472
Anna Karenina Lev Nikolaevica Tolstoi The Project Gutenberg EBook of Anna Karenina, by Lev Nikolaevica Tolstoi This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included with this eBook or online at www.gutenberg.net Title: Anna Karenina Author: Lev Nikolaevica Tolstoi Release Date: August 18, 2004 [EBook #13214] Language: Dutch Character set encoding: ASCII *** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK ANNA KARENINA *** Produced by Jeroen Hellingman and the Distributed Proofreaders Team Anna Karenina Naar het Russisch van Graaf Leo Tolstoi EERSTE BOEK. I. Gelukkige huisgezinnen zijn elkander gelijk; ieder ongelukkig gezin is daarentegen op bizondere wijze ongelukkig. In het huis der Oblonsky's liep alles in de war. De huisvrouw was er achter gekomen, dat haar

Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

  • Upload
    others

  • View
    1

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Anna Karenina

Lev Nikolaevica Tolstoi

The Project Gutenberg EBook of Anna Karenina, by Lev Nikolaevica Tolstoi

This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and withalmost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away orre-use it under the terms of the Project Gutenberg License includedwith this eBook or online at www.gutenberg.net

Title: Anna Karenina

Author: Lev Nikolaevica Tolstoi

Release Date: August 18, 2004 [EBook #13214]

Language: Dutch

Character set encoding: ASCII

*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK ANNA KARENINA ***

Produced by Jeroen Hellingman and the Distributed Proofreaders Team

Anna Karenina

Naar het Russisch van

Graaf Leo Tolstoi

EERSTE BOEK.

I.

Gelukkige huisgezinnen zijn elkander gelijk; ieder ongelukkig gezin isdaarentegen op bizondere wijze ongelukkig. In het huis der Oblonsky'sliep alles in de war. De huisvrouw was er achter gekomen, dat haar

Page 2: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

man op te vertrouwelijken voet stond met de Fransche gouvernante,en daarom had zij hem verklaard, niet langer met hem onder een dakte willen leven. Dit was voor drie dagen voorgevallen en de daaruitontstane wanverhouding drukte evenzeer de echtgenooten zelf, als deandere familieleden en het dienstpersoneel. Alle huisgenooten haddeneen gevoel, alsof er in hun samenzijn niet meer de rechte geest was,alsof de gasten, die toevallig in een herberg samentreffen, meer metelkander verbonden waren dan zij.

De huisvrouw verliet haar kamer niet, mijnheer was sedert eenige dagenafwezig, de kinderen liepen als vergeten en verlaten door het huisrond. De Engelsche bonne was 't met de huishoudster oneens gewordenen schreef aan een vriendin om naar een andere betrekking voor haar omte zien. De kok had den vorigen middag reeds huis en dienst verlaten,ook de onderkeukenmeid en koetsier eischten hun loon.

Op den derden dag ontwaakte Stipan Arkadiewitsch Oblonsky--Stiwa,zooals hij door zijn vrienden genoemd werd--op den gewonen tijd en wel's morgens om acht uur, doch niet in zijn slaapkamer, maar in zijnstudeervertrek op een marokijnlederen sofa. Hij keerde zijn welgedaanlichaam nog eens op de kussens om, om nog weder in te sluimeren,omarmde het hoofdkussen en drukte zijn wang daar stevig tegen aan,doch eensklaps richtte hij zich op, bleef overeind zitten en opendede oogen.

"Ja, ja, hoe was het ook weer?" hij zocht zich een droom teherinneren. "Ja, hoe was het toch? Juist! Alabin gaf een diner teDarmstadt, neen! niet te Darmstadt.... Het was iets Amerikaansch. Ja,maar dan was Darmstadt in Amerika. Ja, Alabin gaf een diner op glazentafels, en die tafels zongen: Il mio tesoro.... Neen, niet il miotesoro ... iets veel mooiers.... En daar waren kleine kristallenflesschen, en daar waren vrouwen...."

De oogen van Stipan Arkadiewitsch glinsterden vroolijk en lachendmijmerde hij verder.

"Ja, het was heerlijk, heerlijk mooi! O! daar was nog zooveelmeer schoons,--men kan zich dat wakend in het geheel niet meervoorstellen--dat is onmogelijk!"

Daar hij juist een streep daglicht door de rolgordijnen zag schemeren,wipte hij vlug zijn beenen van de sofa, tastte daarmede naar degeborduurde pantoffels, een geschenk van zijn vrouw op zijn laatstenverjaardag, en strekte toen, zooals hij negen jaar gewoon was,zonder zich op te richten, de hand naar de plaats uit, waar in hetslaapvertrek zijn chambercloak placht te hangen. Daar hij dien nietvond, herinnerde hij zich, waarom hij niet in het slaapvertrek ontwaaktwas. De lach verdween van zijn gelaat, zijn voorhoofd rimpelde zich.

"Ach, ach!" zuchtte hij, terwijl de voorstelling van alle bizonderhedenvan de bewuste scene met zijn vrouw bij hem het besef van de volslagenhopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijnereigen schuld opwekte.

"Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven! En hetergste is, dat alles mijn schuld is! 't Is geheel en al mijn schuld entoch ben ik de schuldige niet. Dat is het tragische er van!" dacht hij.

"Ach, ach!" steunde hij wanhopig en herinnerde zich die oogenbllkken

Page 3: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

van dat tooneel, die voor hem het pijnlijkst waren. 't Onaangenaamstewas dat hij, toen hij vroolijk en vergenoegd uit den schouwburg te huiskomend met een groote peer voor zijn vrouw in de hand, deze niet in hetsalon aantrof en tot zijn verwondering ook niet in het woonvertrek,maar in de slaapkamer, met het ongelukkig, alles verradend briefjein de hand!

Zij, de altijd bekommerde en zorgvolle, de naar zijn opvattingoppervlakkige Dolly, zat daar onbeweeglijk met den brief in de hand enzag tot hem op met een uitdrukking vol ontzetting en vertwijfeling,maar waarin toch nog de hoop doorschemerde, dat hij alles zou kunnenloochenen.

"Wat is dit? Wat is dit?" vroeg zij en wees op het briefje. Enzooals het dikwijls geschiedt, kwelde Stipan Arkadiewitsch nietzoozeer de zaak zelf, als wel de wijze, waarop hij de vraag zijnervrouw beantwoord had. Hem overkwam, hetgeen dezulken overkomt, dieonverwachts op iets strafbaars worden betrapt. Het gelukte hem nietzijn gelaat in de plooi te brengen, die bij zijn positie paste. Inplaats van zich beleedigd te toonen, of alles te bestrijden, ofte trachten zich te rechtvaardigen, of om vergiffenis te smeeken,of ook eenvoudig heel onverschillig te blijven--dit alles zou veelbeter geweest zijn dan dat, wat hij nu deed: over zijn gelaat gleednamelijk plotseling (--"een reflex der hersenwerkzaamheid," meendeStipan Arkadiewitsch, die veel van physiologie hield--) alzoo overzijn gelaat gleed onwillekeurig zijn gewoon, goedmoedig en daaromzoo recht onnoozel lachje. En dit onnoozel lachje kon hij zich zelfniet vergeven.

Toen Dolly dat domme lachje zag, was het alsof zij van pijn ineenkromp, met de haar eigen heftigheid brak zij in een stroom van hardewoorden los en stormde het vertrek uit. Sinds dien tijd wilde zijhaar echtgenoot niet meer zien.

"Dat verwenschte lachen is de schuld van alles!" dacht StipanArkadiewitsch. "Maar wat te doen? wat nu te doen?" vroeg hij zichwanhopig af en vond geen antwoord.

II.

Stipan Arkadiewitsch was tegenover zich zelf tamelijk oprecht. Hijkon niet liegen en zich zelf verzekeren, dat zijn handelwijzehem berouwde. Hij kon er geen berouw over gevoelen, dat hij, eenvijf-en-dertigjarig man met licht ontvlambaar temperament, nietop zijn eigen vrouw, moeder van vijf levende en twee gestorvenkinderen, verliefd was, te meer daar zij maar een jaar jonger wasdan hij. Hij betreurde het slechts, dat hij het niet beter geheimhad kunnen houden. "Als men niet gepakt wordt, is men geen dief,"dacht hij. Maar wel gevoelde hij al het netelige van zijn toestanden medelijden met zijn vrouw en kinderen.

Misschien zou hij zorgvuldiger zijn zonden voor zijn vrouw hebbenweten te verbergen, indien hij had kunnen vermoeden, dat de kennisdaarvan zoo op haar zou werken.

Page 4: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Nooit nog had hij helder over de geheele zaak doorgedacht, slechtshad hij een nevelachtige voorstelling, alsof zijn vrouw er iets vangiste en ze door de vingers zag.

Het kwam hem zelfs voor, dat zij, een zwakke, vroeg verouderde enniet eens meer knappe vrouw, een door niets uitmuntende, eenvoudigeen slechts goede huismoeder, volgens recht toegevend zijn moest. Ennu was hem het tegenovergestelde gebleken!

"O vreeseljjk, vreeselijk!" klaagde Stipan Arkadiewitsch weer en vondgeen uitweg.

"En hoe goed hadden wij het tot hiertoe! Hoe goed hebben wij metelkander geleefd! Zij was tevreden en gelukkig met de kinderen,ik legde haar niets in den weg en liet haar met de kinderen en dehuishouding haar eigen gang gaan. Dit is waar: het was niet goed, datJeanne bij ons gouvernante was, dat deugde niets! Een minnarij met eengouvernante is iets triviaals! Maar welk een gouvernante was zij ook!"

Daarbij herinnerde hij zich weer levendig de zwarte, guitachtigeoogen en het betooverend glimlachje van mademoiselle Roland.

"En zoo lang ze bij ons in huis was, heb ik mij toch ook nietsveroorloofd! Het ergste is echter, dat zij al.... Ach, het moestalles zoo komen! Ach, ach, wat nu gedaan, wat nu toch gedaan?"

Op die vraag vond hij slechts het eene, algemeene antwoord, dat hetleven op de ingewikkeldste en onoplosbaarste vraagstukken geeft: Leefzoo, dat gij elken dag zijn recht geeft, tracht u zelf te vergetenen te bedwelmen in den droom des levens.

"Verder zal het wel terecht komen," sprak Stipan Arkadiewitsch totzich zelf, stond op, trok een grijzen met blauwe zijde gevoerdenchambercloak aan, maakte die met de van kwasten voorziene koordenvast, zette zijn breede borstkas door een diepe ademhaling uit, gingmet den gewonen elastischen tred van zijn krachtige beenen, die hetweldoorvoede lichaam zoo gemakkelijk droegen, op het venster toe,trok het gordijn op en schelde.

Terstond verscheen zijn oude kamerdienaar Matjeff met rok, laarzenen een telegram in de hand. Achter dezen verscheen de barbier metalle benoodigdheden voor zijn meester.

"Zijn er ook acten van het gerecht gekomen?" vroeg StipanArkadiewitsch, nam het telegram en zette zich voor den spiegel.

"Daar op tafel," antwoordde Matjeff en zag zijn heer met een vragenden,deelnemenden blik aan. Een oogenblik later voegde hij er met een sluwlachje bij: "Er was iemand van den stalhouder hier."

Stipan Arkadiewitsch antwoordde niet, slechts zag hij in den spiegelMatjeff aan. Aan de blikken, die zij in den spiegel wisselden zag men,dat zij elkander goed begrepen. Stipan's blik scheen te vragen:

"Waarom zeg je mij dat? Weet je dan niet?".... Matjeff stak de handenin den zak van zijn buis, trad met een voet terug en zag zijn heermet een goedmoedigen, nauwelijks merkbaren glimlach aan.

"Ik zeide hem, dat hij den volgenden Zondag weerkomen en voor dien tijd

Page 5: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

noch u, noch zich zelf onnoodigen last moest aandoen." 't Was blijkbaareen van buiten geleerd lesje. Stipan Arkadiewitsch begreep, dat Matjeffschertste en zijn opmerkzaamheid tot zich trekken wilde. Hij scheurdehet telegram open en las het. Toen hij de volgens gewoonte verkeerdgeschreven woorden raadde, verhelderde zijn gelaat.

"Matjeff! mijn zuster Anna Arkadiewna komt morgen," zeide hij en hieldde glimmende, vleezige hand van den barbier, die een rooskleurigenweg tusschen de krullende bakkebaarden baande, een oogenblik vast.

"Goddank!" riep Matjeff uit en bewees daarmede, dat hij het belangvan die overkomst even goed begreep als zijn heer, dat wil zeggen,dat Anna Arkadiewna, Stipan's lievelingszuster, zeer veel zou kunnenbijdragen tot de verzoening van man en vrouw.

"Alleen of met mijnheer haar echtgenoot?"

Stipan Arkadiewitsch kon niet antwoorden, daar de barbier juist metzijn bovenlip bezig was.

Daarom stak hij een vinger in de hoogte. Matjeff knikte hem in denspiegel toe.

"Alleen dus," sprak hij.--"Dan moet het boven zeker voor haaringericht worden?"

"Meld het aan Darja Alexandrowna en doe zooals zij beveelt."

"Darja Alexandrowna?" herhaalde Matjeff, als twijfelde hij goedgehoord te hebben.

"Ja, meld het. En daar, neem het telegram, geef het haar en kom mijmededeelen, wat zij er van zegt."

"Dat is dus een verkenningsboodschap," overlegde Matjeff, doch overluidzeide hij slechts: "Zooals u beveelt."

Stipan Arkadiewitsch was reeds bijna geheel gekleed, toen Matjefflangzaam met het telegram in de hand terugkeerde. De barbier was erniet meer.

"Darja Alexdrowna beveelt mij u te melden, dat zij vertrekt en uhet naar goedvinden kan laten inrichten," sprak hij en zag daarbij,het hoofd een weinig op zijde gebogen, de handen in de zakken en eenvoet achterwaarts, zijn heer aan.

Stipan Arkadiewitsch zweeg. Plotseling blonk er een goedmoedig,maar pijnlijk lachje op zijn schoon gelaat.

"Ach, Matjeff!" zeide hij en schudde het hoofd.

"Alles zal nog wel terecht komen, mijnheer!"

"Zou het?"

"Ja, mijnheer."

"Geloof je waarlijk? Wie is daar?" vroeg hij, daar het ruischen vaneen vrouwenkleed aan de deur gehoord werd.

Page 6: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Ik ben het," antwoordde een vaste, aangename vrouwenstem, en hetharde, door pokken geschonden gelaat van de kinderjuffrouw, MatronaFilimonowna verscheen in de deur.

"Nu, wat is er aan de hand, Matrescha?" vroeg Stipan Arkadiewitsch.

Niettegenstaande hij tegenover zijn vrouw zoo door en door schuldigwas, wat hij zelf gevoelde, waren toch allen in huis op zijn hand,tot zelfs de kinderjuffrouw, de vertrouwde van Darja Alexandrowna.

"Mijnheer, ga toch naar haar toe en biecht nog eens," zeide zij,"misschien, dat God u helpt. Zij lijdt al te veel. Het doet iemandpijn dat aan te moeten zien. En alles gaat in huis ten ondersteboven. Gij moet aan de kinderen denken, mijnheer! Biecht nog eens,mijnheer? u kan niet anders doen. Wie den bal kaatst, moet hem ook....

"Zij wil mij immers in het geheel niet meer zien?"

"Dan hebt gij ten minste het uwe gedaan. God is barmhartig,mijnheer! Wend u tot Hem!"

"Nu goed, goed, ga maar heen!" zeide Stipan Arkadiewitsch plotselingblozend.--"Matjeff, help mij kleeden," en vastberaden trok hij zijnchambercloak uit.

III.

Nadat Stipan Arkadiewitsch gekleed was, besprenkelde hij zich metreukwater, trok de manchetten wat op de handen, vulde volgens gewoontealle zakken met cigaretten, brieventasch, lucifersdoos, horloge metdubbelen ketting en breloques; sloeg den zakdoek uit de vouwen endaar hij nu zoo frisch, welriekend en opgeruimd was en zich ondankszijn ongeluk lichamelijk gezond gevoelde, ging hij met lichten tredin de leeskamer, waar hem reeds de koffie, gerechtsacten, brievenen papieren wachtten. De brieven las hij het eerst. Een daarvan deedhem onaangenaam aan. Hij was van een makelaar, die het bosch op hetlandgoed zijner vrouw wenschte te koopen. Die verkoop was noodzakelijk,maar voor de verzoening met zijn vrouw kon daar natuurlijk geen sprakevan zijn.

Die brief trof hem daarom zoo bizonder onaangenaam, omdat nu aan dieverzoening met zijn vrouw een geldelijk belang verbonden werd, ende gedachte, dat dit belang hem zou kunnen leiden, dat hij enkel omden verkoop van het bosch een verzoening met haar zou kunnen zoeken,die voorstelling beleedigde hem.

Nadat de brieven gelezen waren, nam hij de gerechtsacten ter hand,doorbladerde vluchtig eenige aanklachten, maakte met een groot potloodkantteekeningen daarbij, schoof ze daarna ter zijde en begon koffiete drinken. Intusschen opende hij een morgenblad, dat nog vochtigwas van de pers, en las het door.

Stipan Arkadiewitsch was geabonneerd op een liberaal blad, niet zoozeereen radicaal, maar een van de richting der meerderheid. Ofschoon noch

Page 7: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

wetenschap, noch kunst, noch politiek hem bizonder belang inboezemde,hield hij zich toch aan de richting, die zijn courant en de meerderheidvoorstonden en hij wijzigde zijn inzichten slechts dan, wanneer demeerderheid die wijzigde, of liever, hij wijzigde ze niet, maar zijwijzigden zich onmerkbaar in hem.

Hij koos zich geen richting of meening, maar deze kwamen van zelf tothem; evenzoo als hij nooit een hoed of rok naar eigen smaak koos, maarze nam, zooals ze op 't oogenblik door ieder gedragen werden. Daarhij in een gezochten gezelschapskring verkeerde en de tijdstroomingeen zekere mate van intellectueele werkkracht ontwikkelde, washet voor hem even noodig er een levensbeschouwing op na te houden,als een hoed en rok te bezitten. En was er ook al een grond voor,dat hij de liberale richting boven de conservatieve stelde, waartoetoch ook velen uit zijn kring behoorden, dan was het niet, omdat hijde liberale voor de betere hield, maar eenvoudig omdat ze beter metzijn levensbeschouwing overeenkwam. De liberale partij verkondigde,dat alles in Rusland slecht was, en inderdaad Stipan Arkadiewitschhad vele schulden en kwam nooit met zijn geld rond; de liberale partijzeide, dat het huwelijk een verouderde instelling is en noodzakelijkmoet gewijzigd worden, en waarlijk schonk het huwelijksleven Stipanweinig vreugde en dwong hem te liegen en te huichelen, hetgeen tochmet zijn natuur in strijd was; de liberale partij zeide of lietdoorschemeren, dat de godsdienst nog slechts een teugel was om deonontwikkelde volksklasse in bedwang te houden, en waarlijk StipanArkadiewitsch kon zonder pijn in de voeten te krijgen, zelfs nietde kortste godsdienstoefening bijwonen en kon maar niet begrijpen,waartoe al die verschrikkelijke en groote woorden over het levenhiernamaals toch moesten dienen, daar men zonder dat ook in dezewereld heel goed leven kon. Zoo werd dus het volgen van de liberalerichting voor Stipan een gewoonte en hij was een even groot vriendvan de courant als van zijn cigaar na het middagmaal, omdat ze inzijn hersenen een aangenamen nevel te voorschijn riep.

Hij las het hoofdartikel, waarin uit elkander gezet werd, hoe er geheelonnoodig een geschreeuw was opgegaan, alsof het radicalisme alleconservatieve elementen dreigde op te ruimen en dat de regeering nuverplicht zou zijn pogingen in het werk te stellen om de revolutionaireHydra te onderdrukken, maar dat in tegendeel "naar onze zienswijze"het gevaar niet schuilde in de revolutionaire Hydra, maar in dehardnekkigheid der traditioneele richting die alle vooruitgangtegenhield enz. Hij las ook een financieel artikel, waarin Bentham enMill genoemd en aan het ministerie eenige speldeprikken toegebrachtwerden. Met het hem eigen vlugge bevattingsvermogen begreep hij debedoeling van elke zinspeling, van wien ze kwam, op wien ze gemuntwas en waarom, en daarin vond hij een bizonder genoegen. Maar hedenwas hem dat genot vergald door de herinnering aan den raad van MatronaFilimonowna en door dat niets in huis ging, zooals het gaan moest. Hijlas ook, dat graaf von Beust naar Wiesbaden gereisd zou zijn; dan,dat men geen grijze haren meer behoefde te hebben; verder dat er eenlichte coupe te koop werd aangeboden, dat een jong mensch zich aanbood,en zoo al meer. Maar al die berichten verschaften hem nu niet zooalsanders een licht, ironisch genot.

Nadat hij den tweeden kop koffie gedronken en een broodje verorberdhad, stond hij op, schudde de broodkruimels van zijn vest, zette eenhooge borst, lachte vergenoegd, niet omdat hij zoo bizonder prettiggestemd was, neen, dit vergenoegde lachje werd alleen door zijngoede spijsverteering te voorschijn geroepen. Maar juist dit lachen

Page 8: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

herinnerde hem terstond aan het voorgevallene en stemde hem ernstig.

Twee kinderstemmen (Stipan herkende de stem van Grischa, het jongstezoontje, en van Tania, het oudste meisje) klonken achter de deur. Zijschoven iets voor en lieten dat vallen.

"Ik zei het immers wel, wij mogen de passagiers niet boven op de kapzetten," riep het meisje in het Engelsch.

"Nu kun jij ze er weer opzetten, hoor!"

"Ach, ach! alles is in de war," dacht Stipan; "daar loopen de kinderennu alleen door het huis rond."

Hij ging naar de deur en riep ze binnen. Zij lieten de doos, die eenwagen moest voorstellen, staan en gingen naar hun vader. Het meisje,zijn lieveling, liep fluks op hem toe, omarmde hem en hing lachend aanzijn hals. Zij hield veel van haar vader, van zijn liefkozingen en denheerlijken geur, die uit zijn baard opsteeg. Het meisje kuste zijndoor de gebogen houding blozend gelaat, dat van teederheid straaldeen wilde weer wegloopen. Haar vader hield haar echter tegen.

"Hoe gaat het toch met mama?" vroeg hij en streelde het poezele halsjevan zijn dochtertje. "Goeden morgen!" zei hij vriendelijk tot den hemnu ook groetenden knaap. Hij besefte, dat hij van dezen minder hield,en deed zijn best dit niet te toonen. Maar de knaap gevoelde het enbeantwoordde den koelen lach van zijn vader niet.

"Mama? die is opgestaan," antwoordde het meisje.

Stipan Arkadiewitsch zuchtte. "Dus heeft ze weer den ganschen nachtniet geslapen!" dacht hij.

"Is zij opgeruimd?" Het meisje bloosde. Zij wist, dat er tusschenhaar ouders iets voorgevallen was, en dat mama daarom niet opgeruimdzijn kon, dat papa dat weten moest en dus huichelde, als hij daar zoolosjes naar vroeg. Het meisje bloosde over haar vader. Hij begreephet terstond en bloosde ook.

"Ik weet het niet," sprak het kind; "zij zeide, dat wij vandaag nietsbehoefden te leeren en met miss Gull naar grootmama mochten wandelen !"

"Nu, ga dan maar uit, Tanischka! Maar wacht nog een oogenblik!" zeidehij, haar terughoudend en het zachte handje streelend. Toen nam hijeen bonbondoos en zocht er haar lievelingsstukjes van chocolade enfondant uit.

"Is dit voor Grischa?" vroeg zij en wees naar de chocoladebonbons.

"Ja, ja!" hernam hij en streelde haar schouders nog eens, kuste handen haren, ook haar hals en toen eerst liet hij haar gaan.

"Het rijtuig is voor!" meldde Matjeff. "Er is ook een vrouw om u tespreken," voegde hij er bij.

"Heeft zij lang gewacht?" vroeg Stipan.

"Ongeveer een half uur."

Page 9: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Hoe dikwijls heb ik bevolen mij zoo iets terstond te melden?"

"U moet toch rustig koffie kunnen drinken!" zei Matjeff op dienvriendschappelijk ruwen toon, waarover men zich nooit kan ergeren.

"Nu, roep haar dadelijk binnen!" gebood Stipan Arkadiewitsch en brachtzijn gelaat in strenge plooi.

De suppliante, de vrouw van een kapitein Karenina, had een onmogelijken zinneloos verzoek.

Maar Stipan liet haar, volgens zijn gewoonte, plaats nemen, luisterdezonder haar in de rede te vallen, gaf haar een uitvoerigen raad,tot wien en waarheen zij zich moest wenden, en schreef zelfs voorhaar met groote, duidelijke hand vlug een briefje aan dengene, diehaar wellicht zou kunnen helpen.

Nadat hij de kapiteinsvrouw had laten gaan, nam hij zijn hoed en stondeen oogenblik na te denken, of hij ook iets vergeten kon hebben. Hijhad echter niets vergeten als dat, wat hij vergeten wilde, zijn vrouw.

"Ja zoo!" Hij liet het hoofd hangen en zijn innemend gelaat nam eenpijnlijke uitdrukking aan.

"Zal ik gaan of niet gaan?" vroeg hij zich af. Hij meende een inwendigestem te hooren, die hem influisterde niet te gaan, daar hij tochzou moeten liegen. Het was toch immers een onmogelijkheid, dat hunbetrekking tot elkander weer worden kon als voorheen; zij toch konniet weer bevallig worden en zijn liefde opwekken; hij kon toch geengrijsaard worden, bij wien alle verlangen naar liefde uitgestorvenwas. Zonder huichelarij en leugen kon er niets meer terecht gebrachtworden en valschheid en leugen streden tegen zijn natuur.

"Maar het moet toch eens geschieden, zoo kan het niet altijdblijven!" sprak hij, zich zelf vermannend om tot een besluit tekomen. Hij richtte fier het hoofd op, nam oen cigarette, deedeenige trekjes, wierp ze toen weer in een paarlmoeren aschbakje,schreed ijlings door het salon, dat hem nu ondanks alle schilderijen,bronsgroepen en versieringen zoo vervelend en somber voorkwam, enopende toen de deur van de kamer zijner vrouw.

IV.

Darja Alexandrowna stond tusschen allerlei in 't rond gestrooidevoorwerpen aan een geopend schrijfbureau, in neglige, met dunneopgestoken haarvlechten, een door kommer verwrongen gelaat en groote,verschrikte oogen.

Toen zij zijn tred hoorde, hield ze op en zag naar de deur, terwijlzij vergeefs moeite deed haar gelaat een strenge en verachtelijkeuitdrukking te geven. Zij voelde, dat zij hem, of liever de op handenzijnde samenkomst, vreesde. Zij beproefde dat te doen, wat zij indeze drie dagen wel tienmaal te vergeefs beproefd had, haar goed endat van de kinderen in te pakken en naar haar moeder te rijden. Ook nuweer moest ze zich zelf bekennen, dat het zoo niet blijven kon en dat

Page 10: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

zij iets doen moest om hem te bestraffen en hem, was het ook slechtsin geringe mate, de smart te doen gevoelen, die hij haar veroorzaakthad. Zij wilde hem verlaten en voelde, dat het haar onmogelijk was,geheel en al onmogelijk, daar ze zich niet kon ontwennen hem als haarechtgenoot te beschouwen en hem lief te hebben. Zij voelde dat zijniet in staat was te vertrekken, maar terwijl zij zich zelf bedroog,zocht ze haar goed bijeen en deed alsof zij wegreizen wilde.

Toen ze haar man zag, begon zij in een schuiflade te schommelen,als zocht zij iets, daarna vermande zij zich en zag naar hem om. Haargelaat, dat strengheid en vastberadenheid moest uitdrukken, teekendeechter onbeholpenheid, angst en smart.

"Dolly!" sprak hij met zwakke, vreesachtige stem.

Hij liet het hoofd tusschen de schouders zakken om er beklagenswaardigen onderworpen uit te zien, zijn gelaat straalde daarbij echter vanfrischheid en gezondheid. Zij mat hem met vluchtigen blik van hethoofd tot de voeten.

"Ja, hij is gelukkig en tevreden," dacht zij, "en ik?.... O, dieafschuwelijke goedigheid, waarom ieder hem prijst en bemint--ikhaat ze!"

Haar lippen klemden zich op elkander, de rechterwangspier van haarbleek gelaat werd zenuwachtig vertrokken.

"Wat wilt gij?" vroeg zij met gejaagde, haar zelf vreemde stem.

"Dolly!" sprak hij sidderend, "Anna komt van daag."

"Wat gaat mij dat aan? Ik kan haar niet ontvangen," riep zij uit.

"Dolly! eindelijk moet het toch...."

"Ga weg, ga weg van mij!" riep zij heftig.

Tot hiertoe had Stipan Arkadiewitsch heel kalm aan zijn vrouw kunnendenken, hij had ook steeds gehoopt, dat, volgens Matjeffs zeggen,alles terecht zou komen, en had daardoor rustig zijn courant lezenen zijn koffie drinken kunnen.

Nu echter, nu hij haar bekommerd gelaat zag en aan den klank harerstem hoorde, hoe ongelukkig en wanhopig zij was, nu was het hem alsofzijn keel toegeschroefd werd en zijn oogen vulden zich met tranen.

"Mijn God, wat heb ik toch gedaan! Dolly, om Godswil....!"

Hij kon niet verder spreken, snikken verstikten zijn stem.

Zij sloot het bureau en zag hem aan.

"Dolly! Wat kan ik zeggen? Slechts dit eene: vergiffenis,vergiffenis! Bedenk toch, kunnen negen jaren, die wij te samen geleefdhebben, niet een oogenblik...."

Zij sloeg de oogen neder en wachtte in spanning af, wat hij verderzeggen zou.

Page 11: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

".... Een oogenblik.... van.... verleiding.... uitwisschen...." sprakhij en wilde nog meer zeggen, maar bij die woorden trilden haar lippenen de spieren harer rechter wang, als had ze physieke smart.

"Ga heen! ga toch heen!" riep zij nog schriller "en spreek mij nietmeer van uw verleidingen, uw afschuwelijkheden."

Zij wilde wegsnellen, doch wankelde en moest zich aan een stoelvastgrijpen om niet te vallen.

Zijn gelaat teekende groote droefheid, zijn oogen werden met tranengevuld.

"Dolly!" sprak hij snikkend, "denk om Godswil aan de kinderen. Dietoch zijn onschuldig.... Ik heb gefaald, straf mij, laat mij mijnschuld boeten. Wat ik ook doen moet, ik ben tot alles bereid. Ikheb schuld, ik kan niet zeggen, hoe diep schuldig ik mij gevoel,maar Dolly! vergeef mij!"

Zij zette zich neder. Hij hoorde haar zware, benauwde ademhaling enwerd door onuitsprekelijk medelijden met haar bewogen. Zij beproefdeeenige malen te spreken, maar kon niet. Hij wachtte.

"Gij denkt aan de kinderen, om je met hen te vermaken, ik denkechter ook aan hen en weet nu, dat zij verloren zijn." Hier brachtzij klaarblijkelijk een phrase uit, die zij zich zelf in deze driedagen voortdurend had opgedrongen.

Omdat zij hem met je aansprak, zag hij dankbaar tot haar op en wildehaar hand nemen. Zij wendde zich echter met afschuw van hem af.

"Ik denk aan de kinderen en voor hen zou ik alles ter wereld willendoen. Maar ik weet niet, hoe ik het best voor hen zorgen kan, doorze aan hun vader te ontnemen of hen bij een liederlijken vaderte laten, ja! bij een liederlijken vader! Zeg nu zelf, of er nahet voorgevallene nog mogelijkheid bestaat om samen te leven! Zeg,is het mogelijk?" herhaalde zij met verheffing van stem, "nadat mijnechtgenoot, de vader mijner kinderen, een minnehandel heeft aangeknooptmet de gouvernante zijner kinderen?"

"Maar hoe kan ik het toch weer goed maken ?" vroeg hij op klagendentoon en liet het hoofd steeds dieper zinken.

"Gij zijt mij onuitstaanbaar," riep zij uit, zich al meer en meeropwindend. "Uw tranen hebben voor mij geen waarde! Gij hebt mij nooitbemind, gij hebt geen hart, geen edelmoedigheid! Gij staat mij tegen,gij zijt voor mij een vreemde, ja geheel een vreemde geworden!" Datwoord "vreemde", dat haar zelf het verschrikkelijkst klonk, brachtzij met smart en toorn uit.

Hij zag haar aan, hij verwonderde zich en verschrok over de boosaardigeuitdrukking van haar gelaat. Hij begreep niet, dat zijn medelijdenhaar zoo prikkelde.

Zij bemerkte, dat hij slechts medelijden en geen liefde voor haargevoelde.

"Neen, zij haat mij, nooit zal zij mij vergeven," dacht hij.

Page 12: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Het is vreeselijk, vreeselijk," sprak hij.

In het belendend vertrek begon een kind, dat gevallen scheen te zijn,te schreien. Darja Alexandrowna luisterde en haar gelaat nam eenzachtere uitdrukking aan. Een oogenblik bezon zij zich, als wist zeniet, waar zij was en wat ze doen moest, daarna stond zij haastig open ging naar de deur.

"Zij bemint mijn kind toch nog," dacht hij, de verandering harertrekken ziende, "mijn kind! hoe kan zij mij dan haten?"

"Dolly, nog een woord!" sprak hij haar volgend.

"Als gij mij volgt, roep ik de bedienden en de kinderen, dan zullen zeallen vernemen, welk een laag mensch gij zijt! Ik vertrek heden nog,blijf gij maar bij uw liefje." Zij sloeg de deur achter zich dicht.

Stipan Arkadiewitsch zuchtte, wischte zich het gelaat af en verlietmet langzame schreden de kamer.

"Matjeff zegt, dat alles nog wel terecht zal komen, maar ik ziedaar geen mogelijkheid toe.--En hoe afschuwelijk en plat heeft zijgeschreeuwd!" sprak hij tot zich zelf en dacht aan de woorden: 'liefjeen laag mensch.' "En misschien hebben de meiden dat gehoord! Hoevreeselijk plat, hoe vreeselijk."

Stipan Arkadiewitsch stond eenige oogenblikken stil, wischte de oogenaf, hief het hoofd weer fier omhoog en verliet het vertrek.

Het was Vrijdag en in de eetkamer trok een Duitsch horlogemaker juistde klokken op. Stipan herinnerde zich een schertsende woordspelingover dien braven, kaalhoofdigen Duitscher, dat zijn geheel bestaanopgetrokken was door klokken op te trekken.... en hij glimlachte.

Stipan Arkadiewitsch hield veel van een geestigen zet.

"Ach, misschien dat de bui bij ons ook nog optrekt," dachthij. Matjeff, die juist binnen kwam, riep hij toe:

"Matjeff, richt de zijkamer in voor Anna Arkadiewna."

"Zooals u beveelt."

Stipan Arkadiewitsch trok zijn pels aan en ging het bordes op om uitte gaan.

"Komt u te huis dineeren?" vroeg Matjeff, die hem uitgeleide deed.

"Misschien. Hier, dit is voor de onkosten," hij gaf hem eentwintig-roebel-billet, "zou het genoeg zijn?"

"Genoeg of niet genoeg, wij zullen er wel mede rond moeten komen,"zeide Matjeff, sloeg het portier toe en trad op het bordes terug.

Inmiddels had Darja Alexandrowna haar kind getroost en daar zijaan het rollen van het rijtuig hoorde, dat haar man uitgereden was,keerde zij naar haar slaapvertrek terug. Dit was voor haar het eenigtoevluchtsoord voor alle huiselijke zorgen, die haar in beslag namen,zoodra zij het verliet. Zelfs nu in den korten tijd, dat zij zich

Page 13: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

in de kinderkamer bevond, hadden de Engelsche bonne en MatronaFilimonowna een menigte vragen tot haar gericht, die geen uitstelkonden lijden en die zij alleen beantwoorden kon. Hoe de kinderenvoor de wandeling gekleed moesten worden, of ze melk moesten drinken,of er om een anderen kok gezonden zou worden.....

"Ach, laat mij met rust!" had zij geantwoord en toen in haarslaapvertrek tot de plaats, waar zij het laatst met haar man gesprokenhad, teruggekeerd zijnde, vouwde zij de magere handen en begon zichhet geheele gesprek voor den geest terug te roepen.

"Weggereden? En of hij nog in betrekking staat met haar? Ofzij elkander nog ontmoeten? Waarom heb ik hem daar niet naargevraagd? Neen, neen, een verzoening is niet mogelijk! Wanneer wijook al in een huis blijven wonen, zoo zullen wij toch vreemden voorelkander zijn, voor altijd vreemden!" Met bizonderen nadruk herhaaldezij dat haar zoo pijnlijk woord. "En hoe zeer heb ik hem bemind! Enbemin ik hem nu misschien nog niet meer dan vroeger! Het ergste isechter...." Verder kwam zij niet, want Matrone Filimonowna zag doorde deur naar binnen.

"Mag ik om mijn broeder zenden om ten minste het middageten tekoken? Anders gaat het als gisteren en krijgen de kinderen voor zesuur niets te eten!"

"Goed, ik kom terstond en zal alles regelen. Is er al versche melkgehaald?...."

En Darja Alexandrowna verzonk weer in de dagelijksche zorgen en vergatdaarin voor eenigen tijd haar kommer.

V.

Stipan Arkadiewitsch had het aan zijn goeden aanleg te danken,dat hij in school tamelijk goed geleerd had. Hij was echter traag,haalde allerlei streken uit en verliet ze daardoor vrij laat. Ondankszijn lichtzinnigheid en jeugd viel hem vroeg een eervolle betrekkingals president van een Moskouer gerechtshof ten deel, waaraan eengroot inkomen verbonden was. Deze betrekking had hij te danken aanden echtgenoot zijner zuster Anna, Alexei Alexandrowitsch Karenin,die een der gewichtigste posten aan het ministerie bekleedde. Doch alhad ook Karenin zijn zwager deze plaats niet bezorgd, dan zou StiwaOblonsky toch door een aantal andere personen, broeders, zusters,ooms en nichten deze of een dergelijke betrekking met zes duizendroebels inkomen, die hij noodig had, gevonden hebben; want hoewelzijn vrouw vermogen aangebracht had, waren zijn financien altijd in dewar. Stipan was aan half Moskou en Petersburg verwant. Hij behoorde totde elite der Russische maatschappij. Een derde der oude staatsliedenwaren vrienden zijns vaders geweest en kenden hem van jongs af aan,met het tweede derde stond hij op heel familiaren voet en het laatstederde waren goede kennissen van hem. Zoo waren de machtige schenkersvan wereldsche goede gaven, bestaande uit: ambten, toezeggingen,inkomsten enz., allen te samen zijn vrienden en konden hun standgenooten vriend niet voorbijgaan. Oblonsky behoefde zich volstrekt geenmoeite te geven om een winstgevende post te krijgen. Hij behoefde

Page 14: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

alleen niets af te wijzen, niet te benijden, niet te strijden, zichniet gauw beleedigd te toonen, hetgeen zijn aangeboren goedigheidook nooit meebracht. Het zou hem heel belachelijk voorgekomen zijn,indien men hem gezegd had, dat hij de plaats met de inkomsten, die hijnoodig had, niet zou krijgen, te meer daar hij op niets buitengewoonsaanspraak maakte: hij wenschte slechts wat zijns gelijken in standen jaren hadden, en om zulk een ambt te vervullen was hij ook nietminder geschikt dan de anderen.

Stipan Arkadiewitsch werd door allen, die hem kenden, niet alleen omzijn vroolijk, goedhartig karakter en zijn stipte eerlijkheid bemind,maar in zijn aangenaam, net uiterlijk, zijn glinsterende oogen,donkere wenkbrauwen en haar en de frischheid van zijn gelaat lag iets,dat ieder voor hem innam.

"Aha! Stiwa! Oblonsky! Daar is hij weer!" klonk het vroolijk, alsiemand hem ontmoette. En al vond iemand een gesprek met hem weiniginteressant, toch verheugde men zich bij een ontmoeting met hemden volgenden of derden dag weer evenzeer. Daar was echter nog eenandere boven allen twijfel verheven hoedanigheid, waarom men StipanArkadiewitsch beminnen moest. Zonder de geringste inspanning deed hijzijn geheele leven door, wat andere menschen, die goed willen zijn,met veel moeite trachten te doen en toch nooit kunnen. Hij sprak nooitkwaad van iemand; hij, die anders veel van een geestigen zet hield,liet zich nooit door een kwinkslag tot spot vervoeren. Zoodra eriemand door gekrenkt of beleedigd kon worden, was een scherts voorhem geen scherts meer.

Nadat hij intusschen drie jaar lang de betrekking van voorzittervan een Moskouer gerechtshof had waargenomen, won hij niet alleende genegenheid, maar ook de achting van zijn collega's, zijnondergeschikten en superieuren, kortom van allen, die met hem inbetrekking stonden. De algemeene achting, die hem in zijn werkkringten deel viel, berustte eendeels op de buitengewone toegevendheidjegens anderen--en deze was voornamelijk in het bewustzijn zijnereigen tekortkomingen gegrond; ten andere in zijne vrijzinnigheid. Nietdie vrijzinnigheid, die hij uit de nieuwsbladen putte, maar een hemaangeborene, die hem met alle menschen, zonder aanzien van stand envermogen, op dezelfde wijze deed omgaan; en eindelijk in de volslagenonpartijdigheid, waarmede hij de zaken behartigde, waardoor hijzich nooit door andere invloeden liet meesleepen en dus ook geenfouten maakte.

Toen Stipan Arkadiewitsch het gerechtshof binnenkwam, ging hij,eerbiedig door een portier met portefeuille gevolgd, in zijn kabinetje,deed zijn uniform aan en betrad de gerechtszaal.

De schrijvers en ondergeschikten stonden allen vroolijk en eerbiediggroetend van hun plaatsen op. Stipan ging vlug als altijd naarzijn plaats, drukte zijn collega's de hand en zette zich neder. Hijsprak en schertste juist zooveel als noodig was, voor hij aan hetwerk ging. Niemand verstond zoo goed als hij binnen de perken vanvertrouwelijkheid en dienstplicht te blijven, hetgeen zoo noodigis om een gemeenschappelijken werkkring aangenaam te maken.--Desecretaris overhandigde hem opgeruimd en eerbiedig, zooals allen inStipan's omgeving waren, de acten en sprak op den door hem ingevoerdenfamiliaren toon:

"Wij hebben toch het bericht van het Pensaisch gouvernement

Page 15: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

ontvangen. Voegt het u dat in te zien?"

"Zoo is het dan toch gekomen!" sprak Stipan, zijn wijsvinger op deacten leggend. "Dan willen wij beginnen, mijne heeren!...." en dezitting was geopend.

"Als zij eens wisten, welk een schuldige knaap hun voorzitter eenuur geleden nog was," dacht hij en boog onder het voorlezen van hetbericht zijn hoofd een weinig, terwijl zijn oogen lachten.

De zitting duurde tot twee uur onafgebroken voort, toen was er pauze omeen tweede ontbijt te gebruiken. Even voor twee uur werden de grooteglazen deuren van de gerechtszaal plotseling geopend en trad iemandbinnen. Alle ambtenaren, die onder den spiegel en het borstbeeld vanden czaar zaten, richtten, verheugd over het oponthoud, hun blikkennaar de deur; maar de portier wees den binnentredende terstond terugen sloot de deur achter hem.

Zoodra de aan de orde zijnde proceszaak voorgelezen was, stond StipanArkadiewitsch op, rekte zich een weinig uit, stak in de gerechtszaaleen sigaar op en begaf zich naar zijn kabinet. Twee zijner collega's,een oud beambte Nikitin, die al vele dienstjaren telde, en de kamerheerGrinewitsch vergezelden hem.

"We zullen er na het ontbijt wel mee klaar komen," zeide StipanArkadiewitsch.

"Als wij nog maar tijd genoeg hebben!" merkte Nikitin aan.

"Die Foomin moet toch een groote schurk zijn !" sprak Grinewitsch. Hijmeende een der in het proces voorkomende personen.

Stipan fronste de wenkbrauwen om daarmede te kennen te geven, dathet doelloos was een overijld oordeel te vellen, en antwoordde niets.

"Wie was hier zooeven?" vroeg hij den portier.

"Er kwam, toen ik mij even had omgekeerd, iemand binnenstuiven,excellentie! zonder het mij te vragen. Hij vroeg naar u. Ik zeide,als de heeren uit de zitting kwamen, dan..."

"Waar is hij?"

"In het voorvertrek gegaan, zooeven was hij nog hier. Daaris hij!" antwoordde de portier en wees naar een sterk gebouwd,breedgeschouderd man, met krullenden baard, die juist, zonder zijnpelsmuts af te nemen, met vluggen, veerkrachtigen tred de steenentrap op kwam. Een mager beambte, die juist met de actestukken de trapafging, bleef onwillekeurig staan, keek naar de voeten van den nieuwaangekomene en zag vragend naar Oblonsky op.

Stipan Arkadiewitsch stond boven aan de trap, zijn goedig gelaat blonkboven den geborduurden uniformkraag uit en verhelderde zich nog meer,toen hij den nadertredende herkende.

"Zijt gij het waarlijk, Lewin!" zeide hij en zag Lewin met eenvriendelijk, spotachtig lachje aan, toen deze hem omhelsde en kuste.

"Wel, ijsde je er niet van, mij in dit hol op te zoeken?" voegde hij

Page 16: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

er in het Fransch bij, "en dat nog wel in West-europeesch costuum,"ging hij voort en zag hem op nieuw lachend aan.

"Ik ben pas aangekomen en was erg verlangend je te zien!" sprak Lewinen zag daarbij bevangen en tegelijk onrustig en geergerd om.

"Nu, kom dan maar in mijn kabinet," zeide Stipan Arkadiewitsch, dieLewins licht geraakte, bloode eigenliefde kende, nam hem bij de hand,trok hem achter zich voort, alsof hij met hem tusschen twee dreigendegevaren doorlaveerde.

Lewin en Oblonsky waren van denzelfden leeftijd en hunvertrouwelijkheid dagteekende niet van een champagnegelag, maar Lewinwas de vriend en speelgenoot zijner vroegste jeugd; zij hielden vanelkander ondanks hun uiteenloopende karakters en geheel verschillendeneigingen, ofschoon ieder hunner het leven, dat hij zelf leidde, voorhet eenig ware en dat van zijn vriend voor een schijnleven hield,wat zoo dikwijls voorkomt bij lieden, die een geheel verschillendenwerkkring hebben. Lewin kwam dikwijls van zijn landgoed, waar hijaltijd bezig was, naar Moskou over. Wat hij daar buiten deed, konStipan zich maar niet begrijpen en hij stelde er dan ook weinigbelang in; maar bij Lewins aanblik, wanneer deze te Moskou kwam,kon hij nooit een spotlachje onderdrukken, want dan was hij haastig,opgewonden, een beetje verlegen en boos over die verlegenheid. Ookbracht hij meestal een geheel nieuwe levensbeschouwing mede. Stipanlachte er om en toch beviel het hem.

Lewin verachtte evenzeer het grootsteedsche leven van zijn vriend,vond zijn dienstwerk onbeduidend en lachte er ook om. Maar dit washet verschil, Oblonsky lachte zelfbewust en goedig, omdat hij deed watallen deden, maar Lewin lachte niet zelf bewust en dikwijls minachtend.

"Wij hadden je reeds lang verwacht," zeide Oblonsky het kabinetbinnentredend en liet Lewins hand los, als om hem te toonen, dat nualle gevaar voorbij was. "Ik verheug mij zeer je te zien. Hoe gaathet je? Wanneer ben je gekomen?"

Lewin zweeg en nam het hem onbekende gezelschap, de beidecollega's van Stipan, op. Vooral viel zijn oog op de hand van deneleganten Grinewitsch met lange, gele en spits afgeknipte nagels enreusachtige, glinsterende manchetknoopen. Deze hand nam zoozeer alzijn opmerkzaamheid in beslag, dat hij zijn gedachten onmogelijk bijiets anders kon bepalen.

Oblonsky bemerkte dit terstond en glimlachte.

"Ach ja, laat ik u voorstellen," zeide hij: "Mijn collega's PhilipIwanowitsch Nikitin en Michael Stanislawowitsch Grinewitsch; eenwerkzaam medelid der Semstwo, een athleet, die met een hand vijf pud[1] kan opheffen, groot veefokker en jager en mijn vriend ConstantinDimitrisch Lewin, broeder van Sergei Iwanowitsch Kosnischeff."

"Zeer aangenaam," lispelde de oude heer.

"Ik heb de eer uw broeder te kennen," zei Grinewitsch en stak hemzijn hand met de lange nagels toe.

Lewins gelaat betrok, koel drukte hij de hem toegestoken hand enwendde zich terstond tot Oblonsky. Hoewel hij groote achting voor

Page 17: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

zijn in geheel Rusland als schrijver beroemden broeder koesterde,kon hij toch niet velen, dat men hem niet als Constantin Lewin,maar als den broeder van den beroemden Kosnischeff aansprak.

"Ik ben geen lid der Semstwo meer; ik heb met allen oneenigheid gehaden ga niet meer naar hun vergaderingen," zei hij tot Oblonsky.

"Nu, dat is gauw gegaan," hernam deze, "waarom dan toch?"

"Dat is een lange geschiedenis, die vertel ik je eens op een anderenkeer," sprak Lewin, maar begon evenwel terstond te vertellen. "Omkort te gaan, ik ben tot de overtuiging gekomen, dat de Semstwoin het geheel geen recht van bestaan heeft, noch hebben kan." Hijsprak op een toon alsof iemand hem beleedigd had. "Ten eerste speeltmen daar parlementje, en ik ben noch jong noch oud genoeg om mij metspeelgoed te kunnen vermaken, en van den anderen kant" .... hier bleefhij even steken.... "is zij voor de coterie van het district slechtseen middel om geld in handen te krijgen. Wat de oude voogdijschappenen gerechten waren, dat is nu de Semstwo, met dit onderscheid dat nuhet streven niet op vooruitgang, maar alleen op het verkrijgen vaneen onverdiend inkomen gericht is." Hij had dit met zooveel nadrukgezegd, alsof een ander zijn beschouwing bestreed.

"Wel, wel, ik hoor, dat ge weer een nieuwe phase zijt ingetreden,en wel de conservatieve," sprak Stipan, "maar daarover later meer."

"Ja, later! Maar ik moest je toch even zien," zei Lewin, en beschouwdedaarbij met iets als haat in zijn blik, Grinewitsch' hand.

Stipa Arkadiewitsch lachte onmerkbaar.

"Waarom draag je nu een Europeeschen en geen Russischen jas?" vroeghij, het nieuwe, klaarblijkelijk door een Franschen coupeur gemaaktekleedingstuk beschouwend, "ja, ik begrijp, dit behoort ook al tot denieuwe phase!"

Lewin bloosde plotseling en het was vreemd dit verstandig mannelijkgelaat met een kinderlijken blos bedekt te zien.

"Waar ontmoeten we elkander? Ik moet je zeer noodig spreken."

Oblonsky bedacht zich. "Zou het niet beter zijn, in plaats van hier inhet cafe een slechte cotelette te verorberen, een paar schreden verderte gaan en bij Gurin een goed ontbijt te gebruiken? Hoor eens! ga numet mij mee ontbijten, dan kunnen wij nog een poosje praten. Tot drieuur ben ik vrij!"

"Neen, zei Lewin, even nadenkend, ik moet eerst nog een bezoekafleggen."

"Goed, dan zullen wij samen dineeren!"

"Dineeren! Ja, maar ik heb je niets bizonders te vertellen, ik wildeje eigenlijk maar een paar woorden vragen."

"Zeg dan die paar woorden dadelijk en het andere bespreken wij vanmiddag."

"Slechts twee woorden, anders niets bizonders!"

Page 18: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Zijn gelaat nam door de inspanning om die woorden te vinden eensombere uitdrukking aan.

"Hoe is 't bij de Tscherbatzky's? Alles bij het oude?"

Stipan Arkadiewitsch, die reeds lang wist, dat Lewin zijn schoonzusterKitty liefde toedroeg, lachte fijntjes en zijn oogen glinsterdenvergenoegd.

"Gij hebt mij met weinige woorden gevraagd, ik kan je zoo kort nietantwoorden, want.... Och! excuseer een oogenblik."

Er was een secretaris binnengetreden, die Stipan naderde metgemeenzamen eerbied en een zeker bescheiden zelfbewustzijn, dat alleklerken eigen was, daar zij beseften in zaakkennis de meerdere vanhun chef te zijn. Onder den schijn van een verzoek te doen, begonhij over een bezwaar te spreken. Zonder hem tot het einde toe aan tehooren, legde Stipan welwillend de hand op den arm van den secretarisen sprak, terwijl een lach de scherpte zijner woorden verzachtte:"Neen, gij moet het doen, zooals ik het u gezegd heb," en terwijl hijhem beknopt uitlegde, hoe hij de zaak opvatte, schoof hij de actenter zijde en voegde er bij: "Doe het nu als je blieft precies zoo,Sacharnikizitsch!"

De secretaris verwijderde zich eenigszins beschaamd.

Onder dit gesprek stond Lewin met de armen op een stoel geleund,en een spottende uitdrukking lag op zijn gelaat.

"'t Is onbegrijpelijk, 't is onbegrijpelijk!"

"Wat begrijpt ge niet?" vroeg Oblonsky vergenoegd lachend, terwijl hijeen sigaar opstak. Hij verwachtte weer een paradox van Lewin te hooren.

"Ik begrijp niet, wat je hier eigenlijk doet en hoe ge dat met zooveelernst kunt opnemen!"

"En waarom zou ik niet?"

Omdat het toch eigenlijk geen werk is."

"Zoo denk je dat? Nu wij zitten toch tot over de ooren toe in hetwerk."

"In 't schrijfwerk! Nu ja, daar heb je ook talent voor."

"Je bedoelt met talent meer een gebrek dan een gave."

"Misschien wel," zeide Lewin; "maar toch bewonder ik je grootheiden ben er trotsch op, dat mijn vriend zoo'n beroemd man is.--Maar,hoor eens, gij hebt mijn vraag niet beantwoord", voegde hij er bijen zag Oblonsky met zekere spanning in de oogen.

"Nu goed, goed, wacht maar, daar komen wij ook al aan toe. Gij hebthet maar drommels goed met je drie duizend desjatinen in hetEzremowsche district, met zulke spieren en een blos als van eentwaalfjarig meisje! Maar ge wordt nog eenmaal een der onzen! O, jazoo! je vroeg mij daarnaar: er is nog niets veranderd, maar 't is

Page 19: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

jammer dat ge in zoo lang niet hier waart."

"Waarom dat?" vroeg Lewin verschrikt!

"Ja, zie...! maar we spreken daar wel eens nader over. Waarom ben jeeigenlijk hier gekomen?"

"Ach, daar spreken we ook later over!" zeide Lewin en werd tot overde ooren rood.

"Nu goed, ik begrijp je," sprak Stipan; "zie je, ik zou je wel bijmij verzoeken, maar mijn vrouw is niet heel wel. Maar hoor eens, alsje hen zien wilt, zij zijn tusschen vier en vijf uur bepaald in dendierentuin. Kitty rijdt daar schaatsen; ga daar ook heen, ik haal jedaar later af en dan rijden wij samen ergens heen om te dineeren."

"Goed! Tot weerziens dan."

"Maar hoor eens, vriendje! Ik ken je zoo goed, je zult de afspraakmisschien glad vergeten en zoo maar in eens naar buiten terug rijden,"riep Stipan hem lachend na.

"Neen, neen, ik kom stellig!" en terwijl hij vergat Stipan's collega'ste groeten, ging Lewin met stijve houding en vastberaden stap dedeur uit.

"Dat schijnt een zeer energiek heer te zijn!" zeide Grinewitsch,toen Lewin vertrokken was.

"Ja, vadertje!" antwoordde Stipan, "dat is nu eerst een gelukkige:drie duizend desjatinen in het Ezremowsche district, nog een schoonetoekomst voor zich en daarbij zoo oorspronkelijk--zoo geheel andersals wij."

"En wat hebt gij dan te klagen, Stipan Arkadiewitsch?"

"'t Is erg, ach, heel erg," sprak deze bij zich zelf en slaakte eendiepe zucht.

VI.

Toen Oblonsky aan Lewin vroeg, waarom hij eigenlijk was gekomen,was hij rood geworden en had zich over zich zelf geergerd, dathij het werd, want hij kon toch niet antwoorden: "Ik ben gekomenom je schoonzuster Kitty ten huwelijk te vragen," hetgeen tochhet doel zijner reis was. De Lewins en Tscherbatzky's behoorden totoudadellijke familien en hadden altijd in vriendschappelijke betrekkingtot elkander gestaan.

Dit verkeer werd nog vertrouwelijker in den tijd, dat Lewin dehoogeschool bezocht, waar hij met den jongen vorst Tscherbatzky,den broeder van Dolly en Kitty, studeerde. In dien tijd kwam hijzeer dikwijls bij de familie Tscherbatzky en verliefde daarop; hoezonderling het klinken moge, het was waar. Lewin was verliefd op het

Page 20: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

huis, op de familie, vooral op de vrouwelijke leden dezer familieTscherbatzky. Hij had zijn moeder nooit gekend, zijn eenige zusterwas veel ouder, zoodat hij sinds den vroegen dood zijner ouders zeereenzelvig was opgegroeid. In het huis van vorst Tscherbatzky werd hijvoor het eerst in een oudadellijk, beschaafd en hoogst achtenswaardiggezin opgenomen.

Alle leden dezer familie, vooral de vrouwelijke, waren voor hem alsvan een geheimzinnigen, poetischen sluier omgeven, en hij zag nietalleen geen feilen, maar onder dien sluier vermoedde hij de edelsteen uitstekendste beginselen en deugden.

Waarom de drie jonge meisjes altijd om den anderen dag Fransch enEngelsch spreken en om beurten op bepaalde uren piano spelen moesten;waarom op bepaalde tijden leeraars in de Fransche en Italiaanscheletterkunde, in muziek, teekenen en dansen kwamen; waarom de driejonge dames op bepaalden tijd met mademoiselle Linon in een kalesnaar den Twerskoyboulevard reden, allen in met atlas gevoerde pelzengehuld, Dolly in een langen, Natalie in een halflange en Kitty ineen korten, zoodat haar slanke voetjes in de strak getrokken kousenzichtbaar werden; waarom zij daar onder geleide van een met goudgegalloneerden bediende op en neder moesten wandelen; waarom zijallerlei verrassingen voor hun vader instudeeren moesten, zooalsconcertstukken op twee piano's of Fransche tooneelvoorstellingen;waarom men Dolly later een horloge schonk, haar een lang kleed naaideen naar het eerste bal geleide,--dat alles begreep hij niet, maar hijwist, dat het zoo behoorde en dat het noodig was en hij was betooverddoor de geheimzinnige wijze, waarop dat alles gebeurde.

Het was hem, alsof hij noodzakelijk op een der dochters verlievenmoest, hij wist maar niet op welke. Als student was Dolly zijn ideaal;die trouwde echter spoedig met Oblonsky. Nauwelijks was Natalie in dewereld gebracht, of zij trouwde met een diplomaat, Lwoff genaamd. Kittywas nog een kind, toen Lewin de universiteit verliet.

De jonge Tscherbatzky had bij de marine dienst genomen en verdronkkort daarop in de Oostzee. Na dien tijd verflauwden de relatie metde Tscherbatzky's.

Dit jaar was hij bij het begin van den winter om een veetentoonstellingnaar Moskou gekomen, en nu hij Kitty in een lang kleed had weergezien,Kitty, die er als jong meisje oneindig bekoorlijker uitzag danvroeger als kind, nu werd het hem helder, op welke van de drie hethem voorbeschikt was te verlieven.

Oogenschijnlijk was er voor hem, een twee-en-dertig-jarig man, dieeer rijk dan arm was, niets eenvoudiger, dan de vorstin Tscherbatzkyten huwelijk te vragen, want naar alle omstandigheden te oordeelenwas hij een goede partij. Maar Lewin was werkelijk verliefd en daaromkwam Kitty hem in alle opzichten als een zoo volmaakt, zoo boven alhet aardsche verheven wezen voor en beschouwde hij zich zelf als zulkeen nietswaardig schepsel, dat hij er in de verste verte niet aandenken durfde, dat anderen hem waardig achten zouden haar te bezitten.

Nadat hij als in een droom twee maanden te Moskou doorgebracht en

Page 21: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Kitty bijna dagelijks gezien had, zeide hij plotseling tot zich zelf,dat er niets van komen kon, en ging naar zijn goederen terug. Hij zagin zich zelf twee groote gebreken, die hem het recht ontnamen aan haarte denken: ten eerste, dat hij slechts een eenvoudig grondbezitter envolgens zijn eigen meening alles behalve een knap man was. Dan zaghij een anderen hinderpaal in zijn vroegere betrekking tot Kitty,de verhouding van een volwassen man tot een kind.

Hij hield zich zelf voor een eenvoudig, lang niet innemend man, en zooiemand, dacht hij, kon men wel als vriend beminnen, maar om bemind teworden met zulk een liefde, als hij Kitty toedroeg, moest men in alleopzichten boven velen uitblinken. Hij had er wel eens van gehoord, datvrouwen dikwijls leelijke en alledaagsche menschen lief hadden, maardit geloofde hij niet; hij beoordeelde anderen naar zich zelf, en hijkon slechts schoone, belangwekkende en schitterende vrouwen beminnen.

Na twee maanden alleen op het land doorgebracht te hebben, gevoeldehij echter, dat het geen voorbijgaande neiging was, zooals hem inzijn eerste jeugd wel voor korten tijd bedwelmd had, maar dat ditgevoel hem nu geen oogenblik rust liet, dat hij niet leven kon zonderde vraag beantwoord te weten, of zij zijn vrouw wilde worden ja ofneen; daarom was hij naar Moskou gekomen met het vaste voornemenhet aanzoek te doen en te trouwen, als hij aangenomen mogt worden,of.... Neen hij kon zich niet voorstellen, hoe het zijn zou, als zijnhoop onvervuld bleef.

Met den morgen trein te Moskou gekomen, begaf hij zich naar zijnoudsten broeder Kosnischeff, kleedde zich en trad diens kabinet binnenmet het voornemen hem zijn plan mede te deelen en zijn raad in tewinnen. Zijn broeder was echter niet alleen. Een bekend professor inde philosophie was zijn gast.

Sergei Iwanowitsch ontving zijn broeder met het zelfde vriendelijke,koele lachje, waarmede hij iedereen begroette, en zette na dewederzijdsche voorstelling zijn gesprek met den professor voort. Naverloop van een half uur vertrok de gast en wendde Sergei zich totzijn broeder.

"Het verheugt mij zeer dat ge gekomen zijt! Hoe gaat het buiten metonze zaken?"

Lewin wist, dat zijn oudste broeder zich weinig om de bezittingenbekommerde en er alleen naar vroeg om hem genoegen te doen. Daaromsprak hij enkel over den tarweoogst en van hun geldzaken. Hij gafhet voornemen om zijn broeder zijn huwelijksplannen mede te deelenop, want nadat hij diens gesprek met den professor had gevolgd endaarna den beschermenden toon had opgemerkt, waarmede Sergei naar deoeconomische aangelegenheden vroeg (het vaderlijk erfgoed was nietverdeeld en Lewin beheerde het voor beide partijen), gevoelde hij,dat deze zijn plannen anders zou beoordeelen, dan hij het wenschte,en hij dus niet met hem daarover kon spreken.

VII.

Precies om vier uur steeg Lewin voor den zooelogischen tuin uit de

Page 22: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

droschke en sloeg met kloppend hart den weg in naar de ijsbergen ende rijbaan, ten volle gerustgesteld _haar_ daar te zullen aantreffen,want hij zag het rijtuig der Tscherbatzky's voor de poort wachten. 'tWas een helder vriezende dag, voor den ingang stond een langen rijdroschken, sleden en gendarmen. Onder de menigte wandelaars kwamhem een bekende tegen, die hem iets toeriep, Lewin herkende hemin het geheel niet. Hij kwam in de nabijheid der sneeuwbergen enhoorde het rammelen der kettingen, waarmede de sleden de hoogtenop- en afgetrokken werden, het stommelen der naar beneden glijdendesleden en vroolijke stemmen. Na nog enkele schreden gegaan te zijn,stond hij bij de ijsbaan en herkende terstond te midden van alleschaatsenrijders _haar_.

Zij stond aan de overzijde in gesprek met een anderedame. Oogenschijnlijk was er niets bizonders aan haar, noch inhaar houding, noch in haar kleeding, maar voor Lewin was het evengemakkelijk haar onder die menigte uit te vinden als een roos onderbrandnetels.

"Zou ik werkelijk op het ijs durven gaan en haar naderen?" dacht hij;de plaats, waar zij stond, scheen hem een ongenaakbaar heiligdom, eneen oogenblik stond hij op het punt om weer heen te gaan. Hij moestzich alle geweld aandoen om het ijs te betreden en vermeed het haarlang aan te zien, als ware zij de zon, maar even als deze zag hijhaar toch, zonder tot haar op te zien.

Op dezen tijd van den dag placht zich hier een clubje onder elkanderbevriende menschen te vermaken; in Lewins oogen waren die allen hoogstgelukkig, daar ze in haar nabijheid waren; en toch reden ze haar allenzeer onverschillig voorbij, spraken eens met haar en schenen zich,zonder verder acht op haar te slaan, over het spiegelgladde ijs enhet heerlijke weder te verheugen.

Nicolai Tscherbatzky, Kitty's neef, zat met korte jas en nauwe broeken schaatsen onder de voeten op een bank en riep, zoodra hij Lewingewaar werd, dezen toe:

"Aha, de champion der schaatsenrijders! Sedert wanneer hier? Waarhebt ge de schaatsen?"

"Ik heb er geen meegebracht," antwoordde Lewin, zeer verwonderd overzich zelf, dat hij in haar tegenwoordigheid zoo onbevangen sprekenkon. Hij gevoelde, dat de zon hem naderde.

Zij had juist een wending gemaakt en reed nu de kleine, hooggeschoeidevoetjes eenigszins stijf houdende, voorzichtig op hem toe. Een jongenin Russisch kostuum, die geweldig met de armen zwaaide en wiens neusbijna den grond raakte, joeg haar voorbij.

Zij reed tamelijk onvast, nam de handen uit den mof, die aan eenkoord om haar hals hing, om er mede te balanceeren, en hield haarblik strak op Lewin, dien zij herkend had, gericht, terwijl zij, halfverheugd over de ontmoeting en half verlegen over haar onbeholpenheid,hem toelachte.

Page 23: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Door een zwenking reed zij vlak tegen Tscherbatzky aan, hield zichaan dezen vast en knikte Lewin lachend toe. Zij was nog schooner,dan hij zich voorgesteld had.

"Zijt gij reeds lang hier?" vroeg zij en stak hem de hand toe.

"Ik dank u," voegde zij er bij, toen hij haar haar zakdoek, diegevallen was, weergaf.

"Ik--nog maar kort ... gister--ik meen van daag--ben ikgekomen!" antwoordde Lewin, die in zijn opgewondenheid haar vraag nietdadelijk begreep. "Ik was bij u aan huis," voegde hij er bij. Bij deherinnering aan het doel van zijn bezoek werd hij verlegen en bloosde.

"Ik wist niet, dat gij zoo goed schaatsen reedt!"

Zij beschouwde hem oplettend, als wilde zij de reden van zijnverlegenheid uitvorschen. "Zulk een lof van u zegt veel, want uw goedenaam als eerste schaatsenrijder is hier bewaard gebleven," hernamzij en klopte met de kleine gehandschoende hand de sneeuw van den mof.

"Ja, vroeger was ik een hartstochtelijk liefhebber en deed mijn bester een matador in te worden."

"Ik geloof, dat ge alles met hartstocht doet," sprak zij lachend. "Ikzou u gaarne eens zien rijden. Neem spoedig een paar schaatsen,dan zullen wij eens samen rijden."

"Samen, met haar te zamen?" dacht hij en sprak luide: "Ik zal zeterstond aandoen." Haastig verwijderde hij zich om er een paar machtigte worden.

"Wat zijt gij lang niet hier geweest," sprak de baanveger, terwijlhij hem de ijzers aangespte. "Er was na u geen zoo'n meester in't rijden! Zitten ze zoo goed?"

"Ja goed, goed, alles goed," zeide Lewin, een gelukkig lachje, datonwillekeurig zijn gelaat verhelderde, terug dringend. "Ja!" dacht hij,"dit is leven, dit is geluk! Zal ik het haar terstond zeggen? Neen,nu durf ik er haar niet van spreken, nu ik zoo gelukkig ben, gelukkigdoor de hoop, maar dan? Maar ik moet, ik wil het toch doen! Weg metalle zwakheid!"

Nu stond hij op zijn schaatsen, trok den overjas uit en gleed zonder degeringste inspanning over de gladde vlakte, alsof zijn wil alleen zijnbewegingen versnelde en vertraagde of er de richting aan gaf. Bevangennaderde hij haar, maar haar vriendelijk lachje schonk hem moed. Zijreikte hem de hand en zij gingen naast elkander, allengs hun vaartversnellend; maar hoe sneller zij reden, hoe vaster hij den drukharer hand in de zijne voelde.

"Met u had ik het gauwer geleerd," sprak zij, "met u voelt men zichzoo zeker."

"Ik gevoel mij ook zoo zeker, als gij op mij steunt," antwoordde hijen schrok tegelijkertijd over dat antwoord en bloosde. En inderdaad,nauwelijks waren die woorden gesproken, of even als de zon achter dewolken, verdween de vroolijkheid van haar gelaat en Lewin werd daaropdie eigenaardige verandering gewaar, die een dieper nadenken er op

Page 24: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

te voorschijn placht te roepen. Op het anders zoo gladde voorhoofdvertoonden zich lichte rimpels.

"Hindert u iets? Maar ik heb geen recht daarnaar te vragen," sprakhij haastig.

"Waarom niet? Neen er is niets, dat mij drukt," antwoordde zij koelen liet er terstond op volgen: "Hebt ge mademoiselle Linon al begroet?"

"Neen, nog niet!"

"Och, ga dan naar haar toe; zij heeft zooveel met u op."

"Wat is dat? Ik heb haar beleedigd.... Mijn God, help mij!" dachtLewin en begaf zich naar de Francaise met de grijze haren, die opeen bank was gezeten.

Deze ontving hem als een oud vriend, terwijl ze lachend haar valschetanden zien liet.

"Ja, kinderen worden groot!" sprak zij, met de oogen op Kitty duidend,"men wordt ouder! Rijd toch maar door, houd u niet op. Rijdt mijnKitty niet goed?"

Lewin snelde weer naar Kitty toe. Haar gelaat was niet meer gestreng,haar oogen hadden een zachte en openhartige uitdrukking. Zij sprakvroolijk over haar oude gouvernante, over haar eigenaardigheden, enzeide hem zelfs, dat haar moeder mademoiselle niet genoeg waardeerde.

Dit oordeel over haar moeder tegenover hem uitgesproken gaf Lewinweer nieuwen moed. Zij sprak _met hem_ over haar moeder; zij geloofdealzoo aan de mogelijkheid, dat zij bij hem meer instemming zou vindendan bij haar eigen moeder.

"Hoe is het mogelijk, dat gij u in den winter niet op het landverveelt?" vroeg zij.

"Vervelend vind ik het er nooit, wel eenzaam!"

Zij zag hem aan.

"Zou het toch mogelijk zijn," dacht hij.

"Blijft gij lang hier?" vroeg Kitty.

"Dat weet ik nog niet."

"Weet ge dat niet?"

"Ik weet het niet. Het hangt van u af!" sprak hij.

Of zij zijn woorden gehoord had of niet, plotseling was het ofzij struikelde; zij stiet tweemaal met haar schaatsen krachtig ophet ijs en gleed van hem weg. Zij schoot op mademoiselle Linon toe,wisselde eenige woorden met haar en begaf zich toen naar het huisje,waarin de dames gewoonlijk haar schaatsen afdeden.

"Ach, dat had ik nu nog niet moeten zeggen!" dacht hij, "mijn God,help mij!" Behoefte gevoelend zijn gemoed eens lucht te geven, nam

Page 25: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

hij een aanloop en beschreef allerlei kringen en figuren, waardoorhij spoedig aller opmerkzaamheid tot zich trok.

Op dat oogenblik kwam er juist een jongmensch, de beste der jongereschaatsenrijders, uit een restauratie. Hij had de schaatsen onder devoeten en een sigaar in den mond, liep met veel beweging en allerleisprongen de trappen af en gleed op het ijs in eens door vooruit,zonder de houding van lichaam en armen merkbaar te veranderen.

"Aha, dat is een nieuw kunststuk," zeide Lewin en ging tegelijkertijdnaar boven om het na te doen.

"Bezeer je maar niet," riep Tscherbatzky hem toe, "dat gaat zoo maarniet zonder oefening!"

Lewin ging tot aan den drempel der restauratie, stiet met kracht af envloog langs de trappen naar beneden. Bij de onderste trede struikeldehij even, maar nauwelijks den grond met de hand aanrakend, stond hijweer recht op en vloog verder.

"Die goede, beste vriend!" dacht Kitty, die juist met mademoiselleLinon uit het huisje te voorschijn kwam, en zag hem met een teeder,vriendelijk lachje, als een geliefden broeder na.

"Is het mogelijk, dat ik schuld heb? Heb ik waarlijk verkeerdgedaan? Men noemt dat coquetteeren. Maar ik weet, dat ik hem nietbemin, en toch ben ik zoo gaarne met hem samen. Hij is zoo goed! Waaromheeft hij dat ook gezegd?" dacht zij.

Toen Lewin zag, dat Kitty met haar moeder het ijs verliet, stond hijstil en overlegde, wat te doen. Hij bond de schaatsen los en haaldebij den uitgang van het park moeder en dochter in.

"Ik verheug mij zeer u te zien!" sprak de vorstin. "Donderdags wachtenwij altijd bezoeken af."

"Heden dus?"

"Het zal ons veel genoegen doen u te zien!"

De vorstin ging door, Lewin merkte iets stroefs en koels in haar toonop. Dat deed hem pijn.

Kitty voelde dit misschien ook en kon niet nalaten de stroefheidharer moeder te verzachten. Zij wendde het hoofd om en zeide met eenvriendelijk lachje: "Tot weerziens!"

Op dat oogenblik kwam Stipan Arkadiewitsch, den hoed eenigszins scheefop het hoofd, met vroolijk lachend gelaat, dat niet de minste onrustverried, den tuin binnen. Zoodra hij zijn schoonmoeder naderde,teekende zijn gelaat meer schuldgevoel. Hij beantwoordde de vragennaar Dolly's welstand met bedrukt gelaat, maar nadat hij eventjeszacht en neerslachtig met de vorstin gesproken had, richtte hij hethoofd weer vroolijk op en nam Lewin onder den arm. "Kom, zullen wijmaar terstond wegrijden? Ik heb telkens aan je gedacht en verheug mij,dat ge gekomen zijt." Daarbij zag hij hem veelbeteekenend in de oogen,"Ja wij willen heengaan," sprak de gelukkige Lewin, die met zijnoogen Kitty tot in het rijtuig volgde.

Page 26: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Naar het hotel Angleterre of de Hermitage?"

"'t Is mij om 't even."

"Nu dan maar naar Angleterre," zeide Stipan en koos Angleterre, omdathij daar de meeste schuld had, en het om die reden voor beter hield,dit hotel niet te vermijden. "Hebt gij een droschke? Zoo, dat is goed,ik heb mijn rijtuig weggezonden."

Onderweg zwegen de beide vrienden. Lewin dacht er over na, wat tochde zoo dikwijls afwisselende uitdrukking op Kitty's gelaat zou kunnenbeteekenen. Stipan Arkadiewitsch dacht inmiddels over het menu voorhet diner.

"Houdt ge van tarbot?" vroeg hij Lewin, toen zij voor het hotelstil hielden.

"Wat?" vroeg Lewin, "tarbot? Ja! ik houd heel veel van tarbot."

VIII.

Toen Lewin met Oblonsky het hotel binnentrad, bemerkte hij op hetgelaat en in de houding van den laatste iets heel bizonders, eenonderdrukte levendigheid. Oblonsky ontdeed zich van zijn overjas,trad met den hoed een weinig scheef op het hoofd de eetzaal binnenen gaf den hem op den voet volgenden Tartaar zijn bevelen. Terwijlhij rechts en links de zich daar bevindende gasten groette, naderdehij het buffet, gebruikte een glaasje likeur en een stukje vischen had daarbij een schertsend woord ten beste voor de achter hetbuffet zittende, gepoederde en geheel met linten, kant en krulletjesbedekte Francaise.--Lewin echter dronk alleen daarom geen likeur,omdat die Francaise met de valsche haren, poudre de riz en vinaigrede toilette hem verschrikkelijk ergerde. Hij vermeed haar omgevingals een bezoedelde plaats. Zijn geheele ziel was met Kitty's beeldvervuld, en uit zijn oogen lachten hoop en geluk.

"Hier mijnheer, als ik u verzoeken mag, hier wordt mijnheer nietgestoord," zeide de oude, breedgeschouderde Tartaar, spreidde eensneeuwwit tafelkleed op de ronde, met bronzen candelabres versierdetafel en schoof er twee fauteuils bij. Daarna bleef hij met het servetover de arm voor Stipan staan en wachtte diens bevelen af.

"Indien mijnheer soms een afzonderlijk kabinet mocht verlangen, danzal er terstond een vrij zijn.... Vorst Galizin met een dame.... Wijhebben versche oesters gekregen...."

"Aha! oesters." Stipan overlegde.

"Zouden wij ons plan niet wijzigen, Lewin?" zeide hij met den vingerde spijskaart doorloopend, terwijl zijn gelaat groote besluiteloosheidteekende.

Page 27: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Ja, laten wij oesters bestellen!"

"Zeg, hoor eens, jij, zijn ze werkelijk goed?"

"Flensburgsche, mijnheer! geen van Ostende!"

"Flensburgsche, ja! maar zijn ze wel versch?"

"Gister pas aangekomen."

"Dan moeten wij maar met oesters beginnen en ons menu geheelveranderen."

"'t Is mij om 't even! Ik had het liefst tsji met gort! Maar zoo ietskan men hier toch niet krijgen."

"Wenscht u misschien gort a la Russe," vroeg de Tartaar en boog zichover Lewin heen als een voedster over een kind.

"Neen zonder gekheid! zoek uit, wat je bevalt; ik ben van hetschaatsenrijden zeer hongerig geworden en geloof, dat ik je keus alleeer zal aandoen. Ik zal met genoegen van al dat heerlijks eten."

"Nu dat zou ik denken," antwoordde Oblonsky, "want ge zult moetentoestemmen, dat dit toch een van de hoofdzaken van het levenis!--Dus maatje, geef ons twee of liever drie dozijn oesters, soepmet groente...."

"Printaniere!" zeide de Tartaar.

Maar Stipan Arkadiewitsch gunde hem het genoegen niet de gerechtenFransche namen te geven.

"Met groenten, versta je! Dan bot met dikke saus, dan--roastbeaf,maar pas op, dat die goed is! en dan misschien kapoen en ingelegdevruchten."

De Tartaar, die de eigenaardigheid van Stipan kende om de gerechtennooit Fransche namen te geven, sprak hem niet na, maar kon zich hetgenoegen niet ontzeggen de geheele bestelling volgens de Franschespijskaart te herhalen.

"Soupe printaniere, turbot sauce Beaumarchais, poularde a l'estragon,macedoine de fruits!"

Daarna overhandigde hij hem terstond de wijnkaart.

"Ja, wat zullen wij drinken?"

"Ik drink, wat je wilt, champagne," zeide Lewin.

De Tartaar vloog weg en verscheen eenige oogenblikken later met eenschotel oesters en een flesch.

Lewin at van de oesters, hoewel hij liever brood met kaas zou gehadhebben; maar hij bewonderde Oblonsky, en zelfs de Tartaar, die eenparelenden wijn in de fijngeslepen glazen schonk, zag met vergenoegdenblik op Oblonsky neer.

Page 28: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Gij schijnt niet veel om oesters te geven!" zeide Stipan Arkadiewitschzijn glas ledigend, "of hebt ge misschien zorgen?"

Hij wenschte Lewin vroolijk te zien, maar deze gevoelde zich minderbekommerd dan beklemd. Hij vond het onaangenaam, zich met dat wat hemop het hart lag, in een hotel te bevinden, midden tusschen kabinetjeswaar men met dames dineerde, te midden van al dat heen en weer geloopen die vreeselijke onrust; deze geheele omgeving van bronzen sieraden,spiegels, gas en Tartaren hinderde hem; hij vreesde, dat zij hetgeenzijn geheele ziel vervulde zou kunnen verontreinigen.

"Ik? Ja, ik heb zorg.... Bovendien hindert mij dit alles hier.... Gijkunt je ook niet voorstellen, hoe vreemd dit alles is voor iemandzooals ik, die pas van het land komt, zooals bij voorbeeld de nagelsvan dien heer, dien ik bij je aantrof."

"Ja, ik zag wel, dat je veel belangstelde in de nagels van den armenGrinewitsch," sprak Stipan Arkadiewitsch lachend.

"Dat kan ik niet uitstaan," zeide Lewin. "Probeer je eens in mijnplaats, als buitenmensch, te stellen. Wij plattelandsbewoners zorgener voor onze handen zoo te onderhouden, dat men er gemakkelijk mee kanwerken; daarom houden wij onze nagels kort en stroopen zelfs dikwijlsde mouwen op. Hier laten ze de nagels zoo lang mogelijk groeien."

Stipan Arkadiewitsch antwoordde met een vroolijken lach:

"Dit is juist een teeken, dat zij niets met grof werk te makenhebben. Zij werken met hun hoofd."

"Misschien wel! Maar het komt mij toch vreemd voor, even als dit,dat wij buitenmenschen ons best doen om zoo spoedig mogelijk verzadigdte worden en weer gauw aan het werk te kunnen gaan, terwijl wij hierjuist moeite doen om zoo lang mogelijk niet verzadigd te worden endaarom oesters eten."

"Zeer natuurlijk!" hernam Stipan Arkadiewitsch, "want dit is juisthet doel van alle beschaving, alles met bewustzijn te genieten."

"Als dat uw levensdoel is, dan zou ik nog liever een wilde zijn."

"Dat ben je toch al, alle Lewins zijn wilden."

Lewin zuchtte. Oblonsky roerde terstond de hoofdzaak aan.

"Nu? zijt ge van avond een der onzen, dat wil zeggen bij deTscherbatzky's?" vroeg hij, terwijl hij de ledige oesterschalen vanzich schoof en de kaas aansprak. Daarbij knipte hij veelbeteekenendmet de oogen.

"Ja, ik zal daar stellig zijn," zeide Lewin blozend, "ofschoon hetmij toescheen, dat de uitnoodiging van de vorstin niet recht hartelijkgemeend was."

"Onzin! Hoe kom je daaraan! Dat is zoo haar manier van doen!--Nu,maatje, breng soep!--Dat is zoo haar manier; groote dame! Ik zal ookkomen, maar eerst moet ik naar de repetitie bij gravin Bonin. Wat,gij zoudt geen wilde zijn! Hoe is het dan te verklaren, dat ge zoo

Page 29: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

plotseling uit Moskou verdwenen waart? De Tscherbatzky's hebben ermij meermalen naar gevraagd, alsof ik dat weten moest! Een ding weetik slechts en dat is, dat ge altijd doet, wat een ander niet doet."

"Ja," sprak Lewin langzaam en getroffen, "gij hebt gelijk, ik beneen wilde. Dat blijkt echter niet daaruit, dat ik toen weggegaan,maar dat ik nu teruggekomen ben. Nu ben ik gekomen...." en plotselingwerd Lewin rood en zweeg.

"Och, wat zijt gij een gelukkig mensch!" riep Stipan Arkadiewitsch uit,terwijl hij Lewin in de oogen zag.

"Waarom?"

"Aan het brandmerk herken ik het moedige ros, een verliefden knaapaan zijn oogen," declameerde Stipan.

"Nu, juist geen knaap meer! Hoe oud zijt gij?"

"Vierendertig, twee jaar ouder dan gij. Maar aan de jaren ligt hetniet, gij hebt een heele toekomst voor je."

"En hebt gij die misschien al achter je?"

"Neen, dat juist niet, maar gij hebt de toekomst voor je, ik slechtshet tegenwoordige en dat is maar zoo, zoo!"

"Hoe dan?"

"Ach niet zoo heel mooi! Maar daar willen we het zwijgen toe doen,men kan toch ook niet alles vertellen," sprak Stipan. "Maar waaromben je dan nu eigenlijk naar Moskou gekomen? Hei daar! afnemen!"

"Hebt gij het niet geraden?" vroeg Lewin en wendde zijn bezieldenblik niet van Stipan af.

"Ik heb het misschien wel geraden, maar kan daar toch niet overbeginnen te spreken. Daaraan kun je wel bemerken, of ik het mis hebof niet," zeide deze, Lewin met een fijn lachje fixeerend.

"En wat denkt ge daar wel van?" vroeg Lewin met een lichte trillingin zijn stem. "Ziet ge er licht in?"

Stipan Arkadiewitsch ledigde langzaam zijn glas chablis, zonderde oogen van Lewin af te wenden, die met inspanning zijn antwoordafwachtte.

"Ik?" vroeg hij toen. "Er is niets, dat ik zoozeer wensch alsdit. Neen, waarlijk niets. Dat zou het beste zijn wat er gebeuren kon."

"Gij zijt toch niet op een dwaalspoor,--gij weet toch over wie wijspreken?" zeide Lewin en zijn gelaat werd nog rooder.--"En gij denkt,dat het mogelijk zou zijn?"

"Zeker houd ik het voor mogelijk. Waarom zou het niet mogelijk zijn?"

"Waarlijk? zou het kunnen zijn? Neen, zeg mij alles, wat ge denkt. Enals ik afgewezen word? Ik ben daar eigenlijk van overtuigd...." sprakLewin met bijna onhoorbare stem.

Page 30: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Waarom, denk je dat?" vroeg Stipan en lachte om zijn opgewondenheid.

"Het komt mij dikwijls zoo voor.--Het zou verschrikkelijk zijn voorhaar en voor mij!"

"Nu voor haar in elk geval niet. Jonge meisjes zijn trotsch op eenaanzoek."

"Ja, elk meisje wel, maar zij niet!"

Stipan Arkadiewitsch glimlachte. Hij begreep dat gevoel van Lewin zoogoed; hij wist, dat voor hem alle meisjes in twee soorten verdeeldwaren; de eene soort omvatte alle meisjes behalve haar, en diehadden allerlei menschelijke zwakheden en waren heel gewone meisjes,de andere soort was zij alleen, en die had geen enkel gebrek en wasboven elke menschelijke zwakheid verheven.

"Neem toch van de saus," zeide Stipan tegen Lewin en hield diens hand,waarmede hij de sauskom van zich schuiven wilde, vast. Lewin nam ookgedwee van de saus, maar vergat, dat ook Stipan daarvan zijn deelmoest hebben.

"Neen, luister!" sprak hij, "begrijp dan toch, dat het voor mij eenlevensvraag is. Ik heb er nog nooit met iemand anders over gesproken,ik kan dat ook niet doen. Gij en ik, wij verschillen zoo hemelsbreedvan elkander in smaak en neigingen en beschouwingen, kortom inalles,--en toch weet ik, dat gij van mij houdt en mij begrijpt endaarom houd ik ook heel veel van u. Maar wees nu in godsnaam heeloprecht."

"Ik heb al gezegd hoe ik er over denk, en zal je nog meer zeggen,"sprak Stipan glimlachend: "Mijn vrouw is een heel buitengewonevrouw...." "Zij heeft de gave, veel vooruit te kunnen zien; zij kentde menschen door en door. Vooral bij huwelijken weet ze precies, hoehet komen zal; zoo heeft ze b.v., vooruit gezegd, dat Schapowkaijamet Brenteln zou trouwen; niemand wilde het gelooven en toch heeftzij gelijk gehad; en ze is geheel op je hand!"

"Hoe meen je dat?"

"Ja, zie je! ze houdt niet alleen van je, maar ze zegt heel bepaald,dat Kitty je vrouw zal worden."

Bij deze woorden verhelderde Lewins gelaat door een lachje, waaraande tranen der ontroering grensden.

"Heeft zij dat gezegd?" riep hij uit. "Heb ik niet altijd beweerd,dat je vrouw een juweel is! Doch nu genoeg hiervan," sprak hij metvochtige oogen en stond op.

"Goed, dan, goed! maar blijf toch zitten."

Lewin kon echter niet zitten. Hij ging met vasten tred de kleinekamer op en neder, knipte met de oogen om de tranen te verwijderenen zette zich daarna eerst weer aan de tafel.

"Zie, dat is niet alleen liefde. Ik was wel eens meer verliefd,maar dat is heel wat anders; het nieuwe gevoel, dat mij doortintelt

Page 31: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

is een macht buiten mij, die mij gevangen houdt. Ik verliet Moskou,omdat ik mij zelf voorhield, dat er niets van komen kon, dat het eenonbereikbaar geluk was, een geluk zoo groot, dat het op aarde voormij ondenkbaar was. Maar ik heb gestreden en ben tot de overtuiginggekomen, dat het zoo voor mij geen leven is. Er moet een eind aankomen. Ach, wacht eens! Hoe dwarrelen mij de gedachten door hethoofd! Hoeveel zou ik niet willen vragen! Hoor eens! gij kunt nietbegrijpen, hoe goed je woorden mij gedaan hebben. Ik ben zoo gelukkig,dat ik mij zelf bijna veracht. Ik vergeet er alles door. Maar eending is toch verschrikkelijk.... Gij zijt getrouwd, gij moet hetweten.... Het is verschrikkelijk, dat wij ouderen met een verledenjuist niet van liefde, maar van zonden te rekenen hebben, en wijdaarmee plotseling een rein onschuldig wezen nader treden. Dat isafschuwelijk, en daarom voelt men zich zelf onwaardig door haar bemindte worden."

"Nu gij hebt niet zooveel zonden op je geweten!"

"Ja wel, toch!" sprak Lewin:

"Blader ik slechts oogenblikken In het oude levensboek, Sidd'rend ween ik over uren, Die mij werden tot een vloek."

"Ja, wat er aan te doen? Zoo is het leven nu eenmaal," sprak Stipan.

"Mijn eenige troost is, die vervat is in mijn lievelingsgebed: richtmij niet naar mijn verdienste, maar naar Uw barmhartigheid. Zoo moetook zij mij vergeven."

Lewin ledigde zijn glas en beiden zwegen een tijd lang.

"Ik moet je toch nog iets vragen," zeide Stipan: "Kent gij Wronsky."

"Neen, ik ken hem niet, waarom vraag je dat?"

"Waarom? omdat hij een van je rivalen is."

"Wie is die Wronsky?" vroeg Lewin, en zijn nog pas door kinderlijkeverrukking verhelderd gelaat, hetwelk Stipan niet genoeg konbewonderen, nam terstond een stroeve en toornige uitdrukking aan.

"Wronsky is een zoon van graaf Wasili Iwanowitsch Wronsky en een derbeste vertegenwoordigers van de Petersburger jeunesse doree. Ik leerdehem te Twer kennen, toen ik daar in betrekking was en hij er voor derecrutenlichting was gekomen; zeer rijk, knap, goede vooruitzichten,vleugeladjudant en daarbij een flinke fideele kerel; neen, hij ismeer dan dat, hij is zeer beschaafd en ontwikkeld; deze man kan hetnog zeer ver brengen."

Lewins gelaat betrok al meer en meer.

"Hij kwam kort na je vertrek naar Moskou hierheen en zooveel als iker van gezien heb, is hij tot over de ooren toe op Kitty verliefd,en ge begrijpt, dat haar moeder...."

Page 32: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Neem mij niet kwalijk, maar ik begrijp volstrekt niet," zeide Lewin;"maar genoeg hiervan, laat ons over iets anders spreken."

Lewin voelde, dat hij plotseling door een vreeselijke koude werdaangegrepen, die zich loodzwaar op zijn borst legde.

"Neen, luister nog eens even!" zeide Stipan Arkadiewitsch en stiet hemaan den arm. "Ik heb je verteld, wat ik weet en verhaal dat volgensmijn inzicht alle kansen in deze teedere, delicate aangelegenheid opje zijde zijn!"

Lewin leunde achterover in zijn stoel, zijn gelaat was bleek geworden.

"Ik zou je echter raden de zaak zoo spoedig mogelijk in orde tebrengen," ging Oblonsky voort, terwijl hij Lewins glas weer vullenwilde. Deze verhinderde dit door het op zijde te schuiven.

"Neen, dank je! ik kan niet meer drinken, ik zou dronken worden. Envertel me nu eens, wat gij op 't hart hebt, en wat ge tegenwoordig alzoo uitvoert," voegde hij er bij om het gesprek op een ander onderwerpte leiden.

"Eerst dit nog: ik raad je in elk geval de zaak zoo spoedig mogelijkin het reine te brengen. Rijd er morgen vroeg heen en doe dan heeldeftig je aanzoek, Gods zegen zij met je!"

"Gij zoudt nog eens bij me komen jagen. Hoe denk je daar over tegen't voorjaar?"

Lewin betreurde het reeds van ganscher harte dit gesprek met Stipante zijn begonnen. Zijn gevoel van eigenwaarde was gekrenkt door hetbericht, dat een Petersburger officier zijn mededinger zou zijn enook door de gissingen en raadgevingen van Oblonsky. Hij werd steedsstroever en zweeg.

"Ja, ik zal eens komen!" sprak Stipan Arkadiewitsch. "Ja, broeder,de vrouwen zijn toch de spil, waar alles om draait. Met mij ziet heter ook slecht uit tegenwoordig, erg slecht. Dat komt ook al door devrouwen! Zeg mij nu ook eens oprecht je oordeel, geef mij nu ook eensraad." Hij nam de sigaar uit den mond en bracht de hand aan het glas.

"Waarin moet ik je raad geven?"

"Hoor eens! Stel dat ge getrouwd waart, dat ge veel van je vrouwhieldt en je toch door een andere vrouw had laten meesleepen...."

"Neem mij niet kwalijk, dat kan ik niet begrijpen, evenmin als dat ik,nu ik verzadigd ben, nog eens naar een bakkerswinkel zou gaan om eenkalatsch [2] te stelen."

Oblonsky's oogen glinsterden meer dan gewoonlijk.

"Waarom niet? de kalatsch geurt somtijds toch zoo bizonder lekker,dat men wel eens niet zou kunnen nalaten....

Schoon is 't de natuur te dwingen Onder 's hemels strijdbanier; Maar mocht dit mij niet gelukken,

Page 33: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

'k Heb dan toch een groot plezier."

Lewin moest nu toch ook even glimlachen.

"Ja, maar zonder gekheid," ging Oblonsky voort. "Denk eens door! Eenarm, zachtzinnig, liefhebbend wezen, dat eenzaam en verlaten isen alles opgeofferd heeft! Nu het eenmaal gebeurd is, begrijp je,kan ik haar toch onmogelijk verlaten? Wij willen aannemen, dat men,om het huiselijk geluk niet te storen, moet scheiden, maar zou hetdaarom mogelijk zijn, haar niet te betreuren? Moet men ten minstehaar niet verzorgen, medelijden met haar hebben en haar lot trachtente verzachten?"

"Neen, neem mij niet kwalijk, voor mij bestaan er slechts twee soortenvan vrouwen, of liever, er zijn vrouwen en er zijn.... Die bekoorlijkegevallen schepsels ken ik niet en wil ze ook niet kennen; zulke alsdie geblankette Francaise met haar krullen, daar aan het buffet,zijn in mijn oog monsters even als alle gevallen vrouwen."

"En die uit het evangelie."

"Och, laat dit rusten. Christus heeft die woorden niet voor hen, dieze verkeerd begrepen willen, gesproken; en uit het geheele evangeliekent gijlieden alleen die woorden! Bovendien is het voor mij geen zaakvan redeneering, maar een gevoelskwestie. Even als gij bang zijt voorspinnen, ben ik het voor deze soort vrouwen."

"Inderdaad, gemakkelijk gezegd! Gij deet als die man bij Dickens, diealle moeielijke vraagpunten met den linkerhand over den rechterschouderwerpt. De ontkenning van een daadzaak is geen antwoord. Gij moetmij zeggen, wat ik doen moet: Ja, wat te doen? De vrouw wordt ouder,men is vol levenslust en voor men er eigenlijk erg in heeft, bespeurtmen, dat men haar niet meer zoo bemint als vroeger, hoewel men heelveel achting voor haar koestert. Dan komt plotseling een werkelijkeliefde--en men is verloren!"

Lewin glimlachte.

"Ja, verloren!" ging Oblonsky voort. "Maar wat nu te doen?"

"Geen kalatsch stelen!"

Stipan Arkadiewitsch lachte luid.

"O, gij moralist! Maar begrijp het wel: er zijn twee vrouwen; de eenestaat op haar recht en dat recht is uw liefde, die gij haar niet meergeven kunt; de andere heeft alles opgeofferd en eischt niets. Wat tedoen? Hoe te handelen? Het is een verschrikkelijk drama!"

"Als gij mijn oprechte meening hooren wilt, verneem dan, dat ik nietzien kan, dat hier een drama voor de hand ligt. Maar 't is heel welmogelijk, dat gij gelijk hebt; ik weet het niet."

"Zie je," sprak Oblonsky, "gij zijt een man uit een stuk, dat dient totje lof gezegd; maar ge hebt, daar je zelf een afgerond karakter zijt,een groot gebrek; ge wilt namelijk, dat ook het leven uit louterafgeronde en voltooide dingen bestaan zal en dat is waarlijk het

Page 34: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

geval niet. Je ziet laag neer op elken ondergeschikten werkkring, enwaarom? Omdat ge wilt, dat middel en doel met elkander zullen strooken,en dat gaat niet. Gij wilt, dat de werkzaamheid van elk individu opeen bepaald doel gericht zij, dat liefde, huwelijk en huiselijk levensamengaan en dat is ook al weer niet het geval; de bekoorlijkheidvan het leven bestaat juist in de wisseling van licht en donker."

Lewin zuchtte zonder te antwoorden. Hij dacht aan zijn eigenaangelegenheden en hoorde niet eens, wat Oblonsky sprak. Dezebespeurde dit. Beiden gevoelden dat, hoewel zij vrienden waren en tezamen gegeten hadden, wat hen nader tot elkander had moeten brengen,ieder toch slechts aan zijn eigen zorgen dacht en zich weinig om dievan den ander bekommerde.

Het was niet de eerste keer, dat Oblonsky de ondervinding opdeed,dat somwijlen na geeindigden maaltijd lichter verwijdering in plaatsvan wederzijdsche toenadering plaats grijpt, en hij wist wat hem bijzulk een geval te doen stond.

"De rekening!" riep hij en trad de belendende zaal binnen, waar hijeen bekend officier aantrof, met wien hij zich terstond in een gesprekover een bekende tooneelspeelster en haar minnaar verdiepte.

Dit gesprek was voor Stipan een verlichting en ontspanning na hetonderhoud met Lewin, die hem altijd tot een te groote geestelijkeinspanning uitlokte.

Toen de Tartaar met de rekening ten bedrage van acht en twintigroebels, zonder drinkgeld, verscheen, lette Lewin er niet op, hoezeerde landbewoner anders geschrokken zijn zou van een rekening, die voorzijn deel alleen veertien roebels beliep; maar hij betaalde en reednaar huis om zich te kleeden voor het bezoek bij de Tscherbatzky's,waar zijn lot beslist zou worden.

IX.

Prinses Kitty Tscherbatzky was achttien jaar oud en had dezen winterhaar intrede in de wereld gedaan. Haar succes was grooter dan datharer beide oudere zusters, zelfs grooter dan de vorstin-moederverwacht had. Niet alleen, dat alle jonge heeren, die de Moskouerbals bezochten, haar het hof maakten, maar in dezen eersten winterdeden zich reeds twee goede partijen op: Lewin en zeer kort na diensvertrek graaf Wronsky.

Lewins optreden bij het begin van den winter, zijn veelvoudige bezoekenen zijn kennelijke neiging voor Kitty gaven aanleiding tot de eersteernstige gesprekken over Kitty's toekomst tusschen haar ouders, alsmedetot verschil van gevoelen tusschen vorst en vorstin. De vorst wasgeheel op Lewins hand en wenschte voor Kitty niets beters; de vorstinechter bracht, met de aan vrouwen eigen manier om de eigenlijke vraagte ontduiken, daar tegen in, dat Lewin nog door niets getoond hadernstige plannen te hebben, dat Kitty geen neiging voor hem toondeen zoo al meer. De hoofdzaak echter, dat zij voor haar dochter eenbetere partij verwachtte, roerde zij niet aan, ook niet dat Lewin

Page 35: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

haar niet bizonder aantrok en dat zij hem niet begreep.

Toen Lewin zoo plotseling vertrok, was de vorstin zeer verheugd enzeide zegevierend tot haar echtgenoot:

"Ziet ge nu wel, dat ik gelijk had?"

Toen Wronsky verscheen, was haar vreugde nog grooter, terwijl zij inhaar meening versterkt werd, dat Kitty niet alleen een goede, maareen schitterende partij moest doen. Voor de moeder waren Lewin enWronsky niet op een lijn te stellen.--Bij den eersten mishaagde haarde eigenaardige ruwheid, waarmede hij zijn meening uit kon spreken;zijn stijfheid in gezelschap, die ze aan trots toeschreef, en zijn,naar haar meening, onbeschaafde levenswijze op het land, waar hijzijn dagen sleet in den omgang met boeren en vee. Verder beviel hethaar niet, dat hij, ofschoon hij Kitty beminde, twee maanden lang bijhen in- en uitgegaan was en zich gedragen had, alsof hij nog op ietswachtte, of hij steeds overwoog, of het niet een al te groote eer voorKitty zijn zou als hij een aanzoek deed. Hij moest toch begrijpen,dat men niet in een huis, waar zich een volwassen jonge dame bevond,kon verkeeren, zonder zich te verklaren. En hij! zonder verklaring washij plotseling vertrokken. "Gelukkig, dat hij zoo wenig aantrekkelijksheeft en dat hij Kitty onverschillig is," dacht de moeder.

Wronsky daarentegen beantwoordde aan al haar wenschen. Zeerrijk, beschaafd, voornaam, op het punt zich bij het hof eenschitterende militaire carriere te veroveren; kortom een door en doorbeminnenswaardig man. Men zou hem niet beter kunnen wenschen. Op allebals maakte hij Kitty in het oog loopend het hof, danste met haar enbezocht regelmatig haar huis, zoodat men niet aan den ernst van zijnplannen kon twijfelen. Maar met dat al leefde de moeder den geheelenwinter in buitengewone onrust en opwinding.

De vorstin had voor dertig jaar door bemiddeling van een tante haarhuwelijk gesloten. De bruidegom, van wien men vooraf haarfijn alleswist, kwam om zijn bruid te monsteren en zich door haar te latenmonsteren. De bemiddelaarster bespeurde de wederzijds ontvangenindrukken en deelde ze aan beide partijen mede; die indrukken warenaan beide zijden gunstig geweest. Toen was op een daarvoor bepaaldendag het aanzoek bij de ouders gedaan en aangenomen geworden. Dit wasalles heel eenvoudig en gemakkelijk in zijn werk gegaan; zoo kwamhet de vorstin ten minste voor.

Maar bij haar dochters deed zij de ervaring op, dat de schijnbaarzoo eenvoudige zaak, haar uit te huwelijken, in het geheel niet zooeenvoudig en gemakkelijk was. Wat al angsten had zij uitgestaan, watal gedachten kwelden haar, wat een geld moest er uitgegeven en wat alzwarigheden moesten er bij haar echtgenoot uit den weg geruimd wordenbij het huwelijk van haar beide oudste dochters Dar-a en Natalie! Ennu bij de jongste moest al die angst, al die twijfel en nog grooterverschil met haar echtgenoot op nieuw doorgeworsteld worden.

De oude vorst was, even als alle vaders, zeer gevoelig ten opzichte vande eer en deugd zijner dochters. Hij was buitengewoon ijverzuchtig ophaar en bovenal op zijn lieveling Kitty. Telkens hield hij de vorstinvoor, dat zij haar dochter te veel compromitteerde. De vorstin wasdaaraan, sedert de oudste dochters dezelfde phase waren ingetreden,reeds gewoon, maar nu gevoelde zij, dat de prikkelbaarheid van devorst op dit punt meer grond had. Zij zag in, dat er den laatsten

Page 36: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

tijd zeer veel in de maatschappelijke zeden was veranderd en datde plichten eener moeder zwaarder waren geworden. Zij zag, dat dejonge meisjes van Kitty's leeftijd tot vereenigingen toetraden, aanallerlei leercursussen deel namen, zeer vrij met heeren omgingen,alleen uitreden, dat velen van haar geen buiging meer maakten, en wathet ergst van alles was, zij waren stellig overtuigd, dat de keuze vaneen echtgenoot haar zaak en niet die der ouders was. "Nu trouwt menniet meer zoo als vroeger," dachten en spraken al die jonge meisjesen zelfs de ouderen van dagen stemden daarmede in. Zij kon echter vanniemand te weten komen, hoe men dan wel trouwde. Het Fransche gebruik,waarbij de ouders geheel over het lot der kinderen beslissen, werd nietaangenomen, maar zelfs afgekeurd. De absolute vrijheid der Engelschejonge meisjes vond ook geen bijval en was in Russische kringen zelfsgeheel onbestaanbaar. De Oud-russische huwelijksbemiddeling vondmen afschuwelijk; ieder lachte er om en de vorstin lachte mede. Maarhoe er dan nu eigenlijk getrouwd worden moest, dat wist niemand tezeggen. Wanneer zij er met iemand over sprak, ontving zij slechts eenantwoord: "Mijn lieve hemel! Men moet zich nu van den ouden tijd losmaken! De jonge lieden moeten elkander trouwen en wij ouden niet, dusmoeten wij het aan hen zelf overlaten het met elkander eens te worden."

Zij, die zelf geen dochters hadden, konden gemakkelijk zoospreken. Maar de vorstin dacht er met bezorgdheid aan, dat haardochter op iemand zou kunnen verlieven, die haar niet trouwen wildeof geen geschikt echtgenoot voor haar was, en hoe men haar ook aanhet verstand zocht te brengen, dat de jongelui in onzen tijd zelf hunleven moeten inrichten, zij kon daaraan evenmin gelooven, als dat ereen tijd kon komen, dat pistolen en revolvers als geschikt speelgoedvoor vijfjarige kinderen beschouwd zouden worden.

Om die reden verontrustte de vorstin zich meer om Kitty dan om haaroudere zusters. Soms vreesde zij, dat Wronsky zich tevreden zoustellen met haar dochter het hof te maken. Zij bemerkte, dat dezehem beminde. Zij troostte zich met de gedachte, dat hij, als eerlijkman van goeden huize, zoo iets niet zou doen; maar tegelijkertijdachtte zij het, bij het tegenwoordige vrije verkeer, heel gemakkelijkeen jong meisje het hoofd op hol te brengen, terwijl zij wist, datde heeren buitendien zoo iets zeer licht plachten op te nemen. Delaatste week had Kitty haar moeder een gesprek met Wronsky onder demazurka medegedeeld en dat had haar gedeeltelijk, hoewel niet geheel,gerust gesteld. Wronsky had tot Kitty gezegd, dat hij en zijn broeder,beiden, zoozeer gewoon waren zich in alles naar hun moeder te schikken,dat zij nooit een belangrijk besluit zouden nemen zonder eerst haarte raadplegen....

"En nu zie ik, als een bizonder geluk, de komst mijner moeder uitPetersburg te gemoet," had hij gezegd.

Kitty had dit verteld zonder eenige beteekenis aan die woorden tehechten. De moeder begreep dit echter anders. Zij wist nu, dat deoude dame van dag tot dag verwacht werd; zij wist, dat zij zich in dekeus van haar zoon zou verheugen, maar het kwam haar zonderling voor,dat hij uit vrees van zijn moeder te beleedigen geen aanzoek durfdedoen. Zij wenschte evenwel dit huwelijk, dat haar van al die zorgenzou ontheffen, al te zeer om er niet het beste van te gelooven.

Heden echter had Lewins komst haar onrust vermeerderd. Zij vreesde,dat haar dochter, die een tijdlang eenige neiging voor Lewin scheengekoesterd te hebben, Wronsky door de groote nauwgezetheid van geweten

Page 37: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

mocht afwijzen. Lewins komst kon dus heel gemakkelijk de zaak in dewar brengen of vertragen, die anders spoedig tot zulk een goed eindezou kunnen komen.

"Is hij reeds lang hier?" vroeg de vorstin, toen zij te huis waren.

"Eerst sinds vandaag, mama."

"Ik moet je dit nog eens zeggen," begon de vorstin, maar haar sterkbewogen gelaat verried Kitty, wat er zou volgen, en vol vuur haarmoeder in de rede vallend zeide zij:

"Mama, mama, ach, spreek daar als het u blieft niet van!--ik weet,ik weet alles!"

Zij beminde Wronsky, beminde zooals zij nooit bemind had en nooitweer zou beminnen, en zij wist, dat haar moeder ten zijnen gunstezou spreken. Dat was haar juist onaangenaam. Ofschoon dezelfde wenschhaar bezielde, krenkten haar de beweegredenen harer moeder.

"Ik wil maar zeggen, dat als men iemand hoop heeft gegeven...."

"Mama, mijn lieve, beste mama, ach, zeg toch in 's hemels naamniets meer!"

"Ik zal zwijgen." zeide de moeder, die de oogen harer dochter mettranen zag gevuld. "Een enkel woord slechts, mijn duifje; gij hebtmij beloofd voor mij geen geheimen te hebben, niet waar?"

"Ja, nooit mama!" antwoordde Kitty blozend en zag haar moeder recht inhet gelaat. "Nu heb ik echter nog niets te zeggen. Ik ... ik ... alwilde ik het ook, ik zou waarlijk niet weten wat en hoe.... Ik weetniets...."

"Neen, deze oogen kunnen niet liegen," dacht de moeder en glimlachteover haar geluk en haar opgewondenheid.

Kitty had den ganschen middag tot den avond een gevoel als een jongsoldaat voor den veldslag. Haar hart klopte heftig en zij kon haargedachten nergens bij bepalen. Zij gevoelde, dat deze avond, waaropzij voor het eerst tegenover die beiden zou staan, beslissend voorhaar zijn moest. Zij stelde zich die beiden telkens voor den geest, nueens afzonderlijk, dan weer te zamen. Op het verleden terug blikkend,verwijlde zij met stil genoegen bij de herinnering aan haar omgangmet Lewin; diens vriendschap voor haar gestorven broeder verleendeaan die herinnering een dichterlijke bekoorlijkheid; het viel haarlicht en zij vond het bovendien aangenaam aan Lewin te denken. Steldezij zich Wronsky voor, dan lag in die voorstelling iets verstorendsen verwards; maar dat lag aan haar zelf, meende zij, want hij waseen geposeerd man van de wereld, eenvoudig en openhartig.--Bij degedachte aan de toekomst stelde zij zich die met Wronsky bekoorlijk,schitterend, veelbelovend, als een leven rijk aan poezie voor; metLewin daarentegen als minder vroolijk, als nevelig en onbestemd.

Toen zij om acht uur het salon binnen trad, werd "Constantin DimitrischLewin" aangediend.

"Is het dan toch werkelijk zoo!" dacht Kitty en het bloed stroomdehaar naar het hart. Zij schrok toen ze haar eigen bleek gelaat in

Page 38: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

den spiegel zag. Nu wist zij bepaald dat hij zoo vroeg was gekomenom haar alleen te treffen en zijn aanzoek te doen.

Voor het eerst beschouwde zij deze aangelegenheid in een anderlicht. Nu eerst besefte zij, dat de vraag, met wien zij gelukkigkon zijn en wie ze zou beminnen, niet haar alleen aanging, en datzij op het punt stond iemand, die zij werkelijk genegen was, tebeleedigen. Waarom? Omdat hij, de goede man, haar beminde; maar watwas er aan te doen? Het was noodzakelijk, het moest zoo zijn.

"Mijn God, moet ik het hem dan zelf zeggen?" dacht zij. "Wat moetik dan zeggen? Ik kan hem toch onmogelijk vertellen, dat ik niet vanhem houd, dat zou een onwaarheid zijn! Of dat ik een ander bemin? Hoezou ik dat kunnen doen? Ik ga weg."

Zij trad naar de deur, daar hoorde zij zijn schreden.

"Neen, dat is niet eerlijk! Waarvoor zou ik vreezen?--Er kome watwil.--Ik zeg de waarheid.--Daar is hij!" sprak zij tot zich zelf enzag zijn krachtige gestalte en schitterende oogen. Zij zag hem metopen, hartelijken blik aan en stak hem de hand toe.

"Ik kom zeker niet op den rechten tijd, zeker iets te vroeg!" sprakhij, terwijl hij zijn blik door het ledige salon liet gaan.

"O neen!" antwoordde Kitty en zette zich aan de tafel.

"Ik wenschte u juist alleen te treffen," begon hij, zonder plaats tenemen of haar aan te zien, om den moed niet te verliezen.

"Mama komt terstond. Zij was gisteren zeer moede...." Zij sprakzonder te weten wat en wendde haar om genade smeekende blikken nietvan hem af.

Hij zag haar aan, bloosde en zweeg.

"Ik zeide u, dat ik niet wist, hoe lang ik hier zou blijven, dat hetvan u af zou hangen."

Zij liet het hoofd al dieper en dieper zinken en wist niet wat zezou antwoorden op hetgeen nu zou komen.

"Dat het van u zou afhangen," herhaalde hij, "ik meen--ik wilde zeggen,ik ben daarom gekomen ... om ... mijn vrouw te worden!" stotterde hijen wist zelf niet wat hij sprak, maar gevoelde, dat het zwaarste nuwas gesproken. Hij hield op en zag haar aan.

Haar boezem zwoegde, zij zag niet op, een gelukkig gevoel doorstroomdehaar ziel; zij had niet verwacht, dat de bekentenis zijner liefdezulk een sterken indruk op haar zou kunnen maken. Dat duurde echterslechts een oogenblik, zij dacht aan Wronsky. Zij hief haar heldere,trouwhartige oogen tot hem op, en toen zij zijn wanhopig gelaat zag,zeide zij snel:

"Dat kan niet zijn ... vergeef mij!"

Een oogenblik te voren ... hoe na stond zij hem toen, zij was hetlichtpunt van zijn leven, en nu plotseling zoo vreemd, zoo eindeloosver van hem verwijderd!

Page 39: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Het kon ook niet anders," zeide hij zonder haar aan te zien. Hijboog en wilde zich verwijderen.

X.

Op dat oogenblik trad de vorstin het salon binnen. Haar gelaat betrok,toen zij die beiden alleen aantrof en hun verstoorde gezichten. Lewinboog zwijgend; ook Kitty zweeg zonder op te zien.

"Godlof! zij heeft hem bedankt!" dacht de moeder en haar gelaatverhelderde en plooide zich tot het stereotype lachje, waarmede zijelken Donderdag haar gasten placht te ontvangen. Zij nam plaats enknoopte met Lewin een gesprek aan over het buitenleven. Ook hij wasgaan zitten in afwachting van de komende gasten, om zich dan onbemerktte verwijderen.

Na eenige minuten trad een vriendin van Kitty binnen, de sedertden vorigen winter gehuwde gravin Nordston. Zij was een magere,gele, zwartoogige, ziekelijke en zenuwachtige vrouw. Zij droeg Kittyhartelijke genegenheid toe en was trotsch op haar. Haar neiging voorKitty drukte zich in den wensch uit deze met Wronsky getrouwd tezien. Zij had Lewin, die zij bij het begin van den winter dikwijls bijKitty had aangetroffen, nooit mogen lijden. Haar lievelingsbezigheidwas hem in Kitty's bijzijn belachelijk te maken. Zij had het goedgetroffen, want Lewin beantwoordde haar gevoel van afkeer en verachttehaar om hetgeen zij voor iets bizonders hield en waarop zij zich veelliet voorstaan: haar zenuwachtigheid en ziekelijke fijngevoeligheid,haar tegenzin in en haar onverschilligheid voor alles wat naarnatuur zweemde en zich niet tot de stijve vormen der samenleving lietdwingen. De verhouding tusschen Lewin en gravin Nordston, overigensverstandige en goede menschen, was zoo gespannen geworden, dat zijelkander van ganscher harte verachtten, zoozeer, dat zij niet eensmeer met elkander konden omgaan zonder zich de een door den anderbeleedigd te gevoelen.

Gravin Nordston schoot terstond op Lewin toe.

"Aha, Constantin Dimitritsch! Weer in ons Babel teruggekeerd!" sprakzij en stak hem haar kleine, gele hand toe. "Heeft Babel zich bekeerd,of heeft Babel u ook bedorven?" voegde zij er, Kitty aanziende,met een schalksch lachje bij.

"Het is voor mij een groote eer, dat u mijn woorden zoo goed onthoudt,"antwoordde Lewin, die den tijd had gehad zich te beheerschen enterstond zijn gewonen vijandelijk schertsenden toon tegen de gravinaansloeg. "Zij maken voorzeker een diepen indruk op u."

"O zeker! ik schrijf ze alle op. Hebt ge weer schaatsengeredenKitty?" en zij begon met deze een gesprek aan te knoopen.

Lewin wilde opstaan en vertrekken. Hoe onvoegzaam dit zijn mocht,hij wilde zich toch liever aan een onwellevendheid schuldig maken,dan den geheelen avond daar blijven om te zien, hoe Kitty gekweldwerd, wanneer haar blik somwijlen op hem vallen moest of als zij

Page 40: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

trachte zijn blik te vermijden. Hij wilde dus opstaan, maar de vorstinbemerkte ongelukkig zijn verlegenheid en wendde zich tot hem.

"Hoe lang blijft u te Moskou? U heeft zeker veel voor de semstwo tedoen en kunt daarom niet lang wegblijven?"

"Neen, vorstin, ik heb niets meer met de semstwo te maken en benslechts voor een paar dagen hierheen gekomen."

"Hij heeft iets bizonders," dacht gravin Nordston, terwijl zij zijnernstig, streng gelaat scherper opnam. "Hij komt vandaag niet eensmet zijn gewone redeneeringen voor den dag, maar ik wil hem er weeropbrengen. Ik houd er dol veel van, hem in Kitty's bijzijn bespottelijkte maken, en dat wil ik ook."--"Constantin Dimitritsch"--zoo sprakzij hem aan, "och, wil zoo goed zijn mij iets te verklaren. Het isu zeker bekend, dat de gezamenlijke boeren op ons landgoed in hetgouvernement Kaluga, vrouwen zoowel als mannen, alles wat zij bezatenverdronken hebben en ons niets betalen--hoe komt dat eigenlijk? Uprijst de boeren toch altijd zoo...."

Op dat oogenblik trad een nieuwe gast, een dame, binnen en Lewinstond op. "Excuseer mij, gravin," sprak hij, "ik kan u daar nietsvan zeggen." Zich omwendende werd hij achter de dame een officiergewaar.--"Dat zal zeker Wronsky zijn," dacht hij en om zich daarvante overtuigen zag hij Kitty aan.

Zij had Wronsky ook bemerkt en zag dadelijk naar Lewin om.--Haaronwillekeurig opflikkerende oogen ontmoetten zijn treurige blikken. Hijwerd overtuigd, dat zij dien man beminde en dat zoo zeker, alsof zijhet hem met woorden had gezegd. Wat was hij voor een man? Of hij goeddeed of niet, nu moest hij blijven; hij wilde den man kennen, dienzij beminde. Er zijn menschen, die, als zij een gelukkigen mededingerzien, dadelijk gereed zijn niets goeds in hem te willen opmerken enalleen de slechte eigenschappen zien; er zijn daarentegen ook anderen,die in hun meer begunstigde mededingers alleen die hoedanighedenwenschen te leeren kennen, waardoor zij zelf uit het veld geslagenzijn en zij zoeken, met de felste smart in eigen boezem, alleen hetgoede in hem. Lewin behoorde tot deze laatsten. Het viel hem ookniet moeilijk in Wronsky iets goeds en aantrekkelijks te vinden;het sprong hem terstond in het oog.

Wronsky was van middelbare grootte, krachtig gebouwd en had donkerhaar; zijn gelaat was innemend en goedhartig en had een kalme envaste uitdrukking. Alles wat aan hem was, van het kort gesneden haaren de gladgeschoren kin tot aan de wijde, fonkelnieuwe uniform, waseenvoudig en daarbij gedistingueerd.--Eerst trad hij op de vorstin toe,daarna op Kitty.

Terwijl hij naderde, glinsterden zijn oogen teeder en met eennauwelijks merkbaar, gelukkig en, zooals het Lewin toescheen,bescheiden triomfeerend lachje boog hij eerbiedig voor haar enstak haar zijn korte, breede hand toe. Naar alle zijden groetend enschertsend, nam hij plaats, zonder Lewin, die van zijn kant geen oogvan hem afhield, een enkele maal aan te zien.

"Mag ik het genoegen hebben u aan elkander voor te stellen," sprakde vorstin en wees op Lewin. "Constantin Dimitritsch Lewin en graafAlexei Wassilitsch Wronsky."

Page 41: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Wronsky stond op en drukte Lewin een oogenblik de hand.

"Ik geloof, dat wij dezen winter eens in elkanders gezelschap zoudengedineerd hebben, maar toen waart gij geheel onverwachts naar buitenterug gekeerd."

"Constantin Dimitritsch haat de stad en ook ons stadbewoners," vielgravin Nordston in.

"Mijn woorden hebben klaarblijkelijk een diepen indruk op u gemaakt,want u onthoudt ze zeer goed," antwoordde Lewin, en daar hij zichterstond herinnerde pas iets dergelijks gezegd te hebben, bloosde hij.

Wronsky zag van Lewin naar de gravin en glimlachte.

"Woont u altijd buiten?" vroeg hij. "Mij dunkt, dat het daar 'swinters erg vervelend zijn moet."

"Niet wanneer men er zijn werkkring heeft, en met zich zelf alleente zijn is ook niet vervelend," antwoordde Lewin stroef.

"Ik dweep met het landleven," hernam Wronsky en deed alsof hij denstroeven toon niet opgemerkt had.

"Ik hoop echter, graaf, dat gij er niet toe besluiten zult u vooraltijd op het land terug te trekken," sprak gravin Nordston.

"Dat weet ik niet, lang heb ik er nog nooit vertoefd, maar ik houdveel van het buitenleven. Ik heb nog nooit zoo'n sterk verlangen naareen Russisch dorp met zijn sneeuwschoenen en boeren gehad, als toenik een winter met mijn moeder te Nizza doorbracht. Gij moet weten,dat Nizza op zich zelf zeer vervelend is; ook Napels en Sorrentekunnen slechts voor korten tijd boeien, zij zijn...."

Hier bemerkte hij, dat gravin Nordston iets wilde zeggen, zweeg daaromen wijdde haar al zijn aandacht.

Het gesprek stokte geen oogenblik, zoodat de vorstin, die voor hetgeval dat het discours verflauwde, altijd twee stuks grof geschutin reserve hield, namelijk de classieke en practische vorming enden algemeenen dienstplicht, die zij nu echter niet behoefde telaten aanrukken, terwijl gravin Nordston geen gelegenheid had Lewinte plagen.

Lewin wilde en kon geen deel nemen aan het algemeen gesprek. Iederoogenblik zeide hij tot zich zelf: "Nu zal ik gaan;" en toch ginghij niet, daar hij steeds nog op iets wachtte.

Het gesprek kwam nu op tafeldans en klopgeesten, gravin Nordston, dieaan spiritisme geloofde, verhaalde wonderen, die zij gezien zou hebben.

"Mijn waarde gravin! Ik heb nog nooit iets bovennatuurlijks gezien,ofschoon ik het overal zoek!" sprak Wronsky lachend.

"Goed dan, aanstaanden Zondagavond. Maar gij, Constantin Lewin,gelooft gij er aan?" vroeg zij.

"Waarom doet u mij die vraag? U kent mijn antwoord."

Page 42: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Ik zou zoo gaarne uw meening hooren."

"Mijn meening is, dat deze zoogenaamde dansende tafels het bewijsleveren, dat de zoogenaamde beschaafde wereld niets hooger staat dande boeren. Deze gelooven aan het booze oog en aan hekserij en wij...."

"U gelooft het dus niet?"

"Ik kan er niet aan gelooven, gravin!"

"Maar wanneer ik het nu zelf gezien heb?"

"De boerinnen willen ook den huisgeest gezien hebben."

"U meent dus, dat ik onwaarheid heb gesproken?" vroeg zij gedwongenlachend.

"Neen, Mascha! dat niet, Constantin Dimitritsch zegt slechts, dathij er niet aan gelooven kan," sprak Kitty voor Lewin blozend. Lewinbemerkte dit, het wond hem nog meer op en hij wilde antwoorden. Wronskykwam echter met zijn gullen en vroolijken lach dit gesprek, datgevaarlijk dreigde te worden, te hulp.

"Sluit gij dan alle mogelijkheid buiten?" vroeg hij. "Waarom dantoch? Wij nemen toch het voorhanden zijn van eene electrische krachtaan, die wij ook niet kennen. Zou er dan ook nog geen andere krachtzijn kunnen, die ons nog geheel onbekend is?"

"Toen men de electriciteit het eerst waarnam," antwoordde Lewin metvuur, "bemerkte men haar als een buitengewoon verschijnsel en eeuwenmoesten er over heengaan, voor zij in de practijk werd aangewend."

Wronsky volgde Lewins woorden met opmerkzaamheid en nam daarbij,volgens zijn gewoonte, het air aan van iemand, die heel veel belangin de zaak stelde.

"Ja, en nu beweren de spiritisten van onzen tijd, dat er een krachtbestaat, die zij wel is waar niet kennen, maar die onder bepaaldegegevens werkzaam wordt, en dat het de zaak der geleerden is, diekracht in haar verschijnselen na te sporen. Ik zie waarlijk niet in,waarom zulk een kracht niet voorhanden zou zijn, wanneer...."

"Daarom niet," viel Lewin in, "omdat bij de electriciteit telkens, alsbij voorbeeld wol op hars gewreven wordt, die kracht zich vertoont;bij het spiritisme komt ze niet bij elk experiment te voorschijn,en daarom is het geen natuurlijke kracht."

Daar Wronsky waarschijnlijk gevoelde, dat het gesprek een voorhet salon te ernstige wending nam, trachtte hij het onderwerp teveranderen, glimlachte en sprak tot de gravin: "Laat ons de proefeens nemen."

Maar Lewin moest eerst zijn gedachten geheel uitspreken: "Ik houdhet er voor, dat het een nuttelooze poging van de spiritistenis, hun wonderen door het bestaan van een nieuwe kracht te willenverklaren. Zij spreken van een geestelijke kracht en willen die dooreen stoffelijke werking bewijzen...."

Page 43: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Allen wachtten er op, dat hij uitgesproken zou hebben, en hijgevoelde dat.

"En ik houd het er voor," sprak gravin Nordston, "dat u eenvoortreffelijk medium zou zijn, daar u zoo licht in vuur geraakt."

Lewin opende den mond om te antwoorden, doch zweeg en bloosde.

"Kom, laat ons beginnen, prinses! Willen wij het eens met een tafelprobeeren?" sprak Wronsky. "U heeft er toch niets tegen, vorstin?" Hijstond op en zag naar een kleine tafel om.

Kitty ging nu een tafel halen. Toen zij Lewin voorbij kwam, ontmoettenhun oogen elkander. Zij had innig medelijden met hem, te meer daarzij zelf aan zijn ongeluk schuld droeg.

"Als er vergiffenis mogelijk is, vergeef mij dan," smeekte haarblik. "Ik haat allen, ook u en mij," antwoordde zijn sombere blik,en hij greep naar zijn hoed.

Nog was het hem niet vergund te vertrekken. Nauwelijks hadden deanderen zich om het tafeltje geschikt, of de vorst trad binnen enwendde zich, nadat hij de dames gegroet had, terstond tot Lewin.

"Aha!" sprak hij verheugd, "sedert wanneer is u hier? 't Doet mijrecht veel genoegen je te zien!"

De oude vorst sprak Lewin nu eens met u, dan weer met je aan. Hijomhelsde hem en lette, terwijl hij met hem sprak, volstrekt niet opWronsky, die opgestaan was en rustig wachtte tot de vorst zich tothem zou wenden.

Kitty gevoelde, hoezeer die hartelijkheid van haar vader Lewin nahet voorgevallene moest drukken; zij bemerkte, hoe koel haar vadereindelijk Wronsky's groet beantwoordde en hoe deze hem met goedhartigentwijfel aanzag, zich kennelijk moeite gevend te begrijpen, waaromvorst Tscherbatzky zoo onvriendelijk jegens hem was gezind en dittoch niet begrijpend. Zij werd rood en plotseling gevoelde het geheelegezelschap zich gedrukt.

"Vorst! wees zoo goed Constantin Dimitritsch aan ons over te laten,wij willen hier een proef nemen," zeide gravin Nordston.

"Welk een proef?--Tafeldans?--Neem mij niet kwalijk, heeren endames, volgens mijn bescheiden meening is het ringspel nog veelinteressanter," sprak de oude vorst, den blik op Wronsky gevestigd,daar hij giste, dat het van hem was uitgegaan. "In het ringspel ligtten minste nog eenige zin!"

Wronsky zag met zijn rustige oogen den vorst verwonderd aan en wenddezich daarop met een nauwelijks merkbaar lachje tot gravin Nordstonom met haar te spreken over het bal, dat de volgende week ophanden was.

"Ik hoop, dat u daar ook zijn zal," zeide hij tot Kitty.

Zoodra de vorst zich van hem afgewend had, was Lewin ongemerkt weggegaan; de laatste indruk, dien hij van dezen avond mede nam, washet gelukkig lachend gelaat van Kitty, die Wronsky's vraag omtrenthet bal juist beantwoordde.

Page 44: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Na afloop der soiree deelde Kitty haar moeder het gesprek met Lewinmede, en ondanks haar medegevoel voor hem, verheugde het haar toch,dat hij zijn aanzoek had gedaan. Zij twijfelde er volstrekt nietaan, of zij had goed gehandeld en toch kon zij, toen zij zich terruste legde, den slaap niet vatten. Zij zag nog steeds de sombereuitdrukking van Lewins gelaat, de opgetrokken wenkbrauwen, waaronderde goedige oogen zoo treurig en somber blikten, toen hij haar enWronsky gadesloeg. Maar terstond dacht zij er aan, voor wien zij hemhad afgewezen. Zij stelde zich Wronsky's mannelijk, flink gelaat voor;die edele rust, die in alles doorstralende goedhartigheid. Zij dachtaan zijn liefde voor haar en haar hart werd weer vroolijk; met eengelukkig lachje zonk zij in de kussens neder.

"Het doet mij zoo innig, innig leed! Maar wat kan ik er aan doen? Ikheb geen schuld," drong zij zich zelf op; maar een inwendige stem zeidehet haar anders. Of het haar speet, hem ooit hoop gegeven dan wel hemte hebben afgewezen, dat werd haar zelf niet recht duidelijk. En tochvergalde dezen twijfel haar geluk.

"God zij mij genadig, God zij mij genadig [3]!" bad zij, voor zijinsliep.

Terzelfder tijd had in het kleine kabinet van den vorst tusschende beide ouders een der in den laatsten tijd veelvuldig voorkomendescenes plaats over de toekomst hunner jongste dochter.

"Wat!" riep de vorst uit, terwijl hij druk gesticuleerde en zichstijf in zijn pels wikkelde. "Wat? Dat is het, dat gij geen fierheiden waardigheid meer bezit! Dat gij uw dochter van schaamte zult doenblozen en haar met je nietswaardige en dwaze koppelarij te grondezult richten."

"Maar wat heb ik dan in 's hemels naam gedaan?" vroeg de vorstinsnikkend.

Gelukkig en tevreden was zij na het gesprek met Kitty tot haarechtgenoot gekomen en, al had zij ook geen plan hem over het aanzoekvan Lewin en Kitty's weigering te spreken, zij had hem toch te kennengegeven, dat de zaak met Wronsky zoo goed als beklonken was en na dekomst zijner moeder tot een goed einde zou worden gebracht. Bij dezewoorden werd de vorst rood van toorn en begon op een ongepaste wijzezijn opmerkingen uit te stooten.

"Wat ge gedaan hebt? Ten eerste hebt ge een vrijer gelokt en heelMoskou zal daar met recht schande van spreken! Wil je partijtjes geven,dan moet je alle, niet alleen begunstigde vrijers verzoeken. Roepmijnentwege al die melkmuilen binnen en laat ze dansen, maar lok niet,zooals gij tegenwoordig doet, enkele vrijers om ze aan elkander tekoppelen! Dat staat mij verschrikkelijk tegen. En nu hebt ge hetdoel bereikt. Ge hebt het meisje het hoofd op hol gebracht! En dezeLewin is duizendmaal beter! Zulke Petersburger kwasten worden op demachine gemaakt, zijn allen op een leest geschoeid en op de keperbeschouwd niets waard. En al ware hij ook een prins van den bloede,mijn dochter heeft hem niet noodig."

"Ik zie wel, dat, als ik naar je woorden wilde luisteren, we onzedochter nooit zouden uithuwelijken; dan was het maar beter naar onslandgoed te vertrekken."

Page 45: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Dat was ook oneindig veel beter."

"Gij doet alsof ik om zijn gunst gebedeld heb! Ik heb er niets voorgedaan, hoor! Hij is een buitengewoon aangenaam jongmensch, hij heeftliefde voor haar opgevat en, zoo het schijnt, zij ook voor hem...."

"Ja, zoo schijnt het je toe! En als zij nu eens werkelijk op hemverliefd was en hij evenmin aan trouwen denkt als ik?... O! datmijn oude oogen dat lijdelijk moeten aanzien! Ach, spiritisme! Ach,spiritisme! Ach, Nizza! Ach, op het bal!" en bij elk woord maakte devorst een beweging en bootste zijn vrouw na. "En als wij nu Katinka'songeluk hebben voltooid, als zij er zich iets van in 't hoofd zet?..."

"Waarom denk je dat, waarom kunt ge zoo iets gelooven...."

"Ik geloof niet, ik weet het. Daarvoor hebben wij onze oogen engij vrouwen zijt met blindheid geslagen. Ik zie daar een man, dieernstige plannen heeft, en dat is Lewin; en ik zie ook een papegaai,als dezen hansworst, die zich slechts wil amuseeren!"

"Ach, dat is alles maar verbeelding van je."

"Gij zult er nog eens aan denken, maar te laat, even als met onzeDaschninka...."

"Nu goed! goed! we willen er niet meer over spreken," viel de vorstinhem in de rede, terwijl ze aan de arme Dolly dacht.

"Zeer wel! En nu goeden nacht!"

Nadat zij elkander het teeken des kruises gegeven en gekust hadden,scheidden de echtgenooten, terwijl ieder hunner besefte, dat hij bijzijn eigen meening volhardde.

De vorstin was te voren vast overtuigd geweest, dat deze avond overKitty's lot zou beslist hebben en er aan Wronsky's plannen niet meerviel te twijfelen; maar de woorden van haar echtgenoot hadden haareenigszins in verwarring gebracht. In haar eigen vertrek teruggekeerd,herhaalde zij, eenige malen: "God zij mij genadig, God zij mij genadig,God zij mij genadig!"

XI.

Wronsky had nooit een eigenlijk familieleven leeren kennen. Zijn moederhad van haar jeugd af in de wereld geschitterd en had gedurende haarhuwelijk en vooral na dien tijd vele romans doorleefd die algemeenbekend waren. Hij kon zich zijn vader ternauwernood herinneren. Hijwas in het pagecorps opgevoed, en daaruit ontslagen, trad hijterstond als jong, schitterend luitenant in den kring der Petersburgerofficieren. Hoewel hij nu en dan de Petersburger groote wereld bezocht,had hij al zijn liaisons daarbuiten in demi-monde aangeknoopt.

Na dit weelderig en grof zinnelijk leven te Petersburg, leerde hijte Moskou voor het eerst de bekoorlijkheid van den omgang kennen met

Page 46: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

een lief, onschuldig meisje van goede huize, dat hem genegenheidtoedroeg. Het viel hem volstrekt niet in, dat er in zijn houdingtegenover Kitty iets onbehoorlijks lag. Op de bals danste hij meestalmet haar, hij bezocht haar huis, sprak met haar, wat men gewoonlijk ingezelschap spreekt: allerlei onzin, waar hij onwillekeurig beteekenisin legde. Niettegenstaande hij niets tegen haar gesproken had, wathij niet in het bijzijn van anderen had kunnen zeggen, gevoelde hijtoch, dat zij zich al meer en meer van hem afhankelijk maakte, en hoemeer hij dit besefte, des te aangenamer werd het hem, en zijn gevoelvoor haar nam toe in teederheid. Hij besefte niet, dat zijn gedragtegenover haar een bepaalden naam had, dat het de verleiding van eenjong meisje was zonder het plan haar te huwen, en dat deze manier vanhandelen een der vele slechte gewoonten was van zulke schitterendedandies als hij. Hij hield zich voor den eerste, die zulk een genoegenhad uitgevonden en verheugde zich over die ontdekking.

Indien hij had kunnen hooren, wat de vorst en de vorstin dienzelfdenavond bespraken, indien hij zich op het standpunt der familie hadkunnen verplaatsen en vernemen, dat Kitty ongelukkig zou worden, indienhij haar niet wilde huwen, dan zou hij zich zeer hebben verwonderden het volstrekt niet hebben geloofd. Hij kon niet gelooven, datdie omgang, die hem en vooral haar zulk een heerlijk genot bereidde,slecht zou kunnen zijn, en nog minder zou hij hebben geloofd, dat hijverplicht was haar te huwen. De gedachte te trouwen was hem nog nooitin den zin gekomen. Niet alleen omdat hij heel weinig van huiselijkleven hield, maar voornamelijk omdat hij, volgens de beschouwing vande wereld der ongehuwde heeren, waarin hij verkeerde, een gehuwdman een bizonder vijandig en bovenal een eenigszins belachelijkwezen vond. En toch gevoelde Wronsky, toen hij 's avonds het huisder Tscherbatzky's verliet, dat de geheime sympathische band, dietusschen Kitty en hem bestond, dien avond zoo vast aangesnoerd was,dat er iets gedaan moest worden; het was hem echter niet duidelijk wat.

"Dat is juist zoo bekoorlijk," dacht hij bij het huiswaarts gaan,terwijl hij na een bezoek bij de Tscherbatzky's, zooals altijd, eengevoel van reinheid en frischheid medenam (dat zeker ten deele daaraantoe te schrijven was, dat hij niet gerookt had); "dat is juist zoobekoorlijk, dat zij noch ik iets gezegd hebben en wij elkander doorde stille taal der oogen en alleen door den klank der stem zoo goedbegrijpen, dat zij heden duidelijker dan ooit bekend heeft mij tebeminnen. En hoe betooverend natuurlijk en vertrouwelijk is zij! Ikgevoel mij zelf beter, reiner; ik gevoel, dat ik een hart heb endat er iets goeds in mij woont. Die zachte, minnende oogen!"--Toenoverlegde hij, hoe het best den avond te besluiten. "Naar de club? Eenpartij besique? Champagne met Ignatoff? Neen--Chateau des fleurs? Daarvind ik Oblonsky--Couplet en cancan? Neen, dat is te vervelend. Naarhaar? Neen, daar ga ik vandaag in geen geval heen! Daarom houd ikzooveel van de Tscherbatzky's, omdat ik er zelf beter word. Ik ganaar huis."

Hij ging rechtstreeks naar zijn kamer bij Dussot, liet zijn avondetenboven brengen en lag spoedig, zooals altijd, in een diepen en gezondenslaap gedompeld.

Den anderen dag, 's morgens om elf uur, reed Wronsky naar hetPetersburger station om zijn moeder op te wachten. De eerste, dienhij ontmoette, was Oblonsky die zijn zuster Anna afhaalde.

"Zoo, Doorluchtigheid! Wien wacht je hier toch op," riep Oblonsky

Page 47: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

hem te gemoet.

"Mijn moeder!" antwoordde Wronsky lachend, drukte hem de hand en gingmet hem de breede trappen op. "Zij komt van Petersburg."

"Ik heb gisteren tot twee uur op je gewacht. Waar ben je toch van deTscherbatzky's heen gereden?"

"Naar huis. Ik moet bekennen, dat ik me gisteravond zoo wel gevoelde,dat ik geen lust had ergens anders heen te gaan."

"Aan het brandmerk herken ik het moedige ros, Een verliefden knaap aan zijn oogen,"

declameerde Stipan weer even als vroeger voor Lewin.

Wronsky sprak hem niet tegen, maar veranderde terstond van gesprek.

"Wien verwacht gij dan?" vroeg hij.

"Ik? Een mooie jonge vrouw."

"Ei, ei."

"Honny soit, qui mal y pense! Mijn zuster Anna."

"Oh, Anna Karenina?"

"Gij kent haar zeker."

"Ik meen van ja, maar ik weet niet recht.... Ik herinner het mijwaarlijk niet," antwoordde Wronsky verstrooid, daar hem bij den naam"Karenin," iets vervelends en geaffecteerds voor den geest zweefde.

"Maar Alexis Alexandrowitsch Karenin, mijn beroemden zwager, kentgij stellig wel, dien kent de heele wereld."

"Ja, zie je! Ik ken zijn naam en roem van hooren zeggen; ik weet,dat hij een wijs, geleerd, godvreezend man is. Maar gij weet, dat isniet in mijn ... not in my line," sprak Wronsky.

"Ja, hij is een zeer merkwaardig man, een beetje conservatief, maartoch een uitmuntend mensch," merkte Stipan aan. "Ja, een uitmuntendmensch!"

"Des te beter voor hem," sprak Wronsky glimlachend.--"Zoo ben jijhier?" wendde hij zich tot den hooggewassen, ouden bediende zijnermoeder, die aan de deur stond. "Kom binnen!"

Wronsky werd, behalve in het algemeen door Oblonsky's beminnelijkheid,nu in het bizonder door den band, die hem met Kitty verbond,aangetrokken.

"Hebt ge gisteren mijn vriend Lewin ook leeren kennen?" vroeg StipanArkadiewitsch.

"Ja, maar hij verliet het gezelschap zeer vroeg."

Page 48: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Een flinke, aardige vent, niet waar?" vroeg Oblonsky.

"Ik weet niet, hoe het komt, maar ik vind dat alle Moskouers, alleendie, met wien ik nu spreek, uitgezonderd," voegde hij er schertsendbij, "iets ruws hebben. Zij gaan dadelijk op de achterste pooten staan,ergeren zich om niets en doen alsof zij het alleen weten."

Stipan lachte. "Ja, ge hebt gelijk, daar is iets van aan."

"Wel? Zal de trein haast komen?" wendde hij zich tot een beambte.

"De trein is nabij," werd hem geantwoord.

De op handen zijnde aankomst van den trein werd zichtbaar aan detoenemende beweging en bedrijvigheid op het perron, het heen en weerdraven der pakdragers, het verschijnen van de gendarmen en aan dengrooteren aandrang van het publiek.

"Neen," sprak Stipan, die den lust niet kon weerstaan Wronsky ietsvan Lewins plannen op Kitty mede te deelen, "gij hebt mijn Lewintoch niet juist beoordeeld; hij is wel is waar soms wat zenuwachtigen kan dan wat onaangenaam worden, maar hij kan ook zeer beminnelijkzijn. Het is een heerlijke, oprechte natuur, hij heeft een hart vangoud!--Maar, zie je, gisteren had hij een bizondere reden," voegdehij er met een veelbeteekenend lachje bij "om of heel gelukkig ofheel ongelukkig te zijn."

Wronsky bleef staan en vroeg op de man af: "Wat meent gijdaarmee? Heeft hij je schoonzuster misschien ten huwelijk gevraagd?"

"Dat kan heel wel mogelijk zijn," antwoordde Stipan Arkadiewitsch,"het kwam mij gisteravond zoo voor. Als hij nu 's avonds zoo vroegis weg gegaan en slecht gehumeurd was, dan zal er wel wat van aanzijn. Hij bemint haar reeds lang; het spijt mij zeer."

"Zoo? Ik geloof, dat zij wel op een betere partij kan rekenen," enhet hoofd fier opheffend wilde hij weer verder gaan. "Ofschoon!... Ikken hem ook nog te weinig," voegde hij er nog bij. "Ja, dat is eenfatale toestand; daarom laten verreweg de meesten zich ook lievermet de Therese's in [4]; hier bewijst een slecht succes alleen, datmen geen geld genoeg heeft, maar daar ligt onze geheele waarde op deweegschaal.... Daar komt de trein."

De trein kwam voor en deed het perron dreunen. Nog voorbij stil stond,sprong een vlugge conducteur van de loopplank en liet zijn fluitjehooren. Na hem sprong de eene ongeduldige passagier na den anderener uit: een gardeofficier met stramme houding en strengen blik, eenbewegelijk jong koopman, die met zijn tasch in de hand opgeruimd dewijde wereld in keek, en een boer met zijn knapzak op den rug. Wronsky,die naast Oblonsky stond, keek in de waggons, monsterde de uitstappendepassagiers en had zijn moeder geheel vergeten. Hetgeen hij zooevenvan Kitty gehoord had, verheugde hem, zijn oogen schitterden, hijgevoelde zich overwinnaar.

"Gravin Wronsky bevindt zich in deze afdeeling," sprak de vluggeconducteur, terwijl hij langs Wronsky heen ging. Deze woorden wektenhem weer uit zijn droomerij en herinnerde hem aan zijn moeder. In zijnhart koesterde hij eigenlijk geen groote achting voor zijn moeder en,

Page 49: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

zonder zich daar duidelijk van bewust te zijn, beminde hij haar ookniet. Maar naar de begrippen van den kring, waarin hij zich bewoogen volgens zijn opvoeding, kon hij zich tegenover zijn moeder geenandere betrekking voorstellen als die van eerbied en gehoorzaamheid,en hij bewaarde den uitwendigen schijn des te meer, hoe minder hijhaar in zijn hart achtte en liefhad.

Hij volgde den conducteur naar den aangewezen waggon. Toen hij decoupe binnen wilde gaan, moest hij wijken om een uitstappende dameden weg vrij te laten. Hij maakte een verontschuldiging en wildebinnen gaan, maar moest nog eens even naar haar omzien, niet omdatzij zoo bizonder schoon en haar geheele verschijning gedistingueerden aanvallig was, maar omdat in de uitdrukking van haar lief gelaat,toen zij hem voorbijging, iets bizonder teeders en vriendelijks wasgelegen. Toen hij omzag, wendde ook zij te gelijk het hoofd om. Eenpaar schitterende, groote oogen, die door dichte wimpers zeer donkerschenen, rustten opmerkzaam en vriendschappelijk op zijn gelaat,als deden zij moeite hem te herkennen, om dan terstond over de naderdringende menigte heen te glijden, als zochten zij daar iemand.

Die korte blik was voor Wronsky voldoende geweest om op te merken,dat een glans van bedwongen levenslust op haar gelaat, tusschen deschitterende oogen en de roode lippen speelde, alsof een overvloedvan het een of ander haar zoo vervulde, dat het zich tegen haar wilin den glans van haar blik en haar lach verried. Zij temperde metopzet het vuur harer oogen, maar het mocht haar niet gelukken datgeheel te verbergen.

Wronsky stapte in den wagen. Zijn moeder, een magere oude dame metzwarte oogen en grijze krullen, kneep de oogen half dicht, terwijlze haar zoon opnam, en plooide haar dunne lippen tot een lachje. Zijrichtte zich uit de kussens op, gaf de kamenier haar reistaschje overen stak haar zoon de kleine, dorre hand toe. Nadat hij deze had gekust,hief zij zijn hoofd omhoog en kuste hem.

"Hebt ge het telegram ontvangen? Gij zijt Goddank gezond!"

"U heeft een goede reis gehad, niet waar?"

Op dat oogenblik trad de dame, die hij het eerst ontmoet had, weeraan de deur.

"Hebt gij uw broeder niet gevonden?" vroeg mevrouw Wronsky.

Nu viel het Wronsky in, dat zij Anna Karenina zijn moest.

"Uw broeder is hier!" sprak hij. "Neem mij niet kwalijk, dat ik u nietterstond herkende. Wij hebben elkander vroeger zoo vluchtig ontmoet,dat u zich mijner ook wel niet meer zal herinneren."

"O neen! Maar ik zou u toch herkend hebben, want uw mama heeft degeheele reis door over u gesproken. Maar mijn broeder schijnt tochniet hier te zijn."

"Haal hem toch hier! Alescha," sprak de oude gravin.

Wronsky trad op het perron en riep: "Oblonsky, hier!"

Anna Karenina wachtte echter niet, tot haar broeder bij haar

Page 50: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

kwam. Zoodra zij hem gewaar werd, ging zij met vasten tred het perronop en toen zij hem ontmoette, sloeg zij met buitengewoon vrije enbekoorlijke beweging haar linker arm om zijn hals, trok hem naarzich toe en kuste hem hartelijk. Wronsky zag haar onafgewend aan enwist zelf niet, waarom hij glimlachte. Daar het hem inviel, dat zijnmoeder wachtte, ging hij weer naar den waggon terug.

