23
Engels grammatica samenvatting: - TENSES= TIJDEN Present simple: Vorm: ° (+, positief): ww, als het shit: ww + ( e)s ° (-, negatief): don’t/ doesn’t + ww ° (?, vragend): do/does +ww Wanneer: 1. Altijd, nooit of regelmatig gebeurt always get up at six 2. Algemene feiten (tijd geen rol) my town lies on the coast 3. Ww met zinuigelijke waarnemingen: see, hear, taste your idea sounds good 4. Ww met geestelijke staat/voorkeur: love, prefer, like I hate that programma 5. Vaste tijden (aankomsten, vertrek, aanvang) our trein leaves at 6pm 6. Sommige woorden die toekomst verwijzen: (before, after) i’ll call you as soon as I am ready Present continuous: Vorm: am/ are/ is + ww + -ing Wanneer: 1. Iets is op dit moment bezig: (korte duur) Jason is working at the supermarkt today. 2. Voorbereidingen al getroffen van iets in de toekomst. I’m seeing Nick on friday 3. Irritatie (always/ constantely) Nina is always gossiping Past simple: Vorm: ° (+, positief): ww+ed of shit: 2e rijtje ° (-, negatief): didn’t +ww ° (?, vragend): did + ww Wanneer: 1. Iets in verleden gebeurt en afgelopen tijdsbepaling staat in de zin Nick fell of his bike yesterday 1

media.scholieren.net€¦  · Web viewEngels grammatica samenvatting: TENSES= TIJDEN. Present simple: Vorm: (+, positief): ww, als het shit: ww + ( e)s (-, negatief): don’t/ doesn’t

  • Upload
    others

  • View
    0

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: media.scholieren.net€¦  · Web viewEngels grammatica samenvatting: TENSES= TIJDEN. Present simple: Vorm: (+, positief): ww, als het shit: ww + ( e)s (-, negatief): don’t/ doesn’t

Engels grammatica samenvatting:

- TENSES= TIJDEN Present simple: • Vorm:

° (+, positief): ww, als het shit: ww + ( e)s ° (-, negatief): don’t/ doesn’t + ww ° (?, vragend): do/does +ww

• Wanneer: 1. Altijd, nooit of regelmatig gebeurt

always get up at six 2. Algemene feiten (tijd geen rol)

my town lies on the coast 3. Ww met zinuigelijke waarnemingen: see, hear, taste

your idea sounds good 4. Ww met geestelijke staat/voorkeur: love, prefer, like

I hate that programma 5. Vaste tijden (aankomsten, vertrek, aanvang)

our trein leaves at 6pm 6. Sommige woorden die toekomst verwijzen: (before, after)

i’ll call you as soon as I am ready

Present continuous: • Vorm: am/ are/ is + ww + -ing • Wanneer:

1. Iets is op dit moment bezig: (korte duur) Jason is working at the supermarkt today.

2. Voorbereidingen al getroffen van iets in de toekomst. I’m seeing Nick on friday

3. Irritatie (always/ constantely) Nina is always gossiping

Past simple: • Vorm:

° (+, positief): ww+ed of shit: 2e rijtje ° (-, negatief): didn’t +ww ° (?, vragend): did + ww

• Wanneer: 1. Iets in verleden gebeurt en afgelopen tijdsbepaling staat in de zin

Nick fell of his bike yesterday Let op : Hoofd werkwoord “to be”is (was/were) hoef je geen ‘do’ toe te

voegen I was late for school yesterday.

2. Used to/ would: handeling deed je regelmatig, maar nu niet meer I used to/ would smoke a lot but I quet last year.

3. Used to: situatie/ toestand in verleden my mom used to have a sport car

1

Page 2: media.scholieren.net€¦  · Web viewEngels grammatica samenvatting: TENSES= TIJDEN. Present simple: Vorm: (+, positief): ww, als het shit: ww + ( e)s (-, negatief): don’t/ doesn’t

4. (-, negatief): didn’t use to I didn’t use to like rap, now I do

Opmerking: 2 handelingen na elkaar plaatsvinden: Vorm: 2x past simple

When I got home, I had a cup of tea. 2 handelingen tegelijktijd plaatsvinden. Vorm: 2 x past continuous

While my mom was cooking diner, I was lisining to music.

