Niet eerder rondgekeken: 

Kunt u per gebied een korte beschrijving van uw indruk van het gebied geven? 

______________________________________________________________________________________

______________________________________________________________________________________

______________________________________________________________________________________ 

Wel eerder rondgekeken: 

Heeft u nieuwe indrukken opgedaan in deze gebieden? 

○ Ja  ○ Nee

 

Indien ja: 

Kunt u deze nieuwe indrukken  (evt. per gebied) kort beschrijven? 

______________________________________________________________________________________

______________________________________________________________________________________

______________________________________________________________________________________ 

 

   

Page 188: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

188

Voor iedereen: 

Zijn er zaken met betrekking tot uw zoektocht naar een nieuw huis die niet in de vragenlijst naar 

voren zijn gekomen die u nog graag wilt noemen? 

______________________________________________________________________________________

______________________________________________________________________________________

______________________________________________________________________________________ 

 

Heeft u nog vragen of opmerkingen over de vragenlijst? 

______________________________________________________________________________________

______________________________________________________________________________________

______________________________________________________________________________________ 

 

Dit is het einde van de vragenlijst. 

Heel erg bedankt voor uw medewerking!    

Page 189: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

189

Summary in Dutch 

 

Migratie naar minder populaire plattelandsgebieden 

De kenmerken, motieven en het zoekproces van verhuizers 

 

Achtergrond, doel en methode 

Het dominante beeld van migratie naar het platteland is dat van de welvarende 

stedeling op zoek naar een nieuw  leven  in een  idyllische plattelandsomgeving. 

De wetenschappelijke belangstelling voor migratie naar het platteland, waarvoor 

vaak de  term  counterurbanisatie gebruikt wordt, begon  in de  jaren  ’70 van de 

vorige  eeuw  en  resulteerde  in  een  grote  hoeveelheid  onderzoeksresultaten. 

Recentelijk  is  er  in  de wetenschappelijke  literatuur  een  hernieuwde  aandacht 

waarbij het verschijnsel kritisch tegen het licht wordt gehouden. Deze dissertatie 

levert  een  bijdrage  aan deze  kritische  herziening  van  het  verschijnsel migratie 

naar het platteland.  

Eén aspect van dit opnieuw bekijken van verhuizen naar het platteland  is 

de  toenemende  erkenning  dat  plattelandsgebieden  verschillen  in  hun 

populariteit als woongebied, mede onder  invloed van de aantrekkelijkheid van 

het  landschap  en  bereikbaarheid.  Ook  is  vastgesteld  dat  naast  de 

aantrekkingskracht  van  de  rurale  idylle  ook  andere motieven  een  rol  spelen, 

zoals  de  nabijheid  van  familie  en  vrienden  of  aan werk  gerelateerde  redenen. 

Naast de eerder genoemde middenklasse blijken ook groepen mensen met  lage 

inkomens  en  arbeidsmigranten  naar  het platteland  te  trekken  en  het  blijkt dat  

naast migratie vanuit de stad ook migratie binnen het platteland van belang is.  

Hoewel dus steeds vaker wordt erkend dat plattelandsgebieden verschillen 

in hun populariteit  als woongebied  is dit  idee nog niet  terug  te vinden  in het 

onderzoek naar de kenmerken en motieven van verhuizers naar het platteland. 

Dergelijk onderzoek richt zich vaak op het platteland  in het algemeen of op die 

plattelandsgebieden die erg aantrekkelijk zijn om  te gaan wonen. Migratie naar 

minder  populaire  plattelandsgebieden  is  daarbij  onderbelicht  gebleven.  Door 

migratie  naar  minder  populaire  plattelandsgebieden  in  Noord‐Nederland  te 

onderzoeken wil deze studie een bijdrage  leveren aan de ontwikkeling van een 

Page 190: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

190

bredere en genuanceerdere opvatting van counterurbanisatie met een empirische 

basis.  Dit  is  niet  alleen  wetenschappelijk  relevant,  maar  het  levert  ook 

interessante  informatie  op  voor  beleidsmakers.  Net  als  andere 

plattelandsgebieden  in  Europa  heeft  het Nederlandse  platteland,  vooral  in  de 

meer  perifere  gebieden  waaronder  Noord‐Nederland,  te  maken  met 

bevolkingskrimp.  In‐migratie  is één van de  factoren die van  invloed zijn op de 

bevolkingsontwikkeling,  naast  geboorte,  sterfte  en  uit‐migratie. Daarom  is  het 

belangrijk meer  te weten over de kenmerken, motieven en zoekstrategieën van 

mensen die naar dit soort gebieden verhuizen en met name over de verschillende 

migratiestromen naar verschillende soorten plattelandsgebieden.  