"Niet waar, zij is bekoorlijk?" zeide de gravin. "Haar echtgenootwees haar de plaats naast mij aan en ik verheugde mij daar zeerover. Wij hebben de geheele reis over gekeuveld. En gij...? Men zegt:vous filez le parfait amour. Tant mieux, mon cher, tant mieux."

"Ik weet niet, wat u daarmede meent, mama!" antwoordde de zoonkoel. "Zullen wij gaan, mama?"

Anna Karenina trad weer naar den waggon om afscheid van de gravin tenemen. "Nu gravin! gij hebt uw zoon en ik mijn broeder gevonden! Mijngeschiedenissen waren nu ook alle ten einde en ik zou u niet meerhebben kunnen vertellen!"

"Neen, neen!" sprak de gravin, "met u zou ik de heele wereld doorkunnen reizen zonder mij te vervelen. Gij zijt een van die innemendedames, waarmede het even aangenaam is te spreken als te zwijgen. Endenk nu maar niet te veel aan uw zoon, het is toch onmogelijk altijdbij elkander te zijn. 'Anna Arkadiewna,' wendde zij zich ophelderendtot Wronsky, "heeft namelijk een zoon van acht jaar, dien zij nognooit heeft verlaten, en nu kwelt haar de gedachte hem alleen achtergelaten te hebben."

"Ja, wij hebben den geheelen tijd, ik van mijn en de gravin van haarzoon gesproken," en een lachje, dat hem gold, verhelderde haar gelaat.

"Dat zal u zeker wel verveeld hebben," antwoordde hij, den bal dercoquetterie, dien zij hem toegeworpen had, opvangend.

Zij wilde het gesprek klaarblijkelijk niet op dien toon vervolgen enwendde zich weer tot de oude gravin: "Ik ben u wel verplicht! De reisis mij zoo kort gevallen als nooit te voren, en ik heb nauwelijksbemerkt, dat wij aan 't einde waren. Tot weerziens, gravin!"

"Nu, vaarwel, melieve!" antwoordde deze. "Laat mij eerst nog uw mooigezichtje eens kussen. Als oude vrouw mag ik ronduit zeggen, dat iku hartelijk lief heb gekregen."

Hoe afgezaagd deze phrase ook was, Anna Karenina nam ze voor waarheidaan en ze deed haar zichtbaar genoegen. Zij bloosde, boog zichvoorover en liet zich kussen. Daarna richtte zij zich weer op enstak Wronsky de hand toe. Hij nam de hem aangebodene kleine hand inde zijne en verheugde zich over den krachtigen druk, waarmede zij dezijne schudde. Daarna ging zij met vluggen tred naar buiten.

"Zij is allerliefst," sprak de oude dame. Dat zelfde dacht haar zoonook. Zijn oogen volgden de sierlijke gestalte tot zij verdween. Toenzag hij door het venster, hoe zij op haar broeder toetrad, diens armnam en terstond een levendig gesprek met hem begon, dat klaarblijkelijkgeen betrekking had op hem, Wronsky, en dat hinderde hem.

"Dus, mama, alles is wel?"

Page 51: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Alles wel, uitstekend! Alexander was zeer wel en Marie is heel mooigeworden, zij is zeer interessant..." En zij begon over alles tespreken, waar zij het meest belang in stelde, over den doop van haarkleinzoon, het doel harer reis naar Petersburg en over de buitengewonegoedgunstigheid van den keizer jegens haar oudsten zoon.

"Daar komt Lawrenti aan!" sprak Wronsky, uit het venster ziende.

De oude hofmeester, die de gravin altijd op reis begeleidde, tradbinnen om te melden, dat alles in orde was. De gravin stond op omte vertrekken.

"Ja, laten wij nu gaan!" zeide Wronsky, "nu is de grootste druktevoorbij."

De kamenier nam het hondje, de huishofmeester met een pakdrager debagage en Wronsky bood zijn moeder den arm aan. Toen zij den waggonwilde verlaten, liepen hen eenige menschen, waaronder de stationschef,met verschrikte gezichten voorbij. Er was klaarblijkelijk ietsongewoons voorgevallen.

"Wat? Waar? Is er iemand overreden?" hoorde men roepen.

Stipan Arkadiewitsch was ook met zijn zuster terug gekomen en metverschrikt gelaat stonden beiden onder het raampje van den waggon. Dedames traden weer in den waggon terug! Wronsky en Stipan gingen echtermet de menigte mede om de bizonderheden van het ongeval te vernemen.

Een der wisselwachters had, of door dronkenschap of doordat hij zichom de felle koude te dicht in zijn pels gewikkeld, had, den aankomendentrein niet bemerkt en was overreden geworden.

Oblonsky en Wronsky zagen het verminkte lijk. Oblonsky leed zichtbaaronder dezen indruk. Zijn gelaat was verwrongen en hij kon nauwelijkszijn tranen bedwingen.

"O, indien u dat gezien hadt, gravin!" zeide hij. "Stel u eens voor,zijn vrouw wierp zich over het lijk! O, hoe verschrikkelijk! Ach,Anna, als gij dat gezien hadt! O, hoe vreeselijk!"

Wronsky daarentegen zweeg; zijn schoon gelaat was ernstig, maar rustig.

"Men zegt, dat die man een zeer talrijk gezin alleen te onderhoudenhad," klaagde Stipan.

"Zou men iets voor haar kunnen doen?" vroeg Anna met bewogen stem.

Wronsky zag haar aan en verliet dadelijk den waggon.

Toen hij eenige oogenblikken later terugkeerde, was StipanArkadiewitsch reeds druk met de gravin in gesprek over een nieuwezangeres, terwijl zij ongeduldig naar de terugkomst van haar zoonuitzag.

Nu gingen ze allen gezamenlijk weg. Aan den uitgang van het stationkwam de inspecteur hen achter op.

"U heeft mijn collega tweehonderd roebels gegeven; ik ben zoo vriju nadere inlichting te vragen, hoe dat geld moet worden besteed."

Page 52: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Natuurlijk aan de weduwe geven!" antwoordde Wronsky de schoudersophalend. "Ik begrijp niet, hoe men daar nog naar kan vragen."

"Dat hebt gij gegeven?" riep Oblonsky uit, en zich tot zijn zusterwendend voegde hij er bij: "Dat is mooi, waarlijk heel mooi, nietwaar? Een uitmuntende kerel!--Vaarwel, gravin! Ik heb de eer u tegroeten!"

Toen Anna in de coupe plaats nam, werd Stipan met verwondering gewaar,dat haar lippen trilden en dat zij met moeite haar tranen weerhield.

"Wat deert je, Anna?" vroeg hij, toen zij eenige honderd stappengereden hadden.

"Dat is een slecht voorteeken!" antwoordde zij.

"Kom nonsens! Gij zijt hier welbehouden aangekomen en dat is dehoofdzaak. Gij kunt niet vermoeden, hoezeer ik op je hulp reken! Watik al niet van je verwacht!"

"Kent gij Wronsky reeds lang?"

"Ja, ge weet toch zeker, hoe wij hopen, dat hij Kitty zal trouwen?"

"Zoo," sprak Anna zacht. "Maar nu willen wij van je eigenaangelegenheden spreken," voegde zij er bij, als wilde zij iets andersvan zich afzetten. "Ik heb uw brief ontvangen en daar ben ik nu."

"Ja, en ik heb al mijn hoop op je bemiddeling gevestigd."

"Nu, vertel mij dan alles!"

En Stipan begon zijn verhaal. Toen zij tot voor zijn woning warengereden, liet Oblonsky zijn zuster uitstappen, drukte haar zuchtendde hand en reed zelf door naar het gerechtshof.

XII.

Anna vond Dolly met haar blondharigen, dikwangigen jongen in hetkleine salon, terwijl zij zijn Fransche les overhoorde. De knaap lasvoor en plukte daarbij aan een knoop van zijn kiel, die nog slechtsaan een draadje hing. De moeder belette dit een paar maal, maar hetdikke handje greep er telkens weer naar; eindelijk rukte hij denknoop er af en stak hem in den zak.

"Houd je handen stil, Grischa!" gebood zij en nam haar werk--eensprei--op, die ze in sombere dagen altijd te voorschijn haalde, enbegon zenuwachtig gejaagd daaraan te haken. Hoewel zij gisteren haarman had laten zeggen, dat het haar niet aanging of zijn zuster zoukomen of niet, had zij toch alles voor haar bezoek in orde gebrachten verwachtte de komst harer schoonzuster nu met zeker ongeduld.

"Zij heeft bovendien nergens schuld aan," dacht Dolly. "Ik weet

Page 53: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

niets als goeds van haar en zij is altijd even lief en vriendelijkvoor mij geweest. Waarom zou ik haar dan niet ontvangen? Maar zijmoet geen poging doen om mij te willen troosten. Over alle mogelijkeChristelijke troostgronden, vermaningen en verzoeningen heb ik reedsduizendmaal nagedacht en dat helpt mij allemaal niets."

Al die dagen was Dolly met de kinderen alleen gebleven. Zij kon nochwilde over haar ongeluk spreken. De gedachte om voor Anna haar gemoedeens uit te storten lachte haar soms toe, en dan ook weer hinderdehet haar, met haar schoonzuster over haar vernedering te sprekenen pasklaar gemaakte phrasen tot troost en opbeuring van haar temoeten aanhooren.

Zooals het zoo dikwijls gebeurt, had zij vooruit elk oogenblik naar dependule gezien, om haar te gemoet te kunnen gaan, en nu, in gedachtenverdiept, het overgaan der bel niet gehoord. Plotseling vernam zij hetruischen van een kleed in de deur; zij wendde het hoofd om en haarlijdend gelaat teekende geen vreugde, maar verrassing. Zij stond opom haar schoonzuster te omhelzen.

"Zijt ge daar al!" riep zij uit en kuste haar.

"Dolly, hoezeer verheug ik mij, je te zien."

"Ik verheug mij ook," antwoordde Dolly met een mat lachje en trachtteop Anna's gelaat te lezen, of deze reeds alles wist. "Het schijnt,dat zij reeds alles weet!" dacht zij toen zij daar medelijden oplas. "Kom nu, ik zal je naar je kamer brengen," ging zij voort endeed moeite het gevreesde gesprek zoo lang mogelijk te vermijden.

"Is dat Grischa? Mijn hemel, wat is hij groot geworden!" sprakAnna. Zij kuste hem en sloot hem in haar armen; daarbij wendde zijgeen oog van Dolly af, bloosde en voegde er bij: "Neen laat ons lievervooreerst hier blijven!"

Zij legde hoed en doek af.

"En gij straalt van gezondheid en geluk!" zei Dolly bijna spijtig.

"Ik? Ja," antwoordde Anna. "Mijn hemel, Tania! Die is bijna zoo oudals Serescha!" voegde zij er bij en ging, om haar verlegenheid teverbergen, het binnentredend meisje eenige schreden te gemoet. "Eenallerliefst kind! Allerliefst! Laat mij nu al uw kinderen zien." Zijkende ze niet slechts bij hun naam, maar herinnerde zich zelfs het jaaren de maand hunner geboorte, hun eigenaardigheden en hun ziekten. Dollykon niet nalaten dit op prijs te stellen.

"Nu, dan zullen wij naar hen toegaan, 't is jammer, dat Wassja slaapt."

Nadat zij de kinderen opgezocht hadden, begaven zij zich weer naarhet salon om de koffie te gebruiken. Anna nam het blad voor zich,schoof het weer weg en zeide: "Dolly! hij heeft er mij over gesproken."

Dolly zag Anna met strakke blikken aan. Zij verwachtte deelnemendegelegenheidsphrasen te hooren, maar Anna hield zich daar niet mee op.

"Dolly, melieve!" sprak zij, "ik wil hem niet voorspreken, want datis onmogelijk. Ik heb eenvoudig erg met je te doen, ja heel erg metje te doen." Achter de dichte wimpers harer glanzige oogen vertoonden

Page 54: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

zich plotseling tranen; zij zette zich dicht bij haar zuster en greepmet haar krachtige, kleine hand die van Dolly.

De strakke uitdrukking van Dolly's gelaat veranderde niet. "Het isniet mogelijk mij te troosten. Na alles, wat is voorgevallen, is ervoor mij geen uitkomst meer."

Doch nauwelijks waren die woorden gesproken, of de stroefheid weekvan haar gelaat. Anna hief Dolly's magere hand op, kuste die en sprak:"Maar Dolly, wat is er aan te doen? Hoe handelt men het best in dezentreurigen toestand? Daarover moeten wij nadenken!"

"Alles is voorbij! Er is niets meer aan te doen. Maar begrijptgij wat het ergste is van alles? Dat ik hem niet kan verlaten;de kinderen.... ik ben gebonden. En toch kan ik niet meer met hemleven. Het is een straf voor mij, hem maar te zien."

"Dolly, mijn duifje! Hij heeft mij wel is waar alles verteld, maarik zou het wel eens van u willen hooren. Vertel mij alles."

Dolly zag haar uitvorschend aan. Oprechte deelneming en liefde sprakenuit Anna's oogen.

"Goed!" zeide zij eensklaps. "Maar dan vang 'k bij het begin aan. Geweet, dat ik, toen ik trouwde, door mama's opvoeding niet alleeneenvoudig maar bepaald dom was; ik wist van niets. Ik weet dat ermannen zijn, die hun vrouwen over hun vroeger leven, inlichten, maarStiwa,"--zij verbeterde dit--"Stipan Arkadiewitsch heeft mij nietsverteld, gij kunt het misschien niet gelooven, maar tot nu toe hebik altijd gemeend, dat ik de eenige vrouw was, die hij kende. In datgeloof heb ik acht jaar geleefd. Nooit heb ik aan de mogelijkheidvan ontrouw gedacht, en stel je voor, hoe 't mij te moede was, toen

dat gevoel van zekerheid mij plotseling werd ontrukt en ik al dieafschuwelijkheden leerde kennen."

Anna's oogen stonden zoo vol tranen, dat zij haar zakdoek moestgebruiken.

"Nu herinner ik het mij weer. Ik was op een avond bezig Petja teonderwijzen. Daar gaf men mij een brief over.... zijn brief aanzijn geliefde, mijn gouvernante! Ik herken zijn hand en.... Neen,dat was te vreeselijk!" Zij bedekte haar gelaat met de handen. "Ikbegrijp wel, dat men zich eens kan laten meeslepen," ging zij voort,"maar mij met sluw overleg te bedriegen, en dan om wie? Voort tegaan mijn man te zijn, en met haar samen te komen.... het was tevreeselijk! Daar kunt gij u geen voorstelling van maken."

"Toch, toch wel, ik begrijp je, lieve Dolly!" sprak Anna en druktehaar de hand.

"En meent gij, dat hij het verschrikkelijke van mijn toestandinziet? Volstrekt niet! In het minst niet! Hij is gelukkig entevreden!"

"O neen!" viel Anna in. "Hij is erg bedroefd en door berouw geheelter neergeslagen."

"Is hij in staat berouw te gevoelen?" vroeg Dolly gretig.

Page 55: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Ja, ik ken hem. Ik kon hem niet zonder medelijden aanzien. We kennenhem beiden: Hij is goed en hooghartig, en nu gevoelt hij zich zoogedeemoedigd! Wat mij het meest getroffen heeft (en hier raadde Anna,wat Dolly het meest kon treffen) was, dat hem twee dingen kwelden:hij schaamt zich om de kinderen, en omdat hij je lief heeft.... Ja,ja boven alles lief heeft. Ja wel," hernam zij snel om Dolly voor tekomen, die haar in de rede wilde vallen, "ja wel, hij bemint je nog,al heeft hij je gekwetst! Neen! neen! zij zal mij nooit vergeven,zeide hij telkens...."

Dolly zag onder het luisteren nadenkend langs Anna heen.

"Ja, ik begrijp, dat zijn toestand verschrikkelijk is," sprak zij. "Deschuldige is er slechter aan toe dan de onschuldige! Wanneer hijgevoelt, dat hij alleen schuld heeft aan ons ongeluk.... Maar hoekan ik hem vergeven? Hoe weer zijn vrouw worden na.... haar? Hetzal mij een marteling zijn met hem te leven, juist omdat mijnvroegere liefde tot hem nog mijn geluk uitmaakt!" Snikken belettenhaar voort te gaan. Maar, zooals altijd, wanneer zij week werd,begon zij weer over hetgeen haar opwond te spreken. "Zij is jong,zij is mooi! Begrijpt gij, wie mij mijn jeugd en schoonheid heeftontnomen? Hij en de kinderen! Nu heb ik hem uitgediend; in dezendienst zijn jeugd en schoonheid verloren gegaan en nu is een frisch,alledaagsch persoon hem aangenamer. Zij hebben stellig te zamen overmij gesproken, of wat nog erger is, zij ignoreerden mij--geheel--gijbegrijpt...." en er vlamde haat in haar oogen....

"En na dit alles zal hij mij zeggen.... Kan ik hem dangelooven?..." Nooit! Neen, alles is voorbij! Alles, wat mij vroegertroost en belooning was voor alle moeite en zorg. Wilt gij welgelooven: zooeven, toen ik Grischa onderwees.... Vroeger was dit mijeen genot ... nu een plaag. Waarom mij zooveel moeite gegeven? Waartoede kinderen? 't Is verschrikkelijk, dat mijn geheele ziel verduisterdis; in plaats van liefde en teederheid gevoel ik slechts haat tegenhem--ja haat! Ik had hem kunnen dooden! en....."

"Dolly, liefste! Ik begrijp je! maar kwel je toch niet zoo! Ge zijtbeleedigd en zoo opgewonden, dat ge alles niet helder inziet...."

Beiden zwegen een poos.

"Zeg, Anna, wat te doen? Help gij mij! Ik heb over alles nagedachten zie geen uitweg."

Anna kon ook niets bedenken, maar in haar open en ontvankelijk hartvond elk woord en elke uitdrukking harer schoonzuster weerklank. "Watzal ik zeggen," begon zij. "Ik ben een buitengewoon gelukkigevrouw! Dit eene slechts: ik ben zijn zuster en ken zijn karakter,ik weet, dat hij in staat is alles, ja zich zelf te vergeten, maartoch ook, om van ganscher harte berouw te hebben. Hij begrijpt nuzelf niet, hoe hij heeft kunnen doen, wat hij gedaan heeft."

"Neen, hij wist het--hij begrijpt het zeer goed. Maar ik dan, gijvergeet mij. Ben ik er dan beter aan toe?"

"Luister eens! Toen hij mij alles beleden had, toen, moet ik jeopenhartig bekennen, zag ik het verschrikkelijke van je toestand nogniet in; ik zag slechts hem en het verstoorde huiselijk leven. Het

Page 56: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

deed mij leed; maar nu ik met u als vrouw gesproken heb, zie ik allesanders in; ik peil je kommer en ik kan je niet zeggen, hoezeer ikmet je begaan ben. Maar, Dolly! Mijn hartje! Een ding zou ik nog zoogaarne willen weten.... Ik weet niet.... Hoeveel liefde gij nog inje hart koestert voor hem? Gij zelf moet weten, of er nog zooveelliefde in u is om hem te kunnen vergeven.... Indien gij nog zooveelliefde hebt, vergeef hem dan."

"Neen"--begon Dolly, maar Anna viel haar nogmaals in de rede en kustehaar de hand:

"Ik ken de wereld beter dan gij," sprak zij; "ik ken deze soort vanmenschen als Stiwa en weet, hoe zij dat beschouwen. Gij meent, dathij bepaald met haar over je heeft gesproken.--Neen, dat heeft hijniet.--Zulke mannen zijn wel ontrouw, maar beschouwen toch hun vrouwen hun huiselijken haard als hun heiligdom. Ik weet niet, hoe het komt,maar deze vrouwen hebben in hun oog altijd iets verachtelijks en komennooit in aanraking met hun familieleven, alsof ze een onoverkomelijkenslagboom tusschen haar en hun gezin hadden gelegd. Ik begrijp dat niet,maar het is toch zoo."

"Ja! maar hij heeft haar toch gekust!"...

"Hoor eens, Dolly, mijn hartje! Ik heb Stiwa gekend, toen hij je hethof maakte; ik herinner mij nog zeer goed, hoe hij tot mij kwam enweende, als hij over je sprak; ge waart voor hem een heilige, en ikweet, dat hij, hoe langer hij met je leefde, u al hooger en hoogerstelde. Gij waart en zijt voor hem een soort godheid, en dat andereis geen afdwaling van zijn _ziel_...."

"Maar als die afdwaling zich herhaalt?"

"Dat kan onmogelijk, voor zoover ik zou denken."

"Zoudt gij hem vergeven?"

"Ik weet niet," zeide Anna, "daar kan ik niet over oordeelen.... Maartoch", zeide zij nadenkend.... "Ja, ik zou het kunnen. Ik zou welniet dezelfde zijn gebleven, maar ik zou toch vergeven en doen alsofer niets was voorgevallen."

"Ja, dat spreekt van zelf," viel Dolly haastig in, alsof ze watze sprak, reeds dikwijls had overwogen; "anders zou het ook geenvergeving zijn. Als men vergeeft, dan ook geheel! Maar kom!" zeideze en stond op, "ik zal je eens naar je kamer brengen."

Onderweg omhelsde zij Anna. "Melieve! hoezeer verheug ik mij dat gijgekomen zijt. Het is mij zoo veel lichter om het hart geworden."

XII.

Den geheelen dag bleef Anna thuis, dat wil zeggen bij de Oblonsky's,en ontving niemand. Er kwamen eenige bekenden, die van haar aankomsthadden gehoord, maar zij bleef bij Dolly en de kinderen. Zij zond

Page 57: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

een briefje naar haar broeder, dat hij dien dag in elk geval thuismoest komen eten. "Kom! God is barmhartig, Hij zal u helpen," hadzij geschreven.

Oblonsky at dien middag ook thuis. Er werd een geheel algemeen gesprekgevoerd en zijn vrouw sprak hem aan met gij en jij, hetgeen nog nietweer was gebeurd. Er bleef wel is waar een verwijdering tusschenman en vrouw, maar van scheiding was geen sprake meer, en StipanArkadiewitsch bemerkte, dat er mogelijkheid voor een verklaring entot vergeving bestond.

Vroeg in den middag kwam Kitty. Zij kende Anna Arkadiewna slechtsweinig, en kwam nu bij haar zuster niet zonder bezorgdheid, hoe dePetersburgsche groote dame, die door allen zoo hoog werd geprezen,haar zou ontvangen en of zij haar zou bevallen. Maar zij beviel Anna,dat bemerkte zij terstond en Kitty gevoelde zich niet alleen spoedigonder den indruk harer persoonlijkheid, maar zij begon met Anna tedwepen, zooals jonge meisjes dat somwijlen met oudere dames plegente doen. Kitty bewonderde in Anna de groote dame, maar kon zich nietvoorstellen, dat deze de moeder van een bijna achtjarigen jongenwas. Zij geleek door de vlugheid harer bewegingen, de frischheiden den levenslust, die zoowel uit haar blikken straalde, meer opeen twintigjarig meisje; en toch lag er in haar oogen een ernstige,ja soms treurige uitdrukking, die Kitty sterk aantrok.--Kitty vond,dat Anna zeer natuurlijk was en niets verborg, en toch had zij eengevoel, alsof Anna soms tot haar moest nederdalen uit een voor haaronbereikbare, hoogere, dichterlijke wereld.

Na den middag ging Dolly naar haar kamer. Anna stond dadelijk op ennaderde haar broeder, die een sigaar opstak. "Stiwan," sprak zij,met een vroolijk knikje, terwijl zij hem bekruiste en met de oogennaar de deur wees: "Ga nu, en God moge je helpen!"

Hij begreep haar, wierp zijn sigaar weg en verliet de kamer.

Anna keerde naar de sofa terug en zette zich naast Kitty neder,terwijl de kinderen, die al zeer veel van hun nieuwe tante hielden,haar omringden. Zij zag Kitty aan en, om in het bijzijn der kinderenniet te veel te zeggen en niet te zwijgen, sprak zij: "Wanneer zalhet bal zijn, Kitty?"

"De volgende week! Een heerlijk! Een van die bals, waarop men zichaltijd amuseert!"

"Zoo, zijn er zulke, waarop men zich altijd amuseert?" vroeg Annamet vriendelijke spot.

"Het is vreemd, maar het is zoo. Bij de Brobrischeffs is het altijdheel amusant, by de Nikitins ook, maar bij de Merschkoffs is hetaltijd heel vervelend. Hebt gij dat verschil tusschen het eene enhet andere bal ook niet opgemerkt?"

"Neen, meisjelief, voor mij zijn er geen amusante bals meer," sprakAnna, en Kitty zag weer in haar oogen die bizondere wereld, die voorhaar was gesloten. "Ik onderscheid ze in minder of meer vermoeiendeen vervelende."

"Hoe kunt gij u op een bal vervelen?"

Page 58: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"En waarom zou voor mij een bal niet vervelend zijn kunnen?"

Kitty zag, dat Anna wist, welk antwoord moest volgen: "Omdat gijaltijd de schoonste zijt."

Anna bloosde licht, en deed het ook nu.

"Ten eerste ben ik dat nooit, en ten tweede, wat zou dat dan nog voormij uitmaken?"

"Gij gaat toch stellig mede naar dit bal?"

"Ik geloof, dat ik het slecht zal kunnen laten."

"Dat zal mij genoegen doen, ik zou u zoo gaarne op een bal zien."

"Zoo! als ik dan gaan moet, zal ten minste de gedachte, dat ik er ueen genoegen mee doe, mij troosten. Grischa, jongen! trek alsjeblieftniet zoo aan mijn haar; 't is al genoeg in de war."

"Ik stel mij u op een bal geheel in lila voor."

"Waarom lila?"

"Ja zeker, dat zal u goed staan!"

"Nu, kindertjes, ga nu heen, hoort ge? Miss Gull roept; zij heeft dethee klaar," sprak Anna, terwijl zij zich van de kinderen losmaakteen hen naar de eetkamer zond. "En ik weet wel, waarom gij mij zoogaarne op dit bal zoudt zien; ik weet, dat gij van dit bal heel watverwacht en nu gaarne zoudt zien, dat al je vrienden tegenwoordigwaren om in je geluk te deelen, niet waar?"

"Hoe weet u dat? Ja!"

"Welk een gelukkige tijd voor je!" ging Anna voort. "Ik herinner medien ook nog zeer goed; ik heb hem zelf gekend, dien blauwachtigenbergnevel, die zooveel belooft en zooveel omsluiert en ons omzweeftin het gelukkigste tijdperk van ons leven, als wij, de kinderschoenenpas ontwassen, vrij en ongedwongen uit een breeden, vroolijken kringtreden en onze schreden richten naar het enge dal, waarbij het onswat beklemd om het hart wordt. Maar 't is overheerlijk, verleidelijkschoon dat nevelachtig verschiet! Wie heeft dat niet ondervonden?"

"Hoe echter heeft zij dat ondervonden? Hoe gaarne zou ik haar romankennen!" dacht Kitty en stelde zich daarbij het prozaisch, weinigaantrekkelijk uiterlijk van haar echtgenoot Alexei Alexandrowitschvoor.

"Ik weet er een klein beetje van, Stiwa heeft gebabbeld," ging Annavoort, "en ik wensch je van harte geluk! hij bevalt mij zeer. Ik trofWronsky aan het station."

"Ach, was hij daar?" vroeg Kitty blozend. "En wat heeft Stiwa udan gezegd?"

"Hij heeft alles verklapt, en ik zou er mij zeer inverheugen...." Plotseling herinnert zij zich haar echtgenoot en eengevoel van ijverzucht doortrilde haar ziel bij de gedachte aan de

Page 59: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

vrije keus van een jong meisje.

"Zijn moeder en ik hebben te zamen gereisd," hernam zij, "en zijsprak onophoudelijk over hem. Hij is haar lieveling."

"Wat vertelde zijn moeder dan?"

"O, zeer veel. Hij is wel is waar haar lieveling, maar men kan zoomerken, dat hij iets ridderlijks over zich moet hebben. Zoo verteldezij, bijvoorbeeld, dat hij ten gunste van zijn broeder een deel vanzijn vermogen wilde afstaan; dat hij in zijn jeugd iets nog ongewonersverricht heeft en wel een vrouw uit het water gered! Om kort te gaan,hij is een held," sprak Anna lachend en dacht daarbij aan de tweehonderd roebels, die hij voor de wisselwachtersweduwe gegeven had,maar sprak daar evenwel niet van. Het was haar om de eene of anderereden onaangenaam daaraan te denken. Zij gevoelde, dat dit in verbandstond met iets, dat haar zelf betrof en eigenlijk niet zijn mocht.

"Zij heeft mij verzocht, haar te bezoeken," ging Anna voort. "Nu,ik verheug er mij zeer op, de oude dame weer te zien. Morgen ga iknaar haar toe.--Maar, God zij dank! Stiwa blijft bij Dolly," zeidezij om het gesprek een andere wending te geven. Zij stond op en was,naar het Kitty toescheen, ergens ontstemd over.

Dolly kwam alleen uit haar kamer terug om thee te drinken.

"Ik vrees, dat het boven te koud voor je zal zijn," sprak zij totAnna. "Ik zou je gaarne naar beneden laten verhuizen, dan zijn wijook dichter bij elkander."

"Ach! heb toch maar geen zorg voor mij!" antwoordde Anna en zocht opDolly's gelaat te lezen, of er een verzoening had plaats gehad.

"Het is hier beneden vroolijker!" zeide Dolly.

"Nu, ik moet je zeggen," hernam Anna, "dat ik hier en overal slaapals een roos...."

"Waar heb jelui het toch over?" vroeg Stipan, die uit de zijkamer traden zich tot zijn vrouw wendde. Uit dien toon maakten Anna en Kitty op,dat een verzoening tot stand was gekomen.

"Ik zag Anna gaarne naar beneden verhuizen, maar daar moeten noggordijnen worden opgehangen, en dat zal niemand kunnen doen als ik."

"God weet, of zij zich wel geheel verzoend hebben," dacht Anna,toen zij Dolly's koelen en rustigen toon hoorde.

"Ach, Dolly! je hebt altijd zwarigheden," antwoordde haar man,"als ge wilt, zal ik alles in orde brengen."

"Ja, ik weet wel, hoe gij dat zoudt doen. Gij beveelt het aan Matjeffen rijdt dan uit, en Matjeff brengt alles in de war!"--Een spotachtiglachje omkrulde, als gewoonlijk, Dolly's lippen toen zij die woordensprak.

"Volkomen verzoening, God zij dank!" dacht Anna, "God zij dank!" Enterwijl de vreugde dit volbracht te hebben haar geheel doortintelde,trad zij op Dolly toe en kustte haar. Den ganschen avond sloeg Dolly,

Page 60: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

even als anders in den omgang met haar man, een vroolijk plagenden toonaan, en hij was tevreden en opgeruimd, doch zoo, dat hij toonde, dathij, wien men pas een schuld had vergeven, deze nog niet had vergeten.

XIV.

Het bal was juist begonnen, toen Kitty met haar moeder de tredenvan de breede trap besteeg, die met zeldzame gewassen en gepoederdelakeien in roode rokken bezet en met licht overgoten was. Uit de zalenklonk hen een gelijkmatig gegons als van een bijenzwerm te gemoet,en terwijl zij in de kleedkamer, tusschen de hooge potgewassen, voorden spiegel haar kapsel en kleeding in orde brachten, ruischten deeerste tonen van het orkest voor den eersten wals. Een oud heer inburgerkleeding, die voor een anderen spiegel de aschgrauwe haren aanzijn slapen gladstreek en een wolk van heerlijke geuren om zich heenverspreidde, trad ter zijde om haar den weg vrij te laten en zag volbewondering tot de hem blijkbaar onbekende Kitty op. Een jongeling,zonder baard, met buitengewoon laag uitgesneden vest, een van die,welke de oude vorst Tscherbatzky melkmuilen noemde, maakte een buiging,ging voorbij, maar keerde terstond weer om en engageerde Kitty vooreen quadrille. De eerste quadrille was reeds aan Wronsky beloofd, duswerd de tweede gegeven. Een officier stond aan de deur en bewonderde,terwijl hij zijn handschoenen toeknoopte, de rooskleurige Kitty.

Hoewel kapsel en toilet en alle voorbereidselen voor het bal Kittyveel moeite en hoofdbrekens hadden veroorzaakt, trad zij nu, in het metkunst en smaak vervaardigde tullen kleed op rooskleurigen ondergrond,zoo natuurlijk en vrij op, alsof al die strikken, kanten en kleineversieringen geen opmerkzaamheid hadden vereischt en of zij in dezetulle, met de hooge frisuur en de prachtige donkere roos daarin,was geboren. Het geluk had voor Kitty meegewerkt. Het kleed benauwdehaar nergens; de strikken waren niet verkreukeld of losgegaan; dehooggehakte schoenen zaten gemakkelijk; de dikke pouffen blond haarzaten zoo vast op het bevallig hoofd als haar eigen; alle knoopjesvan haar lange handschoenen lieten zich gemakkelijk vastmaken ensprongen niet af; het zwart fluweelen lint met medaillon stondprachtig. Toen zij zich in den spiegel had bewonderd, gevoelde zijwelk een waarde dit fluweelen lint had; aan al het andere was nogtwijfel mogelijk, maar dit lint was betooverend. Kitty voelde inhaar onbedekte schouders en armen marmerkoude, een gevoel, dat haarbijzonder aangenaam was. Hare oogen schitterden en haar roode lippenlachten in het bewustzijn harer eigen bekoorlijkheid.

Nauwelijks had zij de zaal betreden, of zij werd voor een walsgeengageerd en wel door den besten cavalier, den eersten derbalhierarchie, den beroemden directeur en ceremoniemeester, GregorKorszunsky, een schoon en deftig gehuwd man. Juist had hij gravinBonin, met wie hij den eersten wals had gedanst, verlaten, toen hijde binnentredende Kitty gewaar werd, en terstond ijlde hij naar haartoe met den aan alle baldirigenten eigen zwevende danspas, boog voorhaar en zonder haar antwoord af te wachten, legde hij den arm om haarslanke taille.

"Hoe gelukkig, dat u juist ter rechter tijd is gekomen! Het isanders geen manier van doen, zoo laat te komen! 't Is waarlijk een

Page 61: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

ontspanning met u te walsen, u danst zoo heerlijk licht en zoo juistop de maat." Hetzelfde complimentje stak hij bij alle bekenden af. Zijglimlachte over zijn lof en begon over zijn schouders heen in de zaalrond te kijken. Zij was niet meer een van die nieuwelingen, voor wiede geheele omgeving tot een enkelen tooverachtigen indruk versmelt;ook behoorde zij niet tot diegenen, die van het eene bal naar hetandere gesleept waren en alle aanwezigen tot vervelens toe kenden;zij stond juist tusschen die beide in, zij gevoelde zich opgewekt enkon zich reeds genoeg beheerschen om opmerkingen te maken.

Zij zag, dat de elite van het gezelschap zich in een hoek der zaalhad gegroepeerd. Daar bevond zich de gastvrouw, verder de totin het onmogelijke gedecolleteerde, schoone Lydia, Korszunsky'svrouw! daar blonk de kale schedel van Kriwin, die altijd daar was,waar zich de elite bevond; daarheen zagen alle jongelieden zondereen toenadering te durven wagen en daar vonden haar oogen Stiwa en debevallige gestalte en het bekoorlijk gelaat van Anna Karenina.--_Hij_was daar ook. Kitty had hem sinds den bewusten avond, dat zij Lewinhad afgewezen, niet meer gezien. Met haar scherpen blik herkende zijhem dadelijk en bemerkte zelfs, dat hij haar aanzag.

"Nog een toer? U zijt toch niet vermoeid?" vroeg Korszunsky buitenadem.

"Neen, ik dank u."

"Waarheen zal ik u dan geleiden?"

"Ik geloof, dat mevrouw Karenina hier is. Wees zoo goed mij bij haarte brengen."

"Zooals u beveelt," en Korszunsky walste langzaam recht door deverschillende groepen naar den linker hoek der zaal heen, terwijl hijtelkens riep: "Pardon medames! Pardon messieurs;" en zoo laveerdehij tusschen al die strikken en slepen door zonder ook maar eentipje daarvan aan te roeren en draaide zichzelf en zijn dame vlugmet korten zwaai rond, zoodat haar sleep Kriwins knieen als eenwaaier bedekte. Toen nam hij met een diepe buiging haar hand engeleidde haar naar Anna Arkadiewna. Anna was niet, zooals Kitty hethaar voorgesteld had, in 't lila gekleed, maar zij droeg een zeerlaag uitgesneden zwart fluweelen japon, die haar ronde als uit ivoorgesneden, prachtige schouders, alsook haar volle armen met de smalle,kleine handen voordeelig deed uitkomen. Door haar prachtig zwarthaar was een krans van violen geslingerd en zulk een krans kwam ookaan den gordel tusschen de witte kant uit te voorschijn. Het glanzigehaar was eenvoudig in elkander gestrengeld en krullende lokjes kwamenaan hals en slapen te voorschijn. Om den blanken hals droeg zij eenstreng echte paarlen.

Kitty had Anna elken dag gezien, maar nu bemerkte zij, dat zij haarnog niet in haar volle schoonheid kende. Zij zag haar nu in eenonverwachten glans en nu eerst begreep zij, dat Anna's eigenaardigeschoonheid daarin bestond, dat bij haar minder het toilet dan zij zelfin het oog viel. Het zwarte kleed met de prachtige kant was slechtseen lijst, waarin zij zelf te zien was: eenvoudig, gedistingueerd,natuurlijk en daarbij levendig en opgewekt.

Zij stond daar steeds in buitengewoon rechte houding en toen Kittyde kleine groep naderde, sprak zij juist met den gastheer, het hoofd

Page 62: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

eenigszins naar hem heen gebogen. Zij wendde zich terstond met eenlief, welwillend lachje tot Kitty. Een vluchtige, echt vrouwelijkeblik gleed over Kitty's toilet en een nauwelijks merkbare, voor dezeechter goed verstaanbare beweging met het hoofd gaf de goedkeuringover haar schoonheid en toilet te kennen.

"Gij komt reeds als dansend de zaal binnen!" sprak zij.

"Dit is een mijner getrouwste helpsters," sprak Korszunsky, terwijlhij zich voor Anna, die hij nog niet gegroet had, boog. "De prinseshelpt het bal opluisteren. Anna Arkadiewna, ik solliciteer om eenwalstoer," voegde hij er bij.

"Gij kent elkander dus al?" vroeg de heer des huizes.

"Wie ken ik niet? Mijn vrouw en ik zijn als de witte wolven: allenkennen ons!" antwoordde Korszunsky. "Een walstoer, Anna Arkadiewna!"

"Ik dans niet, als ik het eenigszins vermijden kan," antwoordde zij.

"Heden is het evenwel niet te vermijden," zeide Korszunsky.

Op dat oogenblik trad Wronsky naderbij. "Nu, als het dan zijn moet,dan dansen wij!" zeide zij en legde dadelijk, zonder op Wronsky'sgroet te letten, de hand op Korszunsky's schouder.

"Waarom is zij ontevreden op hem?" dacht Kitty, die opgemerkt had,dat zij opzettelijk Wronsky's groet voorbij zag.

Wronsky ging naar Kitty toe, herinnerde haar aan de eerste quadrilleen gaf zijn leedwezen te kennen, dat hij zoo lang het genoegen niet hadgehad haar te zien. Kitty bespeurde in zijn wezen iets bizonders, alsofhij nog meer terughoudend en hoffelijk was geworden; zij luisterdenaar zijn woorden en zag met bewondering naar de dansende Anna. Zijverwachtte, dat hij haar ten dans zou vragen, maar hij deed het niet,en het werd haar deswege ietwat onbehagelijk. Zij zag hem vragend aan;hij bloosde en haaste zich haar te engageeren. Maar nauwelijks hadhij zijn arm om haar fijne taille gelegd en deden zij den eersten pas,toen de muziek plotseling ophield. Kitty zag in zijn gelaat, dat zoodicht bij haar was, en nog vele jaren later sneed haar deze blik volliefde, waarmede zij hem aangezien had en die hij onbeantwoord hadgelaten, met kwellende schaamte door het hart.

"Pardon! Pardon! Walsen!" riep Korszunsky aan de andere zijde derzaal, en terwijl hij de eerste de beste dame omvatte, begon hij weerte dansen.

Wronsky en Kitty danste eenige malen rond. Toen ging Kitty naarhaar moeder en nauwelijks had zij eenige woorden met gravin Nordstongewisseld, toen ook Wronsky kwam om haar voor de quadrille af te halen.

Onder deze quadrille werd niets van belang gesproken; slechts eenmaalmaakte het gesprek eenigen indruk op haar, toen hij vroeg, of Lewinnog hier was en er bij voegde, dat hij hem zeer bevallen was. MaarKitty verwachtte ook niets meer van de quadrille. Zij wachtte meteen beklemd hart op de mazurka. Bij deze, dacht zij, moest zich allesbeslissen. Zij was zoo overtuigd, dat hij, zooals op vroegere bals,ook nu met haar de mazurka zou dansen, dat zij reeds vijf andereheeren had afgewezen.

Page 63: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Toen zij een der laatste quadrilles danste met een vervelend heer,dien zij niet had kunnen afwijzen, kwam zij juist vis a vis Wronskyen Anna. Zij was sedert de eerste maal niet meer met Anna saamgekomenen zag haar nu plotseling weer in een geheel nieuwen en onverwachtentoestand. Zij aanschouwde in Anna de haar zelf zoo wel bekendeteekenen der opgewondenheid van vervulde hoop; zij zag haar bedwelmddoor verrukking; zij zag den opvallenden glans in haar oogen en denlach van geluk en levenslust, die onwillekeurig haar lippen omspeelde;zij zag de gracieuse zekerheid en lichtheid harer bewegingen.

"Wie?" vroeg Kitty zich zelf: "Allen of maar een enkele?" en zonder denzich aftobbenden jongeling, die met haar danste, te helpen--ofschoonhij den draad van het gesprek verloren had en niet weer kon vinden--enterwijl ze werktuigelijk de luide commando's volgde, sloeg zijonafgebroken Anna gade, en haar hart kromp meer en meer ineen.

"Neen, dat is niet de bewondering der menigte, die haar bedwelmt,het geldt slechts eenen en deze eene is hij! Is het mogelijk? Is_hij_ het?"

Telkens als hij met Anna sprak, lichtten haar oogen in vroolijkenglans. Maar wat deed hij dan? Kitty zag hem aan en verschrok. Zij zagbij hem datgene, wat zij in den spiegel in haar eigen gelaat zag. Waarwas zijn kalme en vaste houding gebleven? Waar de uitdrukking vanzorgelooze gelijkmoedigheid in zijn gelaat? Neen! Nu, telkens als hijzich tot Anna keerde, boog hij het hoofd, als wenschte hij voor haarneer te vallen en in zijn blik lag slechts de uitdrukking der innigsteliefde, gepaard met angstige beklemdheid. "Ik wil u niet beleedigen,maar ik zou mij zelf willen redden en geef niet toe!" zoo sprak elkzijner blikken.

Het geheele bal, de geheele wereld werd voor Kitty's ziel met eennevel bedekt. Slechts de strenge school harer opvoeding, die zijwas doorgegaan, hield haar staande om te kunnen doen, wat men vanhaar verwachtte, dat was, dansen, op alle vragen antwoorden, spreken,zelfs lachen. Maar voor het begin van den cotillon, toen men reeds destoelen terecht zette en zich eenige paren uit de groote naar de kleinezaal begaven, werd Kitty een oogenblik door angst en vertwijfelingovervallen. Vijf heeren had zij afgewezen en nu had zij geen danser;er was zelfs geen hoop meer, dat zij nog gevraagd zou worden, juistomdat zij altijd zoo gezocht geweest was en het niemand kon invallen,dat zij nog vrij zou zijn. Zij moest haar moeder zeggen, dat zijongesteld was en naar huis moest; maar daartoe had zij den moed niet;zij gevoelde zich als vernietigd.

Zij ging een klein salon binnen en gleed op een stoel neder. Hetluchtige kleed golfde als een wolk om haar fijne taille; de eene armlag krachteloos in de vouwen van de rosa-tunica neder; de andere hieldden waaier en verkoelde met een korte, snelle beweging haar gloeiendgelaat. Maar in weerwil van deze gelijkheid met een vlinder, die zichzoo even op een grashalm heeft neergezet en gereed is de bonte vleugelsweer te openen en verder te fladderen, benauwde een ontzettendevertwijfeling haar het hart. "Wellicht vergis ik mij! Misschien is hetvolstrekt niet zoo!" Maar nogmaals ging voor haar innerlijk oog allesvoorbij, wat zij gezien en gevoeld had, en zij kon niet meer twijfelen.

"Kitty, wat is dat nu?" vroeg gravin Nordston, die haar over het diktapijt onhoorbaar genaderd was; "ik begrijp dat niet!"

Page 64: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Kitty's onderlip beefde; zij richtte zich dadelijk op.

"Kitty, gij danst den cotillon niet mede?"

"Neen, neen," antwoordde Kitty met een door tranen verstikte stem.

"Hij heeft haar in mijn tegenwoordigheid voor den cotillongeengageerd," zeide de gravin Nordston, die wist, dat Kitty begreep,wie "hij" en "zij" waren: Zij zeide: "danst gij dan niet met prinsesTscherbatzky?"

"Och, 't is mij alles hetzelfde!" antwoordde Kitty. Niemand als zijzelf begreep haar toestand, niemand wist, dat zij eerst gisteren eenman, die zij wellicht beminde, had afgewezen en daarom had afgewezen,omdat zij aan een anderen geloofde. Gravin Nordston zocht Korszunskyop, met wien zij zelf anders den cotillon zou gedanst hebben, en bevalhem Kitty te engageeren. Korszunsky en Kitty dansten als eerste paar entot haar geluk behoefde zij niet veel te spreken, want Korszunsky hadgenoeg te loopen en te ordenen; Wronsky en Anna zaten bijna tegenoverhen. Zij zag hen van verre en zag hen als zij in den dans haar meernabij kwamen, en hoe meer malen zij hen zag, des te meer werd zijovertuigd, dat haar ongeluk was voltooid. Zij zag, dat zij zich inde volle zaal geheel alleen gevoelden, en op Wronsky's anders zoozelfbewust en vast gelaat zag zij nu een treffende uitdrukking vanwankelmoedige onderworpenheid, gelijk aan de uitdrukking van eenschranderen, zich schuldig gevoelenden hond.

Anna lachte, en haar lachen deelde zich aan hem mede; werd zijnadenkend, dan werd hij ernstig; een bovennatuurlijke kracht kluisterdeKitty's blik aan Anna; zij was verrukkelijk in haar eenvoudig zwartkleed; verrukkelijk waren haar met rijke braceletten omsloten armen,verrukkelijk haar hals met parelsnoer, verrukkelijk de lokken van haareen weinig losgegane frisuur, verrukkelijk haar bevallige, lichtebewegingen, verrukkelijk het schoon gelaat in zijn levendigheid;maar er was iets verschrikkelijks en vreeswekkends in al dezebekoorlijkheid gelegen.

Kitty bewonderde haar nog meer dan vroeger, maar deze bewonderingveroorzaakte haar geen vreugde, maar kwelling. Zij gevoelde zichvernietigd en haar gelaat drukte dat ook uit. Haar oogen stondendof en haar wenkbrauwen waren opgetrokken. Toen Wronsky haar in dencotillon ontmoette, werd hij door haar aanblik getroffen; hij herkendehaar nauwelijks.

"Een allerprachtigst bal," zeide hij, om slechts iets te zeggen.

"Ja," antwoordde zij.

Midden in den cotillon moest Anna, om een nieuwe door Korszunskyuitgevonden, gecompliceerde figuur uit te voeren, in het midden vanden kring treden; zij nam twee heeren en riep Kitty en een dame totzich. Kitty naderde haar en zag haar schuchter aan. Anna zag haarmet toegeknepen oogen aan en drukte lachend haar hand; maar toenzij bemerkte, dat Kitty's gelaat slechts met een uitdrukking vanverwondering en twijfel haar lachen beantwoordde, wendde zij zichvan haar af en begon opgewekt met de andere dame te spreken.

"Ja, er is iets vreemds, duivelsch en verrukkelijks in haar!" zeide

Page 65: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Kitty bij zich zelf.

Anna wilde niet op het souper blijven, hoezeer de gastheer haar ookdrong. "Neen, ik blijf niet," antwoordde zij beslist. Wronsky stondnaast haar en zweeg. Zij keerde zich naar hem om. Hoewel zij hemslechts eenige malen gezien had, gevoelde zij toch, dat tusschen hemen haar een verleden vol beteekenis lag.

"Neen, ik heb op dit eene bal bij u al meer gedanst, dan den geheelenwinter in Petersburg," zeide zij; "ik moet voor de afreis nog watrusten."

"U reist dus morgen bepaald af?" vroeg Wronsky.

"Ja, dat denk ik!" antwoordde Anna, alsof zij zich over zijn koenevraag verwonderde. Maar een onwillekeurig en trillend licht in haaroogen en haar zenuwachtig lachje verzengde hem, terwijl zij dat zeide.

Anna bleef niet op het souper, maar reed aanstonds weg.

XV.

Na den avond vol kwelling bij de Tscherbatzky's was Lewin onmiddellijknaar het telegraafkantoor gereden en zond een telegram naar huis,dat men hem den volgenden dag van het station zou afhalen. Nadat hijvan zijn broeder Sergei afscheid had genomen, verliet hij Moskou denvolgenden morgen en was 's avonds reeds weer te huis.

Onderweg en ook reeds te Moskou had hem een verwarring van denkbeelden,een ontevredenheid met zich zelf, een zeker gevoel van schaamtebevangen; maar toen hij aan zijn station uitstapte en zijn eenoogigenkoetsier Ignat in den opgeslagen kraag van zijn kaftan gedoken zagstaan; toen hij bij het zwakke lichtschijnsel uit de stationsvensterszijn slede en zijn paarden herkende, en toen Ignat, terwijl hij in deslede plaats nam en zich warm in zijn reisdeken hulde, hem verhaalde,dat de nieuwe werkopzichter was aangekomen, en dat de koe Pawa gekalfdhad, verdween het gevoel van schuwheid en ontevredenheid. Hij gevoelde,dat hij weer zich zelf was; alleen wilde hij nu beter worden; hijbesloot in de eerste plaats niet meer op een buitengewoon geluk,zooals hij gedacht had in een huwelijk te zullen vinden, te hopen,en derhalve wilde hij ook het tegenwoordige niet meer verachten; eneindelijk wilde hij zich niet meer door een zinnelijken hartstochtlaten medeslepen. Daarna herinnerde hij zich ook een gesprek overcommunisme, en terwijl hij gister nog vluchtig daarover heen wasgeloopen, dacht hij er nu ernstig over na, en ofschoon hij ook elkeomwenteling op oeconomisch gebied voor onzin hield, kwam hem nu tochzijn overvloed tegenover de armoede des volks als onrechtmatig voor,en hoewel hij tot hiertoe veel gewerkt en eenvoudig geleefd had,besloot hij voortaan nog meer te werken en zich nog minder weeldete veroorloven.

Met het verfrisschend gevoel van de hoop op een nieuw, beter levennaderde hij 's avonds ten nege ure zijn huis. Uit de vensters derkamer van Agasija Michailowna, de oppasster zijner jeugd, thanszijn huishoudster, viel het licht op de besneeuwde voorplaats van

Page 66: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

het huis. Zij sliep, dus nog niet. De door haar gewekte Kusma ijldebarrevoets en slaapdronken naar de buitentrap. De patrijshond Laskadrong zich kwispelstaartend tegen zijn knieen, ging op de achterpootenstaan, maar waagde het niet, zooals hij gaarne zou gedaan hebben,de voorpooten tegen zijn borst te zetten.

"Wat zijt gij spoedig terug gekomen, vadertje!" zeide Agasija.

"Het was er vervelend, Agasija Michailowna! Ginds is het schoon,maar t'huis nog beter!" antwoordde hij en ging naar zijn kamer.

Het vertrek werd nu door een binnengebrachte lamp verlicht; allehem zoo wel bekende voorwerpen, die zich daarin bevonden, werden nuzichtbaar; het gewei van een koningshert, de boekenplank, de kachel,die lang gerepareerd had moeten worden, de sofa en daarvoor de grootetafel met een opengeslagen boek, een gebroken aschbeker en daarnaasteen door hem zelf beschreven schrijfboek. Toen hij dit alles zag,beving hem voor een oogenblik de twijfel aan de mogelijkheid omeen nieuw leven te beginnen, zooals hij dat onderweg gedroomd had;'t was hem of al deze getuigen van zijn vroeger leven hem omringdenen zeiden: "Neen, gij wordt ons niet afvallig en wordt geen andermensch! Gij blijft, die gij waart, met uw twijfel en uw bestendigwantrouwen tegen u zelf, met de ijdele voornemens om u te verbeterenen met uw eeuwig hopen op een geluk, dat voor u is weggelegd."

"Onzin," sprak hij luid tot zich zelf, ging naar een hoek, waarhij twee gewichten had staan, hief ze op en begon gymnastischeoefeningen. Hij hoorde voetstappen voor de kamerdeur. Toen zette hijde gewichten dadelijk weer op hun plaats.

De rentmeester trad binnen en meldde, dat alles, Goddank, in ordewas, maar hij liet er terstond op volgen, dat de boekweit in denieuwe droogkamer wat was aangebrand. Dit bericht ergerde Lewin. Dezedroogkamer was door hem zelf gebouwd naar een ten deele zelf gevondennieuw plan. De rentmeester was er altijd tegen geweest en melddenu met een geheim leedvermaak, dat de boekweit was verbrand. Lewinwas stellig overtuigd, dat zoo ze verbrand was, hiervan de oorzaakalleen was gelegen in het verzuim om de noodige maatregelen te nemen;dit ergerde hem en hij liet dit den opzichter gevoelig blijken.

Maar er had nog een andere gewichtige en blijde gebeurtenis plaatsgegrepen. Pawa, zijn beste en prachtigste koe, die hij op eententoonstelling gekocht had, had gekalfd.

"Kusma, geef me mijn pels! en neem gij een lantaarn; ik wil ze eensgaan zien."

De stal voor de fokkoeien was dicht bij het huis. Lewin ging den stalin, bekeek Pawa en zette het kalf op zijn lange, waggelende pooten. Deangstige Pawa begon te bulken, maar werd, zoodra Lewin haar het kalfweer toeschoof, rustig en begon toen met haar ruwe tong het kalf telikken. Dit stak den kop zoekend onder zijn moeders buik en kwispeldemet den staart.

"Licht toch eens goed bij, Fedor! Hier met de lantaarn." zeideLewin, terwijl hij het kalf bezichtigde. "Precies als de moeder,ofschoon in kleur op den vader gelijkend! Prachtig! Lang en mooiebreede schoften! Nietwaar, Wassili Fedoritsch?" zoo wendde hij zichtot den rentmeester, terwijl hij uit blijdschap om het kalf de ramp

Page 67: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

met de boekweit geheel vergat.

"Hoe zou het ook leelijk kunnen zijn?" was het antwoord. "En Simeon,de opzichter, is dadelijk den dag na uw afreis gekomen. Wij moetenmet hem afrekenen. Over de machine heb ik u al vroeger gesproken."

Deze aangelegenheid verplaatste Lewin weer terstond te midden vanzijne groote en ingewikkelde landhuishoudelijke zaken; uit den stalging hij dadelijk naar het kantoor, en nadat hij met den rentmeesterhet dringendste had besproken, ging hij naar boven naar het salon.

XVI.

Het was een groot en uitgestrekt oud gebouw, en hoewel hij het alleenbewoonde, gebruikte en verwarmde hij het geheele huis. Hij wist, dathet dwaas, dat het ook niet goed en dat het vooral met zijne nieuwevoornemens in strijd was, maar dit huis was voor hem de geheele wereld,het was die wereld, waarin zijn ouders geleefd hadden, en gestorvenwaren. Het leven dat zij geleid hadden, was voor Lewin het ideaaldes levens, dat hij gedroomd had met zijn vrouw en zijn familiete vernieuwen.

Lewin kon zich zijn moeder nauwelijks herinneren. De gedachte aanhaar was hem een heilig aandenken, en zooals haar beeld in zijn zielwas geprent, stelde hij zich zijn toekomstige vrouw voor.

Toen hij het kleine salon, waar hij gewoon was thee te drinken,was binnengetreden, zette hij zich in zijn leunstoel neder enAgasija Michailowna zette zich, toen ze de thee gebracht had, bijhet venster. Nu kwam hij tot het bewustzijn, dat hij zonder zijn hoopen zijn droomen niet kon leven; met haar of met een andere, maar hetmoest zoo zijn. Hij las in het boek, dacht over het gelezene na, hieldook dikwijls op om naar Agasija's onophoudelijk gebabbel te luisterenen te gelijk rezen beelden uit zijn werkkring en uit zijn toekomstigfamilieleven, geheel zonder samenhang, voor zijn geest. Het boek, dathij las, was dat van Tyndall "Over de warmte." "Dat over de kometenis onwaar, hoewel men 't met genoegen leest," dacht hij. Plotselingviel hem een aangenamer gedachte in: "Over twee jaar kan ik ondermijn kudde twee Hollandsche koeien hebben, twaalf jonge dochtersvan Berkus, den bul, en Pawa kan dan ook nog leven, en deze drie erbij--prachtig!" Hij nam het boek weer ter hand. "Nu goed! electriciteiten warmte zijn een en hetzelfde! Zou het ook stelkunstig mogelijkzijn een oplossing te vinden door voor de eene van die grootheden deandere te stellen? Neen. Dat doet er echter ook niets toe!... Bizonderaangenaam zou het zijn, als dat kalf van Pawa al een groote koe was,en die andere drie nog daar bij--Prachtig! En als ik dan met mijnvrouw den veestapel ga bezichtigen, zegt mijn vrouw tot de gasten:dit kalf hebben Kostja en ik zelf groot gebracht."--"Hoe kunt gedaar genoegen in vinden?" vraagt een der gasten. "Alles wat hemgenoegen doet, doet ook mij genoegen.... Maar wie is zij? In Moskouis iets ernstigs voorgevallen.... Maar wat er aan te doen? Ik heb ergeen schuld aan.... Maar nu wil ik een nieuw leven beginnen.... 'tZal echter nauwelijks mogelijk zijn; mijn vorig leven zal hetbeletten. Doch leven als tot hiertoe? Ja, maar beter, veel beter!"

Page 68: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Hij leunde met het hoofd achterover en dacht na. De oude Laska, diede vreugd over de terugkomst van zijn meester nog niet kon inhoudenen eerst naar buiten geloopen was om daar eens goed uit te blaffen,kwam nu kwispelstaartend binnen en schoof den kop onder zijn hand omgestreeld te worden.

"Het spreken ontbreekt er maar aan en hij is toch maar een boerenhond,"zei Agasija. "Maar hij begrijpt, dat zijn meester thuis gekomen enniet goed geluimd is."

"Waarom zou ik niet goed geluimd zijn?"

"Alsof ik dat niet zou kunnen zien, vadertje! Ik moet mijn heerschaptoch wel hebben leeren kennen. Het is zoo erg niet, vadertje, alsmen maar gezond en rein van hart is."

Lewin zag haar nadenkend aan, terwijl hij zich verwonderde, dat zijzoo zijn gedachten had kunnen raden.

"Ik zal u nog wat thee geven," sprak zij, terwijl zij zijn kopje namen de kamer verliet.

Laska drukte nog steeds den kop tegen zijn hand. Hij streelde den honden ten teeken, dat nu alles in orde was, vlijde deze zich terstondaan zijn voeten neer en verzonk in zalige rust. Lewin beschouwde debewegingen van het dier.

"Zoo was 't ook met mij! Maar 't is niets! Alles kan nog goed worden!"

XVII.

Den morgen na het bal meldde Anna Arkadiewna in de vroegte haarechtgenoot per telegram, dat zij dien dag uit Moskou vertrok.

"Neen, ik moet bepaald naar huis!" was de eenige verklaring, die zijvoor de plotselinge verandering in haar reisplan aan haar schoonzustergaf, en zij zeide dit op een toon, alsof haar eensklaps honderd dingenwaren ingevallen, waaraan zij in het geheel niet gedacht had. "Neen,het is veel beter dat ik vandaag ga."

Stipan Arkadiewitsch kwam niet thuis dineeren, maar had beloofd tegenzeven uur van zijn zuster afscheid te komen nemen. Ook Kitty was nietgekomen. Een brief van haar meldde, dat zij aan hoofdpijn leed. Dusaten Dolly en Anna alleen met de kinderen en de Engelsche gouvernante.

Anna was den geheelen dag met toebereidselen voor de reis bezig;zij schreef brieven aan haar Moskousche kennissen, noteerde haaruitgaven en pakte haar goed; het kwam Dolly voor, dat zij innerlijkzeer onrustig was, een toestand, dien zij door eigen ervaring zeergoed kende, die iemand wel eens zonder reden overvalt, maar die tochmeestal een ontevredenheid met zichzelf moet bedekken. Na het dinerbegaf Anna zich naar haar kamer en Dolly vergezelde haar.

"Wat ben je vandaag vreemd," sprak Dolly.

Page 69: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Ik? Vind je dat? Ik ben niet vreemd, ik ben slecht. Dit overkomtmij nu en dan. Ik zou wel willen schreien, maar het gaat wel weervoorbij!" zeide Anna haastig en boog blozend haar gelaat overeen taschje, waarin zij haar batisten zakdoeken en nachtmutsjesbewaarde. Haar oogen gloeiden koortsachtig en vulden zich telkens mettranen. "Evenals ik geen lust had om van Petersburg te vertrekken,heb ik nu ook tegenzin om van hier te gaan."

"Gij zijt hierheen gekomen, en hebt een goed werk verricht," hernamDolly, terwijl zij haar opmerkzaam aanzag.

Anna zag met door tranen bedauwde oogen tot haar op. "Zeg dat niet,Dolly! Ik heb niets gedaan en heb ook niets kunnen doen. Ik verwondermij dikwijls, dat de menschen zich eigenlijk voorgenomen hebben mijte verwennen. Ik heb niets gedaan en kon ook niets doen. In uw hartwas zooveel liefde, dat ge vergeven kondt."

"God weet, wat er zonder uw komst gebeurd was! Hoe gelukkig zijt gijtoch, Anna! In uw hart is alles goed en helder!"

"Ieder heeft in zijn hart 'skeletons,' zooals de Engelschen zeggen."

"Wat zoudt gij voor 'skeletons' hebben? Bij u is alles helder."

"Och, ik heb er toch ook!" zeide Anna en een schalksch, geheimzinniglachje omspeelde na de tranen onverwacht haar mond.

"Nu, dan zijn uw 'skeletons' komiek en niet van somberen aard,"antwoordde Dolly lachend.

"Neen, zeer somber! Weet ge waarom ik vandaag vertrek in plaatsvan morgen? Ik moet het je opbiechten," zeide Anna, terwijl zijgedecideerd achterover in haar stoel leunde en Dolly vast in de oogenzag, en tot haar genoegen bemerkte deze, dat Anna tot over de oorenen tot aan de kleine zwarte krullen in den nek rood geworden was:"Ja," ging Anna voort, "weet ge, waarom Kitty niet is komen eten? Zijis ijverzuchtig en wel op mij. Ik heb het verkorven.... Ik was deoorzaak, dat het bal, waarvan zij zich zooveel voorstelde, voorhaar een kwelling werd. Maar waarlijk! stellig! Ik heb geen schuld,of ten minste maar een beetje...."

"O, daar hebt ge precies gesproken als Stiwa," zeide Dolly lachend.

Anna gevoelde zich een weinig beleedigd: "O neen, neen! Ik ben Stiwaniet!" ijverde zij en fronste de wenkbrauwen. "Ik vertel het je echter,omdat ik geen oogenblik over mij zelf in 't onklare wil zijn!" Maarterwijl zij deze woorden uitsprak, gevoelde zij, dat zij niet juistwaren, want zij twijfelde niet slechts aan zich zelf, maar de gedachtealleen aan Wronsky wond haar op en zij vertrok alleen vroeger, omhem niet meer te ontmoeten.

"Ja, Stiwa heeft mij verteld, dat ge met hem den cotillon gedansthebt en dat hij...."

"Ja, ge kunt je niet voorstellen hoe vreemd dat is toegegaan. Ik wildehem eigenlijk aan een ander koppelen en nu is daar op eenmaal geheeliets anders ontstaan...." Zij bloosde en hield op.

"Ja, dat bemerkte men terstond!" zeide Dolly.

Page 70: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Maar ik zou wanhopig zijn, als dat bij hem ernstig gemeend was!" vielAnna hem in de rede. "En ik ben ook overtuigd, dat alles vergetenzal worden en Kitty zal ophouden mij te haten."

"Ik moet je zeggen, Anna, dat ik die partij in het geheel niet voorKitty wensch, en het is beter, dat het uit is, als hij, Wronsky,in een dag op u verliefd kon worden."

"Ach hemel, hoe dwaas zou dat zijn!" zeide Anna, en weder steeg eenblos van genoegen naar haar gelaat, toen zij de in woorden uitgesprokenstem van haar geweten hoorde. "Nu vertrek ik, en ik heb mij Kitty,die ik zoo lief heb, tot vijandin gemaakt. Wat is zij toch lief! Maargij zult alles weer in orde brengen, niet waar, Dolly?"

Dolly kon nauwelijks een glimlach onderdrukken; zij hield veel vanAnna. maar het was haar niet onaangenaam te zien, dat zij ook haarzwakheden had.

"Ik wensch zoozeer, dat gij allen mij zoo lief hebt, als ik u liefheb," zeide Anna met tranen in de oogen "en zooals ik u nu nog meerheb lief gekregen.... Ach, hoe dwaas ben ik vandaag!" Zij wischtehaar gelaat af en begon zich te kleeden.

XVIII.

"Goddank, nu is alles voorbij!" Dat was Anna's eerste gedachte,toen zij van haar broeder afscheid had genomen, die tot de derdebel luidde den ingang van den waggon versperde. Zij ging naastAnnuschka, haar kamenier, zitten en keek eens in den slaapwagen rond:"Goddank! Morgen zie ik Serescha [5] en Alexei Alexandrowitsch wederen dan begint mijn gewoon, goed leven weer!"

Nog steeds met hetzelfde gevoel van onrust, dat haar den geheelendag had bezield, schikte Anna haastig een en ander voor de reisterecht. Met de kleine, vlugge handen opende zij het roode taschje, nameen kussentje en legde dit op de knieen, toen wikkelde zij de voetenbehoorlijk in en maakte het zich gemakkelijk. Een zieke dame legde zichterstond te slapen. Twee andere spraken Fransch met elkander, en eenbejaarde dame maakte aanmerking op de verwarming. Anna beantwoorddede dames, die haar aangesproken hadden, met een enkel woord, maar daarhet gesprek haar weinig belang inboezemde, verzocht zij Annuschka haarde kleine lantaarn te geven, haakte deze aan het zijkussen vast ennam uit haar taschje een ivoren vouwbeen en een Engelschen roman. Inhet eerst kwam er nog niets van het lezen. Het gestommel en heen-en weerloopen stoorde haar eerst, toen luisterde zij naar het stampender machine, daarop sloeg de sneeuw tegen het linkervenster en bleeftegen het glas kleven, tot het geheel bedekt was, en eindelijk stoordehaar de voorbijgaande conducteur, die aan de eene zijde geheel wasbesneeuwd. Verder bleef alles hetzelfde: het eenerlei schudden enstampen, dezelfde sneeuwjacht, de afwisselende overgangen van warmte,dezelfde vluchtige verschijning van dezelfde personen in het halfdonkeren dezelfde stemmen,--en eindelijk begon Anna te begrijpen wat zij las.

De held van het verhaal was reeds op het punt zijn Engelsch geluk

Page 71: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

te verwerven: een baronetstitel en een landgoed, en Anna wenschtereeds met hem naar dat goed te rijden, toen zij plotseling besefte,dat hij zich eigenlijk moest schamen, en zij schaamde zich er ookover. "Waarover moet hij zich echter schamen en waarover ik dantoch?" vroeg zij zich zelf met half beleedigde verwondering. Er wastoch niets waarover zij zich te schamen had. Zij riep de bizonderevoorvallen te Moskou in haar geheugen terug. Zij waren goed enaangenaam. Toen zij zich het bal herinnerde, dacht zij aan Wronsky,aan zijn verliefd, ootmoedig gelaat, dacht aan haar verhouding tothem.... Maar daar stak immers niets in! En evenwel werd het gevoelvan schaamte sterker en het was, alsof bij de gedachte aan Wronskyeen inwendige stem zeide: "Warm! zeer warm! verzengend!"

"Nu, wat zou dat? Wat beteekent het? Vrees ik dan deze zaak in hetaangezicht te zien? zou het dan mogelijk zijn, dat tusschen mij endezen jongen officier een andere betrekking bestaat of bestaan kan,dan tot ieder ander mijner bekenden?" Zij glimlachte verachtelijken nam haar boek weer ter hand. Maar nu kon zij in het geheel nietmeer bevatten, wat zij las. Zij streek met het vouwbeen langs hetvensterglas, toen legde zij het koude vlak tegen haar wang en zou nuluid hebben kunnen lachen, zoozeer bemachtigde haar plotseling eengevoel van vreugde tot in het diepst der ziel; zij gevoelde dat haarzenuwen als snaren al strakker gespannen werden, dat haar oogen zichal verder openden, dat haar vingers zich zenuwachtig bewogen, datinwendig iets haar adem beklemde en dat alle voorwerpen en klankenin het halfdonker verbazend helder en duidelijk tot haar bewustzijnkwamen. Elk oogenblik beving haar de twijfel, of de trein voor ofachterwaarts ging of wel geheel stilstond, of Annuschka naast haarzat of een vreemde, of dat daar op de armleuning een pels of een dierwas.... "Ben ik het zelf? of is het een ander?".... Zij vreesde zichaan deze verdooving over te geven; zij stond op om zich te bezinnenen sloeg den plaid terug.

De deur werd geopend. De stem van een geheel ingehuld en met sneeuwbedekt persoon riep haar iets in het oor; zij begreep, dat zij bijeen station waren aangekomen en dat die man de conducteur was. Zijvroeg Annuschka om haar pelerine en doek en ging naar de deur.

"Wil u naar buiten gaan?" vroeg Annuschka.

"Ja, ik wil wat frissche lucht scheppen, 't is hier te warm." Zijopende het portier. Sneeuw en wind stormden haar tegen en betwistenhaar de deur. Zij opende die echter met beslistheid en ging naarbuiten. Zij hield zich tegen den wind aan de balustrade van hetplatvorm vast. Achter den waggon was zij buiten den wind. Metwelbehagen en uit volle borst ademde zij de koude sneeuwlucht in enliet haar blik over het perron en het station gaan. Twee heeren gingenlangs haar heen en zagen haar in het gelaat. Nog eenmaal ademde zijmet volle teugen de koude lucht in en trok reeds de hand uit denmof om de balustrade te grijpen en weer in den waggon te klimmen,toen een heer in een militairen mantel gewikkeld het licht van delantaarn naast haar verduisterde. Zij wendde zich om en herkende inhetzelfde oogenblik Wronsky's gelaat. Hij bracht de hand aan de muts,maakte een buiging en vroeg haar, of zij niets wenschte en of hijhaar niet met iets kon dienen.

Zij zag hem uitvorschend in de oogen en antwoordde niet terstond. Doorde schaduw, die hem bedekte, heen zag zij toch of meende zij althans deuitdrukking van zijn gelaat te zien; het was weer diezelfde uitdrukking

Page 72: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

van eerbiedige verrukking, die gisteren ook zulk een diepen indrukop haar gemaakt had.--Herhaalde malen in de laatste dagen, maar zooeven ook nog, had zij bij zich zelf gezegd, dat Wronsky een van diehonderden jonge mannen was, die overal te vinden zijn en aan wiezij zich zelf nooit zou veroorlooven te denken--en nu, het eersteoogenblik, dat zij weer met hem samentrof, doortintelde haar eengevoel van vroolijke blijdschap. Zij behoefde niet te vragen, waaromhij hier was, zij wist het even zeker, alsof hij het haar gezegd had,dat het slechts was om daar te zijn, waar zij was.

"Ik wist niet, dat gij ook op reis gingt. Waarom is u dan opreis?" vroeg zij, en een niet te verbergen vreugde en levendigheidstraalden van haar gelaat.

"Waarom ik op reis ben?" vroeg hij en zag haar vlak in de oogen; "uweet, dat ik reis om daar te zijn, waar u is. Ik kan niet anders."--Opdat oogenblik veegde een windvlaag alle sneeuw van den waggon enrukte aan een losgegane zinken plaat, terwijl de locomotief klagendzijn schril gefluit deed hooren. De verschrikking van den storm lostezich nu voor Anna op in een liefelijke melodie. Hij had haar gezegd,wat haar hart wenschte, maar haar verstand vreesde. Zij antwoorddeniets, maar haar gelaat verried den innerlijken strijd.

"Vergeef mij, indien ik daareven iets gezegd heb, dat u onaangenaamis," sprak hij deemoedig, beleefd en eerbiedig, maar toch zoo kalm,dat zij er een oogenblik niets op antwoorden kon.

"Wat gij daar zegt is slecht, en ik smeek u, als gij een weldenkendmensch zijt, vergeet dan, wat gij gesproken hebt, gelijk ik het ookvergeten zal," sprak zij eindelijk.

"Niet een uwer woorden, niet een uwer bewegingen zal en kan ik ooitvergeten.... "

"Genoeg, genoeg!" riep zij uit, terwijl zij te vergeefs haar gelaat,waarnaar hij vol verlangen opzag, een strenge uitdrukking poogdete geven.--Zij greep het koude ijzer van de balustrade, steeg detreden op en ging haastig het voorgedeelte van den waggon in. Bij deningang bleef zij even staan om over het voorgevallene te denken.--Zijherinnerde zich zijn noch haar woorden, maar zij besefte, dat hetzooeven gevoerd gesprek hen ontzettend nader tot elkander gebrachthad. Het maakte haar evenzeer verschrikt als gelukkig.

Nadat zij zoo eenige minuten gestaan had, trad zij den waggon binnenen zette zich op haar plaats.--De gespannen toestand, waarin zij tevoren verkeerd had, herhaalde zich niet slechts, maar werd sterkeren het kwam zoover, dat zij vreesde, dat er iets te strak gespannensin haar zou breken.--Zij sliep den geheelen nacht niet, maar in despanning en in de droomen, die haar verbeelding vervulden, was nietsonaangenaams en duisters meer, maar integendeel iets gelukkigs,gloeiends en opwekkends.

XIX.

Eerst tegen den morgen sliep Anna zittend in. Toen zij ontwaakte,

Page 73: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

was alles om haar heen wit en licht, en de trein naderde Petersburg.

Terstond bestormden haar de gedachten aan haar huis, haar echtgenoot enhaar zoon en de zorgen voor deze en volgende dagen. Met verwonderingdacht zij aan haar toestand van gisteren terug. Wat was er tochgebeurd? In het geheel niets! Wronsky had onzin gesproken en daarkon kort en goed een eind aan gemaakt worden!

"En ik heb hem geantwoord, zooals ik doen moest! Of ik het mijn manvertellen zal? Maar wat moet ik hem dan zeggen? Daarover te sprekenzou een schijn van gewicht aan iets geven, dat in het geheel nietvan beteekenis is."

Zij dacht er aan, dat zij gedurende haar huwelijk driemaal indezelfde positie verkeerd had. Zij herinnerde zich, dat, toen zij haarechtgenoot eens van een liefdesverklaring verteld had, die een jongambtenaar haar had gedaan, hij hierop antwoordde: dat elke vrouw inde groote wereld aan zoo iets was blootgesteld, dat hij echter geheelop haar tact vertrouwde en noch zich zelf noch haar door ijverzuchtzou beleedigen.

"Dus heb ik niets te vertellen! Het is ook, God zij dank, niets,"sprak zij voor zich heen en stond op om den wagen te verlaten.

De eerste, dien zij te Petersburg, toen de trein stil hield, opmerkte,was haar echtgenoot.

"Mijn hemel, hoe komt hij toch aan zulke ooren?" dacht zij toenzij zijn koele en voorname houding beschouwde, waarbij haar de veruitstaande ooren, die tot steun voor den rand van den hoed schenente dienen, bizonder opvielen.

Toen hij haar gewaar werd, ging hij haar te gemoet, terwijl hij zijnlippen tot het gewone spotachtig lachje samenkneep en de groote, matteoogen op haar vestigde. Een onaangename gewaarwording beklemde haarhet hart, toen zij dien flauwen blik ontmoette, alsof zij verwachthad hem anders te vinden! maar het meest werd zij getroffen door deontevredenheid met zich zelf, die zij bij zijn ontmoeting gevoelde. Hetwas een haar onbekende gewaarwording, een gevoel van veinzerij in deverhouding tot haar echtgenoot.

"Zie nu eens welk een teeder echtgenoot gij hebt--teeder als in hettweede jaar van ons huwelijk! Hij brandt van verlangen u weer tezien!" sprak hij met zijn bedachtzame, fijne stem en op den toon,waarop hij gewoonlijk tot haar sprak, namelijk alsof hij spotte overiemand, die werkelijk zoo zou spreken.

"Is Serescha gezond?" vroeg zij.

"En dat is nu al het loon voor mijn ijver?" zeide hij. "Gezond,gezond!" en haar den arm aanbiedende geleidde hij haar naar hetrijtuig.

Ook Wronsky had dien nacht niet getracht te slapen. Hij zat daar, nueens recht voor zich uit starend, dan de passagiers opnemende, en hij,die vroeger reeds door zijn onverstoorbare kalmte de hem onbekendengeimponeerd had, scheen nu nog trotscher en zelfbewuster. Hij zag opde menschen als op levenlooze voorwerpen neer. Een jong zenuwachtigambtenaar, die tegenover hem zat, begon hem om zijn voorkomen en

Page 74: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

houding te haten. Hij vroeg hem eerst om vuur, sprak hem aan, stiethem zelfs aan om te toonen dat hij geen ding, maar een mensch was,doch Wronsky keek hem aan, alsof hij de waggonlamp was en de jongeman trok gezichten in het bewustzijn, dat hij onder den druk dezernegeering als mensch van zijn stuk geraakte.

Wronsky zag en hoorde niets. Hij gevoelde zich als een souverein,niet omdat hij meende op Anna indruk te hebben gemaakt--want daarvanwas hij nog niet ten volle overtuigd--maar omdat de indruk, dien zijop hem gemaakt had, hem reeds gelukkig deed zijn.

Wat het einde daarvan zou wezen, wist hij niet en daar dacht hij ookin het geheel niet aan. Hij besefte, dat zich al zijn tot hiertoeverbrokkelde krachten nu tot een enkele concentreerden en met degrootste energie naar een begeerlijk doel streefden, en dit maakte hemgelukkig. Hij was zich slechts bewust tot haar de waarheid gesproken tehebben, dat hij daar zijn moest, waar zij was, dat haar te zien en haarte hooren zijn geheel levensdoel en levensgeluk geworden was. Toen hijbij gindsch station was uitgestegen om een glas selzerwater te drinkenen hij Anna zag, vertolkte zijn eerste woord haar onwillekeurig, wathij dacht, en hij verheugde er zich over, dat hij het haar gezegd had,dat zij het wist en er aan denken moest.

Te Petersburg den waggon verlatende, gevoelde hij zich, ondanks denslapeloozen nacht, frisch en opgewekt als na een koud bad. Hij bleefbij zijn waggon staan en wachtte tot zij den haren zou verlaten hebben.

"Ik zal haar nog eenmaal zien," dacht hij; "zij zal iets zeggen,het hoofd omwenden, opzien en misschien glimlachen."

Maar voor hij haar zag, werd hij haar echtgenoot gewaar, die doorden stationschef beleefd door de menigte geleid werd.

"Ja, zoo, haar man!" Voor het eerst werd het Wronsky duidelijk,dat die man een persoon was, die bij haar behoorde; hij wist dat zijeen echtgenoot had, maar aan diens bestaan had hij tot hiertoe schierniet gedacht. Dit gebeurde nu eerst, nu hij hem in levenden lijve voorzich zag, met zijn hoofd, schouders, beenen en zijn zwarte kleeding,vooral toen hij zag, dat die man haar als zijn eigendom aan den armwegvoerde. Hij was als een dorstige, die eindelijk een bron gevondenheeft, maar daarin een schaap, een hond of een zwijn ontdekt, diehet water troebel heeft gemaakt. Vooral hinderde Wronsky de maniervan gaan van dien man, met die korte, stramme schreden, waarbij hijtelkens de heupen optrok. Maar zij was dezelfde en haar aanblik werkteals vroeger physisch opwekkend op hem en verschafte hem een zaliggenot. Hij beval zijn Duitschen bediende zijn bagage te bezorgen en wegte rijden; hij zelf echter naderde Anna. Hij had de eerste begroetingder echtgenooten gezien en met den scherpen blik van een verliefde desporen eener kleine verlegenheid in haar gesprek met haar man bespeurd.

"Neen, zij bemint hem niet, zij kan hem niet beminnen!" was degevolgtrekking, die hij maakte.

Terwijl hij hen achterop kwam, bemerkte hij met voldoening, datAnna zijn nadering gevoelde; zij zag om en wendde zich, toen zij hemherkend had, terstond weer tot haar echtgenoot.

"Ik hoop, dat u een goeden nacht gehad heeft!" zeide hij en boog tegelijk voor beiden, terwijl hij het aan Alexei overliet den groet op

Page 75: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

zijn conto te nemen en hem te willen kennen of niet naar zijn believen.

"Ik dank u, zeer goed," antwoordde zij.

Haar gelaat droeg sporen van vermoeidheid; daarop ontbrak dielevendigheid, die zich nu eens in een lach, dan in den glans deroogen verried; maar eenmaal schoot er toch een straal uit haaroogen tot hem over, en al werd dit vuur dadelijk gedoofd, hij waser toch werkelijk door beloond. Zij zag haar man vragend aan, of hijWronsky ook herkende. Alexei Alexandrowitsch zag hem onverschillig enverstrooid aan, alsof hij zich zijner nauwelijks herinnerde. Wronsky'srustige kalmte en fier zelfbewustzijn stieten op Karanins hoog gevoelvan eigenwaarde af als de zeis op een steen.

"Graaf Wronsky," zeide Anna.

"O, ik geloof dat we elkander al kennen," antwoordde AlexeiAlexandrowitsch onverschillig en reikte Wronsky de hand. "Met demoeder zijt gij heengegaan en met den zoon komt gij terug," zeide hij,duidelijk elke lettergreep doende hooren, alsof elk woord een roebelwas, dien hij haar schonk. "U is zeker met verlof hier?" voegde hij erbij en wendde zich, zonder het antwoord af te wachten, op zijn gewonenspottenden toon weer tot zijn vrouw: "Werden er bij het afscheid teMoskou veel tranen vergoten?"

Hij wilde Wronsky te kennen geven, dat hij met zijn vrouw alleenwenschte te zijn, en zich een weinig omkeerend tastte hij aan zijnhoed. Maar Wronsky wendde zich tot Anna: "Mag ik verzoeken om de eermijn opwachting te mogen maken?"

"'t Zal ons zeer aangenaam zijn," antwoordde Alexei Alexandrowitsch;"elken Maandag ontvangen wij." Na Wronsky aldus zijn afscheid tehebben gegeven, ging hij tot Anna gewend voort: "Wat treft het goed,dat ik juist een half uur vrij heb om u af te halen en mijn teederezorg te toonen," liet hij er op schertsenden toon op volgen.

"Gij onderstreept uw teedere bezorgdheid zoozeer," antwoordde zijdenzelfden toon aanslaande, "dat ik ze wel waardeeren moet;" te gelijkluisterde zij onwillekeurig naar den klank van Wronsky's voetstappenachter haar. "Wat gaat mij dat aan?" dacht zij en vroeg haar man,hoe Serescha den tijd had doorgebracht.

"O, uitstekend! Mariette zegt, dat hij zeer aardig geweest is en--ikmoet u bedroeven--hij heeft in het geheel niet naar u verlangd, in hetgeheel niet, zooals uw trouwe heer gemaal gedaan heeft. Nog eens merci,melieve, dat ge mij een dag meer geschonken hebt. Onze lieve Samowarzal er geheel door verrukt zijn." (Samowar noemde hij de beroemdegravin Lydia Iwanowa, omdat zij altijd bij iedere gelegenheid in vuurgeraakte en overkookte.) "Zij heeft reeds naar je gevraagd. Weet je:ik raad je aan haar vandaag nog te bezoeken. Haar hart deelt in allesen allen. Bij al haar andere zorgen, interesseert zij zich nog bizondervoor de verzoening onzer Oblonsky's."

Gravin Lydia Iwanowna was de huisvriendin der Karenins en hetmiddelpunt van een dier Petersburger kringen, waarin Anna om haarmans wil het meest verkeerde.

"Ik heb haar immers geschreven."

Page 76: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Ja, maar zij moet alles nauwkeurig weten. Als ge niet al te vermoeidzijt, bezoek haar dan. Nu, Conrad, rijdt ge naar huis; ik moet vanhier dadelijk naar de eindzitting. Nu behoef ik mijn middagmaalniet meer alleen te gebruiken," ging hij op ernstigen toon voort;"gij weet niet hoe ge mij verwend hebt...."

En haar met een eigenaardigen glimlach een langen handdruk gevend,hielp hij haar in de coupe.

XX.

De eerste, die haar thuis te gemoet kwam, was haar zoon. Ondanksde vermaning zijner gouvernante was hij het bordes opgeloopen, riepjubelende: "Mama, mama!" en wierp zich om haar hals.

Maar even als haar man, maakte ook haar zoon op haar eenteleurstellenden indruk. Zij had zich hem schooner voorgestelddan hij werkelijk was. Maar toch was hij, zooals hij daar stond,met zijn blonden krulkop, blauwe oogen en gevulde beentjes in destrak gespannen kousen, een allerliefste jongen. Het was voor Annaeen heerlijk genot hem bij zich te hebben en zijn liefkoozingen teontvangen, en zij gevoelde een zedelijke geruststelling, als zij zijnblik vol liefde en vertrouwen tot haar zag opgeslagen en zijn naivevragen hoorde. Zij haalde de geschenken te voorschijn, die Dolly'skinderen hem zonden en vertelde hem, welk een lief klein meisje dieTania daar in Moskou was, hoe die Tania al kon lezen en haar kleinebroertjes en zusjes hielp bij het leeren.

"Is zij liever dan ik, mama?"

"Voor mij zijt gij het beste en liefste op de wereld."

"Dat wist ik wel," zeide Serescha met een tevreden lachje.

Nauwelijks had Anna haar koffie gedronken, of Lydia Iwanowna werdreeds aangediend. De gravin was een groote en corpulente vrouw, meteen ongezonde, geelachtige gelaatskleur, maar prachtige, dwepende,zwarte oogen. Anna hield van haar, maar vandaag was het haar, alsofzij voor het eerst al haar gebreken bemerkte.

"Nu, melieve? Gij hebt hun dus den olijftak gebracht?" vroeg de gravin,toen zij nog nauwelijks de kamer was binnen gekomen.

"Alles is voorbij, maar 't was ook alles niet zoo erg als wij dachten,"antwoordde Anna. "Overigens is mijn belle soeur vast besloten ..."

Maar de gravin, die zich voor al wat haar niet aanging interesseerde,had de gewoonte naar datgene, wat haar interesseerde, niet teluisteren, en daarom viel zij Anna in de rede:

"Ja, er is zooveel ellende en boosheid in de wereld, en ik gevoel mevandaag ook zeer ontstemd."

"Hoe komt dat dan?" vroeg Anna met moeite een glimlach onderdrukkend.

Page 77: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Och, ik begin het moede te worden altijd te vergeefs lansen te brekenvoor de waarheid; het verlamt mij bijna geheel. Onze aangelegenheid metde zusters" (het betrof eene godsdienstig-patriotische stichting) "gingeerst wonderlijk goed vooruit, maar met die heeren is 't onmogelijkklaar te komen," liet zij er met spotachtige berusting in haar lotop volgen; "in het eerst vatten zij de gedachte goed op, maar toenverminkten zij het plan en beoordeelden alles zoo kleingeestig. Tweeof drie van hen, waaronder uw man, hebben de zaak in haar geheelebeteekenis opgevat, maar de anderen willen ze nu opgeven. Gisterschreef Prawdin er mij over."

Prawdin was een bekende Panslavist, die in het buitenland woonde, en degravin vertelde, wat hij had geschreven. Daarop ging zij weer haastigheen, want zij moest nog een Panslavistische vergadering bewonen.

"Zoo was het vroeger ook al," dacht Anna, "maar hoe komt het, dat mijdat vroeger nooit is opgevallen? Of is zij vandaag nog opgewondenerdan anders? 't Is inderdaad toch belachelijk: haar doel is de deugd,de Christelijke deugd en daarbij ergert zij zich aan alles en zietoveral vijanden, vijanden van Christendom en deugd!"

Na gravin Lydia kwam een harer vriendinnen, de vrouw van een president,en vertelde haar alle nieuwtjes uit de stad. Ten drie ure ging ookdeze heen, maar beloofde des middags weer te komen.

Toen Anna alleen was, besteedde zij den overigen tijd van denvoormiddag om haar zaken te ordenen en eenige brieven en briefjes,die op haar tafel verzameld lagen, te lezen en te beantwoorden.

Het onbestemde gevoel van schaamte en de opgewondenheid, waardoor zijonderweg was aangegrepen, waren geheel verdwenen. In de gewone omgevingen de bezigheid van haar huiselijk leven had zij weldra haar kalmte,zekerheid en gewetensrust terug gevonden.

Ten vier ure keerde Alexei Alexandrowitsch van het ministerie vanbinnenlandsche zaken naar huis terug. Zooals meestal het geval was,had hij ook nu geen tijd om eerst naar zijn vrouw te gaan. Hij gingterstond naar zijn kabinet, waar eenige sollicitanten hem wachttenen hij nog eenige stukken moest onderteekenen, die de chef de bureaugebracht had.

Op het diner (bij de Karenins waren er steeds twee of drie gastengenoodigd) verschenen een oude nicht van Alexei Alexandrowitsch,de departementspresident met zijn vrouw en een jong mensch, die alscandidaat voor een opengevallen betrekking was aanbevolen.

Met klokslag vijf trad Alexei Alexandrowitsch de eetzaal binnen,met witten das, zwarten rok en twee orderteekens op de borst; hijmoest terstond na het diner weer weg, want elke minuut van zijnleven was bepaald en in beslag genomen. Om allen te voldoen, moesthij de grootste stiptheid in acht nemen. Zijn leus was: "Zonderhaast, zonder rust." Hij trad alzoo de zaal binnen, groette allen,nam dadelijk plaats, terwijl hij zijn vrouw toeknikte.

"Zie zoo, nu is mijn eenzaam leven weer voorbij. Gij kunt nietgelooven, hoe ongezellig het is alleen te eten."

Onder het diner besprak hij Moskousche aangelegenheden en informeerdemet een ironisch lachje naar Stipan Arkadiewitsch; verder liep

Page 78: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

het gesprek over ambtelijke en maatschappelijke zaken. Na het dinerbleef hij nog een half uur met zijn gasten saam, en daarop zijn vrouwweer glimlachend de hand drukkend, stond hij op en ging heen om devergadering van den rijksraad bij te wonen.

Anna bleef heden, tegen haar vroegere gewoonte, te huis, had eeneconferentie met haar modemaakster en ging toen naar de kinderkamer,waar zij den geheelen avond met haar zoontje doorbracht, legde hem zelfte bed, bekruiste hem en dekte hem toe. Zij verheugde zich, niet tezijn uitgegaan en den avond zoo goed doorgebracht te hebben. Het washaar zoo licht om het hart, zij was zoo wel te moede en zij zag zoohelder in, dat al wat haar onderweg zoo gewichtig was toegeschenen,niets meer was dan een der gewone nietige toevalligheden des levensen zij zich daarover noch voor zichzelf noch voor anderen behoefdete schamen. Zij zette zich met een Engelschen roman voor den haardneer en wachtte haar echtgenoot af. Precies om half tien ging deschel over en een oogenblik daarna kwam hij de kamer binnen.

"Zijt gij daar eindelijk?" vroeg zij en stak hem de hand toe.

Hij kuste die en zette zich naast haar.

"Ik zie, dat je reis van goed gevolg geweest is."

"Ja, zeker," antwoordde zij en verhaalde hem alles van het begin af:haar reis met gravin Wronsky, haar aankomst te Moskou, het ongelukbij het station en dan van haar verrichting in de treurige zaak haarsbroeders met Dolly.

"Ik kan zulk een mensch niet verontschuldigen, al is hij ook jebroeder," zeide Alexandrowitsch gestreng.

Anna glimlachte. Zij begreep, dat hij slechts zoo sprak om te toonen,dat zelfs geen familiebetrekking hem kon bewegen zijn oprechtemeening te verzwijgen. Zij kende deze eigenschap van haar echtgenooten waardeerde die.

"Maar ik verheug mij toch, dat alles zoo gelukkig is afgeloopen engij weer hier zijt," ging hij voort. "Maar wat zeiden ze daar gindsvan de nieuwe dienstregeling, die ik hier in den senaat heb doorgezet."

Anna had niets van deze dienstregeling gehoord en schaamde zich,dat zij iets, dat voor hem zoo belangrijk was, zoo geheel had kunnenignoreeren.

"Hier is er integendeel veel over gesproken," zeide hij met eenglimlach van zelfvoldoening.

Zij bemerkte, dat hij naar een gelegenheid zocht om haar iets vandeze voor hem zoo aangename zaak te vertellen, en nu bracht zij erhem door haar vragen toe haar met hetzelfde vergenoegde lachje deovaties te beschrijven, die men hem naar aanleiding van die hervorminggebracht had.

"Dat heeft mij veel, zeer veel genoegen gedaan, want het bewijst,dat men ook in dat opzicht tot een beter inzicht begint te komen."

Nadat hij een tweede glas thee had gedronken, stond hij op om zich naarzijn kamer te begeven. "Gij zijt in het geheel niet uitgegaan? Hebt

Page 79: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

ge u dan niet verveeld?" vroeg hij nog.

"O neen," antwoordde zij, eveneens opstaande en hem door de zaal naarzijn kamer begeleidend. "Wat leest ge nu?" vroeg zij.

"Duc de Lille: Poesie des enfers," antwoordde hij: "een zeer goedboek."

Anna glimlachte, zooals men om de zwakheden van een geliefd persoonkan glimlachen. Zij kende zijne hem tot behoefte geworden gewoonte,'s avonds te lezen; zij wist, dat hij, hoewel zijne ambtsbezighedenzijn geheele kracht in beslag namen, het zich ten plicht stelde,al wat op geestelijk gebied verscheen te volgen en in het oog tehouden. Zij wist ook, dat hij slechts in wijsgeerige, staatkundigeen theologische geschriften belang stelde en dat hij uit zijn aardweinig voor de kunst gevoelde; maar desniettemin of juist deswegeliet Alexei Alexandrowitsch niets voorbij gaan, wat op dat gebiedopgang maakte en achtte zich verplicht alles te lezen. Op wijsgeerigen staatkundig gebied twijfelde en onderzocht Karenina, maar in kunsten poezie en vooral ten opzichte van muziek, waarvan hij volstrektgeen begrip had, had hij zich bepaalde en onveranderlijke inzichteneigen gemaakt. Hij hield er van over Shakespeare, Rafael, Beethoven,over de nieuwere richtingen in de kunst en poezie en zoo al meer vaneen bepaald standpunt uit logisch te redeneeren.

"Nu, God zij met u," zeide Anna aan de deur van zijn kabinet,waar reeds een lamp met kap, een glas met water en een gemakkelijkeleunstoel voor hem gereed stonden. "En ik zal intusschen naar Moskouschrijven." Hij drukte haar de hand en kuste ze.

"Hij is toch een goed man, een waarlijk goed, ja in zijn soortzelfs veelbeteekenend man," zeide Anna, terwijl zij naar haar kamerterugkeerde, bij zich zelf, alsof zij hem tegen iemand verdedigenmoest, die hem beschuldigde en beweerde, dat men hem niet konbeminnen. "Maar waarom staan die ooren hem toch zoo ver van hethoofd? Zou hij zich het haar ook hebben laten knippen."

Met klokslag twaalf uur, toen Anna nog aan haar schrijftafel zat enjuist haar brief aan Dolly sloot, deden zich gelijkmatige voetstappenin pantoffels hooren en Alexei Alexandrowitsch naderde haar, gewasschenen gekamd en met een boek onder den arm.

"Het is tijd, het is tijd," sprak hij met zijn eigenaardig lachje enging de slaapkamer binnen.

Terwijl Anna zich ontkleedde, dacht zij aan den blik, waarmede WronskyKarenin gemeten had: "Welk recht had hij hem zoo aan te zien?"

Toen zij het slaapvertrek binnen kwam, miste haar gelaat niet slechtsdie opgewektheid, die gedurende haar verblijf te Moskou in haaroogen en haar lachjes had getinteld, maar dit vuur scheen nu geheeluitgebluscht of ergens diep verscholen te zijn.

XXI.

Page 80: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Bij zijn vertrek van Petersburg had Wronsky zijn ruime woningop de Moskaya aan zijn vriend en besten kameraad Petritzkyafgestaan. Petritzky was een jong officier van burger afkomst en nietrijk, met buitengewoon veel schulden, die 's avonds steeds te veeldronk en wegens allerlei komieke en lichtzinnige affaires telkens naarde hoofdwacht werd gebracht en toch steeds bij al zijn kameraden ensuperieuren bemind was.

Toen Wronsky tegen twaalf uur van het station naar huis reed, zag hijbij het oprijplein een hem bekend rijtuig. Toen hij had aangescheld,hoorde hij binnen het lachen en snappen eener vrouwenstem en Petritzkydaarboven uit roepen:

"Als 't een booswicht is, niet binnen laten."

Wronsky beval den knecht hem niet aan te melden en ging zacht de eerstekamer binnen. Aan de ronde tafel zat barones Schilten, die in haarlila kleedje met haar blond kopje als een kanarievogel schitterdeen haar Fransch gesnap door de kamer deed schallen, terwijl zij tegelijk de koffie gereed maakte. Naast haar zaten Petritzky in negligeen de ritmeester Kamerowsky in volle uniform.

"Hoera! Wronsky!" riep Petritzky, sprong op en schoof zijn stoelachteruit; "onze gastheer zelf! Barones geef hem wat koffie uitde nieuwe kan! Bonjour kameraad! Dat is een verrassing! ik geloof,dat je over het sieraad van je kamer tevreden zult zijn!" zeide hij,terwijl hij op de barones wees: "Gij kent elkander toch?"

"Dat zou ik denken," antwoordde Wronsky met vroolijken lach en druktede kleine hand der barones--"wij zijn oude vrienden!"

"Gij komt van de reis," zeide de barones; nu ga ik dadelijk heen. Ja,ik rijd dadelijk weg, als ik stoor."

"Waar u is, is u altijd thuis, barones," antwoordde Wronsky. "Bonjour,Kamerowsky," zeide hij tot dezen met een koele handdruk.

"Kijk, zoo iets liefs weet gij nooit te zeggen," zeide de baronestot Petritzky.

"Niet? En waarom niet? Wacht maar eens, na het diner spreek ik ookniet slechter."

"Ja, na het diner! Ha, ha ha! Dan is het geen verdienste. Nu ik zalhem uw koffie geven. Ga nu eerst heen om u te wasschen en wat op teknappen," vermaande de barones, nam haar plaats weer in en draaidevoorzichtig de kraan van de nieuwe koffiekan open. "Pierre, geefmij de koffiebus," wendde zij zich weer tot Petritzky, dien zij zoobij zijn doopnaam noemde, zonder haar intieme betrekking met hem teverhelen. "Ik zal er nog wat bij doen."

"Dan zult ge hem bederven."

"Dat is niets--ha ha ha!--Nu? en uw vrouw?" riep zij plotselinghet gesprek afbrekend Wronsky toe: "Wij hebben u namelijk hieruitgehuwelijkt. Hebt ge uw vrouw niet meegebracht?"

"Neen, barones, als Zigeuner ben ik geboren en als Zigeuner zalik sterven."

Page 81: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Des te beter, des te beter, geef mij uw hand."

En terwijl zij die niet weer los liet, begon zij hem met allerleigrapjes er tusschen door haar nieuwste levensplannen mee te deelenen vroeg hem om raad.

"Hij wil van geen scheiding weten--wat moet ik nu doen? (_Hij_ washaar man.) Ik wil nu een proces tegen hem op touw zetten. Wat raadt gemij? Kamerowsky, zie toch naar de koffie--ze kookt immers over--gijziet dat ik met belangrijker dingen bezig ben.--Ik moet procedeeren,want ik moet mijn vermogen hebben. Begrijpt gij zulken onzin? Ik zeidehem met de meeste verachting, dat ik hem ontrouw was--en daarvoorwil hij nu mijn goederen behouden!"

Wronsky luisterde met genoegen naar het vroolijk gesnap der jongevrouw, gaf haar in alles gelijk, deelde haar nu en dan schertsendzijn raad mede en sloeg dadelijk weer zijn tegenover zulke vrouwengewonen conversatietoon aan. In zijn Petersburger wereld waren allemenschen door hem in twee soorten verdeeld. Tot de eene, lagere soort,behoorden alle ordinaire, bekrompen vooral belachelijke menschen,die beweerden, dat een man met de vrouw moet leven, die hij getrouwdheeft; dat een meisje onschuldig, de vrouw zedelijk zijn moet; datde man vast van beginselen zijn en zich beheerschen moet; dat menzich aan de opvoeding der kinderen wijden, zijn brood verdienen,zijn schulden betalen moet, en al zulken onzin meer. Dit waren deouderwetsche, belachelijke menschen. Tegenover hen stond een anderesoort van echte, verlichte menschen, zij namelijk, tot wie hij enzijns gelijken behoorden, bij wie het er voornamelijk op aan kwam zichelegant voor te doen, bevallig, hooghartig, mild, dapper en vroolijkte zijn, zich zonder blozen aan elken hartstocht over te geven en omal het overige te lachen.

Wel gevoelde ook Wronsky, die te Moskou een geheel anderelevensatmospheer had leeren kennen, zich in het eerste oogenblikeenigszins beklemd, maar zoodra hij de voeten in de oude pantoffels hadgestoken, ging hij weer zijn vroegere zorgelooze, lustige wereld in.

De koffie kwam natuurlijk niet gereed, zij kookte slechts overen bespatte het gezelschap, wat juist noodig was, dat wil zeggen:zij gaf aanleiding tot alarm en gelach en vloeide over het kostbaartapijt en het kleed der barones.

"Zoo, nu zeg ik u adieu! want anders komt het niet tot wasschen en danheb ik de grootste misdaad, die een fatsoenlijk mensch begaan kan,eene onreinheid, op mijn geweten.--Gij raadt mij dus aan, hem hetmes op de keel te zetten?"

"Zeker, maar zoo, dat uw kleine hand in de nabijheid van zijn lippenblijft. Hij zal die dan kussen en alles zal een goed einde nemen,"antwoordde Wronsky.

"Dus tot vanavond in den Franschen schouwburg!" Haar kleed ruischteen zij verdween.

Ook Kamerowsky stond op en Wronsky ging naar zijn kleedkamer. Terwijlhij zich waschte en omkleedde, schetste Petritzky hem in korten tijdzijn geheelen toestand in Petersburg, zooals die zich gedurende zijnafwezigheid gevormd had. Geld was er niet voorhanden. Zijn vader

Page 82: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

had verklaard niets meer te geven, niet eens meer zijn schulden tewillen betalen; een kleermaker had hem aangeklaagd en wilde hem achterslot brengen. De overste van zijn regiment had verklaard, dat hij,als al die schandalen niet ophielden, den dienst moest verlaten. Debarones verveelde hem ontzettend, vooral omdat zij hem nooit geldwilde voorschieten; maar er was een andere, hij wilde ze Wronskywijzen, een wonder van schoonheid in streng oosterschen stijl,"in het genre der slavin Rebecca, ge begrijpt me wel!" Ook had hijgisteren met Berkoscheff twist gehad en deze wilde hem zij secondantzenden, maar het zou wel met een sisser afloopen. In het algemeen wasechter alles in Petersburg prachtig en heerlijk! Toen begon Petritzkyallerlei interessant en piquant nieuws te verhalen.

Terwijl Wronsky in die hem door driejarig verblijf zoo vertrouwdgeworden woning naar het hem zoo wel bekend gebabbel van Petritzkyluisterde, had hij het aangenaam gevoel weer tot dat van ouds gewoneen zorgelooze Petersburger leven teruggekeerd te zijn en daarbij hetbewustzijn te midden daarvan een nieuw en bekoorlijk doel te hebben.

"Hoe gaat het met Luzulukoff?"

"O, Luzulukoff, dat is een prachtige geschiedenis!" riep Petritzkyuit. "Gij kent Luzulukoffs hartstocht voor bals. Zonder hem isgeen hofbal volmaakt. Onlangs was hij daar ook met zijn nieuwenhelm--gij kent onze nieuwe helmen toch al! Zij zijn zeer mooi, heellicht. Derhalve hij staat daar--maar luister nu toch!"

"Ik luister immers!" zeide Wronsky, terwijl hij zich met eenwrijfhanddoek afdroogde.

"Daar gaat een grootvorstin met een gezant hem voorbij en zij sprekentot zijn ongeluk juist over de nieuwe helmen. De grootvorstin wilden gezant de helmen nauwkeuriger beschrijven en daar ziet ze onsduifje staan." (Petritzky bootste na, hoe hij daar met zijn helmstond). "De grootvorstin verzoekt hem haar den helm even te geven--hijgeeft hem echter niet! Wat is dat? Men knipoogt, men zet een donkergezicht. Geef hier! Hij geeft hem echter niet. Allen staan verstijfdvan schrik.... Kun je u dat voorstellen? Daar wil die ... hoe heet hijook weer?... hem den helm ontnemen ... maar hij houdt hem vast. Deander rukt hem eindelijk los en reikt hem de grootvorstin over. Ditis nu de nieuwe ... zegt de grootvorstin, keert den helm om en daarplotseling, verbeeld je! bons! klets! Wat rolt er uit? Peren, appelen,bonbons, zegge: twee pond bonbons ... dat alles had ons duifje bijelkaar gepikt en daarin geborgen."

Wronsky berstte bijna van lachen. Nog lang daarna, toen zij overgeheel andere dingen spraken, begon hij, zoodra hij maar aan den helmdacht, luidkeels te lachen. Nadat hij alle nieuwtjes vernomen en zichmet hulp van zijn bediende gekleed had, ging hij op rapport om zijnterugkeer in dienst te melden en ging daarna bezoeken afleggen.

TWEEDE BOEK.

Page 83: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

I.

Tegen het einde van den winter werd in het huis van vorst Tscherbatzkyeen consult gehouden, dat over Kitty's gezondheidstoestand uitspraakdoen en beslissen zou, welke maatregelen tot herstel harer verzwaktekrachten zouden moeten genomen worden. Zij kwijnde weg en toende lente kwam, verergerde haar toestand. De huisdokter had haareerst levertraan, toen staal, daarna lapis voorgeschreven, maardaar dat alles niets hielp en hij geen anderen raad wist dan eenbuitenlandsche badplaats, had men besloten er een "beroemden" dokterbij te nemen. Deze beroemde dokter, een nog jong en zeer schoon man,drong op een nauwkeurig onderzoek van de patiente aan. Hij scheen ermet een bizonder genoegen op te drukken, dat maagdelijk schaamtegevoelslechts een overblijfsel van het oude barbarisme was en dat er nietsnatuurlijker was, dan dat een jong dokter het lichaam van een jongmeisje betastte; hij vond het natuurlijk, omdat hij het dagelijksdeed en daarbij niets bizonders dacht of gevoelde; daarom beschouwdehij de schaamte van een jong meisje niet slechts als een overblijfselvan barbaarschheid, maar als een beleediging voor hem zelf.

Men moest zich dus naar hem schikken, want niettegenstaande alledokters dezelfde studie doorloopen en dezelfde wetenschap uitdezelfde bronnen putten, in weerwil sommigen zelfs beweerden, datdeze beroemde dokter slechts een middelmatige arts was, in het huisen in den geheelen kring van bekenden der vorstin was hij door eenof ander tot een factotum geworden, en slechts deze beroemde artswist het rechte en was alleen in staat Kitty te redden.

Nadat de dokter de diep beschaamde en ontstelde Kitty onderzocht,beklopt, haar ademhaling beluisterd en daarna zijn handen zorgvuldiggewasschen had, keerde hij in het salon terug om met den vorst tespreken. Deze hoorde hem met opgetrokken wenkbrauwen en nu en dankuchende aan; als een ervaren, schrander en gezond man geloofdehij niet recht aan de geneeskunde en ergerde zich innerlijk aandeze comedie, te meer daar hij meende alleen de oorzaak van Kitty'songesteldheid te kennen. Daarentegen kon ook de geneesheer nauwelijkszijne minachting voor dezen ouden man verbergen, en het scheen hemmoeite te kosten tot diens zwak bevattingsvermogen af te dalen. Hijbesefte, dat het nutteloos en niet de moeite waard was met dezenbekrompen man veel over de zaak te spreken en hij begreep ook wel,dat de moeder eigenlijk het hoofd des huizes was. Voor haar wildehij zijn parelen uitschudden.

De vorstin kwam op dit oogenblik met den ouden huisdokter het salonbinnen. De vorst ging ter zijde om niet te verraden, hoe belachelijkhem het geheel voorkwam.

"Welnu, dokter? Beslis u over ons lot," zeide de vorstin; zeg mijalles!--"Is er nog hoop?" wilde zij er bijvoegen, maar haar lippenbeefden en zij vermocht de vraag niet te uiten. "Nu, wat is uwgevoelen, dokter?"

"In de eerste plaats, vorstin, moet ik met mijn collega spreken;dan zal ik de eer hebben u mijn inzicht bloot te leggen."

"Dan zullen wij u wel alleen moeten laten?"

Page 84: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Als u zoo goed wil zijn...."

Met een zucht verliet de vorstin het salon.

Toen de dokters alleen waren, begon de huisarts schuchter zijn meeningbloot te leggen. Volgens hem scheen het begin van een tuberculeusproces aanwezig te zijn, evenwel e. z. v.

De beroemde dokter hoorde hem aan en haalde intusschen zijn grootgouden horloge te voorschijn.

"Zoo." zeide hij, "maar...."

De ander, ofschoon in zijn uiteenzetting gestoord, luisterde eerbiedig.

"Maar gij weet, dat het begin van een tuberculeuzen toestand niet metzekerheid is te constateeren, ten minste de vorming van knobbeltjesniet. Men zou het hier echter kunnen aannemen; de kenteekenen zijnvoorhanden: een slechte spijsvertering, zenuwachtige prikkelbaarheiden zoo meer. Hier is dus sprake van het vermoedelijk begin van eentuberculeus proces, en nu is de hoofdvraag: wat kan er gedaan wordenom de spijsvertering te verbeteren?"

"Somtijds echter, zooals u weet, zijn ook gemoedsaandoeningen deoorzaak," veroorloofde de huisarts zich met een schrander lachje aante merken.

"Zeker, zeer waar," antwoordde zijn beroemde collega, terwijl hij weerop zijn horloge zag. "Och, neem mij niet kwalijk: is de Jausky-brug algereed of moet men nog altijd dien omweg maken?" vroeg hij. "Ja? Iszij klaar? O, dan kan ik in twintig minuten daar zijn.... Derhalve,het komt er hier op aan, de spijsvertering te verbeteren en de zenuwente sterken. Het eene staat in verband met het andere; wij moeten dusnaar beide zijden te gelijk trachten te werken...."

"Wat dunkt u van een reis naar het buitenland?" vroeg de huisdoktertoen.

"Ik ben een tegenstander van die reizen naar het buitenland. U zalmij moeten toestemmen, dat, indien werkelijk tuberculeuze gesteldheidaanwezig is, een buitenlandsche reis niet helpen kan. Wij hebben eenmiddel noodig, dat de spijsverteering bevordert en niet belemmert." Inden verderen loop van het gesprek verklaarde de beroemde dokter,dat men met een badkuur in Soden de proef kon nemen, want mocht hetniet baten, het kon ook niet schaden.

De huisdokter luisterde oplettend en eerbiedig. "Als voordeelen aan eenverblijf in het buitenland verbonden zou ik beschouwen: een veranderdelevenswijs, een plaatselijke verwijdering van de oorzaken, die hierwellicht op haar gemoed invloed oefenen, en dan ook," liet hij volgen,"den wensch der moeder."

"Och, als dit het geval is, moeten wij haar zeker laten reizen. DieDuitsche kwakzalvers zullen alles weer bederven ... maar we zullenhaar laten reizen."

En na nog eens op het horloge gezien te hebben, ging hij naar de deur.

Page 85: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

De beroemde dokter verklaarde der vorstin (hij gevoelde ditwelstaanshalve te moeten doen), dat hij de patiente nog eens moestzien.

"Hoe, nog eens onderzoeken?" vroeg de vorstin ontsteld.

"O, neen, ik heb nog maar noodig eenige kleinigheden te weten. Magik u verzoeken?"

En de moeder begaf zich met den dokter naar Kitty. Deze stond, door hetonderzoek afgetobt, met gloeienden blos en een eigenaardigen gloed inde oogen, midden in het salon. Toen de dokter binnen trad, bloosde zijnog meer en kwamen er tranen in haar oogen. Haar geheele ziekte en debehandeling daarvan kwam haar dwaas en belachelijk voor. Haar hart wasgebroken; hoe zouden zij dat met poeders en pillen genezen? Maar zijdurfde haar moeder niet krenken, daar deze haar eigen schuld gevoelde.

"Wees zoo goed plaats te nemen, prinses," zeide de beroemde dokter. Hijnam glimlachend tegenover haar plaats, voelde naar den pols en begonweer zijn vervelende vragen tot haar te richten. Zij beantwoordde die,maar plotseling stond zij geergerd op.

"Excuseer, dokter, dat heeft er niets mede te maken en 't is reedsde derde maal dat u er naar vraagt."

De beroemde dokter was er niet door beleedigd. Toen Kittyzich verwijderd had, zeide hij tot de vorstin: "Ziekelijkeprikkelbaarheid. Ik ben nu ook gereed...."

En nu verklaarde hij haar, als de eenige denkende vrouw, opwetenschappelijke wijze Kitty's toestand. Hij eindigde met eenvoorschrift, hoe het bronwater gedronken moest worden, hoewel heteigenlijk overtollig was. Zeer breedvoerig sprak hij over de vraag,of een buitenlandsche reis wezenlijk noodzakelijk was en ried haarnog aan, de Duitsche kwakzalvers toch niet te vertrouwen, maar zichin twijfelachtige gevallen steeds tot hem te wenden.

Na het vertrek van den dokter keerde de moeder heel opgewekt tot haardochter terug, en ook Kitty scheen veel kalmer.

"Ik ben werkelijk heel gezond, mama," zeide zij; "maar als u op reiswil, welnu, laat ons dan op reis gaan." En wenschende over de ophandenreis verheugd te schijnen, begon zij over de toebereidselen te spreken.

II.

Kort na het vertrek van den dokter kwam Dolly. Zij wist, dat hetconsult heden zou plaats vinden, en kwam nu, ofschoon pas uithet kraambed opgestaan, om iets naders over Kitty's toestand tevernemen. Men trachtte haar mede te deelen wat de dokter gezegd had,maar nu bleek het, dat, ofschoon hij zeer lang en zeer duidelijkgesproken had, men toch niet kon weergeven, wat hij eigenlijk hadgezegd. Een ding stond echter vast: hij had een badreis naar Sodenaangeraden. Dolly zuchtte onwillekeurig. Haar beste vriendin, haarzuster, ging weg. En haar leven was niet vroolijk. Haar verhouding

Page 86: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

tot Stipan werd na de verzoening meer en meer vernederend. Bijna nooitwas hij meer thuis; geld was er ook niet meer voorhanden; de gedachteaan zijn ontrouw kwelde haar voortdurend, maar zij zette die zooveelmogelijk van zich, want zij vreesde de pas doorstane marteling derjaloezie. Ook keert de eerste opflikkering van een hartstocht nooitmet zulk een hevigheid weder.

Ook de oude vorst kwam weer uit zijn kabinet in de huiskamer terug.

"Dus heb jelui besloten op reis te gaan. En wat wil je dan met mijbeginnen?"

"Het is, geloof ik, het beste, dat gij thuis blijft!" sprak zijn vrouw.

"Precies zooals je wilt."

"Mama, waarom zou papa niet met ons op reis gaan?" vroeg Kitty. "Datis voor papa en voor ons veel aangenamer." De oude vorst stond open streek met zijn hand over Kitty's haar. Ze hief haar gelaat op enlachte gedwongen. Het kwam haar voor, alsof hij haar altijd het bestbegreep, ofschoon hij het minst sprak. Toen haar blik nu zijn goedige,blauwe oogen ontmoette, die haar zoo helder en opmerkzaam uit zijnoud, gerimpeld gelaat gadesloegen, was het haar, of hij haar geheeldoorzag. Blozend hield zij hem den mond toe, maar hij streek slechtsover het haar en zeide: "Die akelige chignons! Men kan zijn eigendochter niet eens genaken en streelt slechts het haar van gestorvenvrouwen!--Wel, Dolinka!" zoo wendde hij zich tot de oudste dochter:"wat voert uw baas uit?"

"O niet veel bizonders, papa," antwoordde Dolly, die begreep, dat hijnaar haar man vroeg: "hij is altijd uithuizig, ik zie hem bijna nietmeer," kon zij niet nalaten er met een pijnlijk lachje bij te voegen.

"Maar is hij nog niet naar buiten gegaan om het bosch te verkoopen?"

"Neen, hij is nog altijd met de voorbereidselen bezig."

"Zoo!" sprak de vorst, en zich nederzettend, zeide hij tot zijn vrouw:"Dus ik moet me ook klaar maken? Goed! Ik gehoorzaam. Maar Kitty,mijn kind, een ding moet ik je nog zeggen: als ge eens op een goedendag wakker wordt, zeg dan tot je zelf: ik ben immers heel gezonden opgeruimd en ik wil weer met papa mijn vroege morgenwandelingendoen. He?"

Haar vader zeide dat zeer eenvoudig en toch werd Kitty bij die woordenverlegen en geraakte van haar stuk als een ontmaskerde misdadiger:"Ja," dacht zij, "hij weet alles, hij begrijpt alles en wil daarmedezeggen, dat men zijn schande moet weten te dragen, hoe beschamenddat ook zijn moge." Zij had geen heerschappij genoeg over zich zelfom iets te antwoorden; zij barstte in tranen uit en verliet de kamer.

"Dat komt weer van je grappen!" viel de vorstin tegen haar echtgenootuit. "Zoo ben je nu altijd...." en er volgde een lange boetpreek.

De vorst hoorde geduldig zwijgend haar beschuldigingen aan, maar zijngelaat betrok al meer en meer.

"Zij is zoo te beklagen, die arme, en gij merkt niet, dat de kleinstetoespeling haar pijn doet. Ach! wat kan men zich toch in iemand

Page 87: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

vergissen!" zeide de vorstin. Dolly en haar vader begrepen, dat zijWronsky meende. "Ik begrijp niet, dat er de wet geen vat op heeft omzulke afschuwelijke, gewetenlooze menschen te straffen!"

"Ach, ik wil daar niets van hooren!" sprak de vorst somber, terwijlhij van zijn stoel opstond, als wilde hij weggaan; maar aan de deurbleef hij staan. "Ja, moedertje, er zijn wel zulke wetten, maar wiltge weten wie eigenlijk de schuld van alles draagt? Gij zijt het,gij alleen! Wetten tegen zulke huisnarren en windbuilen waren eraltijd en zijn er nog. Ja, als er niet zooveel voorgevallen was,dat niet had moeten zijn, dan zou ik, oude man, dien gek wel terverantwoording geroepen hebben! Ja, genees haar nu maar en haal medie kwakzalvers in huis!"

Hij scheen nog veel op het hart te hebben, doch nauwelijks hoordede vorstin haar man dien toon aanslaan, of, zooals het in ernstigegevallen altijd gebeurde, zij gevoelde zijn meerderheid en had berouwover haar eigen woorden.

"Alexander, Alexander!" zei ze zacht, terwijl zij hem naderde en intranen uitbarstte.

De vorst zweeg terstond en trad op haar toe. "Vergeef mij, als ikte heftig was, vergeef mij, melieve! Ik weet dat het je ook zoozwaar valt. Maar wat er aan te doen? Het ongeluk is ook nog nietzoo heel groot. God is barmhartig.... Ik dank je...." zeide hij,zonder recht te weten, wat hij sprak, en terwijl hij den door tranenbevochtigden kus der vorstin op zijn hand voelde, beantwoordde hijdien en verwijderde zich toen.

Toen Kitty in tranen badend de kamer verlaten had, zag Dolly'smoederlijke natuur terstond, dat een vrouw hier helpen moest. Zijlegde haar hoed af, en in zekeren zin zedelijk de mouwen opstroopend,bereidde zij zich tot handelen voor. Gedurende den aanval van haarmoeder op haar vader bleef zij in stillen deemoed zitten, gelijkeen dochter betaamt; maar zoodra haar vader weggegaan was, maaktezij zich op om Kitty te gaan troosten. "Ik had het u al lang willenzeggen, mama; weet u, dat Lewin, toen hij de laatste maal hier was,bij Kitty een aanzoek wilde doen? Hij heeft het Stiwa gezegd."

"Hoe dan? Ik begrijp niet...."

"Heeft Kitty hem misschien afgewezen? Heeft zij u daar niets vangezegd...?"

"Neen, noch van den een, noch van den ander; zij is te fier; maar ikweet, dat het alles door die...."

"Denk toch eens aan, als zij Lewin afgewezen had! En ik weet stellig,dat zij dat niet gedaan zou hebben, als die ander er niet geweestwas.... En die heeft haar nu schandelijk bedrogen...."

Het was voor de vorstin vreeselijk om er aan te denken, hoe schuldigzij tegenover Kitty was, en daardoor werd zij prikkelbaar.

"Ach, ik begrijp er niets meer van! Ieder wil tegenwoordig zijn eigenhoofd volgen; men vertelt de moeder niets en dan komt het zoo...."

"Mama, ik zal naar haar toe gaan?"

Page 88: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Ga! Of heb ik het je soms verboden?"

III.

Toen Dolly in Kitty's vriendelijke met snijwerk versierde kamertrad, die er even frisch en zonnig als de bewoonster zelf voor tweemaanden uitzag, herinnerde zij zich met hoeveel lust en liefde zijdat vertrek het vorige jaar ingericht hadden. Kitty zat op een laagstoeltje dicht bij de deur en had haar oogen strak op een hoek vanhet tapijt gevestigd, maar sloeg die nu met koelen somberen blik tothaar zuster op.

"Ik wilde nog eens even met je praten," zeide Dolly.

"Waarover?" vroeg Kitty snel, terwijl zij het hoofd verschrikt ophief.

"Waar anders over, als over je kommer?"

"Ik heb geen kommer."

"Spreek zoo niet, Kitty! Denk je werkelijk, dat ik niets weet? Ikweet alles, en geloof mij, het heeft weinig te beduiden. Wij hebbenallen iets dergelijks ondervonden."

Kitty zweeg en keek strak voor zich uit.

"Hij is niet waard, je om zijnentwil te kwellen," ging Dolly voort,recht op de zaak afgaande.

"Ja, omdat hij mij versmaad heeft!" zeide Kitty met sidderendestem. "Och, zeg toch niets meer alsjeblieft."

"Wie heeft je dat gezegd? Dat kan niemand zeggen. Ik ben er vanovertuigd, dat hij op je verliefd was en het zou gebleven zijn,als...."

"Ach, dat medelijden, en al die betuigingen van deelneming zijn hetverschrikkelijkst!" riep Kitty plotseling uit. Zij keerde zich ophaar stoel om, werd rood, speelde met de vingers en drukte nu met deeene dan met de andere hand tegen den gesp van haar ceintuur. Dollykende haar zuster; zij wist, dat zij in drift in staat was zich zelfte vergeten en dingen te zeggen, die haar kort daarna berouwden.

"Wat? Wat wilt ge me doen gevoelen? Wat?" vroeg Kitty gejaagd: "Datik verliefd was op iemand, die niets van mij weten wil, en dat ikuit liefde voor hem zal sterven? En dat zegt nu mijn eigen zuster;zij meent dat ... dat ... zij ... in mijn leed deelt! Ik wil zulkeen medelijden, zulk een veinzerij niet!"

"Kitty, je zijt onrechtvaardig. Gij meent, dat ge beleedigd zijt,en valt mij nu aan...."

"Ik heb je niet beleedigd, maar gij...!"

Page 89: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Integendeel, ik...." haastte Dolly zich te zeggen.

Maar Kitty luisterde niet in haar drift.

"Er is volstrekt geen grond om te denken dat ik ongelukkig ben enmij te troosten. Ik ben veel te trotsch om ooit iemand te beminnen,die mij niet bemint."

"Dat zegt immers ook niemand.... Maar toe, zeg mij nu eensoprecht," smeekte Dolly, Kitty's hand grijpend, "heeft Lewin metje gesproken?..."

Het noemen van Lewins naam scheen Kitty alle zelfbeheersching te doenverliezen; zij sprong op, wierp den gesp op den grond en riep met eenheftige handbeweging uit: "Wat heeft dat alles met Lewin te maken? Ikbegrijp niet, waarom je mij zoo plaagt! Ik heb je al gezegd en herhaalhet, dat ik mijn trots heb en dat ik nooit doen zou, wat gij gedaanhebt: tot iemand terugkeeren, die je ontrouw geworden is en een anderebemint. Dat is mij onbegrijpelijk. Gij kunt dat, ik echter niet!"

Na die woorden zag zij haar zuster aan; toen zij bemerkte, dat Dollyzwijgend en treurig het hoofd liet hangen, viel zij lusteloos op denstoel bij de deur neer en bedekte haar gelaat met den zakdoek. Ditzwijgen duurde eenige minuten. Dolly dacht aan haar eigen leed. Haarvernedering, die zij onophoudelijk gevoelde, deed haar nog meer pijn,toen zij door haar zuster daaraan herinnerd werd. "En zij weet het,zij gevoelt het bij instinct!" dacht zij. Plotseling hoort zij eenkleed ruischen en zij werd door een paar armen omvat. Kitty lag voorhaar geknield. Zij smeekte niet om vergiffenis, zij fluisterde haarslechts toe: "Dolinka, ik ben zoo ongelukkig!" En zij verborg hetlieve betraande gelaat in de plooien van Dolly's kleed. De tranenwaren als het ware de noodige olie, zonder welke de machine vande wederzijdsche uitstorting des harten niet werkte. Na die tranenspraken de zusters niet meer over wat zij eigenlijk weten wilden. Nuverstonden zij elkander zonder dat volkomen.

"Ik heb geen verdriet," sprak Kitty nu bedaard, "maar ik weet niet,of gij het begrijpen kunt: alles staat mij tegen, ik heb een hekelaan alles, het meest nog aan mij zelf. Gij kunt u niet voorstellen,welke slechte gedachten ik somtijds heb."

"Welke slechte gedachten zoudt gij kunnen hebben?" vroeg Dolly,ongeloovig lachend.

"De slechtste, de laagste, zeg ik je. Dat is geen verlangen, geenverveling, neen, dat is iets veel ergers. 't Is of al het goede,dat in mij was, zich verborgen heeft en het slechte alleen geblevenis. Hoe is dat te verklaren?" voegde zij er bij, toen zij verwonderingin de oogen harer zuster las. "Papa sprak zooeven tot mij.... Hijschijnt te denken, dat ik trouwen moet. Mama brengt mij op een bal,en ik denk, dat zij het alleen doet om mij zoo spoedig mogelijk uitte huwelijken en van mij bevrijd te worden. Ik weet, dat het niet waaris, en toch kan ik die gedachten niet van mij zetten. Die zoogenaamdehuwelijkscandidaten kan ik niet meer aanzien; het komt mij altijd voor,of zij mij de maat willen nemen. Vroeger trok ik gaarne balkleederenaan, ik was verrukt over mij zelf, nu vind ik het onaangenaam enbeschamend. En nu al dat andere.... De dokter.... Nu...." Kitty bleefsteken; zij wilde nog meer zeggen; zij wilde zeggen, dat sedert ervoor haar zooveel veranderd was, zij Stipan Arkadiewitsch geheel

Page 90: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

onuitstaanbaar vond en zij hem niet kon aanzien zonder zich de meeststuitende en ongehoorde voorstellingen van hem te maken, "In eenwoord, alles komt mij grof en laag voor," ging zij voort. "Dat ismijn ziekte.... Misschien zal het wel voorbijgaan...."

"Ge moet er niet zooveel over denken!"

"Hoe kan ik anders! Alleen bij u en de kinderen is het mij wel."

"Hoe jammer, dat ge nu niet bij me kunt komen, omdat Lili nu juisthet roodvonk krijgt."

"Ja, ik kom toch. Ik heb het roodvonk al gehad, en ik zal mama geenrust laten."

En Kitty liet haar ook geen rust; zij ging bij haar zuster logeerenen verpleegde de kinderen in hun ziekte, die werkelijk bleek roodvonkte zijn. De beide zusters brachten er al de zes kleinen gelukkig bovenop; maar Kitty's gezondheid was niet beter geworden en in den tijd dergroote vasten reisde de familie Tscherbatzky af naar het buitenland.

IV.

Twee maanden na Anna's terugkomst te Petersburg warenvoorbijgegaan. Haar leven bewoog zich toen weder in de oude sleur. Maarsedert haar reis naar Moskou zag zij er anders dan vroeger opneer; weleer werd haar geheele tijd aangevuld door dit leven metzijn gezellig verkeer, met zijn uitspanningen en zijn gesprekkenover huwelijken, ongelukken, bevorderingen en verplaatsingen; metzijn zorgen voor kleeding en frisuur; met zijn kleine genoegens eneerzuchtige verdrietelijkheden en vooral met haar kalmen tot gewoontegeworden omgang met vader en zoon. Dit leven der conversatiewereld,dat haar voor de intrede in die wereld was voorgekomen als eensterk bewogen en gevaarlijke maalstroom, had zich voor haar in dewerkelijkheid doen kennen als een tamelijk eentonig en rustig leven,dat de hartstochten op den bodem der ziel liet sluimeren. Het raakteslechts de oppervlakte van haar bestaan en in de laatste jaren vanhaar leven te Petersburg beving haar dikwijls te midden van bals enpartijen een gevoel van matheid en verveling als van het gelijkmatigronddraaien van een wiel. Maar sedert haar reis naar Moskou was ditplotseling anders geworden. Thans was het leven in de groote wereldhaar geen rustig tijdverdrijf meer; nu eens ergerde zij zich overzijn verveling, huichelarij en dwaasheid, dan weer gevoelde zij zichte midden daarvan opgewekt en geprikkeld, als toen zij nog als jongmeisje de bals bezocht.

De Petersburger elite vormde toen een afgesloten kring, waarin allenelkander kenden en elkander bezochten. Maar in dien kring haddenzich verscheiden kleinere coterieen gevormd. In drie daarvan hadAnna vertrouwde vrienden en intiemeren omgang. Een dier coterieenwas ontstaan door het officieel verkeer van haar man en bestonduit collega's en ondergeschikte beambten. Anna herinnerde zichnog het gevoel van heiligen eerbied, dien zij in het begin dezepersoonlijkheden had toegedragen. Nu kende zij hen allen zoo goed,als men elkander in een klein provinciestadje kent; zij kende al hun

Page 91: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

zwakheden, wist waar ieder den schoen wrong, kende hun verhoudingentot elkander en tot het hoofdcentrum en wist in welke punten zijovereenstemden en in welke zij uiteenliepen; maar deze kring, waaraanhaar echtgenoot door zijn belangen verbonden was, had, in weerwil vanden invloed der gravin Lydia Iwanowna, haar nooit kunnen aantrekken enzij vermeed hem zooveel zij konde.--Een andere clique, die Anna meerboeide, was die, waardoor haar echtgenoot Alexander Alexandrowitschzijn carriere gemaakt had; het was een vereeniging van bejaarde,niet schoone, deugdzame en kerkelijk vrome vrouwen en verstandige,geleerde, eerzuchtige mannen. Een dezer geleerde heeren had dezenkring als "het geweten der Petersburger wereld" gekenmerkt. AlexeiAlexandrowitsch schatte hem zeer hoog en Anna, die zich zoo gemakkelijkin alles kon schikken, had ook daar spoedig eenige goede vriendengevonden. Nu echter, na haar terugkomst uit Moskou, was die kring haaronuitstaanbaar geworden. Het kwam haar voor, dat allen huichelden enhet werd haar in hun midden spoedig te ongezellig en vervelend, zoodatzij het middelpunt, gravin Lydia Iwanowna, zoo zelden mogelijk bezocht.

De derde clique eindelijk, waarmede Anna in betrekking stond, was dewereld der bals, der diners, der schitterende toiletten, de wereld,die zich met de eene hand aan het hof vastklemt om toch niet tot dedemimonde af te dalen; want ofschoon haar leden zich verbeeldden veelhooger te staan, waren zij elkander in smaak, in levensopvatting enin geheel hun innerlijk wezen vrij gelijk. Anna's betrekking op dezenkring werd onderhouden door vorstin Betsy Twerskaja, de vrouw vaneen harer neven, die een jaarlijksch inkomen van 12000 roebels haden die Anna van haar eerste optreden af zeer genegen was geworden,die haar zocht te bekeeren en geheel in haar sfeer te trekken,terwijl zij Lydia Iwanowna's salon bespotte.

"Als ik eenmaal oud en leelijk ben, zal ik ook zoo worden," zeideBetsy, "maar gij, zulk een jonge, mooie vrouw, zijt nog niet rijpvoor dat invalidenhuis."

In het begin had Anna zooveel mogelijk den omgang met vorstinTwerskaja vermeden; want die omgang maakte aanspraak op middelen,waarover zij niet had te beschikken; ook trokken haar neigingen haarmeer naar de andere richting. Na haar reis veranderde dit geheel. Zijvermeed haar moraliseerende vrienden en zocht de groote wereld desvermaaks. Daar trof zij Wronsky aan en die ontmoetingen brachten eenaangename opgewektheid bij haar teweeg. Bizonder dikwijls trof zijhem bij Betsy aan, die eene geborene Wronsky en zijn nicht was.

Wronsky was overal, waar hij Anna kon ontmoeten, en sprak haar, zoodikwijls als hij kon, van zijn liefde. Zij moedigde hem niet aan,maar telkens als zij hem aantrof, werd haar ziel doorstroomd van datlevensvuur, dat ontvlamd was, toen zij hem het eerst in den waggonhad ontmoet. Zij voelde het zelf, dat bij zijn aanblik blijdschap uithaar oogen blonk, een lach op haar lippen zweefde en dat zij niet instaat was deze teekenen der vreugde te verbergen. Eerst geloofde Annazelf, dat zij ontstemd was, omdat hij haar durfde vervolgen, maarkort daarna, toen zij hem op een soiree, waar zij stellig gedachthad hem aan te treffen, niet zag, besefte zij door het gevoel vanteleurstelling, dat haar aangreep, dat die vervolgingen haar nietslechts niet onaangenaam waren, maar dat zij de quintessens van haarleven uitmaakten.

Page 92: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

V.

Vorstin Betsy Twerskaja was juist uit de groote opera thuis gekomen enhad nauwelijks tijd gevonden van toilet te verwisselen en haar bleekgelaat met poeder te bestrooien, toen reeds het eene rijtuig na hetandere voor het deftige, aan de groote Morskaja gelegen huis kwamaanrijden. De gasten stegen uit en de portier opende zonder geruchtde reusachtige deur om de aangekomenen te laten passeeren. Bijnategelijkertijd kwam de gastvrouw met haar vernieuwde frisuur enhuidkleur door de eene deur en door de andere de eerste gasten hetgroote salon binnen met zijn donkere wanden, zachte tapijten en helderglanzende tafel, op welker wit servet de zilveren samovar en hetdoorschijnend porselein van het theeservies schitterden. De gastvrouwnam bij den samovar plaats en trok de handschoenen uit. Het gezelschap,dat met hulp van onmerkbaar sluipende dienaren de stoelen terechtschoof, verdeelde zich in twee groepen, de eene om den samovaren de gastvrouw, de andere in den tegenovergelegen hoek van hetsalon om de schoone gezantsvrouw in zwarte zijde en met fijne zwartewenkbrauwen. Het gesprek in beide groepen, dat, zooals altijd in hetbegin, dikwijls werd gestoord door begroetingen en het aanbieden vanthee, sprong van den hak op den tak, alsof het nog naar een onderwerpzocht, waarop het zich kon vestigen.

"Zij is zeldzaam schoon, ik bedoel als actrice; men bespeurt, datzij Kaulbach bestudeerd heeft," zeide een diplomaat in den kring dergezantsvrouw, "hebt ge haar nedervallen wel opgemerkt?..."

"Ach, ik bid u! spreek toch niet van dezen Nilson; van haar is nietsnieuws meer te zeggen!" zoo werd hij in de rede gevallen door eendikke, roodwangige, blondharige dame, zonder wenkbrauwen en zonderchignon, in een oud zijden kleed. Het was vorstin Miagkaja, die dooreenvoudigheid en ruwheid van haar wezen beroemd was en het enfantterrible genoemd werd; zij had zich te midden van de beide groepengeplaatst, en naar beide zijden luisterend, richtte zij haar woordennu naar de eene dan naar de andere zijde. "Al drie menschen hebbenmij van daag, alsof zij het afgesproken hadden, deze phrase vanKaulbach doen hooren. En ik weet ook, waarom deze manier van sprekenhun zoozeer behaagt...."

Dat thema was derhalve door deze opmerking ter zijde geschoven;er moest een ander worden uitgedacht.

"Vertel ons nu eens iets grappigs, maar 't mag niet boosaardig zijn,"zeide de gezantsvrouw, die uitmuntte in dien fijnen conversatietoon,dien de Engelschen small talk noemen.

De diplomaat wist nu niet, waarmede hij zou beginnen.

"Men zegt, dat het moeielijk is grappig en geestig te zijn zonderstekelig te worden," zoo begon hij lachend. "Maar ik wil het tochbeproeven. Geef u mij dan een thema. Het thema is de hoofdzaak. Is ditaangegeven, dan gaat het van zelf. Ik geloof, dat zelfs de beroemstecauseurs uit de vorige eeuw in onze dagen verlegen zouden zijn omiets schrandere te zeggen. Al het vernuftige is al zoo afgezaagd...."

"Ook dat is al lang gezegd geworden," viel de gezantsvrouw hem lachend

Page 93: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

in de rede.

Het gesprek ging zeer net binnen de perken voort, maar juist omdathet te net beperkt was, begon het weer spoedig te stokken. Men moestweer zijn toevlucht tot het zekerste, nimmer falende middel nemen,tot--kwaadspreken.

"Vindt ge niet, dat Puschewitz iets van Louis Quinze over zichheeft?" vroeg de diplomaat, terwijl hij met de oogen naar een knap,blond jongeling duidde, die aan een tafeltje stond.

"O ja, hij valt juist in denzelfden stijl als dit salon; daarom ishij ook zoo dikwijls hier."

Dit gesprek had levensvatbaarheid; want men kon op bedekte wijsover datgene spreken, waarover juist in dit salon het minst hadmogen gesproken worden, namelijk over Puschewitz' verhouding totde gastvrouw.

Om den samovar en de vorstin had het gesprek ook een poos heen en weergewankeld tusschen de drie onvermijdelijke onderwerpen: het laatstenieuws uit de groote wereld, den schouwburg en de beoordeeling vanden naaste, en op dit laatste had het zich ook hier blijven hechten.

"Weet ge al, dat Waltischewa, wel te verstaan, niet de dochter,maar de moeder, een costuum diable rose laat maken?"

"Och, dat is immers niet mogelijk! Neen, maar dat is curieus!"

"Dat zij met haar gezond verstand--want zij is lang niet dom--nietinziet, hoe belachelijk zij zich maakt!"

Nu had ieder iets bij te dragen ter beoordeeling en bespotting vande ongelukkige Waltischewa en het gesprek knapperde nu weldra lustigals een in brand gestoken hoop hout.

Vorstin Betsy's gemaal, een goedhartig, dik man, een hartstochtelijkverzamelaar van koperetsen, kwam, nu hij vernam, dat zijn vrouwmenschen had, haar salon binnen voor hij zich naar zijn club begaf. Metonhoorbare schreden was hij over het zacht tapijt vorstin Miagkajagenaderd.

"Nu," vroeg hij, "hoe is Nilson u bevallen?"

"Ach, hoe kan iemand zoo komen binnen sluipen!" antwoordde zij. "Wathebt ge me verschrikt! Maar doe mij, alsjeblieft, een groot genoegenen spreek niet over die opera; ge hebt toch geen begrip van muziek. Ikwil liever tot u afdalen om met u over uw gravures te spreken. Nu? welkeen schat hebt ge onlangs op de tolkuschka [6] opgevischt?"

"Zal ik het u laten zien? Maar ge hebt er toch geen oogen voor."

"O, laat me maar eens zien. Ik heb er ook wel wat van geleerd, bijdie menschen, ja, hoe heeten ze ook?--bij dien ... bankier ... dieheeft ook prachtige gravures en heeft ze ons onlangs laten zien."

"Wat? Zijt ge bij Schuetzburgs geweest?" vroeg de huisvrouw over detheetafel heen.

Page 94: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Ja, ma chere. Zij hadden ons te dineeren gevraagd. Men heeft mijverteld, dat de saus op het diner alleen duizend roebels zou gekosthebben," zeide de vorstin zeer luid, daar zij bemerkte, dat allennaar haar luisterden, "en welk een afschuwelijke saus, zulk eengroene poespas! Ik moest hen toen wederkeerig uitnoodigen en maakteeen saus klaar van vijf en tachtig kopeken, en ze viel algemeen inden smaak. Ik kan geen duizend-roebel-saus maken."

"Zij is eenig," zeide de gastvrouw.

"Bewonderenswaardig," betuigde een ander.

Het effect, dat vorstin Miagkaja met haar woorden maakte, was altijdhetzelfde en het geheele geheim lag daarin, dat zij, al kwam het ookniet altijd te pas, zeer eenvoudige dingen zeide, die een beteekenishadden. In den kring, waarin zij verkeerde, vond men haar woordengeestig. Zij wist zelf niet, waarom zij altijd dien indruk maakten,maar zij wist dat het zoo was en trok er partij van.

Daar onder het verhaal van vorstin Miagkaja het gesprek aan de tafelder gezantsvrouw gestaakt was, wenschte gravin Betsy het geheelegezelschap te vereenigen en wendde zich nu tot de vrouw van den gezant:"Wil u dan volstrekt geen thee gebruiken? Kom toch hier bij ons."

"Neen, 't is hier best!" antwoordde de andere lachend en zette hetafgebroken gesprek voort. Zij hadden ook een recht bezield onderhoud;zij spraken van de Karenins, zoowel van de vrouw als van den man.

"Anna is sedert de Moskousche reis zeer veranderd. Zij heeft nu zooiets bizonders aan zich," zeide een harer vriendinnen.

"De verandering bestaat vooral daarin, dat zij Alexei Wronsky'sschaduw meegebracht heeft," meende de gezantsvrouw.

"Wat zou dat? Er bestaat een sprookje van Grimm: De man zonderschaduw. Bij hem is 't een straf voor 't een of ander. Ik kon er nooitrecht wijs uit worden, waarin die straf eigenlijk bestond. Maar vooreene vrouw kan het wel onaangenaam zijn geen schaduw te hebben...."

"Ja, maar met vrouwen, die een schaduw hebben, loopt het doorgaansslecht af."

"Och, laat Anna Karenina toch met rust!" zeide vorstin Miagkaja;zij is een allerliefste vrouw. Haar man mag ik niet, maar van haarhoud ik veel."

"Waarom moogt ge hem niet lijden? Hij is toch zulk een belangwekkendman," zeide de vrouw van den gezant. "Mijn man zegt, dat er in Europaweinig zulke staatslieden zijn als Karenin."

"Dat heeft mijn man mij ook gezegd," antwoordde Miagkaja; "maar ikgeloof hem niet. Als onze mannen ons dat niet hadden voorgepraat,zouden wij hem onpartijdig beschouwen, zooals hij werkelijk is, ennaar mijn meening is Alexei Alexandrowitsch een tamelijk onbeduidendman. Ik zeg dit natuurlijk onder de roos.... Niet waar? wat kan onszoo op eenmaal iets duidelijk worden! Toen men mij vroeger gebood hemvoor een subliem man te houden, zocht ik steeds naar zijn verheveneigenschappen en daar ik zijn groot verstand niet vinden kon, beslootik daaruit, dat ik dom moest zijn; sedert ik echter tot mij zelf

Page 95: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

zeide--natuurlijk heel zacht--dat hij dom is, sedert is mij allesduidelijk.... Heb ik geen gelijk?"

"Wat zijt ge vandaag boosaardig!"

"In het geheel niet. Er blijft mij geen andere uitweg over: Een vanons beiden moet dom zijn; en nu weet ge wel, dat men dit van zichzelf moeielijk kan aannemen."

"Niemand is met zijn eigen rijkdom, ieder met zijn eigen verstandtevreden," citeerde de diplomaat in het Fransch.

"Ja, zoo is het," wendde de vorstin Miagkaja zich snel tot hem;maar de zaak is deze, dat ik Anna niet wil hooren veroordeelen. Zijis zoo goed, zoo lief. Wat moet zij doen, als alle mannen haar hethof maken en haar als haar schaduw naloopen?"

"Ik denk er ook volstrekt niet aan haar daarom te veroordeelen,"trachtte Anna's vriendin zich te verontschuldigen.

"Als ons geen schaduw volgt, hebben wij daarom nog geen recht anderente veroordeelen."

Nadat vorstin Miagkaja Anna's vriendin alzoo behoorlijk de les hadgelezen, stond zij dadelijk te gelijk met de gezantsvrouw op enbeiden gingen aan de andere tafel zitten, waar een algemeen gesprekover den koning van Pruisen gevoerd werd.

"Waarover hebt ge zoo druk gediscuteerd?" vroeg Betsy.

"Over de Karenins," antwoordde de gezantsvrouw lachend; "de vorstinkarakteriseerde Alexei Alexandrowitsch."

"O, hoe jammer, dat wij dat niet gehoord hebben!" zeide degastvrouw en wierp een blik naar de entreedeur. "Ha, zijt ge daareindelijk!" richtte zij zich tot den binnentredenden Wronsky.

Daar Wronsky niet slechts allen, die hier bijeen waren, kende, maar henook dagelijks ontmoette, kwam hij op die rustige wijze de kamer binnen,waarmede men menschen te gemoet treedt, die men pas verlaten heeft.

"Van waar ik kom?" antwoordde hij op een vraag van de gezantsvrouw;"ik zie wel, dat er niets aan te doen is, dat ik wel zal moetenopbiechten. Ik kom van de bouffes; ik geloof voor de honderdste maal,en altijd met hetzelfde genoegen. Het is bekoorlijk. Ik weet, dat ikmij moet schamen, maar in de groote opera slaap ik in en bij de bouffesblijf ik tot het laatste oogenblik opgewekt en amuseer ik mij. Vandaag...." Hij noemde den naam eener Fransche tooneelspeelster enwilde van haar verhalen; maar de gezantsvrouw viel hem met een komiekeontzetting in de rede: "Ik bid u, vertel ons niets van deze horreur!"

"Nu goed, dan doe ik het niet, te meer daar gij allen deze horreurschijnt te kennen."

"En allen," liet vorstin Miagkaja volgen, "zouden er gaarne heenrijden,als het maar even zoo in de mode was als nu naar de groote operate gaan."

Page 96: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

VI.

Vorstin Betsy's blik viel toevallig op Wronsky, toen zij bemerkte, datzijn naar de deur gekeerd gelaat plotseling veranderde. Een heldere,blijde glans verspreidde zich daarover en zonder zijn oogen van dedeur te wenden, stond hij op. Anna was het salon ingekomen. In haarbuitengewoon rechte houding, met haar lichten, snellen en vasten gang,die haar van alle dames van haar kring onderscheidde, en zonder derichting van haar blik te veranderen, legde zij den korten afstand af,die haar van de huisvrouw scheidde, drukte deze de hand, glimlachte enwendde zich met hetzelfde lachje naar Wronsky. Deze boog diep en schoofhaar een stoel toe. Zij dankte slechts met een hoofdbuiging, bloosdetoen en fronste de wenkbrauwen. Maar dadelijk en vlug als in al haarbewegingen, wenkte zij de overige bekenden toe en nadat zij de haartoegereikte handen gedrukt had, wendde zij zich weer tot de gastvrouw.