Past continious: • Vorm: was/were + ww + -ing • Wanneer:

1. Iets was in het verleden aan de gang Rick was sleeping when the teacher came in.

2. Iets was aan de gang en werd onderbroken. Aan de gang: present continious / onderbroken: Past simple Mark had an accident when he was cycling.

3. 2 dingen tegelijk bezig in het verleden. Mother was singing and dad was raping.

Present perfect: • Vorm: have/has +voltooid deelwoord • Wanneer:

1. In het verleden begonnen nog steeds bezig Periode niet voorbij Lisa has been my friend for 5 years now.

2. Periode dicht op het heden (net afgelopen) Always, never, ever, yet, already, just He has already left.

3. Gebeurtenis voorwij, nog effect op het nu Drake has painted that door

4. Combinatie met since en for: we have lived her since 2005

Present perfect continious: • Vorm: have/has been + ww + -ing • Wanneer:

1. De actie in het verleden begonnen en gaat nu nog door. Nadruk op tijdsduur Sprake van irritatie we have been partying since 11 pm

2. Since +for we have been living here for two years. Ontkennend: hasn’t of haven’t Vragend: has of have naar voren

3. Handeling enige tijd aan de gang nu net afgelopen.

2

Page 3: media.scholieren.net€¦  · Web viewEngels grammatica samenvatting: TENSES= TIJDEN. Present simple: Vorm: (+, positief): ww, als het shit: ww + ( e)s (-, negatief): don’t/ doesn’t

she has been crying, her eyes are still wet.

Past perfect: • Vorm: had + voltooid deelwoord ( ww +ed / 3e rijtje) • Wanneer:

1. 2 dingen gebeuren in het verleden op verschillende momenten Past perfect: 2010 Past simple: 2015 I had seen him twice behore I saw him yesterday.

2. De ene handeling was afgelopen toen de andere begon. when he got out the gate, the plane had taken of.

3. Bepaald moment in het verleden een handeling/ toestand als een tijd duurde. When i started my studie, I had worked in a bar for two years.

4. Zinnen die met if beginnen if they left earlier.

Past perfect continious: • Vorm: had +been + ww + -ing • Wanneer:

1. Nadruk op tijdsduur periode verleden duurde lang, sprake van irritatie Meestal met before/untill we had been waiting for an hour when he finally arrived.

FUTURE: Will/ Shall • Vorm: will/ shall + ww • Wanneer:

1. In de toekomst gebeuren = voorspellingen it will rain tomorrow.

° Bij I en we kiezen tussen shall/will ° Shall verplicht bij I en we:

Een voorstel doet iemand voorheen of besluit vraagt. shall we go to the cinema ° Will verplicht bij I en we:

Info vraagt how soon will I get the result.

2. Beslissing op moment van spreken. I think I will stay at home tonight

3. Na een wens, belofte, veronderstelling, aanbod, voorspelling I promise I will pay the money back

FUTURE: To be going to • Vorm: to be +going to + ww • Wanneer: 1. Als iets gepland is zonder voorbereiding

my mum is going to get a new car. 2. Er op een moment duidelijke aanwijzingen zijn dat er iets gaat gebeuren.

3

Page 4: media.scholieren.net€¦  · Web viewEngels grammatica samenvatting: TENSES= TIJDEN. Present simple: Vorm: (+, positief): ww, als het shit: ww + ( e)s (-, negatief): don’t/ doesn’t

Look at those clouds. It’s going to rain.

FUTURE: Present simple • Vorm: de simple present: our train leaves • Wanneer:

1. Als er sprake is van vaste tijden: aankomst/ vertrek/ opening/ sluiting/ aanvang/ eind the supermarket closes at 6:00 PM today.