 

Het doel van deze dissertatie is om meer inzicht te krijgen in migratie naar 

minder populaire plattelandsgebieden. Om te bepalen  in hoeverre de gevonden 

uitkomsten  specifiek  zijn  voor  minder  populaire  gebieden  is  een  directe 

vergelijking met verhuizers naar populaire gebieden  in dezelfde regio gemaakt. 

De populariteit van plattelandsgebieden als woongebied wordt in dit onderzoek 

vastgesteld  aan de hand van de gemiddelde huizenprijs per gemeente. Binnen 

Nederland  is  het Noorden  gekozen  als  studiegebied,  omdat  het  als  het meest 

landelijke  deel  van  Nederland  kan  worden  gezien  aan  de  hand  van  de 

omgevingsadressendichtheid en de perceptie van de Nederlandse bevolking. Op 

basis van het doel van het onderzoek zijn drie onderzoeksvragen geformuleerd: 

 

1. Wat  zijn  de  kenmerken  en motieven  van  verhuizers  naar minder  populaire 

plattelandsgebieden? 

2. In hoeverre verschillen de kenmerken en motieven van verhuizers naar minder 

populaire en populaire plattelandsgebieden?  

3. Hoe  zoeken  potentiële  verhuizers  naar  een  plek  om  te  wonen  in 

plattelandsgebieden?  

Om deze onderzoeksvragen  te beantwoorden  is gebruik gemaakt van een 

combinatie  van  verschillende  soorten  data  en  methodes.  De  kenmerken  en 

motieven  van  verhuizers  zijn  in  eerste  instantie  onderzocht  door  gebruik  te 

maken  van  secundaire  data  afkomstig  van  het  CBS  en  WoON.  Uit  deze 

Page 191: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

191

verkenning bleek dat aanvullende data nodig waren om de onderzoeksvragen op 

een goede manier te beantwoorden, zo ontbrak informatie over terugmigratie en 

waren motieven  voor  vertrek  vermengd met motieven  voor  de  keuze  van  de 

nieuwe woonlocatie. Daarom hebben we zelf data verzameld door middel van 

een  schriftelijke  enquête  onder  nieuwe  inwoners  van  vier  gemeenten  die  in 

hoofdstuk  2  als  minder  populair  geclassificeerd  waren  en  drie  populaire 

gemeenten  (N = 1717). Deze dataverzameling kon plaatsvinden door de goede 

samenwerking met de betreffende gemeenten.   

Om  het  zoekproces  naar  een  nieuwe  woning  op  het  platteland  te 

onderzoeken  is  een  kleinschalige  studie  uitgevoerd  die  gebruikmaakt  van  een 

zogenaamde dagboekbenadering, een nieuwe methode om het zoekproces naar 

een  nieuwe  woning  te  onderzoeken.  Deze  dagboekbenadering  bestond  uit 

diepte‐interviews  die  gevolgd  werden  door  een  elektronische  vragenlijst  die 

iedere twee weken per mail naar de respondenten gestuurd werd, totdat zij een 

huis kochten of stopten met zoeken.  

 

Minder populaire en populaire plattelandsgebieden in Noord‐Nederland  

De populariteit van plattelandsgebieden als woongebied wordt in dit onderzoek 

gedefinieerd  aan  de  hand  van  de  gemiddelde  huizenprijs  per  gemeente. 

Huizenprijzen geven een indicatie van wat mensen bereid zijn om te betalen voor 

het  huis  en  zijn  omgeving.  De  gemiddelde  huizenprijs  omvat  zowel 

waarderingsaspecten van de woonomgeving als van de woning zoals grootte en 

kwaliteit. Waar  in  andere  (buitenlandse)  onderzoeken  vaak  in‐migratiecijfers 

worden gebruikt om de populariteit van plattelandsgebieden te bepalen, is in de 

Nederlandse context het gebruik van huizenprijzen meer geschikt. In Nederland 

wordt bevolkingsgroei op gemeenteniveau  sterk bepaald door overheidsbeleid. 

Nieuwbouw wordt slechts  in een beperkt aantal gebieden  toegestaan,  terwijl  in 

andere  gebieden  het  bouwen  van  nieuwe woningen  sterk  beperkt wordt. Dit 

laatste geldt voor veel plattelandsgebieden. Deze beperkingen zorgen ervoor dat 

bij  een  stijgende  vraag  naar  huizen  de  prijzen  toenemen  in  plaats  van  de 

aantallen  in‐migranten. Huurprijzen  zijn  niet  gebruikt  bij  het  bepalen  van  de 

populariteit  van  plattelandsgebieden  in  dit  onderzoek,  omdat  deze  weinig 

verschillen tussen gebieden in Nederland.  