"Ik was bij gravin Lydia Iwanowna en wilde eigenlijk vroeger komen,maar ik heb mij verlaat. Er was daar een missionnair, een sir John,een zeer interessant man...."

"O, dat is die missionnair...."

"Ja, hij vertelde veel van zijn leven in Indie...."

"Sir John, ja, sir John! Ik heb hem gezien. Hij spreekt zeergoed. Wlaszjawa is geheel over hem verrukt. Is het waar, dat dejongste Wlaszjawa met Topasch zal trouwen?"

"Ja, men zegt, dat de zaak is beklonken."

"Ik bewonder de ouders. Men zegt, dat het een huwelijk uit wareliefde is."

"Uit ware liefde? Wat hebt ge voor antediluviale begrippen! Wiespreekt in onzen tijd nog van ware liefde?" vroeg de gezantsvrouw.

"Nu waarom niet? Deze eenvoudige oude mode blijft zich nog altijdhandhaven," bracht Wronsky in het midden.

"Des te erger voor hen, die deze verouderde mode nog volgen. Ik kenslechts gelukkige huwelijken, die door het koel verstand geslotenzijn."

"Maar het geluk dezer verstandigen verstuift als kaf voor den wind,zoodra een hartstocht in het spel komt, waarvan men te voren nietswilde weten."

"Verstandigen noemen wij dezulken, die vooraf reeds van allenkost genuttigd hebben. Het is als met het roodvonk; is men eenmaaldoorgeziekt, dan blijft men vrij."

"Dan moest men ook de liefde, even als de pokken, kunstmatig kunneninenten."

"Ik was in mijn jeugd op een subdiaken verliefd; maar ik weet niet,of het mij veel geholpen heeft," zei vorstin Miagkaja.

Page 97: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Neen, scherts ter zijde!" zeide vorstin Betsy: "Naar mij inzien kenthij slechts de liefde, die gefeild en zich daarna bekeerd heeft."

"Ook na het huwelijk?" vroeg de gezantsvrouw schertsend.

"Berouw komt nooit te laat!" citeerde de diplomaat.

"Ja, waarlijk," zeide vorstin Betsy, "om berouw te kunnen gevoelen moetmen gefeild hebben. Hoe denkt u daarover?" vroeg zij Anna, die tot nutoe met een glimlach om den mond dit gesprek zwijgend had aangehoord.

"Ik denk," antwoordde Anna, met een harer handschoenen spelend,"dat, daar er zooveel hoofden zooveel zinnen zijn, er ook wel zooveelverschillende liefde zal wezen als er harten zijn."

Zoover de welvoegelijkheid toeliet, had Wronsky, in spanning Anna'santwoord afwachtend, haar aangezien. Na haar woorden verruimde, alsna een doorgestaan gevaar, een diepe zucht zijn borst en plotselingkeerde Anna zich tot hem: "Ik heb een brief uit Moskou ontvangen;zij schrijven, dat Kitty Tscherbatzky ernstig ziek is."

"Inderdaad?" antwoordde hij met gefronst voorhoofd.

Anna zag hem gestreng aan: "Interesseert u dat zoo weinig?"

"Integendeel, het interesseert mij zeer. Wat schrijft men u daarverder over, als het niet te onbescheiden is?"

Anna stond op en naderde Betsy. "Mag ik een kop thee verzoeken?" zeidezij achter haar stoel staande.

Terwijl de vorstin haar inschonk, naderde Wronsky haar: "Wat schrijftmen u dan?" zoo herhaalde hij zijn vraag.

"Ik denk dikwijls, hoeveel toch de mannen van edelmoedigheid spreken,terwijl zij ze zoo weinig beoefenen," antwoordde zij ontwijkend. "Dathad ik u al lang willen zeggen," voegde zij er nog bij en ging aaneen ettelijke schreden verwijderde tafel zitten, die vol albums enatlassen lag.

Hij bracht haar een kop thee en zeide: "Ik heb den zin uwer woordenniet geheel begrepen."

Zij zag naar de sofa naast zich en hij nam dadelijk daaropplaats. Zonder hem aan te zien sprak zij toen: "Ja, ik wilde u daarmedezeggen, dat ge slecht, zeer slecht hebt gehandeld."

"Weet ik dat dan niet? Maar wiens schuld is het, dat ik zoo gehandeldheb?"

"Waarom zegt ge mij dat?" vroeg zij blozend en zag hem aan.

"U weet waarom!" antwoordde hij, koen en blijmoedig haar blikbeantwoordend.

Niet hij, maar zij werd verlegen.

"Dat bewijst slechts, dat gij geen hart hebt," zeide zij, maar haar

Page 98: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

blik sprak: "gij hebt een hart en daarom ben ik voor u bevreesd."

"Dat, waarop u eerst doeldet, was slechts een zinsverwarring,geen liefde."

"Denk er aan," zeide Anna, "dat ik u verboden heb dit woord uit tespreken, dit afschuwelijke woord!" Maar zij besefte tegelijk, datzij met dit verbod een zeker recht op hem had genomen en hem een deste grooter recht gegeven had haar van zijn liefde te spreken. Dochvastberaden zag zij hem in de oogen en terwijl zij begon te gloeien,zoodat zij haar wangen voelde branden, ging zij voort: "Ik wildehet u al lang zeggen en ik ben nu juist hier gekomen, omdat ik wist,dat gij er ook zoudt zijn, ik ben gekomen om u te zeggen, dat 't teneinde moet zijn. Ik heb tot hiertoe nimmer en voor niemand behoevente blozen, en gij dwingt me, mij schuldig te gevoelen."

Hij zag haar aan en was verrast door eene nieuwe, zielvolle uitdrukkingharer schoonheid.

"Wat verlangt ge van mij?" vroeg hij ernstig en eenvoudig.

"Ik verlang, dat gij naar Moskou terugkeert en Kitty vergeving vraagt."

"Dat verlangt ge niet," zeide hij kalm. Hij zag, dat zij zich gewelddeed om het tegendeel te zeggen van hetgeen zij wenschte.

"Indien ge mij werkelijk lief hebt, zooals ge zegt, geef mij dan mijnrust weder!"

Zijn gelaat straalde.

"Weet ge dan niet, dat ge voor mij het geheele leven zijt, maar rust... ik kan u niet geven, wat ik zelf niet heb. Mij zelf--geheel,mijn liefde ... ja! Aan u kan ik niet denken zonder mij--gij en ik,in mijn gedachten zijn wij een. De mogelijkheid der rust zie ik ookin de toekomst noch voor mij, noch voor u; wel zie ik de mogelijkheidder vertwijfeling en der ellende--maar ik zie ook de mogelijkheid vaneen geluk, en welk een geluk.... Is het niet mogelijk?" fluisterdenzijn lippen slechts--maar zij verstond het toch.

Zij spande al de kracht van haar verstand in om te spreken en te doen,wat de plicht haar gebood, en toch zag zij hem met een blik vol liefdeaan en antwoordde niets.

"Daar is het!" dacht hij in verrukking, "daar is het einde, waar ikreeds wanhoopte, waar ik geen einde zag, daar is het! Zij bemint mijen heeft het bekend."

Zij wilde iets zeggen, maar hij kwam haar voor: "Ik smeek u slechtsom een gunst, om het recht te mogen hopen, mij zelf altijd te mogenkwellen zooals nu. Maar als ik dit recht moet missen, zoo beveel mijte verdwijnen, en ik verdwijn. Is mijn tegenwoordigheid u onaangenaam,dan zult ge mij niet meer zien."

"Ik wil u niet wegjagen...."

"Verander dan slechts niets! Laat alles blijven zooals het nu is,"smeekte hij met bevende stem.... "Daar is uw man!"

Page 99: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Inderdaad trad op dat oogenblik Alexei Alexandrowitsch op zijnbedaarde, eenigszins linksche manier het salon binnen. Op zijn vrouwen Wronsky een blik werpend, naderde hij de gastvrouw, groette haaren nam aan de theetafel plaats. Weldra hoorde men hem met zijn schralestem levendig spreken en zich op zijn gewonen, schertsenden toon overden een of ander vroolijk maken.

"Uw Rambouillet is volkomen bijeen," zeide hij, zijn blik over hetgezelschap latende gaan.... "alle gratien en muzen...."

Maar vorstin Betsy kon dezen toon ("sneering," zooals zij hem noemde)niet dulden en als schrander gastvrouw, die zij was, bracht zij hetgesprek dadelijk op den algemeenen dienstplicht. Alexei Alexandrowitschliet zich ook terstond door dit thema gevangen nemen en begon de doorde vorstin bestreden nieuwe ukazen ijverig te verdedigen.

"Maar dit wordt intusschen aanstootelijk!" fluisterde eene dame,met de oogen Anna, haar man en Wronsky aanduidend.

"Wat heb ik u gezegd?" antwoordde Anna's vriendin fluisterend.

Doch niet alleen deze beide dames, maar bijna allen, zelfs vorstinMiagkaja en Betsy, wierpen nu en dan afkeurende blikken op die beide,van de overigen verwijderd zittenden. Slechts Alexei zag geen enkelemaal naar hen en toonde zich geen oogenblik van het onderwerp vanzijn gesprek afgeleid.

Zoodra vorstin Betsy de algemeene ergernis bemerkte, schoof zij eenander in haar plaats om het onderhoud met Alexei Alexandrowitschvoort te zetten en naderde Anna. "Ik moet altijd de helderheid ennauwkeurigheid bewonderen," zeide zij, "waarmede uw man zich weet uitte drukken. De ingewikkeldste vraagstukken worden iemand duidelijk,als hij er over spreekt."

"O ja!" antwoordde Anna, met een glans van geluk op haar gelaat,zonder evenwel een woord te verstaan van hetgeen Betsy tot haarsprak. Maar zij ging met haar naar de groote tafel en nam deel aanhet algemeen gesprek.

Na verloop van een half uur kwam Karenin bij zijn vrouw en bood haaraan met hem naar huis te rijden. Zij wees dit, zonder hem aan te zien,af en zeide, dat zij op het souper wilde blijven. Toen nam AlexeiAlexandrowitsch afscheid en reed alleen weg.

Eenige uren later was ook Anna gereed om te vertrekken; de portierhield de deur wijd open. Wronsky geleidde haar naar het rijtuig, enterwijl zij met haar kleine vlugge hand den haak van haar pelsmanteluit de kant van haar kleed losmaakte, luisterde zij met gebogen hoofdmet verrukking naar de woorden, die hij fluisterde: "Gij hebt nietsgezegd; laat ons aannemen, dat ik ook nergens aanspraak op maak;maar _dit_ moet ge weten: het is geen vriendschap die ik zoek;voor mij is er maar een geluk in het leven, besloten in het woord,dat gij niet lijden moogt, ja, in de _liefde_...."

"Liefde!" herhaalde zij langzaam, als sprak zij tot zich zelf,maar zij voegde er plotseling bij: "Daarom juist bemin ik dat woordniet; het heeft voor mij een te groote beteekenis, een grooteredan gij kunt begrijpen;" zij zag hem daarbij recht in het gelaat:"Tot weerziens!" Toen reikte zij hem de hand, ging met snellen,

Page 100: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

vasten tred den portier voorbij en verdween in haar rijtuig.

VII.

Alexei Alexandrowitsch had er niets bizonders of aanstootelijks ingezien, dat zijn vrouw met Wronsky alleen aan een tafel zat en met hemin levendig gesprek was; maar hij had bemerkt, dat het de overigenin het salon als iets bizonders en aanstootelijks was opgevallen,en daarom kwam haar gedrag hem ook ongepast voor. Hij besloot ermet zijn vrouw over te spreken.--Te huis gekomen, ging hij naar destudeerkamer, zette zich in den leunstoel, sloeg een boek open en las,zooals hij gewoon was, tot een uur. Van tijd tot tijd streek hij metde hand over het hooge voorhoofd en schudde het hoofd, alsof hij ietsvan zich wilde afwerpen. Op het gewone tijdstip stond hij op om zijnnachttoilet te maken. Anna was nog niet te huis gekomen. Met het boekonder den arm ging hij naar boven; maar in plaats van, zooals anders,zijn gedachten bij zijn ambtsbezigheden te bepalen, dacht hij nu aanzijn vrouw, en wel met zulk een onrust, alsof hem iets onaangenaamshad kunnen overkomen.... Tegen zijn gewoonte ging hij nog niet naarbed, maar begon, de handen op den rug houdend, met groote schredenhet vertrek op en neer te gaan.

Toen hij besloten had met zijn vrouw te spreken, scheen dit hem zeernatuurlijk en gemakkelijk, maar nu hij meer over de zaak nadacht,kwam het hem bezwaarlijk voor, daar het den schijn van wantrouwenzou geven. Hij was niet jaloersch. Jaloerschheid was naar zijninzien een beleediging der vrouw en men moest zijn vrouw volkomenvertrouwen. Waarom men dit vertrouwen moest hebben, dat is, devolle overtuiging, dat zijn jonge vrouw hem altijd zou beminnen,daarvan gaf hij zich verder geen rekenschap, maar zeide zich zelfeenvoudig, dat men dit vertrouwen hebben moest. Nu besefte hijechter, dat hij tegenover iets onlogisch en onbegrijpelijks stond,waarmede hij niets wist aan te vangen. Hij besefte, dat het levenhem tegenover de mogelijkheid plaatste, dat zijn vrouw een anderzou kunnen beminnen, en dat kwam hem ongehoord, onbegrijpelijk voor,omdat hij het werkelijk leven niet kende. Hij had zijn geheele levenin officieele sfeer en werkzaamheid doorgebracht, waarin hij slechtsmet een matten weerschijn van het leven had te doen gehad. Telkensals hij met het werkelijk leven in aanraking was gekomen, was hijuitwijkend ter zijde getreden. Nu had hij het gevoel van iemand,die juist een afgrond is overgegaan over een brug, die achter heminstort; vroeger had hij slechts de brug gezien, nu zag hij slechtsden afgrond. Deze afgrond was het werkelijk leven, de brug was hetkunstmatig bestaan, dat hij tot hiertoe voor leven gehouden had. Voorde eerste maal was de gedachte bij hem opgekomen, dat zijn vrouw eenander zou kunnen liefhebben, en die gedachte deed hem ontstellen.

Na veel wikken en wegen en heen en weer loopen door het vertrek,zette hij zich voor de schrijftafel zijner vrouw neder. Hier bij hetzien van haar schrijfmappe van malachiet en van een begonnen brief,namen zijn gedachten plotseling een andere richting. Hij begon zicheenigszins haar gedachten en gevoelens voor te stellen. Voor de eerstemaal besefte hij, dat zij haar eigen leven, eigen beschouwingen eneigen neigingen had, en de gedachte, dat zij een eigen zelfstandigleven leidde, scheen hem zoo verschrikkelijk toe, dat hij die van

Page 101: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

zich zocht te stooten; het was een afgrond, waarin hij huiverde neerte zien.

"En het fataalste is, dat ik juist nu met een zaak bezig ben" (hijdacht aan een ontwerp, waarvan de uitwerking hem was opgedragen),"waarvoor ik alle kalmte en geestkracht noodig heb; en nu juist moetdeze dwaze onrust mij bevangen! Wat te doen? Ik moet overleggen,beslissen, tot een besluit komen!" zeide hij luid; "de vraag wat_zij_ gevoelt, wat in haar ziel omgaat, is mijn zaak niet; datgaat haar godsdienst, haar geweten aan," dacht hij en gevoelde eenzekere verlichting in het bewustzijn, een legaal gezichtspunt voorde beoordeeling van deze aangelegenheid te hebben gevonden.

Alexei Alexandrowitsch was een kerkelijk geloovig man, eensdeels omdathij zich nooit met godsdienstige vraagstukken bizonder had afgegevenen de twijfel hem dus niet kon bevangen, ten andere vooral omdat deleer der kerk een bepaalde verklaring gaf voor alle twijfelachtige enonbestemde dingen, die Alexei Alexandrowitsch het lastig en onaangenaamvond door eigen nadenken te verklaren. De kerkleer ruimde al die vragenuit den weg en liet hem alzoo ruimte en tijd voor zijn werkzaamheidop practisch gebied.

"Derhalve," dacht hij, "de vraag naar haar gevoelens en aandoeningengaat mij niet aan, maar haar eigen geweten. Wat mijn plicht is, isduidelijk. Als hoofd des huizes ben ik verplicht en er eenigermateverantwoordelijk voor, haar den rechten weg te wijzen, haar opmerkzaamte maken op de gevaren, in zoover ik die als zoodanig erken, haar tewaarschuwen en zelfs de macht, die ik over haar heb, te doen gelden. Ikmoet haar dit uiteen zetten." Hij legde de handen in elkander en drukteze zoo sterk, dat de gewrichten der vingers knapten. Deze beweging,een slechte gewoonte, was een bewijs, dat hij met zich zelf in hetreine was gekomen.

Voor het huis deed zich het geluid hooren van een aankomendrijtuig. Alexei Alexandrowitsch bleef midden in de zaal staan. Lichteschreden ijlden de trap op. Hoewel hij met zijn besluit klaar was,gevoelde hij toch, hoe meer die schreden naderden, bij toeneming,dat hij de ophanden zijnde verklaring vreesde....

VIII.

Anna trad binnen. Op haar gelaat lag een heldere glans vanblijmoedigheid, maar die herinnerde aan een gloed van een brandbij nacht. Toen zij haar echtgenoot zag, hief zij het hoofd op englimlachte, alsof zij juist uit een droom ontwaakte.

"Zijt ge nog niet te bed? Dat is wel een wonder!" sprak zij, terwijlzij haar baschlik afnam en zich naar haar kleedkamer begaf.

"Het is tijd, Alexei Alexandrowitsch," zeide zij, terwijl zij reedsachter de deur verdween.

"Anna, ik moet nog met u spreken."

"Met mij?" vroeg zij, weer terugkomend en hem verwonderd aanziende:

Page 102: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Wat is er dan? Waarover?" Zij ging zitten: "Nu goed, als het noodigis, zullen we nog eens praten; maar het was beter dat wij naar bedgingen."

Haar woorden klonken zoo eenvoudig en onbevangen en hoe natuurlijkwas het, dat zij wilde slapen. Zij verwonderde zich zelf over haarkunst van veinzen. Zij gevoelde zich met een ondoordringbaar pantservan leugen omgeven en het was haar, alsof een onbekende macht haarhelpend ter zijde stond.

"Anna, ik moet u waarschuwen," sprak hij.

"Waarom? Waarvoor?" vroeg zij en zag er zoo oprecht en onbevangen uit,dat al wie haar niet zoo nauwkeurig kende als haar man, in haar toon enden zin der woorden niets onnatuurlijks zou gevonden hebben. Hem echterdeden ze gevoelen, dat de diepte harer ziel, die vroeger altijd voorhem open lag, nu voor hem gesloten, wellicht voor immer gesloten was.

"Ik moet je daarvoor waarschuwen," zeide hij met zachte stem, "datge door lichtzinnigheid en onbedachtzaamheid in gezelschappen geenaanleiding geeft tot aanmerkingen op je persoon. Uw zeer druk enlevendig onderhoud met graaf Wronsky (hij sprak dien naam kalm envast uit) trok de algemeene opmerkzaamheid."

Zoo sprekend zag hij haar in de overmoedige oogen, die hem door hunondoorgrondelijke diepte verschrikten en hem de nutteloosheid zijnerwoorden deden beseffen.

"Zoo ben je nu altijd," antwoordde zij, alsof zij hem in hetgeheel niet begreep. "Nu is het je onaangenaam, als ik mij goedamuseer. Krenkt het je, dat 'k mij niet verveeld heb?"

Alexei Alexandrowitsch kromp ineen en drukte de vingers om ze telaten knappen.

"Ik bid je, knap zoo niet! Ik kan het niet uitstaan!"

"Anna, zijt gij dat?" vroeg hij met inspanning en staakte de bewegingzijner handen.

"Wat beteekent dat alles eigenlijk?" vroeg zij met een schijnbaaroprechte, spotachtige verwondering. "Wat wil je toch van me?"

Alexei Alexandrowitsch zweeg een oogenblik en streek met de hand langsvoorhoofd en oogen. Hij zag in, dat, in plaats van, zooals hij wilde,zijn vrouw voor een onvoegzaamheid in de samenleving te waarschuwen,hij zich onwillekeurig opgewonden had over iets, dat slechts haareigen geweten aanging en dat hij met het hoofd door een muur wilde,die slechts in zijn verbeelding bestond. Nu ging hij koel en rustigvoort: "Ik wil maar een ding zeggen en ik bid je, mij bedaard aante hooren. Zooals ge weet, beschouw ik jaloezie als een vernederenden beleedigend gevoel en zal er mij nooit door laten leiden. Er zijnechter bepaalde voorschriften der goede zeden, die men niet uit hetoog mag verliezen. Heden--niet ik heb het opgemerkt, maar ik oordeelnaar den indruk, dien het op het gezelschap maakte--heden hebben allenopgemerkt, dat ge u niet gedragen hebt, zooals gewenscht moet worden."

"Ik begrijp waarlijk van dat alles niets!" zeide Anna de schoudersophalend en dacht te gelijk: "Hem zelf is het volkomen onverschillig;

Page 103: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

maar in het gezelschap heeft men iets opgemerkt, en dat verontrusthem!"--"Je bent niet recht wel, Alexei Alexandrowitsch," liet zijer toen op volgen, stond op en ging naar de deur. Hij stond ook op,alsof hij haar terug wilde houden. Zijn gelaat was verwrongen ensomber, zooals Anna het nog nooit gezien had. Zij bleef staan, enhaar hoofd haastig op zijde wendend, begon zij de haarspelden uit hethaar te nemen. "Nu, ik luister, wat komt er nog meer?" vroeg zij metonbevangen spot.

"Ik heb geen recht," begon hij, "uw bizondere gevoelsopwellingente peilen, dit acht ik ook overtollig, zelfs schadelijk. Als we opden bodem der ziel graven, brengen we soms iets te voorschijn, datwe beter doen stil te laten rusten. Uw neigingen des harten zijn uweigen gewetenszaken; maar ik ben evenwel voor u, voor God en voormij zelf gehouden u uw plicht onder het oog te brengen. Uw leven isaan het mijne verbonden, niet door de menschen, maar door God. Eenmisdaad alleen kan dien band verbreken en zulk een misdaad wordt doorzware straf gevolgd."

"Ik begrijp er niets van. Mijn hemel! En ik zou zoo gaarne gaanslapen," zeide zij en bond zich het haar bijeen.

"Anna, spreek om Godswil niet zoo," sprak hij teeder. "Misschien dwaalik, maar geloof mij, wat ik zeg, dat zeg ik zoowel voor uw als voormijn bestwil. Ik ben uw man en ik bemin u...."

Zijn stem trilde. Een oogenblik boog zij het hoofd en de spottendeglans verdween uit haar oogen; maar dit woord _beminnen_ wond haarweer op. "Hij bemint?" dacht zij: "kan hij dan beminnen? Maar hijkent dat woord slechts van hooren zeggen en weet in het geheel niet,wat liefde is."

"Alexei Alexandrowitsch," sprak zij luid, "ik begrijp er waarlijkniets van; verklaar je duidelijk, wat meent gij...."

"Veroorloof mij uit te spreken. Ik bemin u. Doch van mij zelf wil ikzwijgen; de hoofdpersonen zijn onze zoon en gij zelf. Het is mogelijk,ik herhaal het, dat mijn woorden u volkomen nutteloos en slecht tepas gebracht voorkomen; misschien berusten zij op een dwaling. Indat geval vraag ik verschooning; maar indien ge gevoelt, dat er degeringste grond voor bestaat, dan smeek ik je, u wel te bedenken enmij alles oprecht mede te deelen zooals uw hart het je ingeeft."

Alexei Alexandrowitsch zeide zonder het te weten iets geheel anders,dan hij zich had voorgenomen.

"Ik heb niets te zeggen," antwoordde zij, terwijl zij ter nauwernoodeen lachje kon onderdrukken, en liet er dadelijk op volgen: "En hetis nu waarlijk hoog tijd om te gaan slapen."

Alexei Alexandrowitsch zuchtte diep en begaf zich, zonder verder nogeen enkel woord te verliezen, naar het slaapvertrek.

Toen Anna ook in de slaapkamer kwam, lag hij reeds in zijn bed. Zijnlippen waren vast op elkander gesloten en zijn oogen zagen haarniet aan.

Zij begaf zich naar haar bed en verwachtte elk oogenblik, dat hijhaar weer zou aanspreken. Zij vreesde daarvoor en wenschte het

Page 104: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

toch. Hij zweeg echter. Zij wachtte lang te vergeefs en vergat hemeindelijk. Zij dacht aan den anderen, zij zag hem en gevoelde, dateen misdadige opwinding en blijdschap haar hart vervulde. Plotselinghoorde zij een gelijkmatig snorken. In het eerst scheen het, of AlexeiAlexandrowitsch van zijn eigen snorken schrikte; want hij hield eenoogenblik op; spoedig echter, na twee korte pauzen, zette hij hetweer met volle kracht door.

"Het is te laat, te laat!" fluisterde zij glimlachend, en zij lagnog lang met onbewegelijke, open oogen, welker glans zij zelf in deduisternis meende te zien.

IX.

Sinds dien avond begon er een nieuw leven voor Alexei Alexandrowitschen zijn vrouw. Er was niets bizonders voorgevallen. Anna reed alsvroeger uit, bezocht vorstin Betsy dikwijls en trof Wronsky overalaan. Haar echtgenoot wist het, maar kon er niets aan doen. Al zijnpogingen om haar tot een verklaring te bewegen stuitten af op eenondoordringbaren muur van kluchtig misverstand. Uiterlijk was alleshetzelfde, maar hun intieme verhouding tot elkander was geheelveranderd. Zoo sterk Alexandrowitsch zich in zijn officieel levengevoelde, zoo zwak gevoelde hij zich hier. Als een ter slachtbankgeleide stier, wachtte hij met gebogen hoofd de bijl af, die hijboven zijn hoofd zag opgeheven. Telkens, als hij er aan dacht, meendehij nog een poging te moeten wagen, of zij nog niet door goedheid enliefde te overtuigen, te redden zou zijn, of hij haar niet dwingen kontot bezinning te komen, en elken dag nam hij zich voor nog eenmaal methaar te spreken. Doch zoo dikwijls hij begon, besefte hij, dat de demonvan boosheid en leugen, die haar beheerschte, ook hem overweldigde,en hij zeide altijd wat anders en op een geheel anderen toon, als hijzich had voorgenomen. Hij viel onwillekeurig in zijn ouden toon; hijsprak als iemand, die dengene, die zoo sprak, uit zou lachen. En opdien toon kon hij natuurlijk niet zeggen, wat hij haar te zeggen had.

Wat bijna een jaar lang voor Wronsky de hoogste wensch zijns levensen voor Anna een onmogelijke en daarom te bekoorlijker droom geweestwas, dat was nu werkelijkheid geworden. Bleek, met trillende lippenstond hij over haar gebogen en bezwoer haar, zich gerust te stellen,zonder zelf te weten waarover of waarom.

"Anna! Anna!" zeide hij met bevende stem, "Anna om Godswil...."

Maar hoe dringender hij smeekte, des te dieper boog zij het eens zoofier opgeheven, nu zoo diep vernederd hoofd; zij boog zich zoovervoorover, dat zij van de sofa aan zijn voeten neergleed en snikkendfluisterde zij: "Vergeef mij!"

Zij gevoelde zich zoo schuldig en misdadig, dat haar niets overbleef,dan zich te vernederen en om vergeving te bidden. Nu bezat zij inde geheele wereld niets meer dan hem alleen. Verder sprak zij niets;

Page 105: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

meer kon zij niet zeggen. Zijn aanblik deed haar physische vernederinggevoelen.

Hij echter gevoelde, wat een moordenaar bij het aanschouwen van zijnlevenloos offer gevoelen moet; dit zijn offer was haar liefde. Er lagiets stuitends, afschuwelijks in de herinnering aan datgene, waarvoormen zulk een schandprijs betaald had.--Maar ondanks allen afschrikvan den moordenaar voor het lijk van den vermoorde, moet hij dit lijktoch misvormen en verbergen, moet hij van het voordeel partij trekken,dat hij door dien moord gewonnen heeft. En evenals de moordenaar zichwoest over het lijk heen werpt, het verscheurt, verminkt en onkenbaarmaakt, zoo bedekte hij haar gelaat en schouders met hartstochtelijkekussen. Zij hield zijn hand vast en bewoog zich niet.

"Ja, deze kussen zijn datgene, wat door die schande is gekocht. Ja,en dit is de hand, die nu de mijne is en blijven zal, de hand van mijnmedeplichtige." Zij bracht de hand aan haar mond en kuste ze. Hij zonkop de knieen en wilde haar in het gelaat zien. Maar zij verborg heten sprak geen woord. Eindelijk beheerschte zij zich met inspanningom op te staan en duwde hem van zich.

"Alles is voorbij," sprak zij. "Ik heb niets meer dan u. Vergeetdit niet."

"Hoe zou ik vergeten, wat voor mij _het leven_ is? Voor een oogenblikvan zulk een geluk...."

"Wel een geluk?" vroeg zij met schrik en afschuw; en deze afschuwdeelde zich onwillekeurig aan hem mede.

"Om Godswil! geen woord, geen enkel woord meer!" herhaalde zij enmet een vreemde, hem onverklaarbare uitdrukking in het gelaat gingzij van hem af.

X.

Den eersten tijd na zijn terugkomst uit Moskou kromp Lewin telkensineen en bloosde als hij aan de ondervonden afwijzing dacht. "Evenzookromp ik ineen en bloosde ik," dacht hij, "toen ik nummer een voor dephysica [7] kreeg en in de tweede klasse bleef zitten; toen achtteik mij ook verloren, en nu? Jaren zijn sedert dien tijd voorbijgegaan en ik verwonder mij thans, dat ik mij dat vroeger zoo zeerkon aantrekken. Zoo zal het ook met dit verdriet gaan. Er zal ookeen tijd komen, dat ik er even onverschillig aan denk."

Doch drie maanden waren verloopen en nog was hij er niet onverschilligonder geworden; de herinnering deed hem nog even pijnlijk aan als inde eerste dagen, ofschoon tijd en arbeid het hunne gedaan hadden. Opdie groote herinnering hoopte zich al meer en meer kleine en tochzoo belangrijke gebeurtenissen uit het landleven en bedekten haarlangzamerhand. Met elke nieuwe week dacht hij minder aan Kitty enverwachtte ongeduldig de bekendmaking van haar huwelijk, die hem,hoopte hij, even volkomen zou genezen, alsof hij zich een tand liettrekken.

Page 106: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Intusschen was de lente gekomen, een zeldzaam schoone, zachte lente,waarin plant en dier en mensch zich verheugden. In de laatstevastenweek was het nog helder vriezend weer geweest. Des daagsdooide het in de zon, des nachts daalde de thermometer tot zevengraad. Op den eersten Paaschdag lag er nog sneeuw. Plotseling, opden tweeden Paaschdag, kwam er een warme wind, wolken stapelden zichopeen, en drie dagen en nachten stroomde onverpoosd een zachte regenneder. Donderdags ging de wind liggen en er verbreide zich een dichte,grauwe nevel. De wateren werden ontboeid, het ijs brak en barstte,schuimende, troebele waterstroomen zochten overal uitwegen; toen weekde nevel, de wolken verstoven in kleine vlokken, het werd helderen de lente hield haar intocht. De heldere morgenzon deed spoedighet dunne ijs dat zich 's nachts op de poelen en plassen gevormdhad, smelten, en de lucht trilde van de opstijgende uitwaseming derverjongde aarde. De dorre weiden werden groen, het jonge gras schootals naalden omhoog, de knoppen der vlierboomen, der St. Jansbessenen der geurige berken zwollen, en op de met gele bloemen bestrooideweide gonsden de bijenzwermen. Nabij het fluweelachtig groen dergraanvelden hoorde men den onzichtbaren leeuwerik, het schreeuwen vanden kievit boven de met troebel water gevulde greppels en moerassen,en hoog in de lucht jubelden de kraanvogels de lente te gemoet. Weldraloeide ook het vee in de weide, krompootige lammeren speelden om hunneblatende moeders en de bloote voeten der dorpskinderen gingen overde natte paadjes door de velden, van de overzijde der beek klonkenvroolijke stemmen der huismoeders, die haar linnengoed bleekten, envan de hoeven de slagen der aksten van de boeren, die hun ploegen eneggen in gereedheid brachten. Het was een echte, ware lente.

XI.

Lewin trok zijn hooge jachtlaarzen en heden voor het eerst een kortwollen buis in plaats van zijn pels aan en deed zijn rondte over zijnlandgoederen, nu eens over klaterende beekjes, dan over ijs en straksweer diep in den modder stappende. De lente is de tijd van plannen enontwerpen. Eerst ging hij naar het vee. De koeien waren op het erf voorden stal gebracht, hun huid glinsterde in de warme zon en zij loeidenvan verlangen naar de weide. Lewin beval ze naar buiten te brengen ende kalvers in de stalhokken te laten en voor hen troggen met water enruiven met hooi neer te zetten. Maar het bleek, dat de ruiven, hoewelin den herfst gerepareerd, in den winter weer gebroken waren. Hijzond om den wagenmaker, maar vernam, dat die aan de eggen werkte,die reeds in de boterweek [8] gereed hadden moeten zijn. Het was voorLewin zeer verdrietig, dat die wanorde in de zaken zich zoo dikwijlsherhaalde, hoezeer hij er jaar op jaar ook tegen gestreden had. Daaromliet hij den opzichter roepen. Deze kwam van de dorschvloer, in eenkorten pels gehuld en met een stroohalm, dien hij knakte, in de hand.

"Waarom is de wagenmaker niet bij de dorschmachine?"

"Ik wilde het u gisteren al melden: De eggen moeten eerst klaar zijn,daar wij ze morgen op het land noodig hebben."

"Wat heeft hij dan den geheelen winter uitgevoerd?"

"Waarvoor heeft u nu den wagenmaker noodig?"

Page 107: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Waar zijn de ruiven voor de kalverhokken?"

"Die heb ik op zij laten zetten. Maar wat kan men met zulk volkuitvoeren? vroeg de opzichter en gesticuleerd.

"Met zulk volk? Met zulk een opzichter!" stoof Lewin op. "Waarvoorben jij hier eigenlijk ...?" riep hij uit, maar terstond bedenkend,dat hij daarmede toch niet verder kwam, bleef hij steken en zuchtteslechts eens diep. "Nu hoe staat het met het zaaien?"

"Achter Turkino zullen wij morgen of overmorgen al kunnen beginnen."

"En de klaver?"

"Ik heb Wassili en Mischka naar buiten gezonden; zij zaaien ze nu uit,maar ik weet niet, of zij er mee klaar zullen komen, want het landis nog zeer nat."

"Op hoeveel desjatinen?"

"Op zes."

"Waarom niet op alle?" riep Lewin ontstemd uit. Het was volgens zijntheorie en ervaring wenschelijk de klaver altijd zoo vroeg mogelijk,zoo mogelijk met het smelten der sneeuw, uit te zaaien. Maar hij haddat nooit gedaan kunnen krijgen.

"Er is geen volk te bekomen? Wat zou men met dit volk beginnen? Driezijn er niet gekomen...."

"Je hadt er eenigen van het stroo af kunnen nemen."

"Dat heb ik gedaan."

"Wat doen die dan?"

"Vijf zijn er bij de mestvaalt, vier zetten de haver om, anders zoudie bederven."

Lewin was overtuigd, dat, als er gezegd werd: "anders zoudie bederven," ze reeds bedorven was, die prachtige Engelschezaaihaver! Men had dus al weer niet gedaan, wat hij bevolen had. Hijwenkte geergerd met de hand, ging naar den graanzolder om naar dehaver te zien, en keerde toen naar den stal terug. De haver was nogniet bedorven en daardoor was hij kalmer geworden. De dag was ook teschoon om lang ontstemd te zijn.

"Ignat, zadel Kolzik," riep hij zijn koetsier toe, die met opgestrooptemouwen de kales schoonmaakte.

"Om u te dienen!"

Terwijl het paard werd gezadeld, riep Lewin den in de nabijheidstaanden opzichter weer bij zich en besprak met hem de verderevoorjaarswerkzaamheden en zijn voor de boerderij gevormde plannen. Deopzichter luisterde aandachtig en was kennelijk bereid om al zijnvoorslagen te billijken, maar steeds met een hopelooze en treurigeuitdrukking in gelaat en houding, die Lewin maar al te goed kende en

Page 108: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

die hem ergerde, daar ze scheen te zeggen: "Dat is alles heel mooi engoed, maar wat God beschikt!" Niets hinderde Lewin zoozeer als dieuitdrukking. Maar hij had die bij al zijn opzichters waargenomen,zooveel hij er al had gehad.

"Als wij maar klaar komen, Constantin Dimitritsch."

"En waarom zouden we niet klaar komen?"

"Wij moeten er nog zestien arbeiders bij huren en er komen ergeen. Van daag kwamen er een paar, maar die vroegen zestig roebelvoor den zomer."

Lewin zweeg. Weer stelde de elementaire kracht zich tegenover hem,evenals dat: "wat God beschikt," en porde hem, als altijd, ook nu aantot den strijd. Hij wist, dat er niet meer dan veertig arbeiders voorhet gewone loon te bekomen waren, en dat zij niet toereikend warenvoor den noodzakelijken arbeid.

"Dan moeten we zoeken. Zend naar Suri en naar Schasiroska, of er daarook nog zijn."

"Ik zal er wel heenzenden." zeide de opzichter op hopeloozen toon"Met de paarden zijn wij ook te zwak."

"Wij moeten er bij koopen. Maar ik weet het wel," voegde hij er bij,"jij zoekt altijd de kleinste en goedkoopste uit--ik laat het ditmaalniet aan jou alleen over. Ik zal er zelf bij zijn."

"Ja, maar u slaapt tegenwoordig veel te weinig. Anders: ons is hetgoed; het oog van den meester...."

"Dus, achter het berkenboschje zijn ze aan het zaaien? Daar wilik ook eens naar gaan zien," zeide Lewin en besteeg den kleinenisabelkleurigen kolzik, dien de koetsier hem bracht.

"Door de beek komt u niet," riep deze hem toe.

"Nu, dan door het bosch."

En in flinken draf reed Lewin op het goede, vurige paardje door hetslijk van den hof de poort uit en het veld in.

Toen Lewin tegen den middag naar huis terug keerde en door de beekreed, waarin het water al weer gezakt was, deed hij twee wilde eendenopschrikken.

"Er moeten daar ook al houtsnippen zijn," dacht hij en bij een bochtvan den weg trof hij den boschwachter, die zijn vermoeden bevestigde.

XII.

Toen Lewin in de beste stemming zijn woning naderde, hoorde hij eenslede met schelletjes van den straatweg komen.

Page 109: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"He, daar komt iemand van den trein," dacht hij. "Om dezen tijd komtde Moskouer trein aan.... Wie kan dat zijn?" Hij gaf zijn paard desporen en toen hij uit de acaciaboschjes van den tuin te voorschijntrad, zag hij een met drie paarden bespannen voertuig, waarin een inzijn pels gewikkeld heer zat, den straatweg afkomen.

"Ha! dat is een aangename gast, daar ben ik mede in mijn schik!" riephij uit, toen hij Stipan Arkadiewitsch herkende. "Nu zal ik ook stelligvernemen, wanneer zij getrouwd is of trouwen zal," dacht hij. En opdezen heerlijken lentedag veroorzaakte de herinnering aan haar hemin het geheel geen smart.

"Nu had je me toch in het geheel niet verwacht, niet waar?" vroegStipan en steeg uit de slede met een modderspatje op de wang enboven de wenkbrauwen, maar overigens met een glans van frischheid engenoegen op het gelaat. "In de eerste plaats brandde ik van verlangenje eens weer te zien," sprak hij, en omhelsde Lewin; "ten tweede zouik wel eens met je willen jagen, en ten derde wil ik het bosch teEgorschewo verkoopen."

"Nu, dat is heerlijk! Wat zeg je van zulk een lentedag? Hoe ben jeer nog met je slede doorgekomen?"

"Met het rijtuig zou het nog slechter gegaan zijn, ConstantinDimitritsch," antwoordde de hem bekende koetsier.

Lewin bracht zijn gast naar de logeerkamer, waar de elegante bagagevan Stiwa, een reistasch, buks en sigarenkist, reeds gebracht waren enterwijl hij hem alleen liet om zich te wasschen en te verkleeden, ginghij zelf naar zijn kantoor om bestellingen voor zijn landbouwbedrijfte doen, volgens de plannen, die hij zich onder het naar huis rijdengevormd had.

Agasija Michailowna, die altijd zeer bezorgd was om de eer van hethuis op te houden, wachtte hem in de voorkamer op om met hem overhet middageten te beraadslagen.

"Kook wat ge wilt, maar vlug, hoor," antwoordde hij en ging door naarden opzichter.

Toen hij terugkwam, verscheen Stipan Arkadiewitsch keurig gekleed engekapt in de deur. Beiden gingen naar boven.

"Wat ben ik blij, dat ik je gevonden heb. Nu zal ik toch eens achteral die geheimen komen, die je hier bezig houden.--Neen, waarlijk! ikbenijd je.--Welk een huis! Hoe prettig is hier alles! Helder envriendelijk!" sprak Stipan, geheel vergetend, dat het niet altijdlente en niet elken dag zoo helder en zonnig was. "En wat heb je eenbeste huishoudster, ofschoon een aardig kamermeisje met een kleinschortje toch nog wel zoo verkieselijk zou zijn; maar bij je strengezeden en het kloosterleven, dat je leidt, is het zoo ook heel mooi."

Stipan vertelde hem vele belangrijke nieuwtjes, maar sprak metgeen enkel woord over Kitty Tscherbatzky. Alleen van zijn vrouwbracht hij hem de groete over. Lewin was hem zeer dankbaar voordie kieschheid en verheugde zich zeer over de aanwezigheid van zijngast. Gedurende den tijd zijner eenzaamheid hadden zich vele gedachtenen gewaarwordingen bij hem opgehoopt, die hij aan niemand had kunnenmededeelen, en nu stortte hij die alle over Stipan Arkadiewitsch

Page 110: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

uit: zijn poetische lenteontboezemingen, zijn plannen en mislukteuitkomsten op landhuishoudkundig gebied, zijn opmerkingen over dedoor hem gelezen boeken en bovenal de gronddenkbeelden van zijneigen schriftelijke opstellen, welker hoofdinhoud, zonder dat hijzelf daar het minste vermoeden van had, een uittreksel uit allemogelijke landhuishoudkundige boeken was. Stipan, die alles bij heteerste woord terstond begreep, was bizonder voorkomend en luisterdemet een uitdrukking vol achting en ingenomenheid op het gelaat,die Lewin kennelijk goed deed.

Door de vereenigde krachten van Agasija Michailowna en den kok kondende beide hongerige vrienden zich weldra te goed doen aan boterhammen,ganzebout en gezouten champignons. Hoewel Stipan Arkadiewitschandere diners gewoon was, vond hij alles voortreffelijk: denkruidenbrandewijn, de boter, het brood, vooral den ganzebout, dechampignons, de soep met pastijtjes, het hoen in de witte sous enden witten wijn uit de Krim.

"Heerlijk, overheerlijk!" zeide hij en stak na het gebraad een stevigesigaar op. "'t Is of ik uit het geraas en gestommel van een stoomboothier aan een stillen oever...."

Op dat oogenblik trad Agasija Michailowna met ingemaakte vruchtenbinnen.

"Ach, Agasija Michailowna," zeide Stipan en kuste de toppen zijnerdikke vingers, "wat hebt ge ons een heerlijken ganzebout gebracht! Welkeen brandewijn!... Maar zeg, Kostja," wendde hij zich tot Lewin,"is het al niet zoo zachtjes aan tijd geworden?"

Lewin zag het venster uit naar de ondergaande zon, die achter de nogkale toppen van het woud begon te verdwijnen.

"Ja waarlijk, het is tijd," riep hij uit en sprong op; "Kosma, laatde lineika [9] inspannen," en toen ijlde hij naar beneden.

Toen Stipan Arkadiewitsch ook beneden gekomen was, nam hij eigenhandigden doek van een gelakt kistje en, nadat hij dit geopend had, zettehij zijn prachtig jachtgeweer van de nieuwste constructie in elkander.

Kosma, een goed drinkgeld in het geschiet ziende, week niet vanStipans zijde en trok hem de laarzen en overschoenen aan, hetgeendeze ook gewillig doen liet.

"Hoor eens, Kostja, als Rjaebinin de makelaar komt, laat hem danbinnenkomen en op mij wachten."

"Wilt ge het bosch dan aan Rjaebinin verkoopen?"

"Ja kent gij hem?"

"Of ik hem ken! Ik heb ook al eens zaken met hem gedaan, positiefen definitief."

Stipan lachte. "Positief en definitief" waren lievelingsuitdrukkingenvan den handelsman.

"Ja, hij redeneert heel kluchtig. Kijk eens hier! Hij begrijpt,waar zijn heer heen wil," voegde hij er bij en streelde Laska, die

Page 111: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

zich zachtjes jankend tegen zijn heer aanvleide en nu eens zijn hand,dan weer de laarzen en de buks besnuffelde.

De lineika hield reeds voor de deur stil, toen zij naar buiten gingen.

"Het is wel niet ver, we zouden hebben kunnen loopen, maar ik hebtoch maar laten inspannen."

"Ja, rijden is beter," sprak Stipan en nam plaats in het voertuig. Hijwikkelde zijn voeten in een tijgervel en stak een sigaar op.

"Hoe is het toch mogelijk, dat ge niet rookt. Een sigaar isniet slechts een genot, maar de kroon van het genot. Dit is eenleventje! Heerlijk! Zoo zou ik altijd willen leven!"

"En wat verhindert je het te doen?" vroeg Lewin glimlachend.

"Neen, gij zijt een gelukkig mensch. Ge hebt alles waar je vanhoudt. Ge houdt van paarden en je hebt ze, ge hebt honden en eenjachtveld en je landgoed."

"Misschien ben ik slechts daarom gelukkig, omdat ik met hetgeen ikheb tevreden ben en mij niet ongelukkig gevoel door het gemis vanhetgeen ik niet bezit," antwoordde Lewin en dacht daarbij aan Kitty.

Stipan bemerkte dit, zag hem aan, maar zeide niets.

Lewin was hem daar wel dankbaar voor, en toch had hij gaarne ietsvan haar vernomen, maar durfde er niet over beginnen.

"Nu, hoe staat het toch met je eigen aangelegenheden, die van je hart,wel te verstaan?" vroeg hij schertsend.

Stipans oogen glinsterden vroolijk.

"Gij wilt toch niet aannemen, dat men veel van een kalatsch kanhouden, als men zeker recht op iets anders heeft. Gij noemt dat eenvergrijp. Voor mij is een leven zonder liefde geen leven. Ik ben nueenmaal zoo geschapen. En men doet daar toch waarlijk niemand kwaadmede, men doet zich zelf alleen goed...."

"Dus al weer een nieuwe liaison?" vroeg Lewin.

"Wat hebt gij daar mee noodig? Zeg, ken je de vrouwengestalten vanOssian? Vrouwen, die men in den droom ziet.... Zulke vrouwen zijner.... Dat zijn verschrikkelijke vrouwen. Die vrouwen, ja, 't is watte zeggen, men vindt aan haar altijd weer wat nieuws en aantrekkelijks,maar hoe meer men ze bestudeert...."

"Daarom is het beter, dat men ze niet bestudeert."

"Neen, ik weet niet, welk groot man eens gezegd heeft, dat heteigenlijk levensgenot niet bestaat in het vinden van de waarheid,maar in het zoeken daarnaar...."

Lewin zweeg. Met den besten wil van de wereld kon hij zich tochniet genoeg in zijn vriends zielstoestand verplaatsen om diensgewaarwordingen en diens genot in de studie der vrouwen te begrijpen.

Page 112: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

XIII.

Aan het bosch gekomen, bracht Lewin zijn vriend Oblonsky naar eenmoerassige, geheel met mos begroeide, open plaats, liet hem daar opden uitkijk staan, begaf zich zelf naar de overzijde van die openplek, plaatste zich achter den stam van een berk en hield zijn geweergereed. De oude geoefende Laska, die hem op de hielen gevolgd was,zette zich met gespitste ooren voor hem neder. De zon verdween achterhet bosch. In den weerschijn van het avondrood teekenden zich deberken met hangende takken en zwellende knoppen scherp af tegen dedonkere elzen.

Uit het dichte, nog geheel met sneeuw bedekte woud kwam het waterzacht murmelend in kleine kronkelende beekjes te voorschijn. Devogels kweelden en fladderden van den eenen boom op den anderen. Opde niet verafgelegen hofstede van den boschwachter sloeg, bijhet rollen der wegrijdende lineika, een kleine hond aan, bleefonophoudelijk doorkeffen en stoorde hen bij het luisteren. Als hetenkele oogenblikken stil was, vernam het ingespannen luisterend oorhet zachte ritselen van het voorjaarsloover, dat zich door het wasemenvan den grond en het groeien van het gras bewoog.

"Zie eens aan," sprak Lewin bij zich zelf, "hier hoort en ziet menhet gras groeien." Hij stond onbewegelijk stil, ving elk geluid op,zag beurtelings naar den vochtigen, bemosten grond, naar de luisterendeLaska, naar de boomtoppen die hem omgaven en naar den met witte wolkenbedekten hemel. Een havik stond met nauwelijks merkbaren vleugelslaghoog boven het woud, een andere vloog hem van ter zijde voorbij enverdween. De vogels kweelden luider en luider. Niet ver van daarschreeuwde de uil en Laska rees plotseling overeind, ging voorzichtigeen paar schreden vooruit en luisterde met zijwaarts gebogen kop. Vanover de rivier klonk de roep van den koekoek.

"Hoor, al een koekoek!" zeide Stipan van achter een struik tevoorschijn tredend.

"Ja, ik hoor het wel," antwoordde Lewin, wien het hinderlijk was derust van het woud met zijn eigen hem zelf onaangenaam in de oorenklinkende stem te verstoren. "Nu zullen ze spoedig komen." StipanArkadiewitsch trad weer achter de struiken terug en Lewin zag terstonddaarop een lucifer flikkeren, toen den rooden gloed van een sigaar eneen omhoog dwarrelend blauw rookwolkje. Daarna hoorde hij tweemaalachter elkander een knik, knak: Stipan had den haan van zijn geweergespannen.

"Wat schreeuwt daar zoo?" vroeg Oblonsky en richtte Lewinsopmerkzaamheid op een lang gerekten, gedempten toon, die aan hetgieren van een fijne kinderstem deed denken.

"Dat kent ge niet? Wel dat is immers mijnheer Cuwaert [10]....

"Maar nu niet meer gesproken! Hoor! daar komt er al een aangevlogen,"riep Lewin luid en legde zijn geweer aan. In de verte weerklonk eenherhaald schril geluid en na een korte, den jager zoo goed bekendepauze, hoorde men duidelijk het krijschen. Lewin keek links en rechts

Page 113: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

en zag plotseling recht voor zich uit, boven den top van een populair,een vliegenden vogel. Schreeuwend vloog die recht op hem toe; hijherkende den langen hals en snavel, en terwijl Lewin nog mikte,flikkerde het eensklaps achter de struiken waar Oblonsky stond,de vogel vloog als een pijl naar beneden, om terstond weer omhoogte stijgen; weer flikkerde een straal en weerklonk een schot enklapwiekend viel de vogel zwaar en kletsend op den vochtigen grond.

"Is het mogelijk! Misgeschoten?" riep Oblonsky, die door den rookniet kon zien.

"Daar is hij," zeide Lewin op Laska wijzend, die met gespitste oorenen kwispelstaartend langzaam met afgemeten schreden, als wilde hijhet genot verlengen, zijn meester de doode snip kwam brengen.

"Nu, het verheugt mij, dat het je gelukt is," voegde hij er bij,en toch benijdde hij Oblonsky, die hem voor geweest was.

"Dat uit den rechter loop was een slecht schot," beweerde Stipan,terwijl hij de buks op nieuw laadde.

"St. st. Daar vliegt weer wat!" En werkelijk daar weerklonk weer schelen snel op elkander volgend geschreeuw. Twee spelende houtsnippen,die elkander vervolgden, streken krijschend boven de hoofden derjagers heen. Vier schoten knalden, maar vlug als de wind keerden devogels om en verdwenen uit het oog....

De jagers hadden een goede plaats gekozen. Stipan Arkadiewitsch veldenog twee stuks, Lewin even zoo, maar kon een er van niet vinden. Hetwerd donker. De snippen vlogen niet langer rond. Lewin echter vertoefdenog steeds, hij wilde wachten tot Venus, die hem door de twijgen vaneen berkenboom tegenblonk, boven dien boom gerezen en het sterrebeeldvan den Grooten Beer duidelijk te zien zoude zijn. Maar Venus straaldereeds hoog boven den top uit en de Groote Beer schitterde reeds helderaan den donkeren heuvel en nog toefde Lewin.

"Nu is het toch zeker tijd om te gaan?" vroeg Stipan Arkadiewitsch.

"Laat ons nog even wachten."

"Zooals ge wilt."

Zij stonden ongeveer vijftien schreden van elkander.

"Stiwa!" zeide Lewin eensklaps, geheel onverwacht: "Waarom vertelje mij niet eens, of je schoonzuster al getrouwd is of wanneer zetrouwen zal?"

Hij gevoelde zich kalm en sterk genoeg om elk antwoord te kunnenverdragen. Maar Stipans antwoord had hij toch in het geheel nietvermoed.

"Zij denkt en zij dacht volstrekt niet aan trouwen, maar zij is ernstigziek en de dokters hebben haar naar het buitenland gezonden. Menvreest zelfs voor haar leven...."

"Wat zeg je?" riep Lewin uit: "ernstig ziek? Wat scheelt haar? Hoeis...."

Page 114: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Op dat oogenblik zag Laska, de ooren spitsend, naar den hemel endaarna keek zij haar meester verwijderd aan. "Die hebben ook denrechten tijd tot praten uitgezocht," dacht zij. "Daarboven vliegtze--daar, daar is ze, waarlijk ze vergeten haar...!"

Maar plotseling weerklonk een schelle schreeuw. De beide vriendenrichtten tegelijkertijd hun buksen, twee schoten knalden en dehoogvliegende snip streek terstond de vleugels en viel tusschen detakken van het kreupelhout neder.

"Dat is mooi! Die komt ons allebei toe!" riep Lewin en snelde metLaska de struiken in om de snip te zoeken. "Ja, van welk ongelukspraken wij daar even?" dacht hij. "Ja, Kitty is ziek.... Maar water aan te doen? 't Is treurig, erg treurig.... Aha! Laska heeftze gevonden! Beste hond!" sprak hij den warmen vogel uit den muilnemend. "Hij heeft ze gevonden, Stiwa," riep hij en legde de snip inzijn bijna geheel gevulde weitasch.

XIV.

Op den terugweg vroeg Lewin naar alle bizonderheden van Kitty's ziekteen de tegenwoordige plannen van de Tscherbatzky's, en al wilde hijhet zich zelf niet bekennen, het was toch een groote voldoeningvoor hem, vooreerst omdat er nu eensklaps weer hoop voor hem wasontstaan, en vervolgens, omdat zij, die hem zoo zeer gekwetst had,nu ook leed. Toen echter Oblonsky over de oorzaak van haar ziektebegon te spreken en Wronsky's naam noemde, viel Lewin hem in de rede:"Ik heb geen recht die familieaangelegenheden te kennen, en oprechtgesproken, ook in het geheel geen belang daarbij." Na een oogenblikzwijgens ging hij voort: "Zijn je onderhandelingen met Rjaebinin overden verkoop van het bosch al afgeloopen?"

"Ja, en ik vind zijn bod zeer billijk. Acht en dertig duizend roebels;acht duizend dadelijk en het andere in zes termijnen te betalen. Ikmoest lang met hem handelen, wij wilden geen van beiden toegeven."

"Dus, dat wil zeggen, dat ge hem het bosch zoo goed als geschonkenhebt," sprak Lewin somber.

"En waarom dan geschonken, vriendje?" vroeg Stipan Arkadiewitsch meteen goedhartig lachje, want hij wist, dat Lewin nu in een stemmingwas om alles af te keuren.

"Omdat het bosch op zijn minst vijf honderd roebels per desjatinewaard is," antwoordde Lewin.

"Oho, jelui landjonkers!" spotte Stipan. "Wat zijn wij stadslui tochdwaze menschen! Maar als er van zaken doen sprake is, dan doen wij tochaltijd de beste. Geloof maar vrij, ik heb alles nauwkeurig overwogen,het bosch is zeer voordeelig verkocht, zoo zelfs, dat ik vrees, dathij zich nog zal terug trekken. Timmerhout levert het in het geheelniet op, alleen brandhout; dit is nu hoogstens honderd zeventig roebelde desjatine waard en hij betaalt er tweehonderd roebels voor."

Lewin lachte ironisch. "Ik ken die manier van doen van die

Page 115: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

stedelingen," dacht hij, "elke tien jaar komen zij eenmaal buiten,vangen dan twee of drie landelijke uitdrukkingen op, gebruiken dievandaag goed, morgen verkeerd, en meenen dan, dat zij er alles vanweten. _Geen timmerhout; is dus hoogstens honderdzeventig roebelwaard_! Dat spreekt over zaken, waar hij in 't geheel geen verstandvan heeft." Overluid voegde hij er bij: "Ik matig mij geen oordeel aanover dat, wat jelui daar op het gerechtshof uitvoert; is het noodig,dan kom ik tot jelui en vraag om raad. Gij echter zijt overtuigd allesvan het boschwezen te weten. Maar geloof mij, dat is zoo eenvoudigniet. Hebt gij de boomen geteld?"

"De boomen? zou ik die tellen?" antwoordde Stipan lachend en hoopteLewins slechte luim te verdrijven:

"Kan het wel tellen, het grootste verstand De stralen der zon, aan den oever het zand...."

"Nu, Rjaebinins groot verstand kan het. Geen handelaar koopt zonder tetellen, tenzij het hem present gegeven wordt, gelijk gij nu doet. Ikken uw bosch. Ieder jaar jaag ik daar; vijfhonderd is het waard,kontant uitbetaald, en hij geeft je tweehonderd in termijnen. Gijkunt dus rekenen, dat ge hem dertig duizend geschonken hebt."

"Kom, kom, je overdrijft," zeide Stipan, ietwat terneergeslagen. "Waarom heeft mij dan niemand meer geboden?"

"Omdat hij die anderen omgekocht heeft; die krijgen ieder hun deel ervan. Ik heb met allen gehandeld; ik ken ze. Dat zijn geen kooplui,het zijn afzetters, woekeraars. Onder de vijftig procent winst doenze geen zaken, neen, uit twintig kopeken slaat hij een roebel."

"Ach kom, houd toch op! Ge zijt slecht gehumeurd!"

"Volstrekt niet!" antwoordde Lewin stroef, en de wagen hield voorhet huis stil.

Aan den oprit stond reeds een kleine met leder en ijzer overtrokkentelega met een vleezig paard. Daarop zat een forsche, breedgeschouderdeklerk van Rjaebinin, die tegelijkertijd voor koetsier diende. Rjaebininzelf was in huis en wachtte de vrienden in de voorkamer af. Hijwas een lang, mager man van middelbaren leeftijd, met een snor, eengladgeschoren, vooruitstekende kin en starende, uitpuilende oogen. Hijdroeg een langen blauw-lakenschen jas en hooge laarzen, waar hij noggroote overschoenen over heen getrokken had. Toen de vrienden binnenkwamen, wischte hij het gelaat met zijn zakdoek af en trok zijn jasterecht. Na de hand ook met den zakdoek afgewischt te hebben, stakhij die zoo aan Oblonsky toe, alsof hij iets vangen wilde.

"Kom, zijt ge daar al," sprak Stipan. "Dat is goed."

"Ik durfde het niet wagen, de bevelen van Uw Doorluchtigheidongehoorzaam te zijn, ofschoon de weg zeer slecht is. Ik moest positiefden geheelen weg te voet afleggen en ben toch nog op het afgesprokenuur gekomen. Constantin Dimitritsch." wendde hij zich tot Lewin enbeproefde ook diens hand te vangen, "ik heb de eer...." Maar Lewindeed, alsof hij de uitgestoken hand niet bemerkte en nam de houtsnippen

Page 116: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

uit de weitasch.

"Heeft het u behaagd u met de jacht te verlustigen! Hoe heet dievogel toch?" vroeg Rjaebinin en zag met verachtelijken blik naarde snippen. "Zullen zeker wel goed smaken?" en daarbij schudde hijafkeurend met het hoofd, als betwijfelde hij het, of het de moeiteen kosten waard was zulk gevogelte eetbaar te maken.

"Ga in mijn kabinet," zeide Lewin stroef, "daar kunt gij allesbespreken."

"Zeer goed, zooals u beveelt," antwoordde Rjaebinin.

Bij het binnentreden van het kabinet zag hij om zich heen, alsof hijhet kruisbeeld zocht, doch bekruiste zich niet, toen hij het gevondenhad. Hij zag met denzelfden minachtenden blik, dien hij op de snippengeworpen had, naar de planken en kasten vol boeken en schudde weerafkeurend het hoofd; nu gaf hij echter reeds in het geheel niet meertoe, dat dit bezit de kosten waard was.

"Welnu? brengt gij het geld?" vroeg Oblonsky. Neem plaats."

"Aan geld ontbreekt het niet. Om u te zien en met u te spreken benik gekomen."

"Waarover wilt gij dan spreken?" Neem toch plaats."

"Dat kan ik wel doen," antwoordde Rjaebinin en nam plaats.

"U moet er nog wat af doen, vorst. Het is ongehoord. Het geld ligtal tot de laatste kopeke gereed. Aan het geld ligt het dus niet."

Lewin, die inmiddels zijn buks in de kast gehangen had, wilde de kamerweer verlaten, maar toen hij deze woorden van den handelaar hoorde,bleef hij staan.

"Hij is ongelukkig te laat bij mij gekomen, anders had ik den prijsbepaald," zeide hij.

Rjaebinin stond op en nam Lewin zwijgend en met een spottend lachjevan het hoofd tot de voeten op.

"Constantin Dimitritsch is zeer gierig," zeide hij tot StipanArkadiewitsch. "Men kan definitief niets van hem koopen. Ik heb tarwevan hem gekocht, maar een prachtig stuk geld er voor moeten betalen."

"Waarom zou ik ze ook voor niets geven? Ik heb ze ook niet op straatgevonden of gestolen."

"God beware ons. In den tegenwoordigen tijd is het stelen positiefonmogelijk, er zijn tegenwoordig definitief overal gerechten vangezworenen. Alles is heel voornaam ingericht, van stelen is geensprake meer. Maar zooals ik gezegd heb, op mijn eerewoord, u vordertte veel. Dat is geen handel. Ik verzoek u dringend er iets af te doen,al is het ook maar een kleinigheid."

"Hebt gij de zaak dan al beklonken of nog niet?" vroeg Lewin aanOblonsky; "indien gij het al eens zijt, is er niets meer aan te doen,anders koop ik uw bosch."

Page 117: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

De lach verdween van Rjaebinins gelaat, dat nu aan een havik, eenroofdier deed denken. Vlug knoopte hij met zijn knokkelige vingers denjas los, zoodat de stalen knoopen van zijn vest en zijn horlogekettingzichtbaar werden en haalde een oude, dikke brieventasch te voorschijn.

"Hier is het geld! Het bosch is mijn," sprak hij, terwijl hij snel eenkruis maakte en de hand uitstak. "Neem u het geld, het bosch behoortmij. Zoo handelt Rjaebinin, hij kibbelt niet om kopeken," sprak hijstroef en waaide met zijn brieventasch, alsof 't een waaier was.

"Ik zou me in je plaats niet overhaasten," sprak Lewin.

"Maar ik heb mijn woord al gegeven," antwoordde Oblonsky.

Lewin verliet het vertrek en sloeg de deur achter zich toe. Rjaebininzag hem na en schudde het hoofd. "Zoo is de jeugd! Definitief nietsals kinderwerk! Want ik, geloof mij, ik koop alleen om de eer, opdatmen zeggen zal, dat Rjaebinin en niemand anders het bosch van vorstOblonsky koopt. God weet, dat ik er geen voordeel bij heb. Bij God,dat is de waarheid. En nu verzoek ik u beleefd, laat ons schrijvenhet contract...."

Een uur later besteeg de handelaar met tot aan den hals toegeknooptenjas en het contract in den zak zijn met ijzer en leder beslagenwagentje en reed naar huis.

"Ach, die heeren!" zeide hij tot den klerk, "de een is al even lastigals de ander!"

"Ja, zeker," antwoordde de klerk, terwijl hij zijn heer deteugels overgaf: "Kan ik u met deze zaak geluk wenschen, MichaelIgnatjewitsch?"

"Zoo zoo! La la!"

XV.

De zakken wel gevuld met bankbiljetten, begaf Stipan Arkadiewitschzich naar boven. Hij was in de beste stemming en wilde Lewins slechteluim ook verdrijven. Hij wenschte, dat de dag met het avondeten evenprettig eindigde als hij begonnen was.

Lewin was echter slecht gestemd, hoeveel moeite hij zich ook gafvriendelijk en voorkomend jegens zijn gast te zijn. De tijding, datKitty nog niet getrouwd was, verbijsterde en overweldigde hem. Dedwaze verkoop van het bosch, het bedrog, waarvan Oblonsky de dupewas geweest, en de gedachte, dat dit juist in zijn huis had moetengebeuren, verdroten hem.

"Zoo, ben je klaar?" sprak hij den binnentredenden Oblonsky aan:"zoudt ge nu het avondeten niet willen gebruiken?"

"Dat lijkt mij goed toe! 't Is verwonderlijk, welk een eetlust ikhier buiten heb! Waarom heb je Rjaebinin niets gepresenteerd?"

Page 118: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"De duivel hale hem!"

"'t Is erg zooals ge met hem omgaat! ge hebt hem niet eens de handgereikt. Waarom zou men hem de hand niet geven?"

"Ik steek ze mijn knecht ook niet toe, en die is honderd maal beterdan hij."

"Gij zijt een reactionnair! Waar blijft dan de gelijkstelling vanalle standen?"

"Wie dat gaarne wil, mag zich gelijk stellen, wel bekome het hem! Mijstuit het tegen de borst."

"Ik zeg, dat ge een volbloed reactionnair zijt."

"Zoo? waarlijk? Ik heb er nooit over nagedacht, wat ik ben. Ik benConstantin Lewin, verder niets."

"Constantin Lewin, die slecht geluimd is," antwoordde Oblonskyglimlachend.

"Nu ja, ik ben een beetje korzelig, maar waarom? Neem mij niet kwalijk:om je dommen verkoop...."

Stipan Arkadiewitsch maakte een gebaar, als iemand, die onschuldigbeleedigd is geworden.

"Laat dat nu maar rusten!" sprak hij. "Wanneer is dat ooit andersgeweest? Heeft men iets verkocht, dan is het altijd: 'Het was veelmeer waard geweest,' en toch wilde niemand er meer voor geven.... Nu,ik begrijp het wel, je hebt iets tegen dien armen Rjaebinin."

"Wel mogelijk. Maar waarom? Gij zult mij misschien een reactionnairof iets dergelijks noemen--maar het doet mij pijnlijk aan, als ik deallerwege om zich grijpende verarming van den adel zie, waartoe ookik behoor, en waartoe te behooren ik mij, ondanks alle gelijkstellingder standen, zeer verheug. En deze verarming is geen gevolg van tegroote weelde--dan was het niets, want het is een plicht van denadel voornaam te leven en adellijken alleen kunnen dat. Alom koopende boeren veel goederen op. Daar zie ik ook niets in. De voornameheer acht zich te hoog iets te doen, de boer werkt en verdringtden luiaard. Dat is juist zooals het behoort. Maar het grieft mij,wanneer ik zie, dat de verarming dikwijls het gevolg is van, nu, ikzal maar zeggen: onnoozelheid. Hier koopt een Poolsche pachter vaneen dame, die te Nizza leeft, een prachtig landgoed voor den halvenprijs; ginds wordt een akker, die tien roebels waard is, voor eenroebel verpacht, en gij schenkt vandaag hier, zonder eenigen grond,dertigduizend aan een aartsschelm...."

"Ja nu! moet men dan elken boom rekenen?"

"Zeer zeker moet men rekenen. Gij deedt het niet, maar Rjaebininheeft het wel gedaan. Zijn kinderen zullen de middelen voor eengoede opvoeding en een zorgeloos leven bezitten, terwijl de uwen datmisschien niet zullen hebben...."

"Nu, nu! Neem me niet kwalijk, maar rekenen is een miserabel

Page 119: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

werk. Wij hebben onze bezigheden, zij de hunne. Zij moeten ook watverdienen. Maar kom! de zaak is bovendien nu uitgemaakt. Ha! daar zijnspiegeleieren, mijn lievelingskostje! En nu zal Agasija Michailownaons ook nog wel wat van haar overheerlijken kruidendrank geven...."

Stipan Arkadiewitsch zette zich aan tafel en begon met Agasija teschertsen, terwijl hij haar verzekerde, dat hij zulk een souper inlang niet genoten had.

"U prijst ten minste nog eens iets," sprak Agasija, "maar ConstantinDimitritsch, dien kan men geven, wat men wil, al was het een drogekorst brood: hij eet ze op en gaat weer weg."

Hoeveel moeite Lewin zich ook gaf om zich te beheerschen, het geluktehem niet; hij bleef stroef en stil. Hij wilde Stipan iets vragen, maarkon er niet toe komen; hij vond misschien geen geschikt oogenblikof geen passenden vorm. Stipan Arkadiewitsch was reeds weer naarbeneden gegaan, had zich gewasschen, omgekleed en te bed gelegd,terwijl Lewin nog steeds bij hem bleef, het vertrek op en neer liepen over allerlei onverschillige dingen met hem sprak, maar nog altijdniet in staat was hem datgene te vragen, wat hij op het hart had.

"Wat maakt men die zeep tegenwoordig toch mooi!" zeide hij eenpakket welriekende zeep loswikkelend; "zie, dat is toch waarlijkeen kunstwerk!"

"Ja, tegenwoordig is alles volmaakt!" antwoordde Stipan, sterken tevreden geeuwend. "Daar heb je bij voorbeeld de schouwburgenen ontspanningslokalen.... Ah, ha, ha!" geeuwde hij:... "Overalelectrische verlichting ... ah, ha, ha!"

"Ja, electrisch licht...." zeide Lewin. "Ja.... Maar zeg mij eens, waaris Wronsky tegenwoordig?" vroeg hij plotseling en legde de zeep neder.

"Wronsky?" vroeg Oblonsky, zijn geeuwen inhoudend, "die is tePetersburg. Is spoedig na je vertrek afgereisd en was sinds dien tijdgeen enkele maal te Moskou. Weet je, Kostja, ik wil je de waarheidzeggen." voegde hij er bij zich half oprichtend en op het bedtafeltjeleunend en Lewin met zijn goedige oogen slaperig aanstarende: "Gijhebt het je zelf te wijten. Ge hadt alle hindernissen het hoofd moetenbieden.... Ik heb je toen al gezegd...." Hij geeuwde zonder den mondte openen, alleen met de kinnebakken.

"Zou hij wat van mijn aanzoek weten of niet?" dacht Lewin hemscherp waarnemend. "Er ligt iets schuws, iets diplomatisch in zijngezicht!" en gevoelend, dat hij rood werd, zag hij Stipan zwijgenden openhartig in de oogen.

"Als er destijds iets met haar bestond," ging Oblonsky voort "dan washet eigenlijk maar zeer oppervlakkig. Zijn innemende aristocratischepersoonlijkheid en zijn toekomstige positie in de wereld werkten nietzoozeer op haar, als wel op moeder...."

Lewins gelaat betrok. De oude wond in zijn hart deed hem weereven veel pijn, als toen hij ze pas had ontvangen. "Wacht eens,wacht eens!" zeide hij, Oblonsky in de rede vallend, "gij zegtzijn aristocratische persoonlijkheid. Met je verlof, waarin vindtgij dat aristocratische van Wronsky of iemand anders, dat hun hetrecht kon geven mij lager te stellen? Gij houdt Wronsky voor een

Page 120: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

aristocraat. Een man, wiens vader zich alleen door intrigues in dehoogte gewerkt heeft, en wiens moeder God weet met wie al liaisonsgehad heeft.... Neen, neem mij niet kwalijk! Tot de aristocratenreken ik mij zelf en mijns gelijken, die tot drie of vier generatiesin hun geslacht kunnen terugzien, die zich nooit voor iemand hebbenvernederd, die nooit iemand noodig hadden, menschen, zooals mijnvader en mijn grootvader. Gij acht het beneden je om, zooals ik doe,de boomen in het bosch te tellen en gij schenkt dertigduizend aanRjaebinin, maar gij zult een vast jaargeld en ik weet niet wat nog almeer ontvangen. Daar heb ik niet op te rekenen en daarom houd ik dat,wat ik geerfd heb en dat, wat ik daarbij verwerf, beide evenzeer inwaarde.... Wij zijn de aristocraten, maar niet diegenen, die nietzonder de aalmoezen van de grooten der wereld kunnen bestaan en diemen voor twintig kopeken overal kan koopen."

"Van wie spreekt ge toch eigenlijk? Ik ben het immers geheel met jeeens!" zeide Stipan vroolijk en oprecht, hoewel hij gevoelde, dat Lewinook hem onder diegenen telde, die voor twintig kopeken te koop waren,maar Lewins opbruisende natuur maakte werkelijk indruk op hem. "Opwien scheldt ge toch eigenlijk? Al is ook veel, van wat ge van Wronskyzegt, niet waar, zoo spreek ik het toch in het geheel niet tegen. Ikzeg je echter ronduit, dat ik in je plaats naar Moskou zou gaan en...."

"Neen, neen! Ik weet niet, of gij er iets van weet of niet--dat ismij ook onverschillig; zie, ik heb haar gevraagd en ben afgewezen, enCatharina Alexandrowna is nu niets meer voor mij als een beschamendeherinnering."

"Waarom? Onzin!"

"Laat ons daar niet meer over spreken." verzocht Lewin; "vergeef mij,indien ik grof tegen je was. Ge zijt toch niet boos, Stiwa? Kom, weesniet boos op me," zeide hij vriendelijk en drukte hem de hand. Nu hijzijn hart eens lucht had gegeven, was hij weer in dezelfde stemmingals des voormiddags.

"Ik ben in het geheel niet boos, in het minst niet; ik heb daar ookgeen reden voor. Ik ben blijde, dat we eens vertrouwelijk gesprokenhebben. Maar weet je, die plaats in het bosch moet 's morgens vroegal zeer goed zijn. Zullen we er heen rijden? Dan zou ik vroeg opstaanen van het jachtterrein onmiddellijk naar het station kunnen rijden."

"Dat is best!"

XVI.

In weerwil dat Wronsky's innerlijk leven geheel door zijn hartstochtwas ingenomen, rolde zijn ander leven in het gewone spoor der militairebelangen en die van het conversatieleven onveranderd daarheen. Zijnregiment was hem lief en hij was daarin ook bemind; en meer dan dat,men achtte hem en was trotsch op hem, te meer, daar men wist, dathij, door zijn buitengewonen rijkdom, zijn uitstekende, zorgvuldigeopvoeding en beschaving zich den weg tot de hoogste maatschappelijkeeereplaatsen zag geopend, maar dat hij dat alles klein achtte en met

Page 121: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

zijn hart slechts aan zijn regiment en zijn kameraden hing. Wronskywas zich deze goede meening zijner kameraden wel bewust en gevoeldezich daarom te meer verplicht die meening te behouden.

Natuurlijk sprak hij met geen zijner kameraden van zijn liefde enverried ze ook niet bij de vroolijkste feestgelagen, te meer daar hijnimmer zooveel dronk, dat hij de heerschappij over zich zelf verloor,en als eens iemand onbedacht op zijn liefdesbetrekking zinspeelde,wist hij hem spoedig den mond te stoppen. Evenwel was zijn liaisondoor de geheele stad bekend; allen wisten meer of minder van zijnverhouding tot mevrouw Karenin. De jonge mannen benijdden hem er om,te meer, daar Karenin zulk een hooge maatschappelijke positie innamen derhalve deze liaison in de groote wereld des te meer opzien baarde.

Ook vele jonge vrouwen benijdden Anna; andere, die het al lang nietmeer hadden kunnen verdragen, dat men steeds hare strenge ingetogenheidroemde, verheugden zich over haar vermoedens en verbeidden nu denvroeg of laat te wachten omkeer der openbare meening, om zich dan methet geheele gewicht harer verachting op haar te kunnen storten; zijhielden de modderkluiten al gereed, waarmede zij haar, zoodra de tijdgekomen was, wilden werpen. De meeste oudere en hooggeplaatste personenwaren daarentegen ontevreden over het in aantocht zijnde schandaal.

Toen Wronsky's moeder de minnarij van haar zoon vernam, was zijaanvankelijk daarmede zeer tevreden; want naar haar meening werddoor niets zoozeer de laatste schaaf gelegd aan een jongen manvan de wereld, als door een liefdesbetrekking met een vrouw uit dehoogste kringen. Toen zij echter later hoorde, dat haar zoon een voorzijn verdere carriere hoogst gewichtige betrekking had afgewezen,alleen om bij zijn regiment en in de nabijheid van mevrouw Karenin teblijven en vernam, dat zich tengevolge daarvan eenige hooggeplaatstepersonen ontevreden over hem hadden uitgelaten, toen werd haar oordeelgewijzigd. Ook beviel het haar niet, dat, naar al wat zij vernomen had,het hier geen luchtige, aardige en pikante liefdesaffaire gold, maareen wanhopigen ernstigen, Wertherschen hartstocht, die, zooals men haarzeide, allerlei domme consequentien tengevolge kon hebben. Zij had hemsedert zijn onverwachte terugkomst uit Moskou nog niet weergezien enhad hem derhalve nu door haar oudsten zoon laten verzoeken bij haar tekomen. Ook de oudste broeder was over den jongsten niet tevreden. Hetwas hem volkomen onverschillig, welk een soort van liefde het was, ofgroot of gering, of hartstochtelijk of kalm, of misdadig of platonisch,want hij zelf onderhield, hoewel hij een familie bezat, een danseresen oordeelde derhalve zeer toegevend; maar hij wist dit eene, dat heteen liaison was, die dezulken mishaagde, wier gunst men zoeken moest,en daarom keurde hij het gedrag zijns broeders af.

Behalve zijn dienstplichten en sociale bezigheden had Wronsky nog eenhartstocht, namelijk voor schoone paarden. Dit jaar was een wedren methindernissen onder de officieren vastgesteld. Wronsky had zich lateninschrijven, had een Engelsche volbloedmerrie gekocht en was nu inweerwil van zijn liefdehandel vervuld van hartstochtelijke gedachtenaan den ophanden zijnden wedren. Deze beide passien stonden elkandervolstrekt niet in den weg.

In den morgen van den wedrendag kwam Wronsky vroeger dan gewoonlijkin de groote zaal der officierssocieteit om een beefsteak tegebruiken. Hij behoefde zich niet ruim te voorzien, want hij had juistde voorgeschreven lichaamszwaarte, maar mocht ook niet zwaarder worden,en daarom onthield hij zich van alle gebak en zoetigheden. Hij had

Page 122: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

den jas, waaronder hij een wit vest droeg, loshangen en terwijl hijmet de armen op de tafel leunend op het bestelde beefsteak wachtte,zag hij in den Franschen roman op zijn bord. Hij las om zich nietmet de in- en uitgaande officieren te moeten inlaten.

Hij dacht er aan, dat Anna hem heden na den wedren een rendez-voushad beloofd. Reeds sedert drie dagen had hij haar niet gezien. Hijreed niet gaarne naar Karenins landhuis. Het laatst had hij haar bijzijn nicht Betsy ontmoet. Nu echter besloot hij haar in het landhuisop te zoeken en overdacht, hoe hij dat zou aanleggen, daar, zooalshem bekend was, Karenin intusschen van het buitenland was teruggekeerd.

"Nu, ik zal zeggen, dat Betsy mij gezonden heeft om te vragen, wanneerzij voor den wedren zal komen," zoo besloot hij eindelijk, en zichtot den knecht wendend, die hem op een warmen zilveren schotel hetbeefsteak aanbood, zeide hij: "Zend iemand naar mijn huis. Men moetde kales met drie paarden inspannen."

Toen trok hij den schotel naar zich toe en begon te eten, terwijlhij voortging in het naast zijn bord liggend boek te lezen.

Op dit oogenblik kwam een lang, statig officier, de ritmeesterJawschin, de kamer binnen en naderde Wronsky. "Ha! daar is hijtoch!" zeide hij en sloeg hem krachtig op de epaulet. Wronsky keerdezich geergerd om, maar zijn gelaat helderde dadelijk op, toen hijJawschin zag. Deze ging naast hem zitten; zijn door nauwe rijlaarzenomsloten beenen waren voor de stoelhoogte te lang en staken in spitsehoeken omhoog.

"Waarom ben je gisteren niet in den rooden schouwburg geweest? Rumerowawas niet kwaad. Waar heb je gezeten?"

"Ik had me bij de Twersky's wat verlaat."

"O!" was al wat Jawschin antwoordde.

Jawschin was een speler en verkwister en niet slechts een mensch zonderbeginselen, maar iemand met zedelooze beginselen, doch in het regimentWronsky's beste kameraad. Hij hield van hem vooral om zijn physiekekracht, die hem in staat stelde een ongehoorde hoeveelheid wijn tedrinken, den slaap te ontberen en toch altijd dezelfde te blijven;maar ook in zijn verhouding tot zijn superieuren en kameraden wistJawschin allen respect in te boezemen en evenzoo in het spel, waarinhij tienduizenden waagde en in weerwil van het sterkste drinkensteeds de noodige fijnheid en zekerheid behield, zoodat hij in deEngelsche club als de eerste speler werd geroemd. Niettegenstaandehun verschillende levensbeschouwing droeg Wronsky hem daarom bizonderegenegenheid en achting toe, omdat hij volkomen overtuigd was, dat hijalleen hem niet benijdde en hem niet zocht om zijn naam en rijkdom,maar om zijns zelfs wil. Onder alle menschen zou Wronsky alleen methem over zijn liefde hebben willen spreken; want het scheen hem toe,dat Jawschin alleen den grooten hartstocht, die thans zijn leven innam,kon begrijpen. Daarbij kwam zijn overtuiging, dat hij in gebabbelen schandalen niet het minst genoegen vond en dat hij de liefde nietvoor een aardigheid en bloot tijdverdrijf hield, maar voor een kaart,waarop men het geheele levensgeluk gezet had.

Wronsky had niet met Jawschin over zijn liefde gesproken, maar bemerkteevenwel, dat deze alles wist, alles begreep, en het was hem aangenaam

Page 123: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

dat in zijn oogen te kunnen lezen. "O!" dit was alles wat hij opWronsky's verklaring, dat hij zich bij de Twersky's had verlaat,geantwoord had, en terwijl zijn zwarte oogen flikkerden, greep hij delinker punt van zijn knevel en stak ze volgens een slechte gewoonte,die hij had, in den mond.

"En gij? Wat deedt je gisteren? Heb je weer gewonnen?" vroeg Wronsky.

"Achtduizend, maar drie daarvan is kwaad geld. Ik twijfel, of zebetaald worden."

"Dan kun je ze vandaag weer door mij verliezen," zei Wronskyschertsend. Jawschin had namelijk op Wronsky's overwinning bij denwedren een hooge weddenschap aangegaan.

"Ik zal in geen geval verliezen. De eenige, die je gevaarlijk is,is Machatin."

En het gesprek liep nu over den ophanden zijnden wedren.

"Kom, ik ben gereed," zeide Wronsky, stond op en ging naar dedeur. Ook Jawschin stond op en rekte zijn lange leden uit. "'t Ismij nog te vroeg om te eten. Maar ik moet wat drinken. Ik volg jedadelijk. Hei! wijn!" riep hij met zijn beroemde commandostem, datde vensterruiten rinkelden. "Neen niet noodig!" riep hij dadelijkweer. "Ga je naar huis, dan ga ik mee!" en hij ging met Wronsky heen.

XVII.

Wronsky logeerde in een tamelijk ruime en zindelijk gehouden boerenhut,die twee vertrekken had. Petritzky woonde ook hier in het kamp methem samen. Toen Wronsky met Jawschin de hut binnen kwam, sliep hij nog.

"Opstaan! Genoeg geslapen!" riep Jawschin, die achter het schot wasgegaan, en schudde den ruigharigen Petritzky, die met zijn neus inhet hoofdkussen lag gedrukt.

Petritzky sprong dadelijk verschrikt op de knieen en keek in het rond.

"Je broer is hier geweest en heeft mij gewekt.--Haal hem deduivel! heeft hij gezegd, en hij wil terugkomen."

En terwijl hij de dekens weer om zich trok, wierp hij zich op nieuwin de kussens.

"Laat 't toch, Jawschin!" riep hij geergerd uit, toen deze hem dedekens aftrok. "Laat mij toch met rust!" Hij keerde zich om en opendede oogen. "Zeg mij liever wat ik drinken moet. Ik heb een akeligensmaak in de keel...."

"Het best is een borrel!" zeide Jawschin op diepenbastoon. "Tareschenka! een glas brandewijn en augurken voormijnheer!" riep hij toen; hij hield er blijkbaar van, zelf zijn stemte hooren.

Page 124: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Een borrel, dunkt je?" vroeg Petritzky, het voorhoofd en de oogenwrijvende. "Drink je mede? Goed, dan drinken we samen. Drink je ook,Wronsky'?" Hij stond op en wikkelde zich tot onder de armen in eengebloemde deken. "Er was eens een koning in Thule," zong hij inhet Fransch en kwam van achter het beschot te voorschijn. "Wil jemeedrinken, Wronsky?"

"Och, loop naar den duivel!" antwoordde deze en trok een andere jasaan, die zijn oppasser hem aanreikte.

"Waarheen nu?" vroeg Jawschin, daar op dit oogenblik het driespanvoor kwam.

"Naar de stallen; ook naar Briansky moet ik nog wegens de paarden,"antwoordde Wronsky.

Hij sprak de waarheid. Hij wilde inderdaad nog naar Briansky, dietien werst van Pargalowo woonde, om hem het geld voor de paarden teoverhandigen. Maar de vrienden begrepen dadelijk, dat Briansky niethet eenige doel van zijn rit was. Petritzky ging voort met zingen,pinkte met de oogen tegen Jawschin en spitste de lippen, alsof hijzeggen wilde: "Wij weten wel, welk een Briansky dat is!"

"Verlaat je maar niet!" vermaande Jawschin en ging toen, om het gesprekaf te leiden, onmiddellijk voort: "Hoe maakt het de roodschimmel?"

"Halt!" riep Petritzky achter den naar buiten gaanden Wronsky:"Je broeder heeft een briefje voor je achter gelaten! Maar wacht,waar heb ik het toch gelaten?"

Wronsky bleef staan. "Waar is het?"

"Ja, waar is het? Dat is de vraag," antwoordde Petritzky nadenkenden legde den vinger tegen den neus.

"Zeg het dan toch! Wees toch niet zoo zot!" zeide Wronsky.

"In de kachel heb ik het niet gestoken. Hier ergens moet het zijn."

"Nu, klets toch geen onzin. Waar is het briefje?"

"Waarachtig, ik ben het vergeten. Of zou ik het maar gedroomdhebben? Wacht een oogenblik. Erger je toch zoo niet. Als je gisteren,zooals ik, vier flesschen den kop had afgeknepen, zou je vergetenzijn, waar je zelf had gelegen. Maar wacht even, 't zal mij dadelijkwel te binnen schieten."

En hij liep achter het beschot terug en ging weer in 't bed liggen.

"Zoo lei ik en daar stond hij. Ja, ja, ja.... Hm! zie je? Daar ishet!" en hij haalde van onder de matras het briefje te voorschijn,dat hij daar bewaard had.

Wronsky nam het briefje; het was, zooals hij verwacht had, van zijnmoeder, en daarbij lag een briefje van zijn broeder, die hem schreef,dat hij hem noodzakelijk moest spreken. Wronsky wist, dat het steedsdezelfde zaak betrof. "Wat gaat het hun aan?" dacht hij en stak denbrief weg om hem onderweg opmerkzamer te lezen.

Page 125: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Wronsky!" riep iemand, toen hij reeds in het voorhuis was gekomen,achter hem.

"Wat?"

"Je moet eerst het haar laten knippen; dat weegt anders te zwaar,vooral op den schedel."

Wronsky begon inderdaad op den schedel al wat kaal te worden. Hijlachte vroolijk, liet zijn witte tanden zien en de muts over de kaleplek schuivend, ging hij het huis uit en sprong in zijn kales.

"Naar de stallen!" luidde zijn bevel en hij nam de brieven om zete lezen, maar bedacht zich weer en las ze niet, om zich niet op tewinden, voor hij zijn paard had gemonsterd.

XVII.

De stallingen bestonden uit afgeschoten ruimten in een planken schuurnabij den renbaan. Hij had zelf het paard nog niet gezien. In delaatste dagen had hij het zelf niet meer bereden, maar het overgelatenaan den pikeur. Nauwelijks verliet hij de kales, toen reeds de groom,die zijn rijtuig van verre herkend had, den pikeur naar buitenriep. Deze, een lange Engelschman in hooge laarzen en een kort buismet een bosje haar onder de kin, naderde hem met den stijven gang,die allen jockeys eigen is, en met de ellebogen buitenwaarts gebogen.

"En? Hoe gaat het met Froe-Froe?" vroeg Wronsky in het Engelsch.

"All right, sir," klonk de diepe stem van den Engelschman. "Ga lieverniet bij haar," voegde hij er bij en nam zijn hoed af. "Ik heb haareen muilkorf aangedaan, die haar zeer opwindt: beter er niet heen tegaan! dat zou het paard nog meer opwinden."

"Neen, ik moet toch naar binnen; ik wil het zien."

"Gaan we dan!" antwoordde de Engelschman kortaf en ging met zijnzwenkende ellebogen vooruit. Zij gingen het kleine erf voor de barakop. De dienstdoende stalknecht, een flinke borst in een wit buisen met een bezem in de hand, ontving hen hier en volgde hen in denstal. Daar stonden vijf paarden tusschen de palen, en Wronsky wist,dat ook zijn gevaarlijkste rival, Machatins Gladiator, daar wasaangekomen. Hij zou dien Gladiator nog liever dan zijn eigen paardgezien hebben, maar het gold hier als een gepaste maatregel, dat hijhet niet zien en naar zijn eigenschappen niet vragen mocht. Terwijl hijden middelgang doorging, opende de knecht de tweede standplaats links,en Wronsky zag een groot bruin paard met witte voeten staan. Hij wist,dat dit Gladiator was, maar met het gevoel van iemand, die zijn oogenvan een geopenden vreemden brief afwendt, keerde hij zich om en gingnaar Froe-Froe's standplaats.

"Dat was het paard van Mach.... Mack ... Ik zal nooit deze namenleeren spreken," zeide de Engelschman en wees met zijn vuilen duim

Page 126: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

terug naar de standplaats van Gladiator.

"Van Machatin; ja dat is een gevaarlijk mededinger," antwoorddeWronsky.

"Als u hem bereedt, zou ik op hem wedden," zeide de Engelschman.

"Hij is sterker, maar Froe-Froe gespierder," zeide Wronsky tevredenlachend over den lof zijner rijkunst.

"Bij een wedren met hindernissen ligt alles aan den rijder en aan den"_pluck_," meende de Engelschman. Niet slechts gevoelde Wronsky zichdoor _pluck_, dat is moed, beradenheid, voldoende bezield, maar hijwas overtuigd, dat niemand ter wereld dezen _pluck_ meer kon bezittendan hij.

"Weet gij wel zeker, dat het niet meer noodig is ze te latenzweeten?" vroeg hij den Engelschman.

"Het is niet noodig," antwoordde deze. "Maar wees zoo goed niet zooluid te spreken; het paard windt zich anders op."

Men hoorde het paard in de gesloten standplaats met de pooten op hetstroo stampen. Hij opende de deur en Wronsky ging nu den stal binnen,waar het maar half licht was. Met een enkelen blik nam hij de geheelegestalte van zijn lieveling op. Froe-Froe was van middelbare grootte enniet zonder gebreken, zij was fijn van beenderen, haar vooruitkomendeborst was smal. Het achtergedeelte viel te veel af, in de voorpootenen nog meer in de achterste kon men eenige kromming opmerken. Ookde spieren aan de voeten waren niet bizonder sterk gevormd; debeenderen onder de knieen schenen, van voren gezien, niet dikkerdan een vinger, maar van ter zijde deden zij zich ongemeen sterkvoor. Overal, behalve in de ribben, scheen zij als te zamen gedrukten uitgerekt. Maar haar hoofddeugd, waarvoor alle gebreken verdwenen,was dat zij bloed, temperament, ras had. Haar geheele lichaam, vooralde kop, kenmerkte zich door fijnheid, maar daarbij door vastheid enenergie. Men kon veronderstellen, dat zij behoorde tot die dieren,die slechts niet spreken, omdat de mechanische samenstelling van denmond het niet veroorlooft. Toen Wronsky bij haar binnen kwam, snoofzij de lucht diep in, zag nu van de eene dan van de andere zijde naarhem, terwijl zij den muilkorf schudde en hinnekend nu met den eenendan met den anderen poot stampte.

"Ziet u, hoe opgewonden zij is," zeide de Engelschman.

Eerst toen Wronsky dicht bij den kop ging staan, werd het dier rustigen zijn spieren sidderden onder de fijne, gladde huid. Wronsky streekover den geaderden hals en naderde met zijn gezicht de opgesperdeneusvleugels, die week en zacht waren als de vlerken van een vleermuis.

"Stil, rustig, mijn beste," zeide Wronsky en streek het paard overden rug. Toen ging hij, in het blijde bewustzijn dat het zich in denbesten toestand bevond, weer den stal uit.

Do opgewondenheid van het paard had zich aan hem medegedeeld; hijvoelde het bloed naar het hart stroomen en had wel als het paardwillen trappelen en luide zijn geestdrift te kennen geven.

"Nu, ik vestig op haar al mijn hoop," zeide hij tot den

Page 127: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Engelschman. "Alzoo om half zeven op het terrein."

"Alles zal in orde zijn," antwoordde deze. "Maar waar rijdt u nuheen, mylord?"

Wronsky hief verrast het hoofd op en zag, zooals hij dat zeer goedverstond, den Engelschman in plaats van in de oogen op het voorhoofd,blijkbaar verwonderd over zijn driestheid. Maar terwijl hij bedacht,dat de Brit bij zijn vraag in hem niet den heer, maar slechts denjockey zag, antwoordde hij: "Ik moet naar Briansky; binnen een uurben ik weer terug.--Hoe dikwijls doet men mij heden die vraag,"dacht hij en bloosde toen, wat hem anders zelden gebeurde.

De Engelschman zag hem onderzoekend aan en toen, alsof hij wist, waarWronsky eigenlijk wilde heenrijden, voegde hij er bij: "De hoofdzaakbij het rijden is, kalm te zijn, U moet alle verdrietelijkhedenvermijden en zich door niets laten ontstemmen."

"All right!" antwoordde Wronsky lachend, sprong in de kales en riep:"Naar Pargalewo!"

Nauwelijks hadden ze eenige schreden ver gereden, toen het begonte regenen.

"Dat is erg," dacht Wronsky. "Het was al morsig genoeg, maar nu wordtde geheele renbaan een moeras!"

"Wat gaat hun dat aan?" dacht hij. "Waarom houden zij allen het voorhun plicht, zich om mij te bekommeren? Als het een gewone liaison was,dan zouden zij mij met rust laten. Maar zij merken wel, dat het geenspel is. Dat begrijpen zij niet, dat ergert hen. Zij hebben er geenbegrip van wat liefde is, en zij zullen het niet begrijpen, dat erzonder deze liefde voor ons geen geluk, geen ongeluk, geen leven is."

Hij was boos op hem om hun bemoeizucht, en juist daarom het meest, datzij gelijk hadden. Hij gevoelde de onhoudbaarheid van zijn en Anna'spositie en de bezwaren daaraan verbonden, daar hun liefde voor hetoog der wereld was blootgesteld en zij toch beiden godwongen warente liegen en te veinzen. Hij gevoelde dat deze toestand zoo niet langmocht duren.

"Ja, vroeger was zij ongelukkig, maar kalm en fier; maar thans kan diekalmte en dat hoog gevoel van eigenwaarde haar niet meer eigen zijn,al laat zij het ook niet merken... Dat moet een einde nemen!" Voorde eerste maal kwam hij helder tot het bewustzijn, dat die valschetoestand hoe eerder hoe beter moest ophouden. "Al het andere latenvaren en hier of daar heen vluchten, zij en ik alleen met onze liefde!"

XIX.

De regen had niet lang geduurd en toen Wronsky het dorp binnen reed,scheen de zon reeds weer en de daken der landhuizen en de oude lindenin de tuinen aan beide zijden der hoofdstraat blonken in vochtigenglans en het water droop en vloeide lustig van boomen en daken. Hij

Page 128: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

dacht er niet meer aan, dat deze regen de renbaan had kunnen bederven,maar verheugde er zich veeleer over, daar hij nu zeker was Anna tehuis te treffen, en zooals hij hoopte, geheel alleen, want hij wist,dat Alexei Alexandrowitsch eerst onlangs uit het Duitsche bad wasteruggekeerd en Petersburg nog niet weer had verlaten. Hij stapte uiten ging, naar zijn gewoonte, om geen opzien te verwekken, in plaatsvan voor in het huis eerst den achter hetzelve gelegen tuin in.

"Is mijnheer te huis?" vroeg hij aan den tuinman.

"Neen, maar de barina wel. Wil u maar voor de trappen opgaan; daarzal men u open doen."

"Neen, ik zal de achterdeur maar ingaan."

Hij wilde haar verrassen, daar zij hem niet verwachtte. Voorzichtigvoortgaande en den sabel in de hand houdende, naderde hij het vanbloemen omgeven terras, dat naar den tuin voerde. Anna zat alleen inde veranda; zij wachtte op de terugkomst van haar zoontje, die uitwandelen gegaan en door den regen overvallen geworden was. Zij had eenknecht en een dienstmeisje uitgezonden om hem te zoeken en naar huiste brengen. Zij zat in een rijk geborduurd wit kleed in een hoek derveranda tusschen bloemen en bemerkte den naderenden Wronsky niet. Methet zwartgelokte hoofd gebogen, drukte zij het voorhoofd tegen eenkouden verlakten gieter, die op de leuning van het hek stond en dienzij tusschen haar beide fraaie handen hield, waaraan hij de hem zoowel bekende ringen zag glinsteren. De schoonheid harer gestalte,haar hoofd, haar hals en haar armen frappeerden Wronsky steedsop nieuw. Hij bleef staan en beschouwde haar met verrukking. Zijgevoelde zijn nabijheid, schoof den gieter van zich af en keerde hemeen ontgloeiend gelaat toe.

"Wat is het? Gevoelt ge u niet wel?" vroeg hij in het Fransch ennaderde haar. Hij wilde op haar toeijlen, maar zich bedenkend, zag hijvooraf naar de balkondeur terug en bloosde, zooals hij somwijlen deed,als hij zich verlegen gevoelde.

"Neen, ik ben volkomen wel," antwoordde zij, stond op en drukte zijnhaar toegereikte hand. "Ik had je niet verwacht."

"Mijn God, welke handen!" zeide hij.

"Ge hebt mij verschrikt. Ik ben alleen te huis en wacht op Serescha,die uit wandelen is gegaan. Zij komen van die zijde." Maar terwijlzij trachtte kalm te schijnen, beefden haar lippen.

"Vergeef mij, dat ik gekomen ben; maar ik wilde dezen dag nietverliezen zonder je gezien te hebben," ging hij in het Fransch voort.

"Wat zoude ik vergeven? Ik verheug mij zoo!"

"Maar gij zijt niet geheel wel, of treurig," zeide hij, zonder haarhand los te laten, en boog zich over haar: "Waaraan hebt ge zooevengedacht?"

"Steeds aan hetzelfde," antwoordde zij met een lachje. Zij sprak dewaarheid; ieder oogenblik, wanneer en waar men haar gevraagd had,waaraan zij dacht, zou zij hebben kunnen antwoorden: "Steeds aanhetzelfde, aan mijn geluk en mijn ongeluk."

Page 129: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Zij vroeg hem naar den wedren, en daar hij haar opgewonden vond,vertelde hij haar, om haar te verstrooien, van de voorbereidselenvoor den ophanden zijnden strijd.

"Zal ik het zeggen of niet?" dacht zij, terwijl zij hem in de kalme,zoo liefdevol op haar gerichte oogen zag: "Hij is zoo gelukkig metzijn oogenblikkelijk ondernemen, dat hij nu de ernstige gevolgen nietzal begrijpen, die deze gebeurtenis voor ons hebben moet."

"Maar ge hebt mij nog altijd niet gezegd," zeide hij, plotselingzijn verhaal afbrekend, "waaraan ge dacht, toen ik kwam. Ik smeek je,zeg het mij."

Zij antwoordde niet dadelijk. Zij boog het hoofd licht op zijde enzag hem met haar diepe oogen onderzoekend aan. Haar hand, die met eenblad speelde, sidderde. Hij zag dat en zijn gelaat nam die stilleen schuchtere uitdrukking aan van onvoorwaardelijke onderworpentoewijding, die haar steeds in hem beviel.

"Ik zou 't hem niet vergeven als hij het niet in zijn vollen omvangkon begrijpen," dacht zij; "beter niets te zeggen. Waarom hem zoo opde proef te stellen." Haar hand speelde nog altijd met het blad enbeefde nog sterker.

"Om Godswil," smeekte hij, haar hand grijpend, "spreek toch!"

"Zal ik werkelijk...?"

"Ja, ja, ja...."

Zij boog zich langzaam naar zijn oor en fluisterde zacht eenigewoorden; zij zag hem toen strak en onafgewend aan om den indrukharer woorden op hem waar te nemen. Hij verbleekte, wilde spreken,maar begon niet; hij liet haar hand los en boog het hoofd.

"Ja, hij heeft het in zijn geheele beteekenis begrepen," dacht zijen drukte dankbaar zijn hand. Maar zij dwaalde, als zij geloofde,dat deze gebeurtenis voor hem dezelfde beteekenis had als voorhaar. Sterker dan ooit overviel hem een gevoel van afkeer tegen iemand,hij wist niet wie die iemand was, Alexei Alexandrowitsch of hij zelfof een ander; hij begreep, dat nieuwe plichten voor hem ontstonden,dat hij haar helpen, haar redden moest, dat het zoo lang door hemmet verlangen gewenschte keerpunt nu eindelijk daar was, dat men nuvoor den echtgenoot niets meer mocht verbergen en dat men aan denzoo ondragelijk geworden toestand een eind moest maken.

Hij zag haar geroerd en met teedere genegenheid aan, kuste haar hand,stond op en ging zwijgend de veranda op en neder.

"Ja," zeide hij beslist: "Noch gij noch ik beschouwen onze verhoudingals een spel. Ons lot is nu beslist. Het is noodig, dat wij aan denleugen, waarin wij leven, een eind maken."

"Een eind aan maken? Hoe er een eind aan maken?" vroeg zij zacht.

Zij was nu weer kalm geworden en een teedere lach verhelderde haargelaat.

Page 130: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Gij moet uw man verlaten, wij moeten ons leven vereenigen."

"Het is immers al vereenigd," antwoordde ze bijna onhoorbaar.

"Ja, maar het moet geheel en voor altijd zijn."

"Maar hoe, Alexei? Zeg mij dat...." Zij sprak dat met een soort vanspotachtige onderwerping aan haar hopeloozen toestand. "Is er dan inhet geheel geen andere uitweg? Ik ben immers de vrouw van mijn man."

"Elke toestand is te veranderen; men moet slechts den vasten wilhebben. Elke toestand is beter dan die, waarin ge nu leeft. Ik zie,hoe ge u kwelt om alles, om de menschen, om uw man, om uw zoon."

"Om mijn man volstrekt niet," zeide zij eenvoudig; "aan hem denk ik in't geheel niet, hij bestaat voor mij in 't geheel niet."

"Dat zegt ge niet oprecht. Ik ken u. Je kwelt je ook om hem."

"Hij weet het toch niet," zeide zij en plotseling bedekte een vlammendrood haar gelaat; tranen der schaamte drongen uit haar oogen: "Ach,wij willen van hem niet meer spreken."

XX.

Maar Wronsky was besloten heden haar alles te zeggen, wat hij zeggenmoest.

"Of hij het weet of niet." zeide hij op zijn gewonen vasten enbeslisten toon, "dat gaat ons niet aan. Maar zooals nu kan het met ons,met u niet blijven."

"Maar wat kan er dan gedaan worden?" vroeg zij weer met lichte ironie.

"Hem alles bekennen en hem dan verlaten."

"Nu goed, veronderstel, dat ik het deed," antwoordde zij; "maar weetge, hoe het dan zou gaan? Dit kan ik je nauwkeurig vooruit zeggen." Eneen booze blik verving de zooeven nog zachte uitdrukking in haaroogen: "O! gij bemint een ander en houdt met hem een misdadigenomgang!" zeide zij haar man nabootsend en legde den klemtoon ophet woord "misdadig."--"Ik heb van godsdienstig, sociaal en zuiverfamiliaar standpunt uit je gewaarschuwd voor de gevolgen. Maar je hebtniet naar mij gehoord. Nu kan ik mijn naam en dien ....' _van mijnzoon_, wilde zij er bijvoegen, maar over haar zoon wilde zij nietspottend spreken .... "niet laten compromitteeren en zoo verder opdeze manier. Bovendien zal hij mij op zijn diplomatische wijze klaaren bepaald te kennen geven, dat hij mij niet vrij kan laten, en zaltevens, zooveel van hem afhangt, alle mogelijke maatregelen aangrijpenom een openlijk schandaal te verhinderen. En hij zal dat ook evenordelijk en kalm, als hij het gezegd heeft, weten uit te voeren. Zoozal het gaan," zeide zij, zich steeds meer opwindend; "want dat isgeen mensch, maar een machine, en wel onder zekere omstandigheden,als zij gestoord wordt, een zeer gevaarlijke machine...." en nu dacht

Page 131: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

zij aan al de zonderlingheden in zijn persoonlijkheid, in zijn maniervan zich uit te drukken, en legde hem alles ten laste, wat zij maaronaangenaams en slechts aan hem vinden kon, en vergaf hem niets, omdatzij zelf zulk een verschrikkelijke schuld tegen hem op het geweten had.

"Maar Anna," zeide Wronsky op den toon van zacht verwijt om haarkalmer te stemmen; "het is toch noodig hem alles te zeggen. Naargelang van zijn maatregelen kunnen wij dan de onze nemen."

"Gij meent dus _vluchten_!?"

"Als het noodig is, waarom niet? Zoo voort te leven als tot nu toe isonmogelijk. Niet om mijnentwil, maar ik zie, hoe gij daaronder lijdt."

"Ja, vluchten! opdat ik slechts uw liefje word!" bracht Anna boosdaar tegen in.

"Anna!" zeide hij verwijtend.

"Ja," ging zij voort, "alles kan te gronde gaan als ik maar uw liefjeword!" Zij wilde weer iets van haar zoontje zeggen, maar zij vermochtzijn naam niet uit te spreken.

Wronsky was geheel onthutst door haar manier van doen. Hij kon nietbegrijpen, hoe zij, bij haar sterke, eerlijke natuur, dezen toestandvan bedrog kon verdragen zonder te wenschen, in elk geval daaruitbevrijd te worden, want hij vermoedde niet, dat de hoofdoorzaak inhet enkele woord "zoon," dat zij niet vermocht uit te spreken, wasgelegen. Dacht zij aan haar zoon en zijn toekomstige verhouding totzijn moeder, die zijn vader had verlaten, dan greep haar zulk eenontzetting aan over hetgeen zij gedaan had, dat zij zich beijverde,daarover in het geheel niet verder na te denken, maar slechtshaar handelwijze als vrouw met bedriegelijke gronden en woordente verontschuldigen, opdat maar alles bij het oude bleef en zij deverschrikkelijke vraag, wat van den zoon zou worden, konde vergeten.

"Ik smeek je, ik bezweer je," zeide zij plotseling op geheelveranderden, op oprechten en teederen toon, terwijl zij zijn handgreep; spreek nimmer van deze zaak...."

"Maar, Anna ...!"

"Neen, nimmer! Laat dat aan mij over. Ik ken al het vernederendevan mijn toestand. Maar dat is niet zoo licht te veranderen, alsgij denkt. Spreek daar niet meer van. Wil je 't mij belooven? Beloofhet mij...."

"Ik beloof alles, maar dat stelt me niet gerust, te minder nadatje zoo tot mij gesproken hebt. Ik ben niet eerder gerust, voor gijhet zijt...."

"Ik?" bracht zij er tusschen in, "ja, ik kwel me somwijlen. Maar datzal voorbij gaan, als gij er mij niet meer aan herinnert. Dan slechtskwel ik mij."

"Dat begrijp ik niet," antwoordde hij.

"Ik weet, dat leugen en bedrog in strijd is met uw eerlijke natuur,en het doet me daarom leed om uwentwil. Ik denk dikwijls, dat ge uw

Page 132: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

leven voor mij hebt te gronde gericht."

"En ik dacht juist omgekeerd, dat gij om mijnentwil alles hebtopgeofferd. Ik kan het mij niet vergeven, dat ge nu zoo ongelukkigzijt."

"Ik ongelukkig?" sprak zij, terwijl zij naar hem toetrad en hemmet een blik vol liefde aanzag: "Ik ben als een hongerige, dienmen gespijzigd heeft; wellicht mag hij nog huiveren en zijn gewaadgescheurd zijn, maar ongelukkig is hij niet. Ongelukkig--ik? Neen,het is mijn geluk ..."

Hier hoorde zij plotseling de stem van haar zoontje. Met haastigenblik overzag zij het geheele terras en stond toen driftig op. Haaroog ontvlamde in den hem bekenden gloed, ze hief haar schoone, metringen versierde handen op en nam zijn hoofd daar tusschen; een langediepe blik, haar geopende mond naderde hem en zo kuste hem snel opden mond en de beide oogen en schoof hem toen weer van zich af. Zijwilde zich verwijderen, maar hij hield haar terug.

"Wanneer?" fluisterde hij.

"Om een uur," fluisterde zij terug, loosde een diepe zucht en gingtoen met lichten, snellen tred haar zoontje te gemoet.

Wronky zag op de pendule en verliet haastig de veranda.

XXI.

Wronsky had op de pendule gezien, maar was zoo opgewonden en nogzoozeer met zijn gedachten gevuld geweest, dat hij den wijzer wel hadgezien, maar zijn beteekenis niet had begrepen. Hij ging voorzichtignaar zijn rijtuig, dat op de slijkerige landstraat stond. De koetsierwas op den bok ingeslapen. Hij wekte hem, sprong in de kales enbeval hem naar Briansky te rijden. Zij hadden wel reeds zeven werstgereden, toen Wronsky eerst in zoover tot bezinning kwam, dat hij ophet horloge zag en dadelijk begreep, dat het al half zes was en hijzich veel had verlaat.

Dien dag hadden er verscheiden wedrennen plaats: Een wedren inafgesloten ruimte, een andere officierswedren en dan de zijne. Bijdezen kon hij nog tijdig genoeg aankomen, al reed hij eerst naarBriansky; het hof zou dan al wel bijeen zijn, en dit was onaangenaam;maar hij had het Briansky vast beloofd en derhalve beval hijden koetsier de paarden niet te sparen. Hij kwam bij Briansky,bleef slechts vijf minuten en toen ging het in vollen galop weerterug. Dit snelle rijden gaf hem zijn kalmte weder. Zijn gedachtenrichtten zich nu in vroolijke spanning op den ophanden zijnden wedrenen slechts nu en dan vloog de voorstelling van het tegen den nachtafgesproken rendez-vous als een heldere straal door zijn phantasie. Hijachterhaalde meerdere equipages, die van de villa's of van Petersburgnaar de renplaats reden.

In zijn woning vond hij slechts zijn staljongen, die hem aan de deur

Page 133: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

opwachtte en hem terwijl hij zich verkleedde, mededeelde, dat detweede wedren reeds was begonnen, dat vele heeren naar hem gevraagdhadden en dat de stalknecht er ook al geweest was.

Nadat hij zich zonder overhaasting had verkleed, reed hij naar destallen van de wedrenplaats. Toen hij de barak binnen trad, hoordehij schellen. De tweede wedren nam juist een aanvang. Daarbuiten voorden stal had hij Machatins Gladiator ontmoet, die in een oranjekleurigmet donkerblauw afgezet dek naar de hippodroom werd geleid.

"Waar is Kord?" vroeg hij den stalknecht.

"In den stal bij het zadelen."

In de geopende standplaats stond Froe-Froe reeds gezadeld. Men wildeze naar buiten leiden.

"Heb ik mij verlaat?"

"All right, all right! Alles in orde!" antwoordde de Engelschman. "Windu niet op." Wronsky's onderzoekende blik vloog nog eens overde sierlijke vormen zijns lievelings en toen ging hij weer naarbuiten. Hij naderde de tribune in het gunstigst oogenblik om deopmerkzaamheid niet tot zich te trekken. De tweede wedren wasjuist geeindigd; alle oogen waren op een cavalerie-gardist enachter hem op een lijfhuzaar gericht, die de laatste krachten hunnerpaarden aanspoorden en den paal naderden. Van alle zijden drongen devolksmenigte en de soldaten op den paal toe, en hierdoor kon Wronskyzich onbemerkt onder de menigte mengen.

Wronsky vermeed opzettelijk de groepen der aanzienlijken, die zichvoor de tribune vrij bewogen en met elkander spraken. Hij bemerkte daarmevrouw Karenin, vorstin Betsy en de vrouw van zijn broeder, maar, omniet afgeleid te worden, naderde hij hen niet. Maar ieder oogenblikontmoette hij kennissen, die hem aanspraken, hem bizonderheden vanden afgeloopen wedren verhaalden en hem vroegen, waarom hij zoo laatwas gekomen.

Op het oogenblik, toen de overwinnaars van den laatsten wedren naar detribune geleid werden om hun prijzen te ontvangen, ontmoette Wronskyzijn oudsten broeder Gregorius, een overste met vangsnoeren; kleinvan gestalte, maar even breed geschouderd als Alexei, nog schooneren blozender van kleur, maar met een gloeienden neus en het kennelijkgezicht van een drinker.

"Heb je mijn briefje ontvangen?" vroeg hij. "U zelf vindt men nooit."

Gregor Wronsky was, in weerwil van zijn uitspattingen en onmatigdrinken, een volkomen hoveling. Terwijl hij met zijn broeder sprakover een zaak, die voor dezen hoogst onaangenaam was, vergat hij niet,dat vele oogen op hem konden gevestigd zijn en behield hij een vroolijkonbevangen gelaat, alsof zij over iets zeer onbeduidends spraken.

"Ik heb het ontvangen en begrijp werkelijk niet waarover ge u bezorgdmaakt." antwoordde Alexei.

"Ik maakte mij bezorgd, omdat men mij zeide, dat je nog niet hierwaart en dat men u Maandag in Pargalowo gezien had."

Page 134: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Er zijn dingen, waarover alleen hun een oordeel toekomt, die er bijgeinteresseerd zijn, en daartoe behoort ook de zaak, waarmede gijmeent u te moeten bezig houden."

"Ja, maar dana moet men niet ..."

"Ik verzoek je, u daarin niet te mengen. Dat is alles."

Alexei Wronsky was bleek geworden en zijn onderlip beefde, wat hemzelden gebeurde. Zijn broeder wist dat dit een kwaad teeken was enlachte vroolijk als te voren.

"Ik wilde je moeders brief maar geven," antwoordde hij; "maar windje voor den wedren niet op. Bonne chance!" voegde hij er lachend bijen verwijderde zich.

Maar dadelijk na hem sprak weer iemand anders met vrienschappelijkengroet Wronsky aan.

"Wel, je kent je vrienden niet. Bonjour, mon cher!" zeide StipanArkadiewitsch, die hier met zijn frisch gelaat en wel onderhoudenbaard niet minder schitterend dan in Moskou. "Ik ben gisteren hiergekomen en verheug mij buitengewoon u spoedig in je zegepraal tezullen zien. Wanneer zien wij elkander weer?"

"Kom morgen aan de officierstafel," zeide Wronsky, en zichverontschuldigend, ging hij naar het midden der renbaan, waar men depaarden voor den grooten wedren met hindernissen heenleidde.

De met zweet en modder bedekte, afgereden en uitgeputte paardenwerden hier door de stalknechts geleid naar huis gevoerd, terwijlvoor en na de nieuwe, meest Engelsche paarden verschenen, die inhun dekken en met hun sterk ingetrokken buiken er als zonderlinge,groote vogels uitzagen. Rechts werd de schoone, gracieuse Froe-Froevoorgeleid; zij schreed op haar elastische en lange enkels en hoevenals op springveeren voort. Niet ver van haar af werd Gladiator hetdek afgenomen.

Wronsky wilde naar zijn paard gaan, maar andermaal werd hij door eenbekende opgehouden.

"Daar is Karenin," zeide deze. "Hij zoekt zijn vrouw. Zij zit in hetmidden der tribune. Hebt ge haar al gezien?"

"Neen," antwoordde Wronsky en zonder naar de tribune te zien ginghij naar zijn paard.

Nauwelijks had Wronsky kunnen onderzoeken, of zijn paard goedgezadeld was, toen de ruiters reeds naar de tribune werden geroepenom hun nummers te trekken. Met ernstige, strenge, ook wel met bleekegezichten traden zeventien officieren naar de bus en trokken er denummers. Wronsky bekwam nummer 7. Toen klonk het commando: "Opstijgen!"

In het gevoel, dat hij en de overige ruiters nu het middelpuntvan alle op hen gerichte oogen waren, naderde Wronsky zijn paardin dien gespannen toestand, die hem altijd bezonnen en rustig inzijn bewegingen maakte. Kord had zich ter eere van den dag in zijnparade-costuum gestoken, een zwarten tot boven dichtgeknoopten jas,sterk gesteven halsboord, waarop zijn kinnebakken rustten, zwarten hoed

Page 135: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

en kaplaarzen. Hij was als altijd kalm en vol gevoel van eigenwaardeen hield zelf het paard aan beide teugels. Froe-Froe sidderde als in dekoorts en haar vurig oog zag schuins naar den naderenden Wronsky. Dezeschoof den vinger onder het zadel. De Engelschman vertrok den mond,hetwelk een lach beteekende, omdat men zijn zadel onderzocht.

"Ga maar opzitten, mylord; u moet zich minder opwinden."

Wronsky keerde zich nog eenmaal naar zijn rival toe. Hij wist,dat hij hem bij het rijden niet meer zien zou. Twee strijdersreden al naar de plaats van waar afgereden zou worden. Galzin,een vriend en een der gevaarlijke mededingers van Wronsky, draaidemet een bruinen hengst, die hem niet wilde laten opzitten, in hetrond. Een kleine lijfhuzaar in een nauwe rijbroek reed, in navolgingvan den Engelschman, krom als een kater, in galop. Vorst Kusowlewzat doodsbleek op een volbloed merrie, die een Engelschman aan denteugel leidde. Wronsky en al zijn kameraden kenden Kusowlew en zijneigenaardigheden, namelijk zijn buitengewoon groote eerzucht en zijnzwakke zenuwen. Hij vreesde overal en voor alles en was zelfs bang omop een paradepaard te rijden; maar heden, juist omdat het gevaarlijkwas en men den hals kon breken en bij elke barriere een dokter meteen lazaretwagen en een pleegzuster gereed stonden, juist daaromhad hij besloten mede te rijden. Hun blikken ontmoetten elkander enWronsky knikte Kusowlew vriendelijk en bemoedigend toe. Slechts een,zijn voornaamsten mededinger, Machatin op zijn Gladiator, zag hij niet.

"Haast u niet," zeide Kord tot Wronsky, "en denk aan een zaak, mylord:bij hindernissen mag u niet ophouden of mennen, maar moet u het paardzelf laten doen, wat het wil."

"Goed, goed," antwoordde Wronsky en greep de teugels.

"Als u kunt, neemt u de leiding weer op; overigens moet u tot op hetlaatste oogenblik niet wanhopen, zelfs niet als u achter blijft."

Het paard had geen tijd een beweging te maken, toen Wronsky al vastop het krakende leder van den zadel zat. Alsof zij niet wist, metwelken voet zij het eerst zou aantreden, rukte Froe-Froe met haarlangen hals aan de teugels en liet den ruiter op haar langen rug alsop springveeren wippend op- en neergaan. Kord ging, zijn schredenverhaastend, achter haar.

Zij naderden reeds de plaats, vanwaar afgereden zou worden. Eenigender ruiters bevonden zich voor hen, anderen meer terug, toen Wronskyplotseling achter zich op de slijerige baan den galop van een paardhoorde, en onmiddellijk daarop sprong Machatin hem op zijn Gladiatormet zijn witte pooten voorbij. Machatin lachte hem toe, maar Wronskyzag hem onvriendelijk aan. Hij was hem niet genegen en nu hield hijhem voor zijn gevaarlijksten tegenstander en het ergerde hem, dat hijhem voorbij galoppeerde en Froe-Froe daardoor opgewonden maakte. Dezehief het linkerbeen op tot den galop en na twee zetten ging zij,zich over den straf aangetrokken teugel ergerend, in een stootendendraf over. Kord fronste het voorhoofd en liep achter Wronsky heen.

XXII.

Page 136: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

De wedren ving niet aan in de baan zelf, maar drie honderd meterbuiten dezelve, en op dit gedeelte bevond zich de eerste hindernis,een gracht van drie meter breed, die de ruiters naar believen kondenoverspringen of doorrijden. Driemaal plaatsten de ruiters zich ineen rij, maar telkens kwam een paard te ver naar voren en men moestandermaal de rij formeeren. Eindelijk, de vierdemaal gelukte heten "voorwaarts!" klonk het commando. Alle oogen en kijkers van detribune waren op den bonten ruitertroep op het oogenblik van zijnafrijden gericht.

De opgewonden, zenuwachtige Froe-Froe verzuimde het eerste oogenblik,meerdere paarden waren haar al voorgekomen, maar nog voor het waterachterhaalde zij zonder moeite drie van hen, en slechts de met hetachterlijf licht en gelijkmatig werkende Gladiator bleef haar vooren buitendien geheel vooraan de bevallige Diana, die den meer doodendan levenden Kusowlew droeg.

In de eerste oogenblikken had Wronsky noch zich zelf noch het paardin zijn macht. Tot aan de eerste hindernis, de gracht, vermochthij zijn paard niet te besturen. Gladiator en Diana kwamen bijna tegelijk aan dezelve--een, twee! hieven zij zich op en vlogen naar deandere zijde over; onmiddellijk achter hen hief zich ook Froe-Froe op,maar op het oogenblik dat Wronsky zich nog in de lucht voelde zweven,zag hij plotseling schier onder de hoeven van zijn paard Kusowlew,die aan den anderen oever met zijn Diana uit het water omhoogzocht te krabbelen. Kusowlew had namelijk dadelijk bij den sprongvan zijn paard den teugel losgelaten en natuurlijk moest dit dezegevolgen hebben. Wronsky vernam dit later, nu bemerkte hij slechts,dat zich daar, waar Froe-Froe haar voeten moest neerzetten. Diana'skop bevond. Maar als een kat onder het vallen maakte Froe-Froe onderden sprong een krachtige beweging in den rug en met de beenen, zoodatzij, zonder Diana aan te raken, voorbij vloog. Van nu af had Wronskyzijn paard geheel in zijn macht. Hij hield het terug met het oogmerk,de groote barriere eerst na Machatin over te springen, en hem dan opde eerste vrije ruimte voorbij te komen.

De groote barriere stond recht voor de tribune van het hof. De keizer,het geheele hof en een menigte volks, allen hadden het oog op hemgevestigd en op Machatin, die een paardlengte voor hem reed, toen zijeen bedekte barriere, den zoogenaamden "duivel", naderden. Wronskybesefte dit, hoewel hij niets zag als de ooren en den kop van zijnpaard, die hem tegen vliegenden grond en Gladiators witte voeten, diesnel en steeds op denzelfden afstand voor hem de maat sloegen. Daarhief Gladiator zich op en zonder ergens aan te stooten en terwijlzijn korte staart hoog opfladderde, verdween hij voor Wronky'soogen. "Bravo!" hoorde men ergens een stem roepen. Op hetzelfdeoogenblik schemerden voor hem de planken der barriere. Zonder debeweging te veranderen hief zijn paard zich onder hem op, de plankenverdwenen en slechts hoorde hij achter zich een lichten klop. Door hetzien van den vooruitgaanden Gladiator vurig geworden, had Froe-Froezich wat te vroeg voor de barriere opgeheven en deze derhalve met eenachterhoef aangeraakt. Maar haar gang bleef onveranderd en Wronsky zag,dat hij nauwkeurig den ouden afstand van Gladiator had behouden. Hijzag weer diens kruis, den korten staart en de snel uitslaande wittevoeten voor zich.

Op dit oogenblik, toen Wronsky dacht, dat wel de tijd daar was omMachatin voorbij te komen, begon Froe-Froe, alsof zij de gedachten

Page 137: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

van haar heer had geraden, van zelf Gladiator te naderen en wel aande voordeeligtse zijde van de lijn. Maar Machatin gaf de lijn nietvrij. Wronsky overlegde, of men wellicht op de bocht van buiten voorbijzou kunnen komen, toen Froe-Froe dit reeds van zelf deed en al begonte vorderen. Haar van zweet al donker gekleurde schouder bevond zichreeds naast Gladiators kruis. Toen liepen zij een poos geheel naastelkander. Maar nu kwamen zij aan een hindernis en om deze niet in degroote bocht te nemen, begon Wronsky met den teugel te werken, enspoedig kwam hij Machatin op de schuinsche hoogte voorbij. Wronskyzag zijn met modder bespat gezicht, het scheen hem zelfs toe telachen. Wronsky was nu Machatin vooruit, maar hij bemerkte hem dichtachter zich en hoorde voortdurend den gelijkmatigen hoefslag en hetkorte, krachtige snuiven uit de neusgaten van Gladiator.

De beide naaste hindernissen, een gracht en een barriere, werdenzonder veel moeite overwonnen, maar Wronsky hoorde nu den hoefslag enhet snuiven achter zich naderen. Hij bestuurde Froe-Froe en voeldemet blijdschap, dat haar gang zich versnelde en Gladiators hoefslagweer was als te voren.

Wronsky leidde nu den ren van het paard, zooals Kord hem had geraden enhij zelf voornemens was geweest. Nu was hij van den uitslag zeker. Zijnopgewondenheid, zijn blijdschap, zijn teederheid voor Froe-Froe werdensteeds grooter. Hij had gaarne eens omgezien, maar dat durfde hij niet,en hij trachtte slechts zijn kalmte te vermeerderen en zijn paard nietsterker aan te drijven, ten einde het den voorraad kracht te latenbehouden, waarover, zooals hij bemerkte, Gladiator nog beschikte. Erbleef nu nog maar eene, doch de bezwaarlijkste hindernis over. Konhij deze te boven komen, dan was hij overwinnaar. Hij naderde debarricade. Hij en Froe-Froe bemerkte haar te gelijk en oogenblikkelijkbeving hen dezelfde twijfel. Hij bemerkte de weifeling van zijn paardaan diens ooren en hief reeds de karwats op, maar zag nog tijdig,dat zijn twijfel ongegrond was. Froe-Froe verzamelde haar krachtjuist zooals hij het dacht en wenschte, verhief zich en de krachtharer energie droeg haar ver over de gracht en in gelijken gang endezelfde snelheid, zonder veel inspanning, ging zij met rennen voort.

"Bravo, Wronsky!" hoorde hij uit een menschenhoop roepen; hij wist,dat het lieden en kameraden uit zijn regiment waren, en hij meendeJawschins stem te herkennen, maar hij zag hem niet. Hij luisterderugwaarts, wat achter hem geschiedde. "Overgesprongen!" dacht hij,toen hij Gladiators hoefslagen weer achter zich hoorde.

Er bleef nu nog een natte gracht van twee meter breedte over. Wronskyvestigde er zijn aandacht niet eens op; maar wenschende een zoogroot mogelijken voorsprong te gewinnen, begon hij met de teugelste werken en ze naar de maat op te heffen en weder op den hals vanhet paard te laten dalen. Hij bemerkte dat Froe-Froe haar laatstekrachten bezigde. Hals en schouders waren wit, maar ook aan de manen,aan den kop en aan de spitse ooren hing het zweet bij droppels enzij ademde kort en scherp. Maar hij wist ook, dat haar voorraadvan kracht voor de nog ontbrekende zeshonderd meter toereikend zouzijn. Slechts daaraan, dat hij zich nader bij den grond bevond enaan een bizondere elasticiteit van beweging bespeurde Wronsky, hoezich de snelheid van zijn paard had vergroot. De gracht sprong hetzonder bezwaar over. Het schoot er als een vogel over heen, maar ophetzelfde oogenblik bemerkte Wronsky tot zijn schrik, dat hij zelfde beweging van zijn paard niet gevolgd had, maar onbegrijpelijkerwijze zich met een onvergefelijk slechte beweging op den zadel

Page 138: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

had laten vallen. Daardoor werd de situatie plotseling een geheelandere; Wronsky zag, dat iets ongehoords was geschied; het washem niet duidelijk wat, toen eensklaps dicht voorbij hem de voetenvan Gladiator schemerden en Machatin in den snelsten galop voorbijsuisde. Wronsky raakte met een voet den grond en op dezen voet zonk dezwaarte van zijn paard. Nog nauwelijks had hij zijn voet vrijgemaakt,toen ook Froe-Froe reeds zwaar rochelend op zijde viel, en met haarfijnen met zweet bedekten hals vergeefsche pogingen aanwendde om zichweer op te richten. Zij lag aan zijn voeten bevende op den grond alseen aangeschoten vogel. Wronsky's valsche beweging had haar den ruggebroken. Dat vernam hij veel later. Nu zag hij slechts dit eene,dat Machatin zich snel verwijderde en dat hij alleen wankelend opden modderigen grond stond en dat Froe-Froe zwaar rochelend voor hemlag, met den kop naar hem toegekeerd en hem met haar schoone oogenaanstarende. Nog steeds niet begrijpend, wat er gebeurd was, rukte hijhet paard aan den teugel. Het sloeg om zich als een visch in het net,trok de voorpooten bijeen, maar, niet in staat zich van achteren opte richten, sloeg het weder om zich en viel andermaal op zijde. Methartstochtelijk ontsteld gelaat, bleek en met sidderende lippen,sloeg Wronsky het met de sporen onder den buik en begon weer aan denteugel te rukken--maar Froe-Froe bewoog zich niet, zij drukte den muilop den grond en zag haar meester met de schoone, sprekende oogen aan.

"A--h!" kermde Wronsky, met de handen naar het hoofd grijpend, "wat hebik gedaan! De ren is verloren! En dat door eigen schuld. Beschamend,onvergefelijk! En dat arme, lieve, te gronde gerichte paard; ach! watheb ik gedaan!"

Een troep volks, officieren van het regiment, de dokter met zijnhelpers kwamen toegesneld en deden allerlei vragen. Tot zijn ongelukvoelde hij zich zelf ongedeerd. Maar het paard had den rug gebrokenen moest dood geschoten worden. Wronsky kon op de aan hem gerichtevragen niet antwoorden. Hij kon met niemand spreken. Hij wendde zichaf en zonder de hem ontvallen muts op te nemen ging hij van de renbaanzonder te weten waarheen. Hij gevoelde zich diep ongelukkig. Voor deeerste maal in zijn leven ondervond hij een niet meer goed te makenongeluk, waarvan hij zelf alleen de schuld droeg.

Jawschin haalde hem met zijn muts in de hand in en begeleidde hemnaar huis. Een half uur daarna kwam Wronsky weer tot zich zelf. Maarde herinnering aan dezen wedren zou in zijn ziel blijven hechten alseen der zwaarste en meest kwellende van zijn geheele leven.

XXIII.

Uitwendig was Karenins verhouding tot zijn vrouw dezelfde gebleven. Erwas slechts dit onderscheid, dat hij nog meer met bezigheden overladenscheen dan te voren. Zooals in alle vroegere jaren, begaf hij zichook nu naar een buitenlandsch bad om zijn gezondheid te herstellenen keerde als gewoonlijk in Juli naar huis terug om dadelijk metverdubbelde energie weer aan den arbeid te gaan. Zijn vrouw daarentegenverhuisde zooals gewoonlijk naar hun buitenverblijf, terwijl hij inPetersburg bleef.

Page 139: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Sedert haar gesprek na de soiree bij vorstin Twersky had hij nietmeer met Anna over zijn verdenking en zijn ijverzucht gesproken,en zijn eigenaardige manier van zoo te spreken, alsof hij een andervoorstelde, paste juist voor zijn tegenwoordige verhouding tot zijnvrouw. Hij was tegen haar wel wat koeler geworden, maar niet meerdan of hij slechts een kleine grief tegen haar had wegens gebrek aanvertrouwen harerzijds bij gelegenheid van hun toenmalig nachtelijkgesprek; zijn gedachte was ongeveer: "Gij wilt tegenover mij nietopenhartig zijn,--des te erger voor u; al zoudt ge mij nu er ook omsmeeken, nu zou ik niet rechtuit spreken!" Zoo dacht hij als iemand,die zich vergeefs beijverd had een uitbarstend vuur te verstikken eneindelijk vertoornd over zijn vergeefsche moeite uitroept: "Nu goed,als ge u niet wilt laten blusschen, brand dan maar voort!"

Hij, deze zoo schrandere en in alle ambtszaken zoo fijngevoelige man,zag de dwaasheid van zulk een verhouding tot zijn vrouw niet in. Hijzag haar niet in, omdat het hem verschrikkelijk was haar zoo te zien,als zij in werkelijkheid was; hij sloot en verzegelde in zekeremate de kamer zijns harten, waarin de gevoelens voor zijn familie,dat is voor zijn vrouw en zijn zoon, woonden. Hij, vroeger zulk eennauwgezet vader, verkoelde in dezen winter vooral jegens zijn zoonen zooals met zijn vrouw sprak hij ook met hem op ironischen toon.

Alexei Alexandrowitsch was er van overtuigd en beweerde ook, dathij nog in geen jaar zoo met bezigheden overstelpt was geweest alsin het tegenwoordige, maar hij bekende zich zelf niet, dat hij zichdeze drukten zelf uitdacht, omdat hij daarin het beste middel zagom de kamer, waarin de gevoelens voor vrouw en kind verborgen lagen,en die steeds sterker werden, hoe langer hij ze daar bewaarde, nietopen te sluiten, in zijn gelaat lag steeds, zoodra iemand naar zijnvrouw vroeg, een strenge en trotsche uitdrukking.

Karenins landhuis lag in Pargalewo, en gewoonlijk placht ook gravinLydia Iwanowna daar te wonen en als buurvrouw en vriendin, op intiemenvoet met Anna te verkeeren. Dit jaar echter gaf zij er de voorkeuraan daar niet te wonen; zij had geen enkel bezoek bij Anna gebracht,maar maakte Karenin op Anna's verkeer met vorstin Betsy en Wronskyals iets onbetamelijks opmerkzaam. Doch hij wees haar streng terugen zeide, dat zijn vrouw boven alle verdenking was verheven, ensedert vermeed hij de gravin. Hij wilde niet opmerken, dat velen inde conversatie Anna scheef aanzagen, en hij wilde niet begrijpen,waarom Anna zoo levendig wenschte van Pargalewo naar Zarskoe teverhuizen, waar Betsy woonde en in welks nabijheid Wronsky's regimentgelegerd was. Hij veroorloofde zich niet daarover na te denken,maar in den grond zijns harten was hij, ofschoon zonder bewijzen,vast overtuigd, dat hij een bedrogen echtgenoot was, en voelde zichdiep ongelukkig. Hoe dikwijls had hij in de verloopen gelukkige jarenzijns levens bij den aanblik van andere bedrogen echtgenooten gezegd:"Hoe kan men zoo iets ook toelaten? Waarom verbreekt men zulk eenondragelijken toestand niet?" Maar nu, nu het ongeluk op zijn eigenhoofd was gevallen, dacht hij er niet aan, hoe zulk een verhoudingkon opgelost worden, en wilde er zelfs niets van weten, omdat het teverschrikkelijk, te ondragelijk was.

Na zijn terugkomst uit het buitenland was Karenin slechts tweemaal inzijn landhuis geweest; de eerste maal toen hij er dineerde, den anderenkeer met eenige gasten; maar hij was er geen nacht overgebleven,zooals hij vroeger placht te doen.

Page 140: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Den dag van den wedren was hij door zijn bezigheden bizonder bezetgeweest; maar hij had reeds des morgens het zoo geschikt, dat hijna een vroegtijdig middagmaal naar zijn vrouw kon rijden en dannaar den wedren, dien het geheele hof zou bijwonen en waarbij hijderhalve niet mocht ontbreken. Bij zijn vrouw wilde hij slechtsaanrijden om welstaanshalve ten minste eens in de week haar bezochtte hebben. Ook moest hij haar, daar het de vijftiende der maand was,het huishoudgeld overhandigen.

XXIV.

Anna stond voor den spiegel en was met Annuschka's hulp bezig denlaatsten strik aan haar costuum te bevestigen, toen zij op het kiezelvoor het huis het geluid van een aankomend rijtuig hoorde.

"Voor Betsy is het nog te vroeg," dacht zij en zag uit hetvenster. Daar zag zij de coupe en daarin den zwarten hoed en debekende ooren van haar echtgenoot.

"Wat ongelegen tijd! Wat zal er van worden als hij hier wilovernachten?" dacht zij en hoewel de gedachte aan al wat daaruit konontstaan haar verschrikte en beangstigde, liep zij, den geest desleugens in zich voelend en zich aan dezen overgevend, hem toch metvroolijk stralend gelaat te gemoet en zonder te weten wat zij sprak,zeide zij: "O, dat is mooi! Ik hoop, dat ge den nacht over blijft." Ditwas het eerste woord, dat de geest des leugens haar ingaf: "Nu rijdenwij samen naar den wedren--jammer, dat ik al met Betsy afspraak hebgemaakt! Zij zal mij namelijk afhalen...."

Bij het hooren van dezen naam fronste Karenin het voorhoofd. "O,ik wil de onafscheidelijken niet scheiden," antwoordde hij op zijngewonen ironischen toon: "Ik ga met Michael Alexandrowitsch. De dokterheeft mij het gaan bevolen. Ik zal dus te voet gaan en onderweg denken,dat ik nog in de badplaats ben."

"Er is nog volstrekt geen haast," zeide Anna; "verlang je thee?" Zijschelde. Een dienstmeisje verscheen.

"Breng thee en zeg aan Serescha, dat Alexander Alexandrowitsch hieris.' "Hoe is het met je gezondheid?" En zij zette zich naast haarman neder. "Ge ziet er niet goed uit."

"Neen," antwoordde hij, "vandaag heeft de dokter mij ook bezocht endit heeft mij veel tijd gekost. Het scheen mij toe, alsof een mijnergoede vrienden hem bij me had gezonden. Mijn gezondheid is immersook zoo kostbaar...."

"Nu? Wat heeft hij gezegd?" En zij vroeg hem uit over zijngezondheidstoestand en over zijn bezigheden en vermaande hem zich teontzien en naar haar te verhuizen. Dat alles sprak zij zeer eenvoudigen haastig en met een eigenaardigen glans in de oogen. Hij hechtteevenwel geen waarde aan haar woorden; hij hoorde ze maar gaf er debeteekenis aan, die ze werkelijk hadden. Hij antwoordde phlegmatisch

Page 141: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

en schertsend. In dit geheele gesprek was niets van beteekenis, maarin later tijd kon Anna zich nimmer deze korte scene herinneren zondereen gevoel van kwelling en schaamte.

Serescha kwam met zijn gouvernante binnen. Als Karenin er acht op hadgegeven, zou hem de schuchtere blik zijn opgevallen, waarmede zijnzoon eerst hem en toen zijn moeder aanzag. Maar hij wilde niets zienen daarom zag hij niets.

"Ha, jonge man! Hij is gegroeid! Inderdaad, hij wordt al groot. Goedendag, jonge man."

Serescha, die reeds altijd tegenover zijn vader bloode was, werd hetnog meer, toen hij als _jonge man_ werd aangesproken en in zijn hoofdhet raadsel nog niet had kunnen oplossen, of Wronsky een vriend ofvijand van zijn vader was. Alsof hij bescherming zocht wendde hijzich tot zijne moeder. Slechts bij haar gevoelde hij zich op zijngemak. Terwijl Alexei Alexandrowitsch met de gouvernante sprak,lag zijn hand op zijn zoons schouder; dezen was dat zoo kwellend enpijnlijk, dat Anna bemerkte, dat hij op het punt stond om te weenen.

Anna, die bij het binnenkomen van het kind had gebloosd, nam, toenzij bemerkte, hoe onaangenaam hij zich gevoelde, Karenins hand vanzijn schouder, kuste hem, geleidde hem naar buiten op het balkon enkwam toen dadelijk terug. "Het is toch al tijd," zeide zij, naar dependule ziende, "waarom zou Betsy niet komen."

"Ja," zeide Alexei Alexandrowitsch en knakte met de saamgevouwenvingers; "ik ben ook gekomen om u geld te brengen. Men voedert geennachtegalen met vertellingen. Gij kunt het wel reeds noodig hebben."

"Neen, ik heb het nog niet noodig ... maar toch...." zeide zij enbloosde tot de haarwortels toe. "Gij komt toch na den wedren weerhierheen?"

"Ja zeker," antwoordde hij. "Daar is ook al het sieraad van Pargalewo,vorstin Twerskaja," voegde hij er bij, terwijl hij door het venstereen eleganten, eenspannigen mandewagen zag voorkomen. "En hoeelegant! Bekoorlijk! Nu, dan zullen wij ook opbreken."

De vorstin stapte niet uit. Slechts haar bediende in kraagmantel enzwarten hoed klom af en bleef bij het portier staan.

"Ik ga nu, Adieu!" zeide Anna en kuste haar zoon; toen naderde zijAlexei Alexandrowitsch en reikte hem de hand: "Het is vriendelijkvan u, dat ge gekomen zijt."

Hij kuste haar hand.

"Alzoo tot weerziens! Gij komt op de thee; dat is best," hernam zijen ging vroolijk en vergenoegd naar buiten. Maar toen zij de deuruit was, voelde zij de plek op haar hand, die zijn lippen haddenaangeraakt en zij kromp schier van een gevoel van afkeer ineen.

Page 142: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

XXV.

Toen Karenin bij de renplaats kwam, zat Anna reeds op de tribune,waar een gezelschap van de voornaamste personen vereenigd was. Zijbemerkte haar man reeds in de verte. Twee mannen: haar echtgenooten haar minnaar, waren thans de brandpunten van haar leven, enzij gevoelde de nabijheid van ieder hunner zonder de hulp van haaruitwendige zinnen. Zij zag, hoe haar man de tribune naderde, nu eenonderdanigen groet nederbuigend beantwoordende, dan vriendschappelijken verstrooid de met hem gelijkstaanden groetend, straks weer zichbeijverend den blik der machtigen der aarde tot zich te trekken endan zijn grooten ronden hoed, die de spitsen der ooren neerdrukte,diep afnemend. Zij kende deze geheele manier en alles aan hem stondhaar tegen.

"Slechts eerzucht, de wensch naar succes neemt zijn ziel in," dachtzij; "al die verhevene gedachten over verlichting en godsdienstbestaan voor hem slechts als middelen tot het doel."

Hij zag naar het balcon der dames; maar in die zee van mousseline,linten, vederen, parasols en bloemen vond hij zijn vrouw niet. Zijbegreep, dat hij haar zocht, maar zij hield zich opzettelijk, alsofzij hem niet bemerkte.

"Alexei Alexandrowitsch!" riep vorstin Betsy, "zoekt ge uw vrouw? Hieris zij!"

Hij zag even met zijn koud lachje naar boven.

"Daar is zooveel glans, dat het iemand de oogen verblindt,"antwoordde hij. Hij lachte zijn vrouw toe, groette de vorstin en deoverige kennissen, met de dames schertsend en met de heeren eenigewoorden wisselend. Beneden aan den voet der tribune stond eenadjudant-generaal, die door zijn geestigheid en fijne beschavingzeer bekend was. Karenin knoopte een gesprek met hem aan. Het wasjuist pauze tusschen den wedren en zoo werd hun discours door nietsgestoord. De generaal was uit beginsel een tegenstander van wedrennen,Karenin sprak hem tegen, ze verdedigende. Anna hoorde zijn schrale,eentonige stem; ieder woord scheen haar valsch en beleedigde haargehoor.

Toen de derde wedren begon, richtte zij den blik naar voren en zagonafgewend naar Wronsky, die zich juist op het paard zette, en tegelijk hoorde zij de onaangename stem van haar echtgenoot, die nietwilde ophouden. De vrees voor Wronsky kwelde haar, maar nog meer diefijne stem.

"Ik ben eene slechte, een verloren vrouw," dacht zij; "maar ik houdniet van geveinsdheid en aan hem is alles veinzerij. Hij weet en zietalles; welk een gevoel heeft hij dan toch, dat hij nu daar zoo kalmkan staan praten? Als hij mij of Wronsky wilde dooden, zou ik hem nogachten. Maar neen, hij kent niets dan welvoegelijkheid en huichelarij."

Zij begreep niet, dat de ongewone spraakzaamheid van dien dag,die haar zoo ergerde, slechts haar grond had in zijn onrust enopgewondenheid. Beweging van den geest was voor hem noodig om degedachten aan zijn vrouw, die natuurlijk door haar en Wronsky'stegenwoordigheid op nieuw opgewekt werden, te verstikken.

Page 143: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Het gevaar," zeide hij, "is noodwendig aan wedrennen der cavalerieverbonden. Als Engeland in zijn krijgsgeschiedenis op schitterendeverrichtingen zijner cavalerie kan wijzen, dan kan het dit, dank zijzijn ijver om menschen en dieren door den sport daarvoor te vormen. Desport heeft naar mijn inzien eene beteekenis, die niet gering moetgeschat worden; men ziet echter gewoonlijk slechts de oppervlakte...."

"Is dat dan ook oppervlakte?" vroeg vorstin Twersky; "men zegt,dat een officier twee ribben heeft gebroken."

Alexei Alexandrowitsch liet een lachje zien, dat slechts zijn lippenopende, maar verder niets uitdrukte.

"Toegegeven, vorstin," zeide hij, "de ribben zijn niet oppervlakkig,maar iets inwendigs. Maar daar komt het niet op aan," liet hij tot dengeneraal gewend volgen: "U moet niet vergeten, dat hier officierenrijden, die zich deze bezigheid tot een beroep gekozen hebben, en uzult mij toestemmen, dat ieder beroep zijn schaduwzijde heeft. Ditbehoort tot de plichten van een officier. De weerzinwekkende sport vanboxen of van het Spaansche stierengevecht, ja, deze zijn een teekenvan barbaarschheid. Maar zulk een sport is bewijs eener hoogerevolksbeschaving...."

"Neen, den volgenden keer ga ik er niet meer heen. Het windt me teveel op. Niet waar, Anna?" zeide boven vorstin Betsy.

"Het windt iemand op, maar men kan zich toch niet losrukken,"antwoordde een andere dame. "Ware ik een Romeinsche geweest, ik zouvoor den circus niet gegruwd hebben."

Anna antwoordde niet. Zonder den tooneelkijker neer te leggen zagzij slechts naar een plaats. Op dit oogenblik ging een hoog militairpersoon voorbij. Zijn gesprek afbrekend, stond Karenin eerbiedig open boog zich diep.

"U neemt geen deel aan den wedstrijd?" schertste de militaireautoriteit.

"Mijn rennen is zwaarder," antwoordde Karenin eerbiedig. Hoewel ditantwoord niet veel zeide, zette de militaire autoriteit een gezicht,alsof hij een zeer schranderen man gehoord en zeer goed de pointe dela sauce begrepen had.

"Vorstin, op wien wedt u?" hoorde men van beneden de stem van StipanArkadiewitsch zeggen.

"Anna en ik, wij wedden op vorst Kusowlew."

"Ik op Wronsky!"--"Een paar handschoenen!"

"Aangenomen."

"Niet waar? Hoe schilderachtig?"

Alexei Alexandrowitsch had zoo lang gezwegen, als men nabij hemsprak. Nu begon hij weer: "Ik geef toe, dat de spelen van volwassenmannen...."

Page 144: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Op dit oogenblik reden de strijders af en elk gesprek werdgestaakt. Het rijden interesseerde Karenin niet en hij zag derhalvemet zijn matte oogen verstrooid naar het publiek. Eindelijk bleefzijn blik op Anna rusten.

Haar gelaat was bleek en ernstig. Zij zag blijkbaar niets als hem. Haarhand hield krampachtig den waaier vast en zij waagde het nauwelijksadem te halen. Hij zag haar een tijd lang aan, toen wendde hij zichplotseling af en monsterde de andere gezichten.