FUTURE: Present continuous • Vorm: be + ww + -ing • Wanneer:

1. Als iets gepland is met voorbereidingen Die zijn als getroffen we are getting married next month.

- PASSIVE (lijdende vorm) Altijd: to be + voltooiddeelwoord

To be vormen bij tijden: Present simple: am/are/is Past simple: was/were Past/present perfect: been Continious : being Future present: will Future past: would Hulp ww: to be (infinitief)

Wanneer: Wordt ge…. = is/am/are

the book is read Worden ge…. = are

the books are read Is ge…. = has been

has been read Zijn ge… = have been

have been read Waren/ was ge…. = had been

had been read Zullen worden ge…. = will be

the book will be read Zouden = would be

would be read Zullen zijn ge…. = will have been

will have been read Zou zijn ge… = would have been

4

Page 5: media.scholieren.net€¦  · Web viewEngels grammatica samenvatting: TENSES= TIJDEN. Present simple: Vorm: (+, positief): ww, als het shit: ww + ( e)s (-, negatief): don’t/ doesn’t

would have been read

Uitzonderingen: 1. Ons werd meegedeeld

we were informed 2. Mij is gevraagd

I have been asked 3. Hem was verteld

he had been told 4. People gebruik je if

‘ er’ nooit met there

- AUXILIARIES (hulpwerwoord) Can/could/ be able to

Kunnen/ in staat zijn/ mogelijk zijn 1. Simple present:

• i can help her • I am able to help her

Simple past: • I could help her • I was able to help her

Andere tijden: • I had been able to help her • I will be able to help her

2. Can/ could = mogelijk zijn It can be cold there It could rain this afternoon

3. Past (verleden): iets was mogelijk geweest in het verleden, maar het is niet gebeurd. Your could have phoned me I could have known

Be allowed/ may/ might Mogen/ misschien kunnen 1. Be allowed: je hebt toestemming, alle tijden gebruiken

we were allowed I had been allowed

2. May and might: kunnen toestemming geven formeel may I look around? might we leave our bags here.

3. May and might: mogelijkheid aangeven Might: grotere twijfel dan may

What he says may be true he might be at home.

4. Iets mogelijk in verleden, maar niet gebeurd. you might have fallen

5

Page 6: media.scholieren.net€¦  · Web viewEngels grammatica samenvatting: TENSES= TIJDEN. Present simple: Vorm: (+, positief): ww, als het shit: ww + ( e)s (-, negatief): don’t/ doesn’t

you might have let me know.

Must/ have (got) to / should = moeten 1. Must/have (got) to: noodzaak of bevel

• Must: alleen t.t • Have to: alle tijden Niet mogen: must not Niet hoeven: don’t have to/ needn’t

niet nodig of verplicht Simple past v.t:

I had to help her Simple past t.t:

must help her of I have (got) to help her Present perfect T.t

I have had to help her Past perfect v.t

I had to help her Future:

I will have to help her2. Must: Logische gevolgtrekking: aanname

you must be very ill 3. Should: eigenlijk moeten: geen straf

you should worry less

Want/ make/ would like/ mind/ willing: Want somebody to + hele ww:

Opdracht of bevel: willen dat/ ik wil he wanted me to write a letter

Make somebody to + hele ww Opdracht of bevel: dwingen, sterk dwingen, moet

she made us walk all the way home. Would like somebody to + hele ww

Een vriendelijk verzoek: graag willen, beleefd I would like you to come, too

Mind + ww + ing Bereid zijn, (best) willen = zou best willen

I don’t mind helping you Be willing to + hele ww

Bereid zijn, Willen Joyce is willing to help me

Let op: Would rather + hele ww = liever my parents would rather leave sooner

- ADJECTIVE – AND ADVERBS: Adjective: bijvoegelijknaamwoord

she is loud

6

Page 7: media.scholieren.net€¦  · Web viewEngels grammatica samenvatting: TENSES= TIJDEN. Present simple: Vorm: (+, positief): ww, als het shit: ww + ( e)s (-, negatief): don’t/ doesn’t

1. Zegt iets over een zelfstandignaamwoord the view was wonderful

2. Bijvoegelijknaamwoord met getal met streepje geen meervoud-S eight-year-old boy 30-minute seven-week

3. Na de werkwoorden taste, look, feel, smell en sound = zintuigelijke waarnemingen your chocalates tasted delicious She looked bad

Tussen in: 1. Zowel Bijvoegelijknaamwoord als bijwoord:

- Daily- Weekly - Monthly - Yearly

- Strange - Fair - High - Low

- Wrong - Fast - For - Fat

Adverb: bijwoord +ly / y= ily

She speaks loudly 1. Zegt iets over een werkwoord

we played badly 2. Zegt iets over een bijvoegelijknaamwoord

he was terribly dissapointed 3. Zegt iets over een ander bijwoord

he drives really slowley 4. Zegt iets over een hele zin

surely, that was a mistake 5. Woorden zoals friendly, silly, lovely en unlikely moeten met way of manner