Page 192: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

192

Op  basis  van  huizenprijzen  hebben  we  in  hoofdstuk  2  drie  typen 

plattelandsgebieden  onderscheiden  in  Noord‐Nederland:  minder  populaire 

gebieden, gemiddelde gebieden  en populaire gebieden. Deze gebieden worden 

als platteland  beschouwd  op  basis  van de maat die het CBS  gebruikt  voor de 

stedelijkheid  van  een  gebied,  de  omgevingsadressendichtheid.  Ze  bestaan  uit 

gemeenten met gemiddeld minder dan 1000 adressen per vierkante kilometer. In 

deze dissertatie staan de minder populaire gebieden centraal, maar er wordt ook 

een  vergelijking  met  de  populaire  gebieden  gemaakt.  De  minder  populaire 

gebieden  liggen  langs de noordelijke en oostelijke grens van Noord‐Nederland. 

Ze worden gekenmerkt door een open zeekleilandschap met een groot aandeel 

grootschalige  akkerbouw.  Dit  komt  overeen  met  bevindingen  uit  eerder 

onderzoek dat mensen in het algemeen juist een voorkeur hebben voor gebieden 

met een afwisseling van bos en open stukken en een klein aandeel bouwland. In 

vergelijking met de populaire  gebieden  hebben de minder populaire  gebieden 

minder natuur‐ en recreatiegebieden. De minder populaire gebieden hebben een 

vergelijkbare reisafstand naar de belangrijke steden in het noorden, maar liggen 

verder weg  van  het midden  van Nederland  dan  de  populaire  gebieden. Voor 

deze  minder  populaire  gebieden  worden  zowel  bevolkings‐  als 

huishoudenskrimp voorspeld, in sommige gemeenten is de bevolking al aan het 

afnemen.  Hier  tegenover  staan  de  populaire  gebieden  die  juist  gekenmerkt 

worden door een semi‐open landschap met overwegend veeteelt. Ze hebben ook 

een  relatief  groter  aandeel  natuurgebieden.  Verder  is  voor  deze  gebieden 

huishoudensgroei  voorspeld  en  liggen  ze  minder  ver  van  het  midden  van 

Nederland.  

 

Als we  aan  de  hand  van migratiestatistieken  van  het  CBS  naar Noord‐

Nederland als geheel kijken blijkt dat het migratiesaldo negatief is. In de periode 

2003‐2007 zijn gemiddeld 22.326 mensen uit het noorden vertrokken naar elders 

in Nederland,  terwijl  21.913 mensen  zich  er  vestigden. Van deze  in‐migranten 

vanuit elders in Nederland ging 54% in één van de 58 gemeenten wonen die als 

platteland  geclassificeerd  kunnen  worden.  Als  we  in  dezelfde  periode  naar 

migratie binnen de regio kijken blijkt dat 31.374 mensen (61% van de totale groep 

verhuizers tussen gemeenten in Noord‐Nederland) naar een plattelandsgemeente 

Page 193: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

193

verhuisd zijn, afkomstig uit zowel  stedelijke als plattelandsgemeenten. De drie 

typen  plattelandsgebieden,  de  minder  populaire,  gemiddelde  en  populaire 

gebieden,  laten allemaal  een negatief migratiesaldo zien voor de periode 2003‐

2007  en  de  migratiesaldi  verschillen  niet  significant  tussen  de  drie  typen 

gebieden. Er  zijn  dus meer mensen  vertrokken  uit de  gebieden  dan  ernaartoe 

verhuisd  zijn,  ook  in populaire  gebieden. Het  gemiddelde  aantal  in‐migranten 

per  1.000  inwoners  is  eveneens vergelijkbaar voor de drie gebieden. Populaire 

gebieden  trekken dus  niet  significant meer mensen  aan dan minder populaire 

gebieden. Er vindt een aanzienlijke migratie plaats tussen stedelijke en populaire 

gebieden, terwijl migratie tussen minder populaire en gemiddelde gebieden aan 

de ene kant en populaire gebieden aan de andere kant erg beperkt is.  

 

Wie verhuizen er naar minder populaire gebieden en waarom?  

De  uitkomsten  die  in  hoofdstuk  3  gepresenteerd worden  op  basis  van  nieuw 

verzamelde enquêtegegevens laten zien dat de verhuizers naar minder populaire 

plattelandsgebieden in Noord‐Nederland meer divers zijn dan de middenklasse 

die vaak geassocieerd wordt met verhuizen naar het platteland. Ze zijn eveneens 

meer divers dan de verhuizers naar verarmde of krimpende plattelandsgebieden 

die  in  buitenlandse  studies  gevonden  zijn.  Hoewel  de  verhuizers  in  de 

Nederlandse  context  een  relatief  laag  inkomen  hebben  is  het  aandeel  van  de 

laagste inkomensgroep slechts klein. Gecombineerd met het relatief grote aandeel 

werkenden,  de  variatie  aan  sectoren  waarin  ze  werkzaam  zijn  en  het  grote 

aandeel  hoger  opgeleiden  lijken  deze  verhuizers  meer  op  de  diverse  groep 

verhuizers  zoals die  ook  gevonden werd  in perifere  gebieden  in Denemarken. 