"Ja, deze dame en de andere zijn even opgewonden; dat is zeernatuurlijk," sprak Karenin bij zich zelf. Hij wilde haar niet langergadeslaan, maar onwillekeurig keerde zijn blik weer tot haar terug. Enmet ontsteltenis las hij tegen zijn wil op haar gelaat datgene,wat hij niet weten wilde.

Kusowlews val in het water maakte op allen een diepen indruk, maar opAnna's bleek, van vreugde stralend gelaat zag hij duidelijk, dat hij,dien zij in het oog had, niet was gevallen. Toen nu Machatin en Wronskyde barriere waren overgesprongen en een officier, die achter henvolgde, zoo ongelukkig op het hoofd viel, dat hij terstond dood was,ging er een kreet van ontzetting door het publiek, maar Anna--datzag Karenin--had het in het geheel niet bemerkt en begreep nietsvan hetgeen men rondom haar besprak. Hij bespiedde haar nu steedsveelvuldiger en steeds langer. Hoewel Anna uitsluitend naar denrijdenden Wronsky zag, voelde zij toch den zijwaarts op haar gerichtenblik van haar echtgenoot. Zij keerde zich eens een oogenblik om,zag hem vragend aan, fronste licht het voorhoofd en wendde zich toenweder af.

"Och, het is mij geheel onverschillig," sprak haar houding en vantoen af zag zij hem niet meer aan.

Het was een ongelukkige wedren. Van zeventien officieren waren eracht gevallen of op andere wijze buiten den strijd gesteld. Tegenhet einde van den wedren verkeerden allen in groote opgewondenheid,die nog toenam, doordat de keizer ontevreden was.

XXVI.

Allen gaven luid hun ontevredenheid te kennen. "Voor een circusontbraken hier nog slechts de leeuwen," zeide men, en allen gevoeldenzich zoo ontsteld, dat, toen Wronsky viel en Anna een luiden giluitstiet, niemand daarin iets bizonders zag. Maar onmiddellijk daaroponderging Anna's gezicht een al te vreemde verandering. Zij verloorhaar zelfbeheersching en sloeg om zich als een gevangen vogel; haastigstond zij op, alsof zij ergens heen wilde gaan, toen wendde zij zichtot Betsy:

"Laats ons wegrijden! wegrijden!" riep zij uit.

Maar Betsy hoorde niet. Zij sprak juist met den adjudant-generaal.

Page 145: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Alexei Alexandrowitsch trad nu op Anna toe en bood haar hoffelijkden arm aan.

"Kom, als gij het wenscht," zeide hij in het Fransch. Maar zijluisterde naar hetgeen de generaal sprak en bemerkte haar man in hetgeheel niet.

"Men zegt, dat hij het been heeft gebroken," zeide de generaal. "Hetis afschuwelijk."

Zonder haar man te antwoorden, hield Anna den tooneelkijker omhoogen zag naar de plaats, waar Wronsky gevallen was; maar het was tever en er hadden zich te veel menschen verzameld om iets te kunnenonderscheiden. Zij liet den kijker dalen en wilde heengaan. Op ditoogenblik kwam een officier aan galoppeeren en meldde den keizeriets. Voorovergebogen luisterde Anna oplettend.

"Stiwa! Stiwa!" riep zij haar broeder toe. Maar deze hoorde niet. Nuwilde zij zelf naar beneden ijlen.

"Als ge heengaan wilt, bied ik je nogmaals mijn arm aan," zeideAlexei Alexandrowitsch.

Zij wendde zich met afschuw van hem af en, zonder hem aan te zien,zeide zij: "Neen, neen! Laat mij--ik blijf!" Zij bemerkte nu, datvan den ongeluksplaats een officier door de menigte naar de tribuneijlde. Betsy wenkte hem met een doek. De officier bracht de tijding,dat Wronsky ongedeerd was gebleven, maar dat zijn paard den rughad gebroken.

Toen Anna dit hoorde, ging zij haastig weer zitten en bedekte hetgelaat met den waaier. Karenin zag, dat zij weende. Zij kon nochhaar tranen, noch zelfs een zucht, die uit haar borst oprees,weerhouden. Hij plaatste zich derhalve voor haar om haar tijd telaten eenigszins tot kalmte te komen.

"Voor de derde maal bied ik je mijn arm aan," zeide hij zich na eenpoos tot haar omkeerend. Anna staarde hem aan en wist niet, wat zijzou antwoorden. Maar vorstin Betsy kwam haar te hulp.

"Neen, Alexei Alexandrowitsch," mengde zij zich er tusschen, "ikben met Anna hierheen gereden en heb beloofd haar ook weer terugte brengen."

"Vergeef mij, vorstin," antwoordde hij met een hoffelijk lachje enzag haar daarbij vast aan: "Ik zie, dat Anna niet geheel wel is endaarom wensch ik, dat zij met mij rijdt."

Anna zag verschrikt om zich, stond onderworpen op en legde haar handop den arm van haar echtgenoot.

"Ik zal naar hem toe zenden, naar alles onderzoek doen en je alleslaten weten," fluisterde Betsy haar toe.

Bij het heengaan sprak Karenin als gewoonlijk met ieder, dien hijontmoette, en ook Anna moest op de gewone wijze hen te woord staan;zij was echter als een geheel andere en ging aan haar echtgenoots armals in een droom daarheen. Zij namen zwijgend in de coupe plaats enreden zwijgend door de menigte. In weerwil van alles, wat hij gezien

Page 146: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

had, veroorloofde Karenin zich toch niet Anna's oogenblikkelijkengemoedstoestand in overweging te nemen. Voor hem bestond slechts haaruitwendige houding en gedrag. Hij had gezien, dat zij zich ongepasthad aangesteld en achtte zich verplicht haar daarop opmerkzaam temaken. Het werd hem echter zeer zwaar, haar slechts dat en niet meer tezeggen. Hij opende den mond en sprak onwillekeurig iets geheel anders.

"Hoe zonderling, dat wij allen toch in zulke barbaarsche schouwspelenbehagen kunnen vinden. Ik veracht...."

"Wat? Ik versta je niet," antwoordde Anna met minachting in haar toon.

Hij gevoelde zich beleedigd en begon nu dadelijk te spreken overdatgene, waarover hij wilde spreken.

"Ik moet u zeggen," begon hij in het Fransch, "dat ge u heden nietzeer gepast hebt gedragen."

"In welk opzicht heb ik mij dan ongepast gedragen?" vroeg zij luid enzag hem recht in de oogen, maar niet meer met haar vroegere ironischeopgewektheid, doch met een koene, vastberaden uitdrukking, die denangst moest verbergen, dien zij ondervond.

"Vergeet niet!" zeide hij en wees naar het geopend venster achterden koetsier. Hij stond op en haalde het venster omhoog.

"Welk een ongepastheid heb je dan gevonden?" herhaalde zij.

"De uitbarsting van vertwijfeling, die ge bij den val van een derruiters niet kondt verbergen." Hij wachtte op een antwoord, eentegenstand. Maar zij zweeg en staarde voor zich uit.

"Ik heb u reeds eens verzocht, u in de wereld zoo te gedragen, datkwade tongen u niets kunnen ten laste leggen. Er was een tijd, datik van zalige gewaarwordingen sprak; daarvan spreek ik nu niet. Ikspreek nu slechts van zuiver uiterlijke dingen. Ge hebt nu ongepastvoorgedaan, en ik wensch, dat zich dat niet herhaalt."

Zij hoorde nauwelijks de helft zijner woorden. Zij vreesde hem endacht daarbij, of Wronsky wel ongedeerd gebleven was of niet. Zijlachte slechts spottend, toen hij ophield, en antwoordde niets. Hijzag dit lachen en een zonderlinge verwarring beving hem; de vrees,die zij gevoelde, deelde zich in zekere mate aan hem mede.

"Zij lacht om zijn verdenking," dacht hij. "Zij zal mij hetzelfdezeggen als onlangs, dat er geen grond voor argwaan bestaat, en dat ikmij belachelijk maak."--Hoewel haar geheele schuld hem duidelijk vooroogen stond, wenschte hij nu toch niets zoozeer, als dat zij zich overhem vroolijk mocht maken, en hij was bereid haar in alles te gelooven,om maar niet datgene te moeten gelooven, waarvan hij wist, dat hetwaar was. Maar de uitdrukking van haar gelaat, verschrikt en somber,als zij was, liet nu niet eens meer aan een leugen gelooven.

"Wellicht verkeer ik in dwaling," zeide hij. "In dat geval vraag iku mij te verontschuldigen."

"Neen, gij vergist u niet," antwoordde zij langzaam en zag hem wanhopigin zijn koud gelaat. "Gij vergist u niet. Ik was in vertwijfeling enkon niet anders zijn. Ik hoor u spreken en denk aan hem. Ik bemin hem

Page 147: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

en ben zijn geliefde! Ik kan niet langer veinzen. Ik verafschuw, ikhaat u.... Doe met mij, wat gij wilt...!" En zij leunde in den hoekvan het rijtuig achterover, en haar gelaat met de handen bedekkend,barstte zij in snikken uit.

Alexei Alexandrowitsch bewoog zich niet, niet eens nam de blik vanzijn starre oogen een andere richting. Over zijn geheel gelaat had zichplotseling de plechtige rust eens dooden verbreid, en deze uitdrukkingveranderde den geheelen duur van hun gemeenschappelijken rit niet meer.

Toen zij het landhuis naderden, keerde hij, nog steeds met dezelfdeuitdrukking, haar het gelaat toe: "Maar ik verlang van u de handhavingvan de uiterlijke welvoegelijkheid zoolang, tot...." zijn stembeefde,--"ik de noodige maatregelen om mijn eer te bewaren genomenzal hebben. Deze zal ik u mededeelen."

Hij stapte uit en was haar behulpzaam. In tegenwoordigheid derdienstboden drukte hij haar toen zwijgend de hand, stapte weer in decoupe en reed naar Petersburg terug.

Kort na zijn vertrek kwam een bediende van vorstin Betsy, die Annaeen briefje bracht.

"Ik heb naar Wronsky gezonden en naar zijn gezondheid gevraagd. Hijschrijft, dat hij gezond en ongedeerd, maar wanhopig is."

"Derhalve hij komt." dacht Anna. "Wat is het goed, dat ik alles bekendheb." Zij zag op de pendule. "Er blijven nog drie uren over. Nu,Goddank, dat alles met hem is afgedaan!"

DERDE BOEK.

I.

In de kleine Duitsche badplaats, waar vorst Tscherbatzky zich metvrouw en dochter ophield, vormde zich dadelijk in overeenstemmingmet hun woning, hun naam en hun daar aanwezige kennissen een bepaaldegezelschapskring. In dezelfde Duitsche badplaats vertoefde dit jaarook een echte Duitsche prinses, tengevolge waarvan het gezelschap zichnog vaster aaneensloot. Vorstin Tscherbatzky wenschte bepaald haardochter aan die prinses voor te stellen en reeds den eerstvolgendendag had zij deze ceremonie verricht. Kitty had zich diep en gracieusin haar "zeer eenvoudig," dat is zeer elegant, uit Parijs ontbodenzomercostuum gebogen en de prinses had gezegd: "Ik hoop, dat spoedig derozen op dit bevallig gezichtje zullen terugkeeren." Zoo had hier hetdagelijksch leven der Tscherbatzky's een bepaalde richting verkregen,die het niet meer kon verlaten.

Zij werden ook bekend met de familie eener Engelsche lady, met eenDuitsche gravin en haar in den laatsten oorlog gewonden zoon, met een

Page 148: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Zweedsch geleerde en met monsieur Canut en diens zuster. Voornamelijkverkeerden zij echter met eene dame uit Moskou, Marie EugenjewnaRitschew en haar dochter, die Kitty niet lijden mocht, omdat ze evenals zij uit liefde ziek was geworden, alsmede met een Russischenoverste, dien Kitty van kinds af slechts in epauletten en uniformgekend had, maar die haar hier met zijn kleine, grauwe oogen, openborst en bonten halsdoek buitengewoon komiek voorkwam en die haar,daar men niet van hem af kon komen, zeer verveelde.

Nadat alles zoo een bepaalde en vaste regelmaat had aangenomen,begon Kitty zich te vervelen, en nog meer, toen de oude vorst naarKarlsband vertrokken en zij alleen met haar moeder achter geblevenwas. Nu werd het spoedig haar aangenaamste bezigheid omtrent deonbekende badgasten waarnemingen te doen en gissingen te maken.

Onder deze persoonlijkheden interresseerde haar vooral een jongRussisch meisje, dat in gezelschap eener Russische dame, zekere madameStahl, zooals allen haar noemden, in de badplaats was gekomen.

Madame Stahl behoorde tot den besten kring, maar zij was zoo ongesteld,dat zij niet kon gaan, en slechts op bizonder schoone dagen verscheenzij in een rolstoel aan de bron. Vorstin Tscherbatzky zeide, dat nietongesteldheid, maar trots mevrouw Stahl terughield van den omgangmet haar Russische landgenooten. Het jonge meisje daarentegen gingniet slechts madame Stahl ter hand, maar was, zooals Kitty bemerkte,bevriend met alle aanwezige erge zieken, trok zich hun lot liefdevolaan en bewees hun gaarne kleine diensten. Volgens Kitty's waarnemingwas zij niet met madame Stahl verwant en bekleedde zij evenmin bijhaar een dienstbare betrekking. Men noemde haar mademoiselle Warenka,terwijl madame Stahl haar kortweg Warenka noemde. Kitty gevoelde eenstille sympathie voor dat meisje, en als zij haar blik ontmoette,meende zij te bespeuren, dat ook zij haar beviel.

Mademoiselle Warenka scheen de eerste jaren der jeugd reeds voorbij,maar men kon haar geen bepaalden ouderdom toekennen, en zij konevengoed negentien als dertig zijn. Bij nadere beschouwing kon menhaar, in weerwil van haar ziekelijke bleekheid, eer schoon dan leelijknoemen. Ook had zij een fraai figuur, behalve dat zij wat mager was,waardoor haar hoofd in evenredigheid van het tengere lichaam wat tegroot scheen te zijn. Voor de heeren scheen zij weinig aantrekkelijkste hebben. Zij geleek een schoone bloem, die nog niet haar bladeren,maar reeds haar geur had verloren. Bovendien ontbrak het haar omde mannen te behagen te zeer aan datgeen, wat Kitty te veel had:aan den moeielijk beteugelden levenslust en het bewustzijn van eigenbekoorlijkheid. Zij was altijd bezig, hoewel met dingen, die volkomenvan zelf spraken, zoodat men moest denken, dat zij in niets andersbelang stelde. Hoe meer Kitty haar gadesloeg, des te meer scheenzij haar een zeldzaam voortreffelijke persoonlijkheid toe en des testerker werd haar wensch haar te leeren kennen.

De jonge meisjes ontmoetten elkander dagelijks meer dan eens, entelkens vroegen Kitty's oogen: "Wie zijt gij? Wat zijt gij? Zijt gijwaarlijk dat bekoorlijk wezen, dat ik mij voorstel? Maar denk niet,"voegde haar blik er bij, "dat ik mij aan u wil opdringen. Ik bewonderu slechts en heb u lief." En de blik der onbekende antwoordde: "Ookik heb u lief; gij zijt een zeer net, innemend meisje. En ik zouu nog meer liefhebben als ik maar tijd had." En inderdaad was zij,zooals Kitty zag, onophoudelijk bezig. Nu geleidde zij de kindereneener Russische familie van de bron naar huis, dan bracht zij een

Page 149: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

plaid voor madame Stahl en wikkelde er haar in, straks beijverde zijzich om een prikkelbaren zieke te doen bedaren en te verstrooien ofzocht voor dezen of genen koekjes bij de koffie uit.

Kitty drong haar mama haar met mademoiselle Warenka te laten kennismaken. De vorstin, ofschoon het haar onaangenaam was den eersten staptot kennismaking met madame Stahl te doen, won toch informaties omtrentWarenka in, en daar zij in geen opzicht iets bedenkelijks vernam,naderde zij zelf het meisje om met haar bekend te worden. Zij haddaartoe het oogenblik gekozen, dat Kitty naar de bron was gegaan enWarenka bij een bakker inkoopen deed.

"Veroorloof mij met u kennis te maken," zeide zij met haarvriendelijkst lachje. "Mijn dochter is geheel op u gecharmeerd. Ukent mij misschien niet. Ik...."

"O, dat is volkomen wederkeerig," antwoordde Warenka snel.

"Ik hoor, dat u ook in Mentone geweest is met madame Stahl--uwtante? Ik ben met haar bellesoeur bekend geweest...."

"Neen, zij is mijn tante niet. Ik noem haar mama, maar ik ben inhet geheel niet met haar verwant, ik ben maar door haar opgevoed,"antwoordde Warenka licht blozend.

Zij sprak dit alles zoo eenvoudig, en de vrijmoedige en openuitdrukking van haar gelaat was zoo aantrekkelijk, dat de vorstinbegreep, waarom Kitty met deze Warenka zoo was ingenomen geworden.

Op dit oogenblik kwam Kitty van de bron terug. Haar gelaat straaldevan vreugde, toen zij haar moeder in gesprek zag met de onbekende.

"Nu, Kitty, uw lang gekoesterde wensch met mademoiselle...."

"Warenka," liet deze volgen.

"... bekend te worden, wordt vervuld," zeide de vorstin.

Kitty bloosde van blijdschap en drukte lang en zwijgend de handharer nieuwe bekende, die ze onbewegelijk in de hare liet liggen enden druk niet beantwoordde. Maar, hoewel de hand niet antwoordde,straalde toch van Warenka's gelaat een stil, blijmoedig, ofschoonietwat treurig lachje, dat haar groote, maar fraaie tanden deed zien.

"Ik heb het zelf al lang gewenscht," zeide zij.

"Maar gij hebt het altijd zoo druk...."

"Integendeel. Ik heb haast niets te doen...."

Maar schier te gelijk moest zij haar nieuwe kennis verlaten, want opdit oogenblik kwamen twee kleine meisjes naar haar toe loopen.

"Warenka, Warenka, mama zoekt u."

En Warenka moest met haar medegaan.

Page 150: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

II.

De bizonderheden, die vorstin Tscherbatzky omtrent madame Stahl enWarenka, alsmede omtrent haar wederzijdsche verhouding vernomen had,waren ongeveer de volgende. Madame Stahl, van wie de een beweerde datzij haar man, de ander daarentegen dat hij haar bij zijn leven dooreen onzedelijken levenswandel gekweld had, was immer een ziekelijkeopgewonden tot dweperij overhellende vrouw geweest. Haar eerste kind,dat na de scheiding van haar man geboren werd, was terstond na degeboorte gestorven. De bloedverwanten van mevrouw Stahl, die haarprikkelbaarheid kenden en vreesden, dat de smart over het verliesvan haar kind haar zou dooden, verruilden het met een in denzelfdennacht geboren kind van een kok, die in hetzelfde huis woonde. En datkind was Warenka. Toen mevrouw Stahl nu later vernam, dat Warenkahaar eigen dochter niet was, beschouwde zij haar toch als zoodanig,te meer daar Warenka's bloedverwanten kort daarna allen stierven.

Nu vertoefde madame Stahl reeds sedert tien jaren bestendig in hetbuitenland, zonder het bed weer te hebben kunnen verlaten. Sommigenzeiden, dat madame zich in de samenleving kunstmatig de positieeener eerzame, zeer godsdienstige vrouw had weten te verwerven,terwijl anderen beweerden, dat zij ook werkelijk die hoogzedelijkepersoon was, die zij scheen en dat zij slechts het welzijn harermedemenschen beoogde. Niemand kon zeggen tot welke kerk zij behoorde,tot de Catholieke, de Protestantsche of de Grieksche; maar het waszonder twijfel, dat zij met de aanzienlijkste hoofden en geestelijkenvan alle belijdenissen in vriendschappelijke betrekking stond. Warenkahad steeds met haar in het buitenland gewoond, en allen, die madameStahl kenden, kenden en beminden ook mademoiselle Warenka.

Nadat de vorstin dit alles was te weten gekomen, vond zij in dekennismaking harer dochter met Warenka niets bedenkelijks, te meerdaar deze de beste opvoeding had ontvangen; zij sprak uitmuntendFransch en Engelsch, en wat de hoofdzaak was, zij had de vorstinvan mevrouw Stahl een compliment overgebracht, met de betuiging,dat deze het betreurde door haar ziekelijkheid verhinderd te zijn metde vorstin nader bekend te worden. Kitty werd met elken dag meer methaar vriendin ingenomen en ontdekte in haar steeds meer deugden.

Toen de vorstin vernam, dat Warenka een fraaie stem had, drong zij haarop een avond haar te bezoeken en iets voor haar te zingen. Warenkakwam en bracht een muziekblad mede. De vorstin had ook den oversteen Marie Eugenjewna met haar dochter uitgenoodigd. Het scheen Warenkaweinig te hinderen, dat zij hier bijna alleen onbekenden aantrof; zijging terstond naar de piano. Zij kon zich zelf niet accompagneeren,maar zij zong zeer goed van het blad. Kitty, die zeer goed speelde,moest haar begeleiden.

"Gij hebt een buitengewoon talent," zeide de vorstin, toen Warenkahet eerste lied zeer goed had gezongen. Ook Maria Eugenjewna en haardochter dankten en prezen haar.

"Zie eens," zeide de overste en wees naar het venster, "welk eenpubliek zich daar heeft verzameld."

Page 151: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Het doet me pleizier, dat het u genoegen geeft," antwoordde Warenkaeenvoudig.

Kitty zag haar vriendin met trotschheid aan. Zij was verrukt over haarvoordracht, haar stem, haar gelaat, maar vooral over haar eenvoudigenederigheid, waardoor zij zich niets liet voorstaan op haar gave envolkomen onverschillig scheen voor den toegedeelden lof. Zij scheenslechts te vragen, of zij nog meer zou zingen, of dat het reedsgenoeg was.

"Was ik in haar plaats," dacht Kitty, "hoe trotsch zou ik er op zijn,hoe zou ik me over de menigte daar voor de vensters hebben verheugd! Enzij wenschte slechts, niet te mishagen en mama genoegen te doen. Welkeen geest woont er in haar? Wat geeft haar deze kracht om steedszoo vrij en rustig te zijn? Dat wilde ik wel eens weten en van haarleeren," dacht Kitty, terwijl zij Warenka's kalm gelaat beschouwde.

De vorstin verzocht Warenka nog iets te zingen, en Warenka hief eenander lied aan; zij deed dit even kalm, juist en schoon, terwijl zijin rechte houding met de magere, ietwat bruine hand de maat aangaf.

Het stuk, dat in het muziekboek volgde, was een Italiaansch lied. Kittyspeelde de inleiding en zag toen vragend Warenka aan. Deze bloosdeen zeide: "Dit willen we overslaan."

Kitty zag haar verwonderd aan. "Nu dan een ander," zeide zij en sloeghaastig de bladen om. Zij had dadelijk begrepen, dat aan dit liedeen bizondere herinnering was verbonden.

"Neen," antwoordde Warenka en legde lachend haar hand op de noten,"laten wij het maar zingen." En zij zong het even rustig vast en goedals de andere.

Toen zij dit lied had gezongen, dankten allen haar nogmaals en toenwerd er thee gedronken. Kitty en Warenka echter gingen naar denkleinen tuin bij het huis.

"Aan dit lied is zeker een herinnering verbonden?" vroeg Kitty. "Gijbehoeft mij niets te zeggen," haastte zij zich er bij te voegen,"maar zeg mij slechts, of ik juist heb gegist."

"Neen, waarom zou ik het je niet vertellen?" antwoordde Warenka: "Ja,er is een herinnering aan verbonden en die was eenmaal treurig. Ikbeminde iemand en heb het dikwijls voor hem gezongen."

Kitty zag haar zwijgend en ontroerd, met groote oogen aan.

"Ik beminde hem en hij mij, maar zijn moeder was er tegen en hijtrouwde een ander. Hij woont thans niet ver van ons en ik ziehem somtijds. Gij hadt wel niet gedacht, dat ik ook een roman hebgehad?" vroeg zij, en nauwelijks zichtbaar ontglom in haar schoongezichtje dat vuur, dat, zooals Kitty besefte, haar vroeger eenmaalgeheel moest doorgloeid hebben.

"Waarom zou ik dat niet gedacht hebben? Als ik een man was, zou ik,als ik u eens had leeren kennen, niemand meer kunnen beminnen. Ikbegrijp maar niet, hoe hij u om zijn moeder heeft kunnen verlaten enongelukkig maken. Hij heeft geen hart gehad."

Page 152: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"O, zeg dat niet! Hij is een goed mensch en ik ben niet ongelukkig,in tegendeel, ik ben zeer gelukkig. Maar vandaag willen we niet meerzingen," voegde zij er bij en wendde zich naar het huis toe.

"Hoe goed zijt gij, hoe goed!" riep Kitty uit, hield haar terug enkuste haar. "Als ik toch een beetje op u kon gelijken!"

"Waarom moet gij op iemand gelijken? Zoo als gij zijt, met uw zachten weemoedig lachje, zijt gij beminnelijk," antwoordde Warenka.

"Neen, ik ben nergens goed voor. Nu, ik smeek u, zeg mij ... Wacht,laat ons gaan zitten," zeide Kitty en zette zich op een bank neder;"zeg mij, vindt ge niets beleedigends in de gedachte, dat een man uwliefde versmaad heeft, dat hij met ..."

"Hij heeft ze in het geheel niet versmaad; ik ben overtuigd, dat hijmij heeft bemind, maar hij was een gehoorzame zoon...."

"Als hij nu evenwel niet uit gehoorzaamheid aan zijn moeder, maaruit eigen aandrift ..." zeide Kitty en besefte te gelijk, dat zijhaar geheim had verraden, ten minste, dat haar schaamrood gelaat haarnu verried.

"Dan zeker had hij slecht gehandeld en ik zou in 't geheel niets meervoor hem gevoeld hebben," antwoordde Warenka, die begreep, dat er nugeen sprake meer was van haar, maar van Kitty.

"Maar de beleediging," bracht Kitty in, "de beleediging kan men nietvergeten." De herinnering aan het laatste bal, aan de pauze voor dencotillon kwam haar weer voor oogen.

"Welke beleediging? Gij hebt toch niet slecht gehandeld?"

"O, erger dan slecht,--beschamend."

"Wat noemt gij beschamend?" vroeg zij. "Gij hebt toch niet een man,dien gij onverschillig waart, beleden, dat ge hem bemindet!"

"Zeker niet. Ik heb geen woord daarvan gezegd, maar hij wist hettoch. Neen, neen, er zijn blikken ... er bestaat zulk een manier.... Enals ik honderd jaren leef, zal ik dat niet vergeten...."

"Hoe zit dat dan in elkander? Ik begrijp dat niet. De hoofdzaak is,of gij hem nog bemint of niet," zeide Warenka, alles rechtuit bijzijn naam noemende.

"Ik haat hem en zal het mij zelf niet vergeven...."

"Wat?"

"Den smaad, de beleediging."

"Ach, als allen eens zoo overgevoelig waren als gij!" zeideWarenka. "Er is bijna geen meisje, dat zoo iets niet ondervondenheeft. En dat alles is van zoo weinig gewicht."

"Wat is dan gewichtig?" vroeg Kitty en zag haar met nieuwsgierigeverwondering aan.

Page 153: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Ach, er is zooveel meer gewichtigs," antwoordde Warenka lachend.

"Ach, zeer veel," hernam Warenka, die niet wist wat zij zeggen zoude.

Op dit oogenblik deed zich uit het venster de stem der gravin hooren:"Kitty, het is koel! Sla een doek om of kom in huis."

"Dat is waar. Het is tijd," zeide Warenka en stond op: "Ik moet ookmadame Berthe nog bezoeken. Zij hoeft mij dit verzocht."

Kitty hield haar hand vast en met een blik van hartstochtelijksmeeken en van nieuwsgierigheid vroeg zij: "Wat is het gewichtige,dat ons rust geeft? Gij weet het, zeg het mij!"

Maar Warenka begreep de vraag in Kitty's blik niet. Zij was zichslechts bewust, dat zij nog naar madame Berthe gaan en om twaalf uurbij haar moeder voor de thee zijn moest. Zij keerde derhalve naar dekamer terug, legde haar muziekbladen bijeen en wilde gaan.

"Mag ik u begeleiden?" vroeg de overste.

"Ja, want ge kunt in het donker toch niet alleen gaan," voegde devorstin er bij: "Of zal ik je de meid medegeven?"

Kitty zag, dat Warenka nauwelijks een lach kon weerhouden, omdatiemand haar zou begeleiden.

"Neen, ik dank u; ik ga altijd alleen, en nimmer overkomt mij iets,"antwoordde zij, terwijl zij haar hoed opzette. Toen kuste zij Kitty nogeens, en zonder haar gezegd te hebben wat het gewichtigste is, verdweenzij met haar muziek onder den arm in de schemering van den zomeravond.

III.

Kitty werd tengevolge van haar kennismaking ook met madame Stahlnader bekend en deze verhouding zoowel als Warenka's vriendschapoefende een heilzamen invloed op haar uit.

Kitty gevoelde zich ongelukkig, zij zocht troost en vond diennergens. Nu kwam die troost van zelf tot haar, doordat zich voorhaar een geheel nieuwe wereld opende, die niets met baar verledengemeen had; een schoone, verheven wereld, van welker hoogte afmen kalm op het verleden kon terugzien. Datgene "wat gewichtigis" werd haar openbaar; het was datgene, wat zij vermoed had;het gewichtigste was, dat er buiten het instinctive leven, waaraanKitty zich tot hiertoe uitsluitend had overgegeven, nog een ander,geestelijk, voor Kitty begrijpelijk leven bestond. Dit leven ontslootde godsdienst, maar een godsdienst, die weinig met den aan Kitty vanjongs af bekenden gemeen had en die zich voor Kitty opende door dehuiselijke godsdienstoefeningen der weduwe, waarbij zich de nadermet haar bevrienden plachten te vereenigen om onder de leiding eensleeraars bijbelplaatsen te verklaren en het toepasselijke daarvanaan te wijzen; dat was een begrijpelijke, met het leven verbonden en

Page 154: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

van leven doordrongen godsdienst, waaraan men niet slechts geloofde,omdat het gevorderd werd, maar dien men ook kon liefhebben.

Madame Stahl sprak met Kitty als met een lief kind, dat men als deherinnering aan zijn eigen jeugd bewondert. Slechts eenmaal had zijer van gewaagd, dat in alle menschelijke kwellingen slechts het geloofen de liefde troost aanbrengen en dat wij ons van Christus medelijdenmet ons kleinst en nietigst leed verzekerd kunnen houden; toen hadzij terstond het gesprek op een ander onderwerp geleid. Maar uit elkeharer bewegingen, uit elk harer woorden, uit ieder harer, zooals Kittyhet noemde, "hemelsche" blikken, bovenal echter uit de geschiedenisvan haar leven, die zij door Warenka had leeren kennen, uit dat allesvernam Kitty "wat gewichtig was," hetwelk zij tot hiertoe nog nietgekend had. Kitty zag in madame Stahl den Christelijken ootmoed en dezielegrootheid verpersoonlijkt. Maar hoe verheven ook haar karakterwas, hoe roerend haar levensgeschiedenis, hoe zacht en treffend haarwoorden waren en hoezeer ze Kitty ook in geestdrift brachten, dezezou haar toch niet van harte hebben kunnen lief krijgen, als zij haarniet al dien tijd met Warenka's oogen had aangezien. En voor Warenkawas haar mama het toppunt van volkomenheid. Kitty had onwillekeurigin madame Stahl eenige trekken opgemerkt, die haar bevreemden. Zijhad, toen deze eens naar haar familie vroeg, een bijna spotachtigenglimlach op haar gelaat bespeurd, die haar verwonderde en krenkte. Nogmeer echter was zij ontevreden, toen zij eens bij gelegenheid van eenbezoek bij madame Stahl een Catholieken priester aantrof en madameden geheelen tijd haar gelaat in de schaduw van de lampekap trachtteverborgen te houden. Van hoe weinig beteekenis deze kleine opmerkingenook waren, hadden zij Kitty toch in verwarring gebracht. Daarentegenwas Warenka in haar eenzaamheid, zonder vrienden en bloedverwanten,terwijl zij na eene treurige teleurstelling in de liefde toch nietswenschte, zich over niets beklaagde en zich slechts aan haar plichtenwijdde,--voor haar een schier volmaakt wezen, waarmede zij dweepte. InWarenka had zij het gezien, dat men slechts zich zelf vergeten en alsanderen denken moet om kalm, goed en gelukkig te worden--en dat wasKitty's doel. Nadat Kitty nu duidelijk begrepen had, wat gewichtigwas, vergenoegde zij zich er niet mede zich daarover te verheugen,maar zij wijdde zich werkelijk aan dit voor haar nieuw geopendleven. Na Warenka's mededeelingen over madame Stahls doen en laten,vormde zij zich een bepaald levensplan. Waar zij ook mocht wonen,wilde zij even als een nicht van mevrouw Stahl, van wie Warenka haarverhaald had, overal de ongelukkigen opzoeken en helpen, waar zijvermocht; zij wilde goede geschriften uitdeelen, de misdadigen engevangenen uit den bijbel voorlezen. Vooral het laatste was voor haareen aanlokkelijke gedachte. Maar dit was een geheim, waarvan zij nochmet haar moeder noch met Warenka spreken wilde. Zij was overtuigd,dat het goed en schoon was, dat men het doen moest, en toch zeideeen inwendige stem haar, dat zij niet in staat was het te doen.

De vorstin bemerkte, dat Kitty zich geheel onder den invloed en opsleeptouw van mevrouw Stahl en nog meer van Warenka bevond. Niet alleendat zij de laatste in geheel haar bedrijvig streven en doen navolgde,maar zij copieerde haar onwillekeurig ook in haar manieren, zooals zijging, sprak en met de oogen pinkte. Maar spoedig bemerkte zij ook, datin Kitty's innerlijk leven een geheele omkeering had plaats gehad. Zijontdekte, dat zij nu 's avonds steeds in een Fransch evangelie las, datmadame Stahl haar geschonken had, hetgeen zij vroeger niet had gedaan;dat zij haar gewone kennissen vermeed en met de zieken verkeerde, dieonder Warenka's bescherming stonden en voornamelijk met de familievan een armen Russischen schilder. Zij was er blijkbaar trotsch op,

Page 155: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

in deze familie de plichten eener liefdezuster te vervullen. Dit alleswas nu recht mooi en de vorstin had er ook niets tegen in te brengen,te minder daar de vrouw des schilders een zeer fatsoenlijke persoonwas en ook de Duitsche prinses Kitty's werkzaamheid met welgevallenopgemerkt en Kitty den "engel der vertroosting" genoemd had; maar zijvreesde, dat Kitty het te ver zou drijven. "Il ne faut jamais rienoutrer," had zij haar derhalve gezegd. Maar de dochter antwoorddeniets en dacht slechts in haar hart, dat men op godsdienstig gebiedvan geen overdrijving kon spreken; want hoe kon van overdrijving sprakezijn tegenover een gebod, dat beveelt: als iemand u op de rechterwangslaat, keer hem ook de linker toe, en als iemand u den rok ontneemt,laat hem ook den mantel?

IV.

Nog voor het sluiten van het badseisoen keerde vorst Tscherbatzky bijde zijnen terug. Van Karlsbad was hij nog naar Baden-Baden en Kissingengetrokken om daar eenige kennissen te begroeten, en weer, zooalshij zeide, volop Russischen geest in te ademen. De beschouwingen vanden ouden vorst en van de vorstin omtrent het leven in het buitenlandstonden geheel tegenover elkander. De vorstin prees en bewonderde allesen trachtte, in weerwil dat zij in het Russische leven was geworteld,in het buitenland op een West-Europeesche dame te gelijken, wat zijtoch niet was. Zij was een Russische barina, en derhalve moest zij zicheenigszins geweld aandoen, wat haar dikwijls lastig viel. De vorstdaarentegen vond alles in het buitenland afschuwelijk, hem was hetEuropeesche leven een gruwel; hij behield zijn Russische gewoontenen trachtte in het buitenland nog minder Europeesch te schijnen,dan hij in werkelijkheid was.

Hij kwam mager, met hangende wangen, maar in de beste luim terug. Dezeverbeterde nog meer, toen hij zag, dat Kitty weer geheel hersteldwas. Evenwel werd hij eenigszins verontrust door het bericht vanKitty's vriendschap met Warenka en madame Stahl en door de mededeelingder gravin over de omkeering, die in des meisjes gemoed had plaatsgehad; dit wekte in zijn binnenste weer dat gevoel van ijverzucht opalles, wat zijn dochter buiten hem belang inboezemde; er beving hemeenige vrees, dat zijn dochter naar hooger sferen kon ontvlieden,waar zijn invloed haar niet meer kon bereiken. Maar deze bekommeringversmolt in de zee van goedigheid en vroolijke luim, die steeds zijnhart vervulde en die nu door het Karlsbader water nog was vergroot.

Daags na zijn aankomst ging de vorst in zijn langen jas en met zijnRussische rimpels en hangende wangen, die door den stijven halsboordwerden gesteund, met Kitty naar de bron. Het was een bizonderschoone morgen; de bevallige, vroolijke huizen met tuintjes er voor,de aanblik der dienstmeiden met roode wangen en roode armen, dievroolijk haar werk verrichtten, en de heldere zonneschijn stemdenhem blijmoedig. Maar hoe meer hij de bron naderde, des te talrijkerwerden de zieken, die hij tegenkwam; hun voorkomen scheen hem nogbeklagenswaardiger toe in deze omgeving. De glans en het licht vandezen Junimorgen, de tonen van het orkest en vooral de aanblik dergezonde dienstmeiden waren voor hem een droevig contrast met de uitalle hoeken van Europa hier saamgekomen en zich treurig voortsleepende

Page 156: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

lichamen. In weerwil van zijn zelfbewustzijn en een gevoel alsof hijweer jong was geworden, was het hem toch, toen hij aan den arm vanzijn geliefd kind daarheen stapte, als moest hij zich geneeren omzijn krachtigen gang en sterke leden.

"Breng mij met uw nieuwe vrienden in kennis," zeide hij tot zijndochter. "Ik heb dit afschuwelijk Soden bijna lief gekregen, omdathet u de gezondheid heeft weergegeven. Maar hoe treurig, hoe treurigis het hier? Wie is dat?"

Kitty noemde hem alle met haar bekende en onbekende personen, die zijontmoetten. Aan den ingang van den tuin kwam de blinde mevrouw Berthemet haar geleidster hun tegen, en de vorst verheugde zich over deuitdrukking van teedere ontroering op het gelaat der oude Francaise,toen deze Kitty's stem herkende. Zij begon hem dadelijk met haaroneindige Gallische beminnenswaardigheid te overstroomen en hem teloven, dat hij zulk een prachtige dochter had, die zij een schat,een parel, een engel noemde.

"Nu, dan is zij de engel nummer twee," zeide de vorst lachend,"want volgens haar eigen verklaring is mademoiselle Warenka de engelnummer een."

In de galerij troffen zij Warenka aan, die hen met een rood taschjein de hand haastig te gemoet kwam.

"Papa is gekomen," zeide Kitty.

Warenka maakte een natuurlijke en eenvoudige beweging, half buiginghalf groet, en begon dadelijk vrij en eenvoudig, zooals zij met allendeed, met den vorst te spreken.

"O zeker ken ik u al, ik ken u zeer goed," zeide hij tot haar met eenlachje, waaraan Kitty met blijdschap bemerkte, dat haar vriendin eengoeden indruk op hem gemaakt had. "Waar gaat dat nu zoo haastig heen?"

"Mama is hier," antwoordde zij tot Kitty gekeerd; "zij heeft dengeheelen nacht niet geslapen, en de dokter heeft haar aangeraden eenrit te doen. Ik breng haar nu haar handwerkje."

"Dus dat is de engel nummer een," zeide de vorst, toenWarenka zich verwijderde.

Kitty bemerkte, dat hij met Warenka een weinig den spot wildedrijven, maar dat hem dat niet recht gelukken wilde, omdat zij hemgoed bevallen was.

"Nu zal ik al uw vriennen wel leeren kennen," voegde hij er bij;"ook uw madame Stahl, als zij zich vernederen wil zich mijner teherinneren."

"U heeft haar dus gekend, papa?" vroeg Kitty met een zekeren angst,daar zij bij het noemen van madame Stahl in haar vaders oogen ietsspotachtigs zag opflikkeren.

"Ik heb haar man en ook haar oppervlakkig gekend, voor zij zich onderde pietisten had begeven."

"Pietisten, wat zijn dat, papa?" vroeg Kitty, zeer verschrikt, wijl

Page 157: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

datgene, wat zij in mevrouw Stahl vereerde, een naam had.

"Dat weet ik zelf niet zoo precies. Ik weet slechts, dat zij God vooralles dankt, voor ieder ongeluk, en ook daarvoor, dat haar man isgestorven. Nu, dit kon belachelijk schijnen, want zij hebben slechtgenoeg met elkander geleefd."

"Daar is zij," zeide Kitty en wees op een rolwagen, waarin, vanalle zijden door kussens ondersteund, iets van grauwblauwe kleuronder een zonnescherm lag. Dat was mevrouw Stahl. Achter haar stondeen sombere Duitsche arbeider, die den wagen schoof; naast haar eenblonde Zweedsche graaf, dien Kitty slechts bij naam kende. Eenigezieken bleven aarzelend bij het ziekenwagentje staan en staarden dedaarin gezeten dame als een wonder aan.

De vorst naderde met Kitty en deze zag dadelijk weer in zijn oogendie spottende uitdrukking. Hij trad op madame Stahl toe en sprakhaar recht hoffelijk en vriendelijk in dat uitgezochte Fransch aan,dat tegenwoordig nog slechts zoo weinigen in staat zijn te spreken.

"Ik weet niet, of u zich mijner nog zal herinneren, maar ik moet miju weer in het geheugen terug roepen om u te danken voor de aan mijndochter bewezen goedheid," zoo sprak hij, terwijl hij zijn hoed afnamen niet weer opzette.

"Vorst Alexander Tscherbatzky," antwoordde mevrouw Stahl, terwijlzij haar hemelsche oogen tot hem ophief, waarin Kitty nu een zekereontevredenheid meende te bespeuren: "ik verheug mij u te zien. Ikheb uw dochter zeer lief gekregen."

"En met uw toestand gaat het nog steeds niet beter."

"Ik heb mij daaraan reeds gewend," antwoordde madame Stahl en maakteden vorst met den Zweedschen graaf bekend.

"U is anders weinig veranderd," zeide de vorst. "Het moet tien ofelf jaar geleden zijn, dat ik het laatst de eer had u te zien."

"Ja, als God een kruis oplegt, geeft hij ook de kracht om het tedragen. Men vraagt zich zelf wel eens, waarom het leven zoo langis.... De andere zijde!" voegde zij er tot Warenka gekeerd bij,die bezig was haar voeten in een plaid te wikkelen.

"Wel, om goed te doen!" antwoordde de vorst met de oogen lachend.

"Wij mogen ons geen oordeel daarover aanmatigen," meende madame Stahl,die de verdachte uitdrukking in zijn oogen bespeurd had. "Derhalve,u zal me dat boek toezenden, lieve graaf? Ik zal u daarvoor zeerdankbaar zijn," sprak zij tot den jongen Zweed gekeerd.

"Ah!" riep de vorst uit, daar hij in de nabijheid den Moskouer overstezag. Hij boog zich voor mevrouw Stahl en ging met zijn dochter en deoverste, die zich bij hen aansloot, verder.

"Dat is onze aristocratie, vorst," zeide de Moskouer overste, diezich sarcastisch wilde uitdrukken, daar hij het madame Stahl zeerkwalijk had genomen, dat zij met hem niet bekend was geworden.

"Zij is altijd dezelfde," antwoordde de vorst.

Page 158: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"U heeft haar nog voor haar ziekte gekend, vorst? Men zegt, dat zijin tien jaren niet heeft geloopen."

"Zij loopt niet, omdat zij een kort been heeft...."

"Papa, dat is niet mogelijk!" meende Kitty.

"Booze tongen beweren het, lieveling. Uw Warenka heeft ook eenpleizierige taak," voegde hij er bij. "O, die zieke dames!"

"Ach neen, papa," wederlegde Kitty, "Warenka vergoodt haar. En dan doetzij ook zooveel goeds. Vraag, wie u wil. Allen kennen haar!" "'t Ismogelijk, 't is mogelijk!" antwoordde hij en drukte haar arm tegenzich aan. "Maar beter is het nog, dat men het zoo doet, dat, wie menook vragen mag, niemand het weet."

Kitty zweeg, niet omdat zij niets wist te antwoorden, maar omdat zijhaar geheimste gedachten niet aan haar vader wilde verraden. Maarzonderling! Ofschoon zij zich voorgenomen had, niet in het oordeelhaars vaders te deelen en hem niet in haar heiligdom te latenindringen, besefte zij toch, dat het hemelsch beeld van mevrouwStahl, dat zij een geheele maand lang in haar hart had gedragen,spoorloos verdween. Er bleef slechts een vrouw met een kort beenover, die niet loopt om haar mankheid te verbergen, en die Warenkakwelt, omdat ze niet geheel naar haar wensch den plaid had terechtgestoken. Met alle inspanning harer verbeelding vermocht zij niet,zich de vroegere madame Stahl voor te stellen.

V.

Des vorsten goede luim was voor al zijn huisgenooten, zijn kennissenen ook voor den Duitschen hotelhouder aanstekelijk. Toen zij van debron waren teruggekeerd en Marie Eugenjewna den overste en Warenkauitgenoodigd had zich bij haar te voegen, liet de vorst een tafelen stoelen onder den kastanjeboom in den tuin brengen en daar hetontbijt gereed zetten. De waard en zijn dienstpersoneel leefden oponder den indruk zijner vroolijkheid. Zij kenden zijn edelmoedigheid,en een half uur later zag de zieke Hamburger dokter, die bovenwoonde, uit zijn venster met afgunst op dat gezelschap vroolijke,gezonde Russische menschen onder den kastanjeboom neder. Onder despelende schaduw van den boom zat de vorstin aan een met een witservet bedekte tafel, die met koffieservies, brood, boter, kaas enkoud gebraad was beladen. Haar coiffure was versierd met lila lint;zij gaf de kopjes rond en presenteerde het brood. Tegenover haar aanhet andere eind zat de vorst, duchtig smullend, terwijl hij luid enlevendig iets vertelde. Hij had al zijn inkoopen van de reis naastzich gelegd; gesneden kastjes, vouwbeenen van allerlei soort en anderekleinigheden, waarvan hij een menigte had aangekocht. Ieder gaf hijwat, ook Liesje, de dienstmeid en den hotelhouder, met wien hij inslecht Duitsch schertste, terwijl hij hun verzekerde, dat niet debaden, maar de voortreffelijke gerechten, vooral de pruimensoep Kittygezond hadden gemaakt. De vorstin bespotte haar echtgenoot om zijn

Page 159: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Russische eigenaardigheden, maar zij was toch zoo opgewekt en vroolijkals zij sedert haar verblijf in de badplaats nog niet geweest was. Deoverste lachte als altijd bij het schertsen van den vorst, maar,wat de Europeesche zeden betrof, die hij meende grondig bestudeerdte hebben, helde hij geheel naar de beschouwing der gravin over. Degoedige Marie Eugenjewna stikte bijna van lachen om des vorstengrappen, en Warenka werd, wat Kitty nog niet bij haar bemerkt had,telkens door een zenuwachtig, aanstekend lachen, dat de potsen vanden vorst bij haar verwekte, geheel geschokt.

Dit alles wond ook Kitty wel op, maar zij kon toch niet geheelonbekommerd zijn. Zij kon het raadsel, dat haar vaders ironischebeschouwingen van haar vrienden en van het leven, dat zij had liefgekregen, voor haar deed ontstaan, niet dadelijk oplossen. Allenwaren vroolijk, slechts Kitty niet, en dat kwelde haar.

"Waarvoor heb je dat alles toch gekocht?" vroeg de vorstin haar manlachende en reikte hem een kop koffie toe.

"Nu, als men zoo ronddrentelt en toevallig in de nabijheid van eenwinkel komt, dan wordt men aangeroepen om iets te koopen.

"Doorluchtigheid! Excellentie! Doorluchtigheid!" Nu, als zijDoorluchtigheid zeggen, dan kan men toch niet anders: tien thalerzijn weg eer men 't weet."

"Dat komt slechts door de verveling," meende de vorstin.

"Zeker, de verveling! Zulk een verveling, moedertje, dat men nietmeer weet, wat men doen zal."

"Hoe kan men zich hier nog vervelen, vorst?" vroeg Maria Eugenjewna. Eris toch zooveel belangwekkends in Duitschland."

"Ja, al dat belangwekkende ken ik al. Ik ken de pruimensoep, deerwtenworst ken ik, alles ken ik."

"Neen, zeg, wat je wilt; maar de Duitsche inrichtingen zijninterressant," zeide de overste.

"Wat is er interressants? Allen zijn tevreden als de koperengroschen. Zij hebben allen wat zij wenschen. Moet ik daarom tevredenzijn? Ik heb niet wat ik wensch en ik weet slechts, dat ik zelf mijnlaarzen uittrekken en ze zelf achter de deur zetten moet. 's Morgensstaat men vroeg op, kleedt zich dadelijk aan, gaat naar de zitkameren krijgt wat slechte thee te drinken. Dan is het toch te huis geheelanders. Men wordt wakker op zijn gemak en men heeft geen haast: menergert zich over een of ander, men bromt een beetje, bezint zich daneerst ordentelijk, overlegt alles rijpelijk en men overijlt zich niet!"

"Tijd is geld! Dat vergeet u," zeide de overste.

"Welke tijd? Er zijn tijden, waarvan men een geheele maand voor eenhalven roebel zou geven, en er zijn zulke, waarvan een half uur metgeen geld te betalen is. Is dat niet zoo, Kathinka? Waarom zie jijer uit, alsof je de verveling beet heeft?"

"Ik? Volstrekt niet, papa."

Page 160: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Ik moet naar huis," zeide Warenka en stond op. Zij nam afscheid enging in huis om haar hoed te halen.

Kitty volgde haar. Zelfs Warenka kwam haar nu anders voor. Zijwas geen slechtere, maar een andere, dan zij zich tot hiertoe hadvoorgesteld. Met de aankomst haars vaders had zich de geheele wereld,waarin zij tot hiertoe geleefd had veranderd. Zij kon haar eigenervaringen niet verloochenen, maar zij besefte, dat zij zich inzich zelf had bedrogen, toen zij meende datgene te kunnen zijn enworden, wat zij wilde. Zij kwam tot het besef, hoe zwaar het was,zich zonder geveinsdheid en pronkerij op de hoogte te handhaven,waartoe zij getracht had zich te verheffen; het kwam haar nu voor,dat deze wereld van kommer, van zieken en stervenden, waarin zij hiergeleefd had, beangstigend en nederdrukkend was; en de inspanning,die zij had aangewend om die wereld lief te hebben, kwam haar nukwellend en pijnlijk voor; zij verlangde van hier weg te komen,op reis te zijn, snel voorwaarts in de frissche lucht, terug naarRusland, naar Klekotok, waarheen ook Dolly met haar kinderen, zooalszij uit haar brieven wist, was verhuisd.

Slechts haar liefde voor Warenka was niet verzwakt geworden. Toenzij van elkander afscheid namen, drong Kitty haar, haar in Ruslandte bezoeken.

"Ik zal komen, als je getrouwd zijt." zeide Warenka.

"Ik zal nooit trouwen."

"Nu, dan kom ik ook nooit."

"Nu goed, dan zal ik trouwen, alleen opdat gij komt," antwoordde Kitty.

De voorspelling van den dokter was vervuld; Kitty keerde geheelgenezen terug. Zij was niet meer zoo zorgeloos en vroolijk als tevoren, maar zij was kalm en rustig. De Moskousche kommer en smartwas voor haar een bloote herinnering geworden.

VI.

Stipan Arkadiewitsch Oblonsky was naar Petersburg afgereisden vertoefde daar nu om de plichten te vervuilen, die voor allestaatsbeambten van zelf spreken, maar voor anderen onbegrijpelijk zijn,en zonder welker vervulling het onmogelijk is ambtenaar te wezen,namelijk zich bij het ministerie in herinnering te houden. Terwijlhij tot vervulling van dezen plicht, waarvoor hij al het geld uithet huis had medegenomen, zijn tijd lustig bij de wedrennen en indo zomercafe's doorbracht, verhuisde Dolly met de kinderen naar hunlandgoed om de uitgaven zooveel mogelijk te beperken. Hun landgoedKlekotok, dat zij als huwelijksgift had medegekregen, hetzelfde welkshoutgewas in het voorjaar was verkocht, lag ongeveer vijftig werstvan Lewins Pokrowskaja verwijderd.

Het groote heerenhuis van Klekotok was reeds jaren geleden afgebrand ende oude graat had daarvoor het bij de boerderij behoorend gebouw laten

Page 161: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

vergrooten en tot woonhuis inrichten. Voor twintig jaren had het Dollydoelmatig en ruim toegeschenen, maar nu was het oud en vervallen. ToenStipan in het voorjaar daarheen was gegaan om het bosch te verkoopen,had Dolly hem gedrongen het huis eens op te nemen en de noodigeherstellingen te laten doen. Hij was, zooals alle schuldige mannen,gaarne bereid zijn vrouw alle gemakken te verschaffen en had hethuis onderzocht en maatregelen voor alle naar zijn oordeel noodigeverbeteringen genomen. Volgens zijn meening was het noodig geweestnieuwe meubels te laten komen, gordijnen op te hangen, den tuin telaten in orde brengen, een kleine brug over den vijver te bouwen enbloemen te planten. Maar andere, zeer noodige dingen, welker gemislater Dolly soms wanhopig maakte, had hij voorbij gezien. HoezeerStipan zich moeite gaf een zorgzaam vader en echtgenoot te zijn,kon hij zich toch ook gedurig weer niet herinneren, dat hij vrouwen kinderen had. Hij had de eigenschappen van een jonkman en dezeregelden zijn doen en laten. Bij zijn terugkomst te Moskou hadhij zijn vrouw met trots verzekerd, dat alles voor haar ontvangstgereed was, dat het huis op een pronkkastje zou gelijken en hijzelf kon haar nu aanraden naar buiten te verhuizen. Het vertrekzijner vrouw was hem in alle opzichten aangenaam. Het leven op hetland zou voor de kinderen gezonder en ook veel goedkooper zijn, enhij zelf--vrijer. Darja Alexandrowna van haar zijde achtte ook hetverblijf op het land voor de kinderen noodig, vooral voor het meisje,dat na het roodvonk nog steeds niet geheel was geworden zooals zijzijn moest, en dan ook om de eeuwige kleine uitgaven aan schoenmaker,kleermaker, slachter en vischkooper wat te beperken. Buitendien washaar de gedachte aan het land ook aangenaam, omdat zij hoopte Kitty,die in den zomer van de badplaats zou terugkeeren, daar bij zich tezien. Kitty schreef haar, dat niets zoo aanlokkelijk voor haar was,als den zomer met Dolly en de kinderen te Klekotok, dat voor haarzoo rijk aan herinneringen uit de jeugd was, door te brengen.

De eerste tijd van haar verblijf op het land was voor Dolly zeerzwaar. Van haar kindsheid af was haar de voorstelling bijgebleven,dat het land een toevluchtsoord voor alle stadsonaangenaamheden wasen dat het leven daar wel niet druk en elegant, maar daarvoor ookgoedkoop en ongedwongen was; men had daar alles zelf, alles was erdus goedkoop en het was er--dit was de hoofdzaak--voor de kinderengezond. Maar nu, na haar aankomst, bevond zij, dat ook hier allesgeheel anders was, dan zij het zich had voorgesteld.

Den dag na haar aankomst regende het sterk en in den nacht begon hetop den corridor en in de kinderkamer erg te lekken, zoodat zij debedden in het salon moest brengen. Ook ontbrak er een meid om voorhet dienstpersoneel te koken. Van negen koeien in den stal waren ereenige, zooals de koemeid zeide, drachtig en stonden derhalve droog,de andere hadden pas gekalfd, weder andere waren oud--zoodat niet eensgenoeg boter en melk voor de kinderen aanwezig was. Eieren waren erook niet en kippen niet te koop. Slechts eenige oude, loodkleurige,magere hanen konden geslacht en gekookt worden. Ook aan vrouwelijkebediening ontbrak het; allen waren bij de aardappels bezig. Uitrijdenkon men ook niet, want het eene paard was kolderig en sloeg den disselin stukken. Aan baden was niet te denken, want de geheele oever derrivier was door het vee vertrapt en aan de zijde van den weg open enzichtbaar. Men kon niet eens gaan wandelen, want het vee kwam doorde gebroken heining in den tuin en daarbij was een vreeselijke stier,die brulde en derhalve ook wel stooten zou. Kleerkasten waren er niet;die er bestonden kon men niet sluiten of sprongen, zoodra men zevoorbij ging, van zelf weer open. Kookpotten waren er niet te vinden,

Page 162: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

in de waschkeuken was geen ketel en in de mangelkamer geen strijktafel.

In plaats van de verwachte rust en ontspanning, vond Dolly eenevolgens haar begrippen verschrikkelijke ellende en geraakte bijnain vertwijfeling. Zij spande al haar krachten in gevoelde echter degeheele hopeloosheid van haar toestand en moest zich geweld aandoenom de opwellende tranen te weerhouden. De opzichter, een voormaligwachtmeester, dien Stipan wegens zijn schoon en waardig voorkomen uitzijn vroegere betrekking als portier hierheen had verplaatst, trokzich Darja Alexandrowna's leed volstrekt niet aan; hij zeide slechtseerbiedig: "Bij dit afschuwelijk volk is alles mogelijk!" Hij zelfechter hielp haar in geen enkel opzicht. Haar toestand scheen haarderhalve hopeloos toe. Maar ook in het huis der Oblonsky's bevond zicheen anders weinig in het oog vallende, maar in hoogen graad nuttige engewichtige persoon, namelijk Maria Filimonawna. Zij stelde de barinagerust, verzekerde, dat alles terecht zou komen, en zonder zich teoverijlen of op te winden, sloeg zij de handen aan het werk. Zijmaakte kennis met de vrouw van den opzichter en zat reeds denzelfdendag met haar en den opzichter onder den acaciaboom en raadpleegdemet haar onder een kop thee. Weldra vormde zich onder de acaciaonder de leiding van Maria Filimonowna een club, die uit de vrouwdes opzichters, den dorpsoudste en den landhuishoudkundige bestond,en deze club ruimde allengs alle bezwaren in het leven der barinauit den weg. Binnen een week was alles dan ook al geschikt. Het dakwas hersteld, een kookvrouw werd in de peettante van den dorpsoudstegevonden, kippen werden gekocht, de koeien begonnen melk te geven,de tuin werd ingesloten, de kasten werden van haakjes voorzien engingen niet meer van zelf open, een behoorlijke strijkplank lag inde mangelkamer op een stoelleuning in de commode en het rook er,zooals het behoorde, naar het strijken.

"Nu heeft u alles en u wilde reeds wanhopen," zeide Maria Filimonownaen wees op de strijkplank. Er wordt zelfs een uit stroo gevlochtenbadhuisje gebouwd. Lili liet men het eerst baden. En nu begon, ofschoonvooreerst bij gedeelten, haar verwachting van een, zoo ook al nietonbezorgd, dan toch behagelijk landleven zich te verwezenlijken. Metzes kinderen kon het voor Darja Alexandrowna niet zonder zorgenzijn. Nu was het eene ziek, dan moest men hetzelfde van een andervreezen; vandaag scheelde het derde wat, morgen het vierde en hetvijfde toonde een boozen aard en zoo verder. Zelden was er eenkorte, rustige periode. Maar al deze zorgen, al deze onrust warenhet eenig mogelijke geluk voor Dolly. Had zij deze niet gehad, danwas zij alleen gebleven met de gedachte aan haar echtgenoot, die haarniet beminde. Maar hoe zwaar der moeder ook deze gestadige angst enbezorgdheid over haar kinderen viel, deze kinderen zelf vergoedden haardoor allerlei kleine genoegens haar zorgen. Deze genoegens waren zooonmerkbaar als het goudstof in het zand der rivier, en in de eersteoogenblikken zag zij niets als slechts den kommer, slechts het zand;maar er waren ook nog oogenblikken voor haar, dat zij niets zag danslechts de genoegens, slechts het goud.

VII.

Tegen het einde van Mei ontving zij een antwoord van haar man op haar

Page 163: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

klachten wegens al wat op het landgoed ontbrak. Hij maakte allerleiverontschuldigingen en beloofde, zoodra het hem mogelijk was over tekomen. Maar deze mogelijkheid scheen voor hem niet te willen aanbreken,want nog in Juni was Dolly alleen op het land.

Op een Zondag, den dag van den heiligen Petrus, reed zij naar dekerk om haar kinderen het heilig avondmaal te laten geven. Zij hadreeds eenige dagen te voren overwogen, hoe zij de kinderen bij diegelegenheid zou kleeden. De kleedingsstukken waren genaaid, gekeerden gewasschen, de zoomen en vouwen uitgelegd, de knoopen vastgehecht,de strikken terecht gestoken. 's Morgens ten negen ure,--zij hadden pope verzocht het begin van den kerkdienst tot dat oogenblikuit te stellen--stonden de feestelijk gekleede kinderen van vreugdestralend op het voorplein voor de kales en wachtten op hun moeder. Inplaats van het statig ros, had men op raad van Maria Filimonowna denbruine van den opzichter voorgespannen, en eindelijk verscheen DarjaAlexandrowna in een wit mousselinen kleed en nam plaats in het rijtuig.

Zij had zich zorgvuldig gefriseerd en gekleed. Vroeger was zijnauwlettend op haar toilet om haar zelfs wil, om er goed uit tezien en te behagen; toen, hoe ouder zij werd, stelde zij steedsminder belang in sierlijke kleeding; zij bespeurde slechts, hoeveelonbevalliger zij was geworden. Nu echter kleedde zij zich weer metgenoegen en met zorg. Zij deed het nu niet meer om haar zelfswil enniet om haar schoonheid, maar om als moeder harer bevallige kinderenden totalen indruk niet te bederven. En toen zij zich de laatste maalin den spiegel had beschouwd, was zij met zich zelf tevreden. Zijwas schoon, niet zooals vroeger op de bals, maar schoon genoeg voorhet doel, dat zij nu voor oogen had.

In de kerk was niemand buiten de boeren en hun vrouwen. Maarhet scheen Dolly toe, alsof zij met de kinderen een algemeenebewondering verwekte. De kinderen waren niet slechts schoon, maargedroegen zich ook aardig. Wel stond Alescha (uitspraak Aleosja)nooit stil, maar draaide altijd heen en weer, doch hij was toch eenallerliefste jongen. Tania stond daar als een volwassene en zag naarde kleintjes. Maar de jongste, Lili, was in haar naive bewonderingvan alles wat zij zag verrukkelijk en het was moeielijk niet te lachenals zij na ontvangst van het avondmaal zeide:

"Please some more."

Te huis ging ook alles goed. Alleen begon Grischa te fluiten onder hetontbijt en, wat nog erger was, hij wilde de Engelsche gouvernante nietgehoorzamen, toen deze het hem verbood. Daarom kreeg hij niets van dezoete koek. Als Dolly te huis was geweest, zou zij op dezen dag zulkeen straf niet hebben toegelaten; maar zij moest het eenmaal door deEngelsche vastgestelde billijken. Daardoor werd de algemeene vreugdewat verstoord. Grischa weende en zeide, dat Nicolinko ook had geflotenen dien had men niet gestraft; hij weende ook niet om de koek, dat konhem niet schelen, maar omdat men tegen hem onrechtvaardig was. Datwas nu al te treurig en Dolly besloot, nadat zij met de Engelscheoverlegd had, Grischa te vergeven en ging derhalve naar hem toe.

Toen zij echter de zaal binnen trad, aanschouwde zij een tafereel,dat haar hart met blijdschap vervulde en haar de tranen in de oogendeed komen. De kleine misdadiger zat daar op een vensterbank en naasthem stond Tania met een bord. Onder voorwendsel, voor haar poppeneen diner te willen aanrichten, had zij van de gouvernante verlof

Page 164: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

gevraagd haar portie koek mede naar de kinderkamer te mogen nemen;maar zij bracht de koek dadelijk naar haar broeder. Deze, nog steedsvoortgaande te weenen en over de onrechtvaardigheid te klagen, at dekoek en zeide snikkend:

"Eet jij ook. Laten we samen eten ... samen ..."

Eerst had het medelijden met haar broeder, toen het bewustzijn harergoede daad op Tania gewerkt en tranen stonden in haar oogen, maarzij zeide niets en at haar gedeelte op.

Toen zij hun moeder zagen, waren zij eerst zeer verschrikt, maar toenzij haar oplettender aankeken, bemerkten zij, dat zij goed haddengehandeld, en begonnen te lachen en met den mond vol koekjes wischtenzij zich met de handen de lippen af en besmeerden hun van tranen eningelegde vruchten blinkende gezichten.

"O hemel! Het nieuwe witte kleed! Tania! Grischa!" riep de moeder uiten beijverde zich het kleedje te redden. Maar zij lachte met tranenin de oogen.

De nieuwe kleederen werden uitgetrokken, de meisjes moesten weerhaar daagsche blouses en de jongens hun gewonen kielen aantrekken;toen werd de laneika aangespannen--tot spijt van den opzichter weermet den bruine--om eerst naar het bosch te rijden om paddestoelente zoeken en dan naar het badhuisje. Het was niet gemakkelijk, opalle kinderen tegelijk acht te geven, onder allen de orde te bewarenen aan alle kousen, broekjes en schoenen te denken, alle banden loste maken en weer toe te binden; maar voor Darja Alexandrowna was ergeen grooter genot, dan zoo met haar kleintjes te samen te baden,al die kleine dikke beentjes vast te houden om ze de kousjes af tetrekken, dan deze naakte lichaampjes op den arm te nemen, in het waterte dompelen, hun vroolijk en verschrikt gescheeuw te hooren en dezenaar adem hijgende, plassende cherubims met hun wijd geopende oogenen angstige en vroolijke gezichten te aanschouwen.

VIII.

Omringd van haar kinderen met natte hoofdjes en zelf met een doek omhet hoofd gebonden, naderde Dolly haar huis, toen de koetsier zichomkeerde en zeide: "Daar komt een heer aan. Ik geloof, dat het de heervan Pokrowskaja is." Dolly zag naar buiten en was zeer verheugd, toenzij Lewins haar zoo welbekende gestalte met grijzen hoed en jas haar tegemoet zag komen. Zag zij hem altijd gaarne komen, van daag bizonder,omdat zij hem nu in haar vollen roem en glorie ontmoette. Niemandkon beter dan Lewin haar rijkdom begrijpen en datgene, waarin dezerijkdom bestond.

"U zit daar als een klokhen, Darja Alexandrowna."

"O, hoe blijde ben ik," zeide zij en reikte hem de hand.

"Zoo, ge verheugt u en hebt mij toch uw komst niet laten weten. VanStiwa ontving ik een briefje, dat ge hier zijt."

Page 165: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Van Stiwa?" vroeg Dolly verwonderd.

"Ja, hij schrijft mij, dat u reeds hier zijt, en meent dat ge mij welzult toestaan, hem een dienst te bewijzen," antwoordde Lewin. Maarnauwelijks had hij dat gezegd, of hij brak verlegen zijn rede afen ging zwijgend naast de laneika voort, terwijl hij nu en dan eenblad van de linden aftrok en met de tanden in stukken beet. Hij werdverlegen door de gedachte, dat de hulp van een vreemde in een zaak,die anders de man placht te bezorgen, niet aangenaam zou zijn. Dehandeling van haar man beviel haar ook inderdaad niet, en zij begreepLewin dadelijk. Juist om dit fijn gevoel hield Dolly van hem.

"Ik heb het zoo verstaan," ging Lewin voort, "dat u mij wellichtwenschte te zien en heb mij daarover zeer verheugd. Mij dunkt, er moetu, een huisvrouw uit de stad, hier veel ruw en wild voorkomen. Alsu iets noodig heeft, gelief dan over mij te beschikken."

"O, neen, ik dank u," antwoordde Dolly. "In het begin haperde er weleen en ander, maar nu hebben we alles behoorlijk ingericht. Wil uniet instappen? Wij kunnen wel wat dichter bijeen gaan zitten."

"Neen, ik dank u, ik ga liever te voet. Kinderen, wie van jelui gaatmede. Wij willen met de paarden om het hardst loopen."

Hoewel nu de kinderen Lewin maar weinig kenden, toonden zij tochtegenover hem niet die eigenaardige verlegenheid, die hen anders zoodikwijls tegenover volwassenen beving, als deze veinsden. Het spelenvan een rol, dat ook den schrandersten en meest scherpzienden manvermag te misleiden, wordt veelal door het eenvoudigst kind dadelijkdoorzien en dan keert het zich af. Welke gebreken Lewin ook mochtenaankleven, van geveinsdheid was bij hem geen spoor, en derhalvebetoonden de kinderen hem ook dadelijk dezelfde vriendschap, die zijin het gelaat hunner moeder bespeurden. Op zijn uitnoodiging sprongende oudsten uit het rijtuig en liepen met hem zoo vertrouwelijk voortals met hun moeder. Ook Lili wilde bij hem zijn en de moeder reikteze hem toe. Hij zette ze op zijn schouder en liep met haar voort.

"Wees gerust," riep hij, Dolly vroolijk toelachend, "ik zal haar nietlaten vallen."

Hier op het land, in tegenwoordigheid van de hem zoo sympathischeDolly en in het midden der kinderen, geraakte Lewin in diekinderlijk vergenoegde luim, waarvoor hij zich dikwijls schaamdeen die hij zorgvuldig voor vreemde oogen verloochende. Maar juistom deze gemoedsstemming hield Dolly veel van hem. Hij speelde metde kinderen, als huns gelijke, hij leerde hen gymnastische toeren,liet miss Gull om zijn slecht Engelsch lachen en vertelde Dolly vanzijn oeconomische bezigheden.

Des namiddags, toen zij beiden alleen op het balkon zaten, brachtDolly het gesprek op Kitty.

"Kitty komt hierheen en zal den zomer bij ons doorbrengen."

"Inderdaad?" vroeg hij, en een licht rood kleurde zijn gelaat. Maartegelijk, om dit gesprek te vermijden, ging hij voort: "Ik zal u dustwee koeien zenden, en als het u goed is, betaalt u me daarvoor vijfroebels in de maand...."

Page 166: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Och neen, ik dank u. Wij kunnen thans zoo tamelijk toekomen."

"Nu, dan wil ik uw koeien eens gaan zien en regelen, hoe zij gevoederdmoeten worden. Van de voedering hangt alles af." En slechts omhet gesprek af te leiden, zette hij haar nu de geheele theorie dermelkerij uiteen, waarbij de koe slechts voorkwam als een soort vanmachine om het voeder te verwerken en winstgevend te maken.

Hoewel hij van deze dingen sprak, wenschte hij toch vurig iets vanKitty te vernemen, maar hij vreesde, daardoor de rust, die nu zijndeel was geworden, weer te verliezen.

"Ja, maar bij dit alles behoort toezicht, en wie zal dithouden?" antwoordde Dolly moedeloos.

Zij had nu haar huishouding door Marie Filimonowna in zulk eentoestand gebracht, dat zij er niets aan wenschte te veranderen;en, om de waarheid te zeggen, stelde zij ook in Lewins kennis derlandhuishoudkunde geen volkomen vertrouwen. Zijn uiteenzetting dat dekoe slechts een machine om melk te winnen was, scheen haar verdachten zijn redeneeren over de verschillende soorten van voeder begreepzij niet, terwijl zij Marie's handelwijze om de bruine en de zwartekoe wat meer te eten te geven duidelijk, eenvoudig en van goed gevolghad bevonden. En wat de hoofdzaak was: zij wilde nu van Kitty spreken.

"Kitty schrijft, dat zij naar niets zoozeer verlangt, als naareenzaamheid en rust."

"Is het met haar gezondheid beter geworden?" vroeg Lewin opgewonden.

"Goddank! zij is geheel hersteld. Ik geloofde het ook niet, dat zijdoor een borstkwaal was aangetast."

"O, dat verheugt mij zeer," antwoordde Lewin en, zooals het Dollytoescheen, vertoonde zich terwijl hij dat zeide en haar daarop zwijgendaanzag, op zijn gelaat iets van roerende hulpeloosheid.

"Hoor eens, Constantin Dimitritsch," zeide zij met haar goedhartig,een weinig ironisch lachje: "Waarom zijt gij boos op Kitty?"

"Ik? Ik ben niet boos," antwoordde Lewin.

"Ja wel, gij zijt boos op haar. Waarom hebt ge ons bij uw laatsteaanwezigheid te Moskou niet bezocht."

"Darja Alexandrowna," antwoordde hij en werd rood tot over de ooren,"ik verwonder mij, dat u, die zoo goed zijt, geen leedwezen over mijgevoelt, daar u toch weet...."

"Wat weet ik?"

"Dat ik haar hand gevraagd heb en afgewezen ben geworden," zeide Lewin,en al de teederheid voor Kitty, die hem zoo even nog had vervuld,week uit zijn ziel voor het bitter gevoel van die beleediging.

"Waarom dacht ge, dat ik dat wist?"

"Omdat allen het weten...."

Page 167: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Dan vergist ge u zeer. Ik heb er niets van geweten, hoewel ik zooiets vermoedde."

"Nu, dan weet u het thans."

"Ik wist slechts dit eene, dat er iets was, dat haar vreeselijk kwelde,en dat zij mij verzocht heeft er niet over te spreken. En als zijhet mij niet gezegd heeft, dan heeft zij het ook aan niemand andersgezegd. Wat is dan tusschen ulieden voorgevallen? Zeg het mij."

"Ik heb het u al gezegd."

"Wanneer is dat gebeurd?"

"Toen ik de laatste maal bij u was."

"Weet gij, wat ik u zeggen wil? Ik heb diep medelijden met haar. Gij,gij lijdt slechts door beleedigden trots...."

"Wellicht," zeide Lewin, "maar...."

Zij viel hem in de rede: "Maar met haar, arm meisje, heb ik diepmedelijden. Nu begrijp ik alles."

"Nu, Darja Alexandrowna, verontschuldig mij," sprak hij en stond op:"Vaarwel. Tot weerziens."

"Neen, wacht nog!" antwoordde zij en hield met haar magere hand zijnarm vast. "Wacht nog. Ga zitten."

"Ja, maar ik bid u, spreken wij daar niet meer over," zeide hij enging weer zitten; daarbij gevoelde hij iets zonderlings in zijn hart,alsof daarin een doode verrees, namelijk de zooals hij meende langbegraven hoop.

"Als ik niet van u hield," zeide Dolly en de tranen drongen haar inde oogen, "als ik u niet kende, zooals ik u ken...."

De herleefde doode bewoog zich sterker in Lewin en nam geheel zijnhart gevangen.

"Ja, nu begrijp ik alles," hernam Dolly, "gij kunt dat niet begrijpen;de mannen, die naar welgevallen kiezen en uitzoeken kunnen, zijnaltijd volkomen zeker, wie zij beminnen. Maar een jong meisje, datwachten en afwachten moet, een jong meisje met haar jonkvrouwelijkezedigheid, dat u mannen slechts van verre ziet, schat niet alles naarzijn waarde. Een jong meisje kan zulke gewaarwordingen en gevoelenshebben, dat zij de ware beteekenis daarvan niet weet...."

"Dat is toch niet geheel zooals het behoort."

"Dit maakt geen verschil, het is eenmaal zoo. Gijlieden doet eenaanzoek, als ge omtrent uw neiging tot klaarheid en zekerheid zijtgekomen, maar een meisje kan niet vragen en kiezen. Zij moet kiezenen kan het soms nog niet, zij kan slechts ja of neen zeggen."

"Zoo koos zij tusschen mij en Wronsky!" dacht Lewin, en het tot levenontwaakte lichaam zonk weer dood terug en drukte kwellend zijn hart.

Page 168: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Darja Alexandrowna," zeide hij, "zoo kiest men wel een kleed ofwat anders, maar met de liefde.... De keus is eenmaal gedaan--des tebeter.--Een herhaling kan niet zijn...."

"O, die trots! die trots!" zeide Dolly, alsof zij hem verachtte om dekleinheid van dat gevoel. "Destijds, toen ge uw aanzoek deedt, waszij juist in een toestand, dat zij geen antwoord kon geven; zij konnog niet kiezen tusschen u en Wronsky; dezen zag zij toen dagelijks,maar u had zij in langen tijd niet gezien. Voorzeker, ware zij oudergeweest, dan was zulk een twijfel niet mogelijk geworden. Ik zou inhaar plaats niet geaarzeld hebben. Hij was mij altijd onaangenaam,en het heeft dan nu ook een einde genomen."

Lewin riep zich Kitty's antwoord voor den geest. Zij had gezegd:"Neen, dat kan niet zijn...."

"Darja Alexandrowna," zeide hij koel, "ik weet uw vertrouwen inmij hoog te waardeeren, maar ik geloof, dat u zich vergist. Ik maggelijk of ongelijk hebben, maar deze trots, dien u zoo afkeurt, maakt,dat elke gedachte aan Catharina Alexandrowna voor mij onmogelijk is."

"Laat ik u nog dit eene zeggen: gij begrijpt, ik spreek van mijnzuster, die ik lief heb, alsof zij mijn kind was. Ik zeg niet, datzij u bemint; ik wilde maar zeggen, dat haar afwijzend woord vantoenmaals volstrekt niets beteekent."

"Dat weet ik niet," zeide Lewin en stond op: "Indien u wist, welkesmart u mij veroorzaakt! Het is, alsof iemand een kind is afgestorvenen men hem dan zegt: 'Het had kunnen blijven leven, het had zoo en zookunnen worden en gij zoudt er uw vreugde aan beleefd hebben....' Entoch is het dood, dood, dood."

"Wat zijt ge dwaas!" zeide Dolly en lachte treurig in weerwil vanLewins opgewondenheid; nadenkend liet zij toen volgen: "Maar nu begrijpik meer en meer.... Ge zult dus niet hier komen, als Kitty er is?"

"Neen, ik zal niet komen. 't Spreekt van zelf dat ik CatharinaAlexandrowna niet geheel zal vermijden, maar waar ik kan, zal ik haarvan mijn aanwezigheid bevrijden."

"Wezenlijk, dat is zeer dwaas en komiek," hernam Dolly, hem met eenuitdrukking van zachte genegenheid aanziende; "'t zij dan zoo! wijhebben er niet van gesproken!--Wat wil je, Tania?" wendde zij zichin het Fransch tot haar dochtertje, dat op dat oogenblik binnen kwam.

"Waar is mijn schoffel, mama?"

"Ik heb je in het Fransch aangesproken."

Het kind wilde haar antwoorden, maar was vergeten, hoe een schoffelin het Fransch genoemd werd. De moeder moest het haar zeggen, en toenzeide zij haar dan ook, waar de schoffel was te vinden.

Nu scheen Lewin alles in Dolly's huis en aan haar kinderen langzoo aantrekkelijk niet meer als te voren: "En waarom spreektzij Fransch met haar kinderen?" dacht hij. "Hoe onnatuurlijk engemaakt! En de kinderen gevoelen dat. Dit Fransch berooft hen van hunongedwongenheid." Hij wist niet, dat Dolly dat reeds twintig maal

Page 169: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

tot zich zelf gezegd had, maar in weerwil van en ten koste van deongedwongenheid achtte zij het noodig, haar kinderen op deze wijzete onderrichten.

"Waarom wilt ge nu al weg? Blijf toch nog wat."

Lewin bleef nog tot het theedrinken; maar zijn vroolijke luim wasverdwenen en hij gevoelde zich ontstemd.

Na de thee was Lewin naar de voorkamer gegaan om te bevelen, dat zijnpaarden werden aangespannen. Toen hij terug kwam, vond hij Dolly metopgewonden, verstoord gelaat en met tranen in de oogen. In zijn korteafwezigheid was iets voorgevallen, dat Dolly's vreugde en al haar trotsop haar kinderen geheel verstoorde. Grischa en Tania hadden om een balelkander geslagen. Dolly was op het geschreeuw naar buiten geloopenen had hen in een verschrikkelijken toestand gevonden. Tania hieldGrischa bij het haar, maar deze, met het gezicht door woede ontsteld,sloeg met de vuisten op haar los, waar hij ze maar trof. Toen was hetDolly, of iets in haar hart scheurde; alsof een schaduw op haar levenviel, en zij ondervond, dat deze kinderen, waarop zij zoo trotsch was,niet slechts heel gewone, neen, slechte, slecht opgevoede kinderenwaren, booze kinderen vol grofheid en ruwen hartstocht. Zij konover niets anders meer denken of spreken en moest Lewin haar leedklagen. Lewin zag, dat zij zich ongelukkig gevoelde en beijverdezich haar te troosten, terwijl hij zeide, dat deze vechtpartij nietsslechts bewees en dat alle kinderen elkander wel eens sloegen. Maarterwijl hij zoo sprak, dacht hij: "Nu, ik zou mijn kinderen Franschmet mij laten spreken! Ik zou wel oppassen. Ik zou zulke kinderenniet hebben! Men moet ze niet bederven, ze niet verwennen, dan zijn enblijven ze lief en goed. Neen, ik zou zulke kinderen niet hebben!" Toennam hij afscheid; zij trachtte hem niet meer te houden en hij reed weg.

IX.

Tegen het midden van Juli kwam de dorpsoudste van het goed zijnerzuster, dat ongeveer twintig werst van Pekrowskaja lag, naar Lewin meteen bericht omtrent den hooioogst van dit jaar. De daar gelegen weidenwaren het meest rentegevend gedeelte der bezitting en waren voor eenderde van het gewas aan de boeren verpacht. Nu kwam de dorpsoudsteom te berichten, dat men uit vrees voor regen het hooi al opgetasten verdeeld had en dat voor het heerschap als zijn aandeel elf opperswaren afgezonderd. Uit de onnauwkeurige opgaaf op Lewins vraag, hoeveelhooi de grootste weide had opgeleverd, en uit de voorbarigheid derboeren, die zonder tijdige kennisgeving den oogst reeds gedeeld hadden,leidde Lewin af, dat het daarbij wellicht niet recht was toegegaan, endaarom besloot hij, zelf er heen te rijden om de zaak te onderzoeken.

Tegen den middag kwam hij aan. Hij stalde zijn paard bij zijn goedenvriend, den boer Parmenitsch, die met de minne van zijn broeder wasgetrouwd. Toen zocht hij den oude op zijn hoeve op, wenschende vanhem iets van den hooioogst te vernemen. De anders praatzieke oudeontving Lewin vriendelijk, maar beantwoordde zijn vragen over hethooi ontwijkend en terughoudend. Dit bevestigde Lewins verdenkingnog meer. Hij begaf zich derhalve naar de weiden en nam de oppers in

Page 170: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

oogenschouw. Elke opper kon onmogelijk vijftig voer bevatten, en om nude boeren te ontmaskeren, liet Lewin een opper opladen en in de schuurrijden. Uit dezen opper kwamen maar twee en dertig voer. In weerwilvan de verzekering van den dorpsoudste, dat alles op godvruchtigeen eerlijke wijze was verdeeld en dat het hooi in de oppers moestzijn ingekrompen, verklaarde Lewin nu beslist, te meer daar het hooizonder zijn voorkennis was verdeeld, dat hij zulke oppers niet voorvijftig voer aannam. Na langen strijd werd besloten, dat de boeren deelf oppers voor hun deel zouden nemen, terwijl het aandeel voor hetheerschap opnieuw afgezonderd zou worden. Deze onderhandeling en deverdeeling van het hooi duurden tot over den namiddag. Nu liet Lewinhet verder opzicht aan zijn klerk over en klom zelf op een hooiwagenom de drukke bezigheid van het volk op de weiden aan te zien.

Het laatste voer was geladen en zij reden er mede den weg op. Devrouwen gingen, met de harken op den schouder, achter den wagen;de heldere kleuren harer doeken staken in het oog en haar vroolijkestemmen klonken luidruchtig. Een ruwe, ongeoefende, maar bizonderzuivere en krachtige vrouwenstem hief een lied aan, zong tot aan hetrefrein en toen vielen tegelijk een half honderd verschillende groveen fijne, zwakke en sterke stemmen in, en het scheen Lewin toe, alsofook de hoop hooi, waarop hij lag, de aarde en de hemel, alles zichbewoog en wankelde onder den schal van dit wild en grenzenloos lustiggezang. Het koor kwam nader en het kwam Lewin voor, als naderde hemonophoudelijk eene met vroolijken lust geladen donderende wolk; de wolkbedekte hem, omringde hem en begon zich toen weer te verwijderen. Lewinzag hen na en luisterde, en toen het volk uit zijn gezicht en gehoorwas verdwenen, beving hem een sterk gevoel van droefheid over zijneenzaamheid, zijn physische werkeloosheid en zijn verachting vande wereld.

Lewin bewonderde dikwijls het leven dezer menschen, hij benijdde hen ennu kwam voor de eerste maal de gedachte bij hem tot volle klaarheid,dat het toch slechts van hem zelf afhing, het zelfzuchtige leven,dat hij tot hiertoe geleid had, met een reiner, werkzamer leven ingemeenschap met anderen te verwisselen.

De menigte had zich reeds verwijderd. Het waren lieden, die in denabijheid woonden, en zij waren naar huis gereden. Maar die van verrewaren gekomen, hadden zich voor het avondeten en de nachtrust op deweide verzameld. Lewin lag, door hen niet bemerkt, op een hoop hooien sloeg hen gade, luisterde en dacht na. De lieden, die op de weidewilden overnachten, sliepen gedurende dezen korten zomernacht bijnain het geheel niet. Eerst hoorde men hun vroolijk gebabbel onderhet avondeten en toen weer zingen en lachen. De geheele lange enzware arbeidsdag had bij hen geen spoor achtergelaten, dan slechtsvroolijkheid. Eerst kort voor het morgenrood werd het stil; men vernamnog slechts het nachtgezang der in het moeras kwakende kikvorschen,het geschreeuw van een vogel ergens boven in de hoogte op een tak,het snuiven der paarden op de weide in den morgennevel en het stampenhunner aaneengekoppelde pooten op den vochtigen grond. Lewin rees opvan zijn hooi, zag omhoog naar de sterren en bespeurde, dat de nachtten einde was.

"Ja, maar hoe moet ik het aanvangen?" zeide hij tot zich zelf entrachtte over alles, waarover hij in dezen beslissenden nacht hadnagedacht, tot klaarheid te komen. Zijn gedachten hadden zich vooralnaar drie richtingen bewogen; de eerste was, dat hij zich van zijntot hiertoe geleid leven moest losmaken, van deze doellooze bezigheid,

Page 171: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

deze nuttelooze verstandsbeschaving en dan vooral van zijn droomerijenvan een familieleven, zooals hij het zich tot hiertoe voorgesteldhad. Deze losmaking van zijn oud leven was hem licht en verschaftehem zelfs een genot. Anderzijds richtten zich zijn gedachten envoorstellingen op het nieuwe leven, dat hij nu zich voorgenomen hadte leiden. Hij was overtuigd, dat hij in de eenvoudigheid, onschuld,natuurlijkheid en zekerheid van hetzelve die rust en zelfvoldoening zouvinden, welker gemis hij nu zoo ziekelijk gevoelde. Een derde richtingzijner gedachten betrof de vraag, hoe den overgang van het oude tot hetnieuwe leven te bewerkstelligen. En in dit opzicht was hem nog nietshelder geworden. "Een vrouw--dat is het eerste en belangrijkste--denarbeid en de noodzakelijkheid om te werken.... Moet ik Pokrowskajaopgeven? Nog wat land koopen? Mij in een dorpsgemeenschap latenopnemen? Een boerenmeisje trouwen? Hoe dat nu te maken?"

Hij vond geen antwoord.

"Overigens heb ik den geheelen nacht niet geslapen en kan mij derhalvevan alles geen volle rekenschap geven. Het zal mij later wel helderworden. Maar mijn vroegere droomerijen van familieleven zijn onzin. Datalles is veel eenvoudiger en beter...."

Hij ging van de weide over den landweg naar het dorp. Een zachte windwas opgekomen; het werd nevelachtig en de lucht betrok.

Lewin was wat koud geworden en drukte de armen tegen het lichaam,terwijl hij snel voortging met den blik op den grond gevestigd. "Watis dat? Daar rijdt iemand!" dacht hij, toen hij schelgeluid hoorde,en zag op. Nauwelijks veertig schreden van hem verwijderd kwam hem opden breeden landweg een met vier paarden bespannen en met koffers endoozen beladen voertuig tegen rijden. Zonder er aan te denken, wiedaar in kon zitten, keek Lewin in het rijtuig. In een hoek zat eenoude dame te slapen en voor het venster een jong meisje, dat blijkbaarpas ontwaakt was. Zij zag, terwijl haar gelaat in het morgenlichtduidelijk zichtbaar was en zij in gedachten scheen verzonken, over hemheen naar de opgaande zon. Op het oogenblik, dat die verschijning alhaast weer voorbij was, richtte zij eindelijk haar nu wakkere oogenop hem. Zij had hem herkend en een glans van blijde verrassing gingover haar gelaat. Hij kon zich nu niet meer vergissen. Er waren maartwee zulke oogen op de wereld. Slechts een wezen was er, dat voorhem het kort begrip van alle leven en geluk was. Dat was zij, dat wasKitty. Hij begreep dadelijk, dat zij juist van het spoor was gekomenen naar Klekotok reed. En plotseling was alles, wat Lewin in dezenslapeloozen nacht gevoeld en gedacht had, verdwenen. Slechts daar, indien wegsnellenden wagen bevond zich de oplossing van alle raadselendes levens, die hem kwelden! Zij zag hem niet meer aan. Het geluidvan het rijtuig was niet meer te hooren, het geluid der schellen nogslechts even. Hondengeblaf duidde aan, dat het rijtuig door het dorpreed en voor hem bleven slechts de ledige, doode velden terug en hetdorp voor hem; hij zelf was verlaten en voor allen een vreemdeling.

Hij zag weer naar den hemel, die, ofschoon de helft daarvan metkleine, witte wolkjes was bedekt, meer en meer blauw en helder werd,maar even ver en ongenaakbaar was als vroeger. "Neen, alles wasdwaasheid! Slechts in gemeenschap met haar kan ik mij denken! Ik hebniet opgehouden en zal niet ophouden haar te beminnen."

Page 172: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

X.

De woorden zijner vrouw, die zijn ergste vrees bevestigden, haddenAlexei Alexandrowitsch een gruwelijke smart veroorzaakt. Deze smartwas nog vermeerderd door het gevoel van medelijden, dat haar tranensteeds bij hem verwekten. Want weenende vrouwen en kinderen kon hijnooit zien. Toen Anna hem haar verhouding tot Wronsky verhaald haden daarbij in tranen was uitgebarsten, ontwaarde hij, in weerwilvan zijn toorn en opgewondenheid, dien aandrang van een medelijdendgevoel, dat haar tranen steeds bij hem opwekten. Maar nu hij alleenin het rijtuig was achtergebleven, gevoelde hij zich plotseling vanalle mededoogen bevrijd, maar ook van de kwellingen van twijfel enijverzucht, die in den laatsten tijd hem geplaagd hadden. Het washem alsof men hem een tand had uitgetrokken, die hem langen tijdpijn had veroorzaakt. De smart was hevig, maar toch voorbijgaandegeweest. Slechts een gevoel bleef over, dat van toorn tegen haar,omdat zij al zoo lang zijn leven had bedorven.

"Zonder eer, zonder gevoel, zonder godsdienst! Een geheel bedorvenvrouw! Ik heb gedwaald, toen ik mijn leven met haar verbond, maar indeze dwaling ligt geen slechtheid en daarom kan ik niet ongelukkigworden. Ik heb geen schuld, maar zij. Zij gaat mij niets meer aan. Zijbestaat voor mij niet meer...." Alles, wat haar en haar zoon, jegenswien zijn gevoel eveneens was veranderd, betrof, hield hem nietmeer bezig. Hij stelde er nu slechts belang in, hoe hij op de beste,welvoegelijkste, geschikste en derhalve ook rechtmatigste wijze zichvan het vuil, waarmede zij hem in haar val bespat had, kon reinigen,om daarna zijn werkzaam, eerlijk en nuttig leven voort te zetten.

"Darjalow had deswege een duel.... Maar is de moord eens menschen eenverstandig middel om den toestand te ontwarren en de positie eenereerlooze vrouw en haar zoon te bepalen? Of wat mogelijk, ja, zekergeschieden zou--ik zou gedood of gewond worden--ik, de onschuldigepartij, werd gewond of gedood. Dat zou nog onzinniger zijn. Maarook geheel daarvan afgezien, zou de uitdaging van mijn zijde eenoneerlijke daad zijn. Want ik weet al vooruit, dat mijn vriendenzulk een duel nimmer zouden toelaten; zij zouden niet dulden, dathet leven van een staatsman, dat voor Rusland noodig is, aan zulkeen gevaar werd blootgesteld. Het zou slechts beteekenen, dat ikmij door zulk een duel een valschen schijn zou geven. Derhalve, eenduel is onmogelijk en niemand zal het van mij verlangen. Een procestot scheiding zou een schandaal verwekken, dat mijn vijanden zoudenbezigen om mij voor de wereld te belasteren en te vernederen...."

"Bovendien was het duidelijk, dat, als door een scheiding Anna'sbetrekking tot haar man werd verbroken, zij zich dan dadelijkmet haar minnaar zou vereenigen. Maar in weerwil van de volkomenonverschilligheid voor Anna, die hij zich zelf toekende, had hij tocheen gevoel voor haar, dat hem deed wenschen, dat zij zich niet metWronsky vereenigen en uit haar misdrijf voordeel trekken mocht. Devoorstelling van dit laatste verbitterde hem zoozeer, dat hij reedsbij de bloote gedachte daaraan van smart steunde en van plaats in decoupe verwisselde; en nog lang daarna wikkelde hij met een gefronstvoorhoofd zijn magere beenen in den donzigen plaid. Na langdurigoverleg kwam Karenin tot het besluit, dat er maar een uitweg voorhem was: haar bij zich te behouden, het gebeurde voor de wereld te

Page 173: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

verbergen en alle hem ten dienste staande middelen te bezigen om dieliefdesbetrekking te verhinderen en te doen eindigen en wel, hetgeenhij zich zelf echter niet beleed, hoofdzakelijk om haar te straffen.

"Zoo handel ik overeenkomstig de voorschriften van den godsdienst,"zeide hij tot zich zelf. "Ik stoot de gevallen vrouw niet van mij,maar geef haar de mogelijkheid om zich te verbeteren, en hoe zwaarhet mij ook vallen moge, ik zal een deel mijner krachten aan haarverbetering en redding wijden."

Hij dacht er met voldoening aan, dat ook in deze moeielijke zaakniemand hem zou kunnen verwijten, dat hij niet gehandeld had naar devoorschriften van den godsdienst, welks banier hij, te midden van dealgemeene koelheid en onverschilligheid, zoo hoog had gehouden. AlexeiAlexandrowitsch zag volstrekt niet in, waarom zijn verhouding totzijn vrouw nu niet dezelfde zou kunnen blijven als vroeger. Wel iswaar zou hij haar zijn achting niet kunnen teruggeven, maar er warengeen gronden voorhanden, waarom hij zich zijn leven moest latenbederven, dewijl zij een slechte en ontrouwe vrouw was. De tijd,de alles terechtbrengende tijd zal verloopen en onze verhouding zalweer eenigszins als te voren worden, ten minste in zoover, dat nietsden rustigen gang van mijn leven zal storen. Zij moet zich ongelukkiggevoelen, maar ik, de onschuldige, mag niet ongelukkig zijn.

XI.

Toen Karenin Petersburg naderde, was hij in zoover tot een besluitgekomen, dat hij reeds in zijn hoofd een brief gereed had, dienhij onmiddellijk aan zijn vrouw wilde zenden. Toen hij de kamervan den portier binnen kwam, zag hij het eerst de brieven en acten,die men van het ministerie gebracht had en liet ze in zijn kabinetbrengen. Hier ging hij toen eenige malen op en neder en bleef daaropvoor zijn schrijftafel staan. Na een kort overleg ging hij zittenen schreef onafgebroken; hij schreef in het Fransch om het woord"vous" te kunnen bezigen, daar het niet zulk een koud karakter had,als het Russische "u":

"Bij ons laatste onderhoud beloofde ik, u mijn besluit te zullen mededeelen. Nadat ik alles nauwgezet overlegd heb, volbreng ik hiermede mijn belofte. Ik ben tot het volgende besloten: Welke ook uw daden zijn mogen, ik acht mij niet gerechtigd den band te verbreken, door welken een hoogere macht ons vereenigd heeft. De familie mag niet onder de luimen, de zelfzucht of de misdaad van een der echtgenooten lijden; ons leven moet derhalve verder evenzoo voortgaan als tot hiertoe. Dat is noodig voor mij, voor u, voor onzen zoon. Ik ben vast overtuigd, dat gij berouw zult hebben over hetgeen de aanleiding tot dezen brief is geworden, en dat u mij helpen zal het gebeurde in de vergetelheid te begraven. In het tegenovergestelde geval kan u zelf zich voorstellen, wat u en uw zoon staat te wachten. Maar daarover hoop ik mij in een persoonlijke bijeenkomst uitvoeriger te kunnen uitlaten. Daar het seisoen voor het verblijf op het land

Page 174: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

ten einde loopt, verzoek ik u zoo spoedig mogelijk naar Petersburg te verhuizen, bepaald niet later dan aanstaanden Dinsdag. Alle noodige beschikkingen zijn gemaakt. Ik verzoek u in aanmerking te nemen, dat ik aan de vervulling van mijn wensch een bizonder gewicht hecht.

A. KARENIN.

P.S. Ik voeg hierbij wat geld voor uw uitgaven."

Hij schelde.

"Geef dezen aan den koerier," zeide hij, terwijl hij opstond,"om hem morgen aan Anna Arkadiewna op het landhuis te brengen."

"Om u te dienen. Verkiest Uw Excellentie thee in het kabinet?"

Alexei Alexandrowitsch liet zich de thee daar hoen brengen en ging,met het vouwbeen spelend, naar zijn leunstoel. Tegenover dezen wasop de schrijftafel reeds een aangestoken studeerlamp neergezet en eenopengeslagen Fransch boek lag er bij. De stoel stond juist tegenovereen schoon uitgevoerd portret van Anna. Zijn blik vestigde zich op debeeltenis. De ondoorgrondelijke oogen zagen hem vermetel en ironischaan, juist als op dien avond hunner uiteenzetting. Karenin huiverde,zijn lippen beefden en mompelden onwillekeurig: "Brrr!" Hij wenddeden blik af, ging zitten en zag in het boek. Hij trachtte te lezen,maar zijn gedachten zwierven af. Niet aan zijn vrouw dacht hij, maaraan eenige bezwaren, die op het gebied zijner ambtsbezigheid, diehem zoo geheel in beslag nam, ontstaan waren. Hij nam een potlooden een stuk wit papier en bedekte het met aanteekeningen. Onderdeze werkzaamheid kreeg zijn gelaat weer een levendiger kleur. Toenhij het papier had beschreven, stond hij op, schelde en gaf het denbode over om het ter uitvoering naar de beambten zijner kanselarij tebrengen. Daarop ging hij eenige malen zijn kamer op en neer, beschouwdeandermaal het portret en lachte minachtend. Nadat hij nog een kortepoos had gelezen, ging hij om elf uur naar bed en terwijl hij hiernog eens het tusschen hem en zijn vrouw voorgevallene overdacht,scheen het hem lang zoo donker niet meer toe als te voren.

XII.

Toen Anna den volgenden morgen ontwaakte, waren de woorden, die zijtot haar man had gesproken, het eerste, waar zij aan dacht, en dezewoorden kwamen haar nu zoo onbedacht, zoo dom en zoo plomp voor. Zijwaren nu echter eenmaal gesproken. En wat was toen geschied? AlexeiAlexandrowitsch was weggereden zonder iets te zeggen.

"Waarom heb ik het Wronsky niet verteld, toen hij hier was? Nog ophet oogenblik toen hij heenging, wilde ik hem terughouden om hemalles te zeggen!"

Maar zij had zich bedacht, want het moest hem vreemd voorkomen,dat zij het hem niet dadelijk, op het eerste oogenblik had gezegd.

Page 175: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Waarom heb ik het hem niet gezegd, zooals ik wilde doen?"

Als antwoord op deze vraag bedekte een gloeiend rood haar gelaat. Zijmoest erkennen, dat zij zich geschaamd had. Haar toestand, die haargisteren nog helder en duidelijk was voorgekomen, was haar nu nietmeer zoo helder, maar geheel zonder uitzicht. Zij gevoelde nu angstvoor de schande, waaraan zij vroeger volstrekt niet gedacht had. Bijde gedachte aan hetgeen haar man doen zoude, maakte zij zich deverschrikkelijkste voorstellingen. Dacht zij aan Wronsky, dan scheenhet haar, dat hij haar niet meer beminde, dat zij hem reeds lastig wasgeworden, dat zij zich hem niet kon aanbieden, en zij gevoelde ietsals vijandschap tegen hem. Het scheen haar, alsof zij de woorden,die zij tot haar man had gesproken en die zij in den geest gedurigherhaalde, ten aanhoore van de geheele wereld had gesproken en alsofde geheele wereld ze gehoord had, en zij had den moed niet hem,met wien zij nu vereenigd leefde, in de oogen te zien.

De kamenier, die een oogenblik aan de deur had geluisterd, trad nubinnen. Anna zag haar vragend aan en bloosde verschrikt. De kamenierbracht het kleed en een briefje van vorstin Betsy. Betsy herinnerdeAnna er aan, dat dien voormiddag Lisa Merkalow en barones Stolz methaar aanbidders bij haar zouden komen om een partij crocket te maken:"Kom ook en wees toeschouwster, al is het maar tot studie der zeden. Ikverwacht u."

"De koffie is gereed en de mademoiselle en Serescha wachten op u,"meldde Annuschka.

"Serescha? Hoe gaat het Serescha?" dacht Anna plotseling en herinnerdezich dien morgen voor de eerste maal haar zoontje.

"Hij is ondeugend geweest," antwoordde Annuschka lachend.

"Wat heeft hij dan gedaan?"

"Ik geloof, dat hij in de eetkamer in 't geheim een perzik heeftopgegeten."

De herinnering aan haar zoon bracht Anna eenigszins uit denzielstoestand, waarin zij zich bevonden had. Nu had zij eeniets gevonden om zich aan te houden en dat was haar zoon. Inwelke omstandigheden zij ook komen mocht, haar zoon kon zij nietverlaten. Mocht haar man haar met schande beladen uit het huis stooten,mocht Wronsky in zijn liefde verkoelen en tot zijn onafhankelijk leventerugkeeren, haar zoon zou haar niet verlaten. Haar leven had nu eendoel, en zij moest handelen, opdat men hem haar niet ontroofde. Zijmoest hem nemen en met hem wegtrekken eer men hem haar ontnam. Ditbesluit gaf haar kalmte, het gaf haar een doel. Zij kleedde zichhaastig aan en ging met vaste schreden naar het salon, waar Sereschaen de gouvernante haar met de koffie wachtten. Serescha stond in zijnwitte kiel aan de spiegeltafel en was daar bezig met een handvolbloemen, die hij gebracht had. Op zijn gelaat lag daarbij dezelfdeuitdrukking eener ingespannen opmerkzaamheid, zooals zij die bij zijnvader kende. Toen hij zijn moeder zag, riep hij luid: "Ha! mama!" enhield op, in twijfel, of hij naar haar toeloopen en de bloemen latenliggen, of dat hij den krans eerst afmaken en dan haar brengen zoude.

Nadat zij gegroet had, verhaalde de gouvernante lang en breed

Page 176: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Serescha's overtreding; maar Anna luisterde niet. Zij dacht er slechtsover na, of zij haar zou medenemen of niet: "Neen," besloot zij,"ik neem haar niet mede, ik ga alleen met mijn zoon."

"Ja, dat is zeer slecht van hem," zeide Anna luid, terwijl zij hembij de schouders hield en hem met een schuchtere uitdrukking aanzagen kuste: "Laat hem maar bij mij," liet zij er op volgen, terwijl degouvernante haar verwonderd aanzag. Toen nam zij, zonder de hand vanhaar zoontje los te laten, plaats aan de koffietafel.

"Mama, ik ... ik...." stotterde hij en trachtte daarbij in haar gelaatte lezen, wat hem wegens de perzik stond te wachten.

"Serescha," zeide zij, toen zij alleen waren, "dat is slecht, maargij zult het niet weer doen.... Hebt ge mij lief?" Zij voelde tranenin haar oogen komen.

"Kan ik zijn liefde dan niet behouden?" vroeg zij zich zelf en zaguitvorschend in zijn half angstige, half blijmoedige oogen: "Is hetmogelijk, dat hij mij even zoo beoordeelen zal als zijn vader? Is hetmogelijk, dat ik hem geen leed zou doen?" De tranen rolden over haarwangen, en om ze voor hem te verbergen, stond zij haastig op en liepnaar buiten naar het terras.

Na de regenbuien der laatste dagen was nu het weer koel en heldergeworden. In weerwil van de zon, die op het schoon gewasschen looverviel, heerschte in de atmospheer een gevoelige koude. Zij huiverdevan lichamelijke kilheid en innerlijke ontroering, die haar nu weerbeving. "Ga, Serescha, ga naar Marietta!" zeide zij. "Zouden zij mijwerkelijk niet vergeven? niet begrijpen, dat het toch niet anderskon?" ging zij in haar gedachten voort.

Zij stond daar en zag op naar de populieren, die door den wind werdenbewogen en welker bladen in den zonneschijn helder glansden; zijzeide zich zelf, dat zij haar niet zouden vergeven; alles en allenzouden tegen haar zoo koud en meedoogenloos zijn, als deze hemel,als deze bladeren.

Zij ijlde in haar huis, naar haar kamer terug; zij ging aan de tafelzitten en schreef aan haar man: "Na hetgeen is voorgevallen, kan ikniet meer in uw huis blijven. Ik vertrek naar Moskou en neem mijnzoon mede. Ik ken de wetten niet en weet niet, bij wien der oudershij blijven moet; maar ik neem hem mede; want zonder hem kan ik nietleven. Wees grootmoedig, laat hem mij...."

Tot hier toe had zij vlug en natuurlijk geschreven, maar het beroepop zijn grootmoedigheid, die zij hem toch niet kon toekennen, en denoodzakelijkheid, den brief met iets roerends te besluiten, dedenhaar ophouden.

"Van schuld en berouw mijnerzijds te spreken, vermag ik niet...." Wederhield zij op; zij wist de gedachte niet te voltooien. "Neen," zeidezij bij zich zelf: "dat is niet noodig!" Zij verscheurde den brief enschreef een anderen, waarin zij de passage van zijn grootmoedigheidwegliet, en verzegelde hem toen.

Een anderen brief moest ze aan Wronsky schrijven.

"Ik heb mijn man alles opengelegd en bekend," schreef zij, toen zat

Page 177: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

zij een poos en wist niet verder te schrijven. Dat luidde zoo plomp,zoo onvrouwelijk....

"En dan, wat kan ik hem ook schrijven?"

Weder steeg het rood der schaamte haar naar de wangen; zij dacht aanzijn kalme gelijkmoedigheid, aan haar gevoel van toorn daarover, en zijverscheurde het vel papier, waarop die weinige woorden stonden. "Hetis niet noodig!" zeide zij bij zich zelf en ging naar boven. Daarverklaarde zij aan de gouvernante en aan de dienstboden, dat zij nogheden naar Moskou zou vertrekken en begon haar goed te pakken.

XIII.

In alle kamers van het landhuis heerschte een druk heen en wederloopen:de huisknecht, de tuinman, de bedienden droegen het goed naarbuiten. Een karos en twee droschken stonden voor de deur. Anna, dieonder deze werkzaamheid haar onrust had vergeten, pakte op een tafelhaar reistaschje, toen Annuschka haar op een juist voorbij rijdendekales opmerkzaam maakte. Anna zag naar buiten en ontwaardde op detrap Karenins koerier.

"Ga eens vragen, wat hij wil," zeide zij, ging in een leunstoel zittenen legde de handen in den schoot, rustig op alles voorbereid. Eenknecht reikte haar een paket over met het handschrift van haarechtgenoot.

"De koerier heeft order, op antwoord te wachten."

"Goed," antwoordde zij, maar toen de knecht buiten de kamer was,haalde zij diep adem en aarzelde om het paket te openen.

"Het mag zijn, wat het wil!" zeide zij toen en scheurde denomslag haastig open. Een pakje papieren geld viel er uit. Haarhanden beefden.... "Ik heb voorbereidselen voor uw verhuizinggemaakt.... Verzoeke in het oog te houden, dat ik aan de vervulling vandit mijn verlangen veel gewicht hecht...." las zij de slotwoorden. Zijliet snel het oog gaan over de voorafgaande regels en las ze toennog eens van het begin af. Toen zij er mede ten einde was, gevoeldezij een koude door haar leden varen en besefte zij, dat zulk eenverschrikkelijk lot haar deel was geworden, als zij nimmer mogelijkhad geacht.

Heden in de vroegte had het haar berouwd haar man alles gezegd tehebben, en nu, deze brief beschouwde die woorden als niet gesprokenen gaf haar datgene, wat zij dien morgen zoo vurig gewenscht had. Entoch scheen die brief haar nu het verschrikkelijkste, wat zij zichkon voorstellen.... "Ons leven moest juist zoo voortgaan als tothiertoe...." En dat leven was toch reeds zoo kwellend, in den laatstentijd ondragelijk geweest.... Wat zou nu daarvan worden? "En hij weetdat alles, hij weet, dat ik geen berouw kan hebben, dat ik adem, dat ikbemin; hij weet, dat er niets van kan komen dan leugen en bedrog--maarhij wil mij verder pijnigen. Dat weet ik, en ik weet, dat hij zich indien staat van huichelarij zoo op zijn gemak gevoelt, als een visch

Page 178: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

in het water. Maar dat genoegen zal ik hem niet bereiden, ik zal ditleugenweefsel, waarin hij mij wikkelen wil, verscheuren, er mag vankomen wat wil! Alles is beter, dan dit liegen en huichelen. Maarhoe? Hoe? Mijn God, mijn God! Was wel ooit een vrouw ongelukkigerdan ik?... Neen, ik verscheur het, ik verscheur het!" riep zij uit,sprong op, drong haar tranen terug en ging naar de schrijftafel. Maarin het diepst harer ziel gevoelde zij, dat zij niet in staat was ietste verscheuren, dat zij niet in staat was zich uit haar toestand tebevrijden, en dat zij zelf oneerlijk en bedriegelijk was.

Zij ging aan de schrijftafel zitten, maar, in plaats van te schrijven,legde zij de handen op de tafel, leunde met het hoofd daarop en begon,als een kind, bitterlijk te weenen. Zij weende, omdat haar waan vaneen verandering in haar toestand voor immer was verstoord, omdatzij wist, dat alles bij het oude blijven en zelfs nog erger dan tothiertoe worden zoude. Zij besefte, dat de sociale positie, die zijin de wereld innam en die haar heden morgen zoo nietig had geschenen,haar dierbaar was en dat zij niet in staat was die te verruilen voorden verachten toestand eener vrouw, die man en kind verlaten en zichmet haar minnaar vereenigd heeft. De vrijheid der liefde zou zij nietleeren kennen, maar immer een misdadige vrouw blijven onder gestadigevrees elk oogenblik als een zoodanige ontmaskerd te worden. En hoezou dat eindigen? En haar tranen vloeiden onophoudelijk, als die vaneen getuchtigd kind.

Naderende voetstappen riepen haar tot zich zelf terug. Zij verborghaar gelaat en deed, alsof zij schreef.

"De koerier verzoekt antwoord," meldde de knecht.

"Antwoord? Ja," zeide Anna: "laat hem wachten; ik zal schellen."

"Ik moet Alexei (zoo noemde zij Wronsky in haar gedachten) spreken;hij alleen kan mij zeggen, wat ik doen moet. Ik zal naar Betsy rijden,wellicht tref ik hem daar aan," dacht zij en vergat geheel, dat hijhaar gezegd had, daar niet te zullen zijn. Zij ging naar de tafel enschreef aan haar echtgenoot:

"Ik heb uw brief ontvangen.

ANNA."

Toen schelde zij en gaf den brief aan den knecht; tot Annuschka,die tegelijk binnenkwam, zeide zij: "Wij gaan niet op reis."

"In het geheel niet?"

"Neen, maar wacht tot morgen met uitpakken. Ik rijd naar vorstinTwersky."

"Welk kleed verkiest u?"

XIV.

Page 179: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

De crocketpartij, waartoe Anna was uitgenoodigd, zou uit tweedames met haar minnaars bestaan. Een dezer dames, Lisa Merkalow,was de hoofdvertegenwoordigster van een nieuwen Petersburger kring,die de imitatie van de een of andere imitatie was en zich "_Lessept merveilles du monde_" noemde. Deze kring was met dien, waarinAnna anders verkeerd had, geheel in vijandschap, en buitendienwas ook de aanbidder van Lisa Merkalow, de oude Stremow, een derinvloedrijkste mannen van Petersburg, een politiek tegenstander enambtelijk concurrent van Alexei Alexandrowitsch. Met het oog hierophad Anna er eerst niet willen heengaan, waartoe zij echter in de hooper Wronsky aan te treffen, later had besloten.

Anna kwam vroeger bij de vorstin dan de overige gasten. Op hetzelfdeoogenblik, dat zij er binnen trad, kwam ook Wronsky's knecht, diemet zijn lang uitgekamde bakkebaarden er uitzag als een kamerheerof procureur-generaal. Hij bleef aan de deur staan, nam de muts afen liet haar voorbijgaan. Anna herkende hem en wilde hem vragen,waar zijn heer was, wilde terugkeeren en hem een brief medegeven,maar zij vermocht het een noch het ander te doen, want reeds hoordezij de schel, die haar bezoek aankondigde en in de open deur stondde lakei der vorstin, wachtend op haar intrede in de kamers.

"De vorstin is in den tuin. Men zal haar dadelijk bericht geven."

"Belieft u wellicht ook den tuin in te gaan?" zoo ontving haar eenandere lakei in de naaste kamer.

Zij verkeerde nog in denzelfden toestand van besluiteloosheid als tehuis, zij wist niet, wat te doen; zij moest blijven, hier, in eenhaar vreemd en in haar tegenwoordigen toestand dubbel onaangenaamgezelschap. Maar zij was in een toilet, dat zij wist dat haar goedkleedde; zij gevoelde zich niet verlaten, want zij bevond zich in degewone, feestelijke omgeving der ledigheid en het was haar hier lichterdan te huis; zij behoefde hier niet te denken, alles ging van zelf.

"Wat verheug ik mij, dat ge gekomen zijt," zeide Betsy. "Ik wilde juisteen kop thee drinken, maar gij," wendde zij zich tot Tuschkewitsch,"ga eens met Mascha naar den crocket-ground zien, daar, waar ik hetgrasplein heb laten aanleggen.... Zoo zullen we den tijd hebben metelkander nog wat vertrouwelijk te praten, we'll have a cosy chat, nietwaar?" sprak zij weer tot Anna gekeerd en drukte haar lachend de hand.

"Te meer daar ik niet lang blijven kan. Ik moet noodzakelijk naar deoude Wrede, ik heb het haar al honderd maal beloofd," antwoordde Anna,die, hoe oprecht anders van natuur, in gezelschap en vooral nu denleugen zeer eenvoudig en natuurlijk vond.

"Neen, ik laat u niet gaan, tot geen prijs," antwoordde Betsy en zaghaar daarbij uitvorschend aan. "Werkelijk, het zou mij beleedigenals ge niet blijft." "Breng de thee in het salon," gebood zij denwachtenden dienaar, daarbij, zooals zij gewoonlijk deed, als zijdeze lieden aansprak, de oogen half toeknijpend. Toen nam zij vanhem Wronsky's brief in ontvangst en las hem.

"Alexei heeft een faux pas gemaakt," zeide zij in het Fransch;"hij schrijft, dat hij niet kan komen," voegde zij er onbevangenen natuurlijk bij, alsof het haar niet in het hoofd kon komen, dat

Page 180: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Wronsky voor Anna een andere beteekenis had, dan die van partner inhet crocketspel. Anna was overtuigd, dat Betsy alles wist, en toch,toen zij hoorde, hoe zij over Wronsky sprak, wilde zij voor hetoogenblik evenwel gaarne gelooven, dat zij van alles niets wist.

"Zoo," antwoordde Anna, alsof het haar weinig belang inboezemde.

"Vreest ge ook wellicht hier Stremow te ontmoeten?" hernam Betsy. "Laathem en Alexei Alexandrowitsch in hun zittingen met elkander eenlans breken, dat gaat ons toch niets aan. In gezelschap is hij debeminnenswaardigste man, dien ik ken en daarbij een hartstochtelijkcrocketspeler. Ge zult eens zien. In weerwil van zijn komieke situatieals een verliefde oude, heeft hij anders niets belachelijks aanzich. Hij is een zeer net man. Sappho Stolz kent ge ook nog niet? Nu,die is van een geheel nieuwe soort...."

Betsy zeide dit alles op haar luchthartige manier, terwijl Anna aanhaar guitige oogen bespeurde, dat zij een of ander in het schildvoerde. Zij zaten in het kleine salon.

"Ik moet overigens eenige woorden aan Alexei schrijven." En Betsy gingzitten, schreef eenige regels en stak ze in een couvert. "Ik schrijf,dat hij op het diner moet komen, daar anders een dame zonder cavalierblijft. Lees het eens, of het dringend genoeg is. Excuseer me eenoogenblik. Och, sluit alsjeblieft het couvert en zend den brief weg,"zeide zij reeds in de deur; "ik heb nog een kleinigheid te regelen."

Zonder zich een oogenblik te bedenken, ging Anna met het briefjenaar de tafel en, zonder het te lezen, voegde zij er bij: "Ik moetje noodzakelijk zien. Kom naar Wrede's tuin. Ik zal daar om zes uurzijn." Zij sloot en verzegelde het couvert en verzond den brief.

Bij de thee, die men in het koele, kleine salon binnen bracht, vormdezich tusschen deze beide vrouwen werkelijk een cosy chat, zooalsde vorstin beloofd had. Zij spraken over hen, die zij verwachtten,en eindelijk kwam het gesprek op Lisa Merkalow.

"Zij is zeer aangenaam in den omgang en ik had altijd veel sympathievoor haar," zeide Anna.

"Ge moet haar lief krijgen. Zij dweept met u. Gisteren na den wedrenkwam zij bij mij en was wanhopig, omdat zij u niet meer aangetroffenhad. Zij meent, dat ge een echte romanheldin zijt, en dat zij, als zijeen man was, om uwentwil alle dwaasheden zou begaan. Stremow zeide,dat zij dit reeds deed, zooals...."

"Maar zeg mij...." zeide Anna, na een oogenblik te hebben nagedachten op een toon, waaraan men kon hooren, dat het voor haar geenonverschillige vraag was: "In welke betrekking staat zij tot vorstKaluschky, den zoogenaamden Mischka? Ik heb ze bijna niet te zamenontmoet. Hoe zit dat eigenlijk?"

Betsy's oogen lachten en zagen Anna opmerkzaam aan: "Een nieuwemanier," antwoordde zij. "In den laatsten tijd kiezen allen dezemanier. Zij verbreken de boeien en werpen ze weg, maar de wijze hoemen ze wegwerpt is verschillend."

"Ja, maar in welke betrekking staat zij dan eigenlijk tot Kaluschky?"

Page 181: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Betsy lachte plotseling luid en lang, wat haar zelden gebeurde. "Nustroopt ge op het gebied van vorstin Miagkaja. Dat is de vraag van eenenfant terrible...." en Betsy kon niet nalaten andermaal in lachenuit te barsten. "Gij moet het haar zelf vragen...." zeide zij mettranen in de oogen.

"Neen, ge lacht," zeide Anna, die onwillekeurig mede had moeten lachen,"maar ik begrijp niet, welk een rol eigenlijk haar man daarbij speelt."

"Haar man? Die draagt haar doek achter haar en is verder tot elkendienst bereid. Wat er verder is, daar wil niemand iets van weten. Geweet wel, dat men in beschaafd gezelschap niet eens over bizonderhedenvan het toilet spreekt, zelfs er niet over denkt; zoo is het ook hier."

"Zult ge bij de Rolandaky's zijn?" vroeg Anna, om het gesprek op ietsanders te brengen.

"Ik geloof het niet," antwoordde Betsy, en zonder haar vriendin aan tezien, begon zij de geurige thee in de kleine, doorzichtige kopjes teschenken. Toen gaf zij Anna het kopje over en stak een cigarette aan:"Ziet ge, zoo gevoel ik mij behagelijk. Ik begrijp u en ik begrijpLisa. Lisa is een van die naiven, die niet weten wat goed of kwaad is;ten minste vroeger, toen zij nog zeer jong was, heeft zij het nietgeweten. Nu echter weet zij, dat de argeloosheid haar goed staat endaarom weet zij nu opzettelijk niet...." zeide Betsy met een fijnlachje, "en evenwel staat het haar goed. Weet ge, men kan een endezelfde zaak tragisch beschouwen en ze tot een kwelling voor zichmaken, terwijl een ander ze al heel eenvoudig en wellicht als komischopneemt. Wellicht zijt gij geneigd de zaak te tragisch op te vatten."

"Ik ken de anderen zoo goed niet als mij zelf," zeide Anna ernstigen nadenkend.

"Une enfant terrible, une terrible enfant!" herhaalde Betsy. "Daarzijn ook de anderen."

XV.

Men hoorde schreden en een mannenstem, toen de stem eener dame engelach, en onmiddellijk daarop kwamen de verwachte gasten binnen:Sappho Stolz en de blozende, welgedane Waszka; men kon het hemaanzien, dat zijn voedingsmethode door middel van half rauw vleesch,aardappels en Bourgondier hem goed bekwam. Waszka boog voor de damesen fixeerde haar, maar slechts een oogenblik. Toen trad hij weerachter Sappho en volgde haar, alsof hij aan haar vastgeketend was;hij wendde zijn schitterende oogen niet van haar af, alsof hij haarverslinden wilde. Sappho Stolz was blond en had zwarte oogen. Zijnaderde met korte, vaste schreden en drukte de dames op mannelijkemanier krachtig de hand.

Anna had tot hiertoe deze nieuwe beroemdheid nog niet gezien en wasgetroffen door haar schoonheid, haar bovenmate excentriek toilet endoor de koene vrijheid, waarmede zij optrad. Betsy haastte zich haaren Anna aan elkander voor te stellen.

Page 182: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Denk eens, wij hebben bijna twee soldaten overreden," begon zijdadelijk te vertellen, terwijl zij Anna toeknikte en haar sleep achterzich in orde bracht. "Ik reed met Waszka ... ach ja, u kent hem tochniet...." En terwijl zij toen zijn familienaam noemde, bloosde zij enlachte verlegen, omdat zij tegenover een haar tot hiertoe onbekendehem Waszka had genoemd. Maar Waszka wendde zich dadelijk tot Sappho:"U heeft de weddingschap verloren. Wij zijn de eersten. Derhalve moetu betalen," zeide hij lachend.

Sappho lachte overmoedig: "Maar toch niet op staanden voet?"

"Dat is hetzelfde, dan krijg ik het later."

"Goed, goed!--Ach ja," wendde zij zich plotseling tot de gastvrouw,"wat ik vergeten heb: Ik heb u nog een gast medegebracht. Daar is hij!"

De onaangemelde jonge gast, dien Sappho medegebracht en intusschenvergeten had, was zulk een voorname gast, dat in weerwil van zijnjeugd de beide andere dames toch opstonden en hem welkom heetten. Hetwas Sappho's nieuwste aanbidder, die even als Waszka haar op elkeschrede volgde.

Weldra verschenen ook vorst Kaluschky en Lisa Merkalow metStremow. Lisa was een slanke brunette met een trage oosterschegelaatsuitdrukking, maar met bekoorlijke, gelijk allen ze noemden"onuitsprekelijke" oogen. Haar donker toilet, dat Anna dadelijkopmerkte en waardeerde, harmonieerde geheel met haar schoonheid. NaarAnna's smaak was Lisa veel aantrekkelijker dan Sappho. Kort te vorenhad Betsy bemerkt, dat zij coquetteerde met den schijn en toon vaneen onwetend kind. Maar bij den eersten blik was Anna overtuigd, datdit niet juist was. Zij was in werkelijkheid een onwetende, bedorven,maar aanvallige en zachte jonge vrouw; haar uiterlijk optreden wasgeheel aan dat van Sappho gelijk; even als deze, volgden ook haar,als vastgebonden, twee aanbidders, een jonge en een oude, maarin haar houding was iets, dat haar boven haar omgeving verhief;zij had den glans van een echten diamant, te midden van slechteBoheemsche steenen. Deze glans lichtte uit haar schoone, inderdaadniet te beschrijven oogen. De matte en toch zoo hartstochtelijke blikdezer van donkere kringen omschaduwde oogen frappeerde door zijnoprechtheid. Ieder, die in deze oogen zag, was overtuigd, dat hijhaar geheel moest leeren kennen en lief krijgen. Toen zij Anna zag,verhelderde een blijde verrassing haar gelaat.

"O, wat verheug ik mij, u te leeren kennen," zeide zij op haartoegaande; "gisteren, onder den wedren, wilde ik u juist opzoeken,maar toen was u al weggereden. Ik wilde u zoo gaarne spreken, juistgisteren. Niet waar? dat was ontzettend?" en zij zag daarbij Annaaan met een blik, die haar geheele ziel scheen te openen.

"Ja, ik was er in het geheel niet op voorbereid, dat het zooaangrijpend zijn konde," antwoordde Anna en bloosde.

Op dit oogenblik stond het gezelschap op en begaf zich naar den tuin.

"Ik ga niet," zeide Lisa en nam naast Anna plaats; "u gaat toch ookniet. Wie zou nu willen crocketspelen?"

"Ik houd er anders wel van," zeide Anna.

Page 183: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Hoe maakt u het toch om u niet te vervelen? Als men u aanziet,gaat iemand het hart open. U geniet het leven en ik verveel mij."

"Hoe kan u zich vervelen? U behoort tot den interessantsten kringvan Petersburg," zeide Anna.

"Het is mogelijk, dat voor hen, die niet tot ons behooren, het levennog vervelender is, maar wij, ik tenminste ben in het geheel nietlustig te moede, altijd verveling, schrikkelijke verveling."

Sappho had intusschen een cigarette aangestoken en ging met haarbeide satellieten den tuin in. Betsy en Stremow bleven bij detheetafel zitten.

"Hoe kunt ge van verveling spreken?" zeide Betsy. "Sappho vertelde,hoe goed zij zich allen gisteren bij u geamuseerd hebben!"

"Ach, ijselijk vervelend!" antwoordde Lisa. "Na den wedren waren zeallen bij mij gekomen. Maar allen dezelfden, altijd dezelfden en immerhetzelfde. Den geheelen avond hebben wij zoowat op de sopha's zittengeeuwen. Is dat nu zich goed amuseeren? Neen, hoe maakt u het tochom u niet te vervelen?" wendde zij zich weer tot Anna. "Men behoeft umaar aan te zien om te weten, dat u een vrouw is, die wel gelukkig ofongelukkig zijn kan, maar die zich nimmer zal vervelen. Zeg mij eens,hoe u dat aanlegt?"

"Ik leg in het geheel niet aan," antwoordde Anna over deze indringendevraag blozend.

"Dat is ook het best," mengde Stremow zich in het gesprek.

Stremow was een man van vijftig jaar, reeds grijs en niet schoon, maarnog frisch en met een verstandig gelaat vol uitdrukking. Lisa Merkalowwas de nicht zijner vrouw en hij bracht bijna al zijn vrijen tijd bijhaar door. Bij zijn ontmoeting met Anna Karenina, wier echtgenoot inde politiek zijn heftigste tegenstander en in ambtelijk opzicht zijnrival was, beijverde hij zich als een ervaren en verstandig man vande wereld, tegen haar bizonder beminnenswaardig te zijn.

"Er in 't geheel niets tegen doen," zeide hij met zijn fijn lachjetot Lisa, "dat is het beste middel. Ik heb het u altijd gezegd:om zich niet te vervelen, moet men er niet aan denken, of menzich verveelt. Dat is hetzelfde als met de slapeloosheid. In demeeste gevallen slaapt men niet in, omdat men vreest niet te kunneninslapen. Dat is het, wat Anna Arkadiewna u gezegd heeft."

"Neen," sprak Anna afwerend, "ik zou mij verheugen, als ik mij zoogeestig had weten uit te drukken."

Daar hij Anna zelden ontmoette, had hij met haar over niets andersdan over algemeene zaken te spreken; maar in alles toonde hij, dathij wenschte haar te behagen en haar zijn hoogachting en vereeringte bewijzen.

Tuschkewitsch trad binnen. Hij berichtte, dat het overig gezelschapop de crocketspelers wachtte.

"Neen, ga toch nog niet heen," smeekte Lisa, toen zij vernam, dat

Page 184: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Anna wilde wegrijden, en Stremow stemde met haar in.

"Dat is een groot contrast," zeide hij, "van hier naar de oudeWrede! En buitendien: u geeft haar slechts gelegenheid haar boosheidte luchten, terwijl u hier slechts goede gevoelens opwekt, die allemalice buiten sluiten."

Anna was een oogenblik besluiteloos. De vleierijen van dien schranderenman, Lisa's oprechte hartelijkheid, deze geheele luchthartige omgeving,alles was zoo aangenaam, en datgene wat haar wachtte, was zoo zwaar,dat zij een oogenblik wankelde, of zij niet het moeielijk oogenblik derbeslissing nog zou verschuiven. Maar bij de voorstelling van datgene,wat te huis voor haar op handen was, als zij nu geen besluit nam,besliste zij, nam afscheid en reed heen.

XVI.

In weerwil van zijn schijnbaar lichtzinnig, wereldsgezind leven wasWronsky toch een man, die een afkeer had van wanorde en verwarring. Denmorgen na den wedren zat hij, ongeschoren en ongewasschen, ineen eenvoudige blouse aan een tafel te midden van afgeteld geld,rekeningen en brieven. Hij was tot de overtuiging gekomen, dat hij,als hij zijn dringendste schulden betaald had, van nu tot nieuwjaarslechts over een geringe som had te beschikken. Er bleef hem nietsover, dan bij een woekeraar geld op te nemen, zijn uitgaven te beperkenen zijn renpaarden te verkoopen.

Wronsky's leven was hoofdzakelijk daarom een gelukkig leven te noemen,omdat hij een voorraad van zekere grondstellingen bezat, die alles,wat men doen en niet doen mocht, juist bepaalden. Zij bepaalden,als iets onomstootelijks, dat men de schulden aan een speler, alwas het ook een notorisch valsch speler, dadelijk moest betalen,een kleermaker echter niet; dat men mannen niets mocht voorliegen,maar vrouwen wel; dat men niemand mocht bedriegen, uitgezonderdgetrouwde mannen; dat men niemand een beleediging vergeven, maarzelf ieder beleedigen mocht, en zoo verder. Al deze grondstellingenmochten volkomen redeloos en zelfs slecht zijn, maar zij stondenontegenzeggelijk vast en werden algemeen erkend, en Wronsky kon,terwijl hij ze in toepassing bracht, zijn rust bewaren en het hoofdhoog dragen. Slechts in den laatsten tijd, bij zijn verhouding totAnna, gevoelde hij somwijlen, dat zijn grondstellingen met menigedaadzakelijke werkelijkheid niet overeenstemden en dat zich voorzijn voorwaartszienden blik zwarigheden en twijfelingen ophoopten,tot welker wegruiming hij geen leiddraad vermocht te vinden.

Zijn tegenwoordige verhouding tot Anna en haar echtgenoot kwam hemduidelijk en eenvoudig voor; zij was in den codex der grondbeginselen,die zijn richtsnoer waren, volkomen vastgesteld. Zij was eenbeschaafde dame, die hem haar liefde had geschonken, en hij bemindehaar en had voor haar dezelfde, zoo niet een nog grootere achting,alsof zij zijn wettige echtgenoote geweest ware. Ook haar situatietegenover de conversatiewereld was volkomen helder. Allen mochtenweten en vermoeden, wat zij wilden, maar spreken durfde niemand erover. In het tegenovergestelde geval was hij bereid de babbelaars tot

Page 185: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

zwijgen te brengen en hen te dwingen de niet aanwezige eer der vrouw,die hij beminde, te achten.

Zijn standpunt tegenover den echtgenoot was hem het duidelijkst. Vanhet oogenblik af, dat Anna hem haar liefde had beleden, had hij eeneenig, onbetwistbaar recht op haar. De echtgenoot was voortaan eenovertollig, belemmerend persoon. Ongetwijfeld was dat voor hem een zeeronaangename positie, maar wat was daaraan te doen? Het eenige recht,dat de echtgenoot had, was, met de wapens in de hand voldoening teeischen, en van het begin af was Wronsky bereid deze te geven.

In den laatsten tijd echter had zich tusschen hem en haar een intiemeomstandigheid voorgedaan, die hem verschrikte. Gisteren nog had zijhem medegedeeld, dat zij in blijde hoop verkeerde, en hij bemerkte,dat deze mededeeling en hetgeen zij deswege van hem verwachtte, ietsvorderde, dat niet in den codex der hem leidende grondstellingen wasvastgesteld. "Als ik haar gezegd heb, dat zij haar man moet verlaten,heb ik daarmede ook gezegd, dat zij zich met mij moet vereenigen? Enhoe zal ik haar nu ontvoeren, nu ik geen geld heb? Verondersteld datik het toch zoo kon aanleggen; maar hoe zou ik haar kunnen ontvoeren,als ik in den dienst wil blijven? Als ik haar dat gezegd heb, danmoet ik ook tot alles bereid zijn, dat wil zeggen, ik moet den dienstverlaten...."

En hij werd nadenkend. Eerzucht was reeds de droom zijnerkindsheid, een gedachte en droom, dien hij zelf niet bekende,maar die hem zoo geheel doordrong, dat die nu ook kampte met denliefdehartstocht. In de wereld zoowel als in den dienst had hij eengroote fout begaan. Wenschende zijn onafhankelijken geest te toonen enzich daardoor naar boven aan te bevelen, had hij een hem aangebodenbetrekking afgewezen in de hoop, door deze afwijzing een nog meergunstige meening te winnen; maar het bleek spoedig, dat hij te koenhad gerekend, want men sloeg voortaan geen acht op hem. Terwijl hij nueenmaal aldus nolens volens een onafhankelijk karakter had aangenomen,bleef hij hieraan ook in het vervolg op eene fijne en schranderewijze getrouw, alsof hij volstrekt niet ontevreden en beleedigd was,maar slechts dit eene wenschte, dat men hem met rust liet, omdat hethem zoo beviel. Doch reeds sedert een jaar, sedert zijn verplaatsingnaar Moskou, vond hij in den grond zijns harten daarin volstrektgeen welgevallen. Hij bemerkte, dat zulk een gezochte stelling vaneen man, die alles had kunnen verwerven, maar niets verworven had,allengs haar waarde verloor en dat velen begonnen te denken, dathij in werkelijkheid ook wel geen andere talenten bezitten mocht,dan die van een eerlijke en goede vent te zijn.

Zijn liaison, die zooveel opzien verwekt en hem een zekeren nieuwenglans verleend had, bevredigde hem een tijd en bracht den aan zijnhart knagenden worm tot rust, maar voor ongeveer een week had dezeworm zijn aanvallen met vernieuwde heftigheid hervat.

De vriend zijner jeugd Serpuchowsky, met hem uit hetzelfde district,van gelijke afkomst en zijn vroegere corpskameraad, die overal zijnmededinger geweest was, op de schoolbank, bij alle dwaze streken enin eerzuchtige droomerijen,--deze Serpuchowsky was dezer dagen uitMidden-Azie teruggekeerd met twee ridderorden, zooals zelden aan zulkeen jong generaal werden geschonken. "Wel benijd ik hem niet, maarzijn bevordering toont mij, dat, als men maar weet af te wachten,de carriere van een man van mijn soort snel gemaakt is. Voor driejaren hadden wij beiden denzelfden rang. Verlaat ik nu den dienst,

Page 186: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

dan verbrand ik mijn schepen. Blijf ik in dienst, dan verlies ikniets. Zij heeft toch zelf gezegd, dat zij haar positie niet veranderdwenscht te zien. En in het bezit harer liefde behoef ik Serpuchowskyniet te benijden."

En terwijl hij zijn knevel draaide, stond hij op en ging eenige malende kamer op en neer. Zijn oogen schitterden en hij gevoelde de vaste,rustige en blijmoedige gemoedsstemming terugkeeren, die hem zijnpositie als zuiver en eenvoudig deed beschouwen.

XVII.

Het was ongeveer zes uur, toen Wronsky Anna's brief ontving. Om terrechtertijd daar te zijn en om niet met zijn eigen paarden, die aanieder bekend waren, te rijden, gebruikte hij Jawschins droschke en lietde paarden aandrijven tot een snellen rit. Op eenigen afstand van hethuis liet hij stil houden, sprong uit het rijtuig en ging de laan in,die naar Wrede's woning leidde. In de laan zelf was niemand te zien,maar toen hij omzag, bespeurde hij Anna aan de rechter zijde van dentuin. Haar gelaat was door een sluier bedekt, maar zijn verheugde blikzag en omvatte alles op eens: de haar alleen eigen wijze van gaan,haar eigenaardige schouders, de houding van haar hoofd--en als eenelectrische stroom voer door zijn lichaam. Zij ging hem te gemoet engaf hem een stevigen handdruk.

"Ge zijt toch niet boos, omdat ik u geroepen heb? Ik moest je zeernoodig spreken."

De vastberaden en ernstige uitdrukking van haar gelaat, die hij zelfsdoor den sluier opmerkte, veranderde dadelijk zijn stemming.

"Ik boos op je zijn? Maar hoe komt ge juist hierheen? Waarom...?"

"Dat is hetzelfde," zeide zij en legde haar arm in den zijnen; "kom,ik moet je spreken."

Hij bemerkte, dat er iet was voorgevallen en dat deze bijeenkomstgeen verblijdende oorzaak had. In haar tegenwoordigheid had hij geeneigen wil. Zonder nog de reden van haar onrust te kennen, gevoeldehij reeds, dat zich deze onrust ook aan hem mededeelde.

"Nu? Wat is er dan?" vroeg hij en trachtte op haar gelaat te lezen.

Na eenige schreden gedaan te hebben stond zij plotseling stil.

"Ik heb je gisteren niet verteld," begon zij haastig en diepademhalend, "dat ik bij het terugkeeren Alexei Alexandrowitsch allesheb bekend.... Ik heb hem gezegd, dat ik zijn vrouw niet meer zijnkon ... dat.... Ik heb hem alles gezegd."

Terwijl zij sprak, had hij zich onwillekeurig voorover gebogen, maarzoodra zij had uitgesproken, richtte hij zich weder hoog op en zijngelaat nam een trotsche en sombere uitdrukking aan.

Page 187: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Ja, ja, zoo is het beter, honderdmaal beter; ik begrijp, hoe zwaarhet zijn moest," antwoordde hij; doch niet op zijn woorden, maarslechts op de uitdrukking van zijn gelaat sloeg zij acht. Zij wistniet, dat deze uitdrukking werd veroorzaakt door zijn eerste gedachte,dat nu een duel onvermijdelijk was. Want de gedachte aan een duel wasniet bij haar opgekomen en derhalve verklaarde zij die uitdrukkingvan sombere vastberadenheid op een andere wijze.

Dit rendez-vous was voor haar van het grootst belang; zij hoopte daareen verandering van en redding uit haar toestand. Was Wronsky bij haarmededeeling dadelijk vast besloten geweest en had hij zonder aarzelenhartstochtelijk gezegd: "Laat alles achter en vluchten wij!" danhad zij haar zoon verlaten en was met hem gegaan. Maar nu bespeurdezij bij hem een opwellende gewaarwording, die haar beleedigde en hijscheen haar te wankelen.

"Het was mij volstrekt niet zwaar.... Het ging van zelf," zeidezij geraakt. "En hier!"--zij haalde den brief van haar man uit haarhandschoen te voorschijn.

"Ik begrijp, ik begrijp!" trachtte hij haar neder te zetten en namden brief, maar las hem niet: "Ik heb slechts een wensch en eene bede... deze toestand moet ophouden en ik moet mijn leven geheel aan uwgeluk kunnen wijden."

"Waarom zegt ge mij dat? Heb ik daaraan dan getwijfeld? Had ik daaraankunnen twijfelen...."

"Wie gaat daar?" vroeg Wronsky plotseling; hij zag twee dames naderen:"wellicht zijn het bekenden!" En hij sloeg haastig met haar eenzijpad in.

"Och, mij is dat geheel onverschillig!" zeide zij. Haar lippen beefdenen het kwam hem voor, alsof haar oogen met een geheel bizondereverstoordheid van achter haar sluier hem aanstaarden. "Derhalve,zooals ik gezegd heb, dat is het niet, daaraan valt in het geheelniet te twijfelen. Maar zie toch, wat hij schrijft. Lees het!"

Zij bleef staan. Toen hij den brief had gelezen, zag hij tot haar op,maar in zijn blik ontbrak de vastberadenheid. Zij leidde daaruit af,dat hij reeds vooraf bij zich zelf deswege zijn overleggingen gemaakthad; zij wist, dat hij, wat hij haar ook zeggen mocht, toch nietalles zou zeggen, wat hij dacht, en zij besefte, dat zij in haarlaatste hoop was bedrogen. En dat had zij niet verwacht.

"Gij ziet, welk een soort van mensch hij is," zeide zij met bevendestem.--"Hij...."

"Vergeef mij," viel Wronsky haar in de rede: "Ik verheug me daarover... om Godswil, laat mij toch eerst uitspreken," voegde hij er bij,haar een bezorgden blik toewerpend. "Ik verheug me er over, omdathet niet zijn kan, omdat het onmogelijk zoo blijven kan, als hij hetzich denkt...."

"Waarom toch kan het niet?" vroeg Anna, haar tranen nog terughoudend;zij hechtte reeds aan hetgeen hij antwoorden zou volstrekt geen waardemeer. Zij besefte, dat haar noodlot was beslist.

Wronsky wilde zeggen, dat na het duel, dat naar zijn meening

Page 188: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

onvermijdelijk was, de zaak zich geheel anders kon ontwikkelen, maarhij zeide wat anders. "Het kan zoo niet blijven! Ik hoop, dat genu vrij van hem worden zult.--Ik hoop het...." Hij werd verlegen enbloosde--"en hoop, dat ge mij zult veroorloven dan ons verder levenin te richten en daarover na te denken. Morgen...."

Maar zij liet hem niet uitspreken.

"En mijn zoon?" riep zij uit, "gij ziet toch, wat hij schrijft;ik moet hem verlaten en dat wil en kan ik niet!"

"Maar om Godswil, wat is dan beter, den zoon opgeven of in dezenvernederenden toestand blijven?"

"Vernederend? Voor wien?"

"Voor ons allen, het meest voor u."

"Vernederend zegt gij? Zeg dat niet. Zulke woorden hebben voor mijgeen zin," zeide zij met bevende stem. Hij moest nu geen onwaarheidspreken. Slechts zijn liefde bleef haar over en zij wilde hembeminnen. "Gij begrijpt, dat zich voor mij van den dag af, dat ik ulief had, alles heeft veranderd. Ik heb slechts nog dit eene over:uwe liefde. Ben ik van deze zeker, dan gevoel ik mij zoo vast en zoohoog, dat niets voor mij vernederend kan zijn. Ik ben trotsch op mijntoestand, want.... Ik ben er trotsch op, dat...." Zij kwam er niettoe uit te spreken, waarop zij trotsch was, want tranen van schaamteen vertwijfeling verstikten haar stem. Zij was blijven staan en snikte.

Ook hij gevoelde, dat hem iets in de keel omhoog drong; voor de eerstemaal in zijn leven gevoelde hij zich op het punt om te weenen. Hijwist niet te zeggen, wat hem eigenlijk ontroerde. Hij had medelijdenmet haar en hij was zich bewust, haar niet te kunnen helpen, alsmededat hij schuldig was aan haar ongeluk en dat hij slecht had gehandeld.

"Is dan een scheiding niet mogelijk?" vroeg hij op zwakken toon.

Zonder te antwoorden schudde zij het hoofd.

"Kan men dan het kind niet behouden en _hem_ toch verlaten?"

"Ja, maar dat hangt alles van hem af. Ik moet nu naar hem heenrijden,"antwoordde zij droog. Haar vermoeden, dat alles bij het oude zoublijven, had haar niet bedrogen.

"Dinsdag moet ik in Petersburg zijn en dan zal alles beslist worden."

"Ja, maar spreken wij er niet meer van," antwoordde Anna.

Anna nam afscheid, klom in haar rijtuig en reed naar huis.

XVIII.

Toen Anna des Dinsdags vroegtijdig met den trein in Petersburg aankwam,

Page 189: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

werd zij door haar man niet verwacht. Men zeide haar, dat hij metden chef zijner kanselarij werkte. Zij liet hem zeggen, dat zij wasaangekomen en begaf zich naar haar kamer, waar zij haar zaken in ordeschikte en afwachtte, dat haar man haar zou komen opzoeken. Maar hijkwam niet. Zij hoorde, hoe hij den kanselarij-chef zijn afscheid gafen wist, dat hij spoedig weer voor dienstzaken moest heengaan. Zijwilde hem nog vooraf gesproken hebben om met hem in het reine tekomen. Zij ging de zaal door en trad vast besloten naar hem toe.

Toen zij zijn kabinet binnentrad, zat hij, gereed om weg te rijden,in zijn uniform voor een kleine tafel, waarop hij leunde, en zagtreurig voor zich heen. Zij zag hem eer, dan hij haar, en zij bemerkte,dat hij aan haar dacht.

Toen hij haar zag, wilde hij opstaan, maar bedacht zich een oogenblik;zijn gelaat begon te gloeien, wat Anna anders nog nooit bij hem bemerkthad, en hij stond driftig op en ging haar te gemoet. Hij zag haar aan,doch zag haar niet in de oogen, maar hooger, naar haar voorhoofd enfrisuur. Hij reikte haar de hand en noodigde haar te gaan zitten. Annazag, dat hij zeer bleek was en dat zijn handen sidderden.

Dat was niet, wat zij had verwacht. Toen zij zich voor deze bijeenkomstvoorbereidde, had zij zich voorgenomen hem aan te klagen en zich terechtvaardigen, maar toen zij hem aanschouwde, had zij medelijdenen zij besefte, dat zij dit gevoel noch aan zich zelf noch aan hemmocht bekennen of doen blijken.

"Ik verheug mij, dat ge gekomen zijt," zeide hij eindelijk, toen hijzijn bedaardheid herwonnen had en nam aan haar zijde plaats. Toenwilde hij een paar maal beginnen te spreken, maar nog hield hij zijnwoorden terug. Zij wist niet, wat zij zeggen zoude. En zoo duurdehet zwijgen tamelijk lang.

"Hoe gaat het Serescha?" vroeg hij ten laatste, maar zonder eenantwoord af te wachten, liet hij er dadelijk op volgen: "Ik zal vandaag niet te huis eten; ik moet dadelijk wegrijden."

"Ik wilde eigenlijk naar Moskou vertrekken...." zeide zij.

"Neen, het is zeer goed gedaan, dat ge hier gekomen zijt."

Andermaal ontstond een stilzwijgen. Overtuigd, dat zij over nietskonden spreken, voor zij tot een verklaring waren gekomen, begonzij eindelijk:

"Alexei Alexandrowitsch," zeide zij, zonder de oogen voor zijn op haarcoiffure gevestigden blik neer te slaan. "Ik ben een schuldige vrouw,een slechte vrouw, maar ik ben wat ik was, wat ik u onlangs gezegd heb,en ik ben gekomen om u te zeggen, dat daaraan niets te veranderen is."

"Ik heb u daarnaar niet gevraagd," zeide hij plotseling met beslistheiden zag haar vol haat recht in de oogen: "Dat heb ik zelf reedsvermoed."

Onder den invloed van zijn toorn herwon hij al zijn kracht enberadenheid.

"Maar wat ik u reeds gezegd heb," ging hij met zijn scherpe stemvoort, "dat herhaal ik nog eens: ik acht mij niet verplicht, dat te

Page 190: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

weten. Ik wil het ignoreeren. Niet alle vrouwen zijn zoo goed alsgij om zulk een haast te maken met zulk een aangename mededeelingaan haar man. Ik ignoreer het, zoolang de wereld het niet weet enmijn naam niet beschimpt wordt. En daarom zeg ik u nu reeds, dat deverhoudingen tusschen ons dezelfde blijven zullen als tot hiertoe,en slechts in geval ge u mocht compromitteeren, zou ik maatregelenmoeten nemen om mijn eer te beschermen."