He spoke in a friendly way they acted in a silly manner

6. Difficult en impossible speciale bijwoord: the boy speaks with great difficulty I can’t possibly visit you next week.

Uitzonderingen: Good = well Verschil tussen:

hard- hardly late – lately high – highly

- COMPARISONS: VERGELIJKINGEN -er en -est achter bijvoegelijknaamwoord

1. Een lettergreep:

7

Page 8: media.scholieren.net€¦  · Web viewEngels grammatica samenvatting: TENSES= TIJDEN. Present simple: Vorm: (+, positief): ww, als het shit: ww + ( e)s (-, negatief): don’t/ doesn’t

cheap-cheaper – cheapest 2. -y wordt i:

easy-easier- easiest

More / most voor bijvoegelijknaamwoord: 1. BN 3 of meer lettergrepen

beautiful – more beautiful – most beautiful 2. -ly eindigt

quietly- more quietly – most quietly

Allebei mag: -er/-est en more/ most 1. 2 lettergreep woorden:

- Common- Cruel - Quiet

- Handsome - Likely - Simple

- Pleasant - Polite - Stupid

2. 2 lettergreep worden eindigd op -le / -er / -ow simpler / more simple cleverer / more clever

Leren: good-better-best = goed bad-worse- worst = slecht, erg much (time) – more- most = veel (niet telbaar) many (cars) – more – most = veel (telbaar) little (time) = less- least = weinig (niet telbaar) little (baby) = smaller- smallest = klein (telbaar) few (cars) = fewer- fewest = weinig (telbaar) good- better – best = goed

Let op!! ( 2 vormen): old-older-oldest: oud old-elder- eldest: oud (familie traditie) late- later- last: laatste (absoluut laatste) late- later- latest: laatste (meest recent) far- farther/ further – farthest = verder afstand far- further- furthest = verder aanvullende

Andere manier vergelijk: 1. As…… as = he is as old as me 2. Not as….. as = he is not als old als me 3. The……. The = the sooner the better 4. More and more= it was getting more and more difficult 5. Than= it’s cheaper than you think

- GERUND:

8

Page 9: media.scholieren.net€¦  · Web viewEngels grammatica samenvatting: TENSES= TIJDEN. Present simple: Vorm: (+, positief): ww, als het shit: ww + ( e)s (-, negatief): don’t/ doesn’t

• Vorm : ww + -ing (zonder to be) WW die als zn gebruikt wordt

• Wanneer: 1. Na VZ: about, without, to, from, for, on, of

I look forward to meeting you 2. Na deze ww: - To Hate - To Prefer - To Remember - To keep

- To stop - To enjoy - To refuse - To spend

- To like - To avoid - To mind

So you have stopped biting your nails. 3. Als (deel van het) ow

criticising others is so easy 4. Na deze woorden en uitdrukkingen - To feel like - It’s worth

- It’s no use - There‘s no

- Can’t help - Be bosy

It’s no use telling him That film is worth seeing.

- PLURAL AND SINGULAR FORMS (EK en MV) Normal mv maken:

1. ZN + s: one car – two cars

2. ZN + es ( na een S-klank): one bus – two buses

3. Een # ZN + -es ( na medeklinker + o): one patato – two patatoes

4. ZN eindigd op -y = -ies a city – two cities Meervouds s altijd aan het woord vast

Onregelmatig meervoudsvorm: 1. Onregelmatige vormen -f > -ves:

My life-our lives = leven One knife- two knives = mes One leaf- two leaves = blad Himself- themselves = zichzelf One thief – two thieves = dief One loaf – two leaves = brood

2. Onregelmatige vormen -a > -e: One man – two men = man/mens One woman- two women = vrouw One Dutchman- two Dutchmen = nederlander

3. Enkele andere MV die sterk afwijken van EK: One child- two childeren= kind One foot- two feet = voet One goose- two geese = gans One mouse – two mice= muis