Naast  deze  sociaaleconomische  kenmerken  laten  onze  resultaten  zien  dat  de 

verhuizers  naar minder  populaire  gebieden  vaak  jong  zijn,  terwijl  een  relatief 

klein deel vanuit de  stad verhuisd  is. Het  soort verhuizing varieert van  lokaal 

(vanuit  omliggende  gemeentes)  tot  over  grotere  afstand  (vanuit  elders  in 

Nederland), maar de grootste groep komt vanuit elders in Noord‐Nederland.  

Het  klassieke  beeld  is  dat  de  kwaliteit  van  de  woonomgeving  het 

belangrijkste  motief  is  om  naar  het  platteland  te  verhuizen.  Uit  andere 

onderzoeken  is  gebleken  dat  voor  verhuizers  naar  minder  populaire 

plattelandsgebieden  andere  motieven  vaak  juist  belangrijker  zijn,  zoals  de 

Page 194: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

194

nabijheid van  familie en vrienden en werk gerelateerde redenen. Maar op basis 

van deze   onderzoeken bleef het onduidelijk  in hoeverre de  typische  ‘kwaliteit 

van  leven’ motieven die vaak met counterurbanisatie geassocieerd worden ook 

een rol spelen voor verhuizers naar minder populair platteland. Onze studie laat 

zien  dat  dit  soort motieven  ook  belangrijk  zijn  voor  verhuizers  naar minder 

populaire gebieden, maar dan wel vooral voor de keuze voor verhuizen naar het 

platteland  in het algemeen. Voor de keuze van het specifieke plattelandsgebied 

zijn kenmerken van de woning het belangrijkste motief, meteen gevolgd door de 

fysieke kwaliteiten van de omgeving en persoonlijke redenen, zoals intrekken bij 

een partner en dichtbij familie en vrienden willen wonen. De lage huizenprijzen 

in het gebied kwamen slechts als vijfde naar voren in de lijst van motieven.  

 

Als de  kenmerken  en motieven  van de  verhuizers  gecombineerd worden 

komt  de  diversiteit  binnen  de  groep  verhuizers  naar  minder  populaire 

plattelandsgebieden  nog  meer  naar  voren.  De  fysieke  kwaliteiten  van  de 

omgeving  trekken  een groep hogeropgeleide verhuizers met hogere  inkomens, 

en verhuizers tussen de 35 en 64, een groep die overeenkomsten vertoont met het 

stereotype beeld van counterurbanisatie. Daarnaast  laat onze analyse een groep 

verhuizers  zien  voor wie  de  nabijheid  van  familie  en  vrienden  een  belangrijk 

motief  is.  Deze  groep  bestaat  vaker  uit  terugmigranten,  alleenstaanden,  de 

jongste  en  de  oudste  leeftijdsgroep  en  ook  de  laagste  inkomensgroep. Werk 

gerelateerde  redenen zijn belangrijk voor hoger opgeleiden, mensen die vanuit 

omliggende gemeenten verhuizen en de leeftijdsgroep 35‐44. Kenmerken van de 

woning  als motief  verwijzen  vaak  naar de  beschikbaarheid  van  een  specifieke 

woning. Dit motief wordt door een diverse groep verhuizers genoemd maar met 

name door mensen die vanuit de stad verhuisd zijn.  

 

Verschillende gebieden, verschillende mensen?  

Om  te  bepalen  in  hoeverre  deze  uitkomsten  echt  specifiek  zijn  voor  minder 

populaire plattelandsgebieden hebben we ook een directe vergelijking gemaakt 

met  de  kenmerken  en motieven  van  in‐migranten  naar  populaire  gebieden  in 

dezelfde regio. In hoofdstuk 2 blijkt uit migratiestatistieken dat minder populaire 

gebieden  een  relatief  groter  aandeel  verhuizers  van  binnen Noord‐Nederland 

Page 195: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

195

aantrekken, een grotere instroom vanuit plattelandsgebieden en ook een jongere 

groep verhuizers. De multivariate analyse van secundaire survey data (afkomstig 

uit WoON)  laat  zien  dat  mensen  die  naar  hun  huidige  adres  verhuisd  zijn 

vanwege  de wens  om  dichtbij  familie  en  vrienden  te wonen  een  grotere  kans 

hebben om naar een minder populair gebied verhuisd  te zijn. Hogeropgeleiden 

en mensen  die  vanuit  een  stedelijk  gebied  verhuizen  hebben  juist  een  grotere 

kans naar een populair gebied verhuisd te zijn. Op basis hiervan concludeerden 

we  dat  het  klassieke  beeld  van  counterurbanisatie  niet  voldoet  om 

migratiepatronen  in  verschillende  typen  plattelandsgebieden  binnen  landen  te 

verklaren. De  kenmerken  van  de  verhuizers  naar  populaire  gebieden  lijken  te 

passen  binnen  het  klassieke  beeld  van  counterurbanisatie,  terwijl  minder 

populaire gebieden persoonlijke redenen als een belangrijk migratiemotief delen 

met perifere plattelandsgebieden in Europa.  