"Maar onze betrekking kan niet de vroegere blijven...." bracht zijop schuchteren toon in en zag hem verschrikt aan.

Toen zij zijn kalme rustigheid bemerkte en zijn schelle kinderstemhoorde, kreeg haar afkeer over het eerste gevoel van medelijdende overhand, en hoezeer zij er ook tegen op zag, was zij nu tochbesloten, tot elken prijs haar verdere verhouding tot hem in helderlicht te stellen.

"Ik kan uw vrouw niet zijn, als ik...."

Hij lachte koel en boosaardig.

"Het schijnt, dat de levenswijs, die ge nu gekozen hebt, ook op uwbegrippen invloed heeft. Ik acht het eene zoozeer, als ik het andereveracht. Uw verleden acht ik, uw heden veracht ik. Van de beteekenis,die ge aan mijn woorden geeft, was ik steeds ver verwijderd."

Anna zuchtte en boog het hoofd.

"Overigens begrijp ik niet," ging hij zich meer opwindend voort, "hoegij, die zulk een onafhankelijken zin hebt om juist uw echtgenootuw ontrouw mede te deelen, zonder daarin iets aanstootelijks tezien,--hoe gij, zeg ik, in de vervulling uwer uitwendige plichtentegenover uw man iets aanstootelijks kunt zien."

"Alexei Alexandrowitsch, wat wilt gij van mij?"

"Ik wil, dat ik dien mensch hier niet weer ontmoet, en dat gij uzoo gedraagt, dat niet de _wereld_, niet de _dienstboden_ u kunnenaanklagen. Dit is wel niet te veel geeischt. En daarvoor zultgij de rechten eener eerbare vrouw genieten, zonder haar plichtente betrachten. Dit is alles, wat ik u te zeggen hebt. Nu moet ikwegrijden. Ik zal vandaag niet te huis eten."

Hij stond op en ging naar de deur.

XIX.

De nacht, dien Lewin op het hooi in de weide had doorgebracht, wasniet vruchteloos geweest. Zijn zaken, zooals hij ze tot hiertoe hadgedreven, hadden zijn belangstelling verloren. In weerwil van hetuitzicht op een goeden oogst, had hij, naar zijn meening, nimmerzooveel onaangenaamheden en tegenwerking van de arbeiders gehad alsjuist in dit jaar. En de oorzaak van dit alles was hem nu duidelijkgeworden. Hij was tot het inzicht gekomen, dat hij tot hiertoe

Page 191: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

slechts een bestendigen kamp tegen zijn arbeidsvolk gevoerd had,waarbij niets te winnen was, dan dat zijn bedrijf achteruit ging endat de schoone werktuigen, de akkers en het vee groote schade leden.

Waarin bestond eigenlijk deze strijd? Hij moest voor elke kopekeopkomen, want deed hij dat niet met alle energie, dan zou het geldspoedig niet meer toereikend geweest zijn om de arbeiders te betalen,en van de andere zijde streefden dezen er slechts naar om rustig enaangenaam, d.i. zooals zij het gewoon waren, te arbeiden. Het was inzijn belang, dat het volk zooveel mogelijk verrichtte, dat hij steedsalle opmerkzaamheid aanwendde om niet den wanmolen, de dorschmachine,de paarden te laten benadeelen, kortom, al zijn maatregelen wel teoverleggen. Voor de arbeiders daarentegen kwam het er op aan zoogemakkelijk als maar kon hun werk te doen, met de noodige pauzenen bovenal onbezorgd en zonder nadenken. Dit ondervond hij dezenzomer elken dag. Hij zond zijn arbeiders om klaver te maaien metbevel de weinige geschikte van onkruid niet vrije desjatinen uitte zoeken en deze voor den hooibouw te bezigen, maar zij maaiden debeste desjatinen, die voor zaadwinning geschikt waren en trachttenzich te rechtvaardigen met de bewering, dat de voormaaier het zoohad geregeld, en troostten er Lewin mede, dat het hooi toch bizondermooi was; maar deze begreep zeer goed de eigenlijke reden, die was,dat deze desjatinen zich gemakkelijker lieten maaien. De ploegenbleken onbruikbaar, want het kwam de knechts niet in den zin deeenmaal hooggestelde schaar dieper te stellen; ze werd met geweldomgekeerd, het paard gekweld en den akker bedorven. Maar men verzochthem zich daarover niet te bekommeren. De paarden liepen in de tarwe,want geen der boeren had lust nachtwaker te zijn en ofschoon hetverboden was, losten zij elkander bij de paardenwacht af, en Wanka,die den geheelen dag had gewerkt, sliep natuurlijk in en zeide, toenhij zijn schuld bekende: "Zij wilden het zoo!" De drie beste kalvershadden zich aan de klaver ziek gegeten, omdat men verzuimd had ze tedrenken. En dit alles geschiedde, niet, omdat zij Lewin en zijn zakenkwalijk gezind waren, daar zij integendeel hem voor een "gemeenen"heer hielden (dit was de grootste lof); maar het geschiedde, omdatmen gemakkelijk en zorgeloos wilde arbeiden en zijn belang was hunniet alleen vreemd en onbegrijpelijk, maar ongelukkig rechtstreeks instrijd met hun eigen belangen. Derhalve gevoelde Lewin zich sedertgeruimen tijd door zijn landbouwbedrijf niet meer bevredigd. Elkeandere werkzaamheid verachtte hij en hield den landbouw slechts vooreen ware en ernstige bezigheid en beminde dien. Maar nu kon hij zichniet meer misleiden. Dit bedrijf voldeed hem niet meer en hij kon erzich bijna niet meer mede bezighouden.

Daarbij kwam nog de aanwezigheid der Tscherbatzky's binnen een afstandvan dertig werst, en hij kon en wilde haar niet zien. Toen hij bijDarja Alexandrowna Oblonsky een bezoek had afgelegd, had deze hemverzocht zijn bezoek dikwijls te herhalen, natuurlijk om andermaalbij haar zuster aanzoek te doen, die, zooals zij hem genoegzaam had tekennen gegeven, hem nu voorzeker zou aannemen. Toen Lewin Kitty zelfhad wedergezien, was hij tot het bewustzijn gekomen, dat hij niet hadopgehouden haar te beminnen; maar nu, nu hij wist, dat zij daar was,kon hij er volstrekt niet meer heenrijden. De afwijzing, die hij hadondergaan, had een onoverkomelijke kloof tusschen hen gegraven.

"Ik kan, nu zij de vrouw niet worden kan van hem, dien zij zichwenschte, haar niet vragen mijn vrouw te worden."

Deze gedachte maakte hem koel en vervreemdde hem van haar.

Page 192: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Ik zou niet in staat zijn zonder een uitdrukking van verwijt methaar te spreken, zonder haar toornig aan te zien, en zij zou--dit kanniet anders--nog meer afkeer van mij krijgen. En dan, hoe kan ik nu,na hetgeen Dolly mij gezegd heeft, nog naar haar toe gaan? Hoe lichtzou ik toonen, wat men mij van haar gezegd heeft! Of ik zou komenals een grootmoedige, die haar vergeeft, haar begenadigt. Ik zou voorhaar staan als een edelmoedige, die vergeeft, die haar weer aanneemten begunstigt met zijn liefde? Waarom heeft Dolly mij dat gezegd? Ikhad haar immers toevallig kunnen ontmoeten, en dan had zich allesvan zelf geschikt--maar nu is het onmogelijk, volstrekt onmogelijk."--

Om dezen tijd zond Darja Alexandrowna hem een briefje, waarin zijhem om een dameszadel voor Kitty verzocht.

"Men heeft mij gezegd, dat gij er een bezit," schreef zij: "ik hoop,dat gij hem zelf komt brengen."

Dat kon hij nu in het geheel niet verdragen. Hoe kon zulk eenverstandige en beschaafde vrouw haar zuster zoozeer vernederen?

Hij schreef wel tien briefjes, verscheurde ze alle weder en zondeindelijk den zadel zonder eenig antwoord. Toen liet hij, in deovertuiging ongepast gehandeld te hebben, de zorg voor zijn zaken,die hem tegenstonden, aan zijn rentmeester over en begaf zichnaar een verwijderd gouvernement, naar een vriend, die schoonejachtgronden bezat en hem onlangs had uitgenoodigd. Nu gevoelde hijzich verlicht, omdat hij uit de nabijheid der Tscherbatzky's en vanzijn landbouwzaken verwijderd werd en juist voor een jachtvermaak, datonder alle verdrietelijkheden hem steeds de beste troost was geweest.

XX.

Mijnheer en mevrouw Karenin leefden voort in een huis, zagen elkanderdagelijks, maar waren elkander geheel vreemd geworden. AlexeiAlexandrowitsch had zich tot regel gesteld, eiken dag zijn vrouw tebezoeken, opdat de dienstboden geen aanleiding tot verdenking hadden,maar hij vermeed het 's middags te huis te blijven. Wronsky kwam nietin Karenins huis, maar ontmoette haar buiten hetzelve en het was haarechtgenoot bekend.

Deze verhouding was voor alle drie zeer pijnlijk, en geen hunner zou instaat geweest zijn zoo voort te leven, als niet ieder de verwachtinghad gekoesterd, dat deze toestand spoedig zou veranderen. AlexeiAlexandrowitsch verwachtte, dat, gelijk alles, zoo ook deze hartstochtvoorbij zou gaan, dat alle herinnering daaraan vergeten en zijn naamonbeschimpt blijven zoude. Anna, door wie die toestand was ontstaanen voor wie hij het kwellendst was, verdroeg hem, omdat zij vastovertuigd was, dat hij zich spoedig zou oplossen; zij wist wel niethoe, maar _dat_ er op een of andere wijze een beslissing zou komen,hiervan was zij zeker. Ook Wronsky, die zich onwillekeurig door haargeest liet beheerschen, verwachtte met haar de een of andere van zijnwil onafhankelijke gebeurtenis, die alle bezwaren zou oplossen.

Page 193: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Tegen het midden van den winter was voor Wronsky een zeer vervelendeweek weggelegd. Hij was namelijk aan een buitenlandschen prinstoegevoegd, die gekomen was om de merkwaardigheden van Petersburg teleeren kennen. Wronsky verstond de kunst van representeeren; hij hadhet talent bij het betoon van den grootsten eerbied zijn eigenwaardete bewaren en was aan den omgang met soortgelijke hooge personengewoon. En toch viel hem nu de vervulling van dezen plicht zeerzwaar. De prins wilde zich niets laten ontgaan, waarover men hem tehuis zou kunnen ondervragen. Vooral vond hij genoegen in de speciaalRussische uitspanningen. 's Morgens werden alle bezienswaardighedenin oogenschouw genomen, 's avonds werden nationale feestelijkhedenbezocht. De prins bezat een, zelfs voor een prins zeldzame gezondheid;door gymnastiek en goede zorg voor zijn lichaam had hij ze zoo goedgesterkt, dat hij bij alle inspanning en uitspatting zoo frisch bleefals een hoen. Des prinsen stokpaardje waren de nationale vermaken. Hijwas in Spanje geweest, had er serenades gebracht en een liaison gehadmet een Spaansche, die op de mandoline speelde. In Zwitserland hadhij gemzen gejaagd; in Engeland had hij in een rooden jachtfrak overgraven en hekken gesprongen en legde tegen een weddenschap tweehonderdfasanten neder. In Turkije had hij den harem bezocht en in Indie hadhij op een olifant een wandelrit gedaan en nu in Rusland wenschtehij alle echt Russische gebruiken te leeren kennen.

Wronsky had genoeg te doen om in de opvolging van alle nationaleverrichtingen, die door verschillende personen werden aangeboden,een zekere orde te brengen. Nu waren er wedrennen en berenjachten,dan troyka's en Zigeuners en drinkgelagen, waarbij naar Russischezeden flesschen en glazen werden in stukken geworpen. En de prinsmaakte zich met groot gemak de Russische gebruiken eigen; hijsloeg de presenteerbladen en al wat er op stond in stukken, zetteZigeunerinnen op zijn knie en scheen te vragen: "Wat nog meer? of isdit nu het geheele Russische gebruik?" Overigens bevielen van alleRussische vermaken den prins het meest de Fransche tooneelspeelsters,de balletdanseressen en de champagne met wit lak.

Wronsky was aan het verkeer met prinsen gewoon, maar deze week--washet omdat hij was veranderd of omdat hij den prins van al te nabijzag?--deze week viel hem zijn ambt buitengewoon zwaar. Hij gevoelde deverplichting om geen oogenblik de houding van gestrenge en hoffelijkevereering te vergeten; en hij zag, op welk een verachtelijke wijzede prins zijn landgenooten behandelde, die wel uit hun vel wildenspringen in hun ijver om hem Russische vermaken te doen kennen. Desprinsen oordeel over Russische vrouwen, die hij voorgaf te willenbestudeeren, joeg Wronsky somwijlen het rood van den toorn ophet gelaat. De eigenlijke grond echter, waarom de prins hem zooonverdragelijk was, was hierin gelegen, dat Wronsky onwillekeurigin hem zich zelf herkende; en wat hij in dezen spiegel zag, vleidezijn eigenliefde volstrekt niet; hij was een weinig beduidend, zeerhoogmoedig, buitengewoon gezond en kleingeestig, zinnelijk mensch,verder niets; een gentleman voorzeker, dat kon Wronsky niet ontkennen;tegenover hooger geplaatsten rustig en ongedwongen, eenvoudig envrijmoedig tegen zijns gelijken, nederbuigend tegen ondergeschikten.

Evenzoo was Wronsky, en hij had dat tot hiertoe steeds voor een grootedeugd gehouden; maar tegenover den prins was hij de lager geplaatsteen de minachtende nederbuiging tot hem ergerde hem.

"Niets als roastbeef! Is het mogelijk, dat ik ook zoo ben?" dacht hij.

Page 194: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Toen de prins den zevenden dag afscheid nam om naar Moskou te reizen enhij Wronsky zijn dank had betuigd, gevoelde deze zich van een grootenlast en een onaangenamen spiegel bevrijd. De prins had afscheid vanhem genomen op het spoorwegstation, waarheen hij van een berenjachtwas teruggekeerd.

Te huis gekomen, vond Wronsky een billet van Anna. Zij schreef:

"Ik ben ziek en ongelukkig, dat ik niet uitgaan en u zien kan. Komheden avond. Om zeven uur gaat Karenin naar de zitting, waar hij totongeveer tien uur zal blijven."

Wronsky was er een oogenblik verwonderd over, dat zij in weerwil vanhet verbod haars echtgenoots hem toch bij zich noodigde, maar hijbesloot aan haar wensch te voldoen.

Wronsky was dezen winter tot overste bevorderd, daarop was hij uit zijnregiment gegaan en leefde nu onafhankelijk. Nadat hij had ontbeten,wierp hij zich op de sofa en in de eerstvolgende vijf minuten verwardenzich in zijn voorstelling de onaangename ervaringen der laatste dagenmet zijn gedachten aan Anna en aan een boer, die als opdrijver bijde laatste berenjacht een gewichtige rol had gespeeld, en toen sliephij in. Hij ontwaakte bevend van schrik. Hij sprong op en ontstak eenlicht. "Wat was dat? Wat heb ik zooeven voor vreeselijks gedroomd? Ja,juist, deze beer, de opdrijver, geloof ik dat het was! Een kleine,smerige kerel met stoppeligen baard--wat deed hij daar in zijn gebuktehouding? En plotseling zeide hij iets in het Fransch ... zonderlingewoorden.... Maar waarom was dat zoo verschrikkelijk?"

Hij dacht levendig na over dezen boer en diens Fransche woorden,en daarbij liep een koude rilling door zijn leden.

"Welk een onzin," dacht Wronsky en zag op het horloge.

Dit wees half negen. Hij kleedde zich haastig en ging de trap af,terwijl hij bij de gedachte, dat hij zich zoo had verlaat, den droomgeheel vergat.

Toen hij in zijn slede bij Karenins huis aankwam, zag hij weer ophet horloge. Het was tien minuten voor negen. Een kleine coupe mettwee schimmels stond op het oprijplein. Wronsky herkende Anna's coupe.

"Wil zij mogelijk bij mij komen?" dacht hij. "Dit was beter geweest,want het is mij onaangenaam dit huis binnen te gaan. Maar enfin,ik kan mij niet meer verbergen."

Hij sprong uit de slede en ging naar de deur. Deze werd geopend en deportier kwam met een plaid over den arm naar buiten. Hij keek Wronskyverschrikt aan; deze ontmoette in de deur Alexei Alexandrowitsch. Hijzag in het helder licht der gasvlam zijn bleek en ingevallen gelaatonder den zwarten hoed en de witte das, die bij zijn zwarten rokafstak.

Karenins strakke, benevelde oogen vestigden zich op Wronsky'sgelaat. Wronsky boog zich en Alexei Alexandrowitsch bracht de hand aanden hoed en ging voorbij. Wronsky zag, hoe hij zonder nog eenmaal omte zien in het rijtuig ging zitten, zich zijn plaid en een toneelkijkerliet aangeven en toen wegreed. Wronsky ging den gang in. Zijn voorhoofdwas bewolkt en in zijn oogen glom een trotsch en somber vuur.

Page 195: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Is dat een toestand!" dacht hij. "Als hij zich nog verdedigen envoor zijn eer vechten wilde, maar deze erbarmelijke nietigheid! Ditbrengt mij in den toestand van een dief en bedrieger, wat ik tochniet zijn wil!"--

Sedert zijn bijeenkomst met Anna in den tuin van Wrede waren zijninzichten zeer veranderd. Zijn eerzuchtige gedachten waren op denachtergrond getreden, hij besefte, dat hij uit dien kring was geraakt,waarin alles zich naar vaste regels bewoog; daarom gaf hij zich nugeheel aan zijn neiging over en deze kluisterde hem sterker en immersterker aan haar.

Hij trad haar kamer binnen.

"Neen!" riep zij uit, toen zij hem zag, en de tranen kwamen haar in deoogen: "Neen, als het zoo voortgaat, zal het nog veel vroeger komen!"

"Wat, melieve?"

"Wat? Ik wacht en kwel mij hier, een uur, twee uren.... Maar neen,ik wil niet, ik kan niet met je twisten! Je zult wel niet vroegerhebben kunnen komen! Neen, ik wil niet verwijten."

Zij had haar beide handen op zijn schouder gelegd en zag hem eengeruimen poos diep, verrukt, uitvorschend in de oogen.

XXI.

"Gij hebt hem dus ontmoet?" vroeg zij, nadat zij aan de tafel was gaanzitten, die door de lamp werd beschenen; dat is er een straf voor,dat je te laat zijt gekomen."

"Ja, maar hoe is dat gekomen? Hij moest toch bij de zitting zijn?"

"Hij is daar ook geweest, maar al weer teruggekeerd om nu ergensanders heen te rijden. Maar spreek daar niet van. Waar zijt gijgeweest? Altijd bij uw prins?"

Zij kende alle bizonderheden van zijn leven. Hij wilde haar verhalen,dat hij den geheelen nacht onrustig geweest was en daarom den tijdhad verslapen, maar toen hij haar opgewonden, gelukkig gelaat zag,schaamde hij zich daarover. En hij zeide, dat hij had moeten uitgaanom de afreis van den prins te melden.

"Maar nu is toch ook alles ten einde? Hij is dus vertrokken?"

"Goddank, ja, nu is alles ten einde. Gij kunt niet denken, hoeonuitstaanbaar het mij was."

"Waarom dan? Dat is toch het gewone leven van u jonge mannenallen!" antwoordde zij met gefronste wenkbrauwen en begon, zonderWronsky aan te zien, met zekere opmerkzaamheid uit een haakwerk,

Page 196: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

dat op tafel lag, de haakpen los te maken.

"Ik heb dat leven al lang opgegeven," zeide hij, verwonderd over deverandering in haar gelaat. "En ik beken," voegde hij er lachend bij,"in deze week heb ik mijn leven als in een spiegel gezien, en datwas voor mij volstrekt niet vleiend."

Zij hield het haakwerk in de hand en beschouwde hem met een bizonderfonkelenden, bijna vijandigen blik.

"Heden morgen heeft Lisa mij bezocht.--Zij ontziet zich nog niet mijte bezoeken in weerwil van Lydia Iwanowna," voegde zij er bij--"endie heeft mij van je Atheensche avondfeest verteld. Wat zijn datvoor afschuwelijkheden?"

"Ik moet je zeggen...." Maar zij viel hem in de rede: "Was dat dezelfdeTherese, die je vroeger gekend hebt?"

"Ik wilde je zeggen...."

"Hoe afschuwelijk zijt gij mannen! Kun je u dan in het geheelniet voorstellen, dat een vrouw dat niet kan vergeten? Vooral eenvrouw niet, die je tegenwoordig leven niet kan kennen. Wat weet ikdaarvan? Wat heb ik vroeger er van geweten? Slechts dat, wat gij ermij van verteld hebt. En waardoor weet ik, dat ge mij steeds de vollewaarheid hebt gezegd...?"

"Anna, ge beleedigt mij! Gelooft ge mij dan niet? Heb ik u niet gezegd,dat ik geen gedachte heb gekoesterd, die ik u niet medegedeeld heb?"

"Ja, ja!" zeide zij, met den wensch, haar opwellingen van jaloerschheidtegen te gaan. "Maar als je slechts wist, hoe zwaar het mij is! Ikgeloof, ik geloof je.... Wat wilde je ook zeggen?"

Maar hij kon zich dat niet meer herinneren. Deze aanvallen vanijverzucht kwamen in den laatsten tijd meermalen over haar, en hijbespeurde dit met schrik; hoezeer hij zich dit ook wilde ontveinzen,koelden zij toch zijn liefde af, al wist hij ook, dat ze slechts uitliefde voor hem ontstonden. Hoe dikwijls had hij vroeger tot zichzelf gezegd, welk een geluk het moest zijn haar liefde te bezitten;en nu beminde zij hem, zooals slechts een vrouw kan beminnen,voor wie de liefde het geheele leven is, en toch was hij nu verdervan alle geluk verwijderd, dan destijds, toen hij haar naar Moskounareisde. Destijds hield hij zich voor ongelukkig, maar het gelukwenkte hem in de toekomst, thans bemerkte hij, dat het beste gelukreeds achter hem lag. Degene, die hij in den eersten tijd had leerenkennen, was zij niet meer; lichamelijk en geestelijk was zij veranderden niet in haar voordeel. Welk een booze, onbehagelijke trek, die haargeheel ontsierde, lag zooeven, toen zij van die tooneelspeelster sprak,op haar gelaat. Hij zag haar aan, zooals iemand een door hem geknakteen spoedig verwelkte bloem aanziet; de vroegere schoonheid, om welkehij haar geplukt had, was niet weder te vinden. Maar in weerwil dathij, zooals hem toescheen, nu geen liefde meer voor haar gevoelde,was hij zich toch bewust, dat hun verbintenis een onbreekbare was.

"Nu? Wat wildet gij mij ook van den prins vertellen? Ik heb nudezen demon verbannen," voegde zij er bij. Demon noemde zij haarijverzucht. "Waarom viel het je zoo zwaar met hem?"

Page 197: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"O, volstrekt ondragelijk," antwoordde Wronsky. "Bij naderekennismaking won hij vooral niet. Men zou hem kunnen vergelijken bijeen schoon, goed gemest stuk vee, dat op de tentoonstelling den eerstenprijs bekomt. En dan is zijn beschaving ook van een bizonderen aard;men ziet, dat hij slechts deshalve beschaafd is om het recht te hebbenalle beschaving, met uitzondering van dierlijk genot, te verachten."

"Maar gij allen bemint die dierlijke genietingen," merkte zij aan enweder zag hij dien donkeren blik, die hem vermeed.

"Gij neemt hem dus in bescherming?" vroeg hij lachend.

"Ik verdedig hem volstrekt niet; mij is hij geheel onverschillig;maar ik bedoel, als je zelfs niet van deze genietingen hieldt, had geu kunnen laten verontschuldigen. Maar het verschafte u een genoegenTherese in Eva's kostuum te zien."

"Daar is hij toch weer, de demon," zeide Wronsky, terwijl hij haarop tafel liggende hand greep en ze kuste.

"Ja, maar ik kan niet anders. Je vermoedt niet, wat ik heb doorgestaan,terwijl ik op je wachtte. Ik ben niet jaloersch; ik geloof in u, alsge bij mij zijt, maar als je ergens anders uw voor mij onbegrijpelijkleven leidt...."

Zij keerde zich van hem af, bevrijdde eindelijk de haakpen uit hetwerk, haastig werd het eene vakje aan het andere gelegd en snelen zenuwachtig bewoog zich de fijne rechterhand in de geborduurdemanchette. "Nu, alzoo ontmoette je Alexei Alexandrowitsch," deed zichplotseling op eenigszins onnatuurlijken toon haar stem hooren.

"Wij stieten in de deur op elkander."

"En hij heeft je zoo gegroet...?" Zij zette een lang gezicht, legdede handen ineen, sloot half de oogen, en Wronsky zag plotseling inhaar schoon gelaat dezelfde uitdrukking, waarmede Karenin hem gegroethad. Hij lachte en ook zij lachte vroolijk, van ganscher harte.

"Ik begrijp hem niet," zeide Wronsky. "Als hij nog na uw verklaringgeheel met je gebroken of mij tot een duel uitgedaagd had--maar hoehij dezen toestand kan verdragen, begrijp ik niet. Men kan het hemtoch aanzien, dat hij er onder lijdt...."

"Hij?" zeide zij lachend--"hij is zeer tevreden."

"Alles kon toch goed zijn.--Waarom kwellen wij allen ons?"

"Slechts hij niet. Ken ik dan deze geveinsdheid niet, waarvan hijgeheel doortrokken is? Kan een man, die slechts eenig gevoel bezit,leven met een vrouw, zooals ik voor hem ben? Kan men met haar sprekenop welwillenden toon? Neen, dat is geen man, geen mensch, maar slechtseen pop. Buiten mij weet dat niemand. O, was ik in zijn plaats, ikhad al lang zulk een vrouw gedood, in stukken gescheurd in plaats vanhaar nog ma chere Anna te noemen en op vertrouwelijken toon tot haar tespreken. Dat is geen mensch, maar een politieke machine. Hij begrijpthet niet, dat ik uw vrouw ben en dat hij daarnaast een vreemdeling,een geheel overtollige is.... Maar spreken wij er niet meer van."

"Dat is niet recht van u, melieve," zeide Wronsky, om haar neder

Page 198: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

te zetten. "Vertel mij liever, wat u deert; wat is dat voor eenongesteldheid? Wat zegt de dokter? Maar het is zeker in 't geheelgeen ziekte, als ik juist vermoed? Het is slechts in uw toestandgelegen? Wanneer zal het dan zijn?"

De spotachtige schittering in haar oogen verdween en werd vervangendoor een anderen, stillen, weemoedigen glimlach ontstaan door dekennis van datgene, wat hem nog onbekend was.

"Spoedig, spoedig! Gij zegt, dat onze toestand pijnlijk is en spoedigmoet ophouden. Als gij wist, hoe zwaar het mij is, wat ik geven wildeom u vrij en openlijk te kunnen beminnen! Dan zou ik mij zelf nietkwellen en ook u niet door mijn ijverzucht.... En dat zal spoedig zijn,maar niet zoo, als gij vermoedt...."

En de gedachte aan datgene, wat komen zoude, stemde haar zoo treurig,dat haar de tranen in de oogen drongen en zij niet verder vermochtte spreken.

"Ik wilde het u in het geheel niet zeggen, maar ge dwingt er mijtoe. Spoedig, zeer spoedig zal zich alles oplossen en wij allen zullentot rust komen en ons niet meer kwellen."

"Ik begrijp je niet...." zeide hij.

"Je vraagt: wanneer? Spoedig! Maar ik zal het niet overleven ... valmij niet in de rede...." En zij haastte zich voort te gaan: "Ik weethet zeker. Ik zal sterven en verheug mij er over, dat ik sterven zalen u van mij bevrijden...."

De tranen vloeiden haar uit de oogen. Hij boog zich over haar hand enkuste ze om zijn ontroering te verbergen, die naar zijn overtuigingongegrond was, maar die hij toch niet kon overmeesteren.

"Ja, zoo is het, en zoo is het ook het beste," zeide zij en druktekrachtig zijn hand; "dat is het eenige wat ons over blijft."

Wronsky hernam zijn kalmte en hief het hoofd op.

"Welk een onzin! Wat dwaze dingen praat je toch!"

"Neen, het is waar!"

"Wat is waar?"

"Dat ik sterf. Ik heb het in den droom gezien."

"In den droom?" herhaalde hij, en plotseling viel hem zijn droom vandien boer in, en andermaal voer een huivering door zijn leden.

"Ja, in den droom." zeide zij. "Het is reeds tamelijk lang geleden. Ikzag, dat ik haastig door mijn slaapkamer liep om iets te zoeken ofiets te weten te komen: Je weet, hoe het in den droom gaat," sprakzij en als op nieuw ontsteld sperde zij haar oogen wijd open. "Endaar in de slaapkamer stond iemand in een hoek...."

"Och, welk een onzin! Hoe kan men nu gelooven...."

Maar zij liet zich niet in de rede vallen; haar verhaal scheen haar

Page 199: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

te gewichtig:

"En toen keerde zich die iemand om en ik zag, dat het een boer was meteen stoppeligen baard, klein en afschrikwekkend! Ik wilde wegloopen,maar daar bukte hij zich over een zak en woelde met de handen daarinom...."

Zij wees, hoe hij met de handen had rondgewoeld; ontzetting sprakuit haar gelaat; Wronsky dacht aan zijn eigen droom en voelde zichdoor dezelfde ontsteltenis aangegrepen.

"... Zoo grabbelde hij en zeide daarbij in het Fransch: Snel, snel! en,weet je, zoo kort achtereen: Il faut battre le fer, le broyer,le petrir.... Van angst wilde ik wakker worden, ik ontwaakte ook,maar ontwaakte slechts in den droom, en ik vroeg mij zelf: wat kan datbeteekenen? En Kornei zeide tot mij: Bij de geboorte, bij de geboorte,moedertje, zult gij sterven. En toen eerst ontwaakte ik werkelijk...."

"Welk een onzin! welk een onzin!" zeide Wronsky, maar hij besefte zelf,dat de overtuiging aan zijn woorden ontbrak.

"Maar wij willen daarvan niet meer spreken. Schel eens, ik zal de theebestellen. Ja, wacht maar, nu zal het niet lang meer duren voor ik...."

Zij brak plotseling af. De ontsteltenis en opgewondenheid wekenvoor een stille, ernstige, in zich zelf gekeerde opmerkzaamheid. Hijbegreep de beteekenis dezer gevoelswisseling niet. Zij voelde in zichde beweging eens nieuwen levens.

XXII.

Na zijn ontmoeting met Wronsky was Karenin overeenkomstig zijn plannaar de Italiaansche opera gereden. Hij bleef gedurende het tweedebedrijf en zag allen, die hij zien moest. Toen hij weer te huiskwam, keek hij oplettend naar den kapstok en toen hij daar geenmilitairen paletot ontdekte, ging hij naar zijn kamer. Maar tegenzijn gewoonte ging hij niet te bed, maar ging tot drie uur in dennacht zijn kamer op en neder. Het gevoel van toorn tegen zijn vrouw,die de welvoegelijkheid niet bewaren en de eenige haar gesteldevoorwaarden niet vervullen wilde, ontnam hem de rust. Zij had nietaan zijn verlangen voldaan, derhalve moest hij haar straffen en zijnbedreiging volvoeren--de scheiding bewerkstelligen en haar den zoonontnemen! Hij kende al de omslachtigheid, die daarmede gepaard zougaan, maar nu moest het geschieden.

Hij kon den geheelen nacht niet slapen; zijn toorn en ergernis klombij toeneming en had tegen den morgen het toppunt bereikt. Hij kleeddezich haastig, alsof hij vreesde iets uit de volle schaal van zijntoorn te storten, begaf zich dadelijk naar zijn vrouw om niet metzijn toorn ook zijn energie te verliezen.

Toen Anna, die meende haar echtgenoot zoo wel te kennen, hem zag, waszij getroffen. Zijn voorhoofd was gerimpeld, zijn oogen stonden somberen vermeden haar aan te zien, zijn lippen waren vast en verachtend

Page 200: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

opeen geklemd. In zijn houding, zijn beweging, in den klank zijnerstem lag een vastberadenheid, die zijn vrouw tot hiertoe niet inhem gekend had. Hij trad de kamer binnen en, zonder haar te groeten,ging hij terstond naar haar schrijftafel, nam den sleutel en opendeeen schuiflade.

"Wat wilt ge?" riep zij uit.

"De brieven van uw minnaar!" antwoordde hij.

"Die zijn daar niet," zeide zij en wilde de lade toeschuiven, maar aandeze beweging bemerkte hij, dat zijn vermoeden juist was, en, terwijlhij haar hand ruw wegduwde, greep hij snel de schrijfportefeuille,waarin hij wist, dat zij haar gewichtigste brieven placht tebewaren. Zij wilde ze hem ontrukken, maar hij stiet haar van zich.

"Ga zitten; ik moet met u spreken," zeide hij en drukte de portefeuillezoo vast onder den arm, dat de schouder omhoog kwam.

Zij zag hem verrast en bevreesd aan.

"Ik heb u gezegd, dat ik u niet toesta uw minnaar hier te ontvangen."

"Ik moest hem zien om...."

Zij hield op, omdat zij geen reden wist te vinden.

"Ik wil de bizonderheden niet weten, waarom een vrouw haar minnaarmoet zien."

"Ik wilde slechts...." riep zij opstuivend uit. Zijn grofheid tergdehaar en gaf haar den moed terug. "Gevoelt gij dan niet, hoe gemakkelijkhet voor u is mij te beleedigen?" zeide zij.

"Beleedigen kan men slechts een eerlijk mensch, maar als men tot eendief zegt, dat hij een dief is, is dit slechts het vaststellen vaneene daadzaak."

"Dezen nieuwen trek van wreedheid heb ik tot hiertoe nog niet inu gekend."

"Gij noemt het wreedheid, als een man zijn vrouw alle mogelijkevrijheid geeft en haar naam een eerbaar schild, slechts ondervoorwaarde, de welvoegelijkheid te bewaren; dus dat is wreedheid?"

"Het is erger dan wreedheid, het is gemeenheid, als gij het wetenwilt," riep Anna in een oproer van woede uit en stond op om heente gaan.

"Neen," riep hij met piepende stem, die nu nog een noot hoogerklonk. En terwijl hij met zijn groote vingers haar arm zoo heftiggreep, dat de drukking van den armband roode sporen achter liet,drong hij haar met geweld op haar stoel terug.

"Gemeenheid? Als gij dit woord wilt gebruiken, dan is het gemeenheid,dat een vrouw voor een minnaar haar man, wiens brood zij eet, en haarzoon verlaat!"

Zij boog het hoofd. Zij dacht nu niet aan haar woorden van gisteren

Page 201: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

tot den beminde, dat _deze_ slechts haar man, maar haar echtgenooteen overtollig persoon was;--zij besefte nu slechts de volle waarheidzijner woorden en zeide zacht: "Gij kunt mijn toestand niet ergerschilderen, dan ik zelf mij dien voorstel. Maar waarom zegt gij mijdit alles?"

"Waarom ik het zeg? Waartoe?" ging hij toornig voort: "Opdat ge zoudtweten, dat ik mijn maatregelen nemen zal om aan dezen toestand eeneinde te maken!"

"Die zal ook wel spoedig een einde nemen," zeide zei en wederom kwamenhaar bij de gedachte aan den nu zoo gewenschten dood de tranen inde oogen.

"Ja, het zal een vroeger einde nemen, dan gij het met uw minnaargedacht hebt! (Hij bezigde dit woord bizonder dikwijls). Gij hebtvoldoening noodig voor uw zinnelijke hartstochten...."

"Alexei Alexandrowitsch, het is niet slechts niet grootmoedig, hetis onwelvoegelijk, een machtelooze te slaan."

"Ja aan u zelf denkt gij, maar het lijden van een mensch, die uwechtgenoot was, treft u niet. Het is u onverschillig, of zijn levenis verwoest, dat hij uit ... uitgeleden...."

Hij sprak zoo snel, dat hij in de war geraakte en begon testotteren. Het werd haar belachelijk, maar dadelijk schaamde zijzich over deze opwelling in dit oogenblik. Hij hield op en tot haarverrassing bemerkte Anna, dat zijn oogen zich met tranen vulden. Envoor de eerste maal verplaatste zij zich voor een oogenblik in zijntoestand en had zij medelijden met hem. Maar wat kon zij zeggen ofdoen? Zij boog het hoofd en zweeg. Ook hij zweeg een poos; toen begonhij weer te spreken, maar op minder scherpen en kouden toon:

"Ik wilde u zeggen, dat ik morgen afreis naar Moskou en niet weerin dit huis zal terugkeeren. Mijn advocaat zal u mijn besluitenmededeelen. Mijn zoon zal naar mijn zuster gaan."

"Gij hebt Serescha noodig om mij smart aan te doen," zeide zij opkleinmoedigen toon: "Gij houdt niet van hem.... Laat mij Serescha!"

"Ja, zelfs de liefde voor mijn zoon heb ik verloren, omdat met hemmijn afschuw tegen u is verbonden; maar in weerwil daarvan neem ikhem met mij--Adieu!"

Hij wilde gaan, maar nu hield zij hem staande: "Alexei Alexandrowitsch,laat mij Serescha," vroeg zij andermaal op zachten toon.

"Ik heb niets meer te zeggen. Laat Serescha tot mijn terugkomst...."

"Ik zal spoedig--bevallen. Laat hem mij!"

Alexei Alexandrowitsch werd rood. Hij onttrok haar zijn hand enverliet zwijgend de kamer.----

Page 202: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

VIERDE BOEK.

I.

Met het doel om een gewichtige aangelegenheid te onderzoeken hadAlexei Alexandrowitsch besloten naar een verwijderd gouvernement tereizen. Op zijn doorreis daarheen bleef hij drie dagen in Moskou. Dentweeden dag bracht hij den gouverneur-generaal zijn bezoek.

Op een hoek van de straat, waar de equipages en droschkenwaren opgestuwd en hij dus langzamer moest rijden, hoorde AlexeiAlexandrowitsch zich plotseling door een luide, vroolijke stem bij zijnnaam roepen, zoodat hij in die richting moest uitzien. Op den hoek vanhet trottoir stond Stipan Arkadiewitsch in een korten modernen paletot,een kleinen scheefstaanden hoed op, met zijn witte, blinkende tandentusschen de roode, tot lachen geopende lippen; hij stond daar vroolijk,jeugdig en schitterend en zijn roepen klonk zoo dringend en hardnekkig,dat Karenin wel moest ophouden. Hij hield met eene hand den greep dertrede van zijn rijtuig vast, uit welks venster een dameshoofd in eenzijden hoed en twee kinderhoofdjes gluurden en wenkte lachend met deandere zijn zwager toe. Ook de dame lachte vriendelijk en wenkte metde hand Alexei Alexandrowitsch toe. Het was Dolly met haar kinderen.

Alexei Alexandrowitsch wilde eigenlijk geen zijner bekenden in Moskouopzoeken en het minst den broeder zijner vrouw. Hij nam den hoed afen wilde verder rijden, maar Stipan Arkadiewitsch beval den koetsierstil te houden en ijlde door de sneeuw der straat naar hem toe.

"Nu, maar dat is niet zoo als het behoort, ons volstrekt geen berichtte geven! En gisteren nog was ik bij Dusseau en lees aan de tafel dennaam van 'Karenin,' maar ik vermoedde niet, dat gij dat zijn kondt;anders had ik je opgezocht. Hoe verheugt het mij je te zien!" enStipan legde den eenen voet over den anderen om de sneeuw er af teschudden: "Waarlijk, het is te erg, ons in het geheel geen berichtte zenden!" herhaalde hij en opende het portier.

"Ik ben om zaken hier--ik kon niet," antwoordde Karenin op koelen toon.

"Kom een oogenblik bij mijn vrouw: zij zal u gaarne zien."

Alexei Alexandrowitsch haalde zijn voeten uit den plaid en begaf zichmet Stipan door de sneeuw naar Dolly.

"Wat is dat, Alexei Alexandrowitsch? Waarom gaat gij ons zoovoorbij?" vroeg Dolly lachend.

"Ik was zeer door ambtszaken gebonden. Ik verheug me zeer u tezien. Hoe gaat het u?"

"Nu, hoe gaat het onze lieve Anna?"

Page 203: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Karenin mompelde iets onverstaanbaars en wilde heengaan, maar Stipanhield hem terug en zeide:

"Dolly, vraag hem morgen te dineeren; wij zullen ook Kosnischewen Peszow vragen om hem met de keur der Moskousche vernuften opte wachten."

"Derhalve smeek ik je te komen," zeide Dolly; "wij zullen je tusschenvijf en zes uur verwachten. Hoe gaat het de lieve Anna? Het is reedszoo lang geleden...."

"Zij vaart wel," mompelde Alexei Karenin met gefronst voorhoofd. "Hetis mij aangenaam geweest u te zien!" En hij keerde naar zijn rijtuigterug.

"Dus kom je morgen?" riep Dolly hem na.

Hij antwoordde iets, wat Dolly echter wegens het geraas der rijtuigenniet verstond.

"Ik kom morgen nog bij je," riep ook Stipan hem na.

Karenin zette zich weer in zijn rijtuig en leunde zoover mogelijkachterover om niemand te zien en door niemand herkend te worden.

"Een zonderling!" zeide Stipan tot zijn vrouw, en nadat hij op hethorloge gezien had, maakte hij tegen zijn vrouw en de kinderen eenvriendelijke handbeweging en verwijderde zich vroolijk op het trottoir.

"Stiwa! Stiwa!" riep Dolly blozend.

Hij keerde zich om.

"Ik moet voor Grischa en Tania paletots koopen! geef mij toch watgeld."

"Niet noodig! zeg maar, dat ik het betalen zal!" En hij verdween,nadat hij vroolijk een kennis had toegeknikt.

II.

De eerstvolgende dag was een Zondag. Stipan Arkadiewitsch reednaar den grooten schouwburg om de repetitie voor het ballet bijte wonen en gaf daar aan Mascha Tschibissow, een schoone, op zijnaanbeveling geengageerde danseres, de gisteren haar beloofde koralenen kuste achter de coulissen in het donker van den schouwburg haar vanblijdschap stralend gezicht. Toen sprak hij met haar een rendez-vous nahet ballet af en beloofde haar bij de laatste acte te komen en haar afte halen voor een souper. Van daar reed Stipan naar den Ochotny Rjad,zocht zelf de visch en asperge voor de middagtafel uit en om twaalf uurwas hij bij Dusseau, waar hij bij drie personen, die in het logementhun intrek hadden genomen, bezoeken had af te leggen, namelijk bijLewin, die zooeven van een reis in het buitenland was teruggekeerd,dan bij zijn nieuwen chef, die juist was aangekomen om zijn hoogen post

Page 204: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

te aanvaarden en die Moskou wenschte te leeren kennen, en eindelijk bijzijn zwager Karenin, dien hij bepaald ontvoeren wilde voor het diner.

Stipan Arkadiewitsch hield van een goed diner: maar nog meer hieldhij er van een diner te geven, geen groot, maar een fijn, wat de keuzeder gerechten, der wijnen en der gasten betrof. Het tegenwoordige menubeviel hem zeer: versche baars, asperge en--als piece de resistance--:een eenvoudig, maar buitengewoon goed roastbeef, en de daarbijbehoorende wijn. Als gasten zouden bij hem zijn: Kitty en Lewin en,opdat dit niet opviel, nog een nicht en een jongere Tscherbatzkyen--als piece de resistance onder de gasten:--Sergej Kosnischew enAlexei Alexandrowitsch, Sergej Iwanowitsch, de Moskouer philosoof enAlexei Alexandrowitsch, de Petersburger staatsman! En buitendien wildehij nog den als origineel bekenden Peszow uitnoodigen, een liberalebabbelaar, liefhebber van muziek, historicus en de beminnenswaardigstevan alle vijftigjarige jongelingen. Het geld voor het bosch had hijvan den koopman ontvangen en het was nog niet uitgegeven; ook wasDolly in den laatsten tijd zeer aardig en vriendelijk tegen hem.

Zoo was hij in de beste stemming. Slechts twee onaangename dingenbestonden er nog voor hem; maar deze verdwenen beide in de zee vanvroolijke onbezorgdheid, die zijn ziel vervulde. Het eerste was, dathij gisteren bij de ontmoeting met Alexei Alexandrowitsch diens koeleterughouding bemerkt had; uit zijn houding en uit de omstandigheid,dat hij gekomen was zonder daarvan iets te laten weten, in verband metde geruchten, die hem van Anna en Wronsky waren ter ooren gekomen,vermoedde Stipan, dat iets tusschen man en vrouw niet richtig zijnmoest. Hij had met zijn vrouw, aan wier gave om vooruit te zien hijgeloofde, hierover gesproken en zij had hetzelfde gedacht. Dollyhad gezegd: "Aan slechtheid bij Anna geloof ik niet, maar men zalgebabbeld en haar belasterd hebben. Spreek open met hem; hij schijntzulk een koel, droog mensch te zijn; ik ben bang voor hem. En wat ishij veranderd; hij is geheel verschrompeld en een grijsaard geworden."

"Neen," had Stipan Arkadiewitsch geantwoord, "ik begrijp dat niet. Maarik breng hem bepaald mede op het diner en dan tirez lui les vers dunez; gij kunt dat beter."

De andere onaangenaamheid was, dat den nieuwen chef gelijk alle nieuwechefs, het gerucht vooruitging van een vreeselijk man te zijn, diedes morgens vroeg om zes uur opstond, werkte als een paard en eengelijke inspanning van zijn ondergeschikten verlangde. Buitendienwerd van hem gezegd, dat hij in het verkeer een rechte beer was en detegenovergestelde neigingen en levensgewoonten van den tegenwoordigenchef bezat, die meer naar Stipans manier geleefd had. Zoo was dande gedachte door hem niet vriendelijk ontvangen te worden geenaangename. Maar Stipan Arkadiewitsch had een vermoeden, dat alleswel terecht zou komen.

"Allen zijn menschen en zondaars zijn we allemaal. Waarom dan zichte ergeren en elkander te vreezen?" dacht hij, terwijl hij het hotelinging. "Goeden morgen, Wassili," zeide hij in den corridor tot denhem goed bekenden kellner: "Heb je den baard laten staan! Lewin innummer zeven? O! breng mij bij hem en vraag of graaf Anischkin (datwas de nieuwe chef) mij ontvangen kan."

"Om u te dienen!" antwoordde Wassili.

Lewin stond met een boer uit Twersk midden in de kamer en mat met

Page 205: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

een maatstok een versch afgetrokken berenvel, toen Stipan binnen trad.

"Ha, heb je dien neergelegd?" riep Stipan uit. "Een prachtigexemplaar! Een berin? Goeden dag, Archiz!"

Hij drukte den boer de hand en zonder jas of hoed af te leggen,ging hij op een stoel zitten.

"Ontdoe je toch en maak het je gemakkelijk," zeide Lewin en nam hemzijn hoed af.

"Neen, ik heb geen tijd, slechts een oogenblik!" antwoordde Stipan,maar knoopte toch zijn jas los, trok hem toen uit en bleef langerdan een uur, terwijl hij zich door Lewin en den boer van de laatstejacht liet vertellen.

Reeds sedert veertien dagen was Lewin uit het buitenland teruggekeerd;hij was een tijd lang te huis geweest en was nu voor een berenjachtovergekomen. Na een verblijf van vier weken in het buitenland was hijals een geheel ander mensch teruggekeerd. Hoe deze verandering wasontstaan, wist hij zelf niet te verklaren. In den laatsten tijd zagzijn oog in de wereld en aan de menschen slechts goeds en schoons,en uit zijn vroegere hopelooze stemming was hij allengs overgegaantot zulk een blijmoedige levensbeschouwing, als hij tevoren nietgekend had.

"Maar ik moet gaan," zeide Stipan en maakte zich wel voor de vijfdemaal tot vertrek gereed.

"Neen, neen, blijf toch nog wat," drong Lewin en drukte hem weder opzijn stoel. "Wanneer zien wij elkander weer? Want morgen vertrek ik."

"Nu dat is niet anders. Ik ben opzettelijk daarom hier gekomen. Jemoet bepaald van daag bij ons dineeren; uw broeder zal er ook zijnen mijn zwager Karenin."

"Is die hier?" vroeg Lewin en wilde ook naar Kitty vragen. Hij hadgehoord, dat zij in het begin van den winter bij haar zuster, de vrouwvan een diplomaat, was gelogeerd, maar wist niet, of zij daar nogwas of al was teruggekeerd. Maar hij kwam er niet toe het te vragen.

"Nu," dacht hij, "of zij daar is of niet, dat is het zelfde."

"Je zult dus komen?"

"Zeker, ik zal gaarne komen."

"Om vijf uur en eenvoudig gekleed!" En Stipan Arkadiewitsch stond open begaf zich naar beneden naar zijn nieuwen chef. Zijn vermoeden hadhem niet bedrogen. De nieuwe, verschrikkelijke chef bleek een zeerwelwillend man te zijn en Stipan Arkadiewitsch ontbeet met hem enbleef zoo lang bij hem, dat hij eerst omstreeks vier uur bij AlexeiAlexandrowitsch kon komen.

III.

Page 206: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Nadat Karenin met zijn ambtsbezigheden, waarvoor hij naar Moskouwas gekomen, den geheelen voormiddag was bezig geweest, ging hij eenbrief zitten schrijven aan zijn advocaat. Zonder aarzelen gaf hij hemvolmacht om geheel naar zijn eigen inzicht te handelen. Hij legde indit schrijven drie brieven van Wronsky aan Anna, welke hij in haarportefeuille had gevonden. Sedert Alexei Alexandrowitsch zijn huis hadverlaten met het voornemen niet meer tot zijn familie terug te keeren,sedert hij kort daarna met zijn advocaat gesproken en deze levensvraagtot een rechtsvraag gemaakt had, sedert had hij zich meer en meer inzijn besluit versterkt en erkende de mogelijkheid het uit te voeren.

Hij verzegelde juist dezen brief, toen hij de luide stem van Stipanhoorde, die met een bediende twistte en verlangde toegelaten te worden.

"Nu, 't zij zoo," dacht Karenin. "Des te beter! Ik zal dadelijk mijnverhouding tot zijn zuster uiteenzetten en hem verklaren, waaromik van middag niet bij hem dineeren kan.--Binnen!" riep hij luid enschoof het geschrevene in de portefeuille.

"Nu, zie je, dat je gelogen hebt en dat hij thuis is?" hoorde menStipans stem tot den bediende, en onmiddellijk daarop kwam hij,zijn overjas onder het gaan uittrekkend, lachend de kamer in.

"Het verheugt mij zeer je te zien! Derhalve ik mag hopen...." begonhij op vroolijken toon, maar, toen hij de sombere gelaatsuitdrukkingvan zijn zwager bemerkte, hield hij op.

"Ik kan niet komen," antwoordde Alexei Alexandrowitsch op koelentoon, terwijl hij staan bleef en zijn gast niet uitnoodigde om tegaan zitten. Het was dadelijk zijn plan zich tegenover den broederzijner echtgenoot, tegen wie hij zoo even een aanklacht tot scheidingvoorbereid had, in een gepaste koele verhouding te plaatsen, maarhij had niet gerekend op de zee van goedhartigheid, die aanstonds inStipans ziel buiten de oevers trad. Deze opende wijd zijn schitterende,heldere oogen.

"Waarom komt ge dan niet? Wat wil je daarmede zeggen?" vroeg hij inhet Fransch en schoof zijn das om den blanken hals terecht. "Neen,gij moogt niet meer weigeren: wij rekenen allen op je."

"Ik wil daarmede zeggen, dat ik niet bij u komen kan, omdat defamiliebetrekking tusschen ons zal ophouden."

"Wat? wat bedoelt ge? Waarom?" riep Stipan met een krampachtiglachje uit.

"Omdat ik mij van uw zuster, mijn vrouw, wil laten scheiden. Ik bendaartoe gedwongen...."

Maar Alexei Alexandrowitsch had nog niet uitgesproken, toen StipanArkadiewitsch zuchtte en zich in een stoel liet vallen.

"Hoe, Alexei Alexandrowitsch, wat zegt ge daar?" riep hij uit en eengroote smart lag in zijn trekken.

"Het is zoo."

Page 207: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Neen, excuseer me, dat kan--ik kan het niet gelooven...."

Karenin ging ook zitten en hij besefte, dat zijn woorden volstrektniet die werking hadden, die hij er zich van voorgesteld had, en dat,hoe hij zich ook verklaren en van den toestand opening geven mocht,zijn verhouding tot zijn zwager onveranderd dezelfde blijven zou.

"Ja, ik ben voor de treurige noodzakelijkheid geplaatst, een scheidingte vragen."

"Ik zeg maar dit eene, Alexei Alexandrowitsch: Ik ken u als eenvoortreffelijk en stipt rechtvaardig man, ik ken Anna--verontschuldigmij, ik kan mijn gevoelens omtrent haar niet veranderen--als een goede,prachtige vrouw, en daarom--houd het mij ten goede--kan ik daaraanniet gelooven. Hier bestaat een dwaling," zeide hij en sloeg met dehand op de tafel, "dat is zeker!"

"Ja, als het maar een dwaling was...."

"Met je verlof, ik begrijp je," viel Stipan hem in de rede; "voorzeker... maar een ding: men mag zich niet overijlen ... in geen gevaloverijlen!"

"Ik heb mij niet overijld," antwoordde Karenin op koelen toon. "Enin zulke zaken kan men ook niemand om raad vragen. Ik benvastbesloten...."

"Ach, dat is verschrikkelijk!" zeide Stipan en de tranen kwamenhem in de oogen. "Ik zou een ding doen, Alexei Alexandrowitsch,ik bezweer je, doe dat. Zooals ik begrijp, heeft de zaak nog geenaanvang genomen. Voor gij een klacht indient, spreek eerst met mijnvrouw. Zij houdt veel van Anna als van een zuster en zij houdt veelvan u, met een woord, zij is een merkwaardige vrouw. Om Godswil,spreek eerst met haar. Doe het ter liefde van mij, ik bezweer het u!"

Karenin dacht een oogenblik na en Stipan zag hem deelnemend aan,zonder hem in zijn zwijgen te storen.

"Derhalve: gij gaat naar haar toe."

"Ik weet niet. Juist daarom ben ik niet bij u geweest. Mij dunkt,dat ook onze verhouding moet veranderen...."

"Waarom toch. Dat zie ik niet in. Je zult mij toch veroorloven teveronderstellen, dat gij buiten onze verwantschappelijke betrekkingook nog andere, vriendschappelijke gevoelens voor mij koestert,even als ik die u, met een oprechte achting gepaard, toedraag," zoozeide Stipan en drukte Alexei de hand. "Als ook uw ergste vermoedensbevestigd werden, zou ik mij toch nimmer veroorloven over de een ofandere partij mijn oordeel te vellen, en derhalve zie ik geen reden,waarom onze verhouding zou veranderen.... Doe mij alzoo het genoegenbij mijn vrouw te komen."

"Ja, wij beschouwen de zaak verschillend," antwoordde Karenin koel;"overigens zullen wij er maar niet meer over spreken."

"Neen, maar zult ge dan komen? Slechts vandaag op het diner. Mijnvrouw verwacht je bepaald. Ik bid je, kom toch. En de hoofdzaak is:Spreek met haar. Zij is een zeldzame vrouw. Gij moogt niet weigeren."

Page 208: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Nu, als gij het zoozeer wenscht, dan kom ik," zeide AlexeiAlexandrowitsch met een zwaren zucht.

IV.

Het liep al naar zes uur en reeds waren eenige gasten verschenen,voor de gastheer zelf te huis was gekomen. Hij kwam te gelijk metPeszow en Kosnischew binnen. In het salon bevonden zich reeds vorstTscherbatzky, de vader, en de jonge Tscherbatzky, verder Turowzin,Stipans metgezel bij zijn drinkgelagen, een goedhartige jonkman vanvijf en twintig jaren, en Kitty.

Stipan zag dadelijk, dat in het salon niet alles in orde was. DarjaAlexandrowna, in haar grijs zijden paradekleed, was blijkbaarbekommerd, omdat de kinderen in hun kamer alleen moesten eten, en ook,omdat haar man zoolang uitbleef. Zij verstond het niet het gezelschapnaar behooren te vermengen. Allen zaten, volgens de uitdrukking vanden ouden vorst, als poppenvrouwtjes op een visite, in het onzekerewaarom zij eigenlijk hierheen geraakt waren, en zij persten er eenigewoorden uit om niet geheel te zwijgen. De goedhartige Turowzin gevoeldezich blijkbaar niet op zijn plaats, en het lachen zijner dikke lippen,toen Stipan binnen kwam, scheen te zeggen: "Nu, vriendje, hier heb jemij onder pleizierige lui geplakt! In het Chateau de fleurs behoorik beter thuis!"--De oude vorst zat daar zwijgend en beschouwde metzijn kleine oogen van ter zijde Karenin, en Stipan zag het hem aan,dat hij reeds een kwinkslag had uitgedacht, waardoor hij dezen grootenstaatsman wilde stempelen.--Kitty keek naar de deur en verzameldeal haar krachten om bij het binnenkomen van Constantin Lewin niette blozen. De jonge Tscherbatzky, dien men verzuimd had aan Kareninvoor te stellen, beijverde zich te toonen, dat hij zich deswege nietgeneerde, en Karenin zelf was, naar Petersburgsche zeden, als damesaan het diner deel nemen, in rok en witte das verschenen. Stipan zaghet hem aan, dat hij slechts gekomen was om zijn woord te houden endat hij met zijn aanwezigheid in dit gezelschap een zwaren plichtvervulde. Hij droeg ook de schuld van de kilheid, die alle gastentot aan Stipans komst bevangen hield.

Bij zijn intrede in het salon verontschuldigde Stipan zich metde verklaring, dat hij door zekeren vorst lang was opgehouden(deze was de bestendige zondenbok zoo dikwijls hij zich verlaatte)en toen stelde hij in een oogenblik allen aan elkander voor: AlexeiAlexandrowitsch bracht hij bij Sergej Kosnischew en gaf hun tot themade Russificeering van Polen, waarover zij terstond met Peszow ingesprek geraakten. Terwijl hij daarop Turowzin op den schouder klopte,fluisterde iemand hem iets zots in en zette hem tusschen zijn vrouw enden ouden vorst. Daarop zeide hij tot Kitty, dat zij er heden bizondergoed uitzag en stelde den jongen Tscherbatzky aan Karenin voor. Opdie wijze had hij spoedig het gezelschappelijk deeg bijeen gekneed,zoodat het in het salon recht levendig werd en de stemmen luid klonken.

Alleen Constantin Lewin was er nog niet. Maar dat was ook rechtgoed, want toen Stipan door de eetzaal ging, bemerkte hij dadelijk,dat de portwijn en sherry van Depre en niet van Lewe gehaald waren;

Page 209: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

hij gebood daarom den koetsier nog aanstonds naar Lewe te rijden. Inde eetzaal ontmoette Lewin hem.

"Kom ik te laat?"

"Wanneer kom je niet te laat?" antwoordde Stipan en nam Lewins armonder den zijnen.

"Heb je groot gezelschap? Wie zijn er?" vroeg Lewin onwillekeurigblozend, terwijl hij met de handschoenen de sneeuw van zijn mutsklopte.

"Alleen onze intiemste vrienden. Kitty is ook hier. Kom ik zal jeaan Karenin voorstellen." In weerwil van zijn liberale gevoelens wasStipan Arkadiewitsch toch overtuigd, dat de bekendheid met Karenin voorieder vleiend moest zijn, en daarom tracteerde hij nu zijn vriendenop hem. Maar op dit oogenblik was Lewin niet in de stemming om de eervan die kennismaking ten volle te waardeeren. Sedert dien avond, toenhij Wronsky bij haar had getroffen, had hij Kitty niet wedergezien,behalve in dat oogenblik toen zij hem op de landstraat voorbij reed.

Hij had het vermoed, dat hij haar heden hier vinden zou; maar,om de vrijheid zijner gevoelens te bewaren, had hij getracht zichzelf te overreden, dat hij er niets van wist. Toen hij nu van haaraanwezigheid hoorde, overviel hem plotseling zulk een blijde schrik,dat hij geen woord kon spreken. Hoe zou hij haar wedervinden? Alsdezelfde, die zij vroeger was, of als degene, die hij in het rijtuiggezien had? Maar wat, als Dolly de waarheid had gezegd? En waaromzou dat ook niet waar zijn?" Dit waren ten naastebij zijn gedachten.

"Och wees zoo goed en stel me aan Karenin voor," zeide hij, metmoeite eenigszins zijn bedaardheid hernemende, ging met gedwongenvaste schreden het salon binnen en--zag haar.

Zij was niet meer de vroegere, ook niet degene, die hij in het rijtuiggezien had, zij was een geheel andere en Dolly had de waarheidgesproken. Zij was verschrikt, schuchter, beschaamd en daardooreen des te bekoorlijker jong meisje. Zij zag hem dadelijk, toen hijbinnen kwam. Zij was verheugd en schaamde zich over haar blijdschapin dier mate, dat er een oogenblik was--namelijk dat, waarin hijde gastvrouw naderde en daarop haar weer aanzag--waarin het Dolly,die alles opmerkte, toescheen, alsof zij wilde weenen. Zij bloosde,verbleekte, bloosde weer en verwachtte hem met bevende lippen. Hij tradop haar toe, boog zich en reikte haar zwijgend de hand. Hadden haarlippen niet getrild en had een vochtig waas haar oogen niet beneveld,dan had haar lachje kalm kunnen schijnen, terwijl zij tot hem sprak:

"Wij hebben elkander in langen tijd niet gezien!" en met een wanhopigbesluit drukte haar koude hand de zijne.

"U heeft mij niet gezien, maar ik u wel!" antwoordde Lewin, terwijlhij van geluk straalde. "Ik heb u gezien, toen u van het station naarPokrowka reed."

"Wanneer?" vroeg zij verwonderd.

"U reed naar Pokrowka," antwoordde Lewin, die gevoelde, dat het gelukzoozeer zijn hart overstroomde, dat hij er bijna in stikte. "En,"dacht hij: "hoe heb ik met dit fijn gevoelend wezentje iets kunnen

Page 210: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

verbinden, dat niet volkomen onschuldig is? Ja het schijnt waar tezijn, wat Dolly gezegd heeft."

Stipan Arkadiewitsch nam hem bij de hand en geleidde hem naar Karenin.

"Zeer aangenaam de bekendschap te vernieuwen," zeide Karenin koel endrukte Lewin de hand.

"Hoe? reeds met elkander bekend?" vroeg Stipan verwonderd.

"Wij hebben op reis drie uren te zamen in een waggon gezeten,"antwoordde Lewin lachend.

"O zoo! Maar ik verzoek u," zeide Stipan en wees in de richtingder spijszaal.

De heeren traden binnen en begaven zich naar de tafel voor het tweedeontbijt, waarop zes verschillende soorten van wotki en even zooveelverschillende soorten van kaas, kaviaar, haring en conserven benevensborden en wittebrood gereed stonden.

Door de nabijheid van den geurigen wotki en de verwachting van denmaaltijd werd het gesprek over de Russificeering van Polen tusschenKosnischew, Karenin en Peszow gestaakt.

"Deze kaas kan ik u aanbevelen. Verkiest u?" zeide de gastheer. "Doetge nu weer aan de gymnastiek?" wendde hij zich tot Lewin en bevoeldemet de linkerhand diens spieren. Lewin lachte, kromde den arm enonder Stipans vingers vormde zich een veerkrachtige ronding als vankneedbaar staal, voelbaar door het fijne laken van den jas.

"Wat een Simson!"

"De berenjacht vereischt wel een groote kracht?" meende AlexeiAlexandrowitsch, die van zulk een jacht een zeer onduidelijk begriphad. Lewin lachte.

"Volstrekt niet. Een kind kan een beer nederleggen," antwoordde hijen maakte met een lichte buiging voor de dames plaats, die met degastvrouw bij het buffet kwamen.

"Ik hoor, u heeft een beer geschoten?" vroeg Kitty, terwijl zijtevergeefs trachtte met den vork een glibberigen paddestoel op te nemenen daarbij het geborduurd bezetsel van haar mouw terugschoof. "Heeftu dan beren in uw streek?" liet zij volgen, haar bekoorlijk hoofdjehalf naar hem omkeerend.

Het was niets bizonders wat zij zeide, maar welk een niet tebeschrijven beteekenis lag in elken klank, in elke beweging der lippen,der oogen en der handen, terwijl zij sprak! Er lag daarin een bede omvergeving en vertrouwen, een schuchtere en teruggehouden teederheid,een beloven, een hopen en een liefde jegens hem, waaraan hij geloovenmoest en die hem met een onmetelijk geluk vervulde.

"Neen, maar in het gouvernement Twersk. Op de terugreis van daarontmoette ik uw zwager in den spoortrein. Dat was een komiekeontmoeting."

En schertsend en levendig vertelde hij, hoe hij na een doorwaakten

Page 211: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

nacht, in een boerenpels gehuld, Karenins coupe was binnengestormd. "Deconducteur wilde mij uithoofde van mijn gewaad er uit transporteeren;toen begon ik hem met groote woorden te imponeeren; "maar ook u,"wendde hij zich tot Karenin, "wilde eerst den boerenpels er uitjagen,doch daarna nam u mijn partij, waarvoor ik u zeer dankbaar ben."

"De rechten der passagiers in de keuze hunner plaatsen zijn in hetalgemeen moeielijk te bepalen," zeide Karenin.

"Ik zag ook, dat u in het onzekere waart," antwoordde Lewin met eengoedig lachje, "en daarom haastte ik mij om door een beschaafd gesprekmijn schaappels weer van schuld te bevrijden."

Sergej Iwanowitsch, die, terwijl hij zich met de gastvrouw onderhield,met een half oor naar zijn broeder luisterde, zag hem nu van terzijde aan en dacht: "Wat is er met hem vandaag?" Hij vermoeddeniet, dat Lewin zich vleugels voelde wassen, want--zij luisterdenaar zijn woorden en dat alleen interesseerde hem; dat gaf hem hedenzelfvertrouwen en hij gevoelde zich op een hoogte geheven, waarop hemschier het hoofd duizelde en daar ergens ver beneden hem waren dezegoede, prachtige Karenins, Oblonsky's en de geheele overige wereld!

Als toevallig en zonder het te bedoelen, plaatste Stipan Kittynaast Lewin, alsof voor haar geen andere plaats meer over was. Hetdiner was even kostbaar als het tafelgereedschap. De soep Louise wasvoortreffelijk uitgevallen. De kleine pasteitjes waren onberispelijk;zij smolten in den mond. Behalve Matjeff vervulden twee bediendenmet witte dassen hun plicht onmerkbaar, stil en rustig.

Doch niet slechts de materieele zijde van het diner was gelukt, maarook de minder materieele. Het gesprek was algemeen en opgewekt, hetstokte nergens en werd tegen het einde zoo levendig, dat de heeren,zelfs nadat zij opgestaan waren, hun thema niet loslieten en datzelfs Alexei Alexandrowitsch zich opgewekt gevoelde.

V.

Nadat het gesprek over verscheiden onderwerpen had geloopen, was hetook op het thema van vrouwen-emancipatie gekomen.

Alexei Alexandrowitsch had gezegd, dat men gewoon was een beschaafdevrouw voor een vrijdenkende vrouw te houden, en dat dit volstrektniet was te billijken.

Hierop antwoordde Peszow: "Ik meen integendeel, dat deze beide vragenniet van elkander zijn te scheiden. Het gebrek aan beschaving heeft devrouwen van haar rechten beroofd, en het ontbrak haar aan beschaving,omdat zij die rechten misten."

"U spreekt van rechten," zeide Sergej Iwanowitsch, "derhalve zoowat rechten om gezworenen, leden der regeering, parlementsledente worden...?"

Page 212: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Voorzeker!"

"Maar verondersteld, dat er bij zeldzame uitzondering eenige dameswaren, die deze plaatsen konden vervullen, dan schijnt mij daarvoorde uitdrukking "rechten" niet geheel juist gekozen. Juister ware hetdaar van "plichten" te spreken. Want als wij een derglijken post alsb.v. van telegraafbeambte of regeeringsraad bekleeden, dan zijn wijons bewust, dat wij daardoor een plicht vervullen. En dus zouden wijjuister zeggen: De vrouwen verlangen plichten op zich te nemen, en datzou volkomen rechtmatig zijn; want haar wensch om aan den algemeenenmenschelijken arbeid deel te nemen, kan men slechts billijken."

"Volkomen juist," bekrachtigde Alexei Alexandrowitsch; "het isslechts de vraag, of zij de bekwaamheden bezitten om zulke plichtente vervullen."

"Deze bekwaamheden zouden zij bepaald hebben," bracht Stipan nu in,"als men haar de noodige opleiding liet te beurt vallen. Wij ziendat...."

"Hoe zegt het spreekwoord?" viel de vorst hem in de rede, die reedslang met zijn kleine, spotachtig glinsterende oogen dit gesprek hadgehoord; "slechts in tegenwoordigheid mijner dochter durf ik hetzeggen: Haar haar is lang, maar kort is haar verstand...."

"Zoo heeft men ook van de negers tot aan hun bevrijding gedacht,"zeide Peszow verdrietig.

"Ik moet mij slechts verwonderen, dat de vrouwen naar nieuwe plichtenverlangen, waaraan de mannen, zooals wij zien, zich somwijlen gaarneonttrekken."

"Plichten zijn met rechten verbonden, met macht, geld en invloed;daarnaar trachten ook de vrouwen," antwoordde Peszow.

"Dat is juist zoo, als dat ik trachten zou naar het recht om minnete worden; het is een beleediging, dat men daarvoor slechts vrouwenwil aannemen en betalen en niet mij," zeide de oude vorst.

Turowzin barstte in een luid gelach uit en Sergej Iwanowitsch betreurdehet, dat hij zelf dat niet gezegd had. Zelfs Alexei Alexandrowitschlachte.

"Ja, maar een man kan toch niet zoogen," zeide Peszow; daarentegenvrouwen...."

"O jawel, een Engelschman heeft op een schip zijn eigen kind gezoogd,"viel de oude vorst in, die zich zulk eene vrijheid in tegenwoordigheidzijner dochter veroorloofde.

"En zooveel zulke Engelschen er zijn, even zooveel vrouwen zijn er,die beambte zijn kunnen," sprak nu Sergej Iwanowitsch.

"Maar wat zal een meisje beginnen, dat geen familie heeft?" brachtStipan weder in het midden terwijl hij onder dit gesprek voortdurendde danseres Tschibissow in het oog had.

"Maar wij komen voor het beginsel op, voor het ideaal," zeide Peszowmet zijn basstem. "De vrouw wil het recht hebben, vrij onafhankelijk

Page 213: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

en goed ontwikkeld te kunnen zijn. Het bewustzijn, dit doel niet tekunnen bereiken, benauwt haar en drukt haar neder."

"En ik voel mij benauwd en neergedrukt, dat men mij niet als minnein het weeshuis wil aanstellen," hernam de oude vorst tot grooteblijdschap van Turowzin, die van lachen de asperge met het dikkeeinde in de saus doopte.

VI.

Allen, behalve Lewin en Kitty, hadden aan dit algemeen gesprekdeelgenomen. Deze beiden echter voerden een eigen gesprek met elkanderof ten minste een geheimzinnige wisseling van gedachten, die henelke minuut elkander nader bracht en in beiden het gevoel van eenvroolijken schrik voor iets onbekends, welks oplossing zij naderden,te voorschijn riep.

Het eerst moest Lewin haar van de ontmoeting op de landstraat, toenhij haar des morgens had gezien, vertellen.

"Het was vroeg, zeer vroeg in den morgen. Het scheen, dat u zooeven wasontwaakt. Uw mama sliep nog in den hoek. Het was een zeldzaam schoonemorgen. Ik ga daar heen en denk: Wie rijdt daar met dat vierspan? Enin het zelfde oogenblik zweefde u mij voorbij, ik keek het vensterin en u zat daar, hield met de handen de banden van uw mutsje vasten scheen in nadenken verzonken," zeide hij lachend. "Hoe gaarne hadik geweten, waaraan u dacht. Was het iets gewichtigs?"

"Wat moet ik er verwaaid hebben uitgezien!" dacht zij, maar toen zijzijn gelukkig lachje zag, bemerkte zij, dat zij integendeel een goedenindruk op hem moest gemaakt hebben. Zij bloosde even en glimlachteblijmoedig. "Waarlijk ik weet het niet."

"Hoe lustig lacht die Turowzin," zeide Lewin en bewonderde Turowzinsvroolijke oogen en huppelende houding.

"Kent u hem al lang?" vroeg Kitty.

"Wie kent hem niet?" vroeg Lewin.

"Ik zie echter, dat u hem voor een verkeerd mensch houdt."

"Niet voor een verkeerd, maar voor een onbeduidend mensch."

"Dat is echter niet zoo en spoedig zal u anders over hem denken,"zeide Kitty; "ik had eerst ook geringe gedachten van hem, maar hij iseen zeer aangenaam en goedhartig mensch. Zijn hart is uitmuntend. Denvorigen winter, kort nadat--u by ons was," zeide zij met een beschaamd,maar vertrouwend lachje, "werden Dolly's kinderen aangetast doorhet roodvonk en hij bezocht ze eens. En denk eens," sprak zij zacht,"hij had zulk een medelijden, dat hij er bleef en haar hielp in deoppassing der kinderen; ja, drie weken bleef hij in haar huis enverpleegde de kinderen als een dienstmeid."

Page 214: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Lewin zag Turowzin nog eens aan en verwonderde zich, dat hij tothiertoe de deugd van dezen mensch nog niet opgemerkt had.

"Vergeef mij, ik zal voortaan over niemand meer ongunstig denken,"zeide hij vroolijk en hij gevoelde, dat hij zijn oprechte meeninguitsprak.

VII.

Het gesprek over vrouwenrechten had intusschen een voor detegenwoordigheid der dames kritieke wending genomen; het had zichnamelijk gericht op de ongelijkheid der rechten in het huwelijk. Peszowhad reeds herhaalde aanduidingen in deze richting gedaan, dieSergej Iwanowitsch en Alexei Alexandrowitsch steeds voorzichtighadden weten af te leiden. Nu wendde Peszow zich rechtstreeks totAlexei Alexandrowitsch en voerde als bewijs der grootste ongelijkheidtusschen de mannelijke en vrouwelijke rechten de daadzaak aan, dat deontrouw van den man en die der vrouw verschillend werden beoordeeld,zelfs zoowel van de zijde der wetten als van die der openbare meening.

Stipan naderde snel zijn zwager en bood hem aan te rooken.

"Neen, ik rook niet," zeide Karenin kalm, alsof hij uitdrukkelijktoonen wilde, dat hij het gesprek niet vreesde en wendde zich toenmet een koelen lach tot Peszow:

"Mij dunkt, dat de grond daarvoor in de gesteldheid der dingen zelfis te zoeken," zeide hij en wilde tot iets anders overgaan. Maarplotseling zeide Turowzin tot hem:

"Heeft u reeds van Wassja Priasnitschnikow gehoord? Men heeft mijvandaag verteld, dat hij een duel met Kritschky gehad en hem gedoodheeft."

"Het schijnt dat men altijd de gewonde plek moet aanraken," dachtStipan. Hij wilde zijn zwager ter zijde voeren, maar deze vroegnieuwsgierig, waarom Priasnitschnikow dan geduelleerd had.

"Wegens zijn vrouw. Hij heeft recht gehandeld, hij daagde den anderuit en doodde hem."

"Zoo!" zeide Alexei Alexandrowitsch onverschillig en ging metopgetrokken wenkbrauwen het salon in.

"Wat ben ik blijde, dat ge gekomen zijt," zeide Dolly hier tot hemmet een verlegen lachje; "ik moet eenige woorden tot u spreken. Laatons gaan zitten."

"Ik wilde u juist verzoeken mij te verontschuldigen, daar ik afscheidmoet nemen. Ik moet morgen verder reizen."

Darja Alexandrowna was vast van Anna's onschuld overtuigd; zij voeldedat zij verbleekte en dat haar lippen uit verontwaardiging tegen dienkouden, gevoelloozen man, die zoo bedaard haar onschuldige vriendin

Page 215: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

wilde te gronde richten, begonnen te trillen.

"Alexei Alexandrowitsch," zeide zij en zag hem vastberaden in deoogen. "Ik heb u eerst naar Anna gevraagd en ge hebt mij geen antwoordgegeven. Hoe gaat het haar?"

"Ik geloof, dat zij gezond is, Darja Alexandrowna," antwoordde hij,zonder op te zien.

"Alexei Alexandrowitsch, vergeef mij, ik heb geen recht ... maar ikheb liefde en achting voor Anna; ik bid en bezweer u, zeg mij, wat ertusschen u is voorgevallen? Waarom beschuldigt ge haar?" Zijn voorhoofdrimpelde zich, en terwijl hij de oogen sloot, boog hij het hoofd.

"Ik veronderstel, dat uw echtgenoot u de reden zal medegedeeldhebben, waarom ik het noodig acht mijn tegenwoordige betrekking totAnna Arkadiewna te veranderen," zeide hij, zonder haar in de oogente zien, terwijl hij intusschen ontevreden naar Tscherbatzky zag,die door het salon ging.

"Dat geloof ik niet, dat kan ik niet gelooven," riep Dolly met eenafwijzend gebaar en wrong haar magere handen. Zij stond haastig open legde haar hand op zijn arm. "Men zal ons hier storen; ik smeek u,kom mede."

Haar opgewondenheid deelde zich ook aan hem mede. Hij stond op envolgde haar gewillig naar de leerkamer. Zij zette zich aan de tafel,die met wasdoek was bedekt, dat door pennemessneden was doorkorven.

"Neen, dat geloof ik niet," sprak Dolly en trachtte hem in de oogente zien.

"Men moet daadzaken toch geloof schenken, Darja Alexandrowna," zeidehij, op het woord "daadzaken" den nadruk leggende.

"Wat heeft zij dan gedaan? Wat eigenlijk?"

"Zij heeft haar plicht vergeten en haar man bedrogen. Dat heeftzij gedaan."

"Neen, neen! dat is niet mogelijk! Om Godswil, neen! Ge hebt uvergist!" riep Dolly uit, terwijl zij met de handen de slapen bedekteen de oogen sloot.

Alexei Alexandrowitsch lachte koel, maar deze warme verdedigingopende de wonde weder, zonder hem echter in zijn besluit te doenwankelen. Hij begon nu met meer levendigheid te spreken.

"Aan een dwaling is wel moeielijk te denken, als de vrouw zelf haarman verklaart, dat acht jaren vereenigd leven, dat zoon en familie,dat alles slechts een dwaling was en dat zij beginnen wil van vorenaf aan te leven," zeide hij heftig door den neus ademend.

"Anna en misdrijf! Hoe voegt dat samen? Dat kan ik niet gelooven!"

"Darja Alexandrowna," zeide hij en zag haar nu rechtstreeks in hetopgewonden, goedhartig gelaat; hij voelde zijn tong ontbloeid. "Ikhad er veel voor gegeven, als nog een twijfel mogelijk was. Toen iknog twijfelde, was het mij zwaar, doch lichter dan nu. Toenmaals had

Page 216: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

ik nog hoop, maar nu ook dat niet meer; nu twijfel ik aan alles zoo,dat ik zelfs mijn zoon haat en somwijlen niet geloof, dat hij werkelijkmijn zoon is. Ik ben zeer ongelukkig."

Dat behoefde hij niet te zeggen; dat begreep Darja Alexandrownaterstond, toen hij haar in het gelaat zag en zij had medelijden enwas in haar geloof aan de onschuld harer vriendin geschokt. "Och,dat is verschrikkelijk, ontzettend! Maar is het werkelijk waar,dat ge besloten zijt, van haar te scheiden?"

"Ik ben tot dezen laatsten stap besloten. Er blijft niets andersmeer over."

"Niets anders over?" vroeg zij met tranen in de oogen. Zij wist, dater nog een zaak overbleef, datgene, wat zij zelf gedaan had--haar kruisop zich te nemen. "Neen, er blijft toch nog iets over!" zeide zij.

"Het ergste is, dat men in zulk een ongeluk niet zoo doen kan, alsbij iets anders. Bij verlies door den dood moet men zijn kruis dragen,maar hier moet men handelen," zeide hij, alsof hij haar gedachten wilderaden. "Uit zulk een vernederenden toestand moet men zich bevrijden;het is niet mogelijk met drieen te leven."

"Ik begrijp dat," zeide Dolly en boog het hoofd. Zij zweeg en dacht aanhaar eigen leed, maar plotseling hief zij met een gevoel van energiehet hoofd op en legde de handen als bezwerend ineen. "Maar bedenkt,dat gij een Christen zijt! Denk aan haar; wat zal er van haar worden,als gij haar verlaat?"

"Ik heb daaraan gedacht, Darja Alexandrowna, en wel veelgedacht." Roode vlekken bedekten zijn gelaat. Met buitengewoonschitterende oogen staarde hij haar aan. Dolly had hartelijk medelijdenmet hem. "Ik heb dat gedaan, juist destijds, toen zij mij haar schandebeleed, en ik wilde alles bij het oude laten. Maar wat is daaruitgeworden? Zij heeft niet eens de geringste voorwaarde vervuld om tenminste de welvoeglijkheid te bewaren," sprak hij opgewonden. "Eenmensch, die niet te gronde wil gaan, kan men wel redden, maar als denatuur reeds zoo bedorven is, dat hem zelfs de ondergang als reddingvoorkomt, wat kan men dan doen?"

"Alles, slechts geen scheiding!" antwoordde Dolly.

"Maar wat noemt gij alles?"

"Neen, dat is ontzettend. Zij zou de vrouw noch van den een noch vanden ander zijn! Zij zou te gronde gaan!"

"Derhalve, wat kan ik doen?" vroeg Karenin de schouders en dewenkbrauwen optrekkend. De herinnering aan de laatste overtredingzijner vrouw vertoornde hem zoodanig, dat hij weer koel en bezonnenwerd als bij het begin van het gesprek. "Ik ben u voor uw deelnemingzeer dankbaar,--maar ik moet nu vertrekken," zeide hij en stond op.

"Neen, wacht nog een weinig? Ge moogt haar niet te gronderichten. Wacht nog, ik wil u wat zeggen. Ook ik ben gehuwd en mijnman heeft mij bedrogen; uit toorn en ijverzucht wilde ik ook allesverlaten, alles opgeven, maar ik kwam tot bezinning en wie, wie heeftmij gered? Anna! En ik leef, de kinderen groeien voorspoedig op, mijnman behoort zijn familie weer toe en heeft berouw over zijn onrecht,

Page 217: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

wel niet altijd, maar hij gevoelt het, hij wordt reiner en beter, enik leef niet ongelukkig.... Ik heb vergeven en gij moet ook vergeven."

Alexei Alexandrowitsch luisterde, maar haar woorden oefenden op hemgeen invloed uit. In zijn ziel was al de toorn van den dag, toen hijtot de scheiding besloten had, opgehoopt. Hij bewoog zich heen en weeren zeide met zijn doordringende, scherpe stem: "Vergeven?" Ik kan enwil niet vergeven, ik houd dat voor onrechtmatig. Voor deze vrouw hebik alles gedaan, maar zij heeft alles, wat haar eigen is, in het slijkvertreden. Tk ben geen boos mensch: ik heb nimmer iemand gehaat, maarhaar haat ik met alle krachten mijner ziel en ik kan haar onmogelijkvergeven, omdat ik haar te zeer haat om al het kwaad, dat zij mijheeft aangedaan." Dit sprak hij met tranen des toorns in zijn stem.

"Doe wel degenen, die u haten," fluisterde Darja Alexandrowna verlegen.

Alexei Alexandrowitsch lachte verachtelijk. Hij kende dat schriftwoordlang genoeg, maar in dit geval was het niet te passen.

"Ja, maar hen, die men niet liefhebben kan, omdat zij iemand het hartverscheuren, omdat zij voortgaan zijn geheele menschelijke natuurte tergen en in oproer te brengen.... Vergeef mij, dat ik u ontroerdheb. Ieder heeft zijn eigen leed...."

En terwijl hij zijn bedaardheid herwon, nam Karenin kalm afscheid enreed naar zijn hotel terug.

VIII.

Toen het diner was geeindigd, wilde Lewin zich met Kitty naar het salonbegeven, maar hij vreesde, dat hij haar door haar zoo blijkbaar het hofte maken lastig zou vallen. Derhalve bleef hij in het gezelschap derheeren terug en nam deel aan het algemeen gesprek; maar zonder Kittyte zien, droeg hij toch kennis van haar bewegingen, van haar bliken de plaats, waar zij zich in het salon had nedergezet. Plotselingwas het hem, alsof zij hem naderde; hij keerde zich om en zag haarwerkelijk met Tscherbatzky in de deur staan en naar hem kijken. Hijstond op en ging naar haar toe.

"Ik dacht," zeide hij, "dat u zich aan de piano had gezet. Muziek isiets, dat mij op het land ontbreekt."

"Neen, wij zijn gekomen om u te roepen. Ik dank u, dat u gekomenzijt." En zij beloonde hem met een lach als met een geschenk. "Welkgenoegen kan het u geven, hier te zitten strijden. Men overtuigtelkander toch niet."

"Ja, dat is waar," antwoordde Lewin. "Meestal strijdt men opgewondenvoor eigen meening zonder te begrijpen, wat de tegenpartij bewijzenwil."

Tscherbatzky verwijderde zich van hem, en terwijl Kitty aan eenopgeslagen speeltafeltje ging zitten, nam zij een stukje krijt inde hand en begon allerlei strepen en kringen op het groene doek te

Page 218: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

teekenen. In haar oogen lag een stille glans, en hij, zich geheelin haar toestand verplaatsend, gevoelde door geheel zijn wezen eenimmer sterker wordende, gelukkige spanning.

"Ik wilde u al lang iets vragen," zeide hij en ging naast haarzitten. Hij zag in een paar vriendelijke, hoewel verschrikte oogen.

"Ik bid u, vraag het."

"Hier!" zeide hij, nam het krijt en schreef de eerste letters vanden volgenden zin:

"Toen u mij zeide: het kan niet zijn, beteekende dit nimmer ofslechts toenmaals?"

Het was onmogelijk, dat zij dezen gecompliceerden zin zou begrijpen,maar hij zag haar zoo aan, alsof zijn leven er van af hing, dat zijdeze woorden wist te raden.

Zij zag hem vrijmoedig aan, toen steunde zij nadenkend het gefronstvoorhoofd met de hand en bestudeerde de letters. Een paar maal zagzij hem vragend aan: "Is het dat wel, wat ik denk?"

"Ik heb het verstaan," zeide zij eindelijk blozend.

"Wat beduidt dat woord?" vroeg hij en wees op de n, die "nimmer"moest beteekenen.

"Dat wil zeggen "nimmer," maar het is niet waar." Hij wischtehet haastig weer uit en reikte haar het krijt over. Zij schreefT.k.i.n.a.a.

Dolly had zich reeds eenigszins van de bekommering, door haar gesprekmet Karenin bij haar verwekt, hersteld, toen zij bij haar binnenkomstdadelijk deze beide gestalten aanschouwde. Kitty met het krijt in dehand, den schuchteren, gelukkigen blik naar boven op Lewin gericht,en zijn schoone over de tafel gebogen gestalte, zooals hij metschitterende oogen nu op haar, dan op de tafel nederzag.

Plotseling ontvlamden zijn oogen; hij had begrepen, dat de lettersbeteekenden: "Toen kon ik niet anders antwoorden."

Hij zag haar vragend en twijfelend aan: "Slechts toen?"

"Ja," antwoordde haar lach.

"En--en nu?" vroeg hij.

"Lees het maar. Ik schrijf datgene wat ik zeer wensch, zeerwensch."--Zij schreef de eerste letters van: "Ik verzoek mij tevergeven en het gebeurde te vergeten."

Hij greep het krijt en met een hand, die van opgewondenheid beefde,schreef hij: "Ik heb niets te vergeven en te vergeten; ik heb nietopgehouden u te beminnen."

Zij zag hem ademloos aan.

"Ik heb het begrepen," fluisterde zij.

Page 219: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Hij zette zich neder en schreef nu een lange phrase. Zij verstondalles, nam het krijt en antwoordde dadelijk.

Hij kon het een poos niet ontcijferen en zag haar dikwijls in deoogen. Het was hem of door louter zaligheid een verduistering overhem kwam; in de bekoorlijke, van geluk stralende oogen las hij alles,wat hij weten wilde. En nu schreef hij drie letters, maar hij had zenog niet voltooid toen zij ze reeds ontraadseld had en tot antwoordschreef: "Ja."

"Je schijnt hier secretarisje te spelen?" vroeg de oude vorst, diehen was genaderd. "Maar we moeten opbreken, als je nog bij tijds inden schouwburg wilt zijn."

Lewin stond op en geleidde Kitty tot aan de deur.

In hun spel was alles gezegd; hij wist, dat zij hem beminde en datzij haar ouders zeggen zou, dat hij morgen komen wilde.

IX.

Toen Kitty was weggereden, gevoelde Lewin zich zoo verlaten, door zulkeen onrust aangegrepen en door zulk een ongeduldig verlangen om deuren tot den eerstvolgenden dag zoo snel mogelijk te dooden, om haarmaar weder te zien en zich dan voor immer met haar te vereenigen,dat hij voor deze veertien uren, die hij nog zonder haar moestdoorbrengen, als voor den dood vreesde. Het was hem een behoefte,met iemand samen te komen en te praten om den tijd te verdrijven. Hetaangenaamst gezelschap was Stipan voor hem, maar deze reed, zooals hijzeide, naar een soiree, maar in werkelijkheid naar het ballet. Lewinvond nog slechts zooveel tijd om hem te zeggen, dat hij gelukkigwas en dat hij veel van hem hield en nimmer, nimmer vergeten zou,wat hij voor hem gedaan had. Stipan had niets geantwoord, maar zijnschitterende oogen en zijn lachend gelaat toonden, dat hij dit gevoelwist te waardeeren, dat hij wist, dat dit gevoel verhevener was danalle woorden--en zoo drukte hij hem geroerd de hand.

Toen Lewin van Darja Alexandrowna afscheid nam, zeide zij, nadatzij hem gefeliciteerd had: "Wat ben ik blijde, dat gij het met Kittygevonden hebt; men moet oude vriendschap in waarde houden."

Deze woorden deden Lewin onaangenaam aan. Dolly kon onmogelijkbegrijpen, hoe alles bij hen verheven en voor haar onbereikbaar was.

Zoo nam Lewin afscheid van hen, maar om niet alleen te blijven,sloot hij zich bij zijn broeder aan.

"Waar gaat ge heen?"

"Naar de zitting."

"Nu, als ge er niets tegen hebt, rijd ik mede."

Page 220: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Waarom niet? Kom, wij rijden heen. Wat is er van daag met je?"

"Wat er met mij is? Geluk is er met mij," antwoordde Lewin en liethet rijtuigvenster vallen. "Het hindert je toch niet, 't is hierbinnen zoo benauwd. Ja, ik heb geluk. Waarom ben jij niet getrouwd?"

Sergej lachte.

"Ik verheug er mij zeer over. Zij schijnt een uitmuntend meisje...."

"Zeg niets, zeg niets!" riep Lewin uit, greep zijn pelskraag met beidehanden en trok hem over de ooren. "Zij schijnt een uitmuntend meisje,"waren zulke gewone, eenvoudige woorden, dat zij zijn gevoel volstrektniet uitdrukten.

Sergej lachte vroolijk en luid.

"Maar ik mag toch zeggen, dat ik er mij zeer over verheug?"

"Morgen kunt ge dat, morgen, maar nu niets meer! Hoor je? Nu zwijgen!"

Zij reden naar de zitting, en alle menschen, die Lewin daar zag,kwamen hem goed en beminnelijk voor. Maar de zitting was reedsom negen uur geeindigd en derhalve zocht Lewin, om den tijd maardoor te komen, nog eenigen zijner vrienden op, zoodat het twee uurin don nacht was geworden, toen hij in zijn hotel terugkwam. Hijverschrok bij de gedachte, dat hij nu, met zijn ongeduld alleen,nog tien uren moest wachten. De huisknecht, die den nachtdienst had,stak voor hem het licht op en wilde weer gaan maar Lewin hield hemterug. Deze huisknecht Gregoor op wien Lewin vroeger niet gelet had,bewees nu een zeer verstandig en braaf en, wat de hoofdzaak was,een gevoelig mensch te zijn, even als heden alle andere menschen waren.

"Valt het je niet zwaar, dat je niet moogt slapen, Gregoor?"

"Wat zal men doen? Dat brengt de dienst zoo mede. In een privaat huisis het gemakkelijker, maar hier verdien ik meer."

Het bleek, dat Gregoor familie had, drie zoons en een dochter, dienaaister was en binnen kort met een zadelmakersknecht zou trouwen.

Dit gaf Lewin gelegenheid aan Gregorius zijn gevoelen mede te deelen,dat in den echt de liefde de hoofdzaak is; want met deze zou menaltijd gelukkig zijn, daar men dan het geluk in zich zelf droeg.

Gregorius luisterde oplettend naar Lewins betoog en maakte om het tebevestigen de voor Lewin verrassende opmerking, dat hij vroeger bijgoede heeren gediend had, en ook nu was hij met zijn meester tevreden,hoewel deze een Franschman was.

"Een buitengewoon goed mensch," dacht Lewin.

"Nu, en jij, Gregoor, toen jij trouwde, heb je toen je vrouw liefgehad?"

"Hoe zou ik ze niet lief gehad hebben?" antwoordde Gregoor.

Op dit oogenblik klonk de bel en Gregoor snelde heen.

Page 221: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Lewin had den geheelen dag bijna niets gebruikt, maar hij dacht aangeen avondeten. Hij had den geheelen nacht niet geslapen en tochdacht hij ook nu aan geen slaap. Het was koel in de kamer en evenweldrukte hem de warmte. Hij opende de beide ventilators in het vensteren ging daartegenover aan de tafel zitten. Achter een besneeuwd dakzag hij een bouwvallig kruis uitsteken en daarboven den driehoek vanden Wagen en de zacht glanzende Capella. Hij staarde nu op het kruis,dan naar de ster, ademde de koude binnendringende winterlucht inen ging voort zich, als in den droom, met de opdagende beelden enherinneringen bezig te houden.

Ten zeven ure verschenen de knechts om te boenen, er werd voor de misgeluid, en Lewin bemerkte, dat hij koud werd. Hij sloot de vensters,trok zijn pels aan en ging de straat op.

X.

Op de straten was het nog geheel ledig, Lewin ging tot aan het huisder Tscherbatzky's. De inrijpoort was nog gesloten en alles sliep. Hijging naar het hotel terug, in zijn kamer en bestelde de koffie. Hijbeproefde te drinken en een kalatsch er bij te eten, maar dit laatstewilde niet gelukken. Hij trok zijn overjas aan en ging weer naarbuiten. Hij wandelde door de straten, terwijl hij elk oogenblik naarde klok zag en blijmoedig naar alle zijden in het rond keek.

Veel van hetgeen hij daarbij opmerkte, had hij vroeger nietgezien. Hoofdzakelijk de schoolkinderen, de grijze duiven, die van dedaken op het plaveisel nedervlogen, de met meel bestrooide saiki's (eensoort boterkoeken), dien een onzichtbare hand voor het uitstalvensterschoof--dit alles maakte indruk op hem. Deze saiki, twee schoolknapenen de duiven waren voor hem bekoorlijke voorwerpen. Een der knapenliep achter de duiven en keek Lewin lachend aan, de duiven klaptenmet de vleugels en vlogen weg, in de lucht zweefden enkele kleinesneeuwvlokjes, die glinsterden in de zon en uit de vensters stroomdede geur van verschgebakken brood. Alles was zoo schoon, dat Lewinbijna van blijdschap lachte en weende.

Zoo had hij een geruimen tijd de straten doorgewandeld en eindelijkwas het twaalf uur geworden. Hij nam een droschke en reed naar deTscherbatzky's.

De portier wist alles reeds volkomen. Dat was aan den glimlach tebespeuren, waarmede hij zeide: "U is in lang niet bij ons geweest,Constantin Dimitritsch."

"Allen reeds opgestaan?"

"Kom u binnen!"

"Bij wien beveelt u, dat ik u aandien?" vroeg de bediende.

Deze bediende was nog een jonge, praatzieke vlasbaard, maar toch eenbest mensch, die alles ook goed begreep.

Page 222: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Bij den vorst--bij de vorstin--bij de prinses"--antwoordde Lewin.

De eerstvolgende persoon, die hij ontmoette, was mademoiselleLinon. Zij ging door de zaal en haar lokken en gezicht blonken. Hijwilde haar juist aanspreken, toen op dat oogenblik het geruisch vaneen kleed zich achter de deur liet hooren en mademoiselle Linonverdween uit zijn oogen. De blijde verwachting van zijn naderendgeluk doortrilde hem. Mademoiselle haastte zich weg te komen en liethem alleen. Nauwelijks was zij heengegaan, toen snelle, zeer snelleschreden op het parket werden gehoord en--zijn geluk, zijn leven, hetbeste deel van hem zelf naderde hem haastig, zeer haastig. Zij gingniet, zij vloog hem door een onzichtbare hand opgeheven te gemoet. Zijstond voor hem, hief haar armen op en sloot ze in elkander. Zoo snelzij kon, was zij naar hem toegeijld en gaf zich verheugd en schuchtergeheel aan hem over. Hij omhelsde haar en drukte zijn lippen op dehare, die zijn kus zochten.

Ook zij had den geheelen nacht niet geslapen en hem den geheelen langenmorgen verwacht. De ouders stemden volkomen toe en waren gelukkig inhaar geluk.

"Kom mee naar mama," zeide zij en greep zijn hand. Hij vermocht eengeheele poos niets te zeggen, niet omdat hij vreesde door woorden dediepte zijner gevoelens te kort te doen, maar veeleer, omdat telkens,als hij spreken wilde, tranen zijn stem verstikten. Hij greep haarhand en kuste ze.

"Is dit werkelijkheid?" vroeg hij met doffe stem. "Ik kan het in hetgeheel niet vatten, dat jij mij bemint!"

Zij lachte tevreden bij dit "jij" en over de schuchterheid, waarmedehij haar beschouwde.

"Ja!" zeide zij langzaam, vol beteekenis: "Ik ben zoo gelukkig."

Zonder zijn hand los te laten, ging zij met hem het salon binnen. Devorstin begon, toen zij haar zag, snel adem te halen, daarop teweenen en terstond weer te lachen; toen ijlde zij hem te gemoet,kuste hem en bevochtigde zijn wangen met tranen.

"Dus alles tot een goed einde! Ik verheug er mij over. Ik houd veelvan u!"

"Vlug gegaan!" zeide de oude vorst, trachtende onverschillig teschijnen; maar Lewin bemerkte, toen hij zich tot hem wendde, dat ookzijn oogen vochtig waren.

"Dat heb ik lang en nimmer iets anders dan dat gewenscht," zeide hij,Lewins hand grijpend: "Ook toen, toen deze dwaze...."

"Papa!" riep Kitty uit en hield hem den mond met haar hand dicht.

"Nu, dan zal ik niet ..." zeide hij; "ik verheug mij ... boven mate... ach, wat ben ik dom."

Hij omhelsde Kitty, kuste haar gelaat, haar hand en bekruiste haar.

Een nieuw gevoel van genegenheid voor dezen hem anders vreemden manwerd in Lewin opgewekt, toen hij zag, hoe teeder en lang Kitty zijn

Page 223: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

vleezige hand kuste.--

De vorstin was de eerste, die alles bij zijn naam noemde en hungedachten op de practische levensvragen vestigde. Dit kwam allen inhet eerste oogenblik recht zonderling en onaangenaam voor.

"Wanneer wilt ge de verloving ingezegend en afgekondigd hebben? Enlaat ons overleggen, wanneer de bruiloft kan gehouden worden. Watdunkt u, Alexander?"

"Dat moet hij bepalen," zeide de oude vorst en wees op Lewin. "Hijis daarbij de hoofdpersoon."

"Wanneer?" vroeg Lewin blozend; "als u mij vraagt, dan wensch ikvandaag het inzegenen en morgen de bruiloft."

"Nu, mijn lieve Lewin, dat is onzin."

"Nu, dan de volgende week."

"Hij is als waanzinnig!"

"Waarom toch?"

"Mijn lieve hemel!" zeide de moeder vroolijk lachend om zijn haast:"En het uitzet?"

"Moet er dan werkelijk een uitzet en al dat andere zijn?" dacht Lewinontsteld. "Waarom zou dat alles mijn geluk bederven?" Hij zag Kittyaan en zag dat de gedachte aan het uitzet haar niet het minst hadbeleedigd. "Dan moet het wel zoo zijn!" dacht hij.

Nadat de ouders hen hadden verlaten, naderde hij zijn bruid en greephaar hand. Hij was nu weer tot zich zelf gekomen en kon weer sprekenen hij moest haar zooveel zeggen. Maar hij zeide altijd iets anders,dan noodig was.

"Ik wist, dat het zoo zou komen. Ik waagde nooit te hopen, maarinnerlijk was ik er toch van overtuigd," zeide hij. "Ik geloof,dat het was voorbeschikt."

"En ik," zeide zij, "reeds toen...." Zij stokte, maar hem met haaroprechte oogen vastberaden aanziende, ging zij voort: "Ja toen reeds,toen ik mijn geluk van mij stiet, heb ik slechts u alleen lief gehad,maar ik was verblind. Ik moet het uitspreken: kunt ge dat vergeten?"

"Wellicht strekte het tot ons best. Ook gij moet mij veel vergeven. Ikmoet u zeggen...."

Hij was dadelijk besloten haar twee dingen te bekennen, namelijk dathij niet zoo zedelijk rein was als zij, en dat hij in godsdienstigopzicht niet geloovig was. Dat was onaangenaam, maar hij achtte hetzijn plicht haar zoowel het eene als het andere dadelijk te biechten.

Hun gesprek werd door mademoiselle Linon gestoord, die met eenoverdreven vriendelijke, maar ook hartelijke, lachende uitdrukking inhet gelaat, haar lievelingsleerlinge kwam gelukwenschen. Toen kwamen deaanverwanten en daarop begon die gelukkige en woelige drukte, waarvanLewin voor den dag der bruiloft niet weer bevrijd zou worden. Deze

Page 224: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

drukte verveelde hem somwijlen, maar het gevoel van zijn geluk werdbij hem steeds levendiger. Hij had gedacht, dat zijn verloving nietsgemeen zou hebben met die van anderen, maar eindelijk deed hij tochslechts hetzelfde, wat anderen deden.

"Maar nu zouden we bonbons kunnen eten," had mademoiselle Linon gezegd,en Lewin reed weg en ging bonbons koopen.

"Ik verheug me bizonder!" zeide een goede kennis. "Ik raad je aan debouquetten bij Fomin te koopen."

"Zoo? Is dat noodig?" En hij reed naar Fomin.

Zijn broeder zeide: "Gij moest zorgen wat voorraad van geld te hebben,omdat er vele uitgaven zullen komen, geschenken...."

"Wat? Zijn geschenken noodig?" En hij liep in een galop naar Fuda;en overal zag hij, dat men hem verwacht had, dat men zich verheugdeen hem voor den gelukkigsten mensch ter wereld hield.

Een gelijke ondervinding had ook Kitty. Toen gravin Nordston zicheens veroorloofd had aan te duiden, dat zij voor Kitty iets betersgewenscht had, wond zij zich zoo op en bewees haar zoo overtuigend,dat er in de wereld niets beters dan Lewin was, dat de gravin ditmoest toestemmen en in het vervolg in Kitty's tegenwoordigheid Lewinsteeds met een lachje der grootste ingenomenheid begroette.

De biecht, die hij Kitty beloofd had, was in dezen tijd een zeergewichtige gebeurtenis. Hij had met den ouden vorst raad genomen enmet instemming van dezen overhandigde hij Kitty zijn dagboek, waarinhij alles wat hem kwelde, had neergeschreven; hij had het geheelmet het oog op zijn toekomstige vrouw geschreven. Zoo als gezegd is,waren het vooral twee dingen, die hem drukten: zijn ongeloof en zijngemis van onschuld. De bekentenis van het eerste maakte niet veelindruk op haar; zij was godsdienstig, had nimmer aan de waarhedenvan den godsdienst getwijfeld, maar zijn ongeloof aan de waarde vande uitwendige instellingen der kerk trof haar niet, omdat zij zijnhart kende en daarin alles vond, wat zij wenschte, en dat zulk eengesteldheid des gemoeds ongeloof heette, was haar onverschillig. Maarom de andere bekentenis had zij bitter geweend.

Lewin had een zwaren inwendigen strijd gehad, voor hij haar zijndagboek overgaf. Maar er mocht tusschen hen geen geheim bestaan;dat het zulk een diepen indruk op haar maken konde, had hij nietvermoed. Toen hij eens op een avond uit den schouwburg kwam, zaghij een beschreid treurig gelaat vol droefheid, die hij haar hadveroorzaakt en niet weer goed kon maken; toen zag hij de klove, diezijn verleden van haar engelenreinheid scheidde, en hij was ontroerdover hetgeen hij gedaan had.

"Neem het, neem het weg dit hatelijk boek!" zeide zij, het voorhaar liggend beschreven boek van zich schuivend. "Waarom hebt gehet mij gegeven?--Maar neen, het is toch beter zoo," voegde zij eruit medelijden met de vertwijfeling, die uit zijn gelaat sprak, bij:"maar het is verschrikkelijk!"

Hij boog het hoofd en zweeg. Hij wist niets te zeggen.

"Ik heb het vergeven, maar het is afschuwelijk."

Page 225: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Zijn geluk was intusschen zoo groot, dat ook deze zijn schuldbekentenishet niet verder verstoorde, dan dat zij er een nieuwe schaduw aanverleende. Zij had hem zijn zonden vergeven; maar sedert achtte hijzich harer nog meer onwaardig, hij boog zich in zedelijk opzicht voorhaar nog dieper en schatte zijn overdiend geluk slechts nog hooger.

XI.

Toen Alexei Alexandrowitsch de kamer van zijn hotel binnentrad, reikteeen bediende hem twee telegrammen over. Het eene bevatte het bericht,dat Stremow benoemd was voor de betrekking, waarop Karenin zelf hadgerekend. Hij wierp het telegram neder, zijn gelaat kleurde zichrood en hij begon de kamer op en neer te gaan. "Quos vult perdereJupiter prius dementat...." zeide hij en bedoelde met "quos" juistdie personen, die Stremow voor die betrekking hadden benoemd. Hetveroorzaakte hem niet zoozeer verdriet, dat hij voorbijgegaan enmiskend was, maar het was hem onverklaarbaar, dat men niet hadingezien, dat juist Stremow, die zwetser en phrasenheld, minderdan ieder ander voor dat ambt geschikt was. "Hoe is het mogelijk,dat zij niet begrijpen, hoe zij door deze benoeming hun prestige tegronde richten?"

Nog iets bitters van dezen aard zeide hij bij zich zelf, terwijl hijhet andere telegram opende. Het kwam van zijn vrouw. De onderteekening"Anna" viel hem het eerst in het oog.

"Ik sterf. Ik smeek en bezweer u te komen. Met uw vergiffenis sterfik geruster."

"Zou dat een listig bedrog zijn?" Dit scheen hem eerstbuiten twijfel. Maar haar bevalling was op handen. "Wellichtkraamvrouwenkoorts. Maar wat is haar doel? Dat ik het kind zalerkennen? Dat ik mij compromitteer en de scheiding verijdeldwordt?" dacht hij. "Maar er staat: "Ik sterf...." Hij las de woordennog eenmaal over en plotseling maakte hun zin een diepen indruk op hem.

"En als het nu toch eens waarheid was, als zij onder den indruk harersmarten en de nabijheid van den dood eens oprecht berouw had en ik was,omdat ik een list vermoedde, niet gekomen.... Dat zou niet alleengevoelloos zijn en door ieder veroordeeld worden, maar het zou ookdom van mij zijn. Peter! laat het rijtuig niet weggaan. Ik vertrekdadelijk naar Petersburg!" zeide hij tot zijn bediende.

Zijn besluit was genomen, om naar Petersburg te gaan en er zijnvrouw te zien. Was haar ziekte slechts een voorwendsel, dan zou hijzwijgen en terstond weer afreizen. Was zij werkelijk den dood nabijen verlangde zij daarom naar hem, dan zou hij haar vergeven, als hijhaar nog levend vond, haar de laatste eer bewijzen, als hij reeds telaat kwam.

Met een gevoel van afmatting en onfrischheid, dat men altijd vaneen in een wagen doorgebrachten nacht medebrengt, kwam Karenin in dedroschke, die hem van het station de stad inbracht, voor zijn woning

Page 226: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

aan. De portier opende de deur, nog voor Karenin gescheld had. Petrow,de portier, zag er wonderlijk uit; hij droeg een ouden jas, geenhalsdoek, en liep op pantoffels!

"Hoe gaat het met de barina?"

"Goddank! gisteren gelukkig bevallen."

Alexei Alexandrowitsch bleef staan en verbleekte. Het werd hemplotseling duidelijk, hoezeer hij op haar dood had gehoopt.

"En hoe bevindt zich de barina?"

Karnej kwam met een morgensloofje voor de trap afloopen.

"Zeer erg! Gisteren is consult gehouden en op dit oogenblik is erde dokter."

"Neem mijn goed!" zeide Karenin. Bij het bericht, dat er nog uitzichtop haar dood bestond, gevoelde hij een soort van verlichting en gingde voorkamer binnen.

Aan den standaard hing een officiersmantel. Karenin bemerkte hemdadelijk en vroeg: "Wie is daar binnen?"

"De dokter, de baker en graaf Wronsky."

"Ik wil alles verdragen, als het maar een einde neemt," dacht Kareninen ging door naar de binnenkamers. In het salon was niemand. UitAnna's kamer kwam op het geluid zijner schreden de baker met eenmuts met lila linten op te voorschijn. Met de gemeenzaamheid, diede nabijheid van den dood verleent, ging zij op den huisheer toe,nam zijn hand en leidde hem het kabinet binnen.

"Goddank, dat u er is! Zij spreekt altijd van u."

"Breng toch dadelijk ijs," hoorde hij in de slaapkamer den dokter opbevelenden toon zeggen.

Aan Anna's schrijftafel zat Wronsky op een lagen stoel; hij hadhet gelaat met de handen bedekt en weende. Toen hij de stem van dendokter hoorde, sprong hij op, nam de handen van voor het diep verslagengelaat en zag Alexei Alexandrowitsch voor zich. Hij werd zoo verlegen,dat hij zich weer nederzette en het hoofd voorover boog, alsof hijgaarne zou verdwijnen. Maar spoedig herstelde hij zich en zeide:"Zij sterft. De dokters geven geen hoop. Ik ben in uw macht, maarsta mij toe hier te blijven.... Overigens zooals u zult bevelen...."

Toen Alexandrowitsch Wronsky's tranen zag, overviel hem weer dieontroering, die het lijden van anderen steeds bij hem verwekte;hij wendde zijn gelaat af en ging haastig naar de deur der slaapkamer.

Uit deze werd nu Anna's stem gehoord. Deze klonk blijmoedig en zijsprak duidelijk en met nadruk. Alexei Alexandrowitsch kwam aan haarbed. Zij lag daar met het gelaat naar hem toegekeerd. Haar wangengloeiden, haar oogen schitterden, haar kleine witte handen kwamenuit de kanten van haar nachtgewaad te voorschijn en speelden met dedeken. Zij scheen niet slechts gezond en opgewekt, maar ook in debeste luim.

Page 227: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Want Alexei.... Ik meen Alexei Alexandrowitsch.... Welk eenverschrikkelijk, zonderling toeval, dat zij beiden Alexei heeten,niet waar?... Alexei zal niet weigeren; hij zal niet vergeten, dathij mij heeft vergeven. Waarom komt hij niet? Hij is goed, hij weetzelf niet, hoe goed hij is. Ach, mijn God, welk lijden! Geef mijwat water! Ach, dat zal haar, mijn klein meisje, geen goed doen! Nu,geef haar een minne, het is zelfs beter zoo. Als hij komt, zal hethem genoegen doen haar te zien. Neem ze weg...."

"Alexei Alexandrowitsch is al gekomen. Hier staat hij," zeide de bakeren beijverde zich Anna's aandacht op Karenin te vestigen. Maar dezezag hem voorbij.

"Ach, onzin! Geef mij het meisje, geef het mij. Hij is nog nietgekomen. Zij zeggen dat maar, omdat zij denken, dat hij niet zalvergeven; maar zij kennen hem niet. Niemand kent hem. Ik alleen, enmij is dat ook moeilijk gevallen. Men moet zijn oogen zien. Sereschaheeft geheel dezelfde en daarom kan ik ze niet aanzien. Heeft Sereschate eten gekregen? Serescha moet naar de hoekkamer verhuizen en menmoet Marietta verzoeken, dat zij bij hem slaapt ..."

Plotseling kromp zij ineen, werd stil en verschrikt en als totverdediging hief zij de handen beschermend naar haar gelaat op alsofzij vreesde, dat iemand haar slaan zoude. Zij had haar echtgenoot inhet oog gekregen.

"Neen, neen," begon zij weer, "voor hem ben ik niet bang; ik ben bangvoor den dood. Kom hier, Alexei. Ik moet mij haasten, want ik hebgeen tijd. Er blijft mij niet veel tijd om te leven over; de koortszal dadelijk terugkomen, en dan begrijp ik niets. Nu begrijp en zieik alles."

Karenins gelaat had een diep smartelijke uitdrukking aangenomen. Hijgreep haar hand en wilde spreken, maar kon niet. Zijn kin beefde, maarhij bestreed deze opwelling en vermeed haar aan te zien. Doch steeds,zoodra zijn blik haar trof, zag hij haar oogen op hem gericht met zulkeen roerende, teedere innigheid, als hij nooit bij haar gezien had.

"Wacht, gij weet niet.... Wacht toch, wacht...."

Zij verzamelde haar gedachten: "Ja," begon zij toen weder: "Ja,ja! Verwonder u niet over mij. Ik ben dezelfde ... Maar in mij ziteen andere, die ik vrees ... En die heeft gindschen liefgekregen enwilde u haten, maar ik kon u niet vergeten, die vroeger waart. Dieandere ben ik niet. Nu ben ik de rechte. En nu sterf ik, ik weet, datik sterven zal; vraag het hem. En nu voel ik ook het gewicht aan mijnhanden, voeten en vingers. De vingers zijn zoo groot--kolossaal! Maardat eindigt spoedig ... Slechts eene zaak behoef ik nog. Gij moet mijvergeven, volkomen vergeven. Ik ben zeer slecht, maar de verpleegsterheeft mij verhaald van de heilige zondares, hoe heet zij ook? diewas nog slechter geweest. En dan ga ik naar Rome, daar is een grootewoestijn, daar zal ik niemand hinderen, en neem Serescha en hetkleine meisje mede ... Neen, ik weet, gij kunt mij niet vergeven,zoo iets kan men niet vergeven ... Neen, neen, ga heen! Gij zijtte goed!"--Met een harer gloeiende handen hield zij zijn hand vast,met de andere stiet zij hem van zich.

Karenins ontroering werd hoe langer hoe grooter, zoodat hij eindelijk

Page 228: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

ophield daartegen te strijden. Een eigenaardige zielstoestand maaktezich van hem meester; een blijde geestdrift voor liefde en christelijkevergeving zijner vijanden. Hij viel op de knieen, legde zijn hoofd ophaar arm, die door haar kleeding heen als vuur gloeide, en snikte alseen kind. Zij omvatte zijn reeds kaal wordend hoofd, drong zich nadernaar hem toe en hief, als in uitdagenden trots, haar boven naar boven.

"Daar is hij! Ik wist het immers wel! Nu vaartwel, vaart allen wel! Gijzijt weer hier? Waarom gaat gij niet?... Neem toch dezen pels weg!"

De dokter nam haar handen, legde ze voorzichtig op het kussen enbedekte haar schouders. Zij legde zich gewillig achterover en zagmet schitterende oogen voor zich uit.

"Vergeet niet, dat ik niets behoef als uw vergiffenis; meer verlangik niet.... Maar waarom komt hij niet?" vroeg zij en richtte haarblik naar Wronsky. "Kom hier, kom, geef hem de hand."

Wronsky ging naar het bed en bedekte zijn gelaat met de handen.

"Laat uw gezicht vrij--zie hem aan. Hij is een heilige!" zeidezij. "Laat toch uw gezicht vrij!" herhaalde zij geergerd. "AlexeiAlexandrowitsch, neem hem de handen van het gelaat. Ik wil hem zien."

Alexei Alexandrowitsch nam Wronsky's handen van diens gelaat. Smarten schaamte hadden het verschrikkelijk verwrongen.

"Geef hem de hand. Vergeef hem."

Karenin reikte hem de hand en kon de tranen niet weerhouden, die zijnoogen verduisterden.

"Goddank!" zeide zij: "Nu is alles in orde. Leg mij nog een weinig devoeten terecht. Zoo, zoo is het goed. Hoe smakeloos zijn deze bloemengeweven! Zij gelijken in 't geheel niet op vergeet-mij-nietjes!" sprakzij en liet haar blik over het vloerkleed gaan. "Mijn God! mijnGod! wanneer neemt dit een einde? Geef mij morphine, dokter, geefze mij. O mijn God, mijn God!" En van pijn krimpend woelde zij doorhet bed.

XII.

De dokters hadden Anna's ziekte voor een kraamvrouwenkoortsverklaard, die in honderd gevallen negen en negentig maal metden dood eindigde. Den geheelen dag lag zij in koorts, delirium ofbewusteloosheid. Tegen middernacht lag de zieke bewusteloos en bijnazonder dat men kon bespeuren, dat het hart nog sloeg. Men verwachtteelk oogenblik haar einde.

Wronsky was naar huis gereden, maar kwam vroeg in den morgen weer omnaar Anna's toestand te vernemen. Karenin ontmoette hem in de voorkameren zeide: "Blijf. Wellicht vraagt zij naar u." Daarop bracht hij zelfhem naar het boudoir zijner vrouw.

Page 229: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Tegen den morgen begon zij weer zeer opgewonden te worden, haargedachten en woorden overstroomden elkander en dan zonk zij weerin bewusteloosheid terug. Den derden dag herhaalden zich dezelfdeverschijnselen, en de dokters verklaarden nu, dat er hoop op herstelbestond.

Dien dag kwam Alexei Alexandrowitsch in Anna's boudoir, trad op Wronskytoe en na de deur gesloten te hebben ging hij tegenover hem zitten.

"Alexei Alexandrowitsch," zeide Wronsky, die zag, dat hetnu tot een verklaring zou komen, "ik kan niet spreken en nietsbegrijpen. Verschoon mij. Hoe zwaar het u ook vallen mag, geloof mij,dat ik nog verschrikkelijker lijd."

Hij wilde opstaan. Maar Karenin greep zijn hand en zeide: "Wat ik ubidden mag, hoor mij aan. Het is noodzakelijk. Ik moet u de gevoelensverklaren, die mij nu leiden en die mij in de toekomst leiden zullen. Umoet ten mijnen opzichte niet in dwaling vervallen. U weet, dat ik totechtscheiding was besloten en deze zaak reeds had ingeleid. Ik wil uniet verbergen, dat ik wankelde en mij zeer kwelde; ik beken, dat ikdaarbij in de eerste plaats door den wensch geleid werd mij op u en ophaar te wreken." Hij zag Wronsky openhartig en welwillend aan. "Toenik dat telegram ontving, ging ik met dezelfde gevoelens hierheen,ja ik wil nog meer zeggen: ik wenschte zelfs haar dood. Maar ..." Hijzweeg een oogenblik, overleggende, of hij hem al zijn gevoelens zouopenleggen of niet.--"Maar ik zag haar en heb haar vergeven. En dezaligheid van het vergeven heeft mij geopenbaard, wat mijn plichtis. Ik heb volkomen vergeven. Ik wil ook de andere wang toekeeren,ik wil ook den mantel laten aan hem, die mij den rok heeft ontnomenen ik wil slechts God bidden, dat Hij mij de zaligheid van vergiffenisschenken niet ontneemt."

Tranen stonden in zijn oogen. Hun aanhoudende glans trof Wronsky.

"Ziet u, dat is mijn toestand. U kan mij in het slijk treden, tot spotder wereld maken, maar ik kan haar niet verlaten en zal haar geen enkelwoord van verwijt toevoegen. Mijn plicht is mij nu duidelijk: ik moetaan haar zijde blijven. Als zij wenscht u te zien, zal ik het u latenweten, maar nu, dunkt mij, is het beter u verwijderd te houden...."

Hij stond op en kon van ontroering niet verder spreken. Ook Wronskystond op en zag hem in gebogen houding eenigszins schuin aan. Hijbegreep Karenins gevoelens niet. Maar hij besefte, dat in dienslevensbeschouwing iets hoogers, voor hem onbereikbaars was gelegen.

XIII.

Na dit gesprek met Karenin verliet Wronsky langs de achtertrapdiens huis. Buiten gekomen stond hij stil en kon zich nauwelijksvoorstellen, waar hij zich bevond en waarheen hij zich begevenwilde. Hij gevoelde zich beschaamd, vernederd, schuldig en van demogelijkheid beroofd deze vernedering van zich af te wijzen. Hij zagzich uit het spoor geworpen, waarin hij tot hiertoe zoo licht en veiligwas voortgereden. Alle gewoonten en regels van zijn leven, die hem tot

Page 230: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

nu toe zoo vast en onomstootelijk hadden geschenen, waren plotselingvalsch en ontoereikend gebleken. De bedrogen echtgenoot, die hem eenbeklagenswaardig wezen had geschenen, een toevallige en belachelijkeverstoring van zijn geluk, had zich plotseling, en wel door toedoenvan Anna zelf, tot een hoogte verheven, die achting afdwong, en dezeechtgenoot deed zich op deze hoogte niet kennen als kwaadwillig,valsch en belachelijk, maar als goed, eenvoudig en edelmoedig. Datgevoelde Wronsky. De rollen waren plotseling verwisseld. De man washooghartig in zijn ongeluk hij echter klein en nietig in zijn bedrog.

Maar dit bewustzijn van zijn eigen verachtelijkheid tegenover dien man,dien hij zoo ten onrechte had geminacht, maakte slechts het kleinstegedeelte van zijn leed uit. Hij gevoelde zich onuitsprekelijk ellendig,omdat hij gevoelde, dat zijn in den laatsten tijd schijnbaar afgekoeldehartstocht voor Anna thans, nu hij haar voor immer meende verloren tehebben, sterker dan te voren ontwaakte. Thans, nu hij in haar ziektehaar hart geheel had leeren kennen, geloofde hij haar vroeger nietrecht bemind te hebben. En nu, nu hij haar beminde, zooals zij bemindmoest worden, was hij voor haar vernederd en had haar voor immerverloren. Het meest vernederend oogenblik was het voor hem geweest,toen Karenin zijn handen van zijn beschaamd gelaat had getrokken. Zoostond hij bij de trap als een verlorene en wist niet, wat te doen.

"Beveelt u een droschke?" vroeg de portier.

"Ja, een droschke!"

Toen hij te huis was gekomen, legde Wronsky zich, na drie slapeloozenachten, in zijn kleederen en met het gezicht naar beneden op desopha. Zijn hoofd was woest. De zonderlingste beelden, herinneringen engedachten wisselden met vreeselijke snelheid elkander af voor de oogenzijns geestes. Nu goot hij voor de zieke medicijn in den lepel en liethem overloopen, dan zag hij de witte handen der baker of de zonderlingestelling van Alexei Alexandrowitsch op den vloer voor het bed.

"Slapen en alles vergeten!" zeide hij bij zich zelf met het rustigvertrouwen van een gezond mensch, die, als hij vermoeid is, dadelijkinslaapt, en inderdaad, aanstonds warrelde in zijn hoofd alles dooreenen begon in den afgrond der bewusteloosheid te verzinken; de golvender vergetelheid sloegen reeds over hem te zamen, toen plotseling inhem als ware het een electrische ontploffing plaats greep. Hij krompverschrikt ineen en sprong op de knieen omhoog. Zijn oogen waren wijdgeopend, de zwaarte van het hoofd en de afmatting der leden warenplotseling verdwenen.

"Gij kunt mij in het slijk treden," hoorde hij Karenin zeggen enzag hem duidelijk voor zich, hij zag Anna's koortsig rood gelaat,haar schitterende oogen, die met teederheid en liefde niet hem, maarAlexei Alexandrowitsch aanzagen, hij zag zijn eigen ellendige houding,toen Karenin hem de handen voor het gelaat wegtrok.--Hij rekte zichuit, wierp zich weer als te voren op de sopha en sloot de oogen.

"Slapen, slapen!" zeide hij.

Doch met gesloten oogen zag hij nu Anna's gelaat nog duidelijker,maar zooals op dien gedenkwaardigen avond voor den wedren. Hij lagdaar en trachtte in te slapen; hij herhaalde halfluid eenige uit hunverband gerukte woorden uit de een of andere stelling, met den wenschdaardoor het ontstaan van andere voorstellingen te verhinderen, maar

Page 231: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

daarbij hoorde hij en luisterde naar een zonderling, geheimzinniggefluister en herhaalde de woorden: "Verstond niet te waardeeren,wist niet te genieten."

"Wat is dat? Word ik waanzinnig?" vroeg hij zichzelf. "Wellicht. Waardoor wordt men anders waanzinnig? Om welkereden anders schiet men zich dood?" antwoordde hij zich zelf. "Neen,ik moet inslapen."

Hij rukte het kussen terecht en drukte er het voorhoofd in, maarhet kostte hem inspanning slechts de oogen gesloten te houden. Hijsprong op en ging zitten. "Het is met mij voorbij," zeide hij. "Ikmoet overleggen, wat mij overblijft te doen."

Zijn gedachten doorvlogen zijn geheele leven, slechts niet den tijdzijner liefde voor Anna. Eerzucht ...? Serzuchowsky? De wereld? Hethof? Op niets van dit alles bleven zijn gedachten zich hechten. Datalles had vroeger een beteekenis voor hem, nu bestond het voor hemniet meer.

Hij stond van de sopha op, maakte zijn kleederen los, ontblootte zijnborst om vrijer te kunnen ademhalen en ging eenige malen zijn kamerop en neder.

"Zoo wordt men krankzinnig," herhaalde hij, "en zoo komt men er toezich dood te schieten ... om zich niet te schamen!" liet hij er zachtop volgen.

Hij ging naar de deur en sloot ze; toen ging hij met starren bliken de tanden op elkander geklemd naar de tafel, nam zijn revolver,onderzocht hem, laadde hem en dacht na.

"Het spreekt van zelf! Altijd dezelfde herinneringen aan een verlorengeluk, dezelfde ijdelheid van alles wat nu nog overblijft, steedshetzelfde vernederend bewustzijn.... Het spreekt van zelf!" hernamhij andermaal, en terwijl zich zijn gedachten in denzelfden kringbewogen, hief hij zijn revolver op en richtte hem tegen de linkerzijdevan zijn borst en haalde, met de geheele hand, alsof hij ze tot eenvuist wilde ballen, de haan over. Hij hoorde geen schot, maar eenhevige slag tegen zijn borst deed hem tuimelen; hij wilde zich aande tafel vasthouden, liet den revolver vallen en zat op den vloer,terwijl hij verwonderd rond zag. Hij herkende zijn kamer niet; hij zagden gebogen tafelpoot, de papiermand, het tijgervel.... De haastige,krakende schreden van zijn dienaar, die door het salon ging, dedenhem weer tot zich zelf komen. Hij spande zijn gedachten in en zag,dat hij op den vloer lag, hij zag bloed op het tijgervel en op zijnhand en begreep, dat hij op zich zelf geschoten had.

"Dom! ik heb slecht getroffen!" zeide hij en tastte met de hand naarhet wapen. Het lag naast hem. Hij zocht het verder af en zich daarbijter zijde keerend, verloor hij het evenwicht, viel neer en zijn bloedstroomde te voorschijn.

De elegante dienaar, die bij zijn kennissen altijd over zwakke zenuwengeklaagd had, verschrok, toen hij zijn heer in dien toestand op denvloer zag liggen, zoodanig, dat hij hem liet bloeden en wegliep omhulp te halen.

Een uur later kwam Warja, de vrouw van Wronky's broeder, aangereden

Page 232: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

en met hulp van eenige haastig er bij geroepen dokters, legde zijden zwaar gewonde op zijn bed en bleef bij hem om hem te verplegen.

XIV.

Toen Karenin zich op het wederzien zijner vrouw had voorbereid, hadhij een fout begaan. Hij had niet op de mogelijkheid gerekend, dathaar berouw oprecht kon zijn, dat hij haar vergeven en dat zij nietsterven zou. Deze fout erkende hij twee maanden na zijn terugkomstvan Moskou in haar volle beteekenis. De reden was, dat hij voor dezelaatste ontmoeting zijner vrouw zijn eigen gevoel niet kende. Aanhaar ziekbed had hij voor de eerste maal in zijn leven geheel aan datgevoel toegegeven, gedreven zoowel door het medelijden, dat andererlijden steeds bij hem verwekte en waarvoor hij zich steeds als vooreen dwaze zwakheid geschaamd had--als door berouw, dat hij op haardood had gehoopt, en eindelijk niet het minst door de zaligheid vanhet vergeven, waardoor hij plotseling zijn leed verzacht gevoelde enin zijn hart een vrede en geluk inkeerde, zooals hij te voren nietgekend had.

Hij had zijn vrouw vergeven, beminde haar en had medelijden met haarom haar lijden en om haar berouw; hij had Wronsky vergeven en hadmedelijden met hem, toen hij zijn wanhopige daad vernam. Ook zijnoudsten zoon beminde hij nu meer dan vroeger, maar het meest het kleinemeisje. Eerst bemoeide hij zich uit medelijden met het pasgeborenzwakke kind, dat het zijne niet was en gedurende de ziekte der moederzeer verwaarloosd zou zijn geworden, als hij het zich niet aangetrokkenhad, en nu bemerkte hij dat hij het had liefgekregen. Eenige malendaags begaf hij zich naar de kinderkamer, de baker en de kindermeid,die hem eerst vreesden, hadden zich aan hem gewend, en geruimen tijdkon hij het kleine roodgele gezichtje beschouwen.

Maar, hoe meer de tijd verliep, des te meer werd hij overtuigd, dat,hoe natuurlijk hem zelf ook zijn tegenwoordige toestand toescheen,men er wel voor zorgen zoude hem niet rustig daarin te latenblijven. Behalve de eigen, innerlijke zelfvoldoening bemerkte hijspoedig, dat er nog een andere, grover en sterker macht was, die zijnlot bestuurde en dat deze hem de ootmoedige zielerust, die hij zocht,niet gunnen zoude. Hij besefte, dat allen hem vragend en verbaasdaanzagen, omdat zij hem niet begrepen, en dat zij de een of anderehandeling van hem verwachtten. Maar vooral besefte hij het onware enonnatuurlijke van zijn verhouding tot zijn vrouw.

Toen de weekhartigheid, die het naderen van Anna's dood had verwekt,verdwenen was, bemerkte Alexei Alexandrowitsch, dat zij hem schuwde,dat hij haar lastig was en dat zij hem niet in de oogen kon zien. Alsofzij hem iets zeggen wilde, waartoe zij niet vermocht te besluiten enalsof zij vermoedde, dat hun tegenwoordige verhouding zoo niet konvoortduren, verwachtte ook zij iets van hem.

Tegen het einde van Februari werd het jongste kind ziek, dat naar zijnmoeder "Anna" was gedoopt. Karenin was 's morgens vroegtijdig in dekinderkamer geweest en nadat hij had bevolen om den dokter te zenden,was hij naar het ministerie gegaan. Eerst om vier uur keerde hij naar

Page 233: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

huis terug. In de voorkamer trof hij een opgeschikten bediende aanmet gouden tressen en een kraag van berenvel, die over een wittenmet Amerikaansch hondevel gevoerden mantel lag.

"Wie is daar?" vroeg Karenin.

"Vorstin Elizabeth Fedorowna Twerskaja." antwoordde de bediende meteen snert van glimlach, die Karenin niet beviel.

Het bezoek der vorstin, van wie hij volstrekt niet hield, was hemonaangenaam en hij begaf zich daarom naar de kamers der kinderen.

In de eerste kamer lag Serescha over de tafel gebogen en teekende ondervroolijk gebabbel. De Engelsche gouvernante, die met een handwerkjenaast hem zat, stond bij Karenins binnentreden op.

Alexei Alexandrowitsch streek met de hand over het haar van zijn zoonen vroeg, wat de dokter van de kleine baby gezegd had.

"De dokter zegt, dat het niets gevaarlijks is en heeft alleen badenvoorgeschreven, sir."

"Ja, maar haar scheelt toch wat," en hij luisterde naar het krijtenvan het kind in de aangrenzende kamer.

"Ik geloof, dat de minne niet deugt," zeide de Engelsche beslist.

"Waarom denkt u dat?" vroeg hij en bleef staan.

"Zij is ook bij gravin Pohl geweest, sir. Men dokterde steeds methet kind, en eindelijk bleek het, dat de minne geen voedsel had."

Karenin dacht na. Toen ging hij de andere kamer in. Het kindlag achterover op de armen der minne, rekte zich uit en wilde deaangeboden borst niet nemen. Het schreide in weerwil van het sussender over haar gebogen minne.

"Gaat het nog steeds niet beter?" vroeg Alexei Alexandrowitsch.

"Zeer onrustig," antwoordde de kindermeid.

"Miss Edwards denkt, dat de minne geen voedsel genoeg heeft."

"Dat geloof ik ook, Alexei Alexandrowitsch."

"Waarom zeg je dat dan niet?"

"Wien zou ik het zeggen? Anna Arkadiewna is immers nog altijd ziek,"antwoordde de dienstmeid verdrietig.

Zij was een oude dienares des huizes. Alexei Alexandrowitsch meende inhaar eenvoudige woorden een toespeling op zijn toestand als echtgenootte vinden.--Het kindje schreide nog sterker; de meid nam het vande minne over en wiegde het, terwijl zij de kamer op en neer ging,in haar armen.

"De dokter moet de minne onderzoeken," zeide Alexei Alexandrowitsch.

De oogenschijnlijk gezonde en bloeiende minne, bevreesd dat zij

Page 234: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

ontslagen kon worden, mompelde iets, terwijl zij haar borst verbergde,en lachte verachtelijk over den twijfel aan haar overvloed vanmelk. Ook in dien lach zag Karenin een spotten met zijn toestand.

"Arm kind," zeide de dienstmeid, terwijl zij het al op en neer gaandetot rust zocht te brengen.

Alexei Alexandrowitsch nam plaats op een stoel en keek met deelnemendeuitdrukking toe. Toen het kind eindelijk in zijn wiegje gelegd en hetkussen door de meid terecht geschikt was, stond Alexei Alexandrowitschweder op en naderde, behoedzaam op de teenen gaande, de wieg; hij zaghet kind een poos zwijgend en met dezelfde uitdrukking van medelijdenaan, toen verhelderde zich zijn voorhoofd en hij verliet de kamer.

In de eetkamer gekomen, schelde hij en beval den dienaar, den dokterte halen. Hij ergerde zich over zijn vrouw, dat zij zich zoo weinig omhet kind bekommerde, en derhalve overwon hij zich en ging naar haarkamer. Terwijl hij over het dikke tapijt de deur naderde, werd hijzonder het te willen getuige van een gesprek, dat hij niet begeerdete hooren.

"Als hij niet ging vertrekken, kon ik uw weigering begrijpen. Overigensschijnt uw man immers boven dit alles verheven te zijn," hoorde hijvorstin Betsy zeggen.

"O, niet om mijn man, maar om mijns zelfs wil! Spreek zooniet!" antwoordde Anna's opgewonden stem.

"Maar ge moet toch zelf wenschen van een man afscheid te nemen,die zich om u wilde doodschieten."

"Juist daarom wil ik het niet...."

Alexei Alexandrowitsch bleef met verschrikt, schuldig gelaat staan enwilde weer terugkeeren. Maar hij bedacht, dat dit zijner niet waardigwas, en ging hoestend naar de slaapkamer. Het gesprek verstomde enhij trad binnen.

Anna zat met kortafgesneden haar op de chaise-longue. Zooals altijdbij den aanblik van haar echtgenoot, verdween de levendigheid uithaar gelaat; zij boog het hoofd en zag verlegen naar Betsy. Deze zatoverdreven modern gekleed, het lange, schrale figuur stijf opgericht,naast Anna; zij boog het hoofd en ontving Karenin met een ironischlachje.

"Ah," zeide zij als verrast; "het doet mij genoegen, u te huis tetreffen. U zelf komt nergens; sedert Anna's ziekte heb ik u niet meergezien. Ik heb gehoord.... Ja, u is een zeldzaam man!"

Zij sprak met beteekenisvolle vriendelijkheid, alsof zij hem wegenszijn verhouding tot zijn vrouw een orde der edelmoedigheid wildeschenken.

Karenin boog zich koel en, terwijl hij zijn vrouw de hand kuste,vroeg hij, hoe het haar ging.

"Ik geloof, dat ik beter ben," antwoordde zij en vermeed zijn blik.

"Maar het schijnt mij, alsof ge een koortsachtige kleur hebt." zeide

Page 235: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

hij, op het woord "koortsachtig" den nadruk leggend.

"Wij hebben te druk gepraat," zeide Betsy. "Ik zie in, dat hetzelfzuchtig van mij was en wil derhalve heengaan."

Zij stond op, maar Anna nam plotseling blozend, driftig haar hand:"Neen, wat ik u bidden mag, blijf nog. Ik wil u nog iets zeggen,--neenu!" wendde zij zich tot haar man en een donkerrood overstroomde haarhals en haar voorhoofd: "Ik kan en wil voor u geen geheimen hebben."

Alexei Alexandrowitsch knakte met de vingers en boog het hoofd.

"Betsy heeft mij gezegd, dat graaf Wronsky wenscht voor zijn vertreknaar Taschkent van ons afscheid te nemen." Zij zag haar man niet aanen haastte zich alles te zeggen, wat haar zoo zwaar viel. "Ik hebgeantwoord, dat ik hem niet kon ontvangen."

"Of liever, mijn beste, dat dit van Alexei Alexandrowitsch afhing,"verbeterde Betsy.

"Neen, ik kan hem niet ontvangen en het kan tot niets...." Zijbrak plotseling af en zag haar man vragend aan: "Met een woord:ik wil niet...."

Alexei Alexandrowitsch kwam nader en wilde haar hand vatten. Haareerste beweging was ze terug te trekken, maar zij beheerschte zichen drukte zijn vochtige hand vol gezwollen aderen.

"Ik dank u zeer voor uw vertrouwen." zeide hij half geergerd en halfverlegen, omdat hij datgene, wat hij anders zoo gemakkelijk had kunnenbeslissen, niet wist te beoordeelen in tegenwoordigheid der vorstin,die hem voorkwam als de personificatie van dat ruw geweld, dat zijnleven in de oogen der wereld de richting zou geven en hem verhinderdezich geheel aan de gevoelens van liefde en vergiffenis over te geven.

"Nu dan, adieu, melieve," zeide Betsy en stond op. Zij kuste Anna enverliet de kamer. Alexei Alexandrowitsch deed haar uitgeleide.

"Alexei Alexandrowitsch, ik ken u als een waarachtig edelmoedig man,"zeide zij, terwijl zij in het kleine salon bleef staan en zijn handvast drukte: "Ik ben u een vreemde, maar ik bemin en acht u zoozeer,dat ik mij een raadgeving veroorloof: Ontvang hem. Alexei Wronsky iseen man van eer en hij vertrekt naar Taschkent."

"Vorstin, ik ben u voor uw raad en deelneming dankbaar; maar de vraag,of zij hem ontvangen kan of niet, kan niemand uitmaken als zij zelf."

Hij zeide dit naar zijn gewoonte met waardigheid, maar dachtonmiddellijk daarna, dat, hoe zijn woorden ook zijn mochten, doorden toestand der dingen voor hem geen waardigheid meer bestond. Endatzelfde las hij in het bedwongen half spottend glimlachen, waarmedeBetsy, toen hij zweeg, hem aanstaarde.

XV.

Page 236: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Karenin boog zich voor vorstin Betsy en keerde naar zijn vrouwterug. Zij had zich nedergelegd, maar toen zij zijn schreden hoorde,richtte zij zich weer op en zag hem verschrikt aan. Hij bemerkte,dat zij geweend had.

"Ik ben je zeer dankbaar voor je vertrouwen," herhaalde hij zachtde woorden, die hij te voren in Betsy's tegenwoordigheid in hetFransch tot haar gesproken had; hij sprak Russisch en zeide gedurig"jij," en dit "jij" vertoornde Anna. "En ik dank je ook zeer voorje beslissing, want ook ik ben van oordeel, dat, als hij de stad wilverlaten, het voor graaf Wronsky volstrekt niet noodig is eerst bijons te komen. Overigens ..."

"Dat heb ik al gezegd, waarom dat dus te herhalen?" viel Anna hemmet een plotselinge geraaktheid, die zij niet kon overwinnen, inde rede. "Niet noodig!" dacht zij. "Voor een man, die afscheid wilnemen van de vrouw, die hij bemint, voor wie hij zich dooden wildeen zouder wie hij niet leven kan--niet noodig!"

Zij drukte de lippen opeen en zag met haar schitterende oogen op zijnmet gezwollen aderen bedekte handen neer, die hij in elkander wreef.

"Wij willen daar niet meer van spreken," liet zij er kalmer op volgen.

"Ik heb het u overgelaten deze vraag te beslissen en het verheugtmij te zien ..."

"Dat mijn wensch met den uwen overeenstemt," voltooide zij haastig,geergerd dat hij zoo langzaam sprak, waarbij zij toch al vooruit wist,wat hij zou zeggen.

"Ja," bevestigde hij, "en de vorstin mengt zich op ongepaste wijzein deze familiezaken. En zij nog wel ..."

"Ik geloof niets van hetgeen men van haar zegt," viel zij hem snelin de rede. "Ik weet slechts, dat zij mij oprecht lief heeft."

Karenin zuchtte en zweeg. Zij speelde opgewonden met de kwastenvan haar nachtkleed en zag hem aan met het kwellend gevoel van eenphysieken afkeer van hem, wegens welk gevoel zij zich wel beschuldigde,maar dat zij niet kon overwinnen. Zij had nu slechts een wensch:van zijn haar zoo hinderlijke tegenwoordigheid bevrijd te zijn.

"Ik heb juist om den dokter gezonden," zeide hij.

"Ik ben gezond. Waartoe heb ik een dokter noodig?"

"Neen, maar de kleine schreit, en men zegt, dat de minne te weinigvoedsel heeft."

"Waarom hebt gij mij niet toegestaan haar zelf te zoogen? Ik heb eru om gesmeekt! Maar dat is hetzelfde (Karenin begreep de beteekenisvan dit: "dat is hetzelfde",) het is een kind, dat in den weg is. Ikhad het zelf willen zoogen, maar men veroorloofde het niet en nu doetmen mij verwijten."

"Ik doe geen verwijten."

Page 237: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Ja wel, u doet mij verwijten. Mijn God, waarom ben ik nietgestorven?" En zij begon te snikken, uitroepende: "vergeef mij,ik ben zenuwachtig, ik ben onrechtvaardig! Maar ga nu...."

"Neen, dat kan zoo niet blijven," zeide Karenin vastbesloten bijzich zelf, toen hij van het bed zijner vrouw in zijn kabinet wasteruggekeerd. Nog nimmer was hem de onhoudbaarheid zijner positiein de oogen der wereld, de afkeer zijner vrouw van hem en bovenaldie macht, die geheime, ruwe macht, die, in strijd met zijn eigenwenschen, een verandering in zijn echtelijke verhoudingen gebood, zooverschrikkelijk duidelijk geworden als dezen dag. En hij gevoelde zichmachteloos. Hij wist vooruit, dat allen tegen hem waren en dat zijdatgene, wat hem als het natuurlijkste en plichtmatigste toescheen,niet toelaten, maar hem dwingen zouden datgene te doen, wat hij nietwilde, wat hij voor onrechtmatig, zij echter voor rechtmatig hielden.

XVI.

Betsy had Karenins zaal nog niet verlaten, toen Stipan ArkadiewitschOblonsky, die juist van Elissew kwam, waar versche oesters waren,haar in de deur ontmoette.

"Ah, vorstin, dat is wel een aangename ontmoeting!" zeide hij. "Ikkom van uw woning."

"Een korte ontmoeting, want ik wil juist wegrijden," antwoordde Betsyen trok haar handschoenen aan.

"Wacht met het aantrekken van uw handschoenen, vorstin, tot ik uwhandje gekust heb. Ik ben, wat de invoering van verouderde modesbetreft, voor niets meer dankbaar dan voor den handkus!" Hij kusttehaar hand: "Wanneer zullen we elkander weerzien?"

"Ge zijt dien niet waard," antwoordde zij lachend.

"Pardon, ik ben dien zeer waard, want ik ben nu de ernstigste menschvan de wereld geworden. Niet slechts voor mijn eigen, ook voor andererfamiliebelangen zorg ik," zeide hij met een ernstig gezicht.

"Ach, dat verheugt mij zeer," antwoordde Betsy, die dadelijk begreep,dat hij van Anna sprak. En met hem in de zaal terugkeerend, namen zijplaats in een hoek.--"Hij brengt haar nog om het leven," zeide zijfluisterend en veelbeteekenend. "Het is ondragelijk, ondragelijk ..."

"Het verheugt mij bij u deze deelneming te vinden," zeide Stipan enschudde het hoofd met een ernstige, treurige uitdrukking: "In diezaak ligt ook de reden mijner aanwezigheid hier in Petersburg."

"De geheele stad spreekt er van," antwoordde zij. "Het is eenondragelijke toestand. Zij vergaat er onder. Hij begrijpt niet, datzij een vrouw is, die met haar gevoelens geen scherts drijft. Slechtseen van beide is mogelijk: zij ontvluchten, of hij moet zich van haarlaten scheiden. Maar zoo gaat zij te gronde."

Page 238: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Ja, ja, zoo is het!" zeide Oblonsky met een zwaren zucht. "Deswegeben ik ook gekomen, dat wil zeggen, eigenlijk niet deswege.... Menheeft mij tot kamerheer benoemd, en ik moest hiervoor mijn dank gaanbetuigen. Maar bij deze gelegenheid hoop ik ook dit te arrangeeren."

"Nu, God moge u helpen!" wenschte Betsy.

Hij deed de vorstin uitgeleide tot in den gang en nadat hij haar denpols had gekust en haar zooveel dubbelzinnigen onzin had voorgebabbeld,dat zij niet wist, of zij daarvoor lachen of zich ergeren moest, ginghij naar zijn zuster. Hij vond haar badend in tranen. In weerwil vanzijne uitgelaten stemming, viel hij toch dadelijk in den deelnemenden,ietwat poetischen toon, die bij haar gemoedstoestand paste. Hij vroegeerst, hoe het haar ging en hoe zij den morgen had doorgebracht.

"Zeer, zeer slecht; niet slechts den morgen, den geheelen dag en alleverloopen en toekomende dagen."

"Het schijnt mij toe, dat ge u al te veel aan uw droefheidovergeeft. Men moet het hoofd opheffen, de wereld beschouwen zooalszij is. Ik weet, het is zwaar, maar ..."

"Ik heb wel eens gehoord, dat vrouwen haar mannen, die misdadig zijn,daarom nog te meer beminnen, maar ik haat hem om zijn deugden. Ik kanmet hem niet leven. Begrijp eens! Zijn aanblik reeds werkt physischop mij, ik geraak er door buiten mij zelf. Ik kan, ik kan niet methem leven. Wat zal ik doen? Ik was te voren al ongelukkig en dacht,dat men niet ongelukkiger zijn kon, maar deze troostelooze toestand,waarin ik mij nu bevind, kon ik mij niet voorstellen. Kun je gelooven,dat ik, in weerwil dat ik weet, dat hij een goed, uitstekend man isen ik niet waard ben hem te dienen, hem evenwel haat? Ja, hem juistdeswege, om zijn grootmoedigheid, haat? Er bluft mij niets meer over,dan...."

"De dood," wilde zij zeggen, maar Stipan liet haar niet uitspreken.

"Je bent ziek, opgewonden," zeide hij. "Geloof mij, jeoverdrijft vreeselijk. Wat is er dan zoo verschrikkelijk?" EnStipan lachte. Niemand anders in zijn plaats zou gewaagd hebbentegenover zulk een wanhoop te lachen; maar in zijn lach lag zooveelgoedhartigheid, dat hij niet beleedigde, maar zelfs de smart lenigde endeed bedaren. Zijn zachte, vertroostende woorden en zijn opgeruimdheidwerkten verzachtend als amandelolie. Ook Anna gevoelde dat.