9

Page 10: media.scholieren.net€¦  · Web viewEngels grammatica samenvatting: TENSES= TIJDEN. Present simple: Vorm: (+, positief): ww, als het shit: ww + ( e)s (-, negatief): don’t/ doesn’t

One loose- two lice= luizen

NL MV in EN EK: Inlichtingen = information Vorderingen = progress Bewijzen = evidence Zaken = business Adviezen= advice Een bewijs = a piece of evidence Een advies = a piece of advice

NL EK in en MV ( PV ook MV) Police = politie Cattle = vee Wags = loon Contents = inhoud Surroundings = omgeving Savings = spaargeld Stairs = trap

1. Voorwerpen die uit twee gelijke helften bestaan zoals: Glasses = bril Trousers = lange broek Shorts = korte broek Scissors = schaar

Let op: Na een a en na een telwoord gebruik je pair

a pair of short = een korte broek one pair of trousers = een broek two pair of trousers = twee broeken

3) bij MV van het ZN de MV gebruiken: it costs 20 euros = het kost 20 euro i’m 16 years old = ik ben 16 jaar we had to put on our coats = we moesten onze jas aandoen

EK en MV dezelfde vorm 1. Woorden op -ese voor nationaliteiten:

a chinese – all the chinese = chinees a Japanese – all the Japanese = japans Maar ook:

a swiss- the swiss = zwitser 2. Sommige namen van dieren

a sheep- lots of sheep = schaap a deer – two deer = hert/ herten

3. Een # woorden op -s a series – lots of series = serie a means – several means = middle

10

Page 11: media.scholieren.net€¦  · Web viewEngels grammatica samenvatting: TENSES= TIJDEN. Present simple: Vorm: (+, positief): ww, als het shit: ww + ( e)s (-, negatief): don’t/ doesn’t

a crossroads – three crossroads = cruising

- RELATIVE PRONOUN (betrekkelijk voornaamwoord) • Vorm:

1. Who = personen This is the girl who helped me

2. Whose = personen/ dingen (geeft bezit aan) the man whose car had been stolen

3. Which = dieren/ dingen of zinsdeel I gave him a letter, which he quickly put into his pocket.

4. That = ipv who/ which, als de info nodig is om de zin te begrijpen (geen komma) I don’t like people that don’t listen

Let op: • Info weglaten: wel who of which • Who/ whick/ that weglaten: andere word ow is van de bijzin

5. Where= plaats this café is where I was waiting for him

Let op: • Waar + VZ (waarop) niet met where

which of that

6. VZ + who(m) / which = waar +Vz of VZ + wie VB:

° Tell me something about the people (that) I have to work with ° Tell me something about the people whit whom I have to work ° The girl that I have told you about ° The girl about whom I have told you ° The tools that I have to work with ° The tools with which I have to work

- Direct speech and indirect speech (directe rede en indirecte rede) Vorm:

Directe rede: IK BEN THUIS Indirecte rede: ZE ZEI DAT ZE THUIS WAS

Wanneer: o Present simple past simple

she always wears a coat he said that she always wore a coat o Present continuous past continuous

I’m looking for my keys she said that she was looking for here keys o Present perfect past perfect

she has written letters for her friend he said that she has written letters for her friend

o Past simple past perfect my friend gave me a chocolate he said that my friend had given me a chocolate

o Will would

11

Page 12: media.scholieren.net€¦  · Web viewEngels grammatica samenvatting: TENSES= TIJDEN. Present simple: Vorm: (+, positief): ww, als het shit: ww + ( e)s (-, negatief): don’t/ doesn’t

I will finish my report in two days he said that he would finish his report in two days.

o Can could I can speak dutch she said that she could speak dutch

o May might I may invite them to dinner she said that she might invite them to dinner

o Must had to I must go to the bank an get some money she said that she had to go to the bank to get some money

o Have to had to I have to submit this assignment by 3 pm tomorrow she said that she had to submit this assignment by 3 pm tomorrow

- GENETIVE (bezit); ‘s / ‘ / of Vorm: duidt aan bij wie of wat iets hoort Wanneer:

1. Bij personen, namen, tijd en plaats: apostrof + s of alleen apostrof. ° Personen in ek: ‘s

boy’s bike ° Personen in mv: ‘

the boys’ bike ° Namen: ‘s

james’s ball ° Namen klassieke oudheid: ‘

scrates’ idea ° Tijd ek: ‘s

an hour’s walk from here ° Tijd mv: ‘

a three hours’ drive ° Plaats: ‘s (je noemt de naam van het gebouw niet)

then I whent to my friend’s (house) 2. Bij zaken, hoeveelheden en aardrijkskundige namen: of

the brakes of the bike the city of amsterdam a cup of coffee

12

Page 13: media.scholieren.net€¦  · Web viewEngels grammatica samenvatting: TENSES= TIJDEN. Present simple: Vorm: (+, positief): ww, als het shit: ww + ( e)s (-, negatief): don’t/ doesn’t

- INDEFINITE PRONOUN: Some and any

1. Some bevestigende zinnen there was some money left

2. Some in vragende zinnen als het verwachte antwoord bevestigd is can you send me some pictures of your family?

3. Some = een of andere (some + getal = ongeveer) dad gave me some cd with folk music. I’ve paid some 300 euros for my phone

4. Any ontkennende en vragende zinnen where there any people you knew? There wasn’t any money left Let op: someone, anything, somewhere = zelfde regels

5. Any = elke (wie/welke/ wat dan ook) aks any doctor

6. vergelijk any met every you can stay with us any weekend ( een weekend) you can stay with us every weekend (alle weekende)

7. bijna + niets/ niemand/ nergens = hardly + anything/ anyone/ anywhere hardly anyone had failed the exam.

Both, either, neither, each, every, no, none 1. Both: benadrukken dat het door elk van twee geldt

both schools are in my neighbourhood Both.. and = zowel… als

2. Either: de een en/ of de andere. Een van die twee/ geen van de twee I could choose either of those two books Either…. Or = óf… óf…

3. Neither= geen van beide I called rob and bob, but neither wanted to come Nether… nor = noch…. Noch…

4. Each (personenen of elk ding afzonderlijk) / every (in een groep mensen en dingen) = elke each patient went to see the dochter in turn

13

Page 14: media.scholieren.net€¦  · Web viewEngels grammatica samenvatting: TENSES= TIJDEN. Present simple: Vorm: (+, positief): ww, als het shit: ww + ( e)s (-, negatief): don’t/ doesn’t

the doctor gave every patient the same medicine Each other = elkaar Each = per stuk

5. No (voor een ZN) en none (alleen staat of gevolgt word door of) = geen there was no time for that none of my classmates knew this

- DEFINITE ARTICLE ( bepaald lidwoord) In het engels geen The; in het nederlands wel ‘de/het’

1. Bij zelfstandige naamwoorden, in algemene zin bedoeld, die geen meervoud hebben life in a big city (het leven) time will tell (de tijd) Let op: gebruik wel the als je iets specifieks bedoeld (vaak met of)

the life of a sailor the hope that you gave me

2. Bij zelfstandige naamwoorden in het meervoud in algemene zin bedoeld just let people talk (de mensen) rents are much too high (de huren) Let op: gebruik wel the als je iets specifieks bedoeld

the rents were paid the people I saw.

3. Bij namen van maaltijden (als je niet het voedsel bedoelt, maar de gelegenheid) we are leaving after breakfast (het ontbijt) supper is at 6 (het avondeten) LET OP: gebruik wel the als je iets specifieks bedoeld

the breakfast we had yesterday was disgusting. 4. Bij gebouwen (hospital, prision, university), als je het gebruik ervan bedoelt (niet

gebouw zelf) she was taken to hospital (het ziekenhuis) he’s in prision ( de gevangenis) Let op: gebruik wel the als je het gebouw bedoelt.

the hospital is being rebuilt. 5. Door de woorden most (als je denkt aan de meerderheid van iets) en half.

most people ( de meeste mensen) half my life ( de helft van mijn leven)

6. Voor een bijvoegelijknamwoord gevolgd door een eigennaam. In Victorian England in medieval London

7. Bij namen van seizoenen in algemene zin maakt het nauwelijks uit of je wel of geen the gebruikt. i like (the) spring best (de lente) Let op: the gebruik je altijd in the fall ( in de herfst)

In het engels the, in het nederlands geen lidwoord. 1. Tussen play en de naam van een muziekinstrument.

so you play the piano ( speel jij piano)