 

In  hoofdstuk  4  hebben  we  de  vraag  of  verschillende  typen 

plattelandsgebieden  binnen  landen  verschillende  groepen  migranten  met 

verschillende motieven  aantrekken  verder  onderzocht met  gebruikmaking  van 

nieuw  verzamelde  enquêtegegevens.  Deze  data  maakten  een  betere  analyse 

mogelijk,  onder  meer  omdat  nu  alleen  motieven  over  de  keuze  van  de 

bestemming opgenomen waren, terwijl deze in de voorgaande analyse vermengd 

waren met motieven om uit de vorige woonplaats te vertrekken. Ook kon nu een 

variabele  voor  terugmigratie  worden  opgenomen  en  een  meer  gedetailleerde 

variabele over de vorige woonplaats.  

De  verhuizers  naar  populaire  en  minder  populaire  gebieden  worden 

rechtstreeks  vergeleken  door  middel  van  een  logistische  regressie  analyse. 

Daaruit blijkt dat de verhuizers naar populaire gebieden vaker behoren  tot de 

hogere  inkomensgroepen  en  dat  ze  vaker  hoogopgeleid  zijn.  Ze  hebben  ook 

vaker  eerder  in  de  gemeente  gewoond  en  vallen  vaker  in  de  hogere 

leeftijdsgroepen. De  fysieke kwaliteiten van de omgeving  (bijv. natuur, ruimte), 

werk gerelateerde redenen en de ligging van het gebied werden door hen vaker 

genoemd  als  motief  om  naar  dit  gebied  te  verhuizen.  Om  de  verhuizers  te 

karakteriseren  zijn  naast  de meer  traditionele  achtergrondkenmerken  ook  acht 

waarden die mensen meer of minder belangrijk kunnen vinden  in hun  leven  in 

Page 196: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

196

de analyse opgenomen. Het blijkt dat in vergelijking met verhuizers naar minder 

populaire gebieden deze verhuizers meer belang hechten aan de waarde ‘plezier 

in het leven’.  

De analyse  laat zien dat verhuizers naar minder populaire gebieden vaker 

vanuit elders  in Noord‐Nederland verhuisd zijn dan verhuizers naar populaire 

gebieden. Terwijl eerder onderzoek concludeerde dat minder populaire gebieden 

vaker verhuizers over korte afstand trekken, laat onze multivariate analyse zien 

dat populaire en minder populaire gebieden in dezelfde mate verhuizers vanuit 

elders  in  Nederland  aantrekken.  Verhuizers  naar  minder  populaire  gebieden 

vallen vaker binnen de jongste leeftijdsgroep. Minder populaire gebieden trekken 

dus inderdaad een jonge groep verhuizers, ook wanneer direct vergeleken wordt 

met  populaire  gebieden.  In  vergelijking  met  de  verhuizers  naar  populaire 

gebieden noemen ze vaker het intrekken bij een partner en de lage huizenprijzen 

in het gebied als motieven om ernaartoe  te verhuizen. Verhuizers naar minder 

populaire  gebieden  noemen  de  fysieke  kwaliteiten minder  vaak,  daarentegen 

worden  sociale  kwaliteiten  als  vrijheid,  vriendelijkheid,  juist  vaker  door  hen 

genoemd als motief om naar dit gebied  te verhuizen. Als we naar de waarden 

kijken  blijkt  in  vergelijking  met  verhuizers  naar  populaire  gebieden,  dat 

verhuizers naar minder populaire gebieden meer belang hechten aan  ‘rationeel 

zijn’ en aan ‘afwisseling in het leven’. 

 

Het zoekproces naar een nieuwe woning in plattelandsgebieden 

In hoofdstuk 5 hebben we onderzocht hoe mensen naar een nieuwe plek om  te 

wonen  zoeken  binnen  het platteland  van Noord‐Nederland. Hierbij  is  gebruik 

gemaakt van  een dagboekbenadering,  een nieuwe methode om het zoekproces 

naar  een  nieuwe  woning  te  onderzoeken.  We  onderscheiden  drie  groepen 

zoekers  in  dit  hoofdstuk.  Respondenten  die  buiten  Noord‐Nederland  wonen 

(verre zoekers), respondenten die al in Noord‐Nederland woonachtig zijn en die 

aanvankelijk  in  een  groter  gebied  in  Noord‐Nederland  zoeken  (regionale 

zoekers)  en  respondenten die  eveneens  al  in Noord‐Nederland wonen  en heel 

lokaal zoeken (lokale zoekers). De zoekgebieden van deze groepen verschillen in 

schaal  en  de  mate  waarin  ze  veranderen  gedurende  het  zoekproces.  Terwijl 