"Neen Stiwa," zeide zij, ik ben verloren, neen, erger dan dat, nog nietverloren, want het einde is nog niet daar. Ik ben als een overspannensnaar, die springen moet, maar nog zoover niet is--en dat zal eenverschrikkelijk einde nemen ... ja, het zal ontzettend eindigen."

"Dat doet niets; men moet de snaar maar voorzichtig ontspannen. Eris geen enkele toestand, waaruit niet een uitweg is te vinden."

"Ik heb nagedacht en nagedacht, maar slechts een...."

Weder zag hij aan de droevig sombere uitdrukking van haar gelaat,dat naar haar inzien de eenige uitweg slechts de dood was, en hijliet haar weder niet uitspreken.

"Volstrekt niet," zeide hij. "Je kunt je eigen toestand niet zoo

Page 239: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

juist beoordeelen als ik. Veroorloof mij derhalve, dat ik oprechtmijn meening zeg." Weder lachte hij behoedzaam. "Ik wil met het beginaanvangen. Je hebt een man gehuwd, die twintig jaren ouder was. Jehebt hem zonder liefde gehuwd en wist niet wat liefde was. Dat wasverkeerd, nemen wij aan...."

"Een verschrikkelijke dwaling," zeide Anna.

"Maar ik moet herhalen, het is een niet weg te nemen daadzaak. Danhadt je het ongeluk, een ander dan je man te beminnen. Dat is eenongeluk, maar ook een beslist feit; en je man heeft dit erkend enheeft je vergeven."

Hij hield bij elken zin op, alsof hij haar tegenspraak verwachtte,maar zij antwoordde niets.

"Zoo is de zaak gelegen. Nu is de vraag: Kunt ge zoo met je manvoortleven? Wensch je dat? Wenscht _hij_ dat?"

"Ik weet niet, ik weet volstrekt niets!"

"Maar je hebt zelf gezegd, dat het je ondragelijk is!"

"Ik heb niets gezegd. Ik herroep dat. Ik weet en begrijp volstrektniets."

"Ja, maar--permitteer...."

"Je kunt dat niet begrijpen. Ik gevoel, dat ik rechtstreeks naar eenafgrond ga en er in zal storten, maar ik weet niet, hoe ik mij reddenzal.--Ik kan het niet."

"'t Doet niets af! Wij zullen je opvangen. Ik begrijp je volkomen,ook begrijp ik, dat je het niet over je verkrijgen kunt, je geheimstewenschen uit te spreken."

"Ik wensch niets, volstrekt niets ... als slechts, dat alles eeneinde neemt."

"Dat ziet en weet ook hij. En denk je, dat dit hem niet evenzeerneerdrukt als u? Jij kwelt je zelf en hij kwelt zich zelf! Wat moetdaaruit worden? Daarentegen lost een scheiding de geheele vraagop," zoo sprak hij nu blozend de hoofdgedachte uit en zag haar metbeteekenis aan.

Zij antwoordde niet en schudde slechts ontkennend het hoofd. Maar aande uitdrukking van haar gelaat, waarvan weder de vroegere schoonheidafstraalde, bespeurde hij, dat zij het slechts daarom niet wenschte,wijl het haar een onmogelijk geluk toescheen.

"Ik heb met je beiden diep medelijden en ik zou overgelukkig zijn, alsik dat kon arrangeeren," zeide Stipan nu nog koener lachend. "Stil! zegniets! Als het God maar behagen mocht, dat ik aan mijn gevoelenssteeds de juiste uitdrukking kon geven. Ik ga naar hem toe."

Anna zag hem met nadenkende, glanzende oogen aan en antwoordde niets.

Page 240: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

XVII.

Stipan Arkadiewitsch trad met hetzelfde eenigszins plechtig gezicht,waarmede hij zich in de gerechtszaal in zijn directorialen zetelplacht neder te zetten, Karenins kabinet binnen. Deze ging met dehanden op den rug op en neder en dacht er over na, wat Stipan welmet Anna bespreken mocht.

"Stoor ik je?" vroeg Stipan, dien bij den aanblik zijns zwagers eenhem anders onbekend gevoel van verlegenheid beving.

"Neen. Verlang je iets?" vroeg deze onvriendelijk.

"Ja, ik wilde.... Ik moet--ja, ik moet met je spreken," stameldeOblonsky, zelf over zijn ongewone schuchterheid verwonderd.

Dit gevoel had hem zoo onverwacht en eigenaardig overvallen, dathij het niet voor de stem van zijn geweten hield, dat hem zeide,dat hij een verkeerden stap ging doen. Hij vermande zich en bestreedzijn schuchterheid.

"Ik hoop, dat ge mij zult gelooven, dat ik mijn zuster lief heb enjegens haar de oprechtste achting en gehechtheid koester."

Alexei Alexandrowitsch bleef staan, maar antwoordde niets. Deuitdrukking van volkomen offervaardigheid op zijn gelaat maakte echterop Stipan Arkadiewitsch een diepen indruk.

"Ik was voornemens met je over mijn zuster en uw wederzijdscheverhouding te spreken," zeide hij, nog steeds niet geheel meesterover zijn verlegenheid.

Karenin lachte weemoedig, zag zijn zwager aan en zonder te antwoordenging hij naar de schrijftafel, nam een begonnen brief op en reiktedien Stipan over.

"Ik denk er onophoudelijk aan," zeide hij daarbij, "en ben reedsbegonnen het schriftelijk uiteen te zetten, omdat ik dacht, dat ditbeter was, want mijn tegenwoordigheid windt haar op."

Stipan nam verrast den brief aan, zag de matte oogen, die zooonafgewend op hem gericht waren, en begon te lezen: "Ik zie, dat mijntegenwoordigheid u lastig is. Hoe smartelijk het mij ook is daarvanovertuigd te zijn, zie ik toch, dat het zoo is en niet anders zijnkan. Ik wil u niet aanklagen, en God is mijn getuige, dat ik, toen ik uin uw ziekte zag, van ganscher harte besloten had al het tusschen onsvoorgevallene te vergeven en een nieuw leven te beginnen. Daar heb ikgeen berouw over en zal er ook geen berouw over hebben; maar ik zie,dat ik het daardoor beoogde doel, uw welzijn, het geluk uwer ziel,niet bereiken kan. Zeg mij nu zelf, wat u het geluk en de rust uwsharten kan wedergeven. Ik zal mij geheel aan uw wil en rechtsgevoelonderwerpen."

Stipan Arkadiewitsch gaf den brief terug en zag zijn zwagertwijfelachtig aan, daar hij niet wist, wat hij zeggen zou. Dit zwijgenwerd beiden zoo onbehagelijk, dat Stipans lippen begonnen te beven,terwijl zijn blik op Alexei Alexandrowitsch bleef hechten.

Page 241: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Dat is het, wat ik je zeggen wilde," sprak deze eindelijk en wenddezich af.

"Ja, ja," zeide Stipan, zonder in staat te zijn verder te spreken, wantde aandoening beklemde zijn keel. "Ja, ja, ik begrijp dat...." brachthij er eindelijk uit.

"Ik wensch slechts, haar wil te vernemen," zeide Alexei.

"Ik vrees, dat zij zelf geen klaar begrip van haar toestand heeft. Zijkan hier geen rechter zijn," antwoordde Stipan eindelijk weer zichzelf meester. "Zij gevoelt zich bedrukt, werkelijk bedrukt door jeedelmoedigheid. Als zij dezen brief ontvangt, zal zij de kracht niethebben iets te antwoorden.--Zij zal het hoofd nog meer laten hangen."

"Ja, maar wat dan te doen in dit geval? Hoe zal ik mijverklaren.... Hoe haar wil vernemen?"

"Als ge mij veroorlooft mijn meening te zeggen, dan geloof ik datdat van u afhangt; gij moet de noodige maatregelen nemen om aan dezentoestand een eind te maken...."

"Je meent dus, er moet een eind aan gemaakt worden?" viel Kareninhem in de rede. "Maar hoe? Ik zie geen uitweg."

"Uit elken toestand is een uitweg," zeide Stipan opstaande ennieuwen moed scheppende. "Er was een tijd, dat je dezen band wildetverbreken.... Als ge u nu overtuigd hebt, dat je wederzijds bijelkander je geluk niet kunt vinden...."

"Geluk kan zeer verschillend worden opgevat. Maar veronderstellen wij,dat ik tot alles bereid ben, dat ik voor mij zelf niets wil--welkenuitweg uit onzen toestand zie je dan?"

"Hoor dan mijn gevoelen," zeide Stipan met hetzelfde verzachtend,honingzoet lachje als te voren tot Anna; en dit goedhartig lachjewerkte zoo overtuigend, dat Karenin al zijn eigen hulpeloosheid begreepen, zich geheel aan hem onderwerpend, bereid was alles te gelooven,wat Stipan zeggen zou. "Zij zelf zal het nimmer uitspreken." ging dezevoort. "Maar slechts een ding is mogelijk dat zij wenschen kan, en datis, dat deze geheele verhouding en alle daarmede verbonden herinneringophouden. Ik bedoel, dat in ulieder toestand een zeer nauwkeurigebepaling uwer wederzijdsche verhoudingen noodzakelijk is. En dezekan slechts door de vrijheid van beide partijen verkregen worden...."

"Dat beteekent, door een echtscheiding," viel Alexei hem in de rede.

"Ja, ik meen de scheiding; ja, een scheiding," herhaalde Stipanblozend, "is in elk opzicht de verstandigste uitweg voor echtgenooten,die zoo met elkander staan, als gijlieden. Wat zou men anders doen,als men in het huwelijk bevindt, dat een samenleven onmogelijk is? Endit kan altijd gebeuren...."

Karenin zuchtte zwaar.

"Hier is maar dit eene te bedenken: of een der echtgenooten weertrouwen wil. Zoo niet, dan is alles zeer eenvoudig," ging Stipan voort,terwijl hij zich meer on meer van zijn bevangenheid losmaakte.

Page 242: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Karenin mompelde met opgewonden gelaat iets bij zich zelf, maarantwoordde niet. Alles, wat zijn zwager zoo eenvoudig voorkwam, hadhij zich zelf reeds zoo dikwijls gezegd. Maar dat was niet slechtsniet eenvoudig, maar volslagen onmogelijk. Een scheiding, waarvoorvolgens de wetten een reden bestaan moest, kwam hem nu onmogelijk voor,daar van de eene zijde het gevoel van eigenwaarde en achting voorden godsdienst niet veroorloofden de beschuldiging van gefingeerdeechtbreuk op zich zelf te nemen, en van den anderen kant kon hij nogminder toelaten, dat de vrouw, die hij beminde en die hij vergeven had,aangeklaagd en beschimpt werd. De wettige scheiding was onmogelijk,ook nog om andere gewichtige redenen.

"Wat zou er, ingeval van zulk een scheiding, van den zoon worden? Hembij de moeder laten was onmogelijk; want deze gescheiden moeder zouweldra haar eigen onwettige familie hebben, waaronder de positie enopvoeding van den stiefzoon zeer waarschijnlijk betreurenswaardigzijn zou. Hem echter bij zich houden? Hij wist, dat dit van zijn kantwraakneming zou zijn, en deze wilde hij niet. Maar het meest onmogelijkkwam hem de scheiding om den wil van Anna zelf voor. Dolly's woordte Moskou, dat hij bij een scheiding slechts aan zich zelf dacht endaarbij niet in aanmerking nam, dat hij er Anna door te gronde zourichten, was hem in de ziel gevallen. En dit woord, in verband metzijn onbaatzuchtige, vergevensgezinde stemming en met zijn liefdevoor de kinderen, verstond hij nu op zijn wijze. Zijne toestemmingtot scheiding beteekende voor hem zelf een ontzegging van het levenen van de kinderen, en voor haar, haar den laatsten steun op den wegvan het goede ontnemen en haar in het verderf storten. Gescheiden,zou zij zich, dat wist hij, met Wronsky vereenigen en deze verbinteniszou onwettig en misdadig zijn; want voor de echtbreukige vrouw bestaater naar de wetten der kerk geen huwelijk, zoolang de echtgenoot leeft.

"Zij zal zich met hem vereenigen en na een of twee jaren zal hijhaar weer verlaten of zij zal een nieuwe minnarij aanknoopen,"dacht Karenin. "En ik, omdat ik tot deze onwettige scheiding mijntoestemming heb gegeven, zal de schuld van haar verderf dragen."

Hij geloofde dus geen woord van hetgeen Stipan zeide, op alles hadhij vele tegenwerpingen, maar hij hoorde hem aan in het bewustzijn,dat zich in zijn woorden weder dat overmachtig ruw geweld deed hooren,dat zijn leven leidde en waarvoor hij eindelijk toch zou moeten bukken.

"De vraag is nu deze, op welke voorwaarden ge u over een scheidingwilt verstaan. Zij maakt op niets aanspraak en waagt niet u om ietste verzoeken, zij laat alles aan uwe edelmoedigheid over."

"Mijn God, mijn God! Waartoe dit?" dacht Alexei Alexandrowitsch,terwijl hij zich de details eener scheiding voorstelde, waarbij deman de schuld op zich nam, en met dezelfde beschaamde beweging, zooalsWronsky eens voor hem stond, hief hij zijn handen voor het gelaat.

"Je zijt opgewonden, dat begrijp ik. Maar als je het wel overlegt...."

"Als u iemand op de rechter wang slaat, keer hem ook de linker toe, enontneemt u iemand den rok, laat hem ook den mantel...." dacht AlexeiAlexandrowitsch: "Ja ja!" riep hij met zwakke, klagende stem uit:"Ik wil de schande op mij nemen en sta ook nog den zoon af; maar ... ofhet niet beter is het niet te doen ... Overigens, doe, wat ge wilt!"

Page 243: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

En terwijl hij zich van zijn zwager afwendde, opdat deze hem nietzien kon, ging hij op zijn stoel bij het venster zitten. Hij had eenbitter, beschamend gevoel; maar tusschen dit verdriet en deze schaamtemengde zich een inwendige blijde ontroering over de grootheid vanzijn ootmoed.

Ook Stipan was ontroerd en zweeg een poos. "Alexei Alexandrowitsch,geloof mij, zij zal uw edelmoedigheid weten te waardeeren. Maar hetis Gods wil," voegde hij er bij, doch nauwelijks had hij dit gezegd,of hij bedacht, dat het zeer afgezaagd en hier niet gepast was,en het kostte hem moeite een glimlach terug te houden.

Karenin wilde iets antwoorden, maar zijn ontroering belette het hem.

"Het is een fatale zaak, een ongeluk, dat moet men erkennen." sprakStipan. "Maar ik beschouw het als een onveranderlijke daadzaak,en ik zal trachten u en haar te helpen."

Toen hij de kamer verliet, was hij ontroerd, maar dat weerhield hemniet met het gevolg van zijn pogen tevreden te zijn, want hij wasovertuigd, dat zijn zwager zijn woord niet zou terugnemen. Bij dezevoldoening kwam nog een ander genoegen, want hij kreeg den inval,dat hij, als deze aangelegenheid zou zijn afgeloopen, zijn vrouw enzijn kennissen de vraag wilde voorleggen: "Welk onderscheid is ertusschen mij en een veldmaarschalk? De veldmaarschalk manoeuvreerten niemand is daarmede geholpen, en ook ik heb gemanoeuvreerd en driezijn er door geholpen; of beter: welke overeenkomst is er tusschen mijen een veldmaarschalk, als ...? Nu, ik zal het nog beter uitdenken,"zeide hij met een tevreden lachje.

XVIII.

Wronsky's verwonding was, al was het hart niet getroffen,gevaarlijk. Eenige dagen zweefde hij tusschen leven en dood. Toenhij voor de eerste maal weer tot bewustzijn kwam, bevond Warja zichalleen bij hem in de kamer.

"Warja," zeide hij en zag haar somber aan, "ik heb mij toevalliggewond; zoo moet gij tot allen zeggen en niet meer daarvan spreken. Hetis te dom!"

Zonder hem een antwoord te geven, boog Warja zich over hem heen enzag hem verheugd in het gelaat. Zijn oogen stonden helder en zonderteeken van koorts; maar zij hadden een sombere uitdrukking.

"Nu Goddank!" zeide zij, "hebt ge geen pijn meer?"

"Hier nog een weinig." Hij wees op zijn borst.

"Wacht een oogenblik; ik zal u verbinden."

Hij drukte zwijgend de breede kaken opeen en zag haar aan, terwijl zijhem verbond. Toen zij daarmede gereed was, zeide hij: "Ik phantaseerniet. Zorg er voor, dat men niets anders van mij zegt, dan dat ik

Page 244: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

mij toevallig verwond heb."

"Niemand spreekt daarover. Maar ik hoop, dat je niet weer toevalligop je zelf schieten zult."

"Ik zal het wel niet weer doen; maar beter was het!" En hij lachtesomber.

In weerwil van deze woorden en van dit lachen, waardoor Warja zeerverschrikt was, gevoelde hij toch, toen de ontsteking had opgehouden ende genezing begonnen was, dat hij zich van een deels zijns kommers hadontlast; alsof hij zich door deze daad van de schande en vernedering,die hem te voren drukten, rein gewasschen had. Hij kon nu weer metkalmte aan Alexei Alexandrowitsch denken; hij erkende diens grooteedelmoedigheid zonder zich daardoor vernederd te gevoelen. Buitendienkwam hij ook nu weer in het oude vaarvater zijns levens. Hij zag demogelijkheid om de menschen weder zonder gevoel van schaamte in deoogen te kunnen zien en kon zich weer door zijn voormalige gewoontenlaten leiden. Slechts een gevoel kon hij, ofschoon hij het voortdurendbestreed, niet uit zijn hart rukken: een aan wanhoop grenzend leedwezen_haar_ voor immer in het verderf te hebben gestort. Dat hij zich nu,nadat hij zijn schuld had gedelgd, geheel van haar losmaken en zichniet meer tusschen haar en haar echtgenoot dringen zou, stond bij hemvast; maar hij kon toch het leedwezen over haar verlies niet uit zijnhart rukken, hij kon de herinnering niet bannen aan de oogenblikkenvan geluk, die hij bij haar had genoten, die hij toen te weinig hadweten te waardeeren en die hem nu met hun bekoorlijkheid in zijnverbeelding vervolgden.

Serpuchowsky bewerkte voor hem een verplaatsing naar Taschkent enWronsky was zonder wankelen aanstonds bereid daaraan te voldoen. Maarhoe meer het oogenblik van vertrek naderde, des te zwaarder scheenhem het offer, dat hij meende aan zijn plicht te moeten brengen.

Zijn wond was genezen en hij ging reeds uit om de voorbereidselenvoor zijn vertrek te maken.

"Slechts eenmaal zou ik haar gaarne zien, dan zal ik mij gewillig inballingschap begraven en sterven," dacht hij en aan deze gedachtehad hij bij een zijner afscheidsbezoeken woorden gegeven. Met ditbericht was Betsy naar Anna gegaan en had hem haar afwijzend antwoordteruggebracht.

"Des te beter!" dacht Wronsky bij dit bericht; "het was slechts eenzwakheid, die mij mijn laatste krachten zou gekost hebben."

Den volgenden dag kwam Betsy bij hem en meldde hem, dat zijvan Oblonsky het bepaald bericht had ontvangen, dat Karenin zijntoestemming tot echtscheiding had gegeven. Hij zou haar derhalve nukunnen zien.

Zonder van Betsy afscheid te nemen, al zijn goede voornemens vergetend,zonder te vragen, of hij gelegen kwam of waar zich haar echtgenootbevond, ijlde hij naar Karenins huis. Hij stoof de trap op, op nietsof niemand acht slaande, en bijna galoppeerend snelde hij haar kamerbinnen. Zonder te bedenken en zonder er op te letten, of ook iemandanders tegenwoordig was, omhelsde hij haar en bedekte haar gelaat,haar hals en haar armen met kussen.

Page 245: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Anna had zich op dit wederzien voorbereid; zij had overlegd, hoe zijmet hem zou spreken, maar zijn onstuimige hartstocht sleepte haarmede, zoodat zij niets kon zeggen. Zij wilde hem en zich zelf totkalmte brengen, maar dat was nu te laat. Zijn opgewondenheid deeldezich ook aan haar mede, en haar lippen beefden zoo, dat zij nietvermocht te spreken.

"Ja, ge hebt mij veroverd en ik ben nu geheel de uwe!" zeide zijeindelijk en drukte zijn handen tegen haar borst.

"Zoo moest het komen!" antwoordde hij. "En zoo moet het blijven,zoolang wij leven. Nu weet ik dat!"

"Dat is waar!" zeide zij, terwijl zij allengs bleeker en bleeker werden intusschen zijn hoofd omvat hield. "Maar na al wat gebeurd is,blijft daarin toch iets ontzettends."

"Dat zal voorbijgaan!" zeide hij. "Alles zal voorbijgaan, en dan zullenwij gelukkig zijn! Onze liefde zal, zoo mogelijk, juist omdat daarbijwat ontzettends is, nog sterker worden," en hij hief het hoofd op enliet lachend zijn witte tanden zien.

En zij moest met een lachje het zijne beantwoorden, niet om zijnwoorden, maar om zijn verliefde oogen. Zij nam zijn hand en streeldedaarmede haar kort haar en koude wangen.

"Je bent met dat korte haar nauwelijks te herkennen. Je bent nogschooner geworden. Net een jongen. Maar wat ben je bleek."

"Ja, ik ben nog steeds zeer zwak," zeide zij lachend en weder beefdenhaar lippen.

"Wij gaan naar Italie; daar zult ge weer beter worden."

"Is het mogelijk, dat wij zullen zijn als man en vrouw? Ik met ualleen?" zeide zij en zag hem in de oogen.

"Ik zou niet weten, hoe het anders zijn kon."

"Stiwa heeft mij gezegd, dat--hij met alles instemde; maar ik kan zijnedelmoedigheid niet aannemen," zeide zij en zag nadenkend zijn gelaatvoorbij. "Ik dring op geen scheiding aan, mij is alles hetzelfde. Iklaat hem zelfs mijn zoon! Wat dunkt je?"

Hij begreep niet, hoe zij in dit eerste oogenblik van hun wederzienaan haar zoon en aan de scheiding denken kon. Alsof dat niet allesonverschillig was!

"Spreek daar niet van! Denk er niet aan," zeide hij en keerde haar handin de zijne om. Hij wilde haar opmerkzaamheid weer tot zich trekken,maar zij vermeed steeds hem aan te zien.

"Ach, waarom ben ik maar niet gestorven? Het ware beter geweest!" zeidezij en zonder dat zij snikte, vloeiden de tranen over haar wangen,maar zij deed moeite een opgeruimde uitdrukking aan haar gelaat tegeven om hem niet te bedroeven.

Volgens zijn vroegere levensopvatting zou het voor Wronsky beschamenden onmogelijk geweest zijn, zijn evenzoo met eer als met gevaar

Page 246: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

verbonden verplaatsing naar Taschkent af te wijzen; maar nu zag hij erzonder aarzelen af, en daar hij bemerkte, dat hooggeplaatste personendaarover ontevreden waren, verliet hij geheel den militairen dienst.

Een maand later bleef Alexei Alexandrowitsch in zijn woning alleenmet zijn zoon. Anna en Wronsky waren op weg naar het buitenland,zonder dat een scheiding, waarvan zij uitdrukkelijk had afgezien,had plaats gevonden.

XIX.

Vorstin Tscherbatzky achtte het onmogelijk het huwelijk te latenvoltrekken voor de groote vasten, en wel wegens den uitzet, waarvanvoor dien tijd, dat is binnen vijf weken, nauwelijks de helft gereedkon zijn. Zij moest echter toestemmen, dat men, indien men wachttetot Paschen, gevaar liep door een sterfgeval verhinderd te worden,want een oude tante van den vorst was gevaarlijk ziek. Men sloegdus een middelweg in door te besluiten, dat het huwelijk zou plaatshebben voor de vasten, maar dat men slechts een gedeelte van denuitzet onmiddellijk zou ontvangen en de rest na de bruiloft. Hetjonge paar was voornemens, dadelijk na de plechtigheid naar hetland te vertrekken en had dus niet veel noodig. De vorstin wasverontwaardigd Lewin onverschillig te zien voor al deze belangen;als altijd half dwaas, ging hij voort zijn geluk en zijn persoon tebeschouwen als het middelpunt, het eenige doel der schepping; om zijnzaken bekommerde hij zich niet, hij liet ze over aan de zorg zijnervrienden, overtuigd, dat zij alles ten beste zouden schikken. Zijnbroeder Sergej, Stipan Arkadiewitsch en de vorstin leidden hem geheel;hij vergenoegde zich met goed te keuren, wat men hem voorsloeg.

Zijn broeder leende het geld, dat hij noodig had; de vorstin raaddehem aan Moskou na de bruiloft te verlaten, Stipan Arkadiewitsch wasvan gevoelen, dat een reis in den vreemde gepast zou zijn. Hij stemdealles toe.

"Beveelt wat u goeddunkt," dacht hij, "ik ben gelukkig, en wat gijook beschikt, mijn geluk zal er niet meer of niet minder door zijn."

Maar toen hij Stipans idee aan Kitty mededeelde, hoorde hij metverwondering, dat zij dit ontwerp niet goedkeurde en dat zij voorde toekomst wel bepaalde plannen had. Zij wist, dat Lewin te huisop zijn goederen ernstige belangen had, en deze belangen, die zijniet begreep of trachtte te begrijpen, schenen haar zeer gewichtigte zijn; ook wenschte zij geen reis in het buitenland, maar gafer de voorkeur aan zich dadelijk in hun werkelijke woonplaats teinstalleeren. Deze zeer bepaalde beslissing verraste Lewin, en alsaltijd onverschillig voor de details, verzocht hij Stipan, met densmaak, die hem kenmerkte, het toezicht te houden over de verfraaiingvan zijn huis op Pokrowka. Dat was juist een kolfje naar zijn hand.

"A propos," zeide Stipan eens, nadat hij buiten alles had geregeld,"heb je het attest van de biecht?"

"Neen, waarom?"

Page 247: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Zonder dat kan men niet trouwen."

"Ai, Ai!" riep Lewin uit, "denk eens: in negen jaren heb ik nietgebiecht! Ik heb er zelfs niet aan gedacht!"

"Dat is wat moois," zeide Stipan lachend; "en jij bejegent mij als eennihilist! Maar dat kan zoo niet gaan. Je moet je godsdienstplichtenvervullen."

"Wanneer? Wij hebben maar vier dagen meer!"

Stipan schikte deze zaak gelijk de andere, en Lewin begon zijngodsdienstplichten te vervullen. Zelf ongeloovige, eerbiedigde hijtoch de overtuiging van anderen, en vond het hard tegenwoordig te zijnbij en deel te nemen aan godsdienstplechtigheden, waaraan hij nietgeloofde. In zijn teedere en sentimenteele gemoedsstemming, waarin hijnu verkeerde, was hem de dwang om te veinzen zeer hatelijk. Hoe! spelenmet heilige dingen, liegen, nu zijn hart zich had geopend, nu hij zichte midden van zijn volle glorie gevoelde! was dit mogelijk? Maar wathij deed om Stipan te dringen een middel te zoeken om een attest tebekomen zonder gedwongen biechten--deze bleef onverbiddelijk.

"Wat doet 't er toe? Twee dagen gaan spoedig voorbij en je hebt tedoen met een goedigen grijsaard, die je dezen tand wel zal trekkenzonder pijn."

Lewin deed onder de eerste mis, waarbij hij tegenwoordig was, zijnbest om zich de godsdienstige indrukken van zijn jeugd te herinneren,die tusschen de zestien en zeventien jaar bij hem zeer levendiggeweest waren, maar hij slaagde er niet in. Hij trachtte toen degodsdienstvormen te beschouwen als een oud gebruik, zonder zin,ongeveer als de gewoonte om visites te maken; dit gelukte hem evenmin,want, zooals de meesten zijner tijdgenooten, verkeerde hij in een vagentoestand ten opzichte van godsdienstige waarheden, en niet in staat omze te gelooven, was hij het evenmin om ze geheel te onderwerpen. Dezeverwarring van gevoelens veroorzaakte hem gedurende den tijd, die aanzijn devotie's gewijd was, eene beschamende verlegenheid; handelenzonder overtuigd te zijn, dit was--zoo riep hem zijn geweten toe--eenslechte, leugenachtige daad.

Om niet in lijnrechten strijd te zijn met zijn overtuiging, trachttehij eerst den een of anderen zin aan het kerkelijk ritueel toete kennen, maar bespeurende, dat hij kritiseerde in plaats van tebegrijpen, deed hij zich geweld aan om niet meer te hooren, ten eindezich over te geven aan de intieme gedachten, die zich gedurende zijnlange bezoeken in de kerk van hem meester maakten.--De mis, de vesperen de avondgebeden gingen op die wijze voorbij; den volgenden morgenstond hij vroeg op en kwam tegen acht uur nuchter in de kerk voor demorgengebeden en de biecht. De kerk was ledig; hij zag er niemand daneen soldaat, die bedelde, twee oude vrouwen en de hulpgeestelijken. Eenjong diaken kwam hem te gemoet; zijn lange, magere rug teekendezich door zijn dunnen priesterrok heen in twee scherpe helftenaf, hij naderde een tafeltje bij den muur en begon de gebeden telezen. Lewin bleef rechtop achter hem staan en hoorde hem op haastigentoon, met eentonige stem en afgebroken woorden lezen en telkens dewoorden herhalen: "Ontferm U over ons!" die als een nagalm klonken;hij trachtte zich te verzetten tegen het luisteren en beoordeelen,om niet gestoord te worden in zijn eigen aangename gedachten.

Page 248: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Welk een uitdrukking heeft zij in de handen," dacht hij, zich desoiree van den vorigen avond herinnerend, die hij met Kitty haddoorgebracht in een hoek van het salon bij een tafel. Hun gesprekwas niet van het minste belang; zij vermaakte zich met haar hand,die op de tafel leunde, te openen en te sluiten, terwijl zij lachteom deze kinderachtigheid. Hij herinnerde zich deze hand te hebbengekust en er de lijnen van te hebben beschouwd.

"Nog al _ontferm U over ons_," dacht Lewin het kruisteeken slaandeen buigende tot op den grond, terwijl hij de lenige bewegingen vanden voor hem staanden diaken gadesloeg, die zich ook nederboog.

"Vervolgens heeft zij mijn hand genomen en ze op haar beurtonderzocht. Je hebt een fameuse hand, heeft ze mij gezegd." Hijbeschouwde zijn hand, vervolgens die van den diaken met stompe vingers.

"Nu zal 't spoedig uit zijn. Neen, hij begint weer te bidden. Ja toch,hij buigt tot op de steenen; dat is het einde."

De diaken ontving een billet van drie roebel, dat ongemerkt inzijn mouw gleed, en verwijderde zich haastig en deed zijn nieuweschoenen klinken op de vloersteenen der ledige kerk; hij verdweenachter het altaar, na Lewin te hebben beloofd hem in te schrijvenvoor de biecht. Een oogenblik daarna kwam hij terug en gaf hem eenteeken. Lewin naderde het koor, beklom eenige treden, keerde rechtsom en zag den priester voor zich, een grijsaard van kleine gestaltemet een bijna witten baard, goedhartig en wat vermoeid van uitzicht,die bij den koorlessenaar stond en in het misboek bladerde. Na Lewineven gegroet te hebben, begon hij de gebeden te lezen, terwijl hij,aan het einde gekomen, zich tot aan den grond boog.

"Christus is onzichtbaar bij uw biecht tegenwoordig," zeide hij zichnaar Lewin keerend en wees op het crucifix. "Gelooft gij in alles,wat de heilige apostolische kerk ons leert?" ging hij voort, zijnhanden onder de stola kruisende.

"Ik heb getwijfeld, ik twijfel nog aan alles," zeide Lewin met eenstem, die hem zelf onaangenaam in de ooren klonk, en toen zweeg bij.

De priester wachtte eenige seconden, sloot de oogen en zeide zeer snel:

"Twijfelen is aan de zwakke menschheid eigen, wij moeten den Almachtigebidden, u te versterken. Welke zijn uw voornaamste zonden?"

De priester sprak in een adem door, alsof hij vreesde tijd teverliezen.

"Mijn voornaamste zonde is de twijfel, die mij niet wil verlaten;ik twijfel aan alles en bijna altijd."

"Twijfelen is de zwakke menschheid eigen," herhaalde de priester;"waaraan twijfelt gij hoofdzakelijk?"

"Aan alles. Ik twijfel somtijds zelfs aan Gods bestaan," antwoorddeLewin bijna in weerwil van zich zelf verschrikt door de ongepastheiddezer woorden. Maar zij schenen op den priester niet den indruk temaken, dien hij vreesde.

"Welke gronden van twijfel aan het bestaan van God hebt gij dan?" vroeg

Page 249: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

de priester met een schier onmerkbaren glimlach.

Lewin zweeg.

"Welken twijfel kunt gij hebben omtrent den Schepper, als gij Zijnwerken beschouwt? Wie heeft het hemelgewelf versierd met zijn sterren,de aarde getooid met al haar pracht. Hoe zouden al deze dingen bestaanzonder den Schepper?" En hij vestigde een ondervragenden blik op Lewin.

Lewin besefte de onmogelijkheid van een philosophische discussie meteen priester en antwoordde op de laatste vraag:

"Ik weet het niet."

"Gij weet het niet? Maar waarom twijfelt gij dan, dat God allesheeft geschapen?"

"Ik begrijp er niets van," antwoordde Lewin blozend, en gevoeldede ongerijmdheid der antwoorden, die in het tegenwoordig geval nietanders dan ongerijmd zijn konden.

"Bid tot God, neem uw toevlucht tot Hem; de kerkvaders zelf hebbengetwijfeld en God gesmeekt hun geloof te versterken. De duivel ismachtig en wij moeten hem wederstaan. Bid tot God, bid tot God,bid tot God," herhaalde de priester zeer snel.

Toen bewaarde hij een oogenblik het zwijgen, alsof hij nadacht.

"Gij zijt voornemens, zooals men mij gezegd heeft, een huwelijk tesluiten met de dochter van mijn parochiaan en geestelijken zoon,vorst Tscherbatzky?" liet hij met een glimlach volgen. "Dat is eenvoortreffelijk meisje."

"Ja," antwoordde Lewin blozend. "Wat heeft hij noodig zulke vragenbij de biecht te doen?" vroeg hij zich zelf.

De priester ging voort:

"Gij denkt aan het huwelijk, en God zal u misschien nakomelingengeven. Welke opvoeding zult gij uw kleine kinderen geven, als gijer niet toe komt de verzoekingen des duivels te overwinnen, die uaanspoort tot ongeloof? Indien gij uw kinderen lief hebt, dan zultgij niet slechts wenschen hun rijkdom, weelde en aanzien na te laten,maar als een goed vader zorgen voor het heil hunner ziel door hetlicht der waarheid,--is dat niet zoo? Wat zult gij antwoorden, alshet onschuldig kind u vraagt: Vader, wie heeft alles gemaakt, watmij bekoort op de aarde: het water, de bergen, de zon, de bloemenen planten? Zult gij het antwoorden: Ik weet het niet? Kunt gijontkennen, wat God in Zijn oneindige goedheid u heeft voor oogengesteld? En indien het kind u vraagt: Wat staat mij te wachten na dendood? Wat zult gij het zeggen, als gij niets weet? Hoe zult gij hetantwoorden? Zult gij het overgeven aan de verleiding der wereld endes duivels? Dat is niet goed," zeide hij het hoofd op zijde buigendom Lewin aan te zien met zijn goedige, zachte en bescheiden oogen.

"Gij gaat een phase van het leven in," vervolgde de priester, "waarinmen zijn richting moet kiezen en er zich aan houden. Bid God, dat Hij uhelpe en in Zijn barmhartigheid u ondersteune; en om te besluiten: OnzeHeer en God, Jezus Christus, zal u in Zijn genade voor de menschheid

Page 250: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

vergeven, mijn zoon...." En de priester, de formulen der absolutievoltooiend, gaf hem zijn zegen en liet hem gaan.

Lewin kwam dien dag verheugd in huis terug bij de gedachte, dat hijuit een valschen toestand was bevrijd zonder dat hij had behoeven teliegen. Hij droeg bovendien van het korte gesprek van den grijsaardden vagen indruk mede, dat hij in plaats van ongerijmdheden dingengehoord had, die de moeite waard waren overdacht te worden.

"Natuurlijk nu niet," dacht hij, "maar later."

Lewin gevoelde levendig, dat er in zijn ziel een nevelachtig, donkergebied was verborgen; en wat den godsdienst betrof, verkeerde hijgeheel in het geval van Swijaschsky en eenige anderen, wier begrippenzonder samenhang hem steeds onaangenaam troffen.

De soiree, die Lewin met zijn bruid bij Dolly doorbracht, was zeervroolijk; hij vergeleek zich in zijn discours met Stipan Arkadiewitschmet een hond, dien men africht om door een hoepel te springen, en die,verheugd dat hij eindelijk de les heeft begrepen, in zijn blijdschapkwispelstaartend op de tafel en op de vensterbank wil springen.

XX.

De vorstin en Dolly namen nauwkeurig de vastgestelde gebruiken inacht, ook stonden zij Lewin niet toe op den trouwdag zijn bruid tezien; hij dineerde in zijn hotel met drie ongehuwde heeren, met wiehij toevallig te zamen was: Kattawassow, een vroegere makker van deuniversiteit, thans professor in de natuurkundige wetenschappen, dieLewin ontmoet en hier heen gevoerd en uitgenoodigd had op het diner,Tschirikow, zijn bruidsjonker vrederechter te Moskou en zijn metgezelop de berenjacht, en eindelijk Sergej Iwanowitsch.

Het diner was zeer opgewekt. Sergej Iwanowitsch was in een goed humeur,en Katawassows originaliteit vermaakte hem buitengemeen; deze ziende,dat hij in den smaak viel, overtrof zich zelf en ook Tschirikow hielpvroolijk de conversatie onderhouden.

"Daar is nu onze vriend Constantin Dimitritsch," zeide Katawassow opden langzamen spreektoon van den professor, die gewoon is, dat mennaar hem luistert, "de middeleeuwsche knaap van weleer! Ik spreekvan hem in het verledene, want hij bestaat niet meer. Toen hij deuniversiteit verliet, beminde hij de wetenschap en stelde belang inde menschheid; thans besteedt hij een gedeelte van zijn vermogens omzich illusies te maken, en het andere om aan zijn hersenschimmen eenschijn van grond te geven."

"Ik heb nimmer een beslister vijand van het huwelijk ontmoet dan u,"zeide Sergej Iwanowitsch.

"Geenszins; ik ben eenvoudig deelgenoot in de vervulling van dealgemeene taak. Zij, die nergens geschikt voor zijn, zijn goed om desoort te vermeerderen. De anderen moeten bijdragen tot de geestelijkeontwikkeling, tot het geluk van hun natuurgenooten. Dat is mijn

Page 251: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

gevoelen. Ik weet, dat een menigte lieden geneigd zijn deze beidetakken van arbeid te verwarren; maar ik behoor niet tot dat getal."

""Wat zou ik dan blijde zijn, als ik hoorde, dat gij verliefdwaart!" riep Lewin uit. "Ik bid je, verzoek mij op je bruiloft."

"Maar ik ben al verliefd."

"Ja op de mollusken. Gij weet," zeide Lewin zich naar zijn broederkeerende, "Michael Seminitsch schrijft een werk over de voeding en ..."

"Ik bid je, haspel de zaken niet dooreen! Het doet er weinig toe watik schrijf, maar het is waarheid, dat ik de mollusken bemin."

"Dat zal je niet beletten een vrouw te beminnen."

"Neen, maar mijn vrouw zou zich verzetten tegen mijn liefde voorde mollusken."

"Waarom dat?"

"Je zult het wel zien. Je houdt op dit oogenblik van de jacht, vande landbouwkunde; nu, wacht maar eens."

"Ik heb vandaag Archi ontmoet," zeide Tschirikow; "hij beweert,dat men te Prudnow een menigte eilanden, zelfs beren vindt."

"Je zult er jacht op maken zonder mij."

"Zie je wel," zeide Sergej Iwanowitsch. "Wat de berenjacht betreft,die kun je vaarwel zeggen; uw vrouw zal 't niet toestaan."

Lewin glimlachte. De gedachte, dat zijn vrouw hem de jacht zouverbieden, scheen hem zoo bekoorlijk, dat hij gaarne voor altijd zouafzien van het pleizier een beer te ontmoeten.

"Het gebruik om afscheid te nemen van zijn vrijgezelsleven is nietzinledig," zeide Sergej Iwanowitsch. "Hoe gelukkig men zich gevoelt,men betreurt altijd zijn vrijheid."

"Beken maar, dat zooals bij den bruidegom van Gogol het geval was,de lust bij u opkomt om uit het venster te springen."

"Zeker, maar hij zal het niet bekennen," zeide Katawassow luidlachende.

"Het venster is open ... vertrekken we naar Twer! Wij kunnen den beerin zijn hol vinden. Inderdaad, we kunnen den trein van vijf uur noghalen," zeide Tschirikow glimlachende.

"Welnu," antwoordde Lewin eveneens lachende, met de hand op het hart:"ik kan in mijn ziel niet het minste spoor van berouw over hetprijsgeven van mijn vrijheid ontdekken."

"Je ziel verkeert in zulk een chaos, dat je er in het eerste kwartierniets in onderscheiden kunt. Wacht tot 't er wat meer helder wordt endan zul je eens zien. Je bent een sujet, dat weinig hoop overlaat! Laatons drinken op je genezing."

Page 252: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Na het diner gingen de gasten uiteen, omdat zij zich moesten omkleedenvoor de huwelijksplechtigheid.

Toen hij alleen was gebleven, vroeg Lewin zich zelf nog af, of hijwerkelijk de vrijheid betreurde, waarvan zijn vrienden zooeven haddengesproken, en dit denkbeeld deed hem glimlachen.

"De vrijheid? Waartoe de vrijheid? Het geluk bestaat voor mij inbeminnen, in de gedachte aan haar, in het verlangen naar haar, zondereenige vrijheid. Zie daar het geluk!"

"Maar kan ik haar gedachten kennen, haar wenschen, haar gevoelens?" Deglimlach verdween van zijn lippen. Hij verzonk in een diepe droomerijen gevoelde zich aangegrepen door vrees en twijfel.

"En indien zij mij niet beminde? Indien zij mij enkel trouwde om tetrouwen? Indien zij dat deed zonder zedelijk besef? Misschien zal zijhaar dwaling inzien en, nadat zij met mij gehuwd is, begrijpen, datzij mij niet bemint en mij niet kan beminnen?" En de voor Kitty meestkwetsende gedachten voeren hem door het hoofd; hij begon op nieuw,zooals een jaar vroeger, een geweldige jaloerschheid tegen Wronskyte gevoelen; zijn herinnering voerde hem terug naar dien avond,toen hij hen op de soiree te zamen had gezien, en verdacht haar,dat zij hem nog niet geheel had vergeten.

"Neen," dacht hij wanhopig van zijn stoel opstaande, "ik kan in dezentoestand niet blijven; ik ga naar haar toe, ik zal met haar sprekenen tot haar zeggen: 'Wij zijn vrij, is het niet beter niet verderte gaan? Alles is beter dan het ongeluk van een geheel leven, dande schande en de ontrouw!'" En buiten zich zelf, vol haat tegen demenschheid, tegen zich zelf, tegen Kitty, snelde hij naar haar woning.

Hij trof haar aan bij een groote kist, bezig om met de kamenierjaponnen van allerlei kleuren uit te spreiden op de vloer en op deruggen der stoelen.

"Hoe?" riep zij met een van blijdschap stralend gelaat uit, toen zijhem zag. "Jij hier, jij zelf? Dat had ik niet gedacht. Ik ben bezigmijn meisjescostumes te verdeelen."

"Ah, dat is goed!" antwoordde hij, de kamenier met een somberenblik aanziende.

"Ga nu maar, Douniascha, ik zal je roepen," zeide Kitty; en dadelijktoen zij was heengegaan, vroeg zij: "Wat is er?"--Zij was getroffenen verschrikt door het ontdaan uitzicht van haar bruidegom.

"Kitty, ik word gepijnigd!" zeide hij op wanhopigen toon en bleefmet een smeekende houding om in haar oogen te lezen, voor haar staan.

Deze heldere oogen, vol liefde hem aanziende, bewezen hem dadelijk,hoe ongegrond zijn vrees was, maar hij gevoelde een onweerstaanbarebehoefte om gerustgesteld te worden.

"Ik ben gekomen om u te zeggen, dat het nog niet te laat is, datalles nog kan worden hersteld."

"Wat? Ik begrijp je niet. Wat bedoel je?"

Page 253: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Ik ... zooals ik honderdmaal dacht en zeide ... ik ben u nietwaardig. Ge hebt eerst niet kunnen toestemmen mij te trouwen. Bedenkdat wel. Gij bedriegt u misschien. Denk er goed over. Ge kunt mijniet beminnen ... Indien ... ge moet het liever bekennen ...." ginghij voort, zonder haar aan te zien. "Ik zal ongelukkig zijn, maar datkomt er niet op aan; je moet zeggen wat je wenscht; alles is beterdan duurzame rampzaligheid! Nu, nu het nog tijd is...."

"Ik begrijp je niet," antwoordde zij hem verschrikt aanziende;"wat wilt ge? Terugtrekken, afbreken?"

"Ja, indien je me niet bemint."

"Je raaskalt!" riep zij uit, blozende van opkomende drift. Maar ophet zien van zijn bedroefd gelaat verdween haar toorn, en de japonnen,die de stoelen bedekten, wegstootend, kwam zij dicht bij hem.

"Waar denk je aan? Zeg mij alles."

"Ik denk, dat je mij niet kunt beminnen. Waarom zoudt ge mij beminnen?"

"Mijn God! wat zal ik er aan doen?" zeide zij en brak in tranen uit.

"Wat heb ik gedaan!" riep hij dadelijk, en zich voor haar op de knieenwerpend, bedekte hij haar handen met kussen.

Toen de vorstin vijf minuten later de kamer binnentrad, warenzij geheel verzoend. Kitty had haar bruidegom van haar liefdeovertuigd. Zij had hem uitgelegd, dat zij hem beminde, omdat zij hemvolkomen begreep, omdat zij wist, dat zij behoefte had om te beminnen,en dat al wat hij lief had goed en edel was.

Lewin vond de uitlegging volkomen afdoende. Toen de vorstin binnenkwam,waren zij naast elkander op den grooten koffer gezeten, de japonnenbeschouwende en raadplegende over haar bestemming. Kitty wilde debruine japon, die zij droeg toen Lewin haar hand vroeg, aan Douniaschageven, en hij stond er op, dat zij ze aan niemand zou geven en datDouniascha de blauwe zou bekomen.

"Maar denk je er dan niet aan, dat, daar zij een brunette is, deblauwe haar misstaan zou? Ik heb aan dat alles gedacht."

Toen de vorstin vernam, waarom Lewin gekomen was, werd zij boos enlachte te gelijk; zij zond hem heen om zich te kleeden. want Charleszou dadelijk komen om Kitty te kappen.

"Zij is buitendien al opgewonden genoeg," zeide zij; "zij eet nietsdezer dagen, ook valt zij zichtbaar af; je zult haar nog geheel in dewar brengen met je dwaasheden! Kom maak je uit de voeten, mijn jongen."

Lewin kwam beschaamd en verlegen, maar gerustgesteld in het hotelterug. Zijn broeder, Darja Alexandrowna en Stipan wachtten hem reedsin groot toilet om hem te zegenen met de heiligenbeelden. Er was geentijd te verliezen. Dolly moest naar huis om haar zoontje te halen,die voor deze gelegenheid zorgvuldig van pommade voorzien en gefriseerdwas; het kind was belast om het heiligenbeeld voor bruid en bruidegomuit te dragen. Vervolgens moest er een rijtuig gezonden worden aanden bruidsjonker, terwijl de andere, die Sergej Iwanowitsch moestgeleiden, aan het hotel zou terugkomen. Er waren dien dag de meest

Page 254: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

ingewikkelde combinaties in acht te nemen. Men moest zich haasten,want het was al halfzeven.

Aan de plechtigheid van den zegen ontbrak de ernst. StipanArkadiewitsch nam aan de zijde van zijn vrouw een plechtige en komiekehouding aan, hief het beeld op, dwong Lewin om zich diep neder tebuigen, terwijl hij hem zegende met een welwillenden en ondeugendenglimlach om de lippen; hij eindigde met hem driemaal te omhelzen,hetgeen ook Dolly haastig deed, daar zij moest vertrekken en vooralzorg had over de schikking met het rijtuig.

"Wij zullen zoo doen: gij gaat hem halen met ons rijtuig, en misschienzal Sergej Iwanowitsch de goedheid hebben dadelijk te komen en hetzijne terug te zenden

"Best, met veel genoegen."

"Wij zullen te zamen komen. Is de bagage verzonden?" vroeg StipanArkadiewitsch.

"Ja," antwoordde Lewin, en hij riep zijn bediende om hem te kleeden.

XXI.

De schitterend verlichte kerk was sterk bezet, vooral door vrouwen;zij, die niet tot het binnengedeelte konden doordringen, woeldendooreen bij de vensters, verdrongen elkander en twistten om de besteplaatsen.

Meer dan twintig rijtuigen stonden achter elkander in de straat ondertoezicht van gendarmen. Een commissaris van politie, onverschilligvoor de koude, bleef stand houden tusschen de colonnade, waar deeene equipage na de andere elk oogenblik nu dames in groot toiletafzette, die de slepen harer japons ophielden, dan heeren, die hethoofd ontblootten om de heilige plaats binnen te gaan. Het lichtder aangestoken lusters en waskaarsen voor de beelden overstroomdehet op rooden grond prijkend verguldsel, het snijwerk der heiligen,de groote zilveren kandelaars, de wierookvaten, de vaandels derzangers, de trappen van het koor, de verkleurde oude misboeken en hetpriestergewaad. Onder de elegante menigte aan de rechterzijde der kerkheerschte een halfluid gemompel; men sprak er met opgewektheid, en hetdof gemurmel van deze gesprekken weerklonk zonderling onder het hoogegewelf. Telkens als de deur met een klagend geluid open ging, hield hetgemurmel der stemmen op, en aller blikken richtten zich naar de deur,in de hoop het huwelijkspaar te zien verschijnen. Maar de deur was almeer dan tienmaal geopend om doorgang te verleenen, hetzij aan den eenof ander, die te laat was gekomen en zich ging voegen bij de groep aande rechter zijde, hetzij aan eenige toeschouwers, die het gelukt wasden commissaris van politie te bedriegen of te vermurwen. Vriendenen publiek hadden reeds alle toestanden van het wachten verduurd;men had eerst geen gewicht gehecht aan de vertraging der gehuwden;daarop had men zich steeds vaker omgewend, vragende wat de oorzaak zijnkon; eindelijk namen bloedverwanten en genoodigden het onverschilligvoorkomen aan van lieden, die geheel verdiept zijn in hun gesprekken,om zoo de onrust te ontveinzen, die zich van hen had meester gemaakt.

Page 255: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

De aartsdeken, om te bewijzen, dat hij een kostbaren tijd verloor,deed nu en dan de glasruiten trillen door ongeduldig te hoesten;de zich vervelende zangers beproefden op het koor hun stemmen;de priester zond sacristijns en diakenen om te informeeren naarde komst van den stoet en verscheen zelf in zijn lila soutane metgeborduurden gordel aan een der zijdeuren. Eindelijk zeide een dame,na op haar horloge te hebben gezien, tot een dame naast haar: "Datwordt zonderling!" En dadelijk gaven alle genoodigden hun verwonderingen ontevredenheid te kennen. Een der bruidsjonkers ging op tijding uit.

Gedurende dien tijd wachtte Kitty in haar witte japon, langen sluieren den krans van oranjebloemen op het hoofd en in gezelschap harerzuster Lwof en de assistent-moeder [11] in het salon te vergeefs,dat de bruidsjonker de aankomst van haar bruidegom kwam berichten.

Van zijn zijde wandelde Lewin in zwarte pantalon, maar zonder vest ofjas de kamer van het hotel op en neder; telkens opende hij de deurom in den corridor te zien, dan keerde hij ontstemd terug en wenddezich met wanhopig gebaar tot Stipan Arkadiewitsch, die bedaard rookte.

"Heb je ooit iemand in ongerijmder toestand gezien?"

"Dat is waar," bevestigde Stipan Arkadiewitsch met zijn kalmenglimlach. "Maar wees gerust, men zal het dadelijk wel brengen."

"Ja wel" zeide Lewin met moeite zijn woede bedwingend. En men kandan nog met die ellendige open vesten niets beginnen. Onmogelijk,"ging hij voort, de geheel verkreukelde plooien van zijn overhemdbeschouwende. En als nu mij koffers reeds naar het spoor verzondenzijn?" riep hij buiten zich zelf uit.

Toen de oude knecht Kosma op Lewins bevel al het goed van zijn meesteringepakt en naar de Tscherbatzky's gebracht had, vanwaar het met denspoortrein moest worden verzonden, had hij er niet aan gedacht eenschoon overhemd ter zijde te leggen. Datgene, wat Lewin sedert denmorgen droeg, was niet vertoonbaar; naar de Tscherbatzky's zenden zoute veel tijd vereischen; daar het Zondag was waren de magazijnen nietopen. Nu liet men een overhemd van Stipan Arkadiewitsch halen; het wasvoor hem bespottelijk wijd en kort. Wanhopig door het ongeval, moesthij nu naar de Tscherbatzky's zenden om een koffer te openen. Derhalveliep de ongelukkige bruidegom, terwijl men hem in de kerk wachtte,door zijn kamer heen en weer, als een wild dier in zijn kooi.

Eindelijk stormde de schuldige Kosma buiten adem de kamer binnen meteen overhemd in de hand.

"Ik ben juist nog bij tijds gekomen, men stond op het punt de bagagenaar het spoor te brengen."

Drie minuten later liep Lewin met groote stappen door den corridor,zonder op het horloge te zien om niet zijn kwelling te vermeerderen.

"Je kunt er niets aan veranderen," troostte Stipan Arkadiewitsch,die hem langzaam en glimlachend volgde. "Ik zeg u, dat alles zichwel zal schikken."

Page 256: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

XXII.

"Dat zijn ze. Kijk, daar. Welke? Is het de jongste? En zij, men zoudenken, dat ze half dood is!" mompelde men onder de menigte, toenLewin met zijn bruid binnentrad.

Stipan Arkadiewitsch verhaalde zijn vrouw de oorzaak der vertraging eneen lachend gefluister ging door de geheele groep der genoodigden. WatLewin betreft, hij zag niets of niemand en wendde zijn oogen nietaf van zijn bruid. Kitty was onder haar bruidskrans minder schoondan gewoonlijk, en algemeen vond men haar minder bevallig; maar zoowas niet de meening van Lewin. Hij beschouwde haar hoog kapsel,haar bloemen, haar witten sluier, het garnituur van haar japon,dat zedig haar langen teederen hals omsloot en dien van voren eenweinig onbedekt liet, haar buitengewoon fijne taille--en zij scheenhem schooner dan ooit. Het was echter niet de Parijsche japon, nochhet geheel van haar tooi,--die niets aan haar schoonheid toevoegde;het was de uitdrukking van dit bekoorlijk gelaat, haar blik, haarlippen met haar uitdrukking van onschuld en oprechtheid, die onderal dien toestel was bewaard gebleven.

"Ik dacht, dat je de vlucht hadt genomen," zeide zij lachend tot hem.

"Wat mij overkomen is, is zoo dwaas, dat ik mij schaam er over tespreken!" antwoordde hij blozend en wendde zich tot Sergej Iwanowitsch.

"Ze is mooi, je geschiedenis van het overhemd!" zeide deze, het hoofdmet een glimlach opheffend.

"Ja, ja," antwoordde Lewin, zonder een woord te begrijpen van hetgeentot hem gezegd werd.

"Kostja, nu is het oogenblik gekomen om een zeer gewichtig besluit tenemen," kwam Stipan Arkadiewitsch hem zeggen, zich houdend of hij ingroote verlegenheid verkeerde; "de vraag is ernstig en gij zult er alhet gewicht van gevoelen. Men komt mij vragen, of de kaarsen nieuw ofreeds gebruikt moeten zijn; het maakt een verschil van tien roebel,"voegde hij er bij, op het punt van te lachen. "Ik heb het beslist,maar ik weet niet of je het zult goedkeuren."

Lewin begreep, dat het een grapje gold, maar kwam er niet toe omte lachen.

"Wat besluit je? nieuw of aangebrand? ziedaar de vraag."

"Ja, ja, nieuw."

"Best, de vraag is beslist," zeide Stipan. "Wat beteekent een menschtoch weinig in zulk een positie," mompelde hij tegen Tschirikow,terwijl Lewin na hem een verstrooiden blik te hebben toegeworpen,zijn bruid naderde.

"Geef acht, Kitty! zet het eerst uw voet op het tapijt," zeide gravinNordstone, terwijl ze bij haar kwam....

"Gij maakt het mooi!" liet zij zich tot Lewin wendend er op volgen.

Page 257: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Zijt ge niet bevreesd?" vroeg Maria Dimitriewna, een oude tante.

"Ben je niet een weinig koud? Je bent bleek. Ga een oogenblikzitten!" zeide madame Lwof, haar schoone armen opheffend om een kleineafwijking, die in het kapsel harer zuster ontstaan was, te herstellen.

Dolly naderde haar op haar beurt en wilde spreken, maar de ontroeringbelette het haar, en zij begon zenuwachtig te lachen.

Kitty beschouwde hen, die haar omringden, met een even afgetrokkenvoorkomen als Lewin.

Intusschen hadden de hulpgeestelijken zich in hun kerkelijk gewaadgekleed, en de priester, vergezeld van den diaken, kwam zich voor denlessenaar plaatsen, die bij den ingang van het Allerheiligste stond;hij richtte eenige woorden tot Lewin, welke deze niet begreep.

"Neem uw bruid bij de hand en treed nader," fluisterde een bruidsjonkerhem in.

Niet in staat te bevatten, wat men van hem verlangde, deed Lewin hettegenovergestelde. Eindelijk, op het oogenblik dat men, ontmoedigd,hem aan zijn eigen ingeving wilde overlaten, begreep hij, dat hij,zonder van houding te veranderen, met zijn rechterhand de hand zijnerbruid moest nemen. De priester deed daarop een paar stappen en bleefvoor den lessenaar staan. De aanverwanten en de genoodigden volgdenhet jonge paar; er verspreidde zich een gemurmel van stemmen en hetgeruisen van japonnen. Iemand boog zich om den sleep der bruid terechtte brengen, vervolgens ontstond er zulk een diepe stilte in de kerk,dat men de druppels was van de kaarsen kon hooren vallen.

De oude priester met een kapje op het witte haar, dat blonk alszilver, trok zijn kleine gerimpelde handen van onder den met zilverstofversierden breeden kasuifel, waarop een gouden kruis prijkte, naderdeden lessenaar en bladerde in het misboek.

Stipan Arkadiewitsch kwam hem iets toefluisteren, gaf Lewin een teekenen trok zich terug.

De priester stak twee met bloemen versierde kaarsen aan, en ze inde rechterhand houdend, zonder zich er om te bekommeren, dat hetwas er afdroop, wendde hij zich tot het jonge paar. Het was dezelfdegrijsaard, die Lewin de biecht had afgenomen. Nadat hij een oogenblikbeide met zijn treurige en vermoeide oogen had aangezien, zegende hijmet de rechterhand de bruid, daarop liet hij ze met een bijzondereteederheid een poos op Kitty's gebogen hoofd rusten, gaf de waskaarsover, verwijderde zich langzaam en nam het wierookvat.

"Is dat alles wel werkelijkheid?" dacht Lewin, wierp van ter zijdeeen blik op zijn bruid en bemerkte aan de beweging harer lippen enaan haar oogwimpers, dat zij zijn blik gevoelde. Zij hief het hoofdniet op, maar hij hoorde een onderdrukten zucht en zag haar in eenlangen handschoen gestoken hand beven, terwijl zij de kaars vasthield.

Alles verdween plotseling uit zijn herinnering: zijn te late komst,de ontevredenheid zijner vrienden, de dwaze geschiedenis van hetoverhemd; hij gevoelde niets dan een aandoening van schrik en vreugde.

De aartsdiaken in dalmatica van zilverlaken, een schoon man, met

Page 258: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

het haar in tweeen gescheiden, naderde hen, nam met een vlugge,gemakkelijke beweging de stool op en bleef voor den priester staan.

"Heer, schenk ons Uwen zegen!" sprak hij langzaam, en de woordenklonken plechtig door de ruimte.

"Dat de Heer u zegene nu en in alle eeuwigheid," antwoordde de oudepriester met een zachte en musicale stem, terwijl hij voortging inhet boek te bladeren.

En het antwoord, door het onzichtbaar koor gezongen, vulde de kerk meteen omvangrijken en vollen toon, die sterker werd, toen een oogenblikophield en eindelijk zacht wegstierf.

Men bad, als gewoonlijk, voor de eeuwige rust en het heil der zielen,voor de synode en den czaar, vervolgens ook voor Gods dienstknechten dienstmaagd, Constantijn en Catharina.

"Laat ons God bidden om hun Zijn liefde, Zijn vrede en Zijn hulp teschenken," scheen de geheele menigte door de stem van den aartsdiakente zeggen.

Lewin hoorde deze woorden en was er door getroffen.

"Hoe hebben zij begrepen, dat datgene, waaraan ik juist behoefte heb,hulp is, ja hulp? Wat weet ik wat kan ik zonder hulp?" dacht hij enherinnerde zich zijn twijfelingen en de nog onlangs gevoelde onrusten ontroering.

Toen de diaken had geeindigd, wendde de priester zich tot hethuwelijkspaar met een boek in de hand:

"Allerhoogste God, die door een onverbreekbaren band hen vereenigt,die gescheiden waren, zegen Uw dienstknecht Constantijn en Uwdienstmaagd Catharina en stort Uw weldaden over hen uit. In den naamdes Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes, nu en altijd tot inalle eeuwigheid...."

"Amen," zong het onzichtbare koor.

"Die door een onverbreekbaren band hen vereenigt, die gescheidenwaren!" Wat beantwoordden deze diepzinnige woorden aan hetgeen men opdit oogenblik gevoelt!--"Zou zij ze begrijpen zooals ik?" dacht Lewin.

Uit de beteekenis van Kitty's blik besloot hij, dat zij het begreepgelijk hij; maar hij bedroog zich: overstelpt door het gevoel, datmeer en meer haar hart veroverde en vervulde, had zij den kerkdienstnauwelijks gevolgd. Zij smaakte de groote vreugde eindelijk verkregente hebben, wat sedert zes weken beurtelings haar gelukkig gemaakt enverontrust had. Sedert het oogenblik, waarin zij, gekleed in haarbruine japon, Lewin was genaderd om zich geheel aan hem te geven,was--zij gevoelde het--het verledene uit haar ziel gerukt en hadplaats gemaakt voor een nieuw bestaan, zonder dat haar uitwendigleven was veranderd. Deze zes weken waren een tijdstip geweest,even gelukzalig als zwellend. Al haar hoop en verlangen vereenigdezich op een onbegrijpelijke wijze op dezen man, tot wien een gevoelhaar dreef, dat zij nog minder begreep en die, haar bij afwisselingnu aantrekkende dan afstootende, haar een volkomen onverschilligheidvoor haar verleden inboezemde. Haar gewoonten van weleer, de dingen,

Page 259: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

die zij had bemind, tot haar ouders toe, die haar ongevoeligheidbedroefde,--niets van haar vorig loven bestond nu meer; en hoewelverschrikt over deze verandering, verheugde zij zich over het gevoel,dat er de oorzaak van was. Maar kon zij zich nu van dat nieuwe leven,dat nog niet was aangevangen, een juist begrip vormen? Geenszins;het was een zachte en verschrikkende verwachting van het nieuwe, hetonbekende, en deze verwachting, evenals het leedwezen van het verledeneniet te kunnen betreuren, ging nu een einde nemen! Zij was bevreesd,dit was natuurlijk, maar het tegenwoordig oogenblik was toch slechtsde wijding van het uur, dat reeds voor zes weken haar lot beslist had.

De priester, zich naar den lessenaar keerende, had moeite Kitty'skleinen ring aan het eerste lid van Lewins vinger te steken.

"Ik vereenig u, Constantijn, dienstknecht van God, met Catharina,dienstmaagd van God," en hij herhaalde dezelfde formule, terwijl hijeen grooten ring aan Kitty's kleinen, fijnen vinger liet glijden.

De gehuwden trachtten te begrijpen, wat men van hen wilde, maarvergisten zich telkens, en de priester wees hen met zachte stemterecht. Men glimlachte en fluisterde rondom hen, maar zij blevenernstig en eerbiedig.

"O God, die in het begin der wereld den man hebt geschapen," ging depriester voort, "en hem de vrouw hebt gegeven tot een onafscheidelijkehulpe, zegen Uw dienstknecht Constantijn en Uw dienstmaagd Catharina,vereenig de zielen dezer echtelieden en stort in hun hart het geloof,den vrede, de liefde."

Lewin voelde zijn borst zwellen, onwillekeurige tranen kwamen in zijnoogen, en al zijn voorstellingen van het huwelijk en van de toekomstverdwenen. Hetgeen nu vervuld werd, had voor hem een strekking,die hij tot hiertoe niet had begrepen en nu minder begreep dan ooit.

XXIII.

Bijna de geheele groote wereld van Moskou was by het huwelijktegenwoordig. Onder deze menigte fraai gekleede dames en heeren metwitte dassen werd veel gefluisterd, door de heeren vooral, want dedames waren verdiept in de beschouwing der honderd details dezerplechtigheid, waarin zij het hoogste belang stelden.

Een groep intiemen omringde de bruid, en daaronder bevonden zichhaar beide zusters, Dolly en madame Lwof, die uit het buitenlandwas gekomen.

"Waarom is Maria bij een huwelijk in lila verschenen? Dit is bijnarouwkleeding," zeide madame Korsunsky.

"Bij haar teint staat dat goed," antwoordde mevrouw Drubetzky. Maarwaarom kiest men den avond voor die plechtigheid. Daaruit spreekt deman van zaken."

"Dat maakt meer effect. Ik ben ook 's avonds getrouwd," zeide mevrouwKorsunsky met een zucht, en herinnerde zich, hoe schoon zij toen was

Page 260: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

en hoe bespottelijk verliefd haar man zich aanstelde. Dat alles waswel veranderd!

"Men beweert, dat zij, die meer dan tienmaal in hun leven bruidsjonkersgeweest zijn, nimmer trouwen; ik heb me op die wijze tegen het huwelijkwillen assureeren, maar de plaats was bezet," zeide graaf Senjawintot de jonge prinses Tscharsky, de vues op hem had.

Deze antwoordde slechts door een lach. Zij beschouwde Kitty en dachtwat zij zou doen, als zij op haar beurt met Senjawin in denzelfdentoestand verkeerde; wat zou zij zich dan wreken over zijn gekscheren!

Tscherbatzky vertrouwde aan een oude hofdame der keizerin zijnvoornemen om den krans te plaatsen op Kitty's chignon ten einde haargeluk aan te brengen.

"Waartoe die chignon?" antwoordde zij, vast besloten, indien deweduwnaar, op wien zij het oog had, zich aan het huwelijk wildeonderwerpen, eenvoudig te trouwen. "Ik houd niet van die soort vanopschik."

Sergej Iwanowitsch schertste met de dame naast hem en beweerdedat in de toegenomen gewoonte om na het huwelijk op reis te gaanlag opgesloten, dat de gehuwden zich in het algemeen over hun keusschaamden.

"Uw broeder kan evenwel trotsch zijn. Zij is wegsleepend. Ge moogthem benijden!"

"Ik ben dien tijd voorbij, Darja Dimitriewna," antwoordde hij en zijngelaat drukte een plotselinge droefheid uit.

Stipan Arkadiewitsch deelde zijn schoonzuster een woordspeling op deechtscheiding mede.

"Men moest haar krans terechtzetten," antwoordde zij zonder teluisteren.

"Hoe jammer, dat zij er minder goed dan anders uitziet, zeidemevrouw Lwof.

"Maar met dat al kan hij toch in haar schaduw niet staan, niet waar?"

"Ik ben het niet met u eens, hij bevalt mij zeer, en niet slechts alsschoonbroeder," antwoordde mevrouw Lwof. "Wat heeft hij een goedehouding! Het is in zulk een geval zoo moeielijk niet belachelijkte zijn. Hij is niet belachelijk en niet stijf, men ziet, dat hijbewogen is."

"Hadt je dat huwelijk verwacht?"

"Zoo wat. Hij heeft haar altijd bemind."

"Nu, wij zullen zien, wie van beiden het eerst den voet op het tapijtzet. Ik heb Kitty aangeraden het 't eerst te doen."

"Dat zou nutteloos zijn," antwoordde mevrouw Lwof, "in onze familiezijn wij onderworpen aan onze mannen."

Page 261: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Ik heb er met voordacht den voet haastig opgezet en jij, Dolly?"

Dolly hoorde hem aan zonder te antwoorden; zij was bewogen, tranenvulden haar oogen en zij zou niet hebben kunnen spreken zonder teweenen. Zich verheugende in het geluk van Kitty en Lewin, keerdezij in haar gedachten terug naar haar eigen trouwdag en, een blikwerpende op den schitterenden Stipan Arkadiewitsch, vergat zij dewerkelijkheid en herinnerde zich slechts haar eerste, onschuldigeliefde. Zij dacht ook aan andere vrouwen, haar vriendinnen, die zijzich in dat eenig en plechtig uur van haar leven herinnerde, waarinzij met blijdschap haar verleden leven vaarwel gezegd en met hoop envrees in het hart een geheimzinnige toekomst aanvaard hadden. Onder hetgetal der gehuwden zag zij terug op haar geliefde Anna, wier plannentot echtscheiding zij zooeven had vernomen; zij had ook haar gezien,bedekt met een witten sluier, rein en onschuldig, als Kitty onder haarkrans van oranjebloemen. En nu? "Het is verschrikkelijk!" mompelde zij.

De zusters en de vriendinnen waren niet de eenigen, die metbelangstelling de bizonderheden der plechtigheid volgden; er warenvreemde toeschouwsters, die den adem inhielden om geen enkele bewegingvan het huwelijkspaar te verliezen, en wrevelig antwoordden op deaardigheden en laffe gezegden der mannen en deze somwijlen zelfs nieteens hoorden.

"Waarom is zij zoo ontroerd? Trouwt zij tegen haar zin?"

"Tegen haar zin? Zulk een schoon man! Is hij vorst?"

"Die in wit satijn is de zuster. Hoor de diaken eens brullen: zijzal haar man gehoorzamen."

"Zijn de zangers van Tschoudow?" [12]

"Neen van de synode.

"Ik heb den knecht ondervraagd. Hij zegt, dat haar man haar medeneemtnaar zijn landgoed. Hij is verschrikkelijk rijk, zegt men. Daaromheeft men haar uitgehuwelijkt."

"Het is een mooi paar."

"En jij hebt beweerd, Maria Wassiliewna, dat men geen crinolinesdraagt. En zie dan die dame in een donkerbruine japon eens--eenambassadrice, zegt men--hoe zij gekleed is! Zie je wel?"

"Wat een lief, onschuldig wezentje is die bruid. Men gevoelt zichonwillekeurig bewogen."

Op die wijze spraken de toeschouwsters, die slim genoeg geweest warenom binnen de kerk te komen.

XXIV.

Op dit oogenblik spreidde een der dienstdoende geestelijken een grootstuk rooskleurige stof op den vloer, terwijl het koor een moeielijk uit

Page 262: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

te voeren psalm aanhief, waarin de bas en tenor elkander antwoordden;de priester gaf het bruidspaar een teeken door naar het tapijtte wijzen.

Zij kenden beiden het vooroordeel, dat wil, dat diegene derechtgenooten, wiens voet het eerst het tapijt betreedt, de werkelijkeheerschappij krijgt in het huisgezin, maar noch Lewin noch Kittyherinnerden zich deze omstandigheid. De vreemdsoortige opmerkingenrondom hen ontgingen evenzeer hun aandacht.

Een nieuwe handeling van den dienst begon. Kitty luisterde naar degebeden en trachtte ze te begrijpen zonder dat haar dit gelukte. Hoemeer de ceremonie voortging, hoe meer haar hart overvloeide vanblijdschap, die haar belette er haar aandacht op te vestigen.

Men bad God voor de gehuwden om de gaven der wijsheid en eener talrijkenakomelingschap, men herinnerde hen, "dat de eerste vrouw was geschapenuit een rib van Adam," "dat de vrouw vader en moeder moest verlatenom haar man aan te hangen"; men bad God "hen te zegenen als Izaak enRebecca, als Mozes en Sippora, en hen kinderen te doen aanschouwentot in het derde en vierde geslacht."

Toen de priester de kransen aanbood en Tscherbatzky dien van dejonge vrouw met zijn handschoen met drie knoopen bevende vasthield,beduidde men hem fluisterend van verschillende kanten, dat hij hemKitty op het hoofd moest zetten.

"Zet hem mij op," fluisterde deze glimlachend.

Lewin zag naar haar zijde en getroffen door den blijden glans vanhaar gelaat, gevoelde hij zich, even als zij, gelukkig en verruimd.

Zij luisterden met blijdschap in het hart naar het lezen van hethoofdstuk en het rollen der stem van den diaken bij de laatste woorden,die zeer gewaardeerd werden door het vreemde publiek, dat ze metongeduld verwachtte. Zij dronken met vreugde den wijn met water,die half warm in den beker was gegoten, en volgden bijna vroolijkden priester toen hij hen rondom den lessenaar voerde, hun handenin de zijne houdende. Tscherbatzky en Tschirikow volgden het paar,eveneens glimlachend en telkens struikelende over den sleep van Kitty'sjapon. De glans van vreugde, op Kitty's gelaat ontstaan, scheen zichaan de aanwezigen mede te deelen. Lewin was overtuigd, dat de priesteren de diaken er evenzeer den indruk van ondergingen als hij.

Nadat de kransen waren afgenomen, las de priester de laatste gebedenen wenschte het jonge paar geluk. Lewin zag Kitty aan en meende haarnimmer zoo schoon gezien te hebben; het was de schoonheid van haarjubelend innerlijk wezen, die haar bestraalde; hij wilde spreken,maar hield zich stil, vreezende, dat de ceremonie nog niet wasgeeindigd. De priester zeide hem zacht met een goedigen lach:

"Omhels uw vrouw, en gij, omhels uw man," en nam hem de kaarsen uitde handen.

Lewin omhelsde zijn vrouw met omzichtigheid, nam haar arm en met dennieuwen en vreemden indruk van geheel met haar te zijn vereenigd,verliet hij de kerk. Hij had tot hiertoe niet gedacht aan dewerkelijkheid van al wat nu gebeurd was, en begon er eerst geloofaan te slaan toen hun verwonderde en schuchtere blikken elkander

Page 263: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

ontmoetten; hij besefte nu, dat zij nu wel werkelijk slechts eengeheel uitmaakten.

Denzelfden avond vertrokken de jonggehuwden naar het land.

XXV.

Wronsky en Anna reisden sedert drie maanden te zamen in hetbuitenland; zij hadden Venetie, Rome en Napels bezocht en waren nuin een kleine Italiaansche stad aangekomen, waar zij eenigen tijddachten te vertoeven.

Een statige maitre d'hotel met het haar vol pommade en in het middentot aan den nek toe gescheiden, met zwarten rok, breed voorhemd enbreloques, die op den ronden buik bengelden, antwoordde onverschillig,met de handen in den zak, op de vragen, die een heer tot hem richtte.

Schreden op de trap aan den anderen kant van het perron deden denschitterenden majordomus omkeeren, en toen hij den Russischen graafbemerkte, den huurder van het fraaiste appartement van het hotel,trok hij de handen uit zijn zakken en eerbiedig buigende deelde hijden graaf mede, dat de bode was komen berichten, dat de opzichtervan het palazzo, waarover men in onderhandeling was, bereid was hethuurcontract te teekenen.

"Zeer goed." zeide Wronsky. "Is madame te huis?"

"Madame is uit geweest, maar zij is juist te huis gekomen," antwoorddede maitre d'hotel.

Wronsky nam zijn slappen hoed met breeden rand af, wischte met zijnzakdoek langs zijn voorhoofd en over zijn haar, dat naar achter wasgestreken om zijn kaalheid te verbergen, en wilde toen verder gaan,terwijl hij een verstrooiden blik wierp op een heer, die hem stondop te nemen.

"Mijnheer is een Rus en heeft naar u gevraagd," zeide de maitred'hotel.

Wronsky keerde zich nog eens om, ontstemd omdat het hem maar nietgelukken wilde ontmoetingen te vermijden, maar aan den anderen kantverheugd een afleiding te vinden, welke die dan ook zijn mocht;zijn oogen en die van den vreemde begonnen op eens te stralen:

"Golinitschef!"

"Wronsky!"

Het was inderdaad Golinitschef, een kameraad van Wronsky uit hetpage-corps; hij behoorde er tot de liberale partij en had het meteen civielen graad verlaten zonder het minste plan om in dienst tetreden. Sedert hadden zij elkander slechts eenmaal ontmoet. Bij dieenkele ontmoeting had Wronsky gemeend, dat zijn vroegere kameraad vande hoogte zijner uiterst liberale beginselen de militaire loopbaanverachtte; hij had hem daarom koel en uit de hoogte behandeld, hetgeen

Page 264: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Golinitschef onverschillig had gelaten, maar hen niet had doen wenschenelkander weder te zien. En toch was het met een uitroep van vreugde,dat zij elkander herkenden. Misschien was Wronsky zich er van bewust,dat de oorzaak van zijn blijdschap bij het wederzien van Golinitschefgelegen was in de vreeselijke verveling, waaraan hij zich ten prooigevoelde; maar het verleden vergetende, reikte hij hem de hand, ende ietwat beklemde uitdrukking in Golinitschefs gelaat maakte plaatsvoor die van blijkbare voldoening.

"'t Doet me bizonder genoegen je te zien!" zeide Wronsky met eengullen glimlach, die zijn fraaie tanden zichtbaar maakte.

"Men heeft mij je naam genoemd, ik wist niet, of gij het waart;het verheugt mij zeer."

"Maar kom binnen. Wat doe je hier?"

"Ik ben hier sedert een jaar. Ik werk."

"Waarlijk?" zeide Wronsky met belangstelling. "Laat ons toch binnengaan."

En volgens de aan Russen eigen gewoonte Fransch te spreken als zij nietdoor de bedienden verstaan willen worden, zeide hij in het Fransch:

"Je kent Anna Karenina? Wij reizen te zamen, ik wilde juist naarhaar toegaan." En terwijl hij sprak, gaf hij nauwkeurig acht opGolinitschefs gelaat.

"Ah zoo! dat wist ik niet," antwoordde hij onverschillig. (Hij wisthet zeer goed.)

"Ben je al lang hier?"

"Drie dagen," antwoordde Wronsky, terwijl hij voortging zijn vriendgade te slaan.

"Hij is een man van opvoeding, die de dingen in het ware lichtbeschouwt; ik kan hem aan Anna presenteeren," zeide hij bij zich zelf,een gunstige uitlegging gevende aan de wijze, waarop Golinitschefhet gesprek had afgeleid.

Sedert hij met Anna reisde, had zich bij elke nieuwe ontmoetinghetzelfde gevoel van aarzeling van Wronsky bemachtigd; meestal hadmen de situatie opgevat "zooals zij opgevat moest worden!" Hij zouverlegen gestaan hebben, als hij had moeten verklaren, wat hij daarmedebedoelde. Het eigenlijke was, dat men niets wilde begrijpen en zichtevreden stelde met een bescheiden terughouding zonder toespelingente maken of vragen te doen, juist zooals het welopgevoede liedentegenover een kieschen en ingewikkelden toestand betaamt.

Golinitschef behoorde bepaald tot deze beschaafde lieden, en toenWronsky hem aan Anna had voorgesteld, deed het hem dubbel genoegenhem ontmoet te hebben, daar zijn houding zoo was, dat men die nietbeter had kunnen wenschen en klaarblijkelijk zonder dat dit hem deminste inspanning kostte.

Golinitschef kende Anna niet, wier schoonheid en eenvoudigheid hemtroffen. Zij bloosde toen zij de beide mannen zag binnentreden, en

Page 265: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

deze kinderlijke blos bekoorde haar gast uitermate. Hij was verruktover de natuurlijke wijze, waarop zij haar positie deed blijkendoor Wronsky bij zijn verkleinnaam Alexei te noemen en te zeggen,dat zij zich gingen inrichten in een huis, dat men den weidschennaam van palazzo gaf, met de houding van iemand, die vermijden wil,dat een vreemdeling omtrent hem in dwaling verkeert.

Golinitschef, die Alexei Alexandrowitsch kende, kon niet nalaten,deze jonge, levendige vrouw, vol energie, gelijk te geven; hij wasvan oordeel, dat Anna nauwelijks zich zelf begreep, dat zij gelukkigen vroolijk kon zijn al had zij haar echtgenoot en haar zoon verlatenen haar goeden naam verloren.

"Dit palazzo staat in den gids," zeide Golinitschef. "Gij zult ereen prachtigen Tintoret volgens zijn laatste manier zien."

"Ik weet wat: het weer is mooi, laten we terugkeeren om het te zien,"zeide Wronsky zich tot Anna wendende.

"Zeer gaarne, ik ga mijn hoed halen. Je zegt, dat het warm is?" zeidezij op den drempel van de deur, terwijl zij zich tot Wronsky wenddeen op nieuw bloosde.

Wronsky begreep, dat Anna, niet juist wetende wie Golinitschefwas, zich zelf afvroeg, of zij wel den juisten toon jegens hem hadgetroffen.

Hij zag haar lang en teeder aan en antwoordde: "Neen niet te warm."

Anna begreep, dat hij over haar tevreden was, en hem met een glimlachantwoordende, verwijderde zij zich met haar vluggen en bevalligen tred.

De vrienden zagen elkander met een zekere verlegenheid aan;Golinitschef als iemand, die gaarne zijn bewondering zou willenuitdrukken, maar het niet durft, Wronsky als iemand, die een complimentverlangt, maar het toch vreest.

"Je hebt je dus hier gevestigd?" zeide Wronsky, om het een of anderegesprek te beginnen. "Houdt ge u altijd met dezelfde studien bezig?"

"Ja, ik schrijf het tweede deel van _Deux Origines_," antwoorddehij bij deze vraag geheel oplevende, "of, om juister te spreken,ik verzamel de stof en maak die gereed. Het zal veel grooter wordendan het eerste deel. Men wil bij ons in Rusland maar niet begrijpen,dat wij de opvolgers zijn van Byzantium...." En hij begon een langedissertatie.

Het maakte Wronsky verlegen van dit werk niets te weten, waarvan deschrijver sprak als van een bekend boek, maar naarmate Golinitschefzijn denkbeelden ontwikkelde, begon hij er belang in te stellen,hoewel hij met leedwezen de zenuwachtige opgewondenheid bemerkte,die zich van zijn vriend meester maakte. Zijn oogen begonnen vuurte stralen toen hij de argumenten van zijn tegenstanders weerlegde,en zijn gelaat nam een toornige en pijnlijke uitdrukking aan.

Wronsky herinnerde zich Golinitschef in het page-corps; hij was toenklein van gestalte, maar vol vuur en leven; een goede jongen, bezielddoor edele gevoelens en altijd de eerste in zijn klasse. Waarom washij zoo prikkelbaar geworden? Wronsky kreeg bijna medelijden met hem.

Page 266: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Golinitschef, die vol was van zijn onderwerp, bemerkte niet eens,dat Anna was binnengekomen. Deze bleef in wandeltoilet en met eenparasol in de hand bij de sprekenden staan, en Wronsky was blijde,dat hij het oog van den strakken en koortsachtigen blik van denspreker kon afwenden om het met welgevallen te doen rusten op deelegante gestalte van de vrouw, die hij liefhad.

Het kostte Golinitschef eenige moeite zich zelf weer meester teworden. Maar Anna wist hem spoedig afleiding te geven door haarvroolijk en beminnelijk onderhoud. Zij bracht het gesprek langzamerhandop de schilderkunst, waarover hij als een kenner sprak; aldus kwamenzij wandelende aan het palazzo en gingen het bezien.

"Een ding vind ik heerlijk in onze nieuwe woning," zeide Anna,toen men weer te huis kwam, "namelijk dat je een mooi atelier zultkrijgen;--zij tutoijeerde Wronsky in het Russisch in tegenwoordigheidvan Golinitschef, dien zij reeds beschouwde als toekomstig lid vanden intiemen kring in de eenzaamheid, waarin zij leefden.

"Houdt ge u met schilderen bezig?" vroeg deze, zich levendig totWronsky wendende.

"Ik heb er vroeger veel aan gedaan en wijd er mij nu weer zoo wat aan,"zeide Wronsky blozende.

"Hij heeft een waar talent," verzekerde Anna met vuur; "ik ben geenbevoegde beoordeelaarster, maar ik weet het van deskundigen."

XXVI.

Dit eerste tijdperk van zedelijke bevrijding en van terugkeerendegezondheid was voor Anna een tijd van overvloeiende vreugd; degedachte aan het kwaad, dat zij gesticht had, kon haar in dezenzwijmel het leven niet vergallen. Had zij aan dit ongeluk geen gelukte danken, groot genoeg om alle wroeging verwijderd te houden? Ookbepaalde zij haar gedachten daar niet bij. De gebeurtenissen, dieop haar ziekte waren gevolgd, van haar verzoening met Karenin tothaar vertrek uit de echtelijke woning, schenen haar een nachtmerrie,waarvan haar reis alleen met Wronsky haar bevrijd had. Waarom op dezevreeselijke herinnering terug te komen? "Alles wel beschouwd," zeidezij bij zich zelf--en deze redeneering stelde haar geweten eenigszinsgerust--"het onrecht, dat ik dezen man heb aangedaan, was vreeselijk,doch onvermijdelijk, maar ik zal ten minste van zijn ongeluk nietenkel voordeel trekken. Omdat ik hem doe lijden, lijd ik ook; iksta alles af, wat ik bemin, wat mij het dierbaarst is op de wereld:mijn zoon en mijn goeden naam. Omdat ik gezondigd heb, verdien iknoch mijn geluk, noch de echtscheiding, en ik neem de schande aan,evenals de smart der scheiding."

Anna was oprecht, toen zij zoo redeneerde, maar inderdaad had zij totnu toe noch dit lijden, noch deze schande gekend, die zij meende alsboete te zullen kunnen dragen. Sedert zij in het buitenland waren,vermeden beiden alle ontmoetingen, die hen in een valsche positiehadden kunnen brengen; de weinige personen, met wie zij betrekkingen

Page 267: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

hadden aangeknoopt, hadden geveinsd hun positie beter te begrijpendan zij zelf. Wat de scheiding van haar zoon betreft, Anna leed ernu nog niet erg door; hartstochtelijk gehecht aan haar dochtertje,een bekoorlijk kind, dacht zij niet dikwijls aan Serescha.

Hoe langer zij met Wronsky leefde, des te dierbaarder werd hijhaar; zijn voortdurende tegenwoordigheid was een altijd nieuwebekoring. Iedere trek van zijn karakter scheen haar schoon toe; alles,tot zelfs de verandering in zijn kleeding, sedert hij de uniformhad afgedankt, behaagde haar evenals een doodelijk verliefd jongmeisje. Ieder zijner woorden, ieder zijner gedachten droeg den stempelvan zielegrootheid en adeldom. Deze overmatige bewondering beangstigdehaar soms en zij durfde hem die niet bekennen, uit vrees dat, indienzij hem op die wijze op haar eigen minderheid deed zien, hij zichvan haar los zou maken, en niets scheen haar zoo verschrikkelijk,als de gedachte zijn liefde te verliezen. Deze vrees werd andersvolstrekt niet gerechtvaardigd door Wronky's gedrag; nooit toonde hijde minste spijt aan zijn hartstocht een carriere te hebben opgeofferd,waarin hij zeker een aanzienlijke rol zou hebben gespeeld; ook hadhij zich nooit zoo eerbiedig betoond en zoo vervuld van de vrees,dat Anna door haar positie zou lijden. Hij, deze man van karakter, hadgeen wil in haar tegenwoordigheid en trachtte slechts haar geringstewenschen te raden. Moest zij niet dankbaar zijn en moest zij zulkeen voortdurende opmerkzaamheid niet op prijs stellen? Toch bevinghaar soms een onwillekeurig gevoel van weerzin, bij de gedachte hetvoorwerp van deze voortdurende opmerkzaamheid te zijn.

Wat Wronsky betreft, ondanks de verwezenlijking van zijn vurigstewenschen, was hij niet volkomen gelukkig. Eeuwige dwaling van hen, diebevrediging denken te vinden in de vervulling van al hun wenschen! Ookhij bezat slechts eenige deeltjes van die onuitsprekelijke zaligheid,waarvan hij gedroomd had. Een enkel oogenblik toen hij bevrijd meendete zijn van zijn daden en van zijn liefde, was zijn geluk volkomengeweest,--maar weldra had zich een zekere treurigheid van hem meestergemaakt. Hij zocht, bijna zonder zich er van bewust te zijn, eennieuw doel voor zijn wenschen en hield voorbijgaande grillen voorernstig streven.

Zestien uren daags in den vreemde door te brengen, buiten den kring vanmaatschappelijke plichten, die zijn leven in Petersburg innamen, wasniet gemakkelijk. Er viel niet meer te denken aan de verstrooiingen,waaraan hij zich op zijn vroegere reizen had overgegeven; een plan vaneen souper met zijn vrienden had bij Anna een aanval van vertwijfelingverwekt; hij kon geen betrekkingen aanknoopen met Russen en Italianen,en wat de merkwaardigheden van het land aangaat, behalve dat hijze reeds kende, in zijn hoedanigheid van Rus en als man van geesthechtte hij er niet hetzelfde groote gewicht aan als een Engelschman.

Evenals een uitgehongerd dier op het voedsel aanvalt, dat hemwordt toegeworpen, eveneens wierp Wronsky zich op alles, wat hemtot voedsel voor zijn geest kon strekken: politiek, schilderkunst,nieuwe boeken enz. Hij had in zijn jeugd aanleg voor de schilderkunstgetoond en, niet wetende wat met zijn geld aan te vangen, had hijzich een collectie gravures aangeschaft. Bij het idee van schilderenwas hij gebleven om voedsel te geven aan zijn werkzaamheid. Hetontbrak hem niet aan smaak, en hiermede vereenigde hij de gave vannabootsing, hetgeen hij verwarde met talent. Alle genres waren hemhetzelfde: historische tafereelen, stukken van godsdienstigen aard,landschappen,--hij achtte zich in staat alles op zich te nemen. Hij

Page 268: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

zocht de inspiratie niet onmiddellijk in het leven, in de natuur;hij had slechts een vluchtigen blik geslagen op beide, zooals dekunst hen had weergegeven, maar hij maakte vrij gemakkelijk tamelijkgoede schetsen. Daar de Fransche school met haar bevallige werken endecoraties een zekere bekoring voor hem had, begon hij een portret vanAnna volgens haar methode. Zij droeg het costuum van een Italiaansche,en allen, die dit portret zagen schenen er even voldaan over als demaker zelf.

XXVII.

Het oude, eenigszins vervallen palazzo, dat zij betrokken, hieldWronsky in een aangename illusie; hij meende een gedaanteverwisselingondergaan te hebben en van een Russisch grondbezitter en rustendkolonel een verlicht liefhebber der kunsten te zijn geworden, diemet bescheidenheid schilderde en de wereld met al haar streven aan deliefde van een vrouw opofferde. Het oude paleis was in overeenstemmingmet deze hersenschimmen door zijn hooge beschilderde plafonds,zijn met fresco's en mozaiek bedekte muren, zijn groote vazen op deschoorsteenmantels en op de consoles, door zijn zware gele gordijnenvoor de vensters, zijn uitgesneden deuren en zijn groote, somberemet schilderijen getooide zalen.

Zijn nieuwe rol schonk Wronsky eenigen tijd bevrediging; hij maaktekennis met een professor in de Italiaansche schilderkunst, waarmedehij studien naar de natuur maakte. Te gelijkertijd begon hij zich tewijden aan nasporingen omtrent de middeleeuwen in Italie, en dezeonderzoekingen boezemden hem zulk een levendige belangstelling indit tijdperk in, dat hij eindigde met slappe hoeden uit dien tijd tedragen en zich op antieke wijze in zijn plaid te wikkelen, hetgeenhem trouwens zeer goed stond.

"Ken je de schilderij van Michailof?" zeide Wronsky op zekeren morgentot Golinitschef, die bij hem binnentrad, en hij reikte hem eenRussisch dagblad toe, dat een artikel bevatte over dezen kunstenaar,die juist een doek voltooid had, dat reeds voor dien tijd beroemden verkocht was. Hij woonde in deze zelfde stad, van allen steunen aanmoediging ontbloot. Het artikel laakte zeer het gouvernementen de Academie, omdat zij aldus een kunstenaar van talent aan zijnlot overlieten.

"Ik ken hem," antwoordde Golinitschef; "het ontbreekt hem zeker nietaan verdienste, maar zijn richting is bepaald verkeerd. Het zijnaltijd die opvattingen van Christus en van het godsdienstig levennaar de begrippen van Iwanof, Strauss, Renan."

"Wat is het onderwerp van de schilderij?" vroeg Anna.

"Christus voor Pilatus. Christus is een Jood van de nieuwe, zuiverrealistische school."

En daar deze kwestie op een van zijn geliefkoosde onderwerpenbetrekking had, ging Golinitschef voort zijn denkbeelden teontwikkelen.

Page 269: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Ik begrijp niet hoe zij in zulk een grove dwaling kunnen vervallen. Deoude meesters hebben in de kunst de type van Christus volkomenvastgesteld. Indien zij behoefte gevoelen een wijze, een oproerlingweer te geven, waarom nemen zij dan niet Socrates, Franklin, CharlotteCorday,--of wien zij maar willen--maar Christus niet. Hij is de eenige,dien de kunst niet moet durven aantasten, en...."

"Is het waar, dat die Michailof in benarde omstandighedenverkeert?" vroeg Wronsky, die in zijn hoedanigheid van Maecenasverplicht meende te zijn den kunstenaar te helpen, zonder zich teveel om de waarde van zijn schilderij te bekommeren. "Zouden wij hemniet kunnen vragen het portret van Anna Arkadiewna te schilderen?"

""Waarom het mijne?" antwoordde deze. "Neen, het uwe wil ik, geenander. Laat hij dan liever dat van Nanna vervaardigen (zoo noemde zijhaar dochtertje), of van haar..." voegde zij er bij naar de mooieItaliaansche min wijzende, die juist met het kind in den tuin wasgekomen. Deze Italiaansche, wier schoonheid en "middeleeuwsch type"Wronsky bewonderde en wier hoofd hij geschilderd had, was de eenigedonkere vlek in Anna's leven. Zij vreesde jaloersch op haar te zijn endes te meer betoonde zij zich goed voor haar kleinen jongen. Wronskykeek ook door het venster, maar toen hij Anna's blik ontmoette,wendde hij zich tot Golinitschef.

"Ik heb hem ontmoet. Hij is een origineel zonder de minste opvoeding,een van die nieuwe wilden zooals men er tegenwoordig velen ziet,--gijbegrijpt me,--die vrijdenkers, die zich met woede werpen op hetatheisme, het materialisme, de ontkenning van alles!--Eertijds,"ging Golinitschef voort, zonder Wronsky en Anna aan het woordte laten komen, "eertijds was de vrijdenker een man, opgevoed ingodsdienstige en zedelijke denkbeelden, bekend met de wetten, diede maatschappij besturen en die eerst na veel tweestrijd tot devrijheid van denken geraakte; maar wij bezitten nu een nieuw type:de vrijdenkers, die opgroeien zonder ooit te hebben hooren sprekenvan de wetten van zedelijkheid en godsdienst, die niet weten, datzekere autoriteiten bestaan kunnen, en die slechts het gevoel vanontkenning bezitten. Hiertoe behoort ook Michailof. Als de zoonvan een opperhofmeester van een hotel te Moskou, heeft hij niet degeringste opvoeding ontvangen. Nadat hij de Academie had betreden,wilde hij zich ontwikkelen, want hij is niet dom, en met dat doelheeft hij zich gewend tot de bron van alle wetenschap: de dagbladenen de revues. Als in den ouden tijd iemand--laat ons maar eenszeggen een Franschman--zich wilde ontwikkelen, wat deed hij dan? Hijbestudeerde de klassieken, de kerkredenaars, de treurspeldichters, degeschiedschrijvers, de wijsgeeren,--en gij beseft wat al intellectueelearbeid daaruit voor hem volgde. Maar bij ons is het veel eenvoudiger:men wendt zich tot de ontkennende litteratuur en men eigent zich zeergemakkelijk een uittreksel uit die wetenschap toe.--En wat meer is,twintig jaar geleden, droeg deze zelfde litteratuur sporen van deworsteling met de machten en de eeuwenoude overleveringen van hetverledene, en deze sporen van strijd leerden ons nog het bestaandier dingen. Maar nu geeft men zich zelfs de moeite niet meer hetverledene te bestrijden, men stelt zich tevreden met de woorden:keuze, evolutie, strijd om het bestaan, vernietiging; dat is volkomenvoldoende. In mijn artikel...."

"Weet u wat we doen moesten," zeide Anna, nadat zij een blik metWronsky gewisseld had, op een besliste wijze Golinitschefs redeneeringafbrekende, "laat ons een bezoek brengen bij uw schilder...."

Page 270: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Golinitschef stemde gaarne toe, en daar het atelier van den kunstenaarzich in een afgelegen wijk bevond, lieten zij zich er heen rijden.

Een uur later hielden Anna, Golinitschef en Wronsky in een kales vooreen nieuw maar leelijk huis stil. De bezoekers lieten hun kaartjesaan Michailof geven met het verzoek te worden toegelaten om zijnschilderij te zien.

XXVIII.

Michailof was zoo als altijd aan het werk, toen men hem de kaartjesoverhandigde van Wronsky en Golinitschef. Hij had den morgendoorgebracht met in zijn atelier te schilderen, maar, bij zijnthuiskomt, was hij in toorn ontstoken tegen zijn vrouw, die geenschikkingen had weten te treffen met een veeleischende hospita.

"Ik heb je wel honderd maal gezegd niet met haar te gaan redeneeren. Jebent een groote zottin, maar je zijt het driedubbel, wanneer je inhet Italiaansch in verklaringen met haar treedt."

"Waarom denk je dan niet eindelijk eens aan onze schulden? Het istoch mijn schuld niet; als ik geld had..."

"Laat mij in 's hemelsnaam toch met rust!" riep Michailof uit metbijna weenende stem, en hij trok zich terug in zijn werkkamer, diedoor een beschot van de woonkamer gescheiden was, deed de deur op sloten stopte zich de ooren toe. "Zij heeft geen gezond verstand!" zeidehij bij zich zelf, terwijl hij aan de tafel ging zitten en zich metijver aan zijn werk begaf.

Nooit werkte hij beter dan wanneer het hem aan geld ontbrak, maarvooral als hij met zijn vrouw getwist had. Hij was met de schetsbegonnen van een man, die aan een aanval van woede ten prooi was;toen hij die niet kon vinden, kwam hij met een toornig gelaat weerbij zijn vrouw binnen en zonder haar aan te zien vroeg hij aan hetoudste der kinderen om de teekening, die hij hun gegeven had. Na langzoeken vond men ze, vuil en vol vetvlekken. Hij nam haar mede zooalszij was, plaatste haar op de tafel en beschouwde haar op een afstand,terwijl hij half de oogen sloot; toen glimlachte hij met een gebaarvan voldoening.

"Juist zoo, juist zoo!" mompelde hij, terwijl hij een potlood namen snel begon te teekenen. Een der vetvlekken gaf aan zijn schetseen nieuw voorkomen. Onder het teekenen herinnerde hij zich devooruitstekende kin van den man, bij wien bij sigaren kocht, enterstond gaf zijn schets datzelfde gemarkeerde gelaat vol wilskrachtweer, en de schets hield op iets vaags, iets levenloos te zijn,maar werd bezield en begon te leven. Hij lachte van genoegen. Toenhij bezig was met zorg zijn teekening te voltooien, bracht men hemde beide kaartjes.

"Ik kom dadelijk," antwoordde hij.

Page 271: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Toen trad hij bij zijn vrouw binnen.

"Kom, Sacha, wees niet boos," zeide hij met een teederen, maar tevensverlegen glimlach, "jij hebt ongelijk gehad en ik ook. Ik zal dezaken wel regelen." En toen hij met zijn vrouw verzoend was, trokhij een olijfkleurige paletot met fluweelen kraag aan, nam zijn hoeden begaf zich naar het atelier, geheel vervuld van het bezoek dezeraanzienlijke Russische personages, die met equipage gekomen waren omzijn schilderij te zien.

Zijn opinie omtrent de schilderij, die er was tentoongesteld,kon men aldus samenvatten: Niemand is in staat een dergelijke tevervaardigen. Niet dat hij ze boven de stukken van Raphael stelde,maar hij was overtuigd, dat hij er alles in had gelegd, wat hij er inleggen wilde, en daagde anderen uit hetzelfde te doen. Evenwel, ondanksdeze overtuiging, die voor hem dagteekende van het uur dat hij aanhet werk begonnen was, hechtte hij een uiterst groot gewicht aan hetoordeel van het publiek, en de verwachting van dit oordeel ontroerdehem tot in het diepst zijner ziel. Hij schreef aan zijn criticieen diepte van blik toe, die hij zelf niet bezat, en verwachtte,dat zij in zijn schilderij nieuwe hoedanigheden zouden ontdekken,die hij er nog niet in had opgemerkt. Terwijl hij met groote stappennaderde, werd hij ondanks zijn overpeinzingen getroffen door de zachtverlichte verschijning van Anna, die met Golinitschef pratende in deschaduw van het portaal stond en naar den naderenden kunstenaar keek,dien zij uit de verte trachtte op te nemen. Zonder er zich zelf vanbewust te zijn, bergde deze terstond dien indruk in het een of anderehoekje van zijn hersenen om er zich mettertijd van te bedienen evenalsvan de kin van zijn sigaren-koopman.

De bezoekers, die reeds ten opzichte van Michailof teleurgesteldwaren door de verhalen van Golinitschef, werden het nog meer door hetvoorkomen van den schilder. Middelmatig en gedrongen van gestalte,bracht Michailof met zijn gejaagden gang, zijn kastanjebruinen hoed,zijn olijfkleurige paletot en zijn nauwe, ouderwetsche pantalon eenindruk te weeg, die door de alledaagschheid van zijn lang gezicht en demengeling van verlegenheid en gemaakte waardigheid niet gunstiger werd.

"Doe mij de eer binnen te gaan," zeide hij, terwijl hij zijn bestdeed er onverschillig uit te zien en voor zijn bezoekers de deur vanhet atelier opende.

XXIX.

Nauwelijks waren zij binnengetreden, of Michailof wierp op nieuw eenblik op zijn gasten; het hoofd van Wronsky met eenigszins uitstekendejukbeenderen graveerde zich oogenblikkelijk in zijn verbeelding,want de artistieke zin van dezen man werkte in spijt van zijnverwarring en verzamelde zonder ophouden bouwstoffen. Zijn fijneen juiste opmerkingen grondde hij op bijna onmerkbare sporen. Deze(Golinitschef) moest een Rus zijn, die zich in Italie gevestigdhad. Michailof wist noch zijn naam, noch de plaats, waar hij hemontmoet had; maar hij herinnerde zich zijn gelaat, evenals allen,die hij zag en wist nu, dat hij het reeds geplaatst had onder detalrijke catagorie van physionomieen, die arm zijn aan uitdrukkingondanks hun valsch air van oorspronkelijkheid. Een geheel onbedekt

Page 272: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

voorhoofd, maar veel haar op het achterhoofd, gaven aan dezen kop eenindividualiteit, die geheel schijnbaar was, terwijl een uitdrukkingvan gejaagdheid en beschroomdheid in de kleine ruimte tusschen debeide oogen stond te lezen.

Wronsky en Anna moesten volgens Michailof Russen van aanzien zijn,rijk en onbekend met al wat de kunst betreft, evenals alle rijkeRussen, die de rol van liefhebber en kenner spelen.

"Zij hebben zeker de galerijen der ouden bezocht en, na de ateliersder Duitsche kwakzalvers en der onnoozele pre-Raphaelisten te hebbendoorloopen, bewijzen zij mij de eer van een bezoek om hun rondgang tevoltooien," dacht hij.--De wijze, waarop de dilettanten de ateliers derhedendaagsche schilders opnemen, was hem wel bekend; hij wist, dat huneenig doel was te kunnen zeggen, dat de moderne kunst de onbetwistbaremeerderheid bezit boven de oude. Dit alles verwachtte hij en lashet in de onverschilligheid, waarmede zijn bezoekers, onder elkanderpratende, het atelier rondwandelden en op hun gemak de bustes en deledepoppen bezagen, terwijl de kunstenaar zijn schilderij ontblootte.

Ondanks dit vooroordeel en innige overtuiging, dat de rijke Russenvan hooge geboorte slechts onnoozelen en dwazen konden zijn, ontroldehij zijn studien, trok de stores op en ontsluierde met bevende handzijn schilderij.

"Ziet," zeide hij, terwijl hij op een afstand van de schilderijging staan en haar met een gebaar den toeschouwers aanwees.--"Het isChristus voor Pilatus,--Mattheus, hoofdstuk XXVII." Hij voelde zijnlippen van ontroering beven en ging op zij om achter zijn gasten tegaan staan. Gedurende de weinige seconden stilte, die nu volgden,bezag Michailof zijn schilderij met een onverschilligen blik, als warehij een der bezoekers. Ondanks zich zelf verwachtte hij een afdoendebeoordeeling, een onfeilbare uitspraak van die drie personen, diehij een oogenblik te voren nog zoo veracht had. Zijn eigen opinie,zoowel als de onbetwistbare verdiensten, die hij sedert drie jaren aanzijn werk had toegekend, vergetende, zag hij het nu met den koelen enkritischen blik van een vreemde en vond er niets goeds meer in. Hoeveleder beleefd gehuichelde phrasen, die hij aanstonds zou hooren, zoudenverdiend zijn? Zouden zijn gasten geen gelijk hebben, als zij hembeklaagden en bespotten, zoodra zij eenmaal vertrokken waren?

Deze stilte, die echter niet langer dan een minuut duurde, scheen hemondragelijk lang en, om haar te verkorten en zijn onrust te verbergen,deed hij een poging om het woord tot Golinitschef te richten.

"Ik geloof, dat ik de eer gehad heb u te ontmoeten," zeide hij,terwijl hij nu eens op Anna, dan weer op Wronsky onrustige blikkenwierp om niets te verliezen van het spel hunner gelaatstrekken.

"Zeker; wij hebben elkander bij Rossi ontmoet op dien avond, toendie Italiaansche dame, de nieuwe Rachel, declameerde; herinnert geu?" antwoordde Golinitschef losjes, zijn blikken onverschillig van deschilderij afwendende. Hij bemerkte echter, dat Michailof een woordvan waardeering verwachtte, en voegde er bij:

"Uw werk is zeer gevorderd sedert de laatste maal, dat ik het gezienheb, en nu ben ik, evenals toen, zeer getroffen door uw Pilatus. Menziet in hem den goedhartigen, zwakken man, die niet het minste begripheeft van de beteekenis zijner daad. Maar het schijnt mij...."

Page 273: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Het bewegelijk gelaat van Michailof verhelderde, zijn oogenschitterden, hij wilde antwoorden, maar zijn ontroering belette hethem en hij wendde een hoestbui voor. Deze opmerking van details, diejuist was, maar voor hem van weinig waarde, omdat hij Golinitschefskunstzin zeer gering achtte, vervulde hem toch met blijdschap.

Plotseling vatte hij genegenheid voor zijn gast op en ging eensklapsvan moedeloosheid tot geestdrift over. Plotseling herkreeg zijnschilderij voor hem haar zoo samengesteld en diep leven.

Wronsky en Anna spraken fluisterend, zooals men op tentoonstellingenvan schilderijen doet om geen gevaar te loopen den schilder te kwetsen,en vooral om geen van die opmerkingen te doen hooren, die zoo lichtongerijmd zijn, wanneer men van kunst spreekt. Michailof geloofdeaan een gunstigen indruk door zijn schilderij teweeggebracht ennaderde hen.

"Welk een bewonderenswaardige uitdrukking heeft deze Christus!" zeideAnna, meenende dat deze lofuiting den artist niet dan aangenaam konzijn, omdat Christus de hoofdpersoon van het tafereel was. Zij voegdeer bij: "Men gevoelt, dat hij medelijden met Pilatus heeft."

Dat was weer een van die honderd juiste, maar banale opmerkingen,die men maken kon. Het hoofd van Christus moest onderwerping aan dendood, het gevoel van een heilige geestdrift, van een bovennatuurlijkekalmte, van een verheven liefde en bij gevolg ook van medelijden metzijn vijanden uitdrukken; Pilatus, de stadhouder, moest volstrekt hetzinnelijk leven voorstellen, in tegenstelling met Christus, de type vanhet geestelijk leven, en bijgevolg het voorkomen hebben van een vulgairRomeinsch ambtenaar; maar het gelaat van Michailof klaarde toch op.

"En hoe fraai is het geschilderd! welk een lucht om deze figuur! Menzou er om heen kunnen loopen," zeide Golinitschef, die door dezeopmerking wilde toonen, dat hij het realistische in de figuur vanChristus afkeurde.

"Ja, het is een meesterstuk." zeide Wronsky. "Welk een relief in dezefiguren op den achtergrond. Daar behoort een bekwame hand toe!" voegdehij er naar Golinitschef gewend bij, terwijl hij zinspeelde op eendiscussie, waarin hij erkend had, dat hij ontmoedigd was door depractische moeilijkheden in de kunst.

"Het geheel is merkwaardig!" zeiden Golinitschef en Anna. Maar delaatste opmerking van Wronsky kwetste Michailof, hij fronste hetvoorhoofd en zag Wronsky met een ontevreden blik aan. Hij begreephet woord "bekwaamheid" niet goed. Dikwijls had hij opgemerkt, zelfsin de lofuitingen, die men hem toevoegde, dat men deze technischebekwaamheden stelde tegenover de innerlijke verdienste van het werk,alsof het mogelijk geweest ware een slechte compositie met talentte schilderen!

De eenige aanmerking, die ik zou willen maken, als gij het mijveroorlooft...."

"Ik bid u, doe het," antwoordde Michailof met een gedwongen glimlach.

"Dat is, dat gij een God geworden mensch en niet den mensch gewordenGod hebt geschilderd. Maar ik weet, dat dit uw bedoeling was."

Page 274: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Ik kan Christus niet anders schilderen dan zooals ik hem opvat,"zeide Michailof met een donkeren blik.

"In dat geval moet gij een gezichtspunt verontschuldigen, dat mijeigen is; uw schilderij is zoo schoon, dat deze opmerking haar nietzou kunnen benadeelen.... Laten we Iwanof dan eens als voorbeeldnemen. Waarom verlaagt hij Christus tot een gewone historischefiguur? Dan kondt gij ook wel een nieuw onderwerp vinden, dat minderafgesleten is."

"Maar indien dat onderwerp voor de kunst het verhevenste van alle is?"

"Als men zoekt zal men wel iets anders vinden. Over de kunst valtvolgens mij niet te twisten; nu moet men voor de schilderij van Iwanofde vraag stellen: is het een God? en de eenheid van den indruk gaataldus verloren."

"Waarom dat? Het schijnt mij toe, dat verlichte menschen deze vraagniet meer stellen moeten," antwoordde Michailof.

Golinitschef was niet van deze meening en zich sterk gevoelende doorde onwrikbaarheid zijner overtuiging versloeg hij den schilder ineen discussie, waarbij deze zich niet wist te verdedigen.

XXX.

Anna en Wronsky, die zich ergerden aan het geleerd gebabbel van hunvriend, wisselden blikken van verveling; zij kwamen er eindelijk toe,alleen het bezoek in het atelier voort te zetten en stonden voor eenkleine schilderij stil.

"Welk een juweeltje! hoe bekoorlijk!" zeiden zij als uit een mond.

"Wat zou hun zoo bevallen?" dacht Michailof. Hij had dit stukje,dat hij voor drie jaren geschilderd had, volkomen vergeten. Als eenseen doek voltooid was, bezag hij het niet gaarne meer, en hij had ditslechts ten toon gesteld, omdat een Engelschman het wenschte te koopen.

"Het is niets; een oude studie," zeide hij.

"Maar het is uitstekend!" hernam Golinitschef, die zich geheel doorde bekoorlijkheid der schilderij liet meesleepen.

Twee kinderen waren aan het hengelen in de schaduw van eenboom. Het oudste, dat geheel in zijn werk verdiept was, trok zijnhengel voorzichtig uit het water; het jongste, dat in het gras lag,ondersteunde zijn blond, verwaaid hoofd met zijn hand, terwijl hij metzijn groote, peinzende oogen in het water staarde. Waaraan dacht hij?

De geestdrift door dit stuk verwekt, deed Michailof op nieuw ontroeren,maar hij vreesde nuttelooze herinneringen aan het verledene en wildezijn gasten naar een derde schilderij geleiden. Wronsky mishaagde hemdoor te vragen, of de studie te koop was; deze kwestie van geld scheen

Page 275: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

hem ongepast en hij antwoordde, terwijl hij het voorhoofd fronste:

"Zij is tot verkoop tentoongesteld."

Toen de bezoekers vertrokken waren, ging Michailof voor zijn schilderijvan Christus en Pilatus zitten, en ging in zijn geest alles na,wat door hen gezegd en te kennen gegeven was. Het was vreemd! deopmerkingen, die zoo gewichtig schenen in hun tegenwoordigheid enwanneer hij zich zelf op hun standpunt plaatste, verloren nu allebeteekenis. Terwijl hij zijn werk met zijn kunstenaarsblik onderzocht,herkreeg hij de volle overtuiging van zijn volkomenheid en hoogewaarde, en geraakte bijgevolg weer in een stemming, die noodig wasom zijn arbeid voort te zetten.

Het been van Christus, dat het verst af was, had echter toch eengebrek; hij nam zijn palet en terwijl hij dit gebrek wegnam, bezaghij op den achtergrond het hoofd van Johannes, dat hij beschouwdeals het toppunt van volmaking en dat de bezoekers zelfs niet haddenopgemerkt. Hij trachtte hieraan ook nog iets bij te werken, maar omgoed te arbeiden moest hij minder bewogen zijn en den juisten middelwegvinden tusschen koelheid en geestdrift. Voor het oogenblik beheerschtehem zijn ontroering; hij wilde zijn schilderij bedekken, maar hieldhiermede een oogenblik op, terwijl hij het gordijn met de eene handomhoog hield, en glimlachte met verrukking tegen zijn Johannes.

Toen hij zich eindelijk met moeite aan zijn beschouwing had ontrukt,liet hij het gordijn vallen en keerde vermoeid, maar gelukkig naarhuis terug.

Wronsky, Anna en Golinitschef kwamen vroolijk weer in hun palazzo aan,terwijl zij over Michailof en zijn schilderijen spraken. Het woord_talent_ kwam dikwijls in hun gesprek voor; zij verstonden daardoorniet alleen een aangeboren, bijna physieke gave, onafhankelijk vangeest en hart, maar nog iets meer, dat zij niet door woorden kondenweergeven.

"Talent," zeiden zij, "zeker, dat heeft hij, maar dit talent is doorte weinig geestelijke vorming niet genoeg ontwikkeld, een gebrek,dat aan alle Russische kunstenaars eigen is."

XXXI.

Wronsky kocht de kleine schilderij en haalde zelfs Michailof over hetportret van Anna te maken. De kunstenaar kwam op den bepaalden dag enbegon een schets, die na afloop van de vijfde zitting Wronsky trofdoor de gelijkenis en door een zeer fijn gevoel voor de schoonheidvan het model.

"Ik worstel al zoo lang zonder iets verder te komen," zeide Wronsky,terwijl hij van zijn eigen portret van Anna sprak, "en hij heefthaar slechts aan te zien om haar goed weer te geven; dat noem ik zijnberoep verstaan."

"Dat zal komen met de praktijk," zeide Golinitschef om hem tetroosten; want in zijn oogen had Wronsky talent en bezat buitendien

Page 276: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

een ontwikkeling, die het kunstgevoel in hem moest verhoogen. Voor hetoverige werd Golinitschefs overtuiging versterkt door zijn behoefteaan Wronsky's lof en sympathie voor zijn eigen werken; het was eenruiling van vriendschapsdiensten.

Michailof scheen buiten zijn atelier een ander mensch; in het paleisvooral betoonde hij zich gemaakt eerbiedig, terwijl hij zorg droegelke intimiteit te vermijden met lieden, die hij in den grond nietachtte. Hij noemde Wronsky nooit anders dan "Uw Excellentie", enondanks de herhaalde uitnoodigingen van Anna om bij hen te dineeren,nam hij die nooit aan en vertoonde zich slechts op de uren derzittingen; Wronsky behandelde hem met de uiterste beleefdheid enwenschte zijn meening te hooren over zijn schilderijen. Golinitschefverzuimde geen gelegenheid hem gezonde denkbeelden omtrent de kunstin te prenten; Michailof bleef onder dit alles steeds even koel. Annagevoelde echter, dat hij haar gaarne zag, hoewel hij elk onderhoudvermeed; wat de raadgevingen, die Wronsky verlangde, betreft,trok hij zich terug in een halsstarrig stilzwijgen, beschouwde deschilderstukken zonder een woord te spreken en verborg de vervelingniet, die Golinitschefs gesprekken hem veroorzaakten.

Deze stomme vijandelijkheid maakte een pijnlijken indruk, en mengevoelde zich onderling verlicht, toen na geeindigde zittingen,Michailof het palazzo verliet, tot herinnering aan hem eenbewonderenswaardig portret achterlatende. Golinitschef was de eerste omde gedachte uit te spreken, dat de schilder afgunstig was op Wronsky.

"Wat hem boos maakt is, dat hij in u een rijk en hooggeplaatst manziet, die--wat hem vooral nijdig maakt--graaf is op den koop toe,die er toe gekomen is, zonder zich veel moeite te geven, even goed,misschien beter te werken dan hij; hij heeft zijn leven aan deschilderkunst gewijd, maar gij bezit een geestbeschaving, waartoe demenschen als Michailof nooit zullen komen."

Wronsky, ofschoon hij voor den schilder partij trok, gaf in den grondzijn vriend gelijk, want naar zijn eigenlijke overtuiging, vond hijhet zeer natuurlijk, dat een persoon in een ondergeschikten positiehem benijdde.

De beide portretten van Anna hadden hem de oogen openen en hemovertuigen moeten, welk een onderscheid er bestond tusschen Michailofen hem; hij besefte het genoeg om van het zijne af te zien en het voorovertollig te verklaren, en zich te vergenoegen met zijn tafereelder middeleeuwen, waarover hij even voldaan was als Golinitschef enAnna, omdat het, veel meer dan al wat Michailof had vervaardigd opeen tafereel uit de oudheid scheen te gelijken.

De kunstenaar van zijn zijde was, in weerwil van de aantrekkelijkheid,die Anna's portret voor hem had gehad, gelukkig bevrijd te zijnvan de gesprekken van Golinitschef en van de schilderstukken vanWronsky; men kon zeker dezen niet beletten zich te amuseeren,want de diletanten hadden ongelukkig het recht te schilderen, watzij wilden; maar hij had geleden onder deze tijdpasseering van denliefhebber. Niemand kon een mensch verbieden voor zich een wassen popte maken en ze te omhelzen, maar hij moest ze niet gaan liefkoozen integenwoordigheid van twee verliefden! Wronsky's schilderstuk was voorhem een voortbrengsel zonder voldoende overeenstemming met den tijd,dien het moest voorstellen; het kwetste hem, het deed hem rillen;hij vond het belachelijk en ellendig.

Page 277: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Wronsky's liefhebberij voor de schilderkunst en de middeleeuwen wasoverigens van korten duur; hij had genoeg kunstgevoel om zijn stukniet te voltooien en neerslachtig te erkennen, dat de gebreken, diein het begin weinig in het oog vielen, schreeuwend zouden worden,naarmate hij meer vorderde. Hij was in het geval van Golinitschef,die volkomen de ledigheid van zijn geest gevoelende, zich voedde metillusies en zich verbeeldde zijn voorraad te vermeerderen en zijnideeen te doen rijpen. Maar datgene, wat deze ergerde en verbitterde,liet Wronsky volkomen kalm; niet in staat zich zelf te misleiden, liethij met zijn gewone beslistheid van karakter eenvoudig de schilderkunstvaren, zonder te trachten zich te rechtvaardigen of te verklaren.

Maar het leven zonder bezigheid werd spoedig in deze kleine stadondragelijk, het palazzo scheen hem oud en leelijk; de vlekken dergordijnen namen een armoedig voorkomen aan, de bersten in het mozaiek,de beschadiging der kornissen, de eeuwige Golinitschef, de Italiaanscheprofessor en de Duitsche reiziger werden allen ondragelijk vervelend,en Wronsky gevoelde een dringende behoefte om van toestand en omgevingte verwisselen.

Anna was verwonderd over deze spoedige onttoovering, maar stemdeer gaarne in toe naar Rusland terug te keeren en op het land tegaan wonen.

Wronsky wilde Petersburg aandoen om er een acte van boedelscheiding metzijn broeder te doen passeeren, en Anna om er haar zoon te zien. Zijzouden er den zomer slijten op Wronsky's voorvaderlijk landgoed.

XXXII.

Sedert drie maanden was Lewin gehuwd. Hij was gelukkig, maar op eengeheel andere wijze, dan hij verwacht had. Bij elke schrede vond hijeen nieuwe ontgoocheling zijner vroegere droomen, maar ook een nieuwe,onverwachte bekoorlijkheid. Hij was gelukkig, maar sedert zijneintrede in het huwelijksleven ervoer hij, dat het een geheel anderwas, dan hij zich had voorgesteld. Toen hij vroeger als jonkman in eenvreemd huwelijksleven zoovele kleingeestige zorgen, kibbelarijen enafgunstigheden aanschouwde, had hij bij zich zelf minachtend daaromgelachen; hij was overtuigd dat in zijn toekomstig huwelijkslevenniets dergelijks kon plaats grijpen. En nu vormde zich zijn levenmet zijn vrouw niet slechts op geen bizondere wijze, maar al diekleine, onbeduidende nietigheden, die hij zoo veracht had, verkregennu tegen zijn wil een zeer groot en onloochenbaar gewicht. Ofschoonhij gemeend had zich de juiste voorstelling van het huwelijkslevengemaakt te hebben, had hij zich toch, zooals de meeste mannen,daaronder slechts een liefdesgenot gedacht, dat niemand hinderlijkwas en waarvan geen kleingeestige zorgen afleiden konden. Naar dievoorstelling wilde hij zijn arbeid verrichten en daarvan uitrustenin het geluk der liefde. De vrouw zou slechts het beminde voorwerpzijn, verder niets; dat ook zij werken moest, vergat hij geheel,zooals de meeste mannen. Hoe was het ook mogelijk, dat zij, dezebekoorlijke, poetische Kitty, niet slechts in de eerste weken, neen,reeds in de eerste dagen van haar huwelijksleven zich met tafellakens

Page 278: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

en bedden voor de logeerkamers moest bezig houden, aan theebladen,aan den kok en aan het middageten kon denken? Reeds als bruidegom washij verrast geweest door de beslistheid, waarmede zij een reis in hetbuitenland afgewezen en zich voor een oponthoud op het land verklaardhad, alsof zij er ook iets van wist, wat noodig was, en behalve aande liefde nog aan iets anders denken kon! Dat had hem toenmaalsverdroten, en ook nu ergerden hem dikwijls haar kleine zorgen entobberijen. Maar hij zag, dat zij daaraan behoefte had; en daar hijhaar beminde, moest hij haar bewonderen, hoewel hij niet begreep,waarom zij deze zorgen noodig had, waar hij toch slechts om lachenkon. Hij moest er om lachen zooals zij haar uit Moskou medegebrachtemeubels plaatste, dat zij haar en zijn kamer geheel nieuw stoffeerde,dat zij de gordijnen koos, dat zij eene kamer voor sommige gasten,eene voor Dolly en eene voor haar nieuw dienstmeisje uitzocht, datzij bij zijn ouden kok het eten bestelde en met Agasija Michailownain eenige uiteenzettingen geraakte om haar uit de provisiekamer teverdringen. Hij zag, hoe de oude kok lachte, haar verbaasd aanstaardeen haar onervarene, onmogelijke bevelen aanhoorde; hij zag, hoe AgasijaMichailowna, nadenkend, maar vriendelijk over de beschikkingen derjonge meesteres in de provisiekamer het hoofd schudde; hij zag, dathet haar bijzonder goed stond, als zij lachend en weenend bij hem kwammet de klacht, dat het eene meisje, Mascha, zich aangewend had haarvoor een ongetrouwde dame te houden en haar als zoodanig betitelde,zoodat niemand haar wilde gehoorzamen. Alles kwam hem behoorlijk voor,maar, wat vreemd was, hij dacht: zonder dat was het toch beter,

Hij had niet, zooals zij, het gevoel eener veranderde levenswijs. Hadzij te huis een keer trek gehad in zuurkool, bitterkoekjes of bonbons,dan was die begeerte niet altijd te bevredigen geweest; nu kon zijvoor zich bestellen, wat zij wilde, kon geheele bergen bonbons koopenen geld uitgeven en de meelspijzen bestellen, waarvan zij hield. Zijwist zelf niet waarom, maar de huishouding boezemde haar in denhoogsten graad belangstelling in.

Een andere ontgoocheling en een andere bekoorlijkheid waren voorLewin hun kleine kibbelarijen. Naar zijn voorstelling konden tusschenhem en zijn vrouw slechts teederheid, liefde en achting voorkomen,en toch hadden zij reeds dadelijk in de eerste dagen getwist; zijhad hem gezegd, dat hij haar niet beminde, maar slechts zich zelf,zij was begonnen te weenen en had de handen ineen geslagen. Dezehun eerste twist was daardoor ontstaan, dat Lewin zich bij een zekervoorbereidend werk tot aanplanting een half uur langer had opgehouden,dan hij oorspronkelijk gewild had. Onderweg dacht hij slechts aan haar,aan haar liefde, aan zijn geluk, en hoe nader hij bij haar kwam, des testerker werd zijn teeder gevoel voor haar. Hij ijlde in de kamer naarhaar toe in dezelfde spanning als vroeger naar de Tscherbatzky's toenhij haar hand wilde vragen; maar plotseling ontving hem een donkereblik, dien hij tot hiertoe bij haar nog niet gekend had. Hij wildehaar kussen, maar zij stiet hem terug.

"Wat is er?"

"Je amuseert je...." begon zij en trachtte in alle kalmte scherp tezijn. Maar nauwelijks had zij den mond geopend, of daaruit stroomdeeen geheele vloed van zinnelooze, jaloersche verwijten en alles,wat haar het laatste half uur, dat zij onbewegelijk aan het vensterhad doorgebracht, gekweld had.

Nu kwam hij voor de eerste maal helder tot bewustzijn omtrent dat

Page 279: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

gevoel, waarover hij niet tot klaarheid had kunnen komen, toen hijhaar na het trouwen uit de kerk voerde; hij werd zich bewust, datzij hem niet slechts zeer na stond, maar zoo na, dat hij niet wistwaar zij ophield zij te zijn en hij aanving hij te zijn; dat werd hemnu eerst door het kwellend gevoel hunner tweespalt recht duidelijk;hij gevoelde zich in het eerste oogenblik beleedigd, maar aanstondsbegreep hij, dat hij door haar niet beleedigd kon worden, daar zijhij zelf was. Het was hem als een mensch, die plotseling van achtereneen sterken stoot voelt en zich toornig met het doel zich op denschuldige te wreken omkeert, maar dadelijk ontdekt, dat hij zich overniemand ergeren kan en de pijn moet verdragen, daar hij zich toevalligzelf gestooten heeft. Dit werd hij zich later niet weer zoo klaarbewust als deze eerste maal. Een natuurlijk gevoel in hem eischte,dat hij zich rechtvaardigde en haar aantoonde dat zij ongelijk had;maar deed hij dat, dan zou hij haar nog meer opwinden en dan werd dekloof verbreed. Het was onaangenaam zulk een ongegronde beschuldigingop zich te laten zitten, maar zich rechtvaardigen en haar leed doenwas nog erger. Zij werden spoedig verzoend; zij zag zelf haar schuldin en werd deswege teederder jegens hem, en zoo ondervonden zij eennieuw, verdubbeld geluk hunner liefde.

Maar dit verhinderde niet, dat zulke schermutselingen zich herhaaldenen wel het meest bij onverwachte, nietige oorzaken; de reden washoofdzakelijk daarin gelegen, dat de een niet wist wat voor denander gewichtig was en dat zij beiden in dezen geheelen eerstentijd meermalen slecht geluimd waren. Was de een in goede en deander in slechte luim, dan werd de vrede niet verstoord; zoodraechter beiden slecht geluimd waren, geraakten zij om onbegrijpelijknietige redenen in botsing, zoodat zij somwijlen zelf niet wisten,waarover zij eigenlijk gekrakeeld hadden. Waren beiden goed geluimd,dan verdubbelde zich alleszins hun levensvreugde. Maar toch was dezeeerste tijd voor beiden moeielijk. Dezen geheelen tijd gevoeldenzij zich beiden aan een ketting gebonden, waaraan nu de een dan deander trok. Bovendien kwamen hun de wittebroodsweken, waaraan Lewinovereenkomstig de traditie zulke groote verwachtingen gehecht had,volstrekt niet als wittebroodsweken voor, maar zij bleven in beiderherinnering de lastigste en beschamendste tijd van hun leven. Zijbeijverden zich door hun volgend leven alle onbehoorlijke dwalingen vandien ongezonden tijd, waarin zij zelden in normalen gemoedstoestandverkeerden, goed te maken. Eerst in de derde maand na hun terugkomstuit Moskou, waar zij zich een maand lang hadden opgehouden begon hunhuwelijksleven gelijkmatig daarheen te vloeien.

XXXIII.

Zij waren te huis gekomen en genoten van hun eenzaamheid. Lewin zat aanzijn bureau te schrijven; Kitty was gezeten op een lederen rustbank,die in het werkkamertje stond, zooals in den tijd van Lewins vaderen grootvader; zij hield zich bezig met Engelsch borduurwerk en wasgekleed in een violetkleurige japon, waarvan Lewin zooveel hield,omdat zij ze in de eerste dagen van hun huwelijk had gedragen. Terwijlhij nadacht en schreef, genoot hij van de tegenwoordigheid zijnervrouw; zijn werk over de hervorming van de agronomische toestanden inRusland was niet opgegeven; maar schenen ze hem vroeger, toen zijn

Page 280: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

leven treurig en somber was, ellendig, thans, te midden van zijnvol geluk, vond hij de bezwaren onbeduidend. Voorheen was de studievoor hem het grootste heil; thans behoedde zij zijn leven voor eenal te gelijkmatig genot. Terwijl hij zijn werk herlas, erkende Lewinmet genoegen, dat het waarde had, in weerwil van sommige overdrevendenkbeelden, en op nieuw het geheel van het vraagstuk overziende,werden vele leemten en gapingen aangevuld. Een hoofdstuk, dat handeldeover ongunstige omstandigheden, die den landbouw in Rusland drukten,werd geheel herzien. Volgens hem was de armoede niet de eenigeoorzaak van het onevenredig grondbezit en der valsche oeconomischeverhoudingen, maar vooral de ontijdige invoering van de Europeeschebeschaving, de spoorwegen en politieke geschriften, een overdrevencentralisatie, de ontwikkeling van weelde,--en bijgevolg het ontstaanvan nieuwe industrieele ondernemingen ten koste van den landbouw,--deoverdreven uitbreiding van het crediet en der speculatie. Hij meende,dat de normale vergrooting van den rijkdom eens lands geenszins dezeteekenen van uitwendige beschaving gedoogde zonder dat de landbouween evenredige ontwikkeling had bereikt.

Terwijl Lewin schreef, dacht Kitty aan zijn vreemde houding in denvooravond van hun vertrek van Moskou, toen de jonge prins Tscharskyhaar met weinig tact een beetje het hof maakte. "Hij is jaloersch,"dacht zij. "Mijn hemel, wat is hij verstandig en dwaas! Indien hijeens wist, welk een indruk zij allen op mij maken! Juist als Peter dekok!" En zij wierp een eigenaardigen blik als eigenares op den forschennek en hals van haar echtgenoot. "'t Is jammer hem te storen, maar hijzal den tijd hebben om later te werken; ik wil zijn gezicht zien; zalhij voelen dat ik hem bekijk? Ik wil, dat hij zich omkeert...." En zijopende zeer wijd de oogen, als om meer kracht aan haar blik te geven.

"Ja, zij trekken de beste sappen tot zich en geven een valschen schijnvan rijkdom," mompelde Lewin, terwijl hij de pen neerlegde en gevoelde,dat de blik zijner vrouw op hem was gevestigd. Hij keerde zich om:

"Wat is het?" vroeg hij opstaande met een glimlach.

"Hij heeft zich omgekeerd," dacht zij.--"Niets, ik wilde dat ge uzoudt omkeeren," en zij zag hem aan om te weten, of hij ontevreden was,dat zij hem gestoord had.

"Wat is het goed met ons beiden te zijn! Voor mij ten minste," zeidehij en naderde haar, terwijl zijn gelaat straalde van geluk.

"Ik bevind me hier zoo goed, dat ik volstrekt niet meer van hier zalgaan, vooral niet naar Moskou."

"Waar dacht je aan?"

"Ik! ik dacht.... Neen, neen, ga maar schrijven, laat je nietaftrekken," antwoordde zij even pruilend den mond vertrekkend. "Kijk,ik moet nu al deze knoopsgaten knippen."

En zij nam haar borduurschaartje.

"Neen, zeg mij waar je aan denkt," hernam hij zich bij haarnederzettend en volgde de bewegingen van haar kleine schaar.

"Waaraan ik dacht? Aan Moskou en aan u."

Page 281: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Wat heb ik gedaan om dat geluk te verdienen? Het is niet natuurlijk,"zeide hij haar de hand kussende.

"En ik, hoe gelukkiger ik ben, hoe meer ik dat natuurlijk vind."

"Hier is een haarlokje los," zeide hij, haar hoofd voorzichtig eenweinig ter zijde draaiend.

"Een haarlokje? Laat het maar zitten; wij houden ons met ernstigezaken bezig."

Maar zij werden in hun ernstige zaken gestoord, en toen Kosma dethee kwam aankondigen, verwijderden zij zich snel van elkander alsbetrapte schuldigen.

Toen hij alleen was gebleven, bergde Lewin zijn beschreven papier ineen vloeiboek, dat zijn vrouw had gekocht, waschte toen zijn handen ineen elegante waschkom, die ook door haar gekocht was, en, over zijngedachten lachend, hief hij het hoofd op met een gevoel, dat geleekop wroeging. Zijn leven was te weelderig, te verbasterd. Het was eenleven van genot, waarover hij zich een weinig beschaamd gevoelde.

"Zulk een bestaan deugt niets," dacht hij. "'t Zijn nu bijna driemaanden dat ik aan 't flaneeren ben. Vandaag heb ik mij voor de eerstemaal aan het werk gezet en nauwelijks ben ik begonnen, of ik heb hetal weer neergelegd. Ik verzuim zelfs mijn gewone bezigheden, ik geefnergens meer acht op, ik voer volstrekt niets uit. Nu spijt het mijhaar te verlaten, en dan vrees ik, dat zij zich verveelt; ik, die nogwel dacht, dat het leven voor het huwelijk een ernstige beteekenis haden dat het eerst daarna een recht werkelijk leven zou worden! En zie,het zijn bijna drie maanden dat ik mijn tijd doorbreng op een wijze,die men wel leegloopen kan noemen. Dat kan niet voortduren. Het ishaar schuld niet en men kan haar het minste verwijt niet doen. Ik hadmijn fermiteit, mijn gezag als man moeten toonen, want ik zou op diewijze voortgaande slechte gewoonten aannemen."

Een ontevreden mensch verdedigt zich gemakkelijk met de schuld van zijnontevredenheid op een ander te werpen. Ook Lewin dacht met droefheid,dat, indien de oorzaak niet lag bij zijn vrouw (en haar kon hij nietbeschuldigen), ze gelegen was in haar opvoeding. "Dat mispunt vaneen Tscharsky, bij voorbeeld, hem had zij zelfs niet in het noodigerespect kunnen houden." En buiten haar kleine belangen der keuken(deze bezorgde zij zelf), van haar toilet en van haar borduurwerk,was er niets, dat haar bezig hield. "Geen de minste sympathie voormijn werkzaamheden, voor de bouwerij of voor de boeren, zelfs geensmaak voor lectuur of muziek, en toch is zij een goede musicienne. Zijdoet volstrekt niets en is toch zeer voldaan."

Toen Lewin aldus oordeelde, begreep hij niet, dat zijn vrouw zichvoorbereidde voor een tijd van bezigheid, die haar zou verplichtenalles te gelijk te zijn: vrouw, moeder, meesteres van het huis,voedster, onderwijzeres; hij begreep niet, dat zij zich deze urenvan ledigheid en liefde veroorloofde, omdat een geheim instinct haarwees op de taak, die haar wachtte, terwijl zij langzamerhand haarnest gereed maakte voor de toekomst.

Page 282: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

XXXIV.

Sedert Karenin van vorstin Betsy en Oblonsky had vernomen, dat men vanhem verlangde, dat hij zijn vrouw met rust zou laten en haar niet meermet zijn tegenwoordigheid zou lastig vallen, zooals zij zelf wenschte,gevoelde hij zich zoo ongelukkig en verlaten, dat hij niet meer wist,hoe hij beslissen en wat hij doen zoude; hij gaf zich dus geheel overin de handen van hen, die zich met zooveel genoegen aan zijn belangenwijdden en gaf tot alles zijn toestemming.

Eerst toen Anna reeds het huis had verlaten en de Engelsche gouvernantehem vroeg, of zij alleen of met hem zou dineeren, werd hem zijngeheele toestand duidelijk en was hij daarover zeer ontsteld. Hijvermocht geen samenhang te vinden tusschen datgene, wat nog zoo evengeweest was: zijn berusting, zijn liefde voor de zieke vrouw en voorhet vreemd kind, en tusschen datgene wat nu bestond; was dit, dathij nu verlaten, beschimpt, uitgelachen, als overtollig beschouwd,door ieder veracht was, was dit het loon voor dat andere?

Den eersten dag na het vertrek zijner vrouw nam hij ouder gewoonte deverzoekschriften aan, ontving den chef zijner kanselarij, ging naarde comitevergadering en ging des middags naar de eetzaal. Zonderzich rekenschap te geven, waarom hij het deed, spande hij in dezetwee dagen alle krachten in om zich zoo kalm en gelijkmatig mogelijkvoor te doen. Terwijl hij de vraag beantwoordde, hoe voortaan met allevoorwerpen en de kamers van Anna te doen, gaf hij zich het voorkomenvan een man, dien het gebeurde niet onvoorbereid had getroffen;en bereikte zijn doel: Niemand zag aan hem een teeken van wanhoop.

Evenwel, op den derden dag, toen Karnej hem een rekening van eenmodemagazijn, die Anna vergeten had te betalen, overgaf, en daarbijmeldde, dat de boekhouder zelf daar was, liet Alexei Alexandrowitschhem binnen komen.

"Excuseer mij, excellentie, dat ik het waag u te storen. Maar alsu beveelt, dat ik mij rechtstreeks tot haar excellentie zal wenden,gelief mij dan het adres op te geven."

Alexei Alexandrowitsch dacht er over na, zooals het den boekhoudertoescheen, toen wendde hij zich af en ging aan de tafel zitten. Methet hoofd op de handen geleund, zat hij zoo een poos en deed eenpaar maal een poging om te spreken, maar vermocht het niet. Karnejried de gewaarwordingen van zijn heer en verzocht den boekhouder eenandermaal terug te komen. Zoo miste Karenin de kracht, de rol derkalmte en beradenheid tot het einde vol te houden. Hij liet het voorde deur wachtend rijtuig uitspannen, liet niemand meer bij zich toeen verscheen niet aan het diner.

Hij gevoelde zich niet meer in staat den aandrang van verachtingen leedvermaak af te weren, waarvan hij ook duidelijke sporen op degezichten van Karnej, van den boekhouder en van allen, die hij dezetwee dagen ontmoet had, bemerkte. Hij besefte, dat deze minachtingniet was ontstaan, omdat hij slecht was, maar omdat hem een onteerend,afschuwelijk ongeluk had getroffen; zij werden onmeedoogend tegenhem, omdat zijn hart was gebroken; de eenige uitkomst was zijn wond teverbergen en instinctief had hij dezer dagen getracht dat te doen. Maarhij gevoelde zich tegen dezen ongelijken strijd niet meer opgewassen.

Page 283: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Zijn verslagenheid werd nog des te grooter, omdat hij geheel alleenstond in zijn leed. Hij was als wees opgegroeid, als een van tweebroeders. Zijn vader had hij niet gekend, zijn moeder stierf, toenhij tien jaar was. Het nagelaten vermogen was gering. Zijn oom, eenhoog staatsbeambte en voormalig gunsteling des overleden keizers,liet hem opvoeden. Nadat hij het gymnasium en de hoogeschool metonderscheiding had doorloopen, maakte hij door den invloed van zijnoom snel carriere en gaf zich sedert geheel aan de bureaucratischeeerzucht over. Noch op de school noch op de universiteit had hijvriendschappelijke betrekkingen aangeknoopt. Zijn broeder was voorhem zijn naaste vriend, maar deze bevond zich, in dienst van hetministerie van buitenlandsche zaken, steeds in het buitenland, waarhij kort na Alexei Alexandrowitsch's bruiloft gestorven was.

Gedurende den tijd, dat Karenin gouverneur eener provincie was, brachteen tante van Anna, een rijke en aanzienlijke dame dezer provincie,haar nicht met den gouverneur, die toen reeds niet jong meer was,te zamen en bracht hem tot zulk een verhouding tot haar, dat hijzich verklaren of de stad verlaten moest. Alexei Alexandrowitsch haddestijds lang gewankeld. Er spraken evenveel gronden tegen als voorzulk een stap, als de tante wenschte. Maar deze gaf hem door goedevrienden te kennen, dat hij Anna gecompromitteerd had en dat zijneer van hem eischte een aanzoek te doen. Hij deed dit en schonk zijnbruid en daarna zijn vrouw al het gevoel, waarvoor hij vatbaar was;deze neiging, die hij Anna toedroeg, vervulde zijn geheele hart enverdrong daaruit de laatste behoefte aan hartelijke betrekkingen metandere menschen. En zoo had hij in den geheelen kring zijner bekendenniemand, die met hem in nauwe betrekking stond.

Het meest was hij nog verbonden met zijn kanselarijchef en met zijnhuisdokter Nichael Wassilitsch; de kanselarijchef was een braaf,verstandig en hoogzedelijk mensch, hij was aan Karenin gehecht, maareen vijfjarige gemeenschappelijke dienstwerkzaamheid had voor allehartelijke en intieme verklaringen tusschen hem een grens geplaatst.

Ook de dokter was hem persoonlijk genegen, maar zij waren beiden reedslang tot de stilzwijgende erkentenis gekomen, dat zij beiden te zeermet bezigheden waren overladen om voor iets anders tijd over te hebben.

Aan zijn vriendinnen en zelfs aan de eerste onder haar, gravin LydiaIwanowna, dacht Alexei Alexandrowitsch in het geheel niet. Allevrouwen, juist omdat zij vrouwen waren, stieten hem af.

XXXV.

Alexei Alexandrowitsch had gravin Lydia Iwanowna vergeten, maar zijhem niet. In deze moeielijke oogenblikken zijner verlatenheid envertwijfeling kwam zij tot hem en trad onaangediend zijn kabinetbinnen. Zij vond hem nog in dezelfde houding, met het hoofd op dehanden geleund.

"J'ai force la consigne," zeide zij, door ijver en haastigebeweging bijna buiten adem geraakt: "Ik heb alles gehoord. AlexeiAlexandrowitsch! Mijn vriend!" ging zij voort en drukte zijn beide

Page 284: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

handen, terwijl zij met de schoone dwepende oogen in de zijne staarde.

Alexei Alexandrowitsch stond met gefronst voorhoofd op, bevrijddezijn handen en schoof haar een stoel toe.

"Verplicht, gravin! Overigens, ik ben zeer ongesteld," en zijnlippen beefden.

"Mijn vriend!" hernam zij zonder haar oogen van hem af te wenden;plotseling trok zij haar wenkbrauwen op, zoodat zij op haar voorhoofdeen driehoek vormden, haar onbevallig gelaat werd nog onbevalliger,maar Karenin gevoelde, dat men hem beklaagde als een ziek lijdend kind,en dat had hij noodig. Hij greep haar hand en kuste ze.

"Mijn vriend!" zeide zij met van aandoening haperende stem: "Ge moogtu niet zoo aan de droefheid overgeven. Uw leed is groot, maar ge moettroost zoeken."

"Ach, gravin, ik ben verslagen, ik ben als dood, ik ben geen menschmeer!" zeide Karenin, terwijl hij haar hand losliet en haar in de mettranen gevulde oogen zag. "Mijn toestand is daarom zoo verschrikkelijk,omdat ik nergens hulp of steun kan zien."

"O, ge zult dien steun vinden! Zie dien niet in mij, hoewel iku verzoek aan mijn vriendschap te gelooven," sprak zij met eenzucht. "Ons anker en steunpunt is de liefde, die Hij ons heeftnagelaten.--Zijn last is licht!" zeide zij met dat dwependopwaartszien, dat hij vroeger niet kon verdragen. "Hij zal usteunen. Hij zal u helpen!"

In deze woorden openbaarde zich een ontroering over eigen verhevengevoelens en een mystieke stemming, die zich sedert kort in Petersburgdeed gelden en die Karenin anders voor zeer overtollig hield; maarnu was het hem toch aangenaam ze te hooren.

"Ja, u heeft gelijk! Ik ben zwak, ik ben vernietigd! Van alles hebik niets vermoed en ook nu begrijp ik niets."

"Mijn vriend!" hernam Lydia Iwanowna.

"Niet het verlies van hetgeen ik mis betreur ik, maar ik moet mijover den toestand, waarin ik mij bevind, voor de menschen schamen."

"O, deze hebben niet de vrucht der vergeving in uw hart doen rijpen,"zeide Lydia, de oogen weer dweepachtig naar boven slaande, "maar Hij,die in uw harte woont,--en daarom moogt ge u voor hen niet schamen."

"Maar men moet alle bizonderheden kennen," hernam hij. "Des menschenkrachten hebben haar grenzen en deze heb ik bereikt. Heden moet ik dengeheelen dag hier in huis beschikkingen maken, die de gevolgen mijnernieuwe, eenzame verlatenheid zijn. De dienstboden, de gouvernante,de rekeningen.... Dit kleine vuur heeft mij zoo verbrand, dat ik totniets meer in staat ben. Des middags.... Gisteren was ik bijna vantafel opgestaan.... Ik kon het niet uithouden, zooals mijn zoon mijaanzag. Hij vroeg mij niet, wat dit alles beteekende, maar hij wildevragen en ik kon zijn blik niet uithouden...."

Hij wilde ook van de rekening, die men hem voorgelegd had, meldingmaken, maar zijn stem beefde en hij moest ophouden. Aan deze rekening

Page 285: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

van haar hoeden en linten, op het blauwe papier, kon hij niet denkenzonder schaamte en zonder medelijden met zich zelf.

"Ik begrijp dat, mijn vriend," zeide de gravin. "Ik begrijp uvolkomen. Bij mij zal u wel niet veel troost en hulp vinden, maar ikben ook slechts gekomen om u te helpen, als ik het kan. Als ik u maarvan al deze kleine, voor u vernederende zorgen kon bevrijden! Ik ziehet reeds: het woord eener vrouw, de beschikkingen eener vrouw zijnhier noodig. Wil u mij dat overlaten?"

Alexei Alexandrowitsch drukte haar zwijgend en dankbaar de hand.

"Wij zullen ons te zamen met Serescha bezighouden. Ik ben wel inpractische dingen niet zeer ervaren, maar ik zal 't mij eigen maken,ik wil uw huishoudster zijn. Dank mij niet, ik doe het om....'

"Ik moet u dankbaar zijn...."

"Maar, mijn vriend, aan dat gevoel, waarvan ge zooeven spraakt,moogt ge u niet overgeven. U mag zich niet schamen voor hetgeende roem van een Christen zijn moet. Die zich zelf vernedert, zalverhoogd worden. En mij heeft u niets te danken. Hem slechts zijtge dank verschuldigd, bij Hem moet u troost en hulp zoeken. In Hemalleen is vrede, troost, redding en liefde te vinden!" zeide zij, hiefhaar oogen hemelwaarts en, zooals Karenin aan haar zwijgen bemerkte,begon zij te bidden.