14

Page 15: media.scholieren.net€¦  · Web viewEngels grammatica samenvatting: TENSES= TIJDEN. Present simple: Vorm: (+, positief): ww, als het shit: ww + ( e)s (-, negatief): don’t/ doesn’t

2. In een aantal uitdrukkingen: - On the advice of - At the expense of

- At the request of - With the help of

- INDEFINITE ARTICLE (onbepaald lidwoord) In het engels a/ an; in het nederlands geen lidwoord

1. Na be/ become + beroep/ functie/overtuiging/ status als meer personen het beroep hebben. his father is a teacher ( zijn vader is leraar) she is a muslim ( zij is moslim) Let op: geen a/ an als het beroep maar door een persoon kan worden

uitgeoefend. who is president of america? ( wie is de president van amerika)

2. Na as en without. as a child he was aggressive my mum is without a job

3. Door hundred / thousand: it is more than a hundred years old it contains a thousand books.

4. In een aantal uitdrukkingen. - To have a right to - As a result of that - To a certain extent

- As a rule - To have a headache

Let op: de plaats van a/ an bij half, quite en rather. half a month quite a job rather a pity.

- IF AND WHEN 1. In situaties en beweringen die op idereen kunnen slaan (telkens als), mag zowel if

als when. Hoofdzin: simple present. If/ When you heat ice, it turns to water.

2. If gebruik je als je ergens niet zeker van bent in specifieke situatie hoofdzin: future if i’m better. I’ll visit you next week.

3. When gebruik je als je iets zeker of hoogswaarschijnlijk gaat gebeuren in een specifieke situatie. hoofdzin: future we’ll see each other at Christmas when I come to eat at your place.

- SENTENCE WITH ‘IF’ In een ‘if’ zin staat een voorwaarde. (als/indien), mogelijkheid of een

waarschijnlijkheid (stel dat..) in de hoofdzin staat was de gevolgen kunnen zijn. 1. If + simple present = will/shall het is mogelijk dat

if you work harder, you will pass you exams

15

Page 16: media.scholieren.net€¦  · Web viewEngels grammatica samenvatting: TENSES= TIJDEN. Present simple: Vorm: (+, positief): ww, als het shit: ww + ( e)s (-, negatief): don’t/ doesn’t

2. If + simple past = would/ should/ could/ might het is niet waarschijnlijk dat if you worked harder, you would pass your exams.

3. If + past perfect = would have/ should have/ could have/ might have het is onmogelijk dat…, want je praat achteraf if you had worked harder, you would have passed exams.

4. Een if-zin kan zowel voor- als achteraan in een zin staan. I would have told you if you had asked me

5. Na. if wordt vaak were gebruikt, geen was, vooral in uitdrukking if I were if I were rich. I’d spend all my life travelling.

- PREPOSITIONS (voorzetzels) Aan: accros, at, of, on Achter: afther (volgorde), behind (plaats) Behalve: except (uitgezonderd), besides, apart from (naast=ook) Bij: at, by ( aan de rand van), near, on, over, with Boven: above (hoger dan), beyond (figuurlijk), over (recht boven), over (bij getallen) Door: across, by (veroorzaakt door), down, over ( in de loop van), though (dwars

door), throughout (heel), during (tijdens), for (+periode), over (in de loop van) In: at, in (ergens binnen), Into (geeft beweging aan), on (openbaar vervoer) Met: at ( bij feestdagen), by (per, door (middel van), via), on, to, with Onder: among ( te midden van), below (lager dan, beneden), under (recht onder) Op: at, in, on ( bij dagen, boven op iets) Over: about, in (na een periode), over (bij iets bedekken) Sinds: for (+periode), since (+tijdstip) Tegen: against, by (kort door), to, towards (kort door) Tot: till/ until (tijd), to (getallen), up to, uoto and including (t/m) Tussen: among (tussen meer dan twee), between (tussen twee), at, in Uit: from (afkomstig), from, in, off (geen scheiding aan), out of Van: by, by (gemaakt door), from (afkomstig), of (behoor tot), of, off (geeft scheiding

aan), with (geeft oorzaak aan) Voor: before (tijd), for (bestemming, in front of (+plaats), of, to