lokale zoekers het hebben over dorpen, spreken regionale en verre zoekers in het 

Page 197: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

197

begin over gebieden. En  terwijl de  lokale zoekers zijn begonnen met zoeken  in 

hun eigen of een naburig dorp en dat blijven doen verandert het zoekgebied van 

regionale  en  verre  zoekers  veel meer. Het  belang  van  lokale  bindingen  voor 

lokale  zoekers  is  een  belangrijke  verklaring  voor  deze  verschillende 

zoekpatronen. De minder sterke voorkeur voor een specifieke plattelandslocatie 

maakt het voor de  regionale  en verre  zoekers makkelijker om hun  zoekgebied 

aan te passen. Dezelfde soort lokale bindingen die lokale zoekers in de buurt van 

hun  huidige  woonplaats  houden,    werken  ook  als  een  beperking  in  het 

zoekproces van verre zoekers. Financiële beperkingen  stuurden het zoekgebied 

van verre zoekers vaak richting het noorden met zijn lagere huizenprijzen, nadat 

andere  plattelandsgebieden uit  hun  zoekgebied waren  verdwenen  vanwege  te 

hoge  prijzen.  Voor  lokale  en  regionale  zoekers  spelen  financiële  beperkingen 

meer  een  rol  in  de  keuze  voor  specifieke  huizen  dan  in  de  keuze  van 

zoekgebieden. Tenslotte  laten de  resultaten  zien dat het niet de grotere kennis 

van de  lokale huizenmarkt  is die het voor  lokale zoekers makkelijker maakt de 

woning  van  hun  voorkeur  te  vinden.  Alle  zoekers  maken  gebruik  van  het 

internet om  informatie krijgen over hun mogelijkheden op de huizenmarkt. Ze 

hebben  daardoor  vergelijkbare  kennis  over  wat  er  beschikbaar  is.  Wat  wel 

verschilt  is  hun  kennis  van  de  sociale  kwaliteiten  van  een  gebied.  Lokale  en 

regionale zoekers zijn in staat onderscheid te maken tussen verschillende dorpen 

en zelfs  straten. Verre zoekers ontwikkelden verschillende  strategieën om deze 

achterstand  in te halen, zoals rondrijden door het gebied en contact zoeken met 

de  buren  bij  het  bekijken  van  een  woning.  Het  belang  dat  aan  deze  sociale 

kwaliteiten wordt gehecht en ook het belang van het gevoel bij een gebied of een 

woning  zorgt  ervoor  dat  het  internet  ‘oude’  zoekmethoden  als  rondrijden  en 

huizen bezichtigen niet heeft vervangen. Het  lijkt er wel op dat huizenwebsites 

zoals Funda in Nederland het makkelijker maken voor verre zoekers om nieuwe 

potentiële zoekgebieden te verkennen, wat soms resulteert in een aanpassing van 

het zoekgebied.  

 

Representaties  van  gebieden  spelen  op  verschillende  manieren  een 

belangrijke rol in het zoekproces. Direct en indirect contact met een gebied blijkt 

essentieel te zijn om het gebied op te nemen in het zoekgebied. Maar het is ook zo 

Page 198: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

198

dat kennis van een gebied niet noodzakelijkerwijs leidt tot een positief beeld van 

een  gebied.  Zowel  lokale  als  regionale  zoekers  noemden  gebieden  binnen  de 

provincie  of  specifieke  dorpen  waar  ze  niet  willen  wonen,  en  verre  zoekers 

verwezen naar hele provincies die ze  links  lieten  liggen op basis van hun beeld 

ervan. Wanneer  ze  zoekactiviteiten  ontplooien  ontdekken  zoekers  binnen  het 

grotere gebied vaak gebieden die verschillende beelden en gevoelens oproepen. 

Wat opvalt is dat de respondenten vaak verwezen naar sociale aspecten, zoals het 

type mensen  dat  ergens woonde, wanneer  ze  het  hadden  over  kenmerken  op 

basis waarvan plekken werden uitgesloten van het zoekproces. 

 

Een nieuwe blik op counterurbanisatie 

Onze  resultaten  bevestigen  het  idee  dat  counterurbanisatie  ‘een  complex  en 

gedifferentieerd fenomeen’ is, zowel wanneer  je kijkt naar migratie naar minder 

populaire  gebieden  als  wanneer  gekeken  wordt  naar  migratiestromen  naar 

verschillende  typen  plattelandsgebieden.  Zoals  eerder  gezegd  liet  de  analyse 

waarin de motieven en kenmerken van verhuizers aan elkaar gelinkt werden de 

diversiteit  zien binnen de verhuizers naar minder populaire gebieden. Op  een 

vergelijkbare  manie  zou  ook  in  populaire  gebieden  de  aanwezigheid  van 

verschillende groepen verhuizers geanalyseerd kunnen worden.  

Het  vergelijken  van  migratiestromen  naar  verschillende  typen 

plattelandsgebieden binnen één  land  laat zien dat counterurbanisatie  inderdaad 

meer  is  dan  het  klassieke  beeld  suggereert.  Een  bredere  opvatting  van  wat 

counterurbanisatie inhoudt is dus noodzakelijk. Dat idee is al eerder naar voren 

gebracht, maar vaak wordt dan het traditionele beeld geassocieerd met populaire 

plattelandsgebieden, terwijl het beeld van andere groepen die naar het platteland 

trekken  met  meer  praktische  motieven  vaak  gekoppeld  wordt  aan  minder 

populaire  gebieden.  Onze  uitkomsten  laten  zien  dat  het  onderscheid  niet  zo 

scherp  te  maken  is.  In  onze  analyse  blijkt  bijvoorbeeld  wel  dat  populaire 

gebieden  meer  verhuizers  met  hogere  inkomens  trekken,  maar  beide  typen 

gebieden  trekken  verhuizers  uit  de  stad. Ook  voor  verhuizers  naar  populaire 

gebieden spelen meer instrumentele redenen gerelateerd aan werk en locatie een 

rol.  En  terwijl  de  fysieke  kwaliteiten  belangrijk  zijn  voor  verhuizers  naar 

populaire gebieden noemen verhuizers naar minder populaire gebieden vaker de 

Page 199: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

199

sociale kwaliteiten. Specifieke ‘plattelandskwaliteiten’ doen er dus zeker ook toe 

voor  verhuizers  naar minder  populaire  gebieden.  Toekomstig  onderzoek  naar 

migratie  naar  het  platteland  doet  er  dus  goed  aan  voorzichtig  te  zijn met  het 

gebruiken  van  een  te  simpele  opvatting  van  counterurbanisatie,  zowel  in  het 

algemeen als met betrekking tot verschillende typen platteland binnen landen.  

 

Meer aandacht nodig voor de sociale kwaliteiten van plattelandsgebieden 

In de context van het platteland ligt de nadruk vaak op de invloed van landschap 

en ligging op woonplaatskeuze. Onze uitkomsten suggereren dat meer aandacht 

nodig is voor de rol van sociale kenmerken van plattelandsgebieden in de keuze 

voor een nieuwe plek om te wonen. In hoofdstuk 5 bleek dat respondenten vaak 

sociale aspecten noemden wanneer ze spraken over kenmerken op basis waarvan 

ze gebieden uitsloten van hun zoekproces. In een stedelijke context wordt de rol 

van percepties van sociale kenmerken van gebieden in het proces van het zoeken 

naar een nieuwe woning wel erkend. Zo is bijvoorbeeld bekend dat de reputatie 

van een  stadsbuurt het meest beïnvloed wordt door de  sociaal‐economische en 

etnische  samenstelling  van  de  buurt,  terwijl  fysieke  en  functionele  kenmerken 

veel minder van belang zijn.  

In hoofdstuk vier vonden we dat de sociale kwaliteiten van de omgeving, 

zoals  vrijheid  en  vriendelijkheid,  voor  verhuizers  naar  minder  populaire 

gebieden een belangrijker motief waren om naar dit specifieke plattelandsgebied 

te verhuizen dan voor verhuizers naar populaire gebieden. Voor verhuizers naar 

populaire  gebieden  waren  de  fysieke  kwaliteiten  van  de  omgeving  juist 

belangrijker in de keuze voor hun huidige woongebied dan voor verhuizers naar 

minder  populaire  gebieden. Hieruit  blijkt  dat  het  nuttig  is  een  onderscheid  te 

maken  tussen  fysieke  en  sociale  aspecten  van  de  plattelandsomgeving  om 

verhuizen naar verschillende  typen platteland  te verklaren. Het  roept de vraag 

op  of minder  populaire  gebieden wellicht meer  sociale  kwaliteiten  te  bieden 

hebben.  Helaas  zijn  sociale  kwaliteiten  lastiger  te  operationaliseren  dan  de 

fysieke  kwaliteiten  die  vaak  gebruikt  worden  om  de  aantrekkelijkheid  van 

plattelandsgebieden vast  te  stellen. Om deze vraag  te kunnen beantwoorden  is 

dan  ook  nader  onderzoek  nodig  om  te  bekijken  welke  variabelen  relevante 

indicatoren kunnen zijn voor de sociale kwaliteiten van plattelandsgebieden.  

Page 200: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

200

Beleidsoverwegingen  

Op  basis  van  de  resultaten  van  dit  onderzoek  kan  een  aantal  suggesties  voor 

beleidsmakers  in minder  populaire  plattelandsgebieden  geformuleerd worden. 

De uitkomsten laten zien dat het aandeel lokale en regionale verhuizers groot is. 

Dit maakt het de moeite waard te investeren in het behouden van deze groepen 

voor het gebied,  in plaats van veel moeite  te doen om mensen van verder weg 

aan  te  trekken. De  interviews met verre zoekers  lieten ook zien hoe  sociale  en 

werk  gerelateerde  bindingen  aan  hun  huidige woonomgeving  het  soms  lastig 

maken hun verhuisplannen  te  realiseren. Verder bleek dat de kwaliteit van de 

omgeving  zeker  ook  een  belangrijke  rol  speelt  bij  verhuizen  naar  minder 

populaire plattelandsgebieden. Dit betekent dat het belangrijk  is kwaliteiten als 

rust, ruimte, natuur en landschap ook in minder populaire gebieden te bewaren, 

om  aantrekkelijk  te  blijven  voor  in‐migranten.  Hoofdstuk  5  laat  zien  dat 

representaties van gebieden op verschillende manieren een belangrijke rol spelen 

in het zoekproces. Direct of indirect contact blijkt essentieel te zijn om het gebied 

op te nemen in het zoekgebied. Daarmee kan het bevorderen van toerisme in een 

gebied  een  indirecte manier  zijn  om  nieuwe  inwoners  aan  te  trekken,  en  ook 

experimenten  als het uitdelen van gratis  treinkaartjes  en  ‘proefwonen’ kunnen 

van waarde zijn voor gebieden die mensen willen aantrekken. Maar kennis van 

een  gebied  leidt  niet  altijd  tot  een  positief  beeld.  Lokale  en  regionale  zoekers 

noemden gebieden binnen de provincie of specifieke dorpen waar ze niet zouden 

willen wonen en verre zoekers hele provincies, op basis van hun perceptie van 

het gebied of dorp. Negatieve percepties zijn  lastig positief  te beïnvloeden met 

beleidsmaatregelen. Niettemin  is het  belangrijk  ze  ook niet  in negatieve  zin  te 

beïnvloeden. De discussie over bevolkingskrimp  in Nederland  leidt  tot beelden 

in  de media  van  dichtgespijkerde  ramen  en  lege winkels.  Soms  lijkt  het  alsof 

beleidsmakers deze beelden willen versterken, bijvoorbeeld om hun verzoek om 

financiële steun bij de landelijke overheid te ondersteunen. Voor het aantrekken 

van  nieuwe  inwoners  is  dit  geen  goede  strategie.  Het  is  belangrijk  om  te 

erkennen dat net als in stedelijke gebieden reputaties van gebieden een rol spelen 

in  de  woonplaatskeuze  en  dat  deze  reputaties  hardnekkig  zijn.  Daarom  is 

revitaliseren van een gebied niet voldoende, ook het beeld naar buiten toe moet 

veranderen.  

Page 201: Migration to less popular rural areas...This research was funded by the Mansholt Chair for Rural Development (University of Groningen). ISBN 978‐90‐367‐5992‐2 ISBN (E‐publication)

201

Tenslotte  laten  de  resultaten  van  hoofdstuk  4  zien  dat  de  waarden  die 

mensen  belangrijk  vinden  in  het  leven  verschillen  voor  migranten  naar 

verschillende  typen plattelandsgebieden,  en dat deze waarden  lijken  samen  te 

hangen met  de meer  abstracte  ideeën  of  representaties  die mensen  hebben  bij 

deze gebieden. Nader onderzoek hiernaar  is noodzakelijk, maar het gebruiken 

van  dit  soort waarden  in  de marketing  van  plattelandsgebieden  zou  nieuwe 

mogelijkheden kunnen bieden, net zoals dat gebeurt  in  stedelijke gebieden. De 

analyse liet zien dat minder populaire gebieden staan voor een rationele keuze of 

zelfs  een  avontuurlijke  keuze: minder  populaire  gebieden  als  plekken  om  een 

leven vol uitdaging, vernieuwing en verandering te leiden. In het algemeen is het 

belangrijk voor beleidsmakers  in plattelandsgebieden om zich  te  realiseren dat 

migratie naar het platteland niet alleen een zaak  is van welvarende stedelingen 

op zoek naar een plattelandsidylle. De uitkomsten van dit onderzoek  laten zien 

dat  ‘de’  verhuizer  naar  het  platteland  niet  bestaat.  Het  is  essentieel  om  te 

erkennen  dat  er  verschillende  groepen  verhuizers  zijn  met  verschillende 

motieven en dat deze verschillende groepen op verschillende manieren benaderd 

moeten worden.