Alexei Alexandrowitsch was een gematigd geloovig man, voor wiende godsdienst vooral in politiek opzicht belang had, en de nieuwerichting, die zich nieuwe uitleggingen en aanwijzingen veroorloofde,was hem in beginsel onaangenaam, daar zij leidde tot verschillenen onderzoekingen van allerlei aard. Evenwel hoorde hij nu LydiaIwanowna's woorden met genoegen en sprak ze niet tegen.

"Ik ben u zeer, zeer dankbaar voor uw woorden zoowel als voor uwwerken," zeide hij, toen hij zag, dat zij haar gebed geeindigd had.

Zij drukte hem nog eenmaal beide handen.

"Nu wil ik aan het werk gaan," zeide zij lachend en wischte haartranen af. "Ik ga naar Serescha en slechts in het uiterste geval zalik mij tot u wenden."

Gravin Lydia ging naar Serescha, en terwijl zij de wangen van denverschrikten knaap met haar tranen bevochtigde, zeide zij tot hem,dat zijn vader een heilige en zijn moeder gestorven was.

Gravin Lydia Iwanowna hield haar belofte. Zij nam inderdaad alle zorgender nieuwe huishoudelijke inrichting op zich. Maar zij had ook nietoverdreven, toen zij zeide, dat zij in practische dingen niet zeerervaren was. Bijna al haar verordeningen moesten veranderd worden,daar zij onuitvoerbaar waren, en zij werden veranderd door Karnej,Karenins kamerdienaar, die onbemerkt het geheele huis regeerde enmet kalmte en omzichtigheid, terwijl hij zijn heer aankleedde, dezenalles mededeelde, wat hij noodig achtte. Maar de hulp der gravin wastoch van groote beteekenis; zij gaf Alexei Alexandrowitsch door hetbewustzijn harer genegenheid en achting een zedelijken steun. Zijzelf vond troost in de gedachte hem tot het Christendom te bekeeren,dat wil zeggen, hem van een onverschillige en traag geloovige tot

Page 286: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

een warm en getrouw volgeling te maken van de nieuwe _reveil_, diein den laatsten tijd in Petersburg was ontstaan.

XXXVI.

Gravin Lydia Iwanowna was als zeer jong, dweepziek meisje aan eenrijk, aanzienlijk, goedhartig, maar zeer losbandig man van de werelduitgehuwelijkt geworden. Maar reeds na twee maanden werd zij door haarechtgenoot verlaten. De overstroomende en sentimenteele betuigingenharer liefde had hij slechts met spot, zelfs met vijandschapbeantwoord, zoodat de menschen, die zijn goed hart kenden en tevensmeenden, dat de phantastische Fanny geen gebreken had, zich datvolstrekt niet konden verklaren. Zij hadden zich niet laten scheiden,maar haar man leefde niet met haar en bij elke ontmoeting bejegendehij haar steeds met bitteren spot.

Zij had reeds lang opgehouden op hem verliefd te zijn, maar zij hadsedert niet opgehouden op iemand verliefd te wezen, somwijlen op meerte gelijk, op vrouwen en mannen en schier op allen, die zich dooriets uitstekends onderscheidden. Zij was verliefd op alle nieuweprinsen en prinsessen van het keizerlijk huis, zij was verliefdop den metropoliet, op een vicaris en op een anderen geestelijke;zij was verliefd op een journalist, op een minister, op een dokter,op een Engelschen zendeling en eindelijk op Karenin. Maar al dezegroote liefde, die nu sterker dan zwakker was, verhinderde haar nietin de uitgestrektste en gecompliceerdste betrekkingen tot het hof ende gezelschapswereld te staan.

Na het ongeluk, dat Karenin had getroffen, nam zij hem onderhaar bizondere bescherming en nadat zij zijn geheele huis hadingericht, bemerkte zij, dat al haar vroegere en al haar overigeliefde niet de rechte was geweest, maar dat zij slechts en alleennu werkelijk op Karenin verliefd was. Terwijl zij haar gevoelontleedde en met het vroegere vergeleek, werd het haar duidelijk,dat zij op Kommissarow volstrekt niet verliefd zou zijn geworden,als hij het leven des keizers niet gered had, en niet op Ristitsch,als het Slavische vraagstuk er niet geweest was, dat zij echterKarenin om zijn zelfs wil lief had uithoofde van zijn verheven dooranderen niet gewaardeerde beginselen, uithoofde van den lieven toonzijner stem met de lange klemtonen, uithoofde van zijn matten blik,uithoofde van zijn karakter en van zijn witte handen met gezwollenaderen. Zij was niet slechts verheugd als zij hem ontmoette, maarzij bespiedde ook den indruk, dien zij op hem maakte. Zij trachttehem niet slechts met haar woorden te bevallen, maar met haar geheelepersoonlijkheid. Om zijnentwil maakte zij nu meer werk van haar toilet,dan ooit te voren. Zij bloosde, als hij in de kamer kwam, zij kon ookeen lachje van genoegen niet weerhouden als hij haar iets aangenaamszeide. Zij betrapte zich zelfs op de gedachte, hoe het wel zijn zou,als zij niet gehuwd en hij vrij was.

Reeds sedert eenigen tijd verkeerde Lydia Iwanowna in de sterkstespanning. Zij had vernomen, dat Anna en Wronsky naar Petersburg warenteruggekeerd. Alexei Alexandrowitsch moest tegen een ontmoeting methen beschermd worden, hij moest zelfs van hun nabijheid geen kennis

Page 287: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

dragen, omdat hem dit slechts kwellen zoude, hij mocht niet weten, datdeze verschrikkelijke vrouw weer in de stad was en hij elk oogenbliktegenover haar staan konde.

Lydia liet door haar kennissen uitvorschen, met welk doel dieafschuwelijke menschen (zooals zij Anna en Wronsky noemde) teruggekeerdwaren. De jonge adjudant, een vriend van Wronsky, die door haarcarriere hoopte te maken en door wien zij haar inlichtingen ontving,bracht haar de geruststellende tijding, dat zij hun bemoeiingen,waarvoor zij waren overgekomen, reeds ten einde gebracht hadden enden volgenden dag weer zouden afreizen. Lydia Iwanowna had zich bijnaal gerust gesteld, toen men haar den volgenden morgen een briefjeoverbracht, in welks schrift zij dadelijk Anna Karenina's handherkende. Het couvert bestond uit papier, zoo dik als boomschors,op welk geel papier zich een reusachtig monogram bevond en waaruiteen aangename geur haar tegenkwam.

"Wie heeft dat gebracht?"

"Een commissionnair uit een hotel."

Gravin Lydia Iwanowna vermocht zich nauwelijks neder te zetten omden brief te lezen. Door de sterke gemoedsbeweging kreeg zij eenaanval van kortademigheid, waaraan zij somwijlen leed. Eindelijk,nadat zij wat kalmer was geworden, las zij het volgende:

"Madame la comtesse! De Christelijke gevoelens, die uw hart vervullen,geven mij den moed aan u te schrijven. Ik gevoel mij ongelukkigdoor de scheiding van mijn zoon. Ik smeek u om de toestemming hemnog eenmaal voor mijn vertrek te zien. Vergeef mij, dat ik u aanmij herinner. Ik wend mij tot u en niet tot Alexei Alexandrowitsch,omdat ik dezen edelmoedigen man niet door de herinnering aan mijmag laten lijden. Daar ik uw vriendschap voor hem ken, zal u mijbegrijpen. Zend Serescha bij mij, of zal ik op een bepaald uur bij uaan huis komen? Anders verzoek ik u mij te doen weten, wanneer en waarik hem ontmoeten kan. Ik hoop, dat mij dit niet geweigerd zal worden,daar ik de edelmoedigheid ken van hem, van wien dit afhangt. U kan zichniet voorstellen, hoe ik door verlangen word verteerd en daarom kanu zich ook niet voorstellen, hoe dankbaar ik zijn zal voor de hulp,die u mij zal verleenen. Anna."

Alles in dezen brief verstoorde de gravin: de inhoud, het aanroeren vanKarenins edelmoedigheid en vooral de, naar haar meening, te vrije toon.

"Zeg, dat er geen antwoord is," zeide zij tot den bediende, opendedadelijk haar schrijfportefeuille en schreef aan Karenin, dat zijbepaald hoopte hem om een uur bij de felicitatie op het slot teontmoeten.

"Ik moet met u over een gewichtige en treurige zaak spreken;waar? Zullen we daar de plaats bepalen? Het beste zou zijn bij mij aanhuis, waar ik de thee voor u zal gereed hebben. Maar het is volstrektnoodig. Hij legt het kruis op, maar Hij geeft ook de kracht om hette dragen," voegde zij er bij om hem een weinig voor te bereiden.

De gravin schreef gewoonlijk elken dag twee of drie briefjes aanAlexei Alexandrowitsch. Zij hield van deze wijze van mededeeling,daar zich hierin iets geheimzinnigs met elegance verbond, wat andersin haar persoonlijke relatien geheel ontbrak.

Page 288: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

XXXVII.

De receptie op het slot was voorbij. De vertrekkenden, die elkanderontmoetten, spraken over het nieuws van den dag, over de laatstverleende orden en onderscheidingen en over de verplaatsingen onderde hoogere beambten.

Alexei Alexandrowitsch zag verstrooid onder de menigte rond en gingnaar de deur, in welker nabijheid hij de gravin hoopte te ontmoeten.

"Wat zijn zij allen sterk en gezond," dacht hij, terwijl zijn blik vielop een forschen kamerheer met zorgvuldig onderhouden baard en op denrooden hals van een in uniform gepersten vorst, dien hij voorbijging.

Langzaam voorbijgaande groette hij met de hem eigen waardigheid enafgemat uitzicht deze beide heeren, die juist van hem spraken, enzocht met de oogen Lydia Iwanowna.

"Ah, Alexei Alexandrowitsch!" sprak een oud heer in een metgoud overladen uniform, terwijl hij boosaardig met de oogenpinkte en een koele buiging maakte. "Ik heb u nog in het geheelniet gefeliciteerd!" en wees daarbij op het nieuwe lint derAlexander-Newsky-orde.

"Ik dank u," antwoordde Karenin.

"Wat is dat vandaag een heerlijke dag," zeide de staatsman, denklemtoon op het woord _heerlijk_ leggend.

Dat allen hem uitlachten, wist Karenin; maar hij had van hen ookniets anders dan vijandschap verwacht en was daaraan gewoon.

Eindelijk zag hij de scherp uitstekende schouders van gravin Lydia,die juist de deur uitkwam en met haar schoone, heldere oogen hemzocht. Hij lachte even en ging haar te gemoet.

Onder de spitsroeden van al de spottende blikken rondom hem gevoeldehij zich natuurlijk door haar verliefden blik aangetrokken, gelijkeen plant door de zon.

"Ik feliciteer u," zeide ook zij op het lint wijzend.

Hij trok met de schouders en sloot de oogen, als wilde hij zeggen,dat dit hem geen blijdschap meer kon geven. Maar de gravin wist zeergoed, dat dit een van die dingen was, die hem de grootste blijdschapgaven, hoewel hij dit niet wilde erkennen.

"Hoe gaat het met onzen engel?" vroeg de gravin. Zij bedoelde Serescha.

"Ik kan helaas niet zeggen, dat ik zeer over hem tevreden ben,"antwoordde Karenin met opgetrokken wenkbrauwen. "Ook Sitnikow is overhem ontevreden," (Sitnikow was een paedagoog, wien sedert eenigentijd Serescha's wereldsche opvoeding was toevertrouwd.) "Zoo als ik

Page 289: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

u reeds eenmaal gezegd heb, heeft hij geen begrip van de hoofdvragen,die de ziel van ieder mensch, vooral van een kind toch belang moeteninboezemen...." en Alexei Alexandrowitsch ontwikkelde verder zijngedachten over kinderopvoeding, het eenige onderwerp, dat hem buitenzijn ambtsbezigheden interesseerde.

Nadat Karenin met behulp van gravin Lydia aan het leven en den arbeidwas teruggegeven, had hij het als zijn eersten plicht beschouwd zichmet de opvoeding van zijn zoon bezig te houden. Vroeger had hij zichnimmer daarover bekommerd, maar nu wijdde hij een deel van zijn tijdgeheel aan de theorie dezer zaak. Eerst nadat hij een geheele rijboeken over anthropologie, paedagogiek en dialectiek had gelezen,vormde hij een opvoedingsplan en, terwijl hij den besten Petersburgerpaedagoog tot uitvoering van hetzelve uitnoodigde, zette hij zichmet hem aan het werk. En deze zaak hield hem nu gedurig bezig.

"Ja, maar het hart! Ik vind in hem het hart zijns vaders weder, enmet zulk een hart kan het kind niet verkeerd zijn," antwoordde degravin met emphase.

"Nu, wij zullen zien.... Ik doe mijn plicht, en dat is alles, watmen doen kan."

"Zult ge bij mij komen?" vroeg de gravin na een oogenblik gezwegente hebben. "Wij moeten over een voor u treurige zaak spreken. Ikzou alles willen doen om u treurige herinneringen te besparen, maaranderen denken anders. Ik heb namelijk van _haar_ een brief ontvangen,_zij_ is hier in Petersburg."

Bij het noemen zijner vrouw geraakte Karenins gelaat in een starreonbewegelijkheid, het drukte zijn volkomen radeloosheid in dezezaak uit.

"Dat heb ik verwacht," mompelde hij.

Gravin Lydia Iwanowna zag hem met een bewonderende uitdrukking aan,en tranen van verrukking over zooveel zielegrootheid vulden haar oogen.

XXXVIII.

Toen Alexei Alexandrowitsch het kleine, met donkere stof bekleede enmet oud porselein versierde boudoir der gravin binnen trad, was degastvrouw er nog niet. Zij was nog bezig zich te kleeden.

Over het tafelkleed lag een ander kleedje en hierop stond eenChineesch theeservies en een zilveren theepot. Alexei Alexandrowitschbeschouwde vluchtig de tallooze, hem meest bekende portretten, diede kamer versierden, en terwijl hij zich aan tafel zette, opende hijhet evangelie, dat er op lag. Het ruischen van een zijden kleed trokhem toen echter spoedig weer daarvan af.

"Ziezoo, nu zullen wij eens rustig gaan zitten," sprak zij en schoofzich met een tevreden lachend gezicht tusschen tafel en sopha. "Endan willen we bij onze thee daarover spreken."

Page 290: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Na eenige voorbereidende woorden gaf zij zuchtend en blozend denbrief over, dien zij ontvangen had. Nadat hij dien gelezen had,zweeg hij een lange poos.

"Mij dunkt, ik heb het recht niet het haar af te slaan," zeide hij,en hief schuchter zijn oogen tot de hare op....

"Mijn vriend! Gij ziet nergens iets kwaads in."

"Integendeel! Ik zie overal het kwaad, maar of het recht is...."

In zijn gelaat was aarzeling en twijfel en te gelijk de hoop op eengoeden raad te lezen.

"Neen," viel gravin Lydia hem in de rede: "Alles heeft zijngrenzen. Ik begrijp wel, dat men zedeloos zijn kan," zeide zij,maar sprak geen waarheid, want zij kon eigenlijk niet begrijpen,wat een vrouw tot zedeloosheid kon voeren; "maar ik begrijp niet,dat men wreed zijn moet, en tegen wien? Tegen u! Waarom moet zij indezelfde stad vertoeven, waar gij zijt? Neen, men moet leeren zoolangmen leeft. En ik heb uw zedelijke grootheid en de verachtelijkheiddezer vrouw leeren inzien. Vergeef mij ..."

"Maar wie mag een steen op haar werpen?" zeide Karenin met een zwakketegenkanting. "Ik heb alles vergeven en mag haar dus ook niet beroovenvan datgene, wat een behoefte harer liefde, harer liefde voor haarzoon is...."

"Is dat werkelijk liefde, mijn vriend? Oprechte liefde? Veronderstellenwe, ge hebt vergeven, vergeeft nog;--maar hebben we dan ook een rechtop de ziel van dezen engel? Hij houdt haar voor dood. Hij bidt voorhaar; hij bidt tot God, dat Hij haar de zonden vergeve.... En dat isbeter zoo! Wat zal hij anders in het vervolg denken?"

"Daar heb ik niet aan gedacht," antwoordde Karenin blijkbaar zwichtend.

Gravin Lydia bedekte het gelaat met de handen en zweeg een oogenblik.

"Als gij mij om raad vraagt, dan raad ik u, het niet te doen. Zieik niet, hoe u lijdt? Hoe uw wonden zich weer zullen openen? Maarveronderstellen wij, ge liet het toe, ge dacht als altijd het minstaan u zelf. Waartoe zou het dan leiden? Tot nieuwe smart uwerzijds entot kwelling voor het kind! Zij moest het zelf niet wenschen. Neen,zonder aarzelen raad ik u, gedoog het niet en sta mij toe, dat ikaan haar schrijf."

En Karenin gaf toe en gravin Lydia schreef den volgenden brief inhet Fransch:

"Genadige vrouwe! Een herinnering aan u kan voor uw zoon zijnerzijdstot vragen leiden, waarop men hem geen antwoord vermag te geven zonderin het hart van het kind een veroordeeling te verwekken van haar,die in zijn voorstelling een heilige moest blijven, en daarom verzoekik u deze afwijzing in den zin der Christelijke leer op te nemen. Ikbid den Almachtige om genade voor u. Gravin Lydia."

Door dezen brief werd het doel bereikt, dat de gravin daarmedebeoogde. Hij beleedigde Anna tot in het diepst harer ziel.

Page 291: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

XXXIX.

"Nu, hoe is het, Kapitonitsch?" vroeg Serescha, die juist van eenwandeling terug kwam, met blozende wangen en vergenoegd tot den portieropziende, terwijl hij zijn overjasje den langen man toereikte, diemet een vriendelijken lach op den kleinen man nederzag. "Is de beambtemet den verbonden arm er weer geweest? Heeft papa hem ontvangen?"

"Ja, hij heeft hem ontvangen. Toen de kanselarijchef heenging, hebik hem dadelijk aangediend," antwoordde de portier, terwijl hij denjas aannam.

"Serescha!" riep de huisonderwijzer, die in de deur was blijven staan,"help u zelf!"

Maar Serescha, ofschoon hij de zwakke stem van zijn gouverneur welgehoord had, stoorde zich daaraan niet. Hij bleef voor den portierstaan, hield zich met eene hand aan diens bandelier vast en keek hemin het gezicht.

"Nu, en heeft papa iets voor hem gedaan?"

De portier knikte bevestigend.

Serescha en de portier stelden veel belang in den verbonden beambte,die er al zevenmaal geweest was om Karenin iets te verzoeken. Sereschahad hem eens in den gang aangetroffen en gehoord, hoe hij den portiersmeekte hem toegang te verschaffen, daar hij anders met zijn kinderenellendig moest omkomen. Sedert en vooral nadat hij hem later nogeenmaal ontmoet had, stelde Serescha veel belang in hem.

"Was hij heel blijde?" vroeg hij verder.

"Zou hij niet? Hij danste bijna, toen hij heenging."

"Is er al wat voor mij gebracht?" vroeg hij verder.

Het was de dag voor zijn verjaardag.

"Nu, jonge heer," antwoordde de portier fluisterend en schudde hethoofd: "Iets van de gravin."

"Wat je zegt! Waar?"

"Karnej heeft het aan papa gebracht. Het zal wel wat moois zijn."

"Hoe groot? Zoo?"

"Een beetje kleiner, maar iets moois."

"Een boek?"

Page 292: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Neen iets anders. Ga nu, ga nu! Wassili Lukitsch roept u!" vermaandede portier, die de weer terugkeerende schreden van den onderwijzerhoorde, en terwijl hij behoedzaam de kleine handen van zijn bandelierlosmaakte, wees hij met het hoofd naar Lukitsch.

"Dadelijk, Wassili Lukitsch!" riep Serescha met den vroolijken,hartelijken lach, waardoor Wassili Lukitsch steeds overwonnen werd.

Serescha was te vergenoegd, te gelukkig om zijn vriend, den portier,niet de algemeene familievreugde mede te deelen, waarmede hem op zijnwandeling de kleine nicht van gravin Lydia had bekend gemaakt. Hetscheen Serescha heden een dag te wezen, waarop de geheele wereldvergenoegd moest zijn.

"Weet je het nieuws al? Papa heeft de Alexander-Newsky gekregen."

"Zou ik dat niet weten? Er zijn er al velen gekomen om tefeliciteeren."

"Zoo? En is papa er blij mede?"

"Zou hij over de genade van den Czaar niet blijde zijn? Hij heefthet derhalve verdiend," zeide hij ernstig en gestreng.

Serescha staarde nadenkend in het gelaat van den portier, dat hem totin de kleinste bizonderheden bekend was, vooral op zijn onderkin,die van onder de punten van zijn baard nederhing en die hij maaralleen kende, daar hij ze altijd van onderen beschouwde.

"Nu, en je dochter, is het al lang, dat ze bij je was?"

Zijn dochter was een balletdanseres.

"Die kan immers niet alle dagen komen! Die moet leeren en krijgt les,en u moet ook leeren, jonge heer! Ga nu heen."

Toen Serescha de leerkamer binnentrad, deelde hij in plaats van aanzijn opgegeven werk te gaan, zijn onderwijzer zijn vermoeden medeomtrent datgene, wat men hem gebracht had.

"Zou het een machine zijn? Wat dunkt u?" vroeg hij.

Maar Wassili Lukitsch dacht er slechts alleen aan, dat Serescha zijnlessen nog niet geleerd had voor den onderwijzer, die om twee uurkomen zou.

"Neen, zeg mij maar een ding, Wassili Lukitsch," vroeg Sereschaplotseling, toen hij reeds aan de schrijftafel zat en zijn grammaticain de hand hield: "Is er nog iets beters dan de Alexander-Newsky-orde?"

Wassili Lukitsch antwoordde, dat de Wladimir nog beter was dan deAlexander-Newsky.

"En welke is dan nog beter?"

"De hoogste is de Andrej Perwoswantjii."

"En nog hooger dan Andrej ...?"

Page 293: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Dat weet ik niet."

"Wat? weet u dat niet?" En Serescha leunde met het hoofd op de handenen verdiepte zich in gedachten. Deze waren zeer bont en verward. Hijdacht er aan, hoe zijn vader plotseling ook de Wladimir en Andrej konbekomen hebben en hoe hij dan dientengevolge heden bij het onderwijstoegevend zou zijn; hoe hij, als hij groot was, al deze orden zoubekomen en ook diegene, die nog hooger dan de Andrej was. Men behoefdeer maar aan te denken, dan zou men ze dadelijk verkrijgen. En zijzouden nog hoogere uitdenken, en ook die zou hij dadelijk verdienen.

Onder zulke gedachten ging de tijd voorbij, en toen de onderwijzerkwam, was de opgegeven taak nog niet afgemaakt, en de onderwijzer wasniet slechts ontevreden, maar zeer bekommerd. Dit roerde Serescha;hij gevoelde zich niet schuldig, omdat hij zijn werk niet afgemaakthad, want met alle inspanning had hij dit toch niet kunnen doen;maar het bedroefd uitzicht van den onderwijzer deed hem leed en hijwilde hem troosten.

Hij koos een oogenblik, dat de onderwijzer zwijgend in zijn boek zag.

"Michael Iwanowitsch, wanneer is u jarig?" vroeg hij onverwacht.

"Je deedt beter de gedachten bij het werk te hebben; buitendien hebbenverjaardagen volstrekt geen beteekenis voor een verstandig wezen. Eenverjaardag is juist een dag als de andere."

Serescha keek hem opmerkzaam aan, hij zag zijn schralen, kleinen baard,zijn bril, die op den neus was afgezakt, en verviel zoo in gedachten,dat hij niets begreep van al wat zijn onderwijzer hem uitlegde. Hijbesefte, dat hij niet zoo gesproken had, als hij werkelijk dacht,dit bespeurde hij aan den toon, waarop hij gesproken had. "Waarom,"dacht hij, "hebben zij allen afgesproken altijd op dezelfde manierhet vervelendste en onnoodigste te zeggen? Waarom houdt hij niet vanmij?" vroeg hij treurig zich zelf, en wist daarvoor geen antwoordte vinden.

Op dezen onderwijzer volgde een uur onderwijs bij zijn vader. Tot dezekwam, zat Serescha aan de schooltafel, speelde met zijn pennemes endacht aan zijn moeder. Het hoorde tot zijne lievelingsbezigheden opzijn wandelingen te zoeken naar zijn moeder. Hij geloofde niet aanhaar dood, ofschoon Lydia Iwanowna het hem gezegd en zijn vader hetbevestigd had. Ja, hij zocht haar zelfs tijdens men hem gezegd had,dat zij gestorven was, reeds dadelijk bij zijn eerste wandeling. Elkevlugge, gracieuse dame met donker haar hield hij voor zijn moeder. Zaghij er zulk eene, dan verhief zich in zijn hart een verborgen gevoelvan teederheid en tranen vulden zijn oogen. Hij verwachtte, dat zijhem dadelijk naderen, haar sluier terugslaan en hem haar gelaat toonenzoude; zij zou lachen, hem omhelzen, hij zou den welriekenden geur,die haar omgaf, herkennen, haar zachte handen voelen en weenen vanblijdschap.

Sedert eenigen tijd zocht en verwachtte hij haar als ietsgeheimzinnigs, omdat hij eens toevallig van de kindermeid gehoord had,dat zij niet gestorven was, en dat Lydia Iwanowna en zijn vader hemdit zoo gezegd hadden, omdat hij haar als dood moest beschouwen, dewijlzij slecht geweest was, hetwelk hij, omdat hij haar liefhad, volstrektniet geloofde. Heden had hij een dame met een lila sluier gezien; zijnhart had geklopt, en hij verwachtte, dat zij het zou blijken te zijn;

Page 294: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

hij volgde haar met de oogen, zoolang zij op het trottoir nader kwam;maar dicht voor hem was zij in een zijstraat verdwenen. Heden gevoeldehij sterker dan ooit een aandrang van liefde en teederheid voor haar,en geheel daarin verzonken, staarde hij aan haar alleen denkend metschitterende oogen voor zich uit en versneed met zijn pennemes dengeheelen kant van den bank.

"Papa komt!" waarschuwde Wassili Lukitsch.

Serescha sprong op, ging zijn vader te gemoet, kuste zijn hand en keekhem opmerkzaam aan om bij hem de kenteekenen van blijdschap over deontvangen orde te ontdekken.

"Nu, was het een aangename wandeling?" vroeg Alexei Alexandrowitsch,zette zich in zijn stoel en sloeg het boek open. Hoewel hij totSerescha gezegd had, dat ieder Christen de geheele Heilige Schriftvan buiten moest kennen, zag hij zelf toch, wat het Oude Testamentbetrof, dikwijls in het boek, en Serescha had dit zeer goed opgemerkt.

"Ja, papa, wij hebben een mooie wandeling gedaan," antwoordde Sereschaen ging op den rand van den stoel zitten en begon met dezen heen enweder te wiegelen, hetgeen hem verboden was. "Ik heb Nadenka gezien(dit was het nichtje van gravin Lydia Iwanowna). Zij heeft mij verteld,dat u een nieuwe ster heeft gekregen. Is u daar blij om, papa?"

"Ten eerste, verzoek ik je niet zoo te schommelen," vermaandeAlexei Alexandrowitsch; "en ten tweede moet ons niet de belooning,maar het werk het meest genoegen geven. Ik wensch, dat gij dat goedbegrijpt. Indien ge slechts wilt werken en leeren om beloond te worden,dan zal het werk je zwaar vallen, maar als je werken wilt uit liefdevoor het werk, dan zal je de belooning daarvoor niet ontbreken."

Serescha's oogen, die zooeven nog blonken van teederheid enblijmoedigheid, verloren hun glans en werden nedergeslagen voor denblik zijns vaders. Dat was de hem lang bekende toon, waarop deze steedstot hem sprak, alsof hij ze tot een jongen der verbeelding richtte,zooals men ze wel in de boeken vindt en op wie Serescha toch volstrektniet geleek. En Serescha trachtte in de tegenwoordigheid zijns vadersdien knaap uit het boek voor te stellen.

"Ik hoop, dat je mij hebt verstaan?"

"Ja, papa," antwoordde Serescha, ook nu dien knaap der verbeeldingvoorstellend.

De les bestond in het vanbuitenleeren van eenige bijbelplaatsen enin het vertellen der scheppingsgeschiedenis van Mozes. De tekstenkende Serescha tamelijk goed, maar terwijl hij ze opzegde, viel zijnoog op het voorhoofdsbeen zijns vaders, dat van de wenkbrauwen zoosteil opsteeg; hierdoor kwam hij in de war en in plaats van het slotvan een vers zeide hij het begin van een ander op. Dit woog bij denvader zwaar, omdat daaruit bleek, dat Serescha zelf niet verstondwat hij zeide.

Hij fronste het voorhoofd en begon weer met dezelfde verklaring, dieSerescha al zoo dikwijls gehoord had en toch niet bevatten kon. Toenging de vader tot de bijbelsche geschiedenis over. Serescha verteldevrij goed, maar als hij de oorzaken van sommige omstandigheden zouopgeven, wist hij niets, hoewel hij wegens deze zelfde zaak reeds

Page 295: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

eenmaal gestraft was geworden. Van de patriarchen voor den zondvloedkende hij er maar een, namelijk Henoch, die levend in den hemel werdopgenomen. Vroeger had hij ook die namen van alle andere geweten,maar nu had hij ze, door belangstelling in Henoch en zijn hemelvaart,alle vergeten; deze Henoch was zijn lieveling in het geheele OudeTestament en aan zijn opvaren ten hemel knoopte zich een geheele rijvoorstellingen vast, waaraan hij zich ook nu overgaf, terwijl hijmet strakken blik op den horlogeketting zijns vaders staarde.

Aan den dood, waarvan men hem zoo dikwijls gesproken had, geloofdehij volstrekt niet. Hij kon het zich niet voorstellen, dat geliefdemenschen sterven kunnen en nog minder hij zelf. Men had hem gezegd:alle menschen moeten sterven; hij vroeg er menschen naar, in wie hijgroot vertrouwen stelde, en zij bevestigden het. Maar Henoch was tochniet gestorven, derhalve stierven toch niet allen; en waarom zou nietieder zich voor God zoo verdienstelijk kunnen maken, dat hij levendin den hemel werd opgenomen. De slechte menschen, dat wil zeggenmenschen, die niet veel van Serescha hielden, die mochten sterven,maar de goede konden allen worden zooals Henoch.

"Nu? Wie waren de patriarchen?"

"Henoch, Enos...."

"Dat heb je al eens gezegd. Dat is verkeerd, Serescha. Als je ugeen moeite geeft om datgene te weten, wat voor ieder Christen hetnoodigste is, wat kan dan nog waarde voor je hebben?" zeide de vaderen stond op. "Ik ben niet over je tevreden, en Peter Ignatitsch (datwas de vorige onderwijzer) is ook ontevreden over je.... Ik zal jemoeten straffen."

De vader en de onderwijzer waren beide over Serescha ontevreden, eninderdaad leerde hij slecht. En toch kon men niet zeggen, dat hijslecht begaafd was; integendeel, hij had meer begaafdheid dan dieknapen, op wie de onderwijzer hem als voorbeelden wees. Volgens demeening des vaders ontbrak het hem aan lust datgene te leeren, wat menvan hem vorderde; maar in werkelijkheid kon hij het niet leeren, omdatzijn hart andere eischen deed gelden, dan zijn vader en leermeestervorderden; en zoo voerde hij een strijd tegen zijn opvoeders. Hij wasnegen jaren oud, hij was een kind, maar zijn hart kende hij toch;hij beschermde het, en zonder den sleutel der liefde liet hij erniemand binnen. Zijn opvoeders klaagden, dat hij geen lust tot leerenhad, en zijn hart dorstte naar kennis. Hij leerde bij Kapitonitsch,bij de kindermeid, bij Nadenka, bij Wassili Lukitsch, maar niet bijzijn onderwijzers. Het water, dat de vader en de onderwijzers op hunschepraderen verwachtten, was reeds te voren doorgeloopen en had opeen andere plaats zijn kracht uitgeoefend.

De vader strafte Serescha daarmede, dat hij hem niet toestond Nadenkate bezoeken. Maar deze straf bleek een geluk te zijn. Wassili Lukitschwas in een goede luim en leerde hem, hoe men windmolens kan maken. Degeheele avond verliep aangenaam onder bezigheid en droomerijen, ofmen niet zulke molens zou kunnen maken, waarop men kon gaan zittenom dan de roeden met de hand vast te houden of zich daaraan vastte binden en zich mede te laten ronddraaien. Aan zijn moeder hadhij den geheelen avond niet gedacht, maar toen hij in zijn bed lag,herinnerde hij zich haar plotseling en bad met zijn eigen woorden,dat zij morgen, als hij jarig was, mocht ophouden zich te verbergenen weer bij hem mocht komen.

Page 296: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Wassili Lukitsch, weet u, wat ik nog meer gebeden heb? Wat in 'tgeheel niet bij het gebed behoort?"

"Vlijtiger te leeren?"

"Neen."

"Om een stuk speelgoed?"

"Neen, u zal het toch niet raden. Iets zeer schoons, een geheim. Alshet komt, zal ik het u zeggen. Raad u het niet?"

"Neen, dat kan ik niet raden. Zeg het maar," zeide Wassili Lukitschen lachte, wat hem zelden gebeurde. "Nu moet je gaan slapen, ik doehet licht uit."

"Zonder licht zie ik datgene, waar ik om gebeden heb nogduidelijker. Zooeven had ik u mijn geheim bijna verraden," hernamSerescha en lachte vroolijk.

Nadat het licht was uitgedaan, zag en voelde Serescha zijn moeder. Zijstond naast hem en liefkoosde hem met haar blikken. Maar daaropverschenen er windmolens, pennemessen, alles verwarde zich en vloeideineen en hij sliep in.

VIJFDE BOEK.

I.

Toen Wronsky en Anna uit het buitenland teruggekeerd en in Petersburgaangekomen waren, hadden zij in een der Russische hotels hun intrekgenomen, Wronsky op de eerste verdieping, Anna met het kind, de minen een dienstmeisje op de tweede, waar zij vier kamers bewoonde.

Den eersten dag na hun aankomst was Wronsky naar zijn broedergereden. Hij trof daar zijn moeder aan, die voor zaken naar Moskougekomen was. Zij en zijn schoonzuster ontvingen hem als altijd, zijspraken over zijn reis, over wederzijdsche bekenden, maar roerdenmet geen enkel woord zijn verhouding tot Anna aan.

Toen zijn broeder hem den volgenden morgen een tegenbezoek bracht,vroeg hij ook naar Anna. Wronsky zei hem ronduit, dat hij hunverhouding als die van echtgenooten beschouwde, en dat hij haar noghoopte te overreden zich van haar man te laten scheiden, zooals dezehaar had aangeboden; dan zou hij haar kunnen trouwen, maar reeds nubeschouwde hij haar als zijn wettige vrouw en verzocht hem, dit zijnmoeder en zijn schoonzuster te willen mededeelen.

"Of de wereld dit goed- of afkeurt, is mij onverschillig," had hij

Page 297: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

gezegd, "maar wanneer mijn bloedverwanten met mij willen omgaanals met een familielid, dan moeten zij ook mijn vrouw als zoodanigbeschouwen." Gregoor, die altijd veel prijs stelde op de meening vanzijn jongeren broeder, wist niet recht, of dit goed of verkeerd was;de wereld moest dat beslissen, maar hij voor zich had er niets tegen,en derhalve was hij met zijn broeder Alexei bij Anna binnengetreden.

In zijn broeders tegenwoordigheid en ook in die van anderen sprakWronsky Anna steeds met u aan, maar veronderstelde toch, als ietsdat van zelf sprak, dat hij hun verhouding kende, en zij spraken erook van, dat Anna zich naar Wronsky's landgoed zou begeven.

Ondanks zijn wereldkennis dwaalde Wronsky toch zeer in de beoordeelingzijner positie. Men zou meenen, dat hij het inzag, dat de hoogerekringen voor hem en Anna gesloten waren; maar nu kwamen in zijnhoofd allerlei denkbeelden op, dat dit vroeger wel het geval zouzijn geweest, maar dat men echter bij den tegenwoordigen vooruitgang(onbewust was hij nu een aanhanger van elken vooruitgang geworden)wel van meening veranderd zou zijn, en dat het volstrekt nog nietuitgemaakt was, of de groote wereld haar op zou nemen of niet; vanhet hof zouden zij natuurlijk uitgesloten blijven, maar alle anderemenschen zouden het zoo beschouwen en zoo handelen, als hij zelf.

Eenige uren kan men de voeten wel in een ongemakkelijke houdingonder zich houden, wanneer men zich bewust is, dat niets belet dezehouding te veranderen; wanneer iemand echter weet, dat hij in dezeongemakkelijke houding blijven _moet_, dan zal hij met de beenentrekken en er aanvallen van kramp in bemerken en naar die richtingstooten, waarin hij ze zou wenschen uit te strekken. Dit gevoel hadWronsky nu tegenover de hoogere kringen. Hoewel hij in den grondvan zijn hart zeer goed wist, dat deze nu voor hem waren gesloten,wilde hij toch eens zien, of zij intusschen niet veranderd waren enhen ontvangen wilden. Maar hij bemerkte spoedig, dat, evenals bijhet spel van de kat en de muis, de kringen zich voor hem persoonlijkopenden, maar de handen, die voor hem waren opgeheven, zonken terstondvoor Anna.

Een der eerste dames uit de Petersburger groote wereld, die Wronskybegroette, was zijn nicht, vorstin Betsy.

"Dus eindelijk!" riep zij hem van vreugde stralend toe. "En Anna? Hoeverheugt het mij! Waar logeert ge? Ik kan mij voorstellen, hoevreeselijk vervelend het u nu na uw interessante reis in Petersburgmoet voorkomen. Ik kan mij uw wittebroodsweken in Rome voorstellen! Hoestaat het nu met de scheiding? Heeft die plaats gehad?"

Wronsky bemerkte, hoe haar geestdrift verminderde, toen zij vernam,dat dit nog niet het geval was.

"Men zal daarom wel een steen op mij werpen, dat weet ik," zeide zij,"maar ik wil Anna toch bezoeken. Dat zal u aangenaam zijn. Ja, ikkom bepaald. Gij wilt niet lang hier blijven?"

En werkelijk kwam zij nog dienzelfden dag bij Anna; maar haar toon wasreeds aanmerkelijk anders als vroeger. Zij liet zich klaarblijkelijkveel op haar moed voorstaan en verlangde, dat Anna deze trouwevriendschap op prijs zou stellen. Zij bleef nauwelijks tien minuten,vertelde nieuwtjes en zeide bij het afscheid:

Page 298: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Hoe staat het nu met uw scheiding? Al stoor ik mij ook aan niets,andere, kleingeestige menschen zullen misschien toch koel tegen ublijven, zoolang gij niet getrouwd zijt. Maar dat is nu immers heeleenvoudig. Ca se fait. Dus Vrijdag vertrekt gij reeds? Jammer, datwij elkander voor dien tijd niet meer zien."

Uit Betsy's houding had Wronsky kunnen afleiden, wat hij van de wereldte verwachten had, maar hij deed nog een poging bij zijn familie. Opzijn moeder rekende hij niet. Hij wist, dat deze, die in den eerstentijd der kennismaking zoo met Anna ingenomen was geweest, nu nietsmeer van haar weten wilde, omdat zij haar beschuldigde haar zoonscarriere bedorven te hebben. Maar hij vestigde al zijn hoop op zijnschoonzuster Warja. Zij, dacht hij, zou geen steen op Anna werpen,zij zou vrijmoedig eenvoudig Anna bezoeken en haar ontvangen. Daaromwas hij terstond den volgenden dag naar haar woning gereden, en daarhij haar alleen thuis vond, sprak hij zijn verwachtingen uit.

"Gij weet, Alexei," zei ze na hem te hebben aangehoord, "hoe veelik van je houd, en hoe ik bereid ben alles voor je te doen. Maarik heb gezwegen, daar ik wist, dat ik u en Anna Arkadiewna ..." Zijzeide niet alleen Anna, maar uitdrukkelijk Anna Arkadiewna. "Ik bidu, meen niet, dat ik haar veroordeel! Dat nooit! Ik had in haarplaats misschien ook zoo gehandeld. Maar laat ons daar niet vanspreken! "Wij behoeven niet in bizonderheden te treden, zeide zij,en zag hem verlegen in het betrokken gelaat. "Maar men moet de zaaktoch bij haar naam noemen. Gij wilt, dat ik haar zal bezoeken enontvangen om haar zoo weer in de wereld te rehabiliteeren, maar gijmoet het inzien, dat _kan_ ik niet. Mijn dochters zijn volwassen enom harentwil moet ik in de wereld leven. Dus kort en goed: ik bezoekAnna Arkadiewna, dan zal zij toch inzien, dat ik haar niet bij mijkan uitnoodigen, of ik zou het zoo moeten inrichten, dat zij degenen,die daar omtrent een andere meening hebhen, niet ontmoet; en dat zalhaar beleedigen. Verheffen kan ik haar niet, integendeel ik zou ..."

"Ik echter meen, dat zij niet dieper gevallen is, dan honderd anderevrouwen, die gij ontvangt," viel Wronsky haar onvriendelijk in derede en daar hij zag, dat haar besluit vast stond, zweeg hij stil enstond op.

"Alexei! wees niet boos op mij! Ik bid je, begrijp toch, dat ik geenschuld heb!" zeide zij en zag hem met een verlegen lachje aan.

Maar zijn voorhoofd werd niet weder effen. "Ik ben niet boos opu," zeide hij. "Maar het spijt mij zeer. Het spijt mij, omdat onzevriendschap er door verbroken, ten minste er zeer door verminderdwordt. Gij zult begrijpen, dat dit voor mij ook niet anders mogelijkis." En hiermee verliet hij Warja.

Wronsky zag nu in, dat verdere pogingen vergeefsch waren en datzij de weinige dagen in Petersburg als in een vreemde stad moestendoorbrengen. Zij moesten alle aanraking met hun vroegeren vriendenkringvermijden om zich niet aan onaangenaamheden en beleedigingen bloot testellen. De grootste onaangenaamheid in Petersburg echter was deze,dat, zooals het scheen, Alexei Alexandrowitsch en zijn naam overalwaren. Men kon geen gesprek aanknoopen, zonder dat het op AlexeiAlexandrowitsch viel, men kon nergens heen rijden zonder hem teontmoeten. Zoo ten minste scheen het Wronsky toe, als een menschmet een zeeren vinger; al gaat hij er nog zoo voorzichtig mee om,overal stoot hij er zich mede.

Page 299: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Het verblijf in Petersburg was voor Wronsky nog pijnlijker doorde omstandigheid, dat hij Anna in een geheel nieuwe, voor hemonbegrijpelijke stemming zag. Nog pas op hem verliefd, werd zijterstond daarna koud, prikkelbaar en ongenaakbaar. Er kwelde haariets, dat zij voor hem geheim hield; de beleedigingen, die zijn levenvergiftigden, scheen zij niet te bemerken en daardoor maakte zij zevoor hem nog te pijnlijker.

II.

Een van de redenen, die Anna bewogen hadden naar Rusland terug tekeeren, was het verlangen naar haar zoon. Sedert den dag, dat zij uitItalie teruggekeerd waren, had de gedachte, dat zij hem weer zou zien,haar niet verlaten. Hoe meer zij Petersburg naderden, des te grooterscheen haar de vreugde en de beteekenis van dit wederzien. Zij vroegzich af, hoe haar dit zou gelukken; het scheen haar zoo eenvoudig ennatuurlijk, als zij met hem in dezelfde stad was. Maar reeds terstondna haar aankomst in Petersburg werd haar haar tegenwoordige verhoudingtot de wereld duidelijk en zij begon in te zien, dat het lang nietgemakkelijk zou zijn haar zoon te zien.

Reeds twee dagen was zij in Petersburg geweest en de gedachte aan haarzoon had haar geen oogenblik verlaten, maar nog had zij hem nergensgezien. Hem in zijn huis te bezoeken, waar zij Alexei Alexandrowitschzou kunnen ontmoeten, daar had zij het recht niet toe. Men zou haarkunnen afwijzen en beleedigen. Aan haar man te schrijven was haareen kwellende gedachte. Haar zoon eens toevallig op een wandeling teontmoeten was haar niet voldoende; zij had zich zoo op dit weerzienvoorbereid, zij had hem zooveel te zeggen, zij wilde hem omarmen enkussen! Serescha's oude kindermeid had haar met raad en daad kunnenbijstaan, maar deze woonde niet meer bij Karenin. Met dergelijkeoverleggingen waren twee dagen voorbijgegaan.

Den derden dag eindelijk, nadat zij de betrekking tusschen gravin LydiaIwanowna en Alexei Alexandrowitsch vernomen had, besloot zij aan dezeeen brief te schrijven, die haar zeer veel zelfbeheersching kostte enwaarin zij met opzet liet doorschemeren, dat de toestemming om haarzoon te zien van de grootmoedigheid van Alexei Alexandrowitsch zouafhangen, want zij wist, dat, indien hem deze brief in handen kwam,hij niet zou kunnen weigeren zijn begonnen grootmoedige rol te spelen.

De bode had haar het minst verwachte en wreedste bericht teruggebracht,dat zij geen antwoord zou ontvangen. Dat vond zij verschrikkelijk. Nognooit had zij zich zoo vernederd gevoeld als bij het verhaal van denbode van zijn ontvangst, zijn lang wachten en het eindelijk ontvangenbericht, dat men geen antwoord zou geven; maar zij begreep, dat degravin van haar standpunt gelijk had. Haar smart was des te grooter,nu zij die alleen moest dragen; zij kon en wilde die Wronsky nietmededeelen. Zij wist, dat voor hem, die toch de hoofdoorzaak van haarongeluk was, een ontmoeting met haar zoon van weinig belang was; zijwist, dat hij nooit in staat zou zijn haar gevoel te begrijpen; zijwist, dat zij hem haten zou om den koelen toon, waarop hij hiervan zouspreken, en dit vreesde zij het allermeest en hield het zorgvuldig voor

Page 300: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

hem geheim. Zij bleef den geheelen dag thuis en peinsde op middelen omhaar zoon te kunnen zien. Eindelijk besloot zij aan haar man zelf teschrijven. Zij had den brief reeds af, toen haar een brief van gravinLydia gebracht werd. Had het zwijgen der gravin haar vernederd, debrief en alles, wat zij tusschen de regels las, beleedigde en griefdehaar zoo zeer, deze boosaardigheid tegenover haar hartstochtelijke,rechtmatige teederheid voor haar zoon scheen haar zoo vreeselijk toe,dat zij nu nog slechts toorn tegen anderen gevoelde en ophield zichzelf aan te klagen.

"Deze koelheid is een verloochening van hun gevoel! Zij willenmij alleen beleedigen en het kind martelen, opdat ik mij aan henonderwerp. Maar dit in geen geval! Zij zijn slechter dan ik, wantik veins ten minste niet!" En terstond besloot zij morgen, op haarzoons verjaardag, rechtstreeks naar het huis van haar man te rijden,de bedienden om te koopen of te misleiden en het ging hoe het ging,haar zoon te zien en dit afschuwelijk samenweefsel van leugens,waarmee zij het kind omsponnen, voor hem te ontwarren.

Zij begaf zich naar een speelgoedwinkel, kocht wat speelgoed envormde haar plan. Zij wilde reeds 's morgens om acht uur, als AlexeiAlexandrowitsch zeker nog sliep, er heen rijden, geld in de handnemen om dit den portier en den bediende te geven en hun zeggen, datzij uit naam van een van Serescha's peetooms hem kwam gelukwenschen,en dat haar uitdrukkelijk was opgedragen het speelgoed voor zijn bedte zetten. Zij overlegde ook bij zich zelf, met welke woorden zijhaar zoon zou verklaren, waarom men hen gescheiden had.

III.

Den volgenden morgen om acht uur steeg Anna uit een huurkoets enschelde aan de groote poort van haar vroeger huis.

"Ga eens zien, wat zij wil. Het is een dame," zei Kapitonitsch, dienog niet gekleed was en op pantoffels en een haastig aangeschotenjas door het venster de dame, die voor de deur stond, gewaar werd.

Nauwelijks had zijn helper, een jonge man, die Anna onbekend was,de deur geopend, of zij trad binnen, nam uit haar mof een banknootvan drie roebels en drukte hem die snel in de hand.

"Serescha, Sergej Alexeitsch!" stotterde zij en trad vooruit. Na eenblik op den banknoot geworpen te hebben, hield haar de helper vanden portier bij de tweede glazen deur staande.

"Wie verlangt u te zien?"

Maar zij hoorde en antwoordde niet.

Nu ging Kapitonitsch, die de verlegenheid der vreemde bemerkte,zelf naar haar toe en vroeg, wat zij begeerde.

"Van vorst Skorodumof aan Sergej Alexeitsch!" antwoordde zij.

Page 301: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Nog niet opgestaan," zei de portier en beschouwde haaropmerkzaam. Anna had niet verwacht, dat de zoo geheel onveranderdgebleven inrichting van de voorkamer in dit huis haar zoo zouaangrijpen. Smartelijke en blijde herinneringen verdrongen zich in haargeest en voor een oogenblik vergat zij geheel, waarom zij gekomen was.

"Wil u zoo goed zijn een oogenblik te wachten," zei Kapitonitsch ennam haar den pelsmantel af. Toen zag hij haar in 't gezicht, herkendehaar en maakte zwijgend een diepe buiging.

"Wees zoo goed binnen te treden, excellentie!" zei hij hierop.

Zij wilde spreken, maar de stem begaf haar. Zij zag den oude met eensmeekenden blik aan en ijlde met snelle, lichte schreden de trapop. Dewijl hij zich ver voorover boog en de pantoffels verloor,liep Kapitonitsch haar na om haar in te halen.

"Misschien is de onderwijzer daar nog niet gekleed, ik wil hemzeggen...." Maar Anna klom verder de haar wel bekende trap op, zonderiets te verstaan van hetgeen de oude zeide.

"Hier, links, excellentie! Hij woont nu in de oude hoekkamer," zeidede portier hoestend; "ik zal eens gaan zien!" ging hij voort en bleefvoor de hooge deur staan. "Uw excellentie zal het verontschuldigen,dat er nog niet opgeredderd is." En hij verdween achter de deur,om terstond weer te verschijnen: "Zij zijn juist wakker!"

Anna zag en hoorde niets om zich heen. Zij kon nauwelijks het gelukbevatten, dat zij hem terstond zien zou. Maar op het oogenblik,dat de deur weer door den portier geopend werd, hoorde zij een kindgeeuwen. Aan dit geluid herkende zij haar zoon en zij zag hem alslevend voor zich.

"Goed, goed! ga maar heen!" zeide zij en opende de deur.

De knaap zat in zijn bed met voorovergebogen lichaam en hield juistmet geeuwen op. Zijn lippen sloten zich tot een zalig, droomeriglachje en toen legde hij zich weer langzaam en welbehagelijk neer.

"Serescha!" fluisterde zij bijna onhoorbaar en naderde hem. Dat washij, maar toch niet zooals zij hem zich had voorgesteld. Gedurendehun scheiding en in haar vurig verlangen naar hem, had zij zich hemals kind van vier jaren voorgesteld, toen zij hem het meest bemindhad. Nu was hij zelfs niet meer zoo, als toen zij hem verlaten had,hij had zich van het vierjarig kind nog verder verwijderd en wasnog grooter en magerder geworden! Wat is dat? Hoe mager is zijngezicht en hoe kort is zijn haar! Hoe lang zijn zijn armen! Wat ishij veranderd, sedert zij hem verlaten heeft! Maar hij was het toch,hij, hij, hij! Dat was de vorm van zijn hoofd, dat waren zijn lippen,zijn poezel halsje, zijn breede schouders!

"Serescha!" herhaalde zij.

Hij richtte zich weer in het bed op, wendde het hoofd naar beidezijden, alsof hij iets zocht en opende de vastgesloten oogen. Stil envragend zag hij zijn moeder, die voor hem stond, aan, lachte gelukkigen sloot de oogen weer, ging echter niet weer liggen, maar boog zichknielend naar haar toe.

Page 302: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Serescha! Mijn lieve jongen!" sprak zij met bijna verstikte stem ensloeg de armen om zijn teeder lichaam, dat zich welbehagelijk tegenhaar aanvleide.

Slaperig, met gesloten oogen en steeds glimlachend omhelsde hij haarover de bedleuning heen, terwijl hij haar bedekte met dien zoeten,warmen adem, die slechts aan kinderen eigen is, en begon met zijngezicht haar hals en schouders te streelen.

"Dat wist ik," zeide hij en opende de oogen. "Vandaag ben ik jarig,ik wist dat u komen zou. Ik zal dadelijk opstaan."

Anna drukte hem hartstochtelijk tegen zich aan. Zij zag, hoe hijgedurende haar afwezigheid gegroeid en veranderd was. Zij herkendezijn lange beenen, die van onder de deken te voorschijn kwamen,maar toch kwamen ze haar vreemd voor. Zij herkende de ingevallenwangen en de kort afgeknipte haarlokjes in den nek, dien zij zoodikwijls gekust had. Zij betastte dit alles en kon niets zeggen;tranen verstikten haar stem.

"Waarom schreit u, mama?" vroeg hij plotseling geheel wakker. "Mama,waarom schreit u?" riep hij op klagenden toon

"Ik? Ik zal niet meer schreien.... Ik schrei van vreugde. Ik heb jein zoo lang niet gezien. Ik zal het niet meer doen!" zei ze, terwijlzij de tranen inslikte en zich afwendde. "Zoo! Nu moet ge u echteraankleeden." hernam ze weer bedaard en zonder zijn hand los te latenging zij naast zijn bed op den stoel zitten, waarop zijn kleeren gereedlagen. "Hoe kunt ge u zonder mij aankleeden? Hoe...." wilde zij vragenen eenvoudig en hartelijk met hem spreken, maar zij vermocht het nieten moest zich weder afwenden.

"Ik wasch mij niet meer met koud water, dat wil papa niet hebben. Heeftu Wassili Lukitsch gezien? Hij zal dadelijk komen. En u, u zijt opmijn kleeren gaan zitten."

En Serescha lachte. Zij zag hem aan en lachte ook.

"Mama! lief moedertje!" riep hij uit en wierp zich in haar armen. Alsofhij eerst aan de werkelijkheid geloofde, nu hij haar zag lachen. "Datis niet noodig," zeide hij en nam haar den hoed af, en toen, als zaghij haar eerst op dit oogenblik, wierp hij zich weer in haar armenen kuste haar.

"Nu? en wat hebt ge dan van mij gedacht? Je hebt toch niet gemeend,dat ik gestorven was?"

"Dat heb ik nooit geloofd."

"Heb je het wezenlijk nooit geloofd, mijn jongen?"

"ik wist dat het niet waar was, ik wist het!" herhaalde hij en greephaar hand, die zijn haar liefkoosde, en drukte ze aan zijn mond enbegon ze te kussen.

Page 303: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

IV.

Intusschen was Wassili Lukitsch gekomen. Eerst begreep hij niet,wie de dame was, maar toen hij uit het gesprek afleidde, dat zij demoeder was, die haar echtgenoot verlaten had en die hij niet kende,daar hij eerst na haar heengaan in het huis was gekomen, twijfeldehij, of hij binnen zou treden of niet, of hij er al of niet AlexeiAlexandrowitsch kennis van moest geven. Na dit bij zich zelf overlegdie hebben kwam hij tot het besluit, dat het zijn plicht was Sereschaop het gewone uur te wekken en dat hij er dus niet over behoefde na tedenken, wie daar zat, de moeder of iemand anders; hij had slechts zijnplicht te vervullen. Dus had hij zich aangekleed, was naar de deurgegaan en opende ze nu. Maar de teederheid tusschen moeder en zoon,de klank hunner stemmen en dat, wat zij spraken, deden hem van planveranderen. Hij schudde het hoofd en sloot de deur weer met een zucht.

"Ik zal nog vijf minuten wachten," zeide hij bij zich zelf, terwijlhij hoestte en zijn tranen afdroogde.

Intusschen waren de bedienden des huizes in rep en roer geraakt. Allenhadden gehoord, dat de Barinja teruggekomen was, dat Kapitonitsch haarhad binnengelaten, dat zij nu in de kinderkamer was, dat mijnheer tochaltijd precies om acht uur opstond en dadelijk zelf naar de kinderkamerging, en allen begrepen, dat een ontmoeting der echtgenooten in iedergeval moest vermeden worden. Karnej, de kamerdienaar, kwam benedenin de portierskamer en vroeg, wie haar binnengelaten had. Toen hijvernam, dat Kapitonitsch zelf haar ontvangen en naar boven geleid had,berispte hij den oude. Kapitonitsch zweeg hardnekkig, maar toen Karnejtot hem zeide, dat hij daarom uit het huis verdiende gejaagd te worden,sprong hij op hem toe, schudde de vuist tegen hem en zeide:

"Ja, jij zoudt de Barinja niet binnen hebben gelaten, hoewel je tienjaar bij haar gediend en niets als goeds van haar ondervonden hebt. Wilje dan nu niet naar haar toegaan en tot haar zeggen: Ik verzoek uheen te gaan? Jij hebt immers verstand van hooge politiek! Zoo ishet! Maar jij denkt slechts aan je zelf, hoe je u ten koste van jeheer verrijken zult!"

"Soldaat!" zei Karnej en wendde zich tot de binnentredende kindermeid:"Oordeel zelf, Marfa Efimonowna, hij heeft haar binnengelaten en erniemand iets van gezegd. Alexei Alexandrowitsch zal terstond uit zijnvertrekken komen en naar de kinderkamer gaan."

"O hemel!" zeide de kindermeid, "Karnej Wassilitsch,gij moet, het gahoe het ga, mijnheer terughouden, en ik zal heengaan om haar op deeen of andere wijze te verwijderen. O hemel, o hemel!"

Toen de kindermeid de kinderkamer binnentrad, vertelde Serescha zijnmoeder juist, hoe hij met Nadenka van den berg gegleden en driemaalgevallen was. Zij luisterde naar het geluid zijner stem, beschouwdezijn gelaat on volgde zijn gebarenspel, bevoelde zijn hand, maarbegreep niet, wat hij zeide. Zij dachten gevoelde slechts dit eene,dat zij heengaan en hem verlaten moest. Zij had de schreden van WassiliLukitsch gehoord, hoe hij de deur opende en hoestte; zij hoorde ookde schreden der naderende kindermeid, maar zij zat daar als versteend,zij kon niet spreken en evenmin opstaan.

"Barinja, lieve barinja," zeide de kindermeid en kuste haar de handen

Page 304: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

en schouders: "Welk een vreugde heeft God ons jarig kind bereid! Uis ook in 't geheel niet veranderd."

"Ach, lieve vrouw, ik wist niet, dat gij nog hier zijt...." zeideAnna zich een oogenblik bezinnend.

"Ik woon ook niet hier, ik woon bij mijn dochter en ik ben slechtsgekomen om geluk te wenschen. Ach, Anna Arkadiewna, lieve...."

De kindermeid begon plotseling te weenen en kuste haar weer de handen.

Serescha's oogen straalden, en terwijl hij met de eene hand de moederen met de andere de kindermeid vasthield, sprong hij lachend met zijnbloote voeten op het vloerkleed. De teederheid der kindermeid jegenszijn moeder bracht hem in verrukking.

"Mama, zij bezoekt mij dikwijls, en als zij komt...." begon hijmaar bleef steken, toen hij zag, dat de kindermeid zijn moeder ietsinfluisterde, waarna zich op haar gelaat schrik en schaamte teekenden,wat zijn moeder volstrekt niet goed stond. Zij trad naar hem toe.

"Mijn lieveling...."

Zij vermocht niet te zeggen 'vaarwel!' maar haar gelaat zeide daten hij verstond het: "Mijn lieve, lieve Kutik!" zei ze en noemdehem bij den lievelingsnaam, dien ze hem als klein kind gegeven had:"Zult ge mij niet vergeten? Gij...." Zij kon niet verder.

Hoeveel had ze hem willen zeggen; zij had hem willen verklaren,waarom ze van hem gescheiden was; en nu gevoelde zij de onmogelijkheiddaarvan. Maar Serescha had alles begrepen, wat zij hem zeggen wilde;hij begreep zelfs, wat de kindermeid haar toegefluisterd had. Dewoorden: "altijd tegen acht uur...." waren hem niet ontgaan enhij wist, dat men van zijn vader sprak en dat deze en zijn moederelkander niet mochten ontmoeten. Dit alles begreep hij, maar hijkon niet vatten, waarom op haar gelaat schaamte en schrik stondenuitgedrukt. "Zij heeft niets gedaan en is toch bang voor hem enschaamt zich voor iets." Hij wilde een vraag doen, opdat hem ditraadsel werd opgelost, maar dat mocht hij niet. Hij zag, dat zij leeden dat deed hem pijn. Hij drukte zich zwijgend vast tegen haar aanen zeide fluisterend:

"Ga nog niet heen; hij zal nog niet dadelijk komen."

Zij schoof hem van zich af om zoo te zien, of hij wist, wat hij zeide,en aan de verschrikte uitdrukking van zijn gezicht bemerkte zij,dat hij er zich niet alleen van bewust was, wat hij gezegd had, maardat hij ook nog scheen te vragen, wat hij van zijn vader moest denken.

"Serescha, liefste," zeide zij, "heb hem lief, hij is beter en edelerdan ik, en ik ben schuldiger dan hij. Wanneer gij volwassen zijt,zult gij dat alles inzien."

"Er is niemand, die beter is dan gij!" riep hij wanhopig weenend,en haar met kracht om de schouders vattend, drukte hij haar met vaninspanning bevende handen tegen zich aan.

"Mijn hartje, mijn kleine!" zeide Anna zacht, als een kind schreiende.

Page 305: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Op dit oogenblik werd de deur geopend en Wassili Lukitsch tradbinnen. Achter de deur hoorde men schreden; de kindermeid fluisterdeverschrikt:

"Hij komt!" en reikte Anna haar hoed aan.

Serescha wierp zich op het bed terug en weende luid, terwijl hijzijn gezicht met de handen bedekte. Anna nam deze handjes weg,kuste nog eens zijn natte oogen en ging met snelle schreden naar dedeur. Alexei Alexandrowitsch trad haar te gemoet. Toen hij haar zag,stond hij stil en boog het hoofd.

V.

Hoe vurig Anna ook verlangd had haar zoon weer te zien en hoewel zijzich in alle opzichten daarop had voorbereid, had ze toch niet gedacht,dat deze ontmoeting haar zoo zou aangrijpen. In het hotel teruggekeerd,kon ze geruimen tijd niet begrijpen, waarom ze daar was.

"Ja, alles is weer voorbij en ik ben weer alleen," sprak ze in zichzelf en zonder den hoed af te zetten ging ze op den stoel zitten,die bij den haard stond. Met starenden blik keek zij naar de bronzenpendule, die op de console tusschen de beide vensters stond.

De Italiaansche min bracht het kleine meisje en hield het Anna toe. Hetkleine, dikke, wel doorvoede kindje draaide evenals altijd, wanneerhet zijn moeder zag, de ronde, volle armpjes met de handpalm naarbeneden, lachte met het nog tandelooze mondje, en, evenals een vischmet zijn vinnen doet, begon het met de handjes op zijn gesteven rokjete slaan. Men moest glimlachen, het kind kussen, en het den vingertoehouden, dien het juichend en met het geheele lichaam opspringendgreep, en dan moest men het de lippen toehouden, die het in plaatsvan ze te kussen inzoog.

Dat alles deed Anna, nam het op den arm, liet het springen en kustehet de frissche wangen en de bloote armpjes, maar bij den aanblik vandit kind, werd zij zich bewust, dat zelfs het gevoel, dat zij voor hetkindje koesterde in vergelijking van dat voor Serescha geen liefde kongenoemd worden. Alles in dit kleine meisje was bekoorlijk, maar hetroerde haar hart niet. Op het eerste kind, hoewel van een onbemindenman, had zij al de kracht harer liefde, die geen bevrediging gevondenhad, vereenigd; aan het kleine, onder de moeielijkste omstandighedengeboren meisje was niet het honderdste deel van de zorg besteed,die men eens aan Serescha had gewijd. Buitendien was de kleine noggeheel verwachting, Serescha daarentegen was reeds bijna een mensch,een geliefd mensch en in hem bewogen zich reeds gedachten en gevoelens;hij begreep en beminde haar en kon zich reeds een oordeel vormen. Envan hem was zij nu voor altijd, niet alleen lichamelijk, maar ookgeestelijk gescheiden, en daaraan was niets meer te veranderen!

Zij gaf het kleine meisje aan de min terug en nam een album waarin zichalle photographieen van haar zoon in zijn verschillende levensjarenbevonden. Zij beschouwde ze en daarbij viel haar blik ook op Wronsky'sportret.

Page 306: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Dat is hij!" zeide zij en dacht daarbij aan hem als aan dengene,die de schuld was van haar tegenwoordigen, ongelukkigen toestand. Denganschen morgen had zij niet aan hem gedacht. Maar nu haar plotselingdit mannelijk schoone, welbekende, dierbare gelaat tegenstraalde,nu gevoelde zij een onverwachte opwelling van liefde voor hem.

"Waar is hij? Waarom laat hij mij nu zoo alleen met mijn smart?" dachtzij plotseling met een treurig gevoel van verwijt, maar toch ookvan liefde, terwijl ze vergat, dat zij zelf voor hem alles, wat haarzoon betrof, geheim had gehouden. Zij zond naar hem toe om te vragen,of hij terstond bij haar wilde komen. De bode kwam met het antwoordterug, dat hij bezoek had, maar dat hij spoedig zou komen en of hijvorst Jawschin mocht meebrengen.

"Hij komt niet alleen, hoewel hij mij sedert gisteren middag nietgezien heeft," dacht zij, en plotseling kwam de gedachte in haar op,dat hij haar reeds lang niet meer liefhad en dat nu voor haar geheimzocht te houden. Het weerzien van haar zoon, de ontmoeting met haarechtgenoot, al haar herinneringen aan het verleden, alles had zij nuvergeten. "Ja, hij bemint mij niet meer! Hoe is het mogelijk, dat ikdit niet reeds eerder bemerkt heb!" En terwijl zij alle gebeurtenissenvan den dag in haar geest naging, vond zij in alles met ontzetting debevestiging van dit vreeselijk vermoeden. Dat hij gisteren middag niette huis bij haar gegeten had, dat hij er op had aangedrongen, dat zijin Petersburg ieder voor zich een afzonderlijke woning zouden nemen,en dat hij nu met zijn gast bij haar kwam, alsof hij een ontmoetingmet haar alleen vermijden wilde...."

"Maar hij moet het mij zeggen! Ik moet het weten! En als ik het weet,dan weet ik ook, wat mij te doen staat," zeide zij buiten staat zijndezich den toestand voor te stellen, waarin zij geraken zou, wanneer zezich werkelijk van zijn onverschilligheid overtuigd zou hebben. Zijgevoelde zich de vertwijfeling nabij en ten gevolge daarvan in eenbuitengewoon opgewonden toestand. Zij schelde om het meisje en gingnaar haar toiletkamer. Zij hield zich nu meer dan gewoonlijk met haartoilet bezig, alsof hij haar weer lief moest krijgen, wanneer ze eenkapsel en een kleed droeg, die haar het best stonden. Slechts aanhem dacht zij nog, aan haar liefde en niet meer aan haar zoon. Nogeer zij gereed was, hoorde zij de gasten schellen.

Toen zij het salon betrad, was het niet zijn, maar Jawschins blik,die haar het eerst begroette; hij beschouwde de photographieen vanhaar zoon, die zij op de tafel had laten liggen, en hij scheen geenhaast te hebben om zich tot haar te wenden.

"Wij zijn reeds oude bekenden," zeide zij en legde glimlachend haarkleine hand in de buitengewoon groote van den ietwat verlegen Jawschin;deze verlegenheid stond hem wonderlijk bij zijn hooge gestalte enforsch gelaat. "Verleden jaar hebben wij elkaar bij den wedren leerenkennen. Waren de wedrennen dit jaar ook interessant? Ik heb daarvoorde Corsoin Rome leeren kennen. Maar gij zijt geen vereerder van hetbuitenlandsche," zeide zij hem bemoedigend toelachend. Ik ken u enuw smaak, hoewel we elkander slechts eenmaal ontmoet hebben."

"Dat spijt me, want ik heb een slechten smaak," antwoordde hij.

Nadat zij zoo een tijdlang gepraat hadden, bemerkte Jawschin, datWronsky naar de pendule keek. Hij vroeg daarom nog slechts, of zij nog

Page 307: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

lang in Petersburg dachten te blijven, en greep daarna naar zijn muts.

"Ik denk niet lang," antwoordde zij, Wronsky verlegen aanziende.

"Dan zullen wij elkander wel niet meer zien," zeide Jawschin opstaandeen zich tot Wronsky wendende. "Waar gaat ge van middag eten?"

"Wees van middag mijn gast," zeide Anna vastberaden, terwijl zij zichergerde over haar verlegenheid, want zij bloosde als gewoonlijk,wanneer ze in het bijzijn van een vreemde op haar tegenwoordigentoestand moest zinspelen. "Het eten is hier wel is waar niet bizondergoed, maar gij beiden kunt dan ten minste hij elkander blijven. Alexeihoudt van niemand zijner kameraden zooveel als van u."

"Dat verheugt mij zeer," antwoordde Jawschin, met een lachje, waaraanWronsky bemerkte, dat Anna een goeden indruk op hem gemaakt had, enterwijl hij Anna eerbiedig naderde, drukte hij haar weer voorzichtigde hand.

Wronsky was met Jawschin opgestaan.

"Dus gij gaat ook?" zeide zij en gaf ook hem de hand.

"Ik had mij reeds wat verlaat," antwoordde hij. "Ga maar vooruit,ik zal u wel weer inhalen," riep hij Jawschin toe, die reeds bij dedeur stond.

Zij hield zijn hand vast en zag hem met onafgewenden blik aan,terwijl zij er over nadacht, wat zij hem zou kunnen zeggen om hemterug te houden.

"Wacht, ik wil u iets zeggen," sprak zij en drukte zijn hand tegenhaar hals. "Het hindert toch niet, dat ik hem uitgenoodigd heb?"

"Dat was heel goed van u," antwoordde hij, terwijl hij haar lachendde hand kuste.

"Alexei, ge zijt toch niet jegens mij veranderd?" vroeg zij met beidehanden de zijne drukkend.

"Alexei, het verblijf hier is voor mij zoo pijnlijk. Wanneer reizenwij af?"

"Spoedig, spoedig! Gij kunt niet denken, hoe zwaar het leven hierook mij valt," antwoordde hij zijn hand terugtrekkend.

"Nu, ga dan maar heen!" zeide zij beleedigd en wendde zich snel vanhem af.

VI.

Toen Wronsky in het hotel terugkeerde, was Anna niet te huis. Spoedigna zijn vertrek werd hem medegedeeld, dat er een dame was gekomen enzij met deze was uitgereden. Dat zij uitgereden was zonder hem te

Page 308: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

laten weten waarheen, dat zij nu nog niet weer terug was, dat zijdien morgen in alle vroegte buiten zijn weten reeds ergens heen wasgeweest, dit alles te zamen met haar zonderling opgewonden voorkomendes voormiddags, toen zij hem met een bijna vijandigen blik deportretten van haar zoon in Jawschins tegenwoordigheid uit de handhad genomen, dit alles wekte zijn achterdocht op. Zoo wachtte hijhaar in haar salon.

Maar Anna keerde niet alleen terug. Zij bracht een arme nicht, eenoude vrijster, vorstin Oblonsky, mede. Dit was dezelfde dame, diedes voormiddags bij haar was geweest en met wie zij was uitgeredenom inkoopen te doen.

Anna scheen de bekommerde en onderzoekende uitdrukking op Wronsky'sgelaat in 't geheel niet te bemerken en vertelde hem vroolijk, wat zeal zoo gekocht had. Maar hij zag, dat er iets in haar omging; in deschitterende oogen, wanneer ze een oogenblik op hem rustten, lag eengespannen aandacht en in haar woorden en gebaren dezelfde vlugheiden aanvalligheid, die hem in den eersten tijd hunner kennismakingzoozeer had aangetrokken.

Er was voor vier personen gedekt. Allen waren reeds bijeen toenTuschkewitsch nog met een boodschap van vorstin Betsy aan Annakwam. Betsy liet zich excuseeren, dat zij niet meer kon komen afscheidnemen, daar zij ongesteld was, en verzocht Anna haar tusschen zevenen negen te bezoeken. Wronsky zag Anna aan bij deze nauwkeurigebepaling van den tijd, die toonde, dat er maatregelen genomen warenom een ontmoeting met anderen te verhinderen. Maar Anna scheen datvolstrekt niet te bemerken.

"Het spijt me, dat ik juist tusschen zeven en negen geen tijd heb,"antwoordde zij met een nauwelijks merkbaar lachje.

"Dat zal de vorstin zeer spijten."

"Mij ook."

"Wil u Patti ook soms hooren?" vroeg Tuschkewitsch.

"Patti? Daar zegt u zoo iets! Ik zou er wel heen gaan, als ik wist,dat ik nog een loge kon krijgen."

"Ik kan er u een verschaffen," sloeg Tuschkewitsch haar voor.

"Ik zou u bizonder dankbaar zijn," antwoordde Anna. "Wil u niet metons dineeren? Mag ik u aan elkander voorstellen?"

Wronsky trok nauwelijks merkbaar de schouders op. Hij verloorzijn kalmte en kon Anna niet meer begrijpen. Waarom noodigde zijTuschkewitsch uit om te blijven dineeren en, wat meer beduidde, watwilde zij met een loge? Kon men er dan in haar toestand aan denkennaar een Patti-voorstelling te gaan, waar de geheele haar bekende kringverschijnen zou? Hij zag haar verwijtend aan, maar zij antwoordde hemmet den zelfden uitdagenden, half vroolijken, half verslagen blik,waarvan hij de beteekenis niet vatten kon.

Gedurende het diner was Anna opgewonden vroolijk. Het scheen alsof zemet Tuschkewitsch en Jawschin coquetteeren wilde. Na het diner reedTuschkewitsch weg om voor een loge te zorgen en Wronsky en Jawschin

Page 309: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

gingen naar beneden om te rooken.

Nadat Wronsky een tijdlang beneden had gezeten, haastte hij zichweer naar boven, naar Anna. Zij had zich reeds omgekleed en droeg eenlichtzijden met fluweel bezet kleed, dat zij in Parijs besteld had;het was van voren op de borst hartvormig uitgesneden, en op het hoofddroeg zij witte kant, die haar gelaat omlijstte en haar verblindendeschoonheid voordeelig deed uitkomen.

"Wilt gij werkelijk naar de schouwburg gaan?" vroeg hij bezorgd endeed moeite haar niet aan te zien, opdat haar wegsleepende schoonheidgeen invloed op hem zou uitoefenen.

"Waarom vraag je dat zoo verschrikt?" antwoordde zij. "Waarom zou iker niet heengaan?"

Zij scheen de beteekenis zijner woorden niet te begrijpen.

"Daar is waarlijk geen reden voor!" zeide hij met gefronst voorhoofd.

"Datzelfde zeg ik immers ook," zeide zij met een onverschillig lachjeen keerde haar langen, welriekenden handschoen om.

"Anna! Om Godswil! Wat scheelt u?" vroeg hij, om haar op te wekken,evenals vroeger haar man tot haar gesproken had.

"Ik begrijp niet wat ge wilt!"

"Je weet toch, dat je niet naar de schouwburg kunt gaan?"

"Waarom? Ik ga er niet alleen heen. Vorstin Barbara is naar huisgereden om zich te kleeden. Zij zal mij vergezellen."

Met een uitdrukking van besluiteloosheid en vertwijfeling haalde hijde schouders op.

"Weet je dan niet...." begon hij weer.

"Aan dat alles wil ik echter niet denken," schreeuwde zij bijna:"Ik wil niet! Heb ik soms berouw over wat ik gedaan heb? Neen, neen ennogmaals neen! En wanneer het weer van voren af aan begon, dan zou hetevenzo geschieden. Voor ons, voor u en voor mij is slechts dit eene vanbetekenis: dat wij elkander liefhebben en dat al het andere voor ons in't geheel niet bestaat. Waarom wonen wij hier gescheiden en zien wijelkander bijna niet? Waarom mag ik niet naar den schouwburg? Ik beminu, en anders is mij alles onverschillig. Maar uw gevoelens jegens mijzijn veranderd!" zeide zij en zag hem met een eigenaardig schitterendenen raadselachtigen blik aan. "Waarom ziet gij mij niet aan?"

Hij zag haar aan. Hij bemerkte de schoonheid van haar gelaat enhaar elegant toilet. Maar juist nu hinderden hem haar schoonheiden elegance.

"Mijn gevoelens jegens u zijn niet veranderd, dat weet je; maar ik bid,ik bezweer je, ga niet naar de schouwburg!"

Zij verstond zijn woorden niet, maar zij gevoelde zijn kouden bliken antwoordde boos:

Page 310: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"En ik verzoek u, mij te verklaren, waarom ik er niet heen mag."

"Omdat het licht reden kan geven tot...."

Hij bleef steken.

"Ik begrijp er niets van. Jawschin n'est pas compromettant, en vorstinBarbara zal mij vergezellen. Daar is zij reeds!"

VII.

Wronsky betrad om negen uur den schouwburg. De voorstelling was invollen gang. In den helder verlichten corridor bevonden zich slechtsde logesluiters en twee bedienden met de pelzen hunner meesters enmeesteressen op den arm. Uit een niet zeer vast gesloten deur klonkende tonen van den voorzichtig accompagneerenden staccato van het orkesten een helderklinkende vrouwenstem, die juist een aria eindigde. Dedeur ging open, de logesluiter sloop hem voorbij en een daverendhandgeklap verkondigde, dat het bedrijf ten einde was.

Wronsky ging de met een tapijt belegde trap af naar het doorkroonluchters en gasvlammen verlichte parterre juist op het oogenblik,dat de zangeres, die schitterde door haar naakte schouders endiamanten, een diepe buiging maakte en glimlachend, met hulp vanden tenor, de over het voetlicht vliegende bouquetten verzamelde;toen naderde zij een heer, die zijn van pommade glimmend haar inhet midden gescheiden droeg, en die haar met opgeheven armen iets ophet tooneel toereikte, en het publiek in het parterre en in de logeswas opgewonden, boog zich naar voren en schreeuwde en klapte in dehanden. De kapelmeester op zijn verhevenheid moest den heer bij deovergave behulpzaam zijn en schikte daarna zijn witte das weer terecht.

Wronsky ging naar het midden van het parterre en zag om zichheen. Heden lette hij minder dan ooit op de hem bekende en gewoneinrichting van den schouwburg, op het tooneel en op al het geraas,dat, zooals hij wist, niets anders beduidde dan de vreugde over degelegenheid om geraas te kunnen maken; evenmin sloeg hij acht opde geheele, hem lang bekende, onbelangwekkende, bonte menigte vantoeschouwers in de volgepropte zaal. Hij zag daar altijd dezelfdevrouwen der demimonde, dezelfde bankiers en koopmansvrouwen, dezelfdeofficieren op den achtergrond der loges, dezelfde uniformen enjassen, dezelfde geheimzinnige, ongelukkige massa van waarschijnlijkmenschelijke wezens, die daarboven in den engelenbak en op de galerijenstikte en tierde; en eindelijk onder deze gansche menigte dezelfdeveertig eigenlijke en echte menschen, die op de gereserveerde plaatsenen in de loges verspreid zaten. Dit waren de oasen, waarop al zijnaandacht zich vestigde; en nog eer hij het parterre weer verlaten had,had hij er zich reeds mede in betrekking gesteld.

Bij zijn binnenkomst was het bedrijf ten einde en daarom was hij,zonder zich in de loge zijns broeders te begeven, langs de eersterij van het parterre gegaan en bleef hier voor het voetlicht naastSerpuchowsky staan, die hier met teruggebogen knie zijn hiel op deleuning gezet had, en, hem reeds van verre bemerkend, hem met een

Page 311: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

glimlach tot zich had geroepen. Wronsky behoefde slechts deze "echte",d.w.z. _zijn_ menschen aan te zien, op de richting hunner blikkenen de uitdrukking van hun gelaat acht te geven, hij behoefde slechtshun op hem gerichte aandacht te bemerken om te begrijpen, wat op hetoogenblik het voorwerp hunner belangstelling was; deze belangstellingwerd verdeeld tusschen den verklaarden verloofde eener bekende jongedame, die bijna dronken naast haar in haar loge zat, en tusschen detegenwoordigheid van Anna Karenina. Wronsky wist, dat nu het voornamegezelschap zich levendig bezig hield met het huwelijk van bovengenoemdejonge dame, tot wier verloving met een door een ongelukkige ziektemismaakt en aan den drank verslaafd mensch haar ouders hun toestemminghadden gegeven, omdat de vader van den bruidegom een zeer hooge,invloedrijke betrekking bekleedde; en heden vertoonde de bruid zichvoor het eerst met haar verloofde in het publiek. Maar hij bemerkte,dat het opzien, dat Anna's verschijning baarde, nog grooter was,en dat al het glimlachen en schouderophalen, alle geestige zetten enteekenen van verbazing op haar gemunt waren. Hij had Anna nog nietbemerkt, maar hij zag met opzet niet naar haar plaats. Aan de richtingvan ieders blik zag hij, waar hij haar zoeken moest. Hij was op hetergste voorbereid. Hij zocht met de oogen naar Alexei Alexandrowitsch;maar deze was heden gelukkig niet in den schouwburg.

"Hoe weinig is er van den militair in u overgebleven!" zeideSerpuchowsky: "Een diplomaat, een kunstenaar of iets dergelijks."

"Ja, na mijn terugkomst heb ik den frak aangetrokken," antwoorddeWronsky lachend en haalde langzaam zijn tooneelkijker te voorschijn.

"Daarin benijd ik u. Wanneer ik uit het buitenland terugkeer en ditaandoe," hij raakte zijn epaulet aan--"dan betreur ik mijn vrijheid."

Serpuchowsky had zich reeds lang niets meer van Wronsky's werkzaamheidin den dienst voorgesteld, maar hij hield nog evenveel van hem alsvroeger en nu, op dit oogenblik, nu hij zijn netelige positie volkomenbegreep, gaf hij zich bizonder veel moeite om vriendelijk jegens hemte zijn."

"Jammer, voor het eerste bedrijf zijt ge te laat gekomen."

Wronsky luisterde slechts met een oor. Hij had den tooneelkijkernaar de bel-etage gericht en monsterde de loges. Naast een damemet een tulband en een ouden heer, die boos door de glazen van zijnbeweegbaren tooneelkijker tuurde, herkende hij Anna's beeldschoonhoofd, dat lachend uit zijn kanten lijst te voorschijn kwam. Zijzat in de vijfde baignoire, nauwelijks twintig schreden van hemverwijderd. Zij zat op de eerste rij en met een weinig achterovergebogen hoofd sprak zij met Jawschin. De houding van haar hoofd op deschoone, volle schouders en het gedempte vuur in haar oogen herinnerdenhem volkomen aan den avond, toen hij haar in Moskou op het bal ontmoethad. Maar nu werkte haar schoonheid geheel anders op hem. In zijngevoel voor haar lag nu niets geheimzinnigs meer en daarom deed hemnu haar schoonheid, hoewel zij hem nog sterker aantrok dan vroeger,te gelijkertijd pijnlijk aan. Niet een enkele maal ontmoetten hunblikken elkander; maar ook geen oogenblik hielden zij beiden op detegenwoordigheid van den ander te gevoelen.

Toen Wronsky nogmaals zijn kijker daarheen richtte, bemerkte hijop het gelaat van vorstin Barbara een verschrikkelijke en toornigeuitdrukking en zag hij, hoe zij zich voortdurend naar de naburige loge

Page 312: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

omkeerde. Ook Jawschin keek boos dien kant uit.--In die loge zaten deKatawassow's. Wronsky kende hen en wist, dat ook Anna met hen bekendwas. Mevrouw Katawassow, een kleine, magere vrouw, was opgestaan ensloeg, terwijl zij Anna den rug toekeerde, haar sortie om, waarbij haarman haar behulpzaam was. Haar gezicht zag er rood en toornig uit enzeer opgewonden zeide zij iets. Katawassow, een zwaarlijvige kaalkop,trachtte zijn vrouw te kalmeeren, terwijl hij voortdurend naar Annaomkeek. Toen de dame was heengegaan, aarzelde haar man een tijdlang,terwijl hij met de oogen Anna's blik zocht met een blijkbaren wenschhaar te groeten. Zij scheen dat echter opzettelijk niet te willenbemerken, maar wendde zich om en zeide iets tot Jawschin, die zijnhoofd met het kortgeknipte haar naar haar toe boog. Katawassow verlietden schouwburg, zonder voor Anna te hebben kunnen buigen, en de logebleef van dit oogenblik af ledig.

Wronsky wist niet, wat er tusschen de Katawassow's en Anna voorgevallenwas, maar zooveel was hem duidelijk, dat het iets vernederendsvoor Anna moest geweest zijn. Hij maakte dat op uit hetgeen hijgezien had en vooral uit het opgewonden gloeiend gelaat van Anna,die, dat wist hij, haar laatste krachten verzamelde om haar rol teneinde te spelen. En deze rol, uiterlijk kalm te schijnen, geluktehaar volkomen. Wie haar en haar omgeving niet kende en niet alleuitdrukkingen van medegevoel, ontsteltenis en verwondering van dezijde der vrouwen, dat zij het waagde zoo in dit opvallend kantenhoofdtooisel en met haar schoonheid openlijk voor de wereld teverschijnen, gehoord had,--die moest de kalmte en schoonheid dezervrouw bewonderen en kon niet vermoeden, dat de gevoelens van eenmensch, dien men aan den schandpaal stelt, haar ziel beroerden.

Wronsky, die wist, dat er iets gebeurd was, maar niet wat, voelde eenkwellende onrust, en in de hoop iets meer te vernemen, begaf hij zichnaar de loge zijns broeders. Hij koos opzettelijk dien uitgang vanhet parterre, die zich tegenover Anna's plaats bevond en ontmoettehier zijn vroegeren regimentscommandant, die met twee bekendensprak. Wronsky hoorde nog, hoe zij den naam Karenina uitspraken,en bemerkte, dat de commandant zich haastte, met beteekenisvollenblik op de sprekenden, luide Wronsky's naam te noemen.

"Zoo, Wronsky! Wanneer kom je weer bij ons regement? Zonder eenafscheidsfeestje kunnen we je toch niet ontslaan!" zeide hij.

"Dat spijt me, maar ik heb nu geen tijd. Op een anderenkeer!" antwoordde Wronsky en snelde den trap op naar de loge zijnsbroeders.

Hier zat zijn moeder, de oude gravin, met haar stijvekrullen. Warja was hem met prinses Sorakin op den corridor derbeletage tegengekomen. Warja begeleidde de prinses naar haar moeder,toen gaf zij haar zwager een hand en begon dadelijk te spreken over't geen hem belang inboezemde. Zij was zoo opgewonden, als hij haarnog nooit gezien had.

"Ik vind dat gemeen en afschuwelijk en madame Katawassow had daarvolstrekt geen recht toe. Madame Karenina," begon ze.

"Nu? Wat dan"? Ik weet niets."

"Hoe? Hebt ge 't in 't geheel niet gehoord?"

Page 313: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Je zult begrijpen, dat ik de laatste ben, die iets te hooren krijgt."

"Is er wel een boosaardiger schepsel dan deze mevrouw Katawassow?"'

"Wat heeft ze dan gedaan?"

"Mijn man heeft mij verteld.... Zij heeft madame Kareninabeleedigd. Haar man is uit zijn loge een gesprek met haar begonnenen daarover heeft zijn vrouw hem een standje gemaakt. Zij moet hardopiets beleedigends gezegd hebben en is heengegaan."

Prinses Sorakin verscheen in de deur.

"Graaf Wronsky, uw mama zou u gaarne spreken," zeide zij.

"Ik ben u nog altijd wachtende," zeide zijn moeder met een spottendlachje, "men ziet u in 't geheel niet."

Haar zoon bemerkte, dat zij haar leedvermaak niet verbergen kon.

"Goeden avond, mama. Ik was op weg naar u toe," antwoordde hijkoeltjes.

"Waarom gaat ge niet faire la cour a madame Karenine? Elle faitsensation. On oublie la Patti pour elle."

"Mama, ik verzoek u vriendelijk, daarvan niet te spreken," antwoorddehij, het voorhoofd fronsend.

"Ik zeg slechts, wat allen zeggen."

Wronsky antwoordde niet en richtte eenige woorden tot de prinses. Inde deur trad hem zijn broeder tegen.

"Ach, Alexei! Welk een laagheid! Een dom schepsel, meer niet!... Ikwilde reeds naar haar toegaan--Kom mee!"

Alexei Wronsky hoorde hem niet. Hij ging een corridor door naarbeneden. Hij gevoelde, dat hij iets doen moest, maar hij wist nietwat. De toorn tegen haar, omdat zij zich zelf en hem in een valschepositie had gebracht, maar ook het medegevoel met haar lijden wondhem op. Hij ging door het parterre rechtstreeks naar haar loge. Inhaar baignoire bevond zich Strenow, die met haar sprak.

"Er zijn tegenwoordig geen tenors meer. Le moule en est brise."

Wronsky boog zich voor haar en groette Strenow.

"Ik geloof, dat ge te laat gekomen zijt en de schoonste aria nietgehoord hebt," zeide Anna tot hem. Het scheen hem toe, dat zij hemdaarbij ironisch aanzag.

"Ik ben een slecht criticus," zeide hij, met een ernstigen blikhaar aanziende.

"Evenals vorst Jawschin," hernam zij lachend. "Die meent, dat Pattite luid zingt; ik dank je," zei ze met haar kleine hand het programmaaannemend, dat Wronsky voor haar had opgeraapt. Op dit oogenblikvertrok zij haar schoon gelaat; ze stond op en begaf zich naar den

Page 314: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

achtergrond der loge.----

Toen Wronsky bemerkte, dat haar loge in het volgend bedrijf ledigbleef, verliet ook hij het parterre en reed naar huis.

Hij vond haar alleen, nog in hetzelfde toilet, waarin zij denschouwburg bezocht had. Zij zat op den eersten stoel aan den wanden staarde voor zich uit; toen hij binnentrad, keek zij op en haargezicht behield voor een oogenblik zijn strakke uitdrukking.

"Waarom hebt ge...." begon zij en wilde opstaan. Maar hij hield haartegen. "Gij, gij zijt de schuld van alles!" riep zij, in tranen vantoorn uitbarstende, op wanhopigen toon.

"Anna! Ik heb u verzocht, u bezworen, er niet heen te gaan; ik wist,dat het u onaangenaam zijn moest."

"Onaangenaam!" riep ze: "Ontzettend! Zoo lang ik leef, zal ik datniet vergeten! Zij zeide, dat het schande was naast mij te zitten...!"

"Woorden van een domme vrouw!" zeide hij; "maar waarom dat gewaagd,waarom haar uitgedaagd?"

"Ik haat uw kalmte. Gij hadt mij niet zoover moeten brengen. Als gijeen weinig van mij hieldt...."

"Anna! waarom deze twijfel aan mijn liefde?"

"Wanneer gij mij liefhadt, zooals ik u liefheb, wanneer gij u zookwellen moest, als ik...." En zij zag hem aan met een uitdrukkingvan schrik, van ontzetting.

Maar toch was hij over haar ontstemd. Al verweet hij haar ook nietsmet woorden, hij klaagde haar evenwel in zijn hart aan; maar tochverzekerde hij haar van zijn liefde, daar hij wist, dat dit alleenhaar troosten kon.

En deze liefdesbetuigingen, die hem zoo alledaagsch toeschenen, dathij zich schaamde ze uit te spreken, ving zij gretig op en zij werdlangzamerhand weer kalm. Den volgenden dag reisden zij, geheel metelkander verzoend, naar het land.

VIII.

Darja Alexandrowna sleet den ganschen zomer met haar kinderen inPokrowka bij haar zuster Kitty Lewina. Op haar eigen landgoed was hethuis geheel vervallen en Lewin en zijn vrouw hadden haar overgehaaldden zomer bij hen door te brengen. Stipan Arkadiewitsch vond dezeschikking voortreffelijk en zeide, dat 't hem alleen maar speet,dat zijn betrekking hem verhinderde eveneens den zomer met de zijnenbuiten door te brengen, daar dit voor hem het grootste geluk zouzijn. Hij bleef in Moskou achter en kwam van tijd tot tijd eenigedagen naar buiten.

Page 315: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Behalve de Oblonsky's met al de kinderen en hun gouvernante, hieldzich dezen zomer ook de oude vorstin Tscherbatzky bij de Lewins op. Zijhield het voor haar plicht onder de tegenwoordige omstandigheden haaronervaren dochter ter zijde te staan. Ook Warenka, Kitty's vriendin,die zij in Soden had leeren kennen, had haar belofte vervuld Kittyte bezoeken, zoodra zij getrouwd zou zijn. Hoewel dit bijna allenbloedverwanten van Kitty waren en Lewin ze allen genegen was, betreurdehij toch een weinig zijn Lewinsche wereld en levenswijze, die, zooalshij zich uitdrukte, door den toestroom van het "Tscherbatzkyscheelement" met vernietiging bedreigd werd. Van zijn eigen familiebezocht hem dezen zomer slechts zijn broeder Sergej Iwanowitsch; maarook hij was in zijn hart geen Lewin, maar een Kosnischew, zoodat hetLewinsche element geheel onderlag.

In Lewins huis, dat zoo lang ledig was geweest, waren nu zooveelmenschen, dat bijna alle kamers bezet waren, en bijna elken dagmoest de oude vorstin, voor zij aan tafel ging zitten, de hoofdentellen om het dertiende kleinkind aan een afzonderlijke tafel teplaatsen. Ook Kitty, die zich zeer druk maakte met de huishouding,had moeite genoeg al de hoenders, kalkoenen en eenden te verschaffen,die de goede eetlust harer gasten zoozeer behoefde.

Terwijl de kinderen in de kamer thee dronken, zaten de volwassenenop het balkon.

"Gij kunt er op aan, wat ik u zeg. Alexander komt niet mee," zeidede oude vorstin.

Men verwachtte namelijk met den avondtrein Stipan Arkadiewitsch,en de oude vorst had geschreven, dat hij misschien mede zou komen.

"En waarom?" ging de oude dame voort. "Hij zegt, dat men jonggetrouwdenaan zich zelf moet overlaten."

"Papa heeft ons reeds genoeg alleen gelaten; hij is nog nooit hiergeweest," zeide Kitty. "En welk een jong echtpaar zijn wij? We zijnreeds oud genoeg."

"Maar wanneer hij niet komt, dan neem ik ook afscheid, kinderen,"zei de oude vorstin met bekommerde zucht.

"Waar denkt ge aan, mama!" vielen haar nu haar dochters aan.

"Bedenkt toch, hoe het hem, nu hij alleen is, te moede moet zijn! Wantnu...." En plotseling, geheel onverwachts begon de stem der vorstinte beven. De dochters zwegen en zagen elkander aan. "Mama haaltzich altijd treurige dingen in 't hoofd," spraken haar blikken. Zijwisten niet, dat, hoe behagelijk zich de vorstin ook bij haar dochtergevoelde en hoewel zij haar aanwezigheid hier voor noodig hield,het haar en haar man treurig te moede was, sedert ook haar laatste,haar lievelingsdochter getrouwd was en haar familienest zoo geheelwas verlaten.

"Wat wilt ge, Agasija Michailowna?" vroeg Kitty plotseling aan demet een geheimzinnig en gewichtig gelaat naast haar staande keukenmeid.

"Over het avondeten...."

"Ach, is het al weer zoo laat," zeide Dolly. "Ga gij nu heen om er voor

Page 316: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

te zorgen, dan zal ik intusschen met Grischa de les repeteeren. Hijis vandaag lui geweest."

"Dat is me ook een les! Neen, Dolly, ik zal gaan," riep Lewinopspringende.

Grischa, die op het gymnasium zou komen, moest voor dien tijd indezen zomer nog al zijn lessen herhalen.

Dolly had reeds altijd in Moskou met haar zoon Latijn gewerkt,en toen zij nu bij de Lewins gekomen was, had zij het zich tot eenregel gemaakt, ten minste eenmaal daags de moeielijkste Latijnschethema's en rekenkundige voorstellen met hem te repeteeren. Lewinhad aangeboden dit voor haar te doen; maar toen de moeder eens zijnonderwijs had aangehoord, bemerkte zij, dat hij anders onderwees dande leeraar in Moskou.

Eenigszins verlegen, omdat zij Lewin niet beleedigen wilde, antwoorddezij hem toch vastberaden, dat er precies naar het boek gerepeteerdmoest worden, zooals de onderwijzer gewoon was, en dat het beter was,dat zij dit zelf deed.

Het verdroot Lewin, dat Stipan Arkadiewitsch uit louter traagheidniet zelf over het onderwijs zijner kinderen waakte, maar dit aan demoeder overliet, die toch van het onderwijs, dat zij geven moest,zelf niets begrijpen kon. Daarom beloofde hij zijn schoonzuster,geheel in haar geest en in dien van den leeraar te onderwijzen, hoewelhij het volstrekt niet met deze methode eens was, en hij ging voortzich met Grischa bezig te houden. Maar hij vergat somtijds den tijden zoo ook heden.

"Neen, Dolly, blijf zitten. Terstond zal alles in orde zijn!" zeidehij en nam het boek. "Alleen wanneer Stiwa komt en wij op de jachtmochten gaan, zal ik het uur verzuimen." En hij ging naar Grischa.

Intusschen had ook Warenka op dezelfde wijze tot Kitty gesproken. Zijwist zich ook in het gelukkige, comfortabele huis van Lewin nuttigte maken.

"Blijf gij zitten, Kitty, voor het avondeten zal ik zorgen," zeidezij en ging naar Agasija Michailowna.

"Ja, ja, maar waarschijnlijk zullen er geen kuikens te krijgenzijn. Dan moeten wij van ons eigen...." zeide Kitty.

"Zeer goed, wij zullen alles met Agasija Michailowna overleggen!" EnWarenka verdween.

"Welk een net meisje!" zeide de vorstin.

"Meer dan net, mama," zeide Kitty, "zij is er een, zooals er geentweede bestaat!"

"Dus gij verwacht Stipan Arkadiewitsch?" mengde zich Sergej Iwanowitschin het gesprek. "Twee meer verschillende zwagers zijn er niet," voegdehij er fijntjes lachend bij; "de een levendig en als de visch in hetwater, slechts in de gezellige kringen thuis, de ander, onze Kostja,ook levendig, haastig en voor alles ontvankelijk, maar in gezelschappenals verstijfd, of hij slaat om zich heen als een visch op het droge."

Page 317: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Ja, hij is zeer lichtzinnig," zeide de vorstin tot Sergej gewend. "Ikwou u juist verzoeken er eens met hem over te spreken, dat zij (zewees op Kitty) onmogelijk hier kan blijven; ze moet noodzakelijk naarMoskou verhuizen. Hij zegt, dat hij een dokter wil laten komen."

"Mama, hij zal alles doen! Hij keurt alles goed!" zeide Kitty, diezich over haar moeder ergerde, omdat zij in deze aangelegenheid SergejIwanowitsch tot rechter wilde maken.

Midden in dit gesprek hoorde men in de allee het snuiven van paardenen het rollen van wielen over het kiezelzand.

Dolly had nog geen tijd gehad om op te staan, ten einde haar mante gemoet te snellen, toen Lewin reeds uit het venster van de kamersprong, waar Grischa zijn les leerde en dezen er door beurde.

"Dat is Stiwa!" riep Lewin van beneden. "Wij zijn met de les klaar,Dolly! Wees onbezorgd!" voegde hij er bij.

"Is, ea, id; ejus, ejus, ejus!" riep Grischa, die hard begon te loopenen reeds in de allee zijn vader tegen sprong. Lewin snelde hem echteraan den wagen te gemoet.

"En er is nog iemand in. Wel het is papa!" riep hij van den ingangder allee terug. "Kitty! ga die steile trap niet af! Ga achterom!"

Maar Lewin had zich in zijn veronderstelling vergist, dat de naastStipan in den wagen zittende de oude vorst was; hij bemerkte spoedigeen knappen, welgedanen jongen man met een Schotsche muts metlange linten van achteren. Dit was Wassenka Wesslowsky, een verrebloedverwant der Tscherbatzky's, een Petersburg-Moskouer en elegantjong mensch, "een kapitale kerel en hartstochtelijk jager," zooalsStipan hem voorstelde.

Volstrekt niet verlegen over de teleurstelling, die hij veroorzaakthad, doordien men zijn persoon met dien van den vorst had verwisseld,begroette Wesslowsky Lewin zeer vergenoegd, terwijl hij hem aan hunvroegere kennismaking herinnerde. Toen hief hij Grischa in den wagenen zette hem op den pointer, dien Stipan Arkadiewitsch meegebracht had.

Lewin steeg niet in den wagen, maar ging er achter. Hij was eenigszinsontstemd, dat de oude vorst niet medegekomen was, van wien hij steedsmeer was gaan houden, hoe meer hij hem leerde kennen; het ergerde hemook, dat deze Wassenka Wesslowsky, een geheel vreemd en overtolligpersoon, medegekomen was. Dit scheen bij hem nog meer, toen hij zag,hoe hij op de balkontrap, waar zich groot en klein verzameld had,op een beleefde en galante wijze Kitty's hand kuste.

"Ik ben uw vrouws neef, oude kennissen!" zei Wassenka, Lewins handstevig drukkend.

"Is er veel wild?" vroeg Stipan reeds aan Lewin, hem nauwelijks tijdlatend om ieder te begroeten. "Wij hebben vreeselijke plannen methem! Hier, Tania! Dat is voor jou. Haal eens, wat daar achter in dekales ligt!" Zoo sprak hij naar alle kanten. "Hoe frisch zie je er uit,Dollinka!" zeide hij tot zijn vrouw en kuste haar voor de tweede maalde hand. Toen hield hij deze in zijn linkerhand en sloeg er zachtjesmet de rechter op.

Page 318: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Lewin zag Stipan wrevelig aan. Alles, wat hij sprak en deed, bevielhem niet.

"Wien heeft hij gisteren wel met deze lippen gekust?" dacht hijbij het zien van zijn teederheden jegens zijn vrouw. Hij zag Dollyaan en ook zij beviel hem niet. "Zij kan toch niet aan zijn liefdegelooven! Waarom verheugt zij zich dan zoo? Afschuwelijk!"--Hij zag deoude vorstin aan, die hem nog een oogenblik te voren zoo eerwaardighad toegeschenen, maar de manier, waarop zij nu, alsof zij in haareigen huis was, dezen Wassenka met zijn linten begroette, bevielhem ook niet. Zelfs Sergej Iwanowitsch, die juist de trap opging,scheen hem onaangenaam om de geveinsde vriendelijkheid, waarmee hijStipan Arkadiewitsch ontving, hoewel Lewin toch wist, dat zijn broederOblonsky volstrekt niet lief had of achtte.--Maar het afschuwelijkstvan allen scheen hem Kitty toe, die zich volkomen naar de blijdestemming voegde, waarmede deze vreemde heer zijn komst voor zich enal de overigen als een feestdag beschouwde, en hoofdzakelijk ontstemdehem het bizondere lachje, waarmede zij zijn glimlach beantwoordde.

In druk gesprek gingen allen in huis. Maar toen men plaats genomen had,keerde Lewin zich om en ging naar buiten.

Kitty bemerkte, dat er iets in haar man omging. Zij zocht een geschiktoogenblik waar te nemen om hem alleen te spreken, maar hij haasttezich om van haar los te komen en zeide, dat hij eens op de hoevemoest gaan rondzien. In lange had hem zijn bouwerij niet zoo gewichtiggeschenen als nu.

"Voor haar is het altijd feestdag," dacht hij, "maar voor de zakenis er geen feestdag; zij kunnen niet wachten en zonder dezelve kanmen niet leven."

IX.

Lewin keerde eerst naar haar terug, toen men hem voor hetavondeten riep. Op de trap stonden Kitty en Agasija over den wijnte beraadslagen.

"Wat maakt ge toch voor omhaal? Denzelfden als gewoonlijk."

"Neen, dien drinkt Stiwa niet.... Kostja! Wacht toch! Wat scheeltje?" zeide Kitty en ging achter hem aan. Maar onbarmhartig, zonderop haar te wachten, ging hij met groote stappen naar de eetkamer ennam terstond deel aan een levendig gesprek, dat Stipan en Wassenkadaar met elkander voerden.

"Nu? Hoe is het? Gaan we morgen op de jacht?" vroeg Stipan.

"Ja, toe, laat ons gaan," zei Wesslowsky, terwijl hij zijdelings opeen stoel ging zitten en zijn welgedaan been onder zich trok.

"Zeer gaarne! Laat ons gaan! Zijt ge dit jaar al op de jachtgeweest?" zeide Lewin, terwijl hij opmerkzaam Wesslowsky's been

Page 319: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

beschouwde, met geveinsde beleefdheid, die Kitty zoo goed in hem kende,en die hem volstrekt niet goed stond. "Ik weet niet, of wij snippenzullen vinden, maar watersnippen zijn er veel. Maar wij moeten vroegopstaan. Zult gij ook niet te vermoeid zijn? Zijt gij niet moede,Stiwa?"

"Ik moede, ik ben nog nooit moede geweest. Wat mij aangaat, behoevenwij den geheelen nacht niet te slapen. Wij zullen gaan wandelen."

"Inderdaad! Dat zou heerlijk zijn!" bevestigde ook Wesslowsky.

"O, daarvan zijn wij overtuigd, dat gij niet behoeft te slapen enanderen ook geen tijd tot slapen zult gunnen!" zeide Dolly tot haarman met nauwelijks merkbare ironie, waarmede zij zich nu bijna altijdtot hem wendde. "Mij dunkt, het zou nu reeds tijd zijn.... Ik ga eneet van avond niet."

"Neen, blijf toch, Dollinka!" zeide hij en ging om de tafel heen naarhaar toe; "ik heb u nog zooveel te vertellen."

"'t Zal wel niet veel bizonders zijn!"

"Weet gij: Wesslowsky is bij Anna geweest. Zij wonen nuslechts zeventig werst van hier. En ik wil er ook bepaaldheenrijden. Wassenka! kom eens hier!"

En Wassenka ging naar de dames en nam naast Kitty plaats.

"Och, toe! Vertel ons eens! Gij zijt bij haar geweest? Hoe gaat hethaar?" wendde zich Dolly tot hem.

Lewin bleef aan het andere eind van de tafel zitten en zonderzijn gesprek met Sergej en de vorstin af te breken, zag hij, datzich tusschen Stipan, Dolly, Kitty en Wesslowsky een levendig engeheimzinnig gesprek ontspon; en dat niet alleen, hij zag ook op hetgezicht zijner vrouw de uitdrukking van een ernstig gevoel, terwijlzij onafgewend in het knap gelaat van Wesslowsky zag, die levendigiets vertelde.

"Het is heel prettig bij hen," verhaalde hij van Wronsky en Anna;"ik mag mij trouwens geen oordeel aanmatigen, maar men gevoelt zichbij hen, alsof men tot de familie behoort."

"Wat denken zij te doen?"

"Ik geloof, dat hun plan is den winter in Moskou door te brengen."

"Hoe goed zou het zijn, als wij elkaar allen bij henontmoetten! Wanneer gaat gij weer naar hen toe?" vroeg Stipan aanWassenka.

"Ik denk de maand Juli bij hen door te brengen."

"En gij? Wanneer wilt gij er heen?" vroeg hij zijn vrouw.

"Ik heb het reeds lang willen doen en ga er bepaald heen,"antwoordde Dolly. "Ik heb medelijden met haar. Ik ken haar. Zij iseen uitstekende vrouw. Ik ga alleen, wanneer gij weg zijt; dan valik niemand lastig. Het is zelfs beter zonder u."

Page 320: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Zeer goed," zeide Stipan. "En gij, Kitty?"

"Ik? Wat zou ik daar doen?" vroeg Kitty rood wordend. En zij wenddehaar oogen naar Lewin.

"Kent gij Anna Arkadiewna?" vroeg Wesslowsky haar; "zij is eenbuitengewoon aantrekkelijke vrouw."

"Ja!" antwoordde zij nog sterker blozend, stond op en ging naar Lewin.

"Gaat ge morgen op de jacht?" vroeg ze.

Zijn ijverzucht was in deze weinige oogenblikken, vooral toen hij denblos zag, die haar wangen bedekte, terwijl zij met Wesslowsky sprak,reeds zeer hoog gestegen. Nu legde hij haar woorden op zijn manieruit. Hoe dwaas het hem ook later scheen, nu was het hem duidelijk, datzij deze vraag slechts tot hem richtte, omdat zij gaarne dit genoegenwilde bereiden aan Wesslowsky, op wien ze naar zijn voorstelling nureeds verliefd was.

"Ja zeker!" antwoordde hij met een onnatuurlijke stem, die hem zelfonaangenaam toeklonk.

"Maar zou het niet beter zijn, dat gij morgen nog thuis bleeft? Andersheeft Dolly niets aan haar man. Gij kunt dan overmorgen gaan." Deeigenlijke zin dezer woorden werd zoo door Lewin verklaard: "scheidmij niet zoo spoedig van hem. Of gij heengaat, is mij onverschillig,maar gun mij morgen nog het gezelschap van dezen bekoorlijken jongenman.--Zoo ge wilt, kunnen wij ook morgen nog thuis blijven!" antwoorddeLewin met gemaakte beleefdheid.

Intusschen was ook Wesslowsky, die niet vermoedde, welk lijden zijnaanwezigheid veroorzaakte, van tafel opgestaan en Kitty met eenvriendelijk lachenden blik volgend, naderde hij haar weer. Lewin zagdezen blik. Hij verbleekte en een oogenblik begaf hem de adem.

"Dus morgen? Mooi, dan gaan we!" zei Wesslowsky, viel op een stoelneer en trok zijn been weer onder zich. Lewins ijverzucht groeideaan. Hij zag zich reeds als bedrogen echtgenoot, wien de vrouw enhaar minnaar slechts noodig hadden om hen de genoegens en gemakkendes levens te verschaffen.--Toch vroeg hij zijn gast vriendelijk enbeleefd naar zijn jachtpartijen, zijn geweer, zijn laarzen en sprakmet hem af morgen op de jacht te gaan.

Tot Lewins geluk maakte de oude vorstin een eind aan zijn lijden,door op te staan, terwijl zij Kitty den raad gaf dadelijk naar bed tegaan. Maar ook dit liep niet zonder nieuwe smart voor Lewin af. Toennamelijk Wesslowsky van de gastvrouw afscheid nam, wilde hij haarweer de hand kussen, maar Kitty onttrok ze hem met naive ruwheid,waarvan haar moeder haar later een verwijt maakte, terwijl ze zeide:

"Dat is bij ons geen gewoonte."

In Lewins oogen echter had zij schuld, omdat zij deze verhouding reedszoover had laten komen, en nog meer, omdat zij hem haar misnoegendaarover zoo onbeleefd te kennen gaf.

"Hoe kan men nu reeds slapen!" zeide Stipan Arkadiewitsch, die nu

Page 321: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

na den bij het avondmaal gedronken wijn in zijn geliefkoosde, zaligestemming geraakt was.

"Zie, Kitty," ging hij voort en wees naar de achter de linden opkomendemaan: "Hoe schoon! Nu een serenade, Wesslowsky! Weet ge, hij heefteen heel mooie stem. Wij hebben onderweg gezongen. Hij heeft tweezeer schoone romancen meegebracht, de nieuwste. Hij moet ze eens metWarenka Andrejewna zingen."

X.

Toen men elkander goeden nacht gezegd had, gingen Oblonsky enWesslowsky nog lang in de allee op en neer, en men hoorde hun stemmen,toen zij de nieuwe romancen, zongen.

Lewin, die nu met zijn vrouw alleen was, beantwoordde geruimen tijdhaar herhaalde vraag niet, wat hem toch scheelde? Maar eindelijk,toen zij zelf hem met een bedeesd lachje vroeg:

"Is u misschien iets aan Wesslowsky niet bevallen?" toen barstte hijlos, het eene woord viel er na het andere uit en hij zeide haar alles.

Wat hij toen uitsprak, deed hem zelf zeer, maar daardoor wond hijzich nog meer op.

Hij stond voor haar, met van toorn stralende blikken en grimmigsamengetrokken wenkbrauwen; hij drukte zijn gespierde handen tegende borst, als moest hij al zijn krachten inspannen om zich in tehouden. Zijn houding zou belachelijk geweest zijn, als zich daarinniet al zijn kwellend zelfbedwang had uitgesproken. De uitdrukkingvan zijn gelaat zou hard, ja wreed geweest zijn, wanneer die niettevens een hevig lijden, waardoor hij zich vernederd gevoelde,verraden had. Zijn kin beefde en zijn stem was gebroken. "Jaloerschben ik niet! Dat is een belachelijk woord! Ik kan niet jaloerschzijn en denken, dat.... Ik kan niet uitspreken, wat ik gevoel, maarhet is verschrikkelijk.... Ik ben niet jaloersch, beleedigd ben ik,vernederd, omdat iemand het wagen kan te gelooven ... het wagen kanu met zulke oogen aan te zien...."

"Met welke oogen?" vroeg Kitty, terwijl zij zich zoo nauwkeurigmogelijk alle woorden en gebaren van dien avond zocht te herinneren. Inden grond van haar hart vond zij trouwens, dat er iets in dienblik gelegen had, waarmee hij haar van het andere eind van de tafelwas gevolgd, maar dat waagde zij zich zelf niet te bekennen, veelminder kon zij er toe besluiten het Lewin mee te deelen en daardoorzijn lijden slechts te vergrooten. "En wat zou er aan mij dan vooraantrekkelijks zijn...."

"Ach!" riep hij en greep zich naar het hoofd: "Hadt ge dat toch nietgezegd! Dus, wanneer gij aantrekkelijk waart...."

"Ach neen, Kostja, wacht toch! Hoor dan toch!" zeide zij deelnemend enmedelijdend: "Hoe kunt ge zoo iets denken? Mogen er dan voor mij in't geheel geen menschen bestaan, geen.... Zeg, wilt ge dan, dat ik

Page 322: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

niemand zien zal?"

In het eerste oogenblik had zijn jaloezie haar beleedigd; het ergerdehaar, dat haar zelfs de kleinste en onschuldigste verstrooiing verbodenzou zijn, maar nu had zij gaarne deze kleinigheden, ja alles opgeofferdom hem slechts gerust te stellen en van het lijden, dat hem kwelde,te bevrijden.

"Begrijp toch het angstige en belachelijke mijner positie" ging hij invertwijfeling fluisterend voort: "Hij bevindt zich als gast in mijnhuis, hij doet eigenlijk niets onbehoorlijks, maar deze te grootevrijheid, de manier, waarop hij zijn been onder zich trekt.... Hijhoudt dat voor een goeden, ja den besten toon--en zoo moet ik de rolvan voorkomend gastheer tegen over hem spelen!"

"Maar Kostja! Gij overdrijft!" zeide Kitty, die zich in haar hart overde kracht zijner liefde voor haar, die zich nu in zijn jaloezie uitte,verheugde en ze toch vreesde.

"Hoofdzakelijk echter dit: gij zijt nu eenmaal voor mij iets zooheiligs, wij zijn zoo gelukkig met elkander, zoo gelukkig op onzeeigen manier, en nu komt plotseling deze erbarmelijke.... Neen, geenerbarmelijke--waarom hem uit te schelden? Wat gaat mij dat aan? Maarwaarom moet uw en mijn geluk...?"

"Weet ge, nu wordt het mij duidelijk, waardoor dit gekomen is!" vielKitty hem in de rede.

"Nu? Waardoor? waardoor dan?"

"Ik heb bemerkt, hoe gij ons aanzaagt, toen wij ons daar aan tafelmet elkander onderhielden...."

"Nu ja! Ja!" zeide Lewin geheel verschrikt.

Zij vertelde hem alles, wat zij daar gesproken hadden. Lewin hoordezwijgend toe, toen zag hij onderzoekend in haar bleek, bedeesd gelaaten greep zich plotseling naar het hoofd.

"Kitty, vergeef mij! Ik heb u gekweld, mijn lieveling! Dat is immersniets als waanzin! Katja, ik heb groot ongeluk. Hoe kan men zich nuom zulken onzin kwellen!"

"Neen, ik heb met u te doen...!"

"Met mij? Wat ben ik? Een waanzinnige...! En daaronder zoudt gijlijden? Maar het is verschrikkelijk te denken, dat ieder vreemd menschons geluk zou kunnen verstoren!"

"Dat is waar! Dat is bepaald beleedigend!"

"Maar nu zal hij juist den geheelen zomer bij ons blijven en ikzal hem met attenties overladen!" zei Lewin haar de handen kussend:"Gij zult zien! Reeds morgen.... Ja, dat is waar, morgen gaan wijimmers op de jacht...."

Page 323: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

XI.

Den volgenden morgen, voor de dames waren opgestaan, hielden dejachtwagens voor de trap stil en Laska, die reeds lang begrepen had,dat men op de jacht ging, zat, nadat hij zich moe gesprongen engejankt had, naast den koetsier op den bok, van waar hij onrustig,opgewonden en afkeurend door de deur naar de jagers keek, die nogsteeds niet kwamen.

De eerste, die verscheen, was Wassenka Wesslowsky met hooge nieuwelaarzen, die tot over de helft der welgedane dijen reikten, met eengroen jachtbuis, met een nieuwe, sterk naar leer riekende patroontaschomgord, met zijn muts met linten en met een nieuw Engelsch geweerzonder ring aan den riem. Kort daarop ging weer een deur open enzich draaiend en keerend sprong Kraak, de bont-gevlekte pointer vanStipan Oblonsky, naar buiten, en deze zelf verscheen met een geweerin de hand en een sigaar in den mond.

"Tubo, tubo, Kraak!" riep hij vriendelijk den hond toe, die hem metzijn pooten tegen den buik en de borst opsprong en er mee in deweitasch bleef hangen. Stipan was getooid met een soort schoenenuit een stuk leer, met een gescheurde broek en een kort jasje; opzijn hoofd zat de ruine van een hoed, maar zijn geweer, een geweervan het allernieuwste systeem, geleek op een speeltuig, en wei-en patroontasch, hoewel er versleten uitziende, waren van het bestemateriaal.

Wassenka Wesslowsky had tot nu toe geen denkbeeld gehad vandeze echte jacht-chique om zich in lompen te kleeden, maar zijnjachtbenoodigdheden waren altijd in den besten staat. Eerst nu begreephij dit, toen hij de elegante weldoorvoede en lustige jonkersgestaltevan Stipan in zijn lompen aanschouwde, en hij besloot zich op devolgende jacht ook zoo te kleeden.

"Nu? en waar blijft onze gastheer?" vroeg hij.

"Een jonge vrouw!" zei Stipan lachend.

"Ja en zulk een bekoorlijke!"

"Hij was reeds in aantocht. Hij zal wel weer naar haar toegeloopenzijn."

Stipan Arkadiewitsch had juist gegist. Lewin was weer naar zijnvrouw geloopen om haar nog eens te vragen, of zij hem zijn domheidvan gisteren wel geheel vergeten had, en haar te smeeken om Gods wiltoch ook heel voorzichtig te zijn. "Gij moet u vooral de kinderen vanhet lijf houden, zij zouden u kunnen stooten!" En toen moest zij hemnogmaals verzekeren, dat ze niet meer boos op hem was; twee dagen zouhij wegblijven, maar hij verzocht haar echter hem morgen een briefjete zenden, slechts twee woorden, opdat hij wist, of het haar goedging. Daarna had hij nog allerlei schikkingen, de zaken betreffende,te maken, en eindelijk reed het jachtgezelschap weg.

Toen Lewin alle zorgen over zijn zaken en zijn gezin achter zich had,gevoelde hij zulk een levensvreugde en blijde verwachting, dat hijniet in staat was te spreken.

Page 324: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Oblonsky ging het eveneens. Hij was ook niet spraakzaam. MaarWesslowsky babbelde onophoudelijk. Terwijl Lewin naar hem luisterde,schaamde hij zich, dat hij gisteren zoo onrechtvaardig tegen hemgeweest was. Wesslowsky was werkelijk een beste jongen, eenvoudig,goedhartig en zeer vroolijk. Zijn optimistische opvatting van hetleven en een zeker nobel laisser aller deden echter Lewin eenigszinsonaangenaam aan; hij scheen van meening, dat zijn lange nagels,zijn met linten getooid mutsje en zulke dingen meer hem een hoogebeteekenis gaven; maar dat kon men in hem verontschuldigen om zijnnet gedrag en zijn goedhartigheid.

Nadat zij drie werst gereden hadden, bemerkte Wesslowsky plotseling,dat hij zijn brieventasch miste. Hij moest ze onderweg verloren ofthuis gelaten hebben. Er bevonden zich driehonderd en zeventig roebelin, en dus werd de koetsier met een paard teruggezonden om te zoeken,terwijl Lewin nu met de beide andere zelf reed.

"Welke marschroute nemen we?" vroeg Stipan.

"Zoo is het plan: Eerst rijden we tot Gwosdewo, daar is eensnippenmoeras en achter Gwosdewo liggen overal mooie, groote moerassenmet watersnippen; maar houtsnippen zijn er ook. Nu is het zeer warm,maar wij komen er nog voor den avond aan, twintig mijl is 't, enonderweg schieten we wat zich nog vertoont. Dan overnachten wij daaren gaan morgen naar de groote plassen."

"Is er dan onderweg niets?"

"Ja, een weinig is er wel, maar het kost ons slechts tijd en het isook te warm!"

Lewin zelf verachtte deze plaatsen volstrekt niet; maar zij warente dicht bij zijn huis en hij kon er alle dagen jagen; ook waren zijklein, ten minste voor drie personen.

Toen zij in de nabijheid van zulk een moeras kwamen, wilde Lewiner voorbij rijden, maar het geoefend jagersoog van Stipan bespeurdeterstond een ter zijde van den weg gelegen poel. Hij verzocht Lewinstil te houden en stapte met Wesslowsky uit, terwijl Lewin alsvoorkomend gastheer bij de paarden bleef.

Kraak ging terstond in het boschje en Lewin liep het eerst achter hem.

Stipan was nog niet aan den poel gekomen, toen een groote snip eruit vloog. Wesslowsky schoot langs hem heen en de vogel vloog op eenongemaaide weide. Kraak vond hem daar weer, joeg hem op en Wesslowskyschoot hem neder. Daarop keerde hij naar den wagen terug.

"Nu moet gij gaan en ik blijf bij de paarden," zeide hij tot Lewin.

De lust om ook aan de jacht deel te nemen werd Lewin te sterk. Hijgaf Wesslowsky de teugels en begaf zich in het moeras.

Laska had, zich over onrechtvaardigheid willende beklagen, reedslang gejankt. Nu liep hij rechtstreeks naar een geheel veiligen,Lewin bekenden heuvel, waar Kraak nog niet geweest was.

"Houd hem toch terug!" riep Stipan Arkadiewitsch.

Page 325: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Hij zal er geen op de vlucht jagen," riep Lewin terug en sneldeachter Laska aan.

Laska liep in een kring om den heuvel, herhaalde dit, kromp plotselingineen en bleef in die houding staan.

"Stiwa, kom!" riep Lewin, die zijn hart luider voelde kloppen, enterwijl hij vasten grond voor zijn voeten zocht, naderde hij denhond. "Pil!"

Geen groote houtsnip, maar een watersnip vloog nabij den hond op;maar op het oogenblik, dat Lewin mikte, hoorde hij een geplas in hetwater, dat nader bij kwam en de stem van Wesslowsky, die hem luidiets toeriep. Lewin zag zelf, dat hij te laag mikte, maar hij schoottoch. Toen hij zag, dat hij gemist had, keek hij om en bespeurde,dat de paarden met den wagen niet meer op den weg, maar in den poelstonden. Wesslowsky, die bij het schieten wilde zijn, was het moerasingereden en de paarden zakten in den grond.

"De duivel hale hem!" zeide Lewin en snelde naar den zinkendenwagen. "Waarom ben je er in gereden?" vroeg hij ontevreden en,terwijl hij den juist terugkeerenden koetsier te hulp riep, begonhij de paarden af te spannen.

Het verdroot Lewin, dat men hem in het schieten gestoord had en depaarden in den drassigen grond had laten geraken, maar vooral, dat nochStipan Arkadiewitsch, noch Wesslowsky hem en den koetsier de geringstehulp verleende om de paarden af te spannen en te bevrijden. Wantbeiden hadden niet het minste begrip van aanspannen. Hij beantwoorddedus Wesslowsky's verzekeringen, dat het hier toch geheel droog was,in 't geheel niet en hield zich slechts met de paarden bezig. Toenhij echter later bemerkte, hoeveel moeite zich deze gaf den wagenuit den modder te trekken, verweet hij zich, dat hij nog onder denindruk van zijn gevoel van gisteren stond en te koel tegen Wesslowskywas. Hij gaf zich dus moeite om door vriendelijkheid zijn stroefheidvan zooeven weer goed te maken.

Toen alles weer in orde gebracht was en de wagen weer op den straatwegstond, liet Lewin het ontbijt te voorschijn halen.

"Bon appetit, bonne conscience! Ce poulet va tomber jusqu'au fond demes bottes." zei de vroolijk gestemde Wesslowsky, terwijl hij zijntweede kuiken verslond. "Ziezoo! nu zijn onze rampen wel voorbij;nu zal alles goed gaan. Maar voor mijn misdrijf moet ik op den bokzitten, niet waar? Neen, neen! Ik ben Automedon! Gij zult eens zien,hoe goed gij u aan mij kunt toevertrouwen!" antwoordde hij Lewin,die hem niet wilde laten rijden: "Neen, ik moet mijn schuld boetenen hier op den bok zit ik heerlijk!" En hij reed heen.

Lewin vreesde wel, dat hij de paarden te hard zou behandelen,maar hij schikte zich naar zijn vroolijke luim, luisterde naar devroolijke liederen, die Wesslowsky zong, naar zijn vertellingen envoorstellingen, hoe men op Engelsche manier four in hand moest rijden,en zoo bereikten zij in de beste stemming de Gwosdewsche moerassen.

Page 326: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

XII.

Toen zij het groote moeras naderden, dacht Lewin er onwillekeurig overna, hoe zich van Wesslowsky te ontdoen om alleen te kunnen jagen. OokStipan Arkadiewitsch scheen dezelfden wensch te koesteren; Lewin zagop zijn gezicht die uitdrukking van bezorgdheid, die een waar jagersteeds voor de jacht heeft.

"Hoe zullen wij dan gaan? O, dat is een schoon moeras! Ik zie ookreeds een havik, en waar haviken zijn, daar is ook wild."

"Ziet ge, heeren," zei Lewin met eenigszins donker gelaat; "ziet gijdaar dat rietgras!" Hij wees naar een donkere vlek op een reusachtiggroote, zich ver op den rechter oever van de rivier uitstrekkendeweide, die voor de helft reeds gemaaid was. "Daar begint het moeras,recht voor ons, waar het zoo groen wordt. Van daar loopt het naar denrechter kant verder, zooals ik nu de paarden laat gaan. Daar ziet geeenige verhevenheden van den grond, daar zijn vele groote snippen,rondom dit rietgras heen tot aan gindsch esschenboschje en tot aande molen Dingsda. Dat is de beste plaats. Eens heb ik daar zeventienwatersnippen geschoten. Wij moeten nu in verschillende richtingenuit elkander gaan en elkaar bij den molen weer ontmoeten."

"Wie gaat rechts en wie links?" vroeg Stipan Arkadiewitsch. "Rechtsis het breeder, daar moet gij beiden heengaan, dan ga ik links,"zeide hij op den onschuldigsten toon ter wereld.

"Goed! Wij zullen hem alles wegschieten!" stemde Wesslowsky toe. "Laatons gaan."

Zoo moest ook Lewin er mee instemmen, en zij scheidden; Lewin enWesslowsky met Laska gingen rechts, Stipan Arkadiewitsch met Kraakging links om het moeras heen. Nauwelijks waren zij aan het moerasgekomen, toen de beide honden begonnen te zoeken. Lewin kende ditbehoedzame en onzekere zoeken van Laska; hij kende ook deze plaatsen wachte op een zwerm watersnippen.

"Wesslowsky, blijf bij me," riep hij met halfluide stem zijn achterhem wadenden metgezel toe.

"Ik zal je niet storen. Denk niet aan mij"

"Poef, paf!" klonk het in Lewins oor. Wesslowsky had in een zwermeenden geschoten, die boven het moeras rondvloog. Nauwlijks vondLewin nog tijd om rond te zien, toen een watersnip zich liet hooren,een tweede, een derde,--acht watersnippen verhieven zich in de lucht.

Stipan Arkadiewitsch schoot er eene van, juist toen zij haarzigzagbeweging wilde beginnen. Toen mikte hij zonder zich te overijlennaar een tweede, die naar het riet vloog, en zij viel onder het schot.

Lewin was minder gelukkig; hij schoot op te grooten afstand entrof niet.

Stipan raapte zijn watersnip op en met een stralenden blik op Lewinzeide hij: "Zoo, nu gaan wij uit elkander."

Page 327: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Met Lewin placht het altijd zoo te gaan, dat, wanneer zijn eersteschoten mislukten, hij opgewonden werd, zich ergerde en ten gevolgedaarvan den geheelen dag slecht schoot. Zoo ging het hem ook heden. Erwaren zeer veel watersnippen voorhanden. Ieder oogenblik vlogen ereenige op en Lewin had alles weer goed kunnen maken; maar hoe meerhij schoot, des te meer geneerde hij zich voor Wesslowsky, die zondermaat en doel er lustig op los schoot, niets doodde en daarover tochniet verlegen werd. Lewin overijlde zich, hij mat den afstand nieten kwam eindelijk zoo ver, dat hij schoot zonder zelfs de hoop tekoesteren nog iets te treffen. Ook Laska scheen dit te bemerken; zijzocht trager en keek onzeker en verwijtend naar de jagers om. Dezenwaren voortdurend in kruitdamp gehuld, maar in hun groote weitasschenbevonden zich nog maar drie kleine, lichte watersnippen. Intusschenknalden van de andere zijde niet talrijke, maar zooals het Lewintoescheen, welgeslaagde schoten en bijna na ieder schot hoorde menStipan Arkadiewitsch' stem: "Kraak! apporte!" Dat wond Lewin nogmeer op. De watersnippen vlogen door de lucht, hun neersmakken opden grond en het knallen in de lucht van alle kanten hield niet op;de opgejaagde snippen zetten zich dicht voor de jagers neer. Te vorenzweefden slechts twee haviken boven hot moeras en nu waren er tien.

Nadat Lewin en Wesslowsky meer dan de helft van het moeras warenomgegaan, kwamen zij aan een weide, die in lange stukken aan de boerenverpacht was; de helft dezer stukken was reeds gemaaid.

"Hei! jagers!" riep hun een der boeren toe, die op een uitgespannentelega zat: "sterkt u eerst met een ontbijt en een slok!"

Lewin keek om.

"Komt toch! Het zal u niet schaden!" riep een andere vroolijk gestemdeboer met een rood gezicht en toonde daarbij zijn witte tanden en eengroene, in de zon blinkende flesch.

"Qu'est-ce qu'ils disent?" vroeg Wesslowsky.

"Wij moeten een borrel met hen drinken. Zij zullen deze weide welgepacht hebben. Een borrel zou nu lang niet slecht smaken!" antwoorddeLewin niet zonder slimheid, want hij hoopte, dat Wesslowsky den treknaar brandewijn niet zou kunnnen weerstaan en naar de boeren gaan zou.

"Waarom willen zij ons vrijhouden?"

"Daar hebben ze plezier in. Ga maar naar hen toe. Het is wel eenseen aardige grap."

"Allons! c'est curieux!"

"Ja, ga er maar heen. Den weg naar den molen kunt ge niet missen."

Met genoegen bemerkte Lewin, dat Wesslowsky met voorovergebogen lichaamen de vermoeide voeten traag uit het moeras trekkend naar de boerenop de droge weide ging.

"Kom jij toch ook mee!" riep een der boeren Lewin toe: "wees nietbezorgd; er is nog stuk koek over!"

Lewin had gaarne deze uitnoodiging aangenomen, want hij voelde

Page 328: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

zich ook reeds vermoeid en het was telkens moeielijk de inzinkendevoeten uit het moeras te trekken. Hij was een oogenblik in twijfel,maar hij zag, dat de hond stond en dus volgde hij dezen. Voor hemvloog een watersnip op; hij schoot en doodde ze. Maar Laska stond nogaltijd; plotseling verhief zich voor haar een tweede watersnip. Lewinschoot. Maar hij had heden een ongelukkigen dag. Hij schoot mis enging nu heen om de eerste te zoeken. Maar hij vond ook deze niet. Dusook zonder Wesslowsky, wien hij van zijn ongelukkig slagen de schuldhad gegeven, werd de zaak niet beter. Ook hier nog waren zeer veelwatersnippen, maar Lewin schoot er herhaaldelijk voorbij.

"Neen, ik moet kalm worden!" zeide hij bij zich zelf. Hij ging hetmoeras uit, ging op een verhevenheid der weide zitten, trok de laarzenuit en schudde het water er uit, dronk zelf water, bevochtigde daarmeede beide heete loopen van zijn geweer en wiesch zich handen en gelaat.

Plotseling sprong Kraak van achter een essenboschje te voorschijnen berook Laska met de gebaren eens overwinnaars. Achter Kraak,in de schaduw der esschen, werd de statige verschijning van StipanArkadiewitsch zichtbaar. Hij kwam hen reeds hier tegen, zeer rood enverhit, met ontbloote borst, moeielijk gaande en met een vergenoegdlachje.

"Nu? veel geschoten?" vroeg hij.

"En gij?" was Lewins wedervraag. Hij behoefde niet te vragen: hijzag de boordevolle weitasch. Hij had veertien stuks geschoten.

"Het gaat goed! Een mooie plaats! Wesslowsky is u zeker wat in den weggeweest? Twee jagers met een hond, dat heeft geen eigenschap!" zeideStipan, zijn zege daardoor verkleinend.

XIII.

Toen Lewin en Stipan Arkadiewitsch aan de molenaarswoning kwamen,was Wesslowsky daar reeds binnen gegaan. Hij zat in het midden derhut en lachte op zijn vroolijke, aanstekelijke manier, terwijl hijzich met beide handen aan de tafel vasthield en zich door een soldaat,den broeder der molenaarsvrouw, de laarzen liet uittrekken.

"Ik ben ook nu pas gekomen," riep hij de binnentredenden te gemoet;"ils ont ete charmants!" Denkt een aan: niet alleen te drinken, ook teeten hebben ze mij gegeven, en welk een gebak! Delicieux! En nooit hebik een beteren borrel gedronken! Maar zij wilden absoluut geen geldaannemen, in tegendeel, zij zeiden nog altijd: "Neem het niet kwalijk!"

"Waarom zouden zij ook geld aannemen. Zij wilden u tracteeren; en zijhebben geen brandewijn te koop," zeide de soldaat, die hem eindelijkde eene laars met de natte kous uittrok.

Ondanks het vuil in de boerenkamer, dat de jagers met hun laarzen ende beslijkte honden, die zich hevig schudden, er in hadden gebracht,ondanks modder- en kruitlucht en ondanks het gerammel van messen en

Page 329: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

vorken, gebruikten de jagers hun thee en hun avondmaal met een eetlust,die alleen de jacht te weeg brengt.

Toen, na zich gereinigd en gewasschen te hebben, begaven zij zichnaar een aangeveegden hooizolder, waar de koetsier reeds het legervoor de heeren bereid had.

Hoewel het reeds donker was, had toch geen der jagers lust tot slapen.

Nadat zij elkaar een tijdlang met herinneringen, anecdoten enjachtverhalen hadden onderhouden, kwam hun gesprek op een thema, dat alhun belangstelling tot zich trok. Oblonsky had van een jacht verteld,waaraan hij den vorigen zomer op het landgoed van een zekeren heerMaltus had deelgenomen. Maltus was een bekend spoorwegkoning, die degezelligheid zeer beminde en dien Stipan Arkadiewitsch uit den grondvan zijn hart een kerel van goud noemde. Hij had verteld, hoe dezeMaltus in het Twerskoische gouvernement groote moerassen gepacht had,hij beschreef de wagens en paarden, die de jagers daarheen haddengebracht en de tent, die men voor het ontbijt in de nabijheid dermoerassen had opgeslagen.

"Ik begrijp niet," zeide Lewin zich uit het hooi oprichtende, "datzulke menschen u niet tegenstaan. Ik begrip wel, dat een ontbijtmet Lafitte iets heel aangenaams is, maar is het mogelijk, dat zulkeweelde u niet tegen de borst stond? Al deze menschen--vroeger warenzij onze brandewijnpachters--verwerven zich een groot fortuin, maar opeen wijze, waardoor zij toch de verachting van ieder verdienen; dezeverachting is hun echter volkomen onverschillig, want met hun op zoooneerlijke wijze verworven geld koopen zij zich van de verachting los."

"Ja, dat is waar," bevestigde Wesslowsky; "volkomen waar! TrouwensOblonsky doet het uit bonhommie, maar anderen zeggen toch: 'Oblonskybezoekt ze....'"

"Neen, volstrekt niet!" Lewin hoorde, hoe Oblonsky dit lachend zeide:"Ik houd hem eenvoudig voor niets oneerlijker dan ieder rijk koopmanof edelman."

"Ja, maar door welken arbeid heeft hij het verdiend? Is dat dan arbeid,als men op lage, slinksche wijze een concessie verkrijgt om die laterweer te verkoopen?"

"Zeker is dat arbeid, namelijk arbeid in dien zin, dat wij zonderlieden van dit slag ook geen spoorwegen zouden hebben."

"Maar deze arbeid is toch een geheel andere dan die van een landbouwerof een geleerde."

"Dat geef ik toe, maar het is toch in zoover arbeid, als het eenhandeling is, waaruit iets ontstaat, zooals hier de spoorweg. Ofvindt ge misschien, dat spoorwegen iets onnoodigs zijn?"

"O, zeker zijn ze nuttig. Maar iedere winst, die in geen verhoudingstaat tot den arbeid, die er voor verricht wordt, is oneerlijk."

"Wie kan echter hierin de juiste verhouding bepalen?"

"Een geldwinning door oneerlijke middelen, door list...." zei Lewin,die gevoelde, dat het hem niet gelukken wilde een scherpe lijn

Page 330: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

tusschen eerlijkheid en oneerlijkheid te trekken, zooals hij zichin gedachten voorstelde: "zooals ook deze inrichtingen van bankiers-en wisselaarskantoren...." ging hij voort: "kortom al deze soort vanberoepen om zich zonder arbeid groote, kolossale vermogens te verwervenzijn een kwaad. Nu is slechts de vorm veranderd. Le roi est mort,vive le roi! Nauwelijks had men de brandewijnpacht opgeheven, of daarkwamen de spoorwegen, de banken: louter geldwinningen zonder arbeid."

"Dat is misschien zeer waar en geestig.... Stil, Kraak! Rustigliggen!" riep Stipan Arkadiewitsch zijn hond, die zich krabde, toe;hij was van de juistheid van zijn standpunt ten volle overtuigd enbleef dus volkomen kalm en maakte geen haast.

"Ge hebt nog altijd niet de grens tusschen eerlijken en oneerlijkenarbeid getrokken. Is het dan misschien ook oneerlijk, dat ik eengrooter inkomen geniet dan mijn griffier, hoewel hij misschien meervan de zaak verstaat dan ik?"

"Dat weet ik niet."

"Nu goed, dan willen wij zeggen, dat de netto opbrengst van uw goederenmisschien vijfduizend roebel bedraagt, maar de boer, die er op werkt,krijgt er, hoe hij zich ook moge inspannen, niet meer dan vijftig. Zoudat niet even onrechtvaardig zijn, als dat ik meer krijg dan mijngriffier? Of dat Maltus een grooter inkomen heeft dan een van zijnstationschefs? Integendeel, ik zie in de houding der wereld tegenoverdeze soort lieden slechts een op niets gegronde vijandelijkheid,en ik geloof, dat het niets is als ijverzucht."

"Neen, dat is niet waar," viel Wesslowsky in. "IJverzucht kan hetniet zijn. Er is en blijft iets onreins in zulk een zaak...."

"Pardon," zeide Lewin, "gij vindt het onrechtvaardig, als ikvijfduizend roebel krijg en de boer er slechts dertig verdient. Hetis onrechtvaardig, dat voel ik, maar...."

"Inderdaad! Wij eten, drinken, gaan op de jacht, doen niets en hij isaltijd zonder verpoozing aan het werk," zeide Wassenka Wesslowsky,in wien heden klaarblijkelijk voor de eerste maal deze gedachte wasopgekomen, en die hij dus zeer open en oprecht uitsprak.

"Ja, je gevoelt dat, maar geeft hem toch uw goed niet," zeideOblonsky eenigszins spottend tot Lewin. In den laatsten tijd,sedert zij beiden met twee zusters getrouwd waren, was er tusschenhen ongemerkt een soort van wedijver ontstaan, wie van beiden zijnleven het beste ingericht had, en deze wedijver deed zich ook nu inhun gesprek gelden, door er iets persoonlijks aan te geven.

"Ik geef het niet, omdat niemand het van mij eischt; en wanneer ikhet ook wilde geven, dan zou ik het toch niet kunnen. En dan zou ikook niet weten aan wien?"

"Geef het dezen molenaar hier; hij zal het niet weigeren."

"Nu goed, maar hoe zal ik het hem geven?"

"Dat weet ik niet. Maar wanneer gij er zoo van overtuigd zijt, datje er geen recht op hebt...."

Page 331: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Daarvan ben ik volstrekt niet overtuigd. Integendeel, ik gevoel,dat ik geen recht heb het weg te geven, dat ik plichten tegenovermijn bezittingen, tegenover mijn familie heb."

"Maar ik bid u, als gij deze ongelijkheid voor onrechtvaardig houdt,dan moet gij ook zoo handelen, dat...."

"Ik handel ook, maar negatief, d.w.z. zoo, dat ik mij geen moeitegeef om het onderscheid tusschen hem en mij nog te vergrooten...."

"Neen, pardon, dat is een paradox!"

"Ja, dat is een sophistische uitlegging," bevestigde ookWesslowsky. "O, zie daar! Onze gastheer!" zeide hij tot den molenaargewend, die door de krakende deur binnen kwam. "Slaapt gij nog niet?"

"Neen, hoe kan ik slapen? Ik meende, dat de heeren slapen wilden,en daar hoor ik u spreken. Ik wilde mij hier nog een haak halen. Bijthij ook?" vroeg de boer en ging voorzichtig op zijn bloote voeten dehonden voorbij.

"Een kostelijke nacht!" zeide Wesslowsky. "Daar zingen immers vrouwenen lang niet kwaad! Wie zingt daar mulder?"

"Dat zijn de dienstmeisjes van de hoeve hiernaast."

"Laat ons nog wat gaan wandelen; wij slapen toch niet in. KomOblonsky."

"Hoe kan dat nu: hier blijven liggen en te gelijkertijd gaanwandelen?" zeide Oblonsky en rekte zich uit. "We liggen hier zoolekker."

"Nu, dan ga ik alleen," antwoordde Wesslowsky opspringend en trokzijn laarzen aan: "Tot weerziens, heeren! Zoodra het amusant wordt,zal ik je roepen."

"Niet waar? Een kerel van goud!" zeide Oblonsky, toen Wesslowsky wegwas en de boer de deur achter hem had toegedaan.

"Zonder twijfel!" verzekerde Lewin, die nog altijd aan het onderwerpvan hun gesprek dacht. Hij meende toch zijn gedachten, voor zoover hijdit kon, duidelijk te hebben uitgesproken, en toch zeiden deze beidemenschen, die alles behalve dom en heel oprecht waren, eenparig,dat hij zich met sophismen troostte. Dat had hem in verlegenheidgebracht. "Ja, vriendje, zoo is het: of men moet de tegenwoordigbestaande maatschappelijke verhoudingen als billijk erkennen en zeverdedigen, of men moet bekennen, dat men zich zelf op onrechtmatigewijze in een bevoorrechte positie bevindt en zich dit voordeel,zooals ik doe, maar met genoegen ten nutte maken."

"Neen, als het een onrechtmatig voordeel was, dan zoudt ook gijdat niet met genoegen kunnen genieten, ik ten minste zou het nietkunnen. Om dat te kunnen, moet ik mij er van bewust zijn dat ik nietschuldig ben."

"Wat dunkt je? Zullen wij ook nog niet wat naar buiten gaan?" vroegStipan Arkadiewitsch, die het moede werd zijn gedachten nog meer inte spannen. "Inslapen doen wij toch niet. Laat ons dus gaan!"

Page 332: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Lewin gaf geen antwoord. Het zooeven uitgesproken woord, dat hijslechts negatief rechtvaardig handelde, had hij nog niet kunnenverkroppen.

"Is het mogelijk, dat men rechtvaardig zijn kan, als men slechtsnegatief handelt?" vroeg hij zich af.

"Hoe sterk riekt dit versche hooi!" zeide Stipan zich oprichtend. "Ikslaap toch niet in. Wesslowsky schijnt daar wat uit te voeren. Hoor jewel, hoe ze lachen? Dat is zijn stem. Laat ons er toch ook heengaan."

"Neen, ik ga niet," antwoordde Lewin.

"Is dat misschien ook uit principe?" vroeg Stipan Arkadiewitschlachend en zocht daarbij in het donker naar zijn muts.

"Niet uit principe; maar wat zal ik daar doen?"

"Hoor eens: jij zult je nog wat op den hals halen!" zeide Stipan,die eindelijk zijn muts gevonden had.

"Hoe zoo?"

"Meent ge, dat ik niet gezien heb, hoe je naar uw vrouw geloopenzijt? Ik heb het wel gehoord, hoe het tusschen u beiden een kwestievan het grootste gewicht was, of ge twee dagen op de jacht mochtgaan of niet. Dat is in een idylle heel mooi, maar zijn geheeleleven door kan men dat niet volhouden. De man moet zorgen, dat hijaltijd onafhankelijk blijft, hij heeft immers zijn eigen mannelijkebelangen. De man moet man zijn...." meende Stipan en opende de deur.

"Dat wil zeggen, hij moet de dorpsmeisjes het hof maken?" vroeg Lewin.

"Waarom niet, wanneer hij er plezier in heeft? Ca ne tire pas aconsequence. Mijn vrouw gaat het er niet slechter om en ik heb erpret mede. De hoofdzaak is slechts, dat ons eigen huis ons heiligis. In huis mag niets voorvallen, voor de rest behoeft men zich zelfechter de handen niet te binden."

"'t Is mogelijk!" antwoordde Lewin droog en ging op de andere zijdeliggen. "Ik wil morgen vroeg opstaan en reeds bij zonsopgang de deuruit. Van ulieden zal ik niemand wekken."

"Messieurs! Venez vite!" klonk de stem van den terugkeerendenWesslowsky. "Charmante! Ik heb ze ontdekt! Charmante! Een waarGretchen!"

Lewin deed, alsof hij sliep. Oblonsky stak een sigaar op, verwijderdezich met Wesslowsky en spoedig vernam men het geluid der stemmenniet meer.

Lewin kon langen tijd niet inslapen. Hij hoorde zijn paarden benedenzich het hooi eten en hoe de molenaar met zijn oudsten zoon naarde nachtweide reed. Hij dacht aan den dag van morgen. "Morgen gaik heel vroeg en zal mij niet overijlen. Er zijn daar een menigtewatersnippen en groote snippen, en kom ik dan weer hier terug, dan vindik Kitty's brief. Ja, ik gedraag mij niet als een man tegenover haar;ik ben geheel verwijfd geworden ... Maar wat te doen? Weer slechts

Page 333: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

negatief handelen!"

In zijn halve sluimering hoorde hij het lachen en het vroolijkegebabbel van Stipan en Wesslowsky. Hij sloeg de oogen op. Demaan scheen. In haar helder licht zag hij beiden in de opendeur staan. Stipan zeide iets van de frischheid van het meisjeen vergeleek haar bij een noot, die van den bast ontdaan was, enWesslowsky herhaalde lachend de door een boer gesproken woorden:"Maak maar, dat je zelf een vrouw krijgt!" en Lewin zeide slaperig:"Heeren, morgen bij het aanbreken van den dag...." en sliep in.

XIV.

Het was tegen tien uur 's morgens, toen Lewin moede, hongerig en zeeropgeruimd van een gelukkige jacht met dertien stuks watersnippen eneen eend naar den molen terugkeerde. Zijn kameraden waren intusschenook reeds ontwaakt en zaten aan het ontbijt.

"Wacht eens, wacht eens!" zeide Lewin. "Ik weet, er waren er negentienin 't geheel!" en voor de tweedemaal werden de bloedige op zijdegebogen koppen der watersnippen en groote snippen geteld, die er nuniet meer zoo trotsch uitzagen, als toen ze waren uitgevlogen. Derekening kwam uit, en Stipans ijverzucht deed Lewin goed. Nog eentweede genoegen wachtte hem. De door Kitty uitgezonden bode te paardbracht haar brief.

"Ik ben gezond en welgemoed," schreef zij. "Gij kunt omtrent mij gerustzijn. Mijn nieuwe lijfwacht, Marie Wlassnewja, (het was de vroedvrouw,voortaan een nieuw en gewichtig personage in Lewins familieleven) isgekomen om naar mij te zien. Zij heeft mij volkomen gezond bevonden,maar toch willen wij haar tot uw thuiskomst hier houden. Ook al deoverigen zijn gezond en vroolijk, ik bid u, haast u om onzentwilleniet en, gaat de jacht goed, blijf dan nog maar een dag."

Deze beide redenen tot vreugde, de gelukkige jacht en het briefjezijner vrouw, wogen volkomen op tegen twee kleine onaangenaamheden,die hem wachtten. De eene was, dat het handpaard zich gisterenoverwerkt had en daarom vandaag niets eten wilde en moedeloos voorzich uit stond te kijken. De andere onaangenaamheid, die in heteerste oogenblik zijn goede luim geheel scheen te zullen bederven,was, dat van al den mondvoorraad, dien Kitty hun zoo overvloedig hadmeegegeven, dat men had kunnen gelooven, dat zij dien in een weekniet hadden kunnen verteren, niets meer was overgebleven. Toen Lewinnu moede en hongerig terugkeerde, zweefden de pasteien en vooral hetkoude gebraad zoo levendig voor zijn verbeelding, dat hij ze reedsmeende te ruiken en te proeven. Hij zond daarom den koetsier Philipterstond heen om hem er van te brengen. Doch ziedaar! er waren geenkuikens meer en ook geen vleesch.

"Ja, die daar heeft een fameusen eetlust!" zeide Stipan naar Wesslowskywijzend. "Ik lijd nu juist ook niet aan gebrek aan eetlust, maar metdien.... Neen, dat is iets verwonderlijks!"

"Nu, dan is er niets aan te doen," antwoordde Lewin en zag Wesslowsky

Page 334: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

donker aan. "Breng mij dan wat van de pasteien, Philip."

"Er zijn ook geen pasteien meer," antwoordde Philip.

Dat speet Lewin zeer, zoodat hij op geraakten toon zeide, dat zijtoch ook wel iets voor hem hadden kunnen overlaten.

"Nu, maak deze watersnippen dan schoon," wendde hij zich tot Philip;zijn stem beefde van toorn en hij vermeed het Wesslowsky aan tezien! "Doe er brandnetels in en breng mij eerst melk."

Later, toen hij zich met melk verzadigd had, schaamde hij zich,dat hij zijn verdrietige stemming aan zijn gasten had getoond enschertste hij over zijn hongerige boosheid.

Des avonds jaagden zij nog een veld af en keerden des nachtsvroolijk naar huis terug. De terugrit deed aan vroolijkheid voor denheenrit niet onder. Wesslowsky zong voortdurend en herinnerde zichmet verrukking zijn avontuur bij de boeren, die hem met brandewijnvrijgehouden en daarbij gedurig gezegd hadden: "Neem het niet kwalijk;"dan weer sprak hij van de noten en de dorpsmeisjes en van den boer,die hem gevraagd had, of hij al getrouwd was en die, toen hij vernam,dat dit nog niet het geval was, groot medelijden met Wesslowsky hadgehad; bizonder koddig schenen hem echter de woorden van den boer:"je moet de vreemde vrouwen niet aankijken, maar zorgen, dat je erzelf een krijgt."

"Over 't geheel ben ik over dit uitstapje zeer voldaan. En gij, Lewin?"

"Ik ben ook zeer tevreden," antwoordde Lewin, voor wien het een grootevoldoening was, dat hij geen vijandig gevoel meer tegen Wesslowskykoesterde, maar dat hij integendeel zeer vriendschappelijk jegenshem gezind was.

XV.

Den volgenden morgen, nadat Lewin zijn landgoed geinspecteerd had,klopte hij aan Wesslowsky's deur.

"Entrez!" riep deze hem toe. "Ge moet mij excuseeren! Ik heb eerstzooeven mijn ablutions voleindigd," zeide hij toen met een fijn lachjeen stond in zijn hemd voor hem.

"Ik bid u, geneer je niet," antwoordde Lewin en ging aan het vensterzitten. "Heb je goed geslapen?"

"Als een os. Gaan we vandaag weer op de jacht?"

"Wil je thee of koffie drinken?"

"Noch het een, noch het ander. Ik zal slechts wat eten. Ik moet mijwaarlijk schamen. De dames zullen al wel op zijn? Nu zou een kleinewandeling zeer aangenaam wezen. Laat mij toch uw paarden eens zien."

Page 335: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Na een kleine wandeling in den tuin gingen ze naar den stal,gymnastiseerden samen een tijdlang aan den rekstok, gingen daarophet huis weer binnen en Lewin trad met zijn gast in het salon.

"Wij hebben een heele mooie jacht gehad en aardige dingen beleefd,"zeide Wesslowsky tot Kitty, die achter den samowar zat. "Hoe jammer,dat de dames van zulke genoegens beroofd zijn!"

"Hm! Wat schaadt het? Hij moet toch met de vrouw des huizesspreken!" dacht Lewin. Maar toch scheen hem weer in het lachje inde zegevierende wijze, waarop hij zich tot Kitty richtte, iets tezijn, dat....

De vorstin, die met Marie Wlassnewja en Stipan Arkadiewitsch aan deandere zijde zat, riep Lewin bij zich en begon met hem een gesprekover de opwindende vragen: wanneer er om Kitty's bevalling naar Moskouverhuisd zou worden en hoe men daar hun woning zou inrichten.

Voor Lewin waren al deze voorbereidselen onaangenaam, zij kwetsten deverhevenheid van de naderende gebeurtenis, waarvan men het tijdstipop den dag af op de vingers uitrekende op een wijze, die voor hemstuitend was. Hij gaf zich moeite al de gesprekken, hoe het pasgeborenkind ingewikkeld zou worden, niet te hooren en wendde zich af om diegeheimzinnige, eindeloos lange, gehaakte strepen en zekere driehoekigedoeken van linnen, waaraan Dolly een bizondere opmerkzaamheid en zorgwijdde, niet te zien. De geboorte van een zoon--Lewin was er vast vanovertuigd, dat het een zoon zou zijn--waarvan men tot hem sprak enwaaraan hij toch nog niet geloofde, scheen hem zulk een ongehoordegebeurtenis, zulk een overgroot en daarom schier onmogelijk geluk,en van den anderen kant weer zulk een geheimzinnig iets, dat hemdeze aanmatigende voorwetenschap en vooruitbepaling van de dingen,die nog komen moesten, en de voorbereidselen daartoe, als voor ietsgeheel gewoons, voor iets, dat door menschen tot stand gebracht konworden, stuitend en vernederend toeschenen.

Maar de vorstin begreep zijn gevoel niet; zij hield dus zijn onwilom er over te spreken en te beraadslagen voor lichtzinnigheid enonverschilligheid en liet hem nu in 't geheel geen rust meer. Zijhad Stipan Arkadiewitsch reeds opgedragen een woning te zoeken enriep Lewin nu bij zich.

"Ik weet er niets van, vorstin," zeide hij: "doe, zooals u wil."

"Wij moeten toch beslissen, wanneer gij zult verhuizen."

"Dat weet ik waarlijk niet. Ik weet slechts, dat milioenen kinderenzonder Moskou en zonder dokter geboren worden.... Waarom dan...."

"Goed, wanneer ge dat meent...."

"Neen, zooals Kitty wil."

"Met Kitty kan men daarover niet spreken. Wilt ge misschien, datzij bang gaat worden? Nog in dit voorjaar is Natalie Golizin door deschuld van een slecht verloskundige gestorven."

"Wat gij zegt. Ik stem er immers volkomen in toe," zeide hij norsch.

De vorstin begon hem nu allerlei dingen uit te leggen, maar hij

Page 336: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

luisterde er niet naar. Doch niet alleen het gesprek met de vorstinontstemde hem, maar veeleer datgene, wat hij bij den samowar waarnam.

"Neen, dat is niet mogelijk!" dacht hij van tijd tot tijd, toen hijnaar den naar Kitty gebogen Wesslowsky keek, die met zijn innemendlachje iets tot haar zeide, waarover zij bloosde en zich scheen opte winden. Er lag iets onkiesch' in Wesslowsky, in zijn houding, inzijn blik, in zijn glimlach. Lewin bespeurde ook zelfs iets onkieschin Kitty's houding en blik. Hij gevoelde zich weer even als gisterenplotseling van het toppunt van zijn geluk, van zijn vrede, van zijnwaardigheid naar beneden gestort in een afgrond vol vertwijfeling,boosheid en schande. Weer stonden alle dingen en menschen hem tegen.

"Doe, wat u wil, vorstin," zeide hij, zich afwendend.

"Zwaar is de muts van den Monomach!" zeide Stipan Arkadiewitschschertsend tot hem, minder doelende op het gesprek met de vorstin, danwel op de reden van Lewins opgewondenheid. "Wat kom je van morgen laat,Dolly!" Allen stonden op om Dolly te begroeten. Alleen Wesslowskyverhief zich slechts even en met de aan onze tegenwoordige jongemannen eigene onbeleefdheid tegenover dames, groette hij nauwelijksen zette zijn gesprek met Kitty voort.

"Mascha heeft mij zoo geplaagd. Zij heeft slecht geslapen en is nuheel stout," zeide Dolly.

Wesslowsky had weder hetzelfde onderwerp als gisteren gekozen, hijsprak namelijk over Anna en of men de liefde hooger moest stellendan de bestaande maatschappelijke instellingen.

Voor Kitty was dit gesprek onaangenaam, het onderwerp wond haar op,ook de toon, waarop hij het behandelde, vooral, omdat zij wist, hoehet op haar echtgenoot werken zou. Maar zij was te eenvoudig en teonschuldig om te begrijpen, hoe zij aan dit gesprek een einde moestmaken en om het oppervlakkige genoegen te verbergen, dat haar toch deklaarblijkelijke opmerkzaamheid van dezen jongen man veroorzaakte. Enhoe en waarom zou ze het onderwerp van hun gesprek ook veranderen? Zijwist, dat, hoe zij zich ook mocht houden, haar man het bemerken enten kwade duiden zou.

"Zullen wij vandaag niet eens uitrijden om paddestoelen tezoeken?" vroeg Dolly.

"O ja wel, dat moeten we doen! Ik rijd ook mee!" zeide Kittyblozend. Uit beleefdheid wilde zij Wesslowsky vragen, of hij mede wildegaan, maar zij liet het na; daarentegen vroeg zij met een schuldigeuitdrukking in 't gelaat aan haar man, die hen juist met vasten tredvoorbij ging: "Waar gaat ge heen, Kostja?" Deze schuldige houdingbevestigde al zijn twijfel.

"De machinist is aangekomen. Ik heb hem nog niet gesproken," antwoorddehij zonder haar aan te zien.

Hij ging naar beneden, maar hij had nog nauwelijks zijn kamer weerverlaten, toen hij de schreden zijner vrouw vernam, die onvoorzichtigsnel achter hem aan kwam.

"Wat wil je?" vroeg hij droog; "wij hebben het druk."

Page 337: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Excuseer," wendde hij zich tot den Duitschen machinist; "ik hebslechts eenige woorden met mijn man te spreken."

De Duitscher wilde zich verwijderen; maar Lewin wendde zich tot hem:

"Laat u niet storen."

"Gaat de trein om drie uur?" vroeg de Duitscher. "Ik zou mij nietgaarne verlaten!"

Lewin ging met zijn vrouw naar buiten.

"Wat hebt ge mij dan te zeggen?" vroeg hij in het Fransch. Hij vermeedhaar blik; hij wilde niet zien, hoe zij in haar toestand over hetgeheele lichaam sidderde en er vernietigd en ongelukkig uitzag.

"Ik.... Ik wil zeggen, dat men zoo niet leven kan, dat het een kwellingis...." zeide zij.

"Er zijn menschen in de buffetkamer," antwoordde hij verdrietig:"maak geen scene."

"Dan willen wij hier binnengaan."

Zij bevonden zich in de voorkamer. Kitty wilde in de kamer daar naastgaan, maar daar gaf juist de Engelsche les aan Tanja.

"Laat ons in den tuin gaan!"

Maar in den tuin kwam hen een boer tegen, die de padenschoonmaakte. Maar zij dacht er niet meer aan, dat de boer haarbeschreid en opgewonden gezicht zien kon, zij dacht er niet aan, datzij er uitzagen als menschen, die een ongeluk getroffen heeft; haastigschreden zij voort, met het besef, dat zij zich moesten verklaren,dat zij met elkander alleen blijven en zich van de kwelling bevrijdenmoesten, die zij beiden ondervonden.

"Zoo kan men niet verder leven! Ik lijd. Gij lijdt. Waarom?" zeide zij,nadat zij eindelijk een eenzame bank gevonden had, in den laatstenhoek naast de lindenlaan.

"Zeg mij slechts een ding: lag er in zijn toon iets ongepasts,onbeleefds, vernederends?" vroeg hij en ging weer in dezelfde houdingvoor haar staan als in den bewusten nacht, namelijk met de vuistenvoor de borst.

"Ja, er was zoo iets," antwoordde zij snikkend; "maar, Kostja, ziet gijdan niet in, dat ik geen schuld heb. Reeds terstond vanmorgen wilde ikeen bepaalden toon aanslaan.... Maar deze soort van menschen.... Waaromis hij toch gekomen? Wij waren immers zoo gelukkig!"

Wat zou de vorstin gezegd hebben, als zij nu haar dochter bijna inhaar tranen stikkend had gezien?

De tuinman, die hen eerst tot zijn verbazing had zien heen-snellen,alsof zij vervolgd werden, zag hen nu weer met kalme, van vreugdestralende gezichten naar huis terugkeeren, hoewel ze toch nietsverblijdends op de bank konden hebben gevonden.

Page 338: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

XVI.

De machinist moest toch den trein van drie uur verzuimen, want Lewinhad hem geheel vergeten. Nadat hij zijn vrouw naar boven geleid had,was hij naar Dolly's kamer gegaan. Ook deze had heden veel reden totsmart. Zij ging in de kamer op en neer en sprak toornig tot het inden hoek staande en schreiende kleine meisje.

"En je zult den geheelen dag daar alleen in den hoek blijven staanen van middag alleen eten en je zult geen pop te zien krijgen enje nieuwe jurk wil ik ook niet meer voor je naaien!" zei ze en wistniet meer hoe ze haar nog meer bestraffen zou. "Foei, wat is dat eenondeugend kind!" wendde zij zich tot Lewin. "Hoe komt ze toch aandie afschuwelijke neigingen?"

"Wat heeft zij dan misdaan?" vroeg Lewin tamelijk onverschillig. Hijwas gekomen om in zijn eigen aangelegenheid raad te vragen, en nuhinderde het hem, dat hij op zulk een ongelegen tijd kwam. DarjaAlexandrowna vertelde nu Mascha's misdaad.

"Dat zijn volstrekt geen afschuwelijke neigingen, maar 't is eenvoudigstoutheid," stelde Lewin de opgewonden moeder gerust.

"Maar gij schijnt ook slecht geluimd. Om welke reden komt gij?" vroegDolly. "Is er iets gebeurd?"

Aan den toon dezer vraag voelde Lewin, dat het hem licht zou vallendatgene te zeggen, wat hij zich voorgenomen had.

"Ik was daar juist alleen met Kitty in den tuin. Wij hebben weer metelkaar getwist, reeds voor de tweede maal, sedert Stiwa hier is."

Dolly's schrandere oogen zeiden hem, dat zij hem begreep.

"Zeg jij me nu eens met de hand op het hart: lag er niet, ik meenniet in Kitty's gedrag, maar in het gedrag van dezen heer, ietsonaangenaams, ik meen iets dat veel te vrij was, iets beleedigendsvoor een echtgenoot? Of hoe zal ik het u toch zeggen...?"

"Blijf daar! Jij moet daar in den hoek blijven staan!" wenddezich Dolly tot Mascha, die zich bij het eerste, nauwelijks merkbareglimlachje harer moeder had omgekeerd. "De meening der wereld zal dezezijn, dat hij zich juist gedraagt als alle andere jongelieden. Il faitla cour a une jeune et jolie femme, en een man, die zijn wereld kent,mag zich daardoor slechts gestreeld gevoelen."

"Ja, ja," zeide Lewin wrevelig. "Dus gij hebt het ook bemerkt?"

"Ik niet alleen, Stiwa ook. Hij zeide dadelijk na de thee tot mij:'je crois, que Wesslowsky fait un petit brin de cour a Kitty.'"

"Nu, dat is goed. Nu ben ik gerust. Ik zal hem het huis uitjagen,"verzekerde Lewin.

Page 339: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Wat komt je in den zin! Ben je dol?" riep zij verschrikt uit. "Bezinje toch, Kostja," voegde zij er toen lachend bij. "Je kunt nu naarFanny gaan," zeide zij tot Mascha. "Neen, hoor eens, als ge wilt,zeg ik het liever aan Stiwa. Hij zal hem wel met goed fatsoen wegzien te krijgen. Hij kan zeggen, dat gij andere gasten verwacht. Hijpast trouwens ook niet in ons huis."

"Neen, neen! Ik wil er zelf voor zorgen."

"Maar gij zult met hem in twist geraken!"

"Volstrekt niet. Het zal heel amusant zijn," zeide Lewin en zijn oogenschitterden inderdaad vroolijk. "En nu, vergeef haar maar. Zij zalhet niet weer doen," zeide hij met het oog op de kleine misdadige,die nog niet naar Fanny gegaan was, maar besluiteloos naast haarmoeder stond en met gebogen hoofd een blik van deze zocht op te vangen.

De moeder zag haar aan, het kind begon te snikken en verborg haargezichtje tusschen de knieen harer moeder, en deze legde haar tengere,magere hand op haar hoofdje.

"Wat heeft zich al niet in mijn huis genesteld!" dacht Lewin en gingheen om Wesslowsky te zoeken.

In de voorkamer gaf hij het bevel de kales aan te spannen, daar dezeterstond naar het station moest rijden.

"Er is gisteren een veer van gebroken," zeide de bediende.

"Nu, dan de tarantas! Maar vlug! Waar is onze gast?"

"Die is juist in zijn kamer gegaan."

Lewin trof Wesslowsky juist op het oogenblik, dat hij zijn goed haduitgepakt en de beide romancen had gereed gelegd; nu paste hij zijnnieuwe rijslobkousen aan.

Had nu Lewin iets bizonders in zijn gezicht of had Wesslowskyzelf het gevoel, dat ce brin de cour, dat hij op touw had gezet,in deze familie niet op zijn plaats was? Genoeg, hij werd bij Lewinsbinnentreden een weinig verlegen, voor zoo ver een man van de wereldverlegen kan worden.

"Dus, gij rijdt met slobkousen weg?"

"Ja, dat is veel zuidelijker," antwoordde Wesslowsky, zette zijnwelgedaan been op den stoel, liet de onderste veer inspringen enlachte goedig.

Hij was zonder twijfel een goede vent en Lewin had medelijden methem; deze schaamde zich voor zich zelf als huisheer, toen hij deverlegenheid in Wesslowsky's blik bemerkte.

Op de tafel lag het einde van een stok, dien zij 's morgens bij hetgymnastiseeren gebroken hadden. Lewin nam dit stuk in de handen,begon het gespleten einde te breken, daar hij niet wist, hoe hijbeginnen zou.

"Ik wilde...." Hij zweeg een oogenblik, maar plotseling herinnerde

Page 340: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

hij zich Kitty en al het voorgevallene, en vastberaden blikte hijhem in de oogen en zeide: "Ik heb de paarden voor u laten aanspannen,gij komt nog bij tijds voor het vertrek van den trein."

"Hoe meent ge dat?" begon Wesslowsky: "Wie zou wegrijden?"

"Gij, naar het spoor!" zei Lewin norsch.

"Ik? Wat is er dan gebeurd?"

"Er is niets gebeurd, ik verwacht gasten!" zeide Lewin nu heftiger enbrak met zijn sterke vingers de gespleten einden van den stok af. "Ofik verwacht ook geen gasten en er is niets gebeurd. Maar ik verzoeku te vertrekken. Vat mijn onbeleefdheid op, zooals ge wilt."

Wesslowsky richtte zich hoog op.

"Ik verzoek u mij te willen verklaren...." zei hij waardig en eindelijkbegrijpend.

"Ik kan het u niet verklaren," zeide Lewin langzaam en zacht, terwijlhij moeite deed het beven van zijn kin te verbergen. "En het is beter,wanneer gij niet vraagt."

En daar de gespleten einden reeds alle afgebroken waren, brak Lewinden stok zelf door en ving voorzichtig met de hand een afgevallensplinter op.

Misschien overtuigden de aanblik van deze gespierde handen, diehij dien morgen bij het gymnastiseeren had leeren kennen en ookde schitterende oogen, de zachte stem en de bevende kin Wesslowskymeer dan Lewins woorden. Hij haalde de schouders op en boog met eenverachtelijk lachje.

"Kan ik Oblonsky nog eens spreken?"

Het schouderophalen en het glimlachje maakten op Lewin geenindruk. "Wat blijft hem anders over?" dacht hij.

"Ik zal hem terstond bij u zenden."

"Maar wat is dat voor een onzin?" zeide Stipan Arkadiewitsch nadat hijvan zijn vriend vernomen had, dat men hem uit het huis had weggezonden,tot Lewin, dien hij wandelende in den tuin vond, wachtende op hetvertrek van zijn gast. "Mais c'est ridicule! Wat voor een vlieg heeftje gestoken? Mais c'est du dernier ridicule! Wat kun je daar nu achterzoeken, wanneer een jonge man...."

Maar de plaats, waar de vlieg Lewin gestoken had, scheen nog zeer tedoen; hij verbleekte weer, toen hij Stipan Arkadiewitsch de reden wildezeggen en brak daarom kort af. "Ik bid u, laten wij alle verklaringenachterwege. Ik kan niet anders. Ik schaam mij voor u en hem. Maarvoor hem zal het wel geen groot verlies zijn van hier weg te moeten,mij en mijne vrouw daarentegen is zijn tegenwoordigheid lastig."

"Maar het is een beleediging voor hem. Et puis, c'est ridicule!"

"En hij is voor mij een beleediging en een plaag. En ik ben geheelonschuldig en behoef niet te lijden."

Page 341: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Nu, dat had ik van u niet verwacht. On peut etre jaloux, mais a cepoint, c'est du dernier ridicule."

Lewin keerde zich snel om en verwijderde zich verder in de allee,waar hij weer op en neer begon te gaan. Weldra hoorde hij het rollenvan de tarantas en zag door de boomen, hoe Wesslowsky op het hooizat (ongelukkig bevond zich op de tarantas geen bank) met zijnschotsch mutsje, bij iederen stoot in de hoogte vloog, en zoo deallee inreed. "Nu? Wat is dat?" dacht Lewin, toen hij plotseling zag,dat hem uit het huis een bediende kwam naloopen en de tarantas stilliet houden.

Het was de Duitsche machinist. Deze boog zich, sprak iets metWesslowsky, besteeg toen de tarantas en beiden reden heen.

Stipan Arkadiewitsch en de vorstin lieten nu Lewin geen rust om hemwegens zijn handelwijze beschaamd te maken. Hij gevoelde zich toenook in den hoogsten graad ridicule en schaamde zich, maar in dengrond van zijn hart bleef hij kalm, en terwijl hij zich afvroeg, hoehij op een anderen keer onder gelijke omstandigheden zou handelen,zeide hij bij zich zelf: "volkomen zooals nu!"

Ondanks dit belachelijk voorval waren allen tegen het einde van dezendag zeer vroolijk en opgewekt, evenals kinderen na een straf of alsvolwassenen na een lastige, officieele receptie. Des avonds sprak menvan Wassenska's verdrijving als van iets, dat lang geleden gebeurdwas. En Dolly, die van haar vader de gave geerfd had hoogst komiekte vertellen, liet allen bijna van het lachen van hun stoel vallen,toen zij voor de derde of vierde maal, maar steeds in veranderdenpoetisch humoristischen vorm, vertelde, hoe zij, toen zij juistbegonnen was zich ter eere van den gast met nieuwe strikken tetooien, plotseling het ratelen van het oude voertuig gehoord had,en wie zat daarin? Hij zelf, Wesslowsky, met zijn Schotsch mutsje,met zijn romancen en slobkousen, midden in het hooi.

"En als gij nog de koets hadt laten aanspannen! Daar hoor ikplotseling: Halt, halt! Ach, denk ik nu, men heeft zich toch nog overhem erbarmd! Ik kijk naar buiten en ziedaar, men zet den Duitschernog bij hem in en voorwaarts gaan ze....En al mijn strikken en lintenwaren nutteloos...."

XVII.

Dolly's lang gekoesterd plan, Anna op Wronsky's naburig landgoed tebezoeken, werd eindelijk ten uitvoer gebracht. Reeds voor zonsopgangwaren zij vertrokken. De weg was goed, de kales, die Lewin haargegeven had, gemakkelijk, de paarden liepen lustig en op den boknaast den koetsier zat de klerk, dien Lewin haar tot bescherminghad medegegeven. Na een kort oponthoud bij een dorpsherberg, waarde paarden gedrenkt werden, reden zij om tien uur verder. Te huishad zij met haar eeuwige kinderzorgen tot nadenken niet veel tijdgevonden. Nu echter, op dit rijtoertje, dat verscheiden uren duurde,drongen zich in haar hoofd al de tot nu toe teruggehouden gedachten

Page 342: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

samen en zooals nog nooit te voren overzag zij nu haar leven naar allezijden. Haar gedachten schenen haar zelf zonderling toe. Eerst dachtzij aan haar kinderen, die zij onder de hoede van de vorstin en Kittyhad achtergelaten. Toen werden de gedachten aan het tegenwoordigevervangen door gedachten aan de naaste toekomst. Zij dacht er aan,dat zij dien winter in Moskou een andere woning zouden betrekken,dat de meubels in het salon opnieuw overtrokken moesten worden en dathaar oudste dochter een nieuwen pels moest hebben. Toen volgden vragennaar een verder verwijderde toekomst, over de verdere ontwikkelingharer kinderen. "Met de meisjes is het niet erg," dacht zij. "Maarde jongens! Goed, dat ik mij nu nog met Grischa bezig kan houden,daar ik nu vrij en niet in zekere omstandigheden ben. Op Stiwakan ik toch niet rekenen. En met Gods hulp zal ik ze tot menschenvormen. Maar als weder...." En haar gesprek met de jonge, knappe vrouwuit de herberg viel haar weer in. Op haar vraag, of zij kinderen had,had deze onverschillig geantwoord: "Een meisje heb ik gehad, maar Godheeft het van mij weggenomen; in de vasten heb ik het begraven." "Spijthet u dan niet?" had Dolly gevraagd. "Waarom zou het mij spijten? Deoude heeft kleinkinders genoeg. Mij is het slechts een last. Men kanniet werken en niets doen; het is niets als last."

Dit antwoord had haar, ondanks de bevalligheid der jonge vrouw,stuitend en onnatuurlijk toegeschenen, maar nu dacht zij onwillekeurigaan deze woorden. Er lag toch iets waars in.

"Trouwens," dacht Dolly met een terugblik op haar vijftienjarighuwelijksleven, "de zwangerschap is een vreeselijke tijd; hoe leelijkwordt men er bij, en die pijnen en slapelooze nachten! Dan de ziektender kinderen, de eeuwige angst daarvoor; dan de opvoeding, hun slechtegewoonten, het onderwijzen, het Latijn, dat is alles zoo moeielijken zwaar om te begrijpen. En het schrikkelijkste is, als zij sterven."

In haar geest verrees de voor haar steeds wreede herinnering aan dendood van haar jongste zoontje, dat aan diphtheritis gestorven was, aanzijn begrafenis, aan de algemeene onverschilligheid bij zijn kleinekist van rozenhout, aan haar eigen hartverscheurend wee, toen zezijn bleek gezichtje met de gelokte slapen en zijn als van verbazinggeopend mondje zag, voor het deksel met het gouden kruis het kistjesloot. "En waartoe dat alles? Wat win ik daarbij? Slechts zooveel,dat ik nu een oogenblik rust heb, dan weder zwanger ben, dan zoogenmoet, steeds geergerd word, kwellend en weer gekweld, dat ik mijn manovertollig mijn leven wijd en dat er ongelukkige, slecht opgevoede,arme kinderen zullen opgroeien. Ik alleen zal er geen nette kinderenvan vormen kunnen, hoogstens met hulp van vreemden, voor wie men zichvernederen moet. Nemen wij het beste aan: zij sterven niet en ik komop de een of andere manier met hun opvoeding gereed: dan worden zijin het gunstigste geval ten minste geen deugnieten. Dat is alles,wat ik wenschen kan. En alleen daarvoor al deze kwellingen, al dezeellende....Het geheele leven opgeofferd....Moeten wij nog ver rijden,Michailo?" vroeg zij den schrijver om deze gedachten, die haar zelfverschrikten, van zich te weren.

"Van het naaste dorp nog zeven werst."

De wagen reed over een brug. Over deze brug ging juist een troepjevroolijk babbelende boerenvrouwen met korenschoven op de schouders. Zijbleven staan en keken nieuwsgierig in de kales. Al deze gezichten,die naar haar toegewend waren, schenen Dolly gezond en vroolijk,haar tergend met hun levensvreugde.

Page 343: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Allen leven, allen genieten het leven," dacht Dolly verder, toen zijweer een berg opreden en terwijl zij zich behagelijk op de zachteveeren der oude koets liet schommelen; slechts ik ben als een uitde gevangenis vrijgelatene, uit een wereld, die mij zoozeer methaar zorgen gedood heeft, dat ik eerst nu voor een oogenblik totbewustzijn ontwaak. Allen leven: deze vrouwen, zuster Natascha enWarenka en Anna, waar ik nu heen ga, allen, slechts ik alleen niet! Enop Anna vallen ze allen aan! Waarom? Ben ik dan misschien beter danzij? Ik heb ten minste een man, dien ik liefheb, hoewel niet zoo,als ik hem zou willen liefhebben, maar ik heb hem toch lief en Annaheeft den haren nooit liefgehad. Waarom is zij dan schuldig? Zij wilbeminnen. Dat heeft God in onze harten gelegd. Zeer goed mogelijk,dat ik in haar plaats evenzoo gehandeld had. En nu nog weet ik niet,of het goed van mij was haar raad te volgen in dien vreeselijken tijd,toen zij mij in Moskou bezocht. Ik had mijn man moeten verlaten en vanvoren af aan een nieuw leven moeten beginnen. Ik had kunnen beminnenen op de rechte wijze bemind kunnen worden. Is het nu misschienbeter? Ik acht hem niet. Ik heb hem noodig en ik duld hem. Is datdan beter? Toen had ik nog kunnen behagen, toen bezat ik nog mijnschoonheid! dacht zij verder en gevoelde grooten lust zich in denspiegel te beschouwen. Zij had een reisspiegeltje in den zak en wildedit te voorschijn halen; maar toen zij de ruggen van den koetsieren van den klerk zag, dacht zij, dat zij zich zou schamen, wanneerzich een hunner mocht omkeeren, en dus haalde zij den spiegel niet tevoorschijn. Maar ook zonder de getuigenis van den spiegel dacht zij,dat het ook nu misschien nog niet te laat was, waarbij zij zich SergejIwanowitsch herinnerde, die altijd heel vriendelijk jegens haar was,en een vriend van Stiwa; den goedhartigen Turowzin, die gedurende descharlakenkoorts haar kinderen zoo trouw met haar verpleegd had en ophaar verliefd was. En dan was er nog een heel jonge man, die, zooalsStiwa haar schertsend verteld had, vond, dat zij de mooiste van de driezusters was. En Darja Alexandrowna stelde zich de hartstochtelijksteen onmogelijkste romans voor. "Anna heeft recht gehandeld en ik zalhaar niet aanklagen. Zij is gelukkig en maakt het geluk van een anderenmensch uit; zij is niet zoo afgetobd als ik en zeker nog even frisch,verstandig en voor alles ontvankelijk als altijd," dacht Dolly. Eenschelms lachje krulde haar lippen; zij dacht aan Anna's liefderomanen stelde zich daarna haar eigen voor met een man uit haar fantasie,die op haar verliefd was. Even als Anna bekende zij haar echtgenootalles, en de verwondering en verlegenheid van Stiwa bij dat berichtdeed haar lachen.

In zulke droomen naderde zij de kromming van den landweg, waar dezenaar Wosdwijenskoye voerde.

XVIII.

De koetsier deed het vierspan stilhouden en keek naar het roggeveld,waar naast een telega verscheiden boeren zaten. De schrijver riep enwenkte hen. Een van de boeren stond op en naderde de kales.

"Naar Wosdwijenskoye? Naar het heerenhuis? Naar den graaf?" herhaaldehij. "Hier dadelijk achter de kromming links afslaan, dan

Page 344: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

rechtuit. Naar wien wilt gij gaan? Naar hem zelf?"

"Zijn zij thuis, Golubtschik?" vroeg Dolly, verlegen zijnde, hoe zede boeren naar Anna zou vragen.

"Ja wel," antwoordde de boer. "Gisteren zijn er ook reeds gastengekomen. Veel, veel gasten! Nog niet lang geleden zijn ze hier voorbijgereden. Wie zijt gij?"

"Wij komen van heel verre," antwoordde de koetsier. Hij trok deteugels aan, maar nauwelijks zetten de paarden zich weer in beweging,of de boer riep hem achterna: "Halt, heidaar, koetsier! Daar komenzij zelf! Daar zijn ze! Zie eens, hoe zij rennen!" Daarbij wees bijop vier ruiters en een char a bancs met twee personen, die op denweg naderden. Het waren Wronsky met een jockey, Wesslowsky en Anna tepaard, en vorstin Warwara Iwanowna met Swijaschsky in den wagen. Zijwaren uitgereden om eenige pas aangekomen maaimachines in werkingte zien.

Toen de wagen stilhield, kwamen de ruiters stapvoets naderbij. Vooraanreed naast een heer op een grooten grauwen telganger een dame op eenniet heel grooten, maar krachtigen Engelschen klepper met geschorenmanen en afgesneden staart. Het schoone hoofd der dame met het onderden hoed uitgolvend zwarte haar, haar gevulde schouders, de slanketaille in het zwarte rijkleed en haar volkomen rustige en bevalligehouding frappeerden Dolly. "Is dat Anna?" dacht zij en het scheen haarin het eerste oogenblik niet zeer welvoegelijk, dat Anna reed. Met eendame, die reed, verbond zich voor Dolly de voorstelling van een lichte,jeugdige coquetterie, die naar haar meening voor Anna's leeftijd enpositie niet meer paste, maar toen zij haar nader beschouwde, verzoendezij zich weer met haar rijden; in weerwil van groote elegance wastoch alles in Anna's houding, kleeding en beweging eenvoudig, kalmen waardig, zoodat niets natuurlijker kon schijnen.

Naast Anna, op het grauwe, vurige cavaleriepaard, de dikke beenen rechtuitgestrekt en klaarblijkelijk zich zelf bewonderend, reed WassenkaWesslowsky, met zijn Schotsch mutsje met wapperende linten, en Dollykon een glimlach niet onderdrukken, toen zij hem herkende. Achterhen reed Wronsky op een verhitten, donkerbruinen volbloed.

Anna's gelaat werd plotseling bij den aanblik der kleine, in denhoek der kales teruggedoken gestalte van Dolly door een vergenoegdlachje verhelderd; zij riep luide, verhief zich in den zadel en liethet paard in galop naderen. Bij den wagen sprong zij zonder hulpuit den zadel en, terwijl zij haar rijkleed ophield, liep zij snelDolly te gemoet. "Dat heb ik gehoopt, maar waagde nauwelijks het teverwachten! Dat verheugt mij! Je kunt je niet voorstellen, hoe blijik ben," zeide zij, terwijl ze nu eens haar gelaat tegen dat vanDolly drukte, dan haar weer van zich afschoof en haar lachend aanzag.

"Dat is heerlijk, Alexei," zei ze, zich naar Wronsky omkeerend,die eveneens afgestegen was en hen naderde, terwijl hij zijn hoogen,grijzen hoed afnam.

"Ge kunt niet denken, hoezeer ons uw komst verheugt," zeide hij metnadruk en toonde lachend zijn gezonde, witte tanden.

Wassenka Wesslowsky nam, zonder af te stijgen, groetend zijn kleinmutsje af en zwaaide vroolijk met de linten boven zijn hoofd. "Dat

Page 345: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

is prinses Warwara," antwoordde Anna op Dolly's vragenden blik,toen nu ook de jachtwagen naderde.

"Zoo!" zeide Dolly en haar gezicht drukte onwillekeurig ontevredenheiduit. Prinses Warwara was immers ook de tante van haar echtgenoot; zijkende haar reeds lang en koesterde slechts weinig achting voor haar;zij wist, dat deze haar geheele leven als klaploopster bij rijkereverwanten doorbracht en dat zij zich nu bij Wronsky, een haar vreemdman, ophield, geneerde haar om de verwantschap met haar man. Annabemerkte deze uitdrukking in Dolly's gelaat, zij werd verlegen,bloosde, liet haar kleed los en trad er op.

Dolly was uit haar wagen geklommen en begroette vorstin Warwara opkoelen toon. Ook Swijaschsky was haar bekend. Hij informeerde naarzijn origineelen vriend, hoe deze met zijn jonge vrouw leefde enterwijl hij met een vluchtigen blik de niet bij elkander passendepaarden en het gelapte leer aan Dolly's koets overzag, sloeg hij dedames voor in den jachtwagen te rijden.

"En ik rijd met prinses Warwara in haar rijtuig," zeide hij, "te meer,daar de vorstin bang is in deze char a bancs." "Neen, allen blijvenop hun plaats," zeide Anna, "en wij rijden in de kales." Zij namDolly onder den arm en leidde haar weg.

Dolly's oogen waren eerst door deze elegante equipage, door defraaie paarden en de schitterende personen, die haar omringden,geheel verblind. Het meest trof haar echter de verandering, die metde haar zoo goed bekende en geliefde Anna had plaats gevonden. Eenandere vrouw, die Anna vroeger niet gekend had en niet zulkegedachten en beschouwingen had gehad als Dolly onderweg, zou aanAnna niets bizonders bemerkt hebben. Maar haar, Dolly, viel nu deslechts haar tijd durende schoonheid van Anna op, zooals zij devrouwen alleen eigen is in de oogenblikken, dat zij beminnen. Allesbij Anna was aantrekkelijk: de diepe kuiltjes in kin en wangen,de volheid der lippen, de glimlach, die haar gelaat verhelderde,de glans harer oogen, de bevalligheid en snelheid harer bewegingen,de volle toon harer stem, zelfs de wijze, waarop zij half vriendelijk,half verdrietig Wesslowsky op zijn verzoek zich op haar paard te mogenzetten en hem ook met den rechtervoet te laten galoppeeren antwoordde:"Nu, neem mijn paard dan maar!"--Dit alles was bevallig; en zij zelfscheen zich daarvan bewust te zijn en verheugde er zich over.

Toen de beide vrouwen in den wagen zaten, overviel haar een zekerebeklemdheid. Anna geraakte door den onderzoekenden blik van Dollyin de war en Dolly, omdat zij zich, zooals Swijaschsky opmerkte,schaamde over het oude, vuile rijtuig, waarin Anna met haar was gaanzitten. Ook de koetsier Philip en de schrijver hadden en dergelijkgevoel. De laatste was, om zijn verlegenheid te verbergen, de damesijverig bij het uitstappen behulpzaam, maar de koetsier Philipkeek norsch voor zich uit en besloot reeds vooraf zich naar dienuiterlijken glans niet te schikken. Hij lachte ironisich, terwijl hijnaar den zwarten harddraver keek, en oordeelde in zijn binnenste:deze zwarte daar voor den jachtwagen is slechts voor "bromenascha"geschikt, maar om veertig werst in de zonnehitte te loopen, daarvoordeugt hij niet. De boeren bij de telega waren allen opgestaan en kekennieuwsgierig en vroolijk naar de begroeting der gasten, terwijl zedaarbij hun aanmerkingen maakten.

"Die zijn ook in hun schik; ze hebben elkaar zeker in lang niet

Page 346: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

gezien! zeide een kroeskop, die zijn haar met lindenbast samengebondenhad.

"Zie eens, oom Garoszim, deze zwarte moest onze garven rijden datzou flink gaan!"

"Kijk eens! die daar in zijn onderbroek! Is dat een vrouw?" vroegeen van hen, terwijl hij naar Wesslowsky wees, die zich in Anna'sdameszadel zette.

"Neen, oude. Zie maar eens, hoe flink hij daar heen rijdt!"

"Nu, jongens, van slapen zal wel niet meer komen?"

"Zouden we dan nu nog kunnen slapen?" zei de oude, terwijl hijnaar de zon keek. "Het middaguur is reeds lang voorbij. Neemt debijlen! Vooruit!"

XIX.

Toen Anna Dolly's mager, uitgeput gelaat zag, dat in de fijne rimpelsietwat met stof was bedekt, had zij grooten lust haar gedachten uitte spreken, maar in het bewustzijn dat zij zelf, zooals ook Dolly'sblik verried, schooner was geworden, zuchtte zij en begon over zichzelf te spreken.

"Ge ziet mij zoo aan en denkt zeker, of ik in mijn toestand gelukkigzijn kan? Nu dan--ik schaam mij bijna het te bekennen--ik gevoel mijonvergefelijk gelukkig. Ik was als betooverd, als door een ontzettendbenauwenden droom bevangen, waaruit men plotseling ontwaakt, terwijlmen dan ziet, dat die verschrikkingen volstrekt niet werkelijkbestonden. Nu ben ik ontwaakt. Ik heb vreeselijke oogenblikkendoorleefd, maar nu, in de drie maanden, dat ik hier ben, ben ik, zijnwij, zoo gelukkig!" Zij zeide dat glimlachend en zag Dolly schuchteren vragend aan.

"Hoe verheugt mij dat!" antwoordde deze eveneens glimlachend en tochkoeler, dan zij wilde. Zij verheugde zich, maar zij benijdde haarook. "Ik verheug mij om uwentwil. Maar waarom hebt gij volstrektniet geschreven?"

"Waarom?... Ik durfde niet.... Gij weet, in mijn toestand...."

"Tegenover mij? Gij durfdet niet? Als gij eens wist, hoe ik.... Ikmeen...." Dolly was op den besten weg aan haar gedachten van dienmorgen uitdrukking te geven, maar het scheen haar nu het rechteoogenblik niet. "Overigens hiervan later! Wat zijn dat voorgebouwen?" vroeg zij, om het gesprek op een ander onderwerp tebrengen, en wees naar eenige roode en groene daken, die boven hetloof der acacia's en vlierboomen uitstaken. "Dat lijkt waarlijk weleen kleine stad."

Maar Anna antwoordde haar niet.

Page 347: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Neen, neen! Hoe denkt ge over mij, over mijn toestand?" vroeg zij.

"Ik meen...." begon Dolly weer, maar op dit oogenblik galoppeerdeWesslowsky haar op den klepper voorbij, in zijn kort jaquet telkenszwaar op het leder van het dameszadel neerploffend.

"Het gaat zeer goed, Anna Arkadiewna!" riep hij deze toe.

Anna keek niet eens op, maar weer scheen het Dolly, alsof deze kaleseen zeer ongemakkelijke plaats was om er een lang gesprek te beginnenen daarom kortte zij af, hetgeen zij dacht.

"Ik heb eigenlijk in 't geheel geen meening," zeide zij; "maar ik hebu altijd liefgehad, en als men liefheeft, dan heeft men den geheelenmensch lief, zooals hij is, en niet zooals men hem zou wenschen."

Anna kneep de oogen toe (een nieuwe gewoonte, die Dolly nog nietkende) en wendde zich van haar vriendin af; zij dacht over den zinharer woorden na. En ze opvattend zooals zij ze wenschte op te vatten,zag zij Dolly weer aan.

"Als gij zonden hadt, dan zouden ze u alle vergeven worden voor uwbezoek en voor deze woorden."

Dolly zag, dat haar de tranen in de oogen gekomen waren. Zij druktezwijgend Anna's hand.

"Wat zijn dat voor gebouwen?" herhaalde zij haar vraag.

"Dat zijn de woningen onzer fabriek- en landarbeiders," antwoorddeAnna. "En hier begint het park. Alles was zeer verwaarloosd, maarAlexei hoeft het laten vernieuwen. Hij is aan dit landgoed zeer gehechten, wat ik volstrekt niet van hem verwacht heb, hij wijdt zich met vuuraan den landbouw. Trouwens, wat is hij niet een rijke natuur! Alles,wat hij aanvangt, zet hij op uitstekende wijze door. Niet alleen dathij zich niet verveelt, hij is landman met hart en ziel. Zoo ver ikhet beoordeelen kan, is hij een verstandig, een uitstekend landheergeworden, in de zaken punctueel, zelfs bijna gierig. Maar ook alleenin de zaken. Als er overigens van minder dan tienduizend sprake is,dan rekent hij dit niet eens," voegde zij er bij met een vroolijk,slim lachje, waarmee vrouwen dikwijls van verborgen, zoo zij meenen,door hen ontdekte deugden van een bemind man spreken.

"Zie dat groote gebouw maar eens, dat is het nieuwe ziekenhuis; ikgeloof, dat het meer dan honderdduizend roebel zal kosten; dat is nuzijn trots! En weet ge, hoe dat komt? De boeren hadden hem verzochthem een weide goedkooper af te staan, maar hij weigerde het hun endaarom noemde ik hem gierig; trouwens niet daarom alleen, maar zoo inhet algemeen, en toen begon hij dit ziekenhuis te bouwen, begrijptge, alleen om te toonen, dat hij niet gierig is. Zoo gij wilt, isdat--c'est une petitesse.--Toch bemin ik hem hierom nog te meer. Ennu zult ge terstond het huis zien. Het is nog het grootouderlijkehuis en van buiten in 't geheel niet veranderd."

"Hoe schoon is het!" riep Dolly in onwillekeurige bewondering uit,met den blik op het fraaie huis, met zijn deftige zuilenhal, dat nuuit het in verschillend groen geschakeerde gebladert der oude boomente voorschijn kwam. "Niet waar? Is het niet schoon? En van boven,welk een prachtig uitzicht!" Zij reden het met kiezelzand bestrooide

Page 348: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

en met bloemperken getooide voorplein op en hielden voor de deur stil.

"En de andere zijn er reeds," zeide Anna, toen men de rijpaardenvoorbij voerde. "Waar is de graaf?" vroeg zij aan de beide naar buitensnellende, elegante bedienden.

"Daar is hij," zeide Wronsky, die hen met Wesslowsky te gemoet kwam:"Waar wilt ge Darja Alexandrowna inkwartieren?" vroeg hij toen in hetFransch aan Anna en nog eenmaal Dolly begroetend, kuste hij haar dehand en voegde er bij: "Mij dunkt in de groote balkonkamer."

"O neen, dat is te afgelegen, beter in de hoekkamer, dan zien weelkaar meer. Hoe lang denkt ge te blijven? Hoe? Slechts een dag? Neen,dat is onmogelijk."

"Ik heb het beloofd en ... dan de kinders...."

"Neen, Dolly, liefste! Nu, wij zullen zien! Kom!" en zij geleiddeDolly naar haar kamer. Dit was niet de staatsiekamer, die Wronskyhad voorgeslagen, maar eene andere, die Anna zeide, dat Dollymoest voor lief nemen. En deze kamer, waarover men zich meende temoeten verontschuldigen, was met evenveel weelde gestoffeerd als devoornaamste kamer in een buitenlandsch hotel.

"En nu, lieve, hoe verheug ik mij over uw komst," zeide Anna, Dollykussend. "Je hebt mij nog altijd niet gezegd, hoe je over mij denkt. Ikwil alles weten. Maar ik verheug mij, dat je nu ook zult zien, hoeik ben. Bewijzen wil ik niemand iets. Ik wil slechts leven en niemandbuiten mij wensch ik iets kwaads toe. Hiertoe heb ik toch het recht,niet waar? Voor het overige is dat een lang thema, maar wij zullennog tijd hebben het geheel af te handelen. Nu wil ik me omkleeden enzal u ook het meisje zenden."

XX.

Toen Darja Alexandrowna alleen was, onderzocht zij haar kamer met denblik eener huisvrouw. Alles, wat zij bij het doorloopen der kamerzag, maakte op haar den indruk van overvloed en elegance, en vandie nieuw-Europeesche luxe, waarvan zij in moderne Engelsche romansgelezen, maar echter tot nu toe in Rusland, en vooral op het land,nog niets gezien had. Alles was nieuw, van het Fransche behangsel tothet tapijt, dat den vloer bedekte. Het bed met de springvedermatras,de marmeren waschtafel, de toilettafel, de chaise-longue, de bronzenpendule op den schoorsteenmantel, de gordijnen en portieres, alleswas nieuw en kostbaar.

Het kamermeisje, dat in kapsel en kleeding moderner was dan Dolly zelf,was even nieuw en kostbaar als de geheele kamer. Dolly geneerde zichbepaald voor haar, zij schaamde zich over haar uitgestukt nachtgewaaden over al de gestopte plaatsen, waarop zij thuis zoo trotschwas. Daar, te huis, was het bekend, dat voor zes nachtjaponnen vieren twintig arschin goed noodig waren, van vijf en zestig kopeken dearschin, wat vijftien roebel uitmaakte, het maakloon en het opmaakselniet meegerekend. En deze vijftien roebel had zij willen besparen!

Page 349: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Anna, die een eenvoudig, maar zeer kostbaar kleed van batist hadaangetrokken, trad binnen. Zij was nu niet meer verlegen, maar volkomenkalm en vrij. Dolly zag, dat zij zich van den eersten indruk harerkomst had hersteld en dat oppervlakkig onverschillige uiterlijk hadaangenomen, dat zij zoo goed wist aan te nemen, wanneer zij zichwilde opsluiten in de ruimte, waar zich haar gevoelens en geheimstegedachten bevonden.

"Hoe maakt het uw kleine meid, Anna?" vroeg Dolly.

"Nana?" (zoo noemde zij haar kleine Anna). "Zij is gezond en heel watopgeknapt. Wilt ge haar zien? Kom, ik zal ze u terstond laten zien. Wijhebben veel moeite met haar verzorgsters gehad. Wij hadden eerst eenItaliaansche als minne, een zeer goede, maar zeer domme vrouw. Wijwilden haar wegzenden, maar het kind had zich zoo aan haar gewend,dat wij haar nog altijd gehouden hebben."

"Hoe zul je het dan nu ... met den naam van het kind maken," wildeDolly beginnen te vragen, maar toen zij Anna's gelaat zag betrekken,veranderde zij den zin harer woorden: "Hoe wil je het dan nu daarmeemaken? Is zij reeds gespeend?"

Maar Anna had haar reeds begrepen.

"Ge wildet iets anders vragen, naar haar naam, niet waar? Datkwelt ook Alexei. Zij heeft geen naam, dat wil zeggen, zij is eenKarenina...." zeide zij, weer haar oogen toeknijpend, zoodat menslechts de wimpels zag; "overigens...." voegde zij er plotseling weermet een verhelderd gelaat bij: "daarover zullen we nog spreken. Kom,ik wil ze u laten zien. Elle est tres gentille."

In de kinderkamer verraste de weelde Dolly nog meer dan in het overigegedeelte van het huis. Hier zag zij onmiddellijk uit Engeland besteldewagens en loopmachines, een sofa om op te kruipen, op de wijze van eenbiljart vervaardigd, en eigenaardige badkuipen. Alles was Engelsch,solide en duur in deze groote, hooge en lichte kamer.

Bij haar binnentreden zat het kind in het hemdje voor een kleinetafel in een kinderleunstoel bouillon te gebruiken, waarmee het zichde geheele borst begoten had. Een dienstmeisje, dat het opzicht inde kamer had, voerde het en het at heel aardig. Noch min, noch bonnewaren aanwezig; zij bevonden zich in een kamer daarnaast en men hoordevan daar haar stemmen weerklinken in een zonderling koeterwaalsch, datFransch moest verbeelden, en waarin zij zich aan elkander verstaanbaarzochten te maken.

Op Anna's stem verscheen de Engelsche, die er elegant uitzag, maareen onaangenaam gelaat had en begon zich te verontschuldigen, hoewelAnna haar niets verweten had.

Het zwartharige en zwartoogige kleine meisje met het rooskleurigelichaampje beviel Dolly, ondanks de schuwe uitdrukking, waarmee zijhet haar vreemde gelaat beschouwde; zij was zelfs door haar gezonduiterlijk verrast. Bovenal vond zij de wijze, waarop het kind kroop,verrukkelijk; men zette het op het tapijt, knoopte haar het kleedjevan achteren los en het zag er alleraardigst uit.

Slechts de algemeene geest, die in deze kinderkamer heerschte,

Page 350: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

en vooral de Engelsche bonne bevielen Dolly niet. Ook begreep zijspoedig uit eenige opmerkingen, dat ook Anna en de Engelsche niet metelkander sympathiseerden en dat het bezoek der moeder hier niet totde gewone dingen behoorde. Het zonderlingst echter scheen het haar,dat op haar vraag, hoeveel tanden het kind reeds had, Anna zichvergiste en van de beide laatste tanden nog niets wist.

"Mij valt het dikwijls onaangenaam op, dat ik hier als het ware teveel ben," zeide Anna, toen zij de kinderkamer weer verlieten, ennam haar sleep op; "met mijn eerste was het toch geheel anders."

"Ik dacht integendeel...." begon Dolly bedeesd.

"O neen! Weet ge, dat ik hem, Serescha gezien heb?" hernam Annaen kneep de oogen toe, alsof zij iets, dat zich op een afstandbevond, trachtte te zien. "Overigens daarvan later, ik ben als eenuitgehongerde, wie men een rijk middagmaal heeft voorgezet, en dieniet weet, waar het eerst mede te beginnen. Dit rijke middagmaal zijtgij en zijn al de gesprekken, die ik slechts met u en met niemandanders kan voeren; maar ik weet niet, waarmede te beginnen. Mais jene vous ferai grace de rien. Ik moet mijn hart uitstorten. Ik wilu eerst een beschrijving geven van het gezelschap, waarin wij onshier bevinden. Beginnen wij met de dames. Daar hebt ge vooreerstvorstin Warwara. Je kent haar, ik weet hoe uw en Stiwa's meeningomtrent haar is; Stiwa zegt, dat zij altijd bij iemand moet zijn enzich voor iemand moet opofferen; dat is waar. Maar zij is zoo goeden ik heb haar veel te danken. In Petersburg was er een korte tijd,waarin ik volstrekt un chaperon moest hebben. En toen riep ik haartot mij. Maar werkelijk, zij is zeer goedhartig. Zij heeft mij mijntoestand zeer verlicht. Gij ziet, ik heb van de bezwaren mijnerpositie daar ... in Petersburg geen verkeerd begrip," voegde zij erbij. "Hier ben ik kalm en gelukkig. Overigens daarvan later. Dan isdaar Swijaschsky, de maarschalk van onzen adel, een zeer net mensch,maar hij heeft Alexei noodig; gij begrijpt, nu wij hier op het landzijn gaan wonen, kan Alexei met zijn vermogen een grooten invloeduitoefenen. Dan Tuschkewitsch, ge hebt hem reeds bij Betsy leerenkennen. Nu is hij gepensionneerd en naar ons toegekomen. Alexei zegt,dat hij een van degenen is, die zeer aangenaam zijn, wanneer menze neemt zooals zij zijn, et puis il est comme il faut, zegt vorstinWarwara.... Dan Wesslowsky.... Dezen kent ge. Een zeer net jongmensch,"zeide zij, terwijl een lachje om haar lippen speelde. "Wat is dat vooreen vreeselijke geschiedenis met Lewin? Wesslowsky heeft Alexei er vanverteld, en we hebben ontzettend gelachen. Il est tres gentil et tresnaif," zeide zij weer met hetzelfde lachje. "De mannen zoeken naarverstrooiing en Alexei heeft behoefte aan gezelschap, daarom zijnmij al deze gasten zeer welkom. Wij hebben leven en vroolijkheidnoodig, opdat Alexei niet naar wat nieuws verlangt. Gij zult ookden rentmeester nog leeren kennen; hij is een Duitscher, een zeerverstandig en ontwikkeld man. Alexei heeft veel met hem op. Dan nogde dokter, een jonge man, nog geen volkomen nihilist, maar, weet ge,hij eet met zijn mes ... voor 't overige een zeer goed dokter. Dannog de architect.... Une petite cour."

XXI.

Page 351: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Daar ben ik met Dolly, ma tante," zeide Anna terwijl zij met DarjaAlexandrowna naar buiten ging op het groote steenen terras, waarvorstin Warwara in de schaduw aan een borduurraam zat en aan hetovertrek voor een stoel voor graaf Alexei Kyrillowitsch werkte. "Zijzegt, dat zij voor den middag niets wenscht te gebruiken, maarlaat toch het ontbijt maar hier brengen, ik wil Alexei opzoekenen medebrengen."

Vorstin Warwara was zich ongetwijfeld van de ongepastheid van haarverblijf bij Wronsky even pijnlijk bewust als Dolly, want reeds methet eerste woord begon zij een verklaring te geven, waarom zij Annahierheen begeleid had; niet omdat zij er behagen in schepte, met haarin weelde te leven, maar omdat zij altijd veel van Anna gehouden enzich altijd gaarne voor haar opgeofferd had, en dat deed zij ook nuom haar toestand te verlichten en haar in dezen moeielijken tijd vanovergang behulpzaam te zijn.

"Haar man zal in de scheiding bewilligen en dan zal ik mij weer inmijn eenzaamheid terugtrekken. Maar nu kan ik haar van dienst zijnen zal, hoe zwaar het mij ook vallen moge, mijn plicht vervullen. Engij, hoe bekoorlijk zijt ge geworden. Je hebt den hemel verdiend,dat je hier gekomen zijt. Zij leven als de beste echtgenooten metelkaar. God zal hen richten, niet wij. Buitendien, c'est un interieursi joli, si comme il faut. Tout a fait a l'anglaise. On se reunit lematin au breakfast et puis on se separe. Tot het diner doet ieder,wat hij wil. Om zeven uur wordt opgedragen. Maar zij doen ook veelgoeds. Heeft hij u nog niet van zijn ziekenhuis verteld? Ce seraadmirable. Alles is uit Parijs...."

Dit gesprek werd afgebroken door Anna, die de heeren in de biljartkamerhad aangetroffen en nu met hen op het terras terugkeerde. Voor denmiddag was er nog veel tijd en het weer was schoon. Daarom werdenallerlei voorslagen gedaan, hoe men de nog overblijvende twee uren hetbest zou kunnen doorbrengen. Men had ook in Wosdwijenskoje allerhandetijdverdrijf, maar van geheel anderen aard als in Lewins Pokrowskoje.

"Une partie de lawntennis," sloeg Wesslowsky met zijn innemend lachjevoor, "en wij spelen weer samen, Anna Arkadiewna."

"Neen, daartoe is het te warm. Zou het niet beter zijn een wandelingin den tuin of een tochtje met het bootje te doen om Darja Alexandrownade oevers te toonen," sloeg Wronsky voor.

"Mijn is alles goed," zeide Swijaschsky.

"Ik geloof, dat Dolly het liefst een kleine wandeling zou doen endan misschien nog in de boot?" zeide Anna.

Hiertoe werd dan ook besloten. Wesslowsky en Tuschkewitsch gingen naarhet badhuis om de boot gereed te maken en de overigen op te wachten,terwijl Anna met Swijaschsky en Dolly met Wronsky paarsgewijs in hetpark gingen wandelen. Dolly gevoelde zich in haar nieuwe omgevingeenigszins bedeesd en angstig. Niet alleen, dat zij Anna's gedrag opabstracte wijze en in theorie verontschuldigde, maar zij billijkteen prees het zelfs.

Zoo gaat het trouwens vlekkeloos reine en deugdzame vrouwendikwijls. Door de eentoonigheid van haar eigen zedelijken levenswandel

Page 352: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

vermoeid, verontschuldigen zij niet alleen van verre de misdadigeliefde van anderen, maar benijden er hen zelfs om. Daarbij kwam,dat zij Anna hartelijk liefhad. Alleen hier, waar zij zich in dewerkelijkheid te midden van deze haar vreemde menschen met hun voorhaar nieuwen, zoogenaamd goeden toon bevond, gevoelde zij zich beklemd.

Overigens, al veroordeelde zij ook Anna's handelwijze niet, toch washaar de aanblik van den man, die er de aanleiding toe geweest was,onaangenaam. Ook was Wronsky haar nooit zeer bevallen, zij hield hemvoor zeer trotsch en kon aan hem volstrekt niets vinden, waarop hijtrotsch kon zijn, tenzij op zijn rijkdom.

Toch imponeerde hij haar hier in zijn huis meer dan anders envan dit gevoel kon zij zich niet losmaken. Zij had tegenoverhem hetzelfde gevoel als tegenover het kamermeisje om haaruitgestukte nachtjapon. Het was geen schaamte, maar een gevoel vanonbehagelijkheid, van gegeneerdheid.

Dolly gevoelde zich dus beklemd en zocht naar een onderwerp vangesprek. Hoewel zij meende, dat bij zijn trots de lof van zijn huisen tuin hem onaangenaam zou kunnen zijn, zeide zij hem hierover tochiets vleiends, daar zij niets anders wist te zeggen.

"Ja, het is een heel net gebouw van ouden, goeden smaak," antwoorddehij.

"Bizonder is mij het terrein voor de inrijpoort bevallen. Is datvroeger ook zoo geweest?"

"O neen," zeide hij, terwijl zijn gelaat van genoegen verhelderde:"Dit terrein hadt gij in het voorjaar eens moeten zien."

En nu begon hij, eerst terughoudend, maar spoedig meer ongedwongen,haar op verscheiden bizonderheden van huis en tuin opmerkzaam temaken. Men zag, dat het hem, nadat hij zooveel zorg aan de verfraaiingvan zijn landgoed besteed had, nu eenigszins een behoefte was bijzijn nieuwe bekenden daarmede te pronken, en Dolly's lof deed zijnhart goed.

"Als ge het ziekenhuis wenscht te zien en niet reeds te vermoeid zijt,dan is het niet ver van hier. Kom," zeide hij en zag haar in 't gelaatom zich te overtuigen, dat het haar niet verveelde. "Gaat ge ook mee,Anna," wendde hij zich tot deze.

"Wij gaan ook mee, niet waar?" antwoordde zij met een blik opSwijaschsky. "Mais il ne faut pas laisser le pauvre Wesslowsky etTuschkewitsch se morfondre la dans le bateau. Wij moeten het henlaten weten. Ja, dat is een gedenkteeken, dat hij zich hier opricht,"wendde zij zich tot Dolly.

"Ja, een kostbaar werkje," bevestigde Swijaschsky, maar om niet denschijn van vleierij tegenover Wronsky op zich te laden, voegde hijer dadelijk een afkeurend gezegde bij: "Het verwondert mij slechts,graaf, dat gij, die zooveel voor de gezondheid van het volk doet,zoo onverschillig ten opzichte van de scholen zijt."

"C'est devenu tellement commun, les ecoles," antwoorddeWronsky. "Versta mij wel, dit is bij mij niet de leidende gedachtegeweest, maar ik heb mij laten meevoeren."

Page 353: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

De dames staken haar parasols op en sloegen een zijlaan in, die hen naeenige kronkelingen uit den tuin bracht. Daar zag Dolly op een hoogteeen schoon, groot, bijna reeds voltooid gebouw, dat in de helle zonschitterend uitkwam. Daarnaast werd een ander nog door den steigeromgeven huis gebouwd, waaraan verscheiden arbeiders bezig waren.

"Het werk gaat goed vooruit," zeide Swijaschsky. "Toen ik den laatstenkeer hier was, was er nog niets van het dak te zien."

"Tegen den herfst moet alles gereed zijn. Van binnen is reeds allesvoltooid," zeide Anna.

"Wat wordt dit hier voor een gebouw?"

"De woning voor den dokter en de apotheek," antwoordde Wronsky envoerde de dames naar het binnenste gedeelte van het ziekenhuis.

Terwijl buiten nog aan de kroonlijsten gewerkt en de benedensteverdieping geverfd werd, was boven reeds alles ingericht. Nadat zijde breede trap van gegoten ijzer waren opgeklommen, betraden zij eengroote, geheel voltooide kamer. De muren waren zoo fraai gestukadoord,alsof ze met marmer belegd waren, de reusachtige glasruiten had menreeds in de vensters gezet, slechts aan de ruiten van den ingelegdenvloer waren de meubelmakers nog bezig met polijsten.

"Dit is de ontvangkamer," zeide Wronsky. "Hier komt nog een staandelessenaar, een tafel en een kast, verder niets."

Zij begaven zich op den corridor. Hier toonde hun Wronsky eenventilatie van de nieuwste vinding, marmeren badkuipen en beddenmet eigenaardige springveeren matrassen; daarna bezichtigden zij dewaschkamer, kachels van nieuwe constructie, schuifstoelen, die zondergeraas werden gereden en waarop zaken en personen getransporteerdzouden worden. Swijaschsky waardeerde dit een en ander als een man,die van alles het noodige begrip heeft; Dolly verwonderde zicheenvoudig over hetgeen zij tot nu toe nog niet gezien had en, daarzij wenschte het goed te begrijpen, vroeg zij naar alles, wat Wronskygroot genoegen deed.

"Ik geloof, dat dit tot nu toe in Rusland het eenige, volkomen goedingerichte ziekenhuis zijn zal," merkte Swijaschsky aan.

"Maar gij zult geen afdeeling voor verlossingen hebben," wierp Dollyin het midden. "En dat is toch op het land zoo noodzakelijk. Ik hebreeds dikwijls ..."

Maar Wronsky viel haar ondanks zijn beleefdheid in de rede:

"Daarvoor moet het ook geen inrichting worden, maar uitsluitend eenziekenhuis; het is voor alle ziekten, behalve voor besmettelijkebestemd. Zie eens hier, als ik u verzoeken mag ..." en hij schoofeen ziekenstoel voor Dolly, ging er in zitten en toonde er haar deconstructie van. "Ziet ge, men kan nog niet loopen, men is nog tezwak of er hapert iets aan de voeten, maar men heeft lucht noodig endan gaat men zoo uitrijden."

Darja Alexandrowna stelde in alles belang, alles beviel haar, hetmeest echter Wronsky met zijn eenvoudige, natuurlijke geestdrift.

Page 354: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Ja, hij is toch een net, goed mensch!" dacht zij soms en begreep,hoe Anna verliefd op hem had kunnen worden.

XXII.

"Neen, ik geloof, dat Darja Alexandrowna vermoeid is en wel geenbelang zal stellen in de paarden," zei Wronsky, toen Anna voorsloeg destoeterij te bezichtigen, waar Swijaschsky een hengst wenschte te zien.

"Gaat gijlieden er maar heen, ik begelijd Darja Alexandrowna naarhuis en zal haar zoolang gezelschap houden, als het haar aangenaam is."

"Van paarden heb ik geen verstand en het zal mij zeer aangenaam zijn,"zeide Dolly een weinig verwonderd. Zij zag aan zijn gezicht, dat hijdaarmee iets bizonders voorhad. En zij had zich niet vergist.

Toen zij weer door de poort den tuin in waren gegaan, zag Wronskynaar Anna om en toen hij zich overtuigd had, dat zij hem niet meerzien en hooren kon, begon hij met een goedhartig lachje:

"Ik verheug mij zeer over de gelegenheid om met u te kunnen spreken. Ikvergis mij niet, als ik u voor Anna's vriendin houd." Hij nam denhoed af en streek zich over zijn reeds kaal wordend hoofd.

Dolly antwoordde niets, maar zag hem slechts verrast aan. Zij vreesdeplotseling voor hetgeen hij zeggen zou. Allerlei vermoedens vlogenhaar door het hoofd: "hij zal mij willen vragen hen met al mijnkinderen te bezoeken, en ik zal hem dit verzoek moeten afslaan; of ommij moeite te geven Anna in Moskou conversatie te verschaffen ... ofmisschien iets over Wassenka Wesslowsky en zijn verhouding tot Anna,of van Kitty, tegenover wie hij zich schuldig gevoelt?" Zij vermoeddealleen onaangename dingen, maar het ware raadde zij niet.

"Gij hebt een grooten invloed op Anna en zij houdt veel van u; gijmoet mij helpen."

Zij zag hem schuchter vragend in het energiek gelaat, dat nu eensdoor de zon helder verlicht, dan weer door het lommer der lindenten volle beschaduwd werd, en wachtte, wat hij verder zeggen zou;maar hij ging met den stok op het kiezelzand slaande zwijgend naasthaar voort, alsof hij zijn gedachten eerst wilde verzamelen.

"Nu gij, de eenige vrouw van alle vroegere bekenden van Anna, ons hierbezocht hebt, zie ik wel in, dat ge het niet gedaan hebt, omdat geonzen toestand voor een normalen houdt, maar omdat ge, terwijl ge alhet moeielijke er van begrijpt, haar nog even lief hebt als vroegeren haar gaarne zoudt willen helpen. Heb ik geen gelijk?" vroeg hijen zag haar aan.

"Nu ja," antwoordde Dolly, "maar...." "Neen," viel hij haar inde rede en, terwijl hij staan bleef, dwong hij ook haar stil testaan. "Niemand kan beter en nauwkeuriger dan ik het moeielijke inAnna's positie begrijpen. Dat moet gij gelooven, als ge mij de eer

Page 355: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

bewezen wilt mij voor een mensch met een hart te houden. Ik ben deoorzaak van dezen haar toestand en dat gevoel ik."

"Ik begrijp u," zeide Dolly, die onwillekeurig de oprechte en beslistewijze bewonderde, waarop hij dit uitgesproken had. "Maar juist omdatgij u voor de oorzaak houdt, vrees ik ook, dat gij overdrijft. Ikbegrijp wel, dat uw positie tegenover de wereld een zeer moeielijkeis...."

"Een ware hel, een pijniging!" zeide hij snel; "men kan zich geenergere zedelijke kwellingen voorstellen, dan ik die twee weken inPetersburg heb doorgestaan.... Dit kunt ge gelooven."

"Ja, maar hier, zoolang Anna.... en ook gij geen behoefte aan dewereld gevoelt...."

"Och, de wereld!" zeide hij verachtelijk. "Welk verlangen naar dewereld kan men hebben!"

"Nu, tot zoo lang zult gij gelukkig en kalm zijn. Ik zie het Anna aan,dat zij nu gelukkig, volkomen gelukkig is, zij heeft het mij zelfook reeds bekend," sprak Dolly glimlachend, maar toch twijfelde zijonwillekeurig, of Anna ook werkelijk gelukkig was.

Maar Wronsky scheen daaraan niet te twijfelen.

"Ja, ja, ik weet het, zij leeft geheel op. Na al haar lijden gevoeltzij zich nu gelukkig. Zij is met dezen tegenwoordigen toestandtevreden--maar ik...? Ik vrees hetgeen ons nog wacht.... Excuseer,ge wilt verder gaan."

"Neen, het is mij hetzelfde."

"Nu, laat ons dan gaan zitten."

Darja Alexandrowna ging op een bank in de allee zitten. Hij bleefvoor haar staan.

"Ik zie, dat zij gelukkig is," herhaalde hij, maar de twijfel aandit geluk overviel Dolly nu nog sterker.

"Maar zal het zoo voortgaan? Of wij goed of slecht gehandeld hebben,dat is een zaak op zich zelf--de zaak is nu eenmaal geschied,"zeide hij en vervolgde in het Fransch: "Wij zijn nu voor het levengebonden. Ons verbindt de voor ons heiligste band der liefde. Wijhebben een kind en wij kunnen nog meer kinderen krijgen. Maar de weten onze overige voorwaarden van bestaan zijn zoo, dat nog duizendverwikkelingen ontstaan kunnen, die zij nu, nu zich juist haar zielvan al het lijden, al de beproevingen hersteld heeft, niet zietof niet zien wil. En dat is ook begrijpelijk. Maar ik--ik moet hetwel zien. Mijn dochter ... volgens de wet is zij mijn dochter niet,maar die van Karenin.... Dit bedrog wil ik niet!" zeide hij met eenwrevelige beweging en zag Dolly norsch aan.

Zij antwoordde niet, maar zag hem slechts medelijdend in hetgezicht. Hij ging voort:

"En wordt morgen een zoon geboren, mijn zoon, dan is hij volgens dewet ook een Karenin, hij is geen erfgenaam van mijn naam en van mijn

Page 356: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

vermogen; hoe gelukkig wij ook in den familiekring zijn, hoeveelkinderen wij ook krijgen mogen, tusschen hen en mij bestaat geenwettige band. Zij zijn allen Karenins. Begrijpt gij het ondragelijkevan zulk een toestand? Ik heb getracht ook daarover met Anna tespreken. Maar het wond haar te zeer op. Zij begrijpt het niet en haarkan ik niet alles verklaren. Nu zult ge ons leven van een andere zijdebeschouwen. Haar liefde maakt mij gelukkig, maar ik heb behoefte aanbezigheid. Die heb ik hier gevonden en ben er trotsch op, want ikhoud ze voor meer adellijk dan die mijner kameraden aan het hof enin het regiment. Nooit zou ik nu meer met hen willen ruilen. Hier,op deze plaats, werk ik, ben ik gelukkig en tevreden en er ontbreektanders niets aan ons geluk. Dit werkzame leven bevalt mij; cela n'estpas un pis-aller, integendeel...."

Het viel Dolly op, dat hij hier in zijn verklaringen verward geraakte,en zij begreep trouwens deze geheele afwijking niet goed; maar zijgevoelde, dat hij nu, nu hij van zijn intiemste verhouding tot Annasprak, ook omtrent het overige zijn hart wenschte uit te storten endat hiertoe in de eerste plaats ook zijn werkzaamheid als landheerbehoorde.

"Ik ga dus voort," zei hij na een oogenblik nadenkens; "de hoofdzaakbij iederen arbeid is, dat men de overtuiging heeft, dat, watmen gedaan heeft, niet met ons sterven zal, dat men erfgenamenzal hebben--en die heb ik niet. Stel u den toestand van een manvoor, die van te voren weet, dat zijn kinderen, die zijn door hembeminde vrouw hem geschonken heeft, de zijnen niet zijn, maar iemandanders toebehooren, die hen haat en niets van hen weten wil. Datis ontzettend!"

Hij zweeg in zichtbaar groote opgewondenheid.

"Ja waarlijk, ik begrijp u! Maar wat kan Anna daaraan doen?" vroegDolly.

"Ja, dat is het doel van ons onderhoud," hernam hij zich slechts metmoeite kalmeerend; "Anna kan er veel aan doen, slechts van haar hangthet af.... Zelfs als ik bij den keizer een verzoek wilde indienen ommijn eigen kind te mogen adopteeren, zou een scheiding noodzakelijkzijn. En deze hangt slechts van Anna af. Haar man had in de scheidingtoegestemd; alles was door hem reeds voorbereid, en nu, daarvan benik overtuigd, zal hij niet terugtreden. Zij zal daarom slechts aanhem te schrijven hebben. Hij heeft toen uitdrukkelijk verklaard,dat, indien zij dezen wensch wilde uitspreken, hij hem niet zouafslaan." "Waarlijk," voegde hij er wrevelig bij, "dat is weer eenvan die pharizeeuwsche wreedheden, waartoe slechts zulke menschenzonder hart in staat zijn! Hij weet, hoeveel kwelling haar iedereherinnering aan hem bereidt, maar juist daarom eischt hij een briefvan haar. Ik begrijp, hoe kwellend dat voor haar is. Maar ook mijngronden zijn zoo gewichtig, dat men moet passer par-dessus toutesces finesses de sentiment. Il y va du bonheur et de l'existenced'Anne et de ses enfants. Van mij wil ik niet eens spreken, hoewelik lijd, zooals ik nog nooit geleden heb," voegde hij er bij met eendreigende uitdrukking tegen den een of ander, die hem met dit zwarekruis belast had. "Dus, Darja Alexandrowna, grijp ik zonder bedenkennaar u als naar een reddingsanker. Help gij mij Anna overreden omaan haar echtgenoot te schrijven en hem om de scheiding te verzoeken."

"Ja zeker," antwoordde Dolly weifelend, terwijl zij zich haar

Page 357: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

laatste gesprek met Alexei Alexandrowitsch voor den geest riep. "Jazeker!" herhaalde zij beslist, toen zij aan Anna dacht.

"Doe uw invloed op haar gelden, bewerk, dat zij schrijft. Ik zelfzou niet gaarne en kan ook bijna niet met hem daarover spreken."

"Goed, ik zal er met haar over spreken. Maar hoe denkt zij er zelfover?" zeide Dolly, terwijl haar plotseling Anna's eigenaardigaanwendsel inviel om de oogen toe te knijpen, als het gesprek oponderwerpen van haar intiemste leven kwam. "Alsof zij haar oogentegen haar leven wil sluiten om niet alles daarin te zien!" dachtDolly.--"Zeer zeker! om harentwil en om mij zelf zal ik met haardaarover spreken," antwoordde zij op de uitingen van zijn dank,en zij stonden op en gingen op het huis toe.

XXIII.

Anna was reeds voor Dolly daarheen teruggekeerd. Zij zag haaropmerkzaam in de oogen, alsof zij naar het gesprek met Wronsky wildevragen. Maar zij vroeg toch niets.

"Nu is het al weer tijd voor het diner," zeide zij. "Wij komen er in 'tgeheel niet toe elkander te zien. Nu reken ik op den avond. Nu moet mentoilet maken. Wij hebben ons in het nieuwe gebouw geheel vuil gemaakt."

Dolly ging in haar kamer, maar het was haar belachelijk te moede. Zijhad niets om zich om te kleeden, want zij had haar beste kleedaangetrokken. Om zich nu toch ook voor den middag voor te bereiden,liet zij door haar kamermeisje haar kleed afslaan, stak zich eenanderen strik voor en koos andere kanten voor haar hoofd.

"Dat is alles, wat ik doen kon," zeide zij glimlachend tot Anna,toen deze reeds in het derde, weer zeer eenvoudige kleed bij haarbinnentrad.

"Ja, wij kleeden ons hier te veel! Alexei is met uw bezoek zoogelukkig, als anders zelden met iets. Hij is bepaald op u verliefd,"zeide Anna. "Maar zijt gij ook niet moede?"

Voor den middag vonden zij ook geen tijd meer om haar gedachten uitte spreken. In het salon vonden zij vorstin Warwara en de heerenin het zwart gekleed; slechts de architect droeg een frak. Wronskystelde zijn gast den dokter en den Duitschen rentmeester voor. Denarchitect had zij reeds in het ziekenhuis leeren kennen.

De dikke huishofmeester met zijn rond, gladgeschoren gezicht enzijn witten das kondigde aan, dat er opgediend was. De dames stondenop. Wronsky verzocht Swijaschsky Anna den arm te reiken, terwijl hijzelf Dolly naderde. Wesslowsky kwam Tuschkewitsch voor en bood vorstinWarwara den arm, zoodat Tuschkewitsch, de dokter, de rentmeester ende architect zonder dames bleven.

De eetzaal, het middagmaal, de bedienden, de wijn en de gerechten

Page 358: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

pasten niet alleen bij de algemeene weelde in dit huis, maar schenennog grootscher dan al het overige.

Aan Wronsky's blik, zooals hij de tafel overzag en den huismeestermet het hoofd teekens gaf, zooals hij Dolly tusschen botwinja en soepliet kiezen, bemerkte deze als ervaren huisvrouw, dat dit geheelediner zonder Anna's toedoen, hoewel onder toezicht van den huisheerzelf tot stand kwam. Van haar hing klaarblijkelijk niet meer af danvan Wesslowsky; Anna, Swijaschsky en Wesslowsky waren allen gasten,die vroolijk datgene genoten, wat voor hen bereid was.

Anna trad slechts als gastvrouw op in de leiding van het gesprek. Tegendeze, voor een huisvrouw aan een kleine tafel en met personen, zooalsde rentmeester en de architect, die in een gansch anderen kring thuisbehoorden en zich alle moeite gaven zich door de ongewone weelde nietverbluft te toonen en aan het algemeen gesprek zoo weinig mogelijk deelte nemen,--alzoo tegen deze voor een huisvrouw niet gemakkelijke taakwas Anna met haar gewonen tact ten volle opgewassen en zij leidde hetgesprek met natuurlijke bevalligheid, ja, zooals het Dolly toescheen,zelfs met genoegen.

Het gesprek stokte onder de dischgenooten, behalve van de zijde van denin somber zwijgen verzonken dokter, den architect en den rentmeester,nooit en Dolly gevoelde zich zoo opgewekt en was zoozeer in vuurgeraakt, dat zij zelfs een kleur had gekregen en bij later nadenkendaarover het niet geheel met zich zelf eens was, of zij ook ietsdwaas of aanstootelijks kon gezegd hebben. Swijaschsky bracht hetgesprek op Lewin en zijn zonderlinge denkbeelden, dat de machinesniet pasten bij den Russischen landbouw en er zelfs storend op werkten.

"Ik heb niet het genoegen dezen heer Lewin te kennen," zeide Wronskyglimlachend, "maar hij zal wel nooit de machines, die hij zoo afkeurt,gezien hebben. Of wanneer hij ze soms gezien en in gebruik gehad heeft,dan zullen het wel geen buitenlandsche, maar de een of andere soort vanRussisch fabrikaat geweest zijn. Hoe kan men dan daarover oordeelen?"

"Hij heeft in 't algemeen Turksche denkbeelden!" zeide Wesslowskylachend tot Anna gewend.

"Ik kan zijn denkbeelden niet verdedigen," zei Darja Alexandrowna metvuur, "maar ik kan zooveel wel zeggen, dat hij een zeer beschaafdman is, die, als hij hier was, zijn denkbeelden wel zou weten teverdedigen. Ik versta dat waarlijk niet."

"Ik houd zeer veel van hem en wij zijn zeer goede vrienden," zeideSwijaschsky met een goedhartig lachje, mais pardon, il est un petit peutoque; zoo b.v. beweert hij ook, dat de vredegerechten en de Semstwogeheel overbodig zijn, en hij wil aan geen van beide deelnemen."

"Dat is onze Russische onverschilligheid," zei Wronsky, terwijl hijzich in een fijn glas ijswater schonk. "Men gevoelt niet, dat onzevoorrechten ons ook plichten opleggen en daarom ontkent men dezeplichten."

"Ik ken geen mensch, die strenger in de vervulling van zijne plichtenis dan Lewin," zei Dolly, door den aanmatigenden toon van Wronskyaan zijn eigen tafel geprikkeld.

"Ik integendeel," ging Wronsky voort, "ben, zooals u ziet, buitengewoon

Page 359: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

dankbaar voor de mij bewezen eer, dat men mij, dank zij NikolaiIwanowitsch, tot vrederechter benoemd heeft. Ik houd het voor mijnplicht de vergaderingen te bezoeken en de zaak van een boer wegenseen zijner paarden schijnt mij even gewichtig als de belangrijkstezaak, die mij zelf betreft. Ik zal het ook voor een eer houden, alsmen mij als lid in de Semstwo mocht kiezen; ik kan daarmede slechts devoorrechten vergelden, die ik als landheer geniet. Ongelukkig ontbreektonzen grooten grondbezitters nog te zeer het begrip van de beteekenis,die zij voor het rijk moesten hebben."

Het kwam Dolly zonderling voor te hooren, hoe kalm hij zich aan zijneigen tafel in zijn recht gevoelde. Zij dacht aan Lewin, die geheeltegenovergestelde inzichten had en met zijn oordeelvellingen aanzijn eigen tafel niet minder beslist was. Maar zij hield van Lewinen daarom was zij geheel aan zijn zijde.

"Dus zullen wij bij de aanstaande verkiezingen op u mogen rekenen,"zeide Swijaschsky. "Wij zullen er echter ter rechter tijd zijn moeten,reeds op den achtsten. Als gij mij misschien de eer zoudt willenbewijzen bij mij te komen...."

"Ik ben het met uw zwager ook eenigszins eens," zeide Anna tot Dolly:"ik denk echter niet geheel zooals hij," voegde zij er lachend bij. "Ikmeen, wij hebben in den laatsten tijd veel te veel met algemeene,openbare plichten te doen. Vroeger waren er te veel beambten, zoodater voor iedere zaak een bizondere beambte was; eveneens heeft men nuoveral verzorgers van het openbare welzijn. Alexei is nu nauwelijkszes maanden hier en reeds is hij lid van ten minste vijf of zesvereenigingen; hij is voogd, rechter, lid van dorpsbesturen engezworene. Als dat zoo verder gaat, zal hij voor niets anders meertijd over hebben. En ik vrees, dat men bij zulk een menigte zakenoveral maar een nul kan zijn. Op hoeveel plaatsen zijt gij in hetbestuur, Nikolai Iwanowitsch?" wendde zij zich tot Swijaschsky:"Mij dunkt wel op meer dan twintig."

Anna had schertsend gesproken, maar er klonk toch een zekerebitterheid uit. Dolly, die Anna en Wronsky opmerkzaam gadesloeg,bemerkte dat terstond. Zij had ook bemerkt, dat Wronsky's trekken bijdit gesprek dadelijk een ernstige en vastberaden uitdrukking haddenaangenomen. Hieruit en ook uit de omstandigheid, dat vorstin Warwarahet gesprek snel op Peterburger kennissen zocht te brengen, alsook uitde wijze, waarop Wronsky zich in den tuin over zijn werkzaamheden haduitgelaten, besloot zij, dat met deze kwestie van publieke werkzaamheideen geheim verschil van meening tusschen Anna en Wronsky verbonden was.

Het diner, de bediening, de wijnen, alles was voortreffelijk, maarhet was zoo, als Darja Alexandrowna het op groote diners en op balshad leeren kennen, het had niets eigenaardigs en natuurlijks; daarommaakte het hier in het gewone leven en in dezen engeren kring op haareen onaangenamen indruk.

Na den middag zat men een tijd lang op het terras. Toen speeldemen lawn-tennis. De twee partijen plaatsten zich op den zorgvuldiggeeffenden en vastgestampten crocket-ground aan beide zijden vanhet tusschen twee vergulde zuiltjes gespannen net. Ook Dolly deedeen poging om mee te spelen, maar het duurde lang eer zij het spelbegreep en toen zij het eindelijk gevat had, was zij zoo moede,dat zij ging zitten en nog slechts bij het spel toekeek. Ook haarpartner Tuschkewitsch bleef bij haar, terwijl de anderen nog lang

Page 360: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

voortspeelden. Swijaschsky en Wronsky speelden zeer goed en metopmerkzaamheid, Wesslowsky het slechtst, maar toch hield zijn lachenen roepen niet op. Hij had, evenals de andere heeren, met verlof derdames zijn jas uitgetrokken, en zijn groote, fraaie gestalte in dewitte hemdsmouwen, zijn verhit gelaat en zijn stootende bewegingenbleven haar in de herinnering. Nog toen zij zich 's avonds reeds tebed begeven en de oogen gesloten had, zag zij den op den crocketgroundrondspringenden Wesslowsky.

Gedurende het spel had Dolly zich weinig vermaakt. De schertsende toontusschen Anna en Wesslowsky, evenals de algemeene onnatuurlijkheiddezer volwassenen, die hier zonder kinderen een kinderspel speelden,bevielen haar niet. Toch, om de anderen niet te storen en, het ginghoe het ging, den tijd te verdrijven, nam zij, na te zijn uitgerust,weer aan het spel deel en deed, alsof zij er vermaak in schepte. Opdezen dag meende zij met veel betere tooneelspelers dan zij zelf was,komedie te spelen en dacht, dat zij door haar slecht spel de geheelezaak bedierf.

Zij was met het voornemen gekomen om, wanneer het haar geschiktvoorkwam, twee dagen te blijven. Maar reeds des avonds, gedurende hetspel, besloot zij, reeds morgen weder terug te keeren. De kwellendezorgen der moeder, die zij onderweg zoo verafschuwd had, verschenenhaar nu al, nadat zij nauwelijks een dag zonder haar kinderen haddoorgebracht, in een geheel ander licht en misten hun uitwerking ophaar niet.

Na de thee en een nachtelijk tochtje in de boot trad Dolly haar kamerbinnen, trok haar kleed uit en ging zitten om het haar voor den nachtlos te maken. Zij gevoelde een groote verlichting.

Het was haar zelfs een onaangename gedachte, dat Anna dadelijk bijhaar zou komen. Zij zou gaarne met haar gedachten alleen zijn geweest,maar toen Anna in haar nachtgewaad bij haar kwam, verheugde zij zichtoch bij dien aanblik. Nu voor de eerste maal zag zij haar wedergeheel natuurlijk en zooals zij haar liefhad.

XXIV.

Reeds in den loop van den dag had Anna verscheiden malen getracht hetgesprek op intiemer onderwerpen te brengen, maar had altijd na eenigewoorden weer afgebroken: "Later, wanneer wij alleen zijn, willen wijdaarover spreken. Ik heb u nog veel mee te deelen," had zij gezegd.

Nu waren zij alleen, maar Anna zweeg. Zij was aan het venster gaanzitten en zag Dolly aan. Zij doorzocht haar geheugen naar al deonuitputtelijke stof van vertrouwelijke mededeelingen, maar zij vondniets. Het scheen haar in dit oogenblik, alsof reeds alles gezegd was,en zij wist niet, waarover zij zou spreken.

"Hoe gaat het Kitty?" vroeg zij met een diepen zucht en een schuldigenblik op Dolly. "Zeg mij de zuivere waarheid, Dolly, is zij boosop mij?"

Page 361: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Boos? Neen," antwoordde Dolly met een glimlach.

"Maar zij haat, zij veracht mij."

"Volstrekt niet. Maar weet ge, zoo iets vergeeft men niet."

"Ja, ja!" zeide Anna, wendde zich af en zag door het openvenster. "Maar ik heb geen schuld. Wie heeft trouwens schuld? Watis schuld hebben? Kon het dan anders zijn? Wat dunkt u? Kon het dan,dat gij niet Stiwa's vrouw waart geworden?"

"Ik weet het waarlijk niet. Maar zeg mij...."

"Ja, ja! Maar wij zijn over Kitty nog niet uitgepraat. Is zijgelukkig? Men zegt, dat hij een uitstekend mensch is!"

"Dat zegt nog te weinig! Ik ken geen beteren man."

"O, wat doet mij dat veel genoegen. Het verheugt mij zeer!"

Dolly glimlachte. "Maar vertel nu van u zelf. Ik heb u nog veel tezeggen. Wij hebben ook met elkander gesproken, ik met...." Dollywist niet, hoe zij hem zou noemen. "Graaf Alexei Kyrillowitsch"scheen haar te stijf.

"Met Alexei?" zei Anna. "Ik weet, dat gij met elkander gesprokenhebt. Maar ik wilde u juist vragen: wat denkt gij van mij, vanmijn leven?"

"Hoe kan men dat met een enkel woord zeggen? Ik weet het waarlijkniet."

"Neen, zeg het mij toch. Gij ziet, hoe ik hier leef. Maar gij moetniet vergeten, dat gij in den zomer bij ons gekomen zijt, nu nietalleen zijn.... Toen wij in het begin van de lente hier kwamen, leefdenwij geheel alleen en wij zullen weder alleen leven; ik verlang nietsliever dan dat. Maar stel u eens voor, dat ik alleen, ook zonder hemleef, ik geheel alleen.--En dat zal komen ... ik bespeur aan alles,hoe hij zeer dikwijls den halven tijd weg zal zijn!" zeide zij enging dichter bij Dolly zitten.

"Trouwens," voorkwam zij deze, die iets antwoorden wilde, "ik zal hemniet met geweld terughouden en dat doe ik ook niet. Van daag zijn erwedrennen, zijn paarden rennen mee, hij rijdt er heen. Ik verheug mijer zeer over. Maar denk ook aan mij; stel u mijn toestand voor.... Maarwat helpt het er over te spreken?" Zij glimlachte. "Waarover heefthij met u gesproken?"

"Hij heeft met mij over datgene gesproken, wat ik u reeds zelfwilde zeggen. Het valt mij daarom licht voor hem te pleiten. Ofmen misschien niet ... of er geen mogelijkheid zou zijn ..."--Dollybleef steken, verbeterde haar woorden--"om uw toestand te veranderen,te verbeteren.... Gij kent immers mijn meening.... Alleen, als hetmogelijk was, dat gij trouwdet...."

"Dat wil zeggen, gij bedoelt, de scheiding," zeide Anna meteenplotseling betrokken gelaat. "Gij weet, de eenige vrouw, die ik inPetersburg bezocht heb, was Betsy Twerskoja. Gij kent haar. Au fondc'est la femme la plus depravee qui existe. Zij had een liaison met

Page 362: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Tuschkewitsch en bedroog haar man op de afschuwelijkste wijze. Ookdie heeft mij gezegd, dat zij niets van mij weten wilde, zoo langmijn positie niet gerectificeerd was.... Meen niet, dat ik u met haargelijk wil stellen.... U ken ik, mijn lieve ziel.... Maar het viel mijdaar juist zoo in.... Nu, wat heeft hij u dan gezegd?" herhaalde zijhaar vraag: "Wat begrijpt hij er van? Wat kan hij er van begrijpen?"

"Hij heeft gezegd, dat hij om uwentwil en om zijnentwillijdt. Misschien zult ge dat egoistisch noemen, maar dat is een edel,een loyaal egoisme. In de eerste plaats zou hij uw dochter wettigerkend willen zien en uw echtgenoot zijn; hij zou een recht op uwillen bezitten."

"Welke vrouw, welke slavin kan tot zulk een graad slavin zijn alsik?" viel Anna haar somber in de rede.

"De hoofdzaak voor hem is, hij wil.... Hij wil, dat gij niet lijdt...."

"Dat is onmogelijk! Verder?"

"En dan de wettigheid. Hij wil, dat uw kinderen een naam hebben."

"Welke kinderen?" vroeg Anna zonder Dolly aan te zien en kneep deoogen toe.

"Nana en die er nog komen zullen...."

"Daaromtrent kan ik gerust zijn. Ik zal geen kinderen meer krijgen."

"Hoe kunt ge zeggen, dat ge er geene meer krijgen zult?"

"Omdat ik het niet wil!" En ondanks haar opgewondenheid glimlachteAnna, toen zij de naive uitdrukking van nieuwsgierigheid, verwonderingen ontzetting in Dolly's gezicht bemerkte. "De dokter heeft mij eensna een ziekte gezegd...."

Dolly was nu door de nu volgende openbaringen, waarvan degevolgtrekkingen haar zoo juist schenen, in het eerste oogenblikdermate in de war geraakt, dat zij meende er niets van te kunnenbegrijpen, en dat men daarover eerst nog veel, veel nadenken moest.

Deze openbaringen, die haar plotseling de haar zoo lang raadselachtiggeschenen opmerking verklaarde, dat eenige familien niet meerdan een of twee kinderen kregen, riepen in haar zooveel gedachtenen tegenstrijdige gevoelens te voorschijn, dat zij niets wist tezeggen en met wijd geopende oogen Anna verwonderd aanstaarde. Hadzij onderweg niet iets dergelijks gedacht? Maar zulk een oplossingdezer gecompliceerde vraag scheen haar al zeer eenvoudig en het oproerharer gevoelens, dat zich in haar hart verhief in tegenstelling met denopzettelijk frivolen en lichtzinnigen toon, dien Anna had aangeslagen,maakte op haar een diepen indruk.

"N'est-ce pas immoral?!" Dat was alles, wat zij vermocht te antwoorden.

"Waarom?" antwoordde Anna: "Bedenk toch, ik heb slechts de keuzein andere omstandigheden, dat wil zeggen ziek, of de gezellin, dekameraad van mijn man, dus zooals deze zelf te zijn."

"Nu ja, nu ja!" zei Dolly bij het hooren van deze argumenten, die

Page 363: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

zij voor zich zelf had aangevoerd, maar die nu voor haar hun vroegereovertuigingskracht verloren hadden.

"Voor u en voor anderen," hernam Anna, als het ware haar gedachtenradend, "kan misschien nog twijfel bestaan, voor mij echter niet. Ikben zijn vrouw niet, hij bemint mij slechts totdat het hem verveelt? Endan? Waarmee zal ik zijn liefde vasthouden? Daarmede!"

In Dolly's hoofd verdrongen zich de gedachten en herinneringen metongewone snelheid, zooals altijd in oogenblikken van opwinding.

"Ik," dacht zij, "heb Stiwa ook niet kunnen vasthouden; hij is vanmij naar anderen gegaan, en de eerste, om wie hij mij ontrouw isgeworden, heeft hem met haar schoonheid en vroolijkheid ook nietvastgehouden. Hij verliet haar om een andere. Meent Anna werkelijkzoo aantrekkelijk te blijven en Wronsky te kunnen vasthouden? Alshij slechts dat zoekt, dan kan hij ook toiletten en manieren vinden,die nog schooner en betooverender zijn dan de hare."

Dolly zuchtte nu diep. Anna hoorde dezen zucht, die haar verried, datDolly het niet met haar eens was, en ging verder. Zij had een voorraadvan nog andere, sterkere argumenten, waartegen men niets kon inbrengen.

"Bedenk eens, wat moet er van mijn kinderen worden? Zij zullenongelukkig zijn, een vreemden naam dragen en zich van hun geboorteaf aan over hun moeder, over hun vader schamen."

"Ja, daarom is immers juist een scheiding noodig!"

Maar Anna hoorde niet. Zij wilde slechts dezelfde bewijsgrondenwaardoor zij zich zelf zoo dikwijls overtuigd had, luide uitspreken.

"Waartoe is mij dan mijn verstand gegeven, dat mij toch zegt, dathet een dwaasheid is ongelukkigen in de wereld te brengen?" Zij zagDolly aan, wachtte echter geen antwoord af, maar ging voort:

"Ik zou mij altijd tegenover deze ongelukkige kinderen schuldiggevoelen. Bestaan zij niet, dan zijn zij ook niet ongelukkig, en alszij ongelukkig waren, dan droeg ik er alleen de schuld van."

"Hoe kan men zich tegenover wezens, die in 't geheel niet bestaan,schuldig gevoelen?" dacht Dolly en plotseling viel haar de gedachtein, of het ook soms in het een of andere geval beter kon zijn, alshaar lieveling Grisch niet had bestaan? Dat scheen haar zoo dol,zoo ongehoord toe, dat zij het hoofd schudde om deze waanzinnigegedachten te verdrijven.

"Neen, ik weet het niet! Dat is niet goed!" zeide zij slechts meteen uitdrukking van afschuw op het gelaat.

"Neen, maar gij moogt niet vergeten, wat gij zijt en wat ik ben.... Enbovendien," ging Anna voort, die ondanks den overvloed harer bewijzenen de armoede van Dolly's tegenbewijzen toch in zekere mate toestemde,dat het niet goed was: "In mijn toestand kan ik mij geen kinderenwenschen."

Dolly sprak dit niet tegen. Zij gevoelde zich plotseling zoo vervan Anna verwijderd en erkende, dat tusschen hen vragen bestonden,waarover zij het nooit met elkander eens zouden worden, zoodat het

Page 364: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

beter was er in 't geheel niet over te spreken.

XXV.

"Des te meer moet gij er naar streven uw toestand te verbeteren,voor zoo ver het mogelijk is," zei Dolly.

"Ja, voor zoo ver het mogelijk is," antwoordde Anna op een plotselinggeheel veranderden, zachten en treurigen toon.

"Is de scheiding dan niet mogelijk. Men heeft mij gezegd, dat uw maner in toegestemd had."

"Dolly! Ik zou daar liefst niet over spreken."

"Goed, dan spreken wij er niet van," haastte zich Dolly te antwoorden,toen zij de lijdende uitdrukking in Anna's gezicht bemerkte. "Ik zieslechts, dat gij alles te donker inziet."

"Ik? Volstrekt niet. Ik ben zeer vroolijk en tevreden. Gij hebt gezien,je fais des passions. Wesslowsky...."

"Om de waarheid te zeggen, beviel mij Wesslowsky's toon volstrektniet," zei Dolly met den wensch een andere wending aan het gesprekte geven.

"Ach, dat prikkelt Alexei--verder niets. Hij is een knaap, geheel inmijn handen, weet ge; ik kan hem leiden, zooals ik wil. Hij is geheelals uw Grischa.... Dolly!" zeide zij, plotseling een andere wendingaan het gesprek gevende, "gij zegt, dat ik alles te donker inzie. Gijkunt het niet begrijpen. Het is verschrikkelijk! Ik beijver mij om in't geheel niets te zien."

"Maar ik meen, dat men toch alles moet doen, wat maar eenigszinsmogelijk is."

"Ja, maar wat kan men hier doen? In 't geheel niets. Gij zegt: 'Alexeihuwen.' Alsof ik daaraan niet denk. Ik daaraan niet denken!" herhaaldezij en bloosde. Zij stond op, richtte zich hoog op zuchtte diep enbegon met haar lichte schreden de kamer op en neer te gaan. "Ik daaraanniet denken! Er is geen dag, geen uur, dat ik er niet aan denk en mijniet verwijt, dat ik er aan denk ... want de gedachten daaraan kunneniemand waanzinnig maken, ja waanzinnig maken! Wanneer ik daaraan denk,kan ik zonder morphium niet inslapen. Nu goed. Wij willen er bedaardover spreken. Men zegt mij: scheiding! Maar ten eerste wil hij dieniet meer--hij staat geheel onder den invloed van gravin Lydia."

Dolly zat in rechte houding op haar stoel en volgde met haarmedelijdend, deelnemend gezicht Anna's bewegingen.

"Men moet evenwel een poging doen," zeide zij zacht.

"Goed, men moet een poging doen. Wat zal dat beteekenen?" Hiermeesprak Anna klaarblijkelijk een gedachte uit, die zij wel honderdmaal

Page 365: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

overlegd had en reeds van buiten kende. "Dat beteekent, dat ik hemhaat en dat ik, die mij toch schuldig tegenover hem beken en hemvoor grootmoedig houd, mij voor hem vernederen, aan hem schrijvenmoet.... Goed! Ik overwin mij ook zoo ver en doe het. Ik ontvang ofeen beleedigend antwoord of zijn toestemming. Goed! Ik krijg ookzijn toestemming...." Anna bevond zich op dit oogenblik aan hetverst verwijderde eind van de kamer en verschikte daar iets aande venstergordijnen. "Ik krijg dus zijn toestemming, maar ... dezoon? Dien zullen zij mij niet geven. Die zal bij den vader, dienik verlaten heb, in verachting tegen mij opgroeien. Versta mij wel:twee wezens heb ik lief, beiden evenzeer: Serescha en Alexei...."

Zij was in het midden van de kamer dicht voor Dolly getreden endrukte de handen tegen de borst. In het witte nachtgewaad scheenhaar gestalte buitengewoon hoog en gezet. Zij liet het hoofd zinkenen blikte met haar vochtige oogen neer op de kleine, magere en vanaandoening bevende Dolly in haar uitgestukte nachtjapon en muts.

"Slechts deze beide wezens heb ik lief, maar het eene sluit het andereuit. Ik kan ze niet met elkander vereenigen en dat toch is voor mijnoodig. Kan dat niet zijn, dan is mij alles onverschillig, geheel,geheel onverschillig. Maar op de een of andere wijze moet het eeneind nemen en daarom kan en wil ik er niet gaarne over spreken. Klaagmij dus niet aan, veroordeel mij niet. Gij in uw onschuld en reinheidkunt niet begrijpen, wat ik lijd."

Zij ging naast Dolly zitten, zag haar met een schuldig gelaat in hetgezicht en greep haar hand.

"Wat denkt gij? Wat denkt gij van mij? Veracht mij niet. Verachtingverdien ik niet. Ik ben eenvoudig ongelukkig. Is iemand ongelukkig,dan ben ik het," zeide zij, wendde zich af en begon te weenen.

XXVI.

Toen Dolly alleen was, bad zij tot God en legde zich toen te bed. Zijhad van harte medelijden met Anna, zoo lang zij sprak. Maar nu kon zijzich niet dwingen aan haar te denken. De herinnering aan haar eigenhuis maakte zich in een nieuw licht en met een nieuwe bekoorlijkheidvan haar verbeelding meester. Deze haar wereld scheen haar nu zoo liefen dierbaar, dat zij besloot in geen geval morgen nog hier te blijven,maar bepaald terug te rijden.

Intusschen nam Anna, in haar boudoir teruggekeerd, een wijnglas,druppelde er een artsenij in die grootendeels uit morphium bestond,en nadat zij gedronken en een tijdlang onbewegelijk gezeten had,ging zij met een kalm en opgeruimd gelaat naar het slaapvertrek.

Bij haar binnentreden zag Wronsky haar opmerkzaam aan. Hij zocht naarsporen van het gesprek, dat zij na haar lang oponthoud in Dolly's kamermet deze moest gehad hebben. Maar in de terughoudende trekken, dieiets schenen te verbergen, vond hij niets dan de gewone, nog altijdbetooverende schoonheid, haar bewustzijn daarvan en den wensch omop hem te werken. Hij wilde niet vragen, waarover zij gesproken had;

Page 366: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

hij hoopte, dat zij er zelf van zou beginnen. Maar zij zeide slechts:

"Ik verheug mij, dat Dolly u bevallen is. Niet waar?"

"Ja, het is mij, alsof ik haar reeds lang ken. Ik geloof, dat zijzeer goedhartig is, mais excessivement terre a terre. Niettegenstaandedat heb ik mij zeer verheugd, dat zij ons bezocht heeft."

Hij nam Anna's hand en zag haar vragend in de oogen.

Een andere uitlegging aan zijn blik gevende, lachte zij hem toe.

Ondanks de beden van gastheer en gastvrouw stond Dolly er denvolgenden morgen op om af te reizen. Lewins koetsier in zijn reedswat oud geworden mantel en hoed, met de tweesoortige paarden en dekales met de uitgestukte vleugels, kwam norsch en vastberaden in deoverdekte en met kiezelzand bestrooide oprijpoort voor.

Het afscheid van vorstin Warwara even als van de heeren was Dollyonaangenaam; maar ook zij, zoowel als haar gastheer en gastvrouwgevoelden na een dag samenzijn duidelijk, dat zij niet bij elkanderpasten en dat het voor beide partijen beter was niet samen tekomen. Slechts Anna was treurig. Zij wist, dat nu niemand meer degevoelens, die zich bij Dolly's aankomst in haar ziel verhieven, totrust zou brengen. Het deed haar pijn deze gevoelens aan te raken, maarzij wist toch, dat dit het beste deel van haar innerlijk wezen was.

Toen Dolly het uitgestrekte veld was opgereden, had zij een weldadiggevoel van verlichting en de lust kwam in haar op, haar dienarente vragen, hoe het hun bij Wronsky bevallen was, toen plotseling dekoetsier Philip reeds van zelf begon:

"Rijk zijn zij, zeer rijk, maar zij hebben ons toch maar drie maathaver gegeven; nog voor het hanengekraai hadden zij het schoonopgevreten. Bij ons krijgen de vreemde paarden zooveel als zijvreten willen."

"Ja, een gierig heer," bevestigde ook de schrijver.

"Nu, maar hoe zijn u dan de paarden bevallen?" vroeg Dolly.

"De paarden--ja, daarover is maar eene stem! En het eten was ookgoed, maar toch scheen het mij daar niet recht vroolijk, DarjaAlexandrowna. Ik weet niet, hoe het u daar voorgekomen is," zeiPhilip, terwijl hij haar zijn knap, goedhartig gezicht toekeerde. Ikheb mij verveeld."

"Ik ook. Zijn wij voor den avond te huis?"

"Ja, dat moet!"

Toen zij te huis was teruggekeerd, waar zij allen vroolijk en inden besten welstand aantrof, vertelde Dolly onder groote, algemeeneopmerkzaamheid van haar uitstapje, van haar goede ontvangst, van deweelde en den goeden smaak in Wronsky's huis, van hun leven en hungenoegens en hield elke afkeurende aanmerking terug.

"Men moet Wronsky en Anna kennen. Ik heb hen nu nauwkeurig genoegleeren kennen om te kunnen begrijpen, hoe roerend hun verhouding

Page 367: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

is," zeide zij met de grootste oprechtheid, terwijl zij geheel hetonbestemde en onbehagelijke gevoel vergat, dat haar bij hen gekweldhad.

XXVII.

Wronsky en Anna brachten den geheelen zomer en nog een gedeelte vanden herfst in dezelfde omstandigheden door, zonder den minsten staptot de scheiding te doen. Zij hadden besloten nergens heen te reizen,maar beiden gevoelden, vooral in den herfst dat zij, hoe langer zijalleen met elkander en zonder gasten waren, zulk een leven steedsminder zouden kunnen uithouden.

Hun leven scheen zoodanig, als men het slechts kon wenschen; het wasvol overvloed en gezondheid, beiden hadden hun bezigheid en bovendieneen kind.

Anna hield zich, als er geen bezoek was, met zich zelf bezig en metde lectuur van romans en andere boeken, die in de mode waren. Zijliet zich alle boeken zenden, die in de door haar aangehoudenbuitenlandsche tijdschriften met verlof vermeld werden, en wijddehare geheele opmerkzaamheid aan het lezen, zooals men dit slechts inde eenzaamheid kent. Buitendien leerde zij alle zaken, waar Wronskybelang bij had, uit zijn boeken en vakschriften kennen, zoodat hij zichdikwijls tot haar wendde met vragen over landhuishoudkunde, bouwkundeen zelfs over paardenteelt en sport. Hij bewonderde haar kennis en haargeheugen. Ook voor den bouw van het ziekenhuis interesseerde zij zich,en dat niet alleen, maar zij maakte zelf ook allerhande plannen enliet de zaken daarnaar inrichten. Maar de voornaamste zorg voor haarwas toch zij zelf, dat zij voor Wronsky dierbaar mocht zijn, dat zijhem alles vergoeden mocht, wat hij voor haar had verlaten. Wronskywist het te waardeeren, dat zij het zich tot levenstaak gesteld hadhem niet alleen te behagen, maar hem ook te dienen; toch werden hemsoms deze liefdenetten, waarmee zij hem zocht te omspannen, lastig:hij wenschte soms, en met den tijd steeds vaker, niet zoozeer zicher van te bevrijden, dan wel te beproeven, of zij zijn vrijheid ookin den weg stonden. Waren op dezen immer sterker wordenden wenschnaar vrijheid niet telkens, wanneer hij eens naar de stad of naareen wedren reed of zich naar een vergadering wilde begeven, hevigescenes gevolgd en er aan voorafgegaan, dan zou Wronsky met zijn levenvolkomen tevreden geweest zijn. De rol, die hij zich nu gekozen had,de rol van een rijk grondbezitter, waaruit de kern der Russischearistocratie moest bestaan, was niet alleen geheel naar zijn smaak,maar zij schonk hem, nadat hij ze nu een halfjaar gespeeld had, eensteeds grooter voldoening. En zijn arbeid, die hem steeds sterkeraantrok, had uitstekende gevolgen. Ondanks de kolossale sommen, diehem het ziekenhuis, de machines en de onmiddellijk uit Zwitserlandgekomen koeien gekost hadden, was hij toch overtuigd, dat zij zijnvermogen niet verminderd, maar vergroot hadden. Als het op geldverdienen aankwam, b.v. bij het verkoopen van hout, koren en wol enbij de landverpachting, was Wronsky zoo hard als steen en verstondhij het gunstige gelegenheden af te wachten. Wat de zaken op dit enzijn overige landgoederen betrof, hield hij zich aan de eenvoudigsteen niets risqueerende methode en was in alle kleinigheden hoogst

Page 368: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

spaarzaam en berekenend. Ondanks alle slimheid en behendigheid van zijnDuitschen rentmeester, die hem gaarne tot allerlei kostbare proeven enaankoopen wilde verleiden, liet hij door dezen geen invloed op zichuitoefenen. Hij hoorde hem aan, vroeg hem uit en was het slechts danmet hem eens, wanneer hetgeen aangeschaft of ingericht moest wordeniets nieuws was, maar dat toch de proef reeds had doorgestaan, ietsdat tot nu toe in Rusland onbekend was en waardoor hij dus opzienkon baren. Bovendien stelde hij geen geld beschikbaar, voor hij totin de kleinste bizonderheden wist, waarvoor het werd uitgegeven,en zag er op toe, dat hij voor zijn geld het beste kreeg.

In October zou in het gouvernement, waarin de goederen der Wronsky's,der Swijaschsky's, der Kosnischews, der Lewins en der Oblonsky's lagen,de keuze van een nieuwen maarschalk voor den adel plaats hebben.

Deze verkiezingen trokken tengevolge van verschillende omstandighedende algemeene opmerkzaamheid tot zich. Er werd veel over gesproken engroote toebereidselen werden er gemaakt. Kort voor deze verkiezingenkwam Schwijaschsky, die zeer dikwijls op Wosdwijanskoje was, omWronsky af te halen.

Den vorigen dag waren Anna en Wronsky om dezen tocht bijna vertoornd opelkander geworden. Het was in den herfst, juist in den moeielijkstenen vervelendsten tijd op het land. Wronsky was daarom reeds opeen strijd met Anna voorbereid, toen hij op een zoo ernstigen enkouden toon, als hij nog nooit tegen haar had aangeslagen, haarde mededeeling van zijn afreis deed. Tot zijn verwondering nam zijechter het bericht zeer kalm op en vroeg slechts, wanneer hij terugdacht te komen. Hij zag haar opmerkzaam aan, daar hij deze kalmteniet begreep. Zij glimlachte om dezen blik. Hij kende deze gewoontevan haar, zich geheel in zich zelf terug te trekken en wist, dat ditslechts dan geschiedde, wanneer zij een vast besluit genomen had,dat zij niet van plan was hem mee te deelen. Hij vreesde daarvoor,maar hij wenschte zoozeer een scene te vermijden, dat hij het zochtte ignoreeren, en hij geloofde inderdaad ook half, wat hij zoo gaarnewilde gelooven, dat zij haar verstand gebruikte.

"Ik hoop, dat ge u niet zult vervelen."

"Dat hoop ik ook," zei Anna. "Ik heb gisteren een kist vol boekenvan Gautier ontvangen. Neen, ik zal mij niet vervelen."

"Zij wil dezen toon aanslaan, des te beter!" dacht hij. "Anders ishet altijd hetzelfde lied!"--

Zoo ging hij, zonder dat het tusschen hen tot een oprechte verklaringgekomen was, naar de verkiezingen. Dit was de eerste maal sedert hunverbintenis, dat zij voor een scheiding niet ten volle hun gemoed voorelkander hadden uitgestort. Aan den eenen kant verontrustte hem dit,aan den anderen kant vond hij, dat het zoo beter was.

"Vooreerst zal de toestand bij deze onklaarheid en veinzerij zooalsnu blijven--maar later zal zij zich daaraan gewennen. In ieder gevalkan ik alles voor haar opofferen--slechts niet mijn zelfstandigheidals man," dacht hij.

Page 369: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

XXVIII.

De nieuwe maarschalk was gekozen en Wronsky had op den avond van denverkiezingsdag de hoofden der overwinnende partij op een feestmaalbij zich vereenigd.

Wronsky had aan de verkiezingen deelgenomen, omdat hij zich op hetland begon te vervelen en om zijn recht op vrijheid tegenover Anna tedoen gelden, maar ook ter wille van Swijaschsky, jegens wien hij zichbij deze gelegenheid, door zijn invloed ter beschikking te stellen,erkentelijk wilde betoonen voor diens bemoeiingen om hem als de tijddaar zou zijn in de Semstwo te doen opnemen, hoofdzakelijk echter om alzijn plichten als landedelman en grondbezitter zoo nauwgezet mogelijkte vervullen. Hij had zelf niet verwacht, dat dit werven van stemmenvoor de verkiezingen hem zoo zou interesseeren, dat hij er zoo geheelin op zou gaan. Als een homo novus was hij in den kring der edelliedengetreden, maar hij slaagde terstond bij zijn eerste optreden en dwaaldeniet, als hij vernam, dat hij op hen reeds een zekeren invloed vermochtuit te oefenen. Hierbij hielpen hem zijn rijkdom en zijn voornameafkomst, zijn prachtige tijdelijke woning in deze gouvernementstad,die hem een oud bekende, die er een bloeiende bankierszaak bezat, hadafgestaan, verder zijn uitstekende kok, dien hij van zijn landgoed hadmeegebracht, zijn vriendschap met den gouverneur, die niet alleen eenoud kameraad, maar een vroeger door Wronsky geprotegeerd kameraad was,bovenal echter zijn eenvoud en de gelijke mate van hoffelijkheid, diehij aan allen betoonde, waardoor hij de meeste edellieden terstonddwong hun meening omtrent zijn ingebeelden trots op te geven. Hijwist het en anderen moesten het ruiterlijk erkennen, dat de zege vanzijn partij grootendeels aan hem toegeschreven moest worden, en nu,aan zijn tafel, bij het feest ter eere van den nieuwen maarschalk, hadhij een aangenaam bewustzijn van overwonnen te hebben voor den doorhem gekozene. Deze verkiezingen waren hem zoo goed bevallen, dat hijer reeds aan dacht, bij het begin van den volgenden verkiezingstijdover drie jaar, in geval hij dan reeds gehuwd zou zijn, zich zelfmede candidaat te laten stellen.

Wronsky zat boven aan de tafel, aan zijn linkerhand zijn vriend,de jonge gouverneur, generaal a la suite; voor allen was deze hethoofd van het gouvernement, die de verkiezing plechtig geopend en eenredevoering gehouden had en dien men met achting en onderdanigheidmoest naderen; voor Wronsky echter was hij slechts Kathka Maslow--ditwas zijn bijnaam in het pagecorps geweest,--die zich voor hem verlegengevoelde en dien hij trachtte a mettre a son aise. Aan zijn rechterhandzat met zijn streng, onbewegelijk, nieuw ambtsgelaat Newedowsky, de pasgekozen maarschalk. Jegens hem was Wronsky eenvoudig en beleefd. OokStipan Arkadiewitsch was voor de verkiezingen overgekomen. Hij was zeervergenoegd, nu hij zijn tijd zoo vroolijk kon doorbrengen. Onder hetweelderig maal besprak men de bizonderheden van den verkiezingsdagen er werden verscheiden telegrammen afgezonden aan personen, diezich voor de verkiezingen interesseerden. Ook Stipan Arkadiewitsch,die in de beste luim was, zond een telegram van den volgenden inhoudaan Dolly:

"Newedowsky met twaalf kogels gekozen. Ik feliciteer ons. Verbreidhet."

Hij dicteerde deze woorden luid, terwijl hij opmerkte: "Men moet haar

Page 370: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

toch ook eens een genoegen doen."

Maar toen Dolly dit telegram ontving, zuchtte zij slechts omden roebel, dien het gekost had, en vermoedde zeer juist, dat hetslechts aan het eind van een feestmaal kon neergeschreven zijn. Zijkende Stiwa's zwak om aan het eind van een diner, "faire jouer letelegraphe."

Alles te zamen genomen verliep de voortreffelijke maaltijd zeer naarbehooren, eenvoudig en vroolijk. Het gezelschap van deze twintig mannenwas door Swijaschsky uit de gelijkgezinde liberalen gekozen, die nietalleen den grootsten invloed uitoefenden, maar ook te gelijker tijdgeestig en van goede opvoeding waren. Men stelde ernstige en luimigetoasten in op den nieuwen maarschalk, den gouverneur, den directeurvan de bank en op "onzen beminnelijken gastheer." Wronsky gevoeldezich volkomen bevredigd; zulk een goeden toon had hij op het landvolstrekt niet verwacht.

Tegen het eind van den maaltijd werd de stemming nog levendiger. Degouverneur noodigde Wronsky uit mede naar een concert te gaan, datzijn vrouw ten voordeele "der broeders" (de oorlog der Serviers tegende Turken was toen uitgebroken) gearrangeerd had; ook wenschte zijzelf hem te leeren kennen.

"Daarna zal er gedanst worden en gij hebt gelegenheid onze schoonhedente leeren kennen. Het is werkelijk de moeite waard er heen te gaan."

"Not in my line!" antwoordde Wronsky, wiens lievelingsphrase dit was;maar hij glimlachte en beloofde toch mee te gaan.

Toen zij reeds van tafel opstonden en men begon te rooken, naderdeWronsky's kamerdienaar hem en reikte hem op een presenteerblad eenbrief over.

"Uit Wosdwijenskoje door een expresse," zeide hij veelbeteekenend.

De brief was van Anna. Wronsky kende den inhoud, voor hem te hebbengelezen. In de veronderstelling, dat de verkiezingen hem niet meerdan vijf dagen zouden bezig houden, had hij beloofd des Vrijdagsterug te keeren. Heden was het reeds Zaterdag, en dus wist hij, datde brief verwijten moest bevatten, dat hij niet op den beloofden tijdteruggekeerd was. Zijn brief, die hij haar daarom gisteren gezondenhad, zou zij nog wel niet ontvangen hebben.

De inhoud van den brief was inderdaad zooals hij vermoed had, slechtsde vorm was anders dan hij had verwacht en was voor hem bizonderonaangenaam: Nana was ziek en de dokter had verklaard, dat er eenontsteking uit ontstaan kon.

"Alleen verlies ik het hoofd geheel, Warwara is voor mij geen hulp,maar veeleer een last. Ik heb u reeds eergisteren en gisteren verwacht,nu zend ik naar u om te weten, waar gij zijt en wat gij doet. Ikwilde eerst zelf komen, maar ik heb mij bedacht, daar ik wist, dat udit onaangenaam zou zijn. Geef mij een kort antwoord opdat ik weet,wat ik doen moet...."

"Het kind is ziek en toch wilde zij zelf komen--onze dochter ziek... en deze vijandige toon...!"

Page 371: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Het onschuldig genoegen hier, deze verkiezingen, die hem in den grondonverschillig waren, en daar ginds die sombere, drukkende liefde,waartoe hij moest terugkeeren.... Wronsky gevoelde thans al hetscherpe dezer tegenstelling.

Maar hij moest nu vertrekken en met den eersten nachttrein reisdehij naar huis.

XXIX.

Na het onaangename onderhoud van Anna met Wronsky voor diens vertrek,had zij voor het eerst met ontzetting ingezien, hoe afhankelijk zijvan hem was, en zij had met de grootste zelfoverwinning besloten descheiding van hem kalm te verdragen.

Maar in de eenzaamheid, toen zij zich zijn blik herinnerde, waarmeehij zich op zijn recht op vrijheid beriep, kwam haar weer haar eigenvernedering voor den geest. "Hij heeft het recht om ten alle tijdeoveral heen te gaan, neen niet alleen om overal heen te gaan, maarook om mij geheel te verlaten! Hij heeft alle rechten, ik volstrektgeene. Maar juist omdat hij dit weet, had hij het niet moeten doen!"

Wat had hij dan eigenlijk gedaan? Hij had haar koel en strengaangezien. Dat was wel niet iets bepaalds, iets tastbaars, maar vroegerwas het niet zoo geweest, en deze blik scheen haar de voorbode vaneen nieuwen tijd van koelheid en onverschilligheid.

En in het bewustzijn, dat deze tijd reeds aangebroken was, wist zijtoch niets daartegen te doen, vermocht zij in haar verhouding tothem niets te veranderen. Slechts even als vroeger kon zij beproevenhem met haar liefde en haar bekoorlijkheden vast te houden, en evenals te voren kon zij slechts des daags door bezigheid en des nachtsdoor morphium de gedachten verstikken aan datgene, wat zijn zou,als hij haar niet meer zou liefhebben. In ieder geval was er nog eenmiddel om hem vast te houden en dat was de scheiding, om dan met hemte trouwen. En zij begon daar nu zelf over na te denken en kwam tothet besluit, den eersten keer, dat hij of Stiwa het gesprek er opzou brengen, zich terstond bereid te verklaren.

In zulke gedachten had zij vijf dagen doorgebracht, den tijd, dathij afwezig zou zijn. Wandelingen, gesprekken met vorstin Warwara,bezoeken in het ziekenhuis en bovenal lezen, lezen van het eene boek nahet andere hadden haar dezen tijd verdreven. Maar, toen op den zesdendag de koetsier zonder hem terugkeerde, gevoelde zij, dat zij nietmeer in staat was het verlangen naar hem te onderdrukken. Daar werdhaar dochtertje ziek. Anna begon het op te passen, maar ook dat schonkhaar geen afleiding meer, te minder, daar de ziekte niet gevaarlijkwas. Hoeveel moeite zij zich ook gaf, zij kon dit kleine meisje nueenmaal niet liefhebben en veinzen wilde zij niet. Tegen den avondgevoelde Anna zulk een angst over Wronsky, dat zij reeds besloot zelfnaar de stad te rijden, maar na rijp beraad schreef zij dien brief voltegenstrijdigheden, dien Wronsky ontvangen had. Toen zij den volgendenmorgen den zijnen ontving, berouwde het haar, dat zij den haren reedsverzonden had en zij verwachtte met ontzetting ten tweeden male zijn

Page 372: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

strengen blik te ontmoeten, vooral als hij zou vernemen, dat het kindvolstrekt niet gevaarlijk ziek was. Maar toch verheugde zij zich,dat hij terug zou keeren. Al viel zij hem ook lastig, hij zou tochbij haar zijn, zij zou hem zien in al zijn bewegingen!

Zij zat in het salon onder de lamp en las in een nieuw boek, terwijlzij naar de vlagen van den herfstwind luisterde en ieder oogenblikzijn aankomst verwachtte. Reeds eenige malen had zij het rollen derwielen meenen te hooren, maar zij had zich vergist; eindelijk hoordezij niet alleen het geraas van een rijtuig, dat het plein opreed,maar ook het roepen van den koetsier.

Zelfs vorstin Warwara, die patientie speelde, bevestigde het en Annastond blozend op, maar in plaatst van naar beneden te gaan bleef zijstaan. Zij schaamde zich plotseling over haar leugen, maar het meestvreesde zij, hoe hij dien zou opnemen. Het gevoel van beleediging waswel reeds verdwenen, maar zij vreesde zijn ontevredenheid. Zij ergerdezich over haar dochtertje, dat dit zoo snel en juist op een tijd, datzij den brief had opgezonden, in beterschap was toegenomen. Toen vielhet haar in, dat hij er was, met zijn gestalte, met zijn oogen. Zijvernam zijn stem, en alles vergetend snelde zij hem vol vreugde tegen.

"Nu? en hoe gaat het Nana?" vroeg hij bezorgd, van beneden de op dentrap hem te gemoet snellende Anna aanziende, terwijl hem een dienaarde warme reislaarzen uittrok."

"Het beteekent niets, het gaat haar beter."

"En gij?" vroeg hij.

Zij greep met beide handen zijn rechterhand en drukte die tegen haarboezem. Zij wendde de oogen niet van hem af.

"Nu, ik verheug mij zeer," zeide hij met een koelen blik op haar,op haar kapsel en op haar kleed, dat zij, zooals hij wist, voor hemhad aangetrokken.

Dat alles behaagde hem, maar hoeveel malen had het hem niet reedsbehaagd. En de strenge, harde uitdrukking, die zij zoo zeer vreesde,bleef in zijn trekken onveranderd.

"Nu, ik verheug mij zeer! Zijt ge zelf ook goed gezond?" zeide hijen, zich met den zakdoek den vochtigen baard afvegend, kuste hij haarde hand.

"Het doet er niet toe," dacht zij. "Hij is nu ten minste hier en hijkan niet anders als mij liefhebben."

XXX.

De avond verliep kalm en gelukkig in tegenwoordigheid van vorstinWarwara, die bij Wronsky geklaagd had, dat Anna ook in zijn afwezigheidmorphium had ingenomen.

Page 373: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Wat zou ik doen? Ik kon niet slapen ... de gedachten hielden mijwakker. Als hij er is, neem ik het nooit, bijna nooit!"

Hij vertelde van de verkiezingen en Anna verstond het door vragen ookdatgene uit hem te halen, wat hem de grootste voldoening geschonkenhad, namelijk zijn welslagen. Zij vertelde hem daarentegen alles,wat hem te huis interesseerde en hun gezamenlijke berichten warenvan bevredigenden aard.

Toen zij later op den avond alleen waren en Anna bemerkte, dat zij hemweder geheel in haar macht had, wilde zij gaarne den droevigen indruk,dien zijn blik wegens haar brief op haar gemaakt had, uitwisschen.

"Beken het maar, het ontstemde u mijn brief te ontvangen; gij geloofdetmij niet recht?"

Maar nauwelijks had zij dit gezegd, toen zij ook reeds inzag, dat,hoe verliefd hij in dit oogenblik op haar was, hij haar dit nietvergeven had.

"Ja," zeide hij. "De brief was recht zonderling. Eerst was Nana ziek,toen wildet gij zelf komen."

"En toch was dat alles waar."

"Dat betwijfel ik ook niet."

"Ja wel, gij betwijfelt het. Gij zijt ontevreden. Dat zie ik."

"Geen oogenblik. Ik ben wel ontevreden, maar slechts daarover,dat gij mij niet schijnt te willen toegeven, dat men ook plichtenkan hebben...."

"Plichten om naar een concert te gaan...!"

"Nu, wij willen daarover niet spreken."

"Waarom niet?" vroeg zij.

"Ik wil daarmee slechts zeggen, dat het toch wel eens zoo treffen kan,als men noodzakelijke bezigheden heeft. Zoo moet ik nu b.v. weer opreis naar Moskou wegens de aangelegenheid onzer woning.... Och Anna,waarom zijt ge toch zoo prikkelbaar? Weet ge dan niet, dat ik zonderu niet leven kan?"

"Als dat zoo is," zeide Anna plotseling met geheel veranderde stem,"dan is u dit leven lastig.... Gij komt voor een dag, om terstondweer te vertrekken, alsof...."

"Anna, ge zijt wreed. Ik ben bereid u mijn geheele leven te wijden...."

Maar zij hoorde hem niet.

"Wanneer gij naar Moskou gaat, dan ga ik mede. Alleen blijf ik hierniet. Wij moeten of van elkander gaan of te zamen leven."

"Gij weet immers, dat dit mijn eenige wensch is...."

"Als de scheiding daartoe noodig is, dan wil ik hem schrijven. Ik zie,

Page 374: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

dat ik zoo niet leven kan.... Maar naar Moskou reis ik met u...."

"Alsof ge mij dreigen wilt! Ik wensch immers niets zoo zeer alsmij niet van u te scheiden," zeide Wronsky; maar terwijl hij dezeteedere woorden uitte, sprak uit zijn oogen niet alleen een koude,maar zelfs de booze blik van een vervolgd, getergd mensch.

Zij zag dezen blik en begreep ten volle zijn beteekenis: "Als hetzoo is, dan is het een ongeluk en de dood is beter dan zulk eenleven!" Dat was er de korte, voorbijgaande uitdrukking van, en zijvergat hem nooit weder.

Anna schreef een brief aan haar echtgenoot, waarin zij hem om detoestemming tot de scheiding vroeg en tegen het einde van Novemberverhuisde zij met Wronsky naar Moskou. In de dagelijksche afwachtingvan Alexei Alexandrowitsch' antwoord, dat hun de toestemming tot descheiding zou brengen, richtten zij zich daar gemeenschappelijk in,alsof zij reeds echtelieden-waren.

ZESDE BOEK.

I.

Het was reeds de derde maand, dat de Lewins in Moskou woonden.

Het tijdstip, waarop volgens de nauwkeurigste berekeningen Kittybevallen moest, was reeds lang voorbij, maar zij was nog altijd opde been en aan niets was te bemerken, dat zij veel nader bij dattijdstip was dan voor twee maanden. De dokter, de vroedvrouw, Dollyen haar moeder, maar bovenal Lewin, die niet zonder ontzetting kondenken aan hetgeen komen zou, begonnen angstig ongeduldig te worden;slechts Kitty zelf gevoelde zich gelukkig en wel.

Allen, die zij liefhad, waren bij haar, verzorgden haar en waren zoogoed voor haar, dat zij zich geen beter leven had kunnen wenschen,wanneer zij zich niet van de spoedig naderende beslissing bewust wasgeweest. Het eenige, wat minder gunstig op haar gestel werkte, was,dat Lewins houding niet was, zooals zij wenschte en zooals zij hetliefst hem zou gezien hebben.

Zijn kalme, vriendelijke, gastvrije toon op het land beviel haar. Hierin de stad scheen hij bestendig in onrust en als het ware op deloer, alsof hij vreesde, dat iemand hem of hoofdzakelijk haar konbeleedigen. Ginds op het land gevoelde hij zich op zijn plaats,overijlde zich nooit en was nooit ledig. Hier in de stad daarentegenoverijlde hij zich altijd, wilde niets verzuimen en wist niet waarmeezich bezig te houden. En wat zou hij ook doen? Kaartspel was niets voorhem; naar de societeit ging hij niet; het verkeer met levenslustigelieden zooals Oblonsky? Zij wist nu, wat dat beteekende: dat beteekendewijn drinken en na het drinkgelag verder hier of daar heengaan; zonder

Page 375: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

ontzetting kon zij er niet aan denken, waarheen in zulke gevallende mannen eigenlijk gingen; zij wist, dat in deze amusementen zekerejonge vrouwen een rol spoelden, en dat was haar volstrekt niet naarden zin. Dus bij haar thuis zitten en zich met haar, haar moeder en dezusters bezig houden? Maar hoe vroolijk en onderhoudend haar zelf ookaltijd deze gesprekken schenen, hem verveelden ze. Wat bleef hem dusnog over? Zou hij aan zijn boek verder schrijven? Hij had dat reedsbeproefd, maar hij had haar bekend, dat, hoe minder hij te doen had,hij des te minder tijd overhield.

Slechts een voordeel had het leven in de stad: zij kibbelden hier in't geheel niet meer.

Waren zij nu zelf in dit opzicht voorzichtiger of verstandigergeworden? Genoeg, zij hadden in Moskou in 't geheel deze tooneelenvol ijverzucht niet, waarvoor zij bij hun verhuizen daarheen zoozeer gevreesd hadden. En toch viel er in dit opzicht iets voor beidenhoogst gewichtigs voor, namelijk een ontmoeting van Kitty met Wronsky.

De oude vorstin Marie Borissowna, een peettante van Kitty, van wiezij veel hield, had den levendigen wensch geuit, Kitty, die wegenshaar toestand slechts zelden uitreed, te zien, en zoo reed deze ermet haar vader heen. Daar troffen zij ook Wronsky aan.

Bij deze ontmoeting kon Kitty zich slechts verwijten, dat haar inhet eerste oogenblik, toen zij de haar zoo welbekende trekken voor deeerste maal in burgerkleeding wederzag, de adem stokte en het bloedhaar naar het hart drong, zoodat zij voelde, dat een blos haar gelaatbedekte. Maar dat duurde slechts weinige seconden. Haar vader hadzijn gesprek, dat hij met opzet terstond op luiden toon met Wronskybegonnen had, nog niet geeindigd, toen zij er ook reeds volkomenop voorbereid was met hem evenzoo te spreken als met vorstin MarieBorissowna en vooral zoo, dat haar echtgenoot, wiens onzichtbaretegenwoordigheid zij als het ware in deze oogenblikken gevoelde,iederen toon en ieder lachje zou gebillijkt hebben.

Zij wisselden eenige woorden met elkander, zij glimlachte zelfs omeen scherts van hem, terwijl hij van de verkiezingen vertelde, endeze "ons parlement" noemde. Maar terstond wendde zij zich weer tothaar peettante en zag hem niet meer aan, totdat hij opstond en voorhaar boog.

Toen zij Lewin vertelde, dat zij Wronsky ontmoet had, bloosde deze nogveel sterker dan zij. Het was haar reeds zeer zwaar gevallen het hemmede te deelen, maar nog zwaarder viel het haar hem alle bizonderhedender ontmoeting te berichten, omdat hij haar daar niet naar vroeg,maar haar slechts met gefronsd voorhoofd aanzag.

"Het spijt me erg, dat gij er niet bij zijt geweest," zeidezij. "Maar het was toch goed, dat je niet in de kamer waart, anderswas ik natuurlijk niet gebleven. Nu krijg ik veel, veel meer eenkleur!" voegde zij er bij en bloosde inderdaad tot tranen toe. "Maargij hadt door het sleutelgat mogen zien."

Haar oprechte oogen zeiden hem, dat zij over zich zelf tevreden was,en niettegenstaande zij bloosde, stelde hij zich toch terstond gerusten begon haar haarfijn over alles uit te vragen, en dat was juistwat zij wenschte. Nadat hij alles nauwkeurig vernomen had, zeide hij,dat hij bij de eerste gelegenheid Wronsky vriendschappelijk naderen

Page 376: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

wilde, want het was zoo kwellend zich iemand bijna altijd als eenvijand te moeten voorstellen.

"Ik verheug mij wezenlijk zeer!" zeide hij.

II.

"Doe mij dus het genoegen eens een bezoek bij de Bohls te brengen,"sprak Kitty tot haar man, toen hij tegen elf uur, voor hij uitging,bij haar binnentrad. "Ik weet reeds, dat gij vanmiddag in de societeitzult blijven, papa heeft voor u mede onderteekend. Maar wat wil jeden geheelen middag aanvangen?"

"In de eerste plaats wil ik Katawassow bezoeken; hij heeft mij beloofd,mij met Matrosch, den beroemden geleerde, bekend te maken."

"En daarna?"

"Dan zal ik wel wegens de aangelegenheid mijner zuster naar derechtbank moeten."

"Ga je ook naar het concert?" vroeg zij.

"Misschien, maar in allen geval kijk ik na het diner nog eens evenbij je in," antwoordde hij naar de klok ziende.

"Trek je zwarte rok aan, dan kun je terstond naar gravin Bohl rijden."

"Is dat dan noodig?"

"Zeer zeker. Hij is ook bij ons geweest. Wat geef je daar nu om? Weetje, je gaat zitten, spreekt eenige minuten over het weer, staat danweer op en rijdt weg."

"Maar je kunt niet gelooven, hoe ik daar afgewend ben, zoodat ik mijbepaald geneer. Waartoe dient het ook. Daar komt een vreemd mensch,hij gaat zitten en zit daar, zonder dat hij iets bizonders te doenheeft, hij stoort een ander slechts, windt zich zelf op en gaat danweer heen!"

Kitty lachte.

"Als ongetrouwd heer heb je toch wel visites gemaakt," zeide zij.

"Ja, maar dan schaamde ik mij ook altijd en nu ben ik er geheelafgewend; waarachtig, ik zou mij liever laten slaan, als het maarniemand zag, dan zulke visites maken. Het komt mij altijd voor, alsofzij het mij kwalijk moeten nemen en mij vragen: Wat wil je hier bijons, zonder dat je er iets te doen hebt?"

"Neen, zij zullen het je niet kwalijk nemen, daarvoor sta ik je in,"antwoordde Kitty lachend. "Maar, Kostja, weet je, ik heb nog slechtsvijftig roebel."

Page 377: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Dan moet ik nog iets van de bank halen. Hoeveel?" vroeg hij met eengebaar van ontevredenheid, dat zij kende.

"Neen, wacht eens. Wij zullen daarover spreken. Dat verontrust mij. Ikbedoel, ik geef niets onnoodigs uit, maar het geld glijdt iemand zoodoor de vingers. In het een of ander leggen wij het verkeerd aan."

Hij was inderdaad ontevreden, maar minder omdat er te veel geldgebruikt was, dan wel omdat hij aan datgene herinnerd werd, wat hijbijna had vergeten.

"Ik heb Solokom gelast de tarwe te verkoopen en de pacht voor den molenvooruit te innen. Aan geld zal 't ons in allen geval niet ontbreken."

"Neen, waarlijk! Het spijt mij soms, dat ik naar mama geluisterdheb. Hoe goed zou het voor ons op het land geweest zijn! Hier kwelik u allen slechts en het geld wordt verkwist...."

"Volstrekt niet, volstrekt niet! Zoo lang ik getrouwd ben, heb ikgeen tijd gehad, waarvan ik kon zeggen, dat hij beter geweest is dande tegenwoordige."

"Waarlijk?" vroeg zij hem in de oogen ziende. Hij had dit maarzoo losweg gezegd om haar gerust te stellen. Maar toen hij nu dezeoprechte, lieve oogen zag, die zoo vragend op hem gericht waren,herhaalde hij het uit het diepst van zijn ziel.

Slechts in den eersten tijd in Moskou hadden de voor een landman zooonproductieve en toch onvermijdelijke uitgaven, waartoe hij zich vanalle kanten genoodzaakt zag, een zekeren indruk op Lewin gemaakt. Maarnu had hij er zich reeds aan gewend. Het ging hem als de dronkaards,waarvan men zegt, dat het eerste glas hun toeschijnt als een paal,het tweede als een duif en het derde als een klein vogeltje. ToenLewin de eerste banknoot van honderd roebel voor de nieuwe livreienvan den bediende en den koetsier had moeten wisselen, berekende hijgeheel onwillekeurig, dat het volkomen nuttelooze livreien waren,maar onvermijdelijk volgens de begrippen van Kitty en haar moeder,die zich in den hoogsten graad verwonderden over de opmerking, dat mener ook zonder livreien kon komen en dat deze ongeveer zooveel kosttenals het loon van driehonderd dagen zwaren arbeid van den morgen totden avond; deze eerste banknoot van honderd roebel slikte hij als eenlangen paal. Maar reeds de volgende, die hij voor een familiediner,dat achtentwintig roebel had gekost, had moeten laten wisselen,verdween toch reeds gemakkelijker dan een duif, hoewel hij daarbij degedachten niet kon weren, dat achtentwintig roebel evenveel was alsnegen tschetwert haver, die onder zweet en zuchten gezaaid, gemaaid,gedorscht en opgeborgen werden. Maar de later gewisselde banknotenriepen volstrekt niet meer zulke gedachten bij hem te voorschijn,maar verdwenen als kleine vogeltjes. Of het voor dit geld gekochtegenoegen een even groot gewin was, als de arbeid had kunnen schenken,die er verricht zou moeten worden om het te verdienen, was voor hem eenreeds lang overwonnen bedenking geworden. Ook zijn landhuishoudkundigprincipe, zijn koren nooit onder den prijs te verkoopen, was reeds doorhem vergeten. Slechts dit eene noodige stond nog op den voorgrond,dat hij steeds genoeg geld in de bank had staan om er morgen vleeschvoor te kunnen koopen; en dit geld raakte nu op, en hij wist nietrecht, waar hij ander vandaan zou halen. Daarom was hij zoo wreveliggeworden, toen Kitty van geld was beginnen te spreken; maar nu hadhij geen tijd om daarover na te denken.

Page 378: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

III.

Lewin kwam op tijd in de club, waar ook de leden en gastenverschenen. Sedert hij de universiteit verlaten en gezelschappenbezocht had, was hij in geen club meer geweest. Hij herinnerde erzich nog de inrichting van, en toen hij de deur was binnengegaan ende breede, met tapijten belegde trap opklom, ontving hij denzelfdenindruk als in vroeger jaren, den indruk van ontspanning, van een goedleven en van voornaamheid.

Hij ging naar de tafels, die bijna alle reeds bezet waren, en monsterdede gasten. Hij trof hier en daar oudere en jongere, hem bijna nietmeer bekende lieden aan. Daar zaten Swijaschsky en Tscherbatzky,Newadewsky, de oude vorst, Wronsky en Sergej Iwanowitsch.

"Hierheen, Lewin!" riep de goedhartige stem van Turowzin, die bij eenjong officier zat. Naast hen stonden nog twee onbezette stoelen. Lewinnaderde hen verheugd.

"Daar zijn nog twee plaatsen voor u en Oblonsky. Hij zal ook welspoedig komen."

De officier met zeer rechte houding en steeds lachende oogen was eenPetersburger, Gagin genaamd. Turowzin stelde ze aan elkander voor.

"Ah, daar is Oblonsky ook reeds."

"Ben je ook nu eerst gekomen?" vroeg deze Lewin naderend. "Goedenavond!"

Bij een vischsoep liet Gagin terstond champagne komen en des vierglazen werden gevuld. Lewin sloeg de hem aangeboden wijn niet af enbestelde de tweede flesch. Hij was hongerig, at en dronk met veelsmaak en nam met nog grooter genoegen aan het vroolijke, ongezochtegesprek zijner kameraden deel. Gagin vertelde met gedempte stem eennieuwe Petersburger anecdote, die, hoewel dubbelzinnig, evenwel zookoddig was, dat Lewin er zoo luid om lachte, dat degenen, die inde nabijheid zaten, zich naar hem omwendden. Toen gaf ook Stiwa eenzeer vroolijke geschiedenis ten beste en ook Lewin vertelde er een,die recht beviel. Vervolgens kwam het gesprek op paarden en op eenwedren, die dien dag had plaats gehad, en hoe dapper er Wronsky's"Alladin" den eersten prijs had behaald.

"Ha, ben jij daar ook!" zei Stipan Arkadiewitsch na afloop van hunmaaltijd, terwijl hij zich over de stoelleuning terugboog en Wronskyde hand reikte, die juist met een langen gardeofficier achter henlangs ging. Uit Wronsky's gelaat straalde een bizonder opgewekte,aan het clubleven eigen bonhommie. Hij boog zich vertrouwelijk overStiwa's schouder, fluisterde hem iets in en reikte toen met denzelfdenglimlach de hand aan Lewin.

"Ik verheug mij u te zien," zeide hij.

Page 379: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"En ik feliciteer u," antwoordde Lewin. "Het was een mooie wedren."

"U houdt immers ook renpaarden?"

"Neen, maar mijn vader hield ze wel. Ik herinner mij dit nog en daaromken ik er nog iets van."

"Waar heb je gezeten?" vroeg Stipan Oblonsky.

"Achter de zuil, aan de tweede tafel."

"Wij hebben hem geluk gewenscht," zeide de garde-overste. "Reedsde tweede keizersprijs! Ik wou, dat ik evenveel geluk in hetkaartspel had als hij met de paarden. Maar laat ons den gouden tijdniet verliezen. Ik ga naar het infernalium," zeide de overste enverwijderde zich.

"Dat is Jawschin," antwoordde Wronsky op een vraag van Turowzin,terwijl hij plaats nam op een nog vrijen stoel aan hun tafel. Hijnam het hem aangeboden glas aan en bestelde nog een flesch.

Onder den invloed van het clubleven en den reeds gedronken wijn knoopteLewin met Wronsky een gesprek aan over de beste veerassen en verheugdezich zeer, bij hem geen vijandelijk gevoel te bespeuren. Hij zeidehem zelfs, hoe zijn vrouw hem verteld had, dat zij hem bij vorstinMarie Borissowna had aangetroffen.

"O, vorstin Marie Borissowna! Die is verrukkelijk!" zeide StipanArkadiewitsch en vertelde nu van haar een anecdote, waar allen ommoesten lachen. Vooral Wronsky lachte zoo hartelijk, dat zich Lewingeheel met hem verzoend gevoelde.

"Ben jelui klaar?" zei Stipan opstaande. "Komt dan!"

IV.

Ook Lewin stond op en voelde bij het gaan, dat zich zijn armenbizonder licht en vast bewogen. Bij het doorloopen van de grootezaal ontmoette hij zijn schoonvader. Druk sprekende en de kennissengroetende, die zij ontmoetten, gingen zij alle kamers door: een groote,waar de speeltafeltjes gereed stonden en de gewone partners een niethoog spel speelden; de sophakamer, waarin geschaakt werd en waarSergej Iwanowitsch met een bekende in gesprek was; de billardkamer,waar een vroolijk gezelschap bij den champagne zat en waarbij ookde Petersburger Gagin ging zitten. Zij gingen ook behoedzaam hetgeluid hunner schreden dempende, door de leeskamer, waar een jongeman met een somber gelaat in de journalen bladerde en een kaalhoofdiggeneraal in de lectuur verdiept was. Zij kwamen ook in een vertrek,dat de oude vorst de "wijze" kamer noemde, en hier spraken drie heerenijverig over de laatste politieke berichten.

Hier verliet de oude vorst Lewin en deze begaf zich op weg om Oblonskyen Turowzin op te zoeken, wier gezelschap hem het aangenaamst was.

Page 380: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Hij vond Turowzin in de billardkamer en Stipan Arkadiewitsch in dedeur in gesprek met Wronsky.

"Niet, dat zij zich juist verveelt, maar dit onzekere en onbeslistein haar toestand...." hoorde Lewin Wronsky zeggen en wilde zichverwijderen. Maar Stipan Arkadiewitsch riep hem aan: "Lewin!"

Lewin bemerkte in Oblonsky's oogen een vochtigen glans, dien zijaltijd hadden, wanneer hij rijkelijk gedronken had of wanneer hijontroerd was. Nu was het eene en het andere het geval.

"Ga niet weg, Lewin," zeide hij en drukte zachtjes zijn arm. "Hijis mijn intiemste, zoo niet mijn beste vriend," zeide hij totWronsky. "Ook gij zijt mij na en zijt mij dierbaar. En ik wensch, ditweet hij, dat ook gij met elkander bevriend zult worden en elkandernader leert kennen, want gij beiden zijt goede menschen."

"Nu, dan blijft ons niets over dan elkander te omhelzen," schertsteWronsky op goedhartigen