- LINKING WORDS: Reden geven: As = omdat, aangezien Because = omdat Because of = vanwege, wegens Despite = ondanks In order to= om te Since = omdat So = dus So that= zodat Therefore= daarom That’s why = daarom The reason why= de reden waarom Why= waarom

16

Page 17: media.scholieren.net€¦  · Web viewEngels grammatica samenvatting: TENSES= TIJDEN. Present simple: Vorm: (+, positief): ww, als het shit: ww + ( e)s (-, negatief): don’t/ doesn’t

Voorwwaarden benoemen: If = indien, als Unless = tenzij

Contrast of tegenstelling aangeven: Albeit = hoewel All the same= ondanks dat Although, though = alhoewel Anyway = toch But= maar Even so= ondanks dat However = ondanks dat, echter In comparison with= daarbij vergeleken In contrast= daartegenover staat In spite of= ondanks Instead= in plaats daarvan Nevertheless= ondanks dat, niettemin, toch Nonetheless= ondanks dat On the contrary= integendeel On the one hand= enerzijds, aan de ene kant On the other hand= anderzijds, aan de andere kant Though= echter, toch Where as= terwijl (tegenstelling) Yet= ondanks, dat

Overeenkosmt aangeven: Also = ook As well as = zowel… als… Correspondingly= daarmee overeenkomstig In the same way = op dezelfde manier Likewise= daarmee overeenkomstig Similarly: darmee overeenkomstig

Resultaat of gevolg aankondigen: Accordingly = dus, derhalve, zodoende As a consequence = als gevolg daarvan As a result of = als gevolg daarvan Consequently = als gevolg daarvan Due to= vanwege, wegens Therefore = als gevolg daarvan, daardoor Thus= zo, op die manier, daardoor

Versterken: Indeed = sterker nog, inderdaad What’s more = sterker nog

Tijd aanduiden:

17

Page 18: media.scholieren.net€¦  · Web viewEngels grammatica samenvatting: TENSES= TIJDEN. Present simple: Vorm: (+, positief): ww, als het shit: ww + ( e)s (-, negatief): don’t/ doesn’t

Aftherwards = achteraf As soon as= zodra At first= aanvankelijk, eerst At last= uiteindelijk First= eerst In the meantime/meanwhile= ondertussen Then= toen/ daarna While = terwijl

Volgorde aangeven: First/ firstly: eerst, ten eerste First of all, in the first place= op de aller eerste plaats To begin with= om mee te beginnen, ten eerste Second, secondly, in the second place = ten tweede, in de tweede plaats Third, thirdly, in the third place = ten derde, in de derde plaats Finally, lastly, last of all = tot slot, uiteindelijk In the end= uiteindelijk

Stapelen: Besides: bovendien, trouwens Furthermore: bovendien, daarbij In addition: bovendien, daarbij Moreover, on top of that, plus the fact that= bovendien, daarbij Next: verder, bovendien

Belangrijkheid aangeven: above all = vooral, in het bijzonder basically, generally, for the most part = over het algemeen in general = over het algemeen most importantly = vooral

toegeven: admittedly = toegeven

voorbeelden geven: for examble, for instance, for illustrate = bijvoorbeeld, om als voorbeeld te nemen

uitleg inleiden: in other words, put differently = met andere woorden namely = namelijk that is (to stay) = met ander woorden

nadruk leggen op iets: as a matter of fact: eigenlijk, in feite in fact, actually: in feite indeed: inderdaad, zoder twijfel

18

Page 19: media.scholieren.net€¦  · Web viewEngels grammatica samenvatting: TENSES= TIJDEN. Present simple: Vorm: (+, positief): ww, als het shit: ww + ( e)s (-, negatief): don’t/ doesn’t

focus aanbrengen: as far as…., concerned: wat betreft, als het om….. gaat as far: wat betreft, overigens (afkeuring of discriminerend) by the way: trouwens regarding, with regard to: betreffende, ten aanzien van talking of: prefer over

een conclusie inleiden: afther all: uiteindelijk all in all: al met al in brief: kort gezegd, samengevat in short: kortom inconclusion: concluderend, tot slot taking everything into consideration: alles in aanmerking genomen to sun up: samengevat

overig: even if: zelfs als neither… nor: noch …. Noch till, until: tot (dat) whatever: wat ook whether: of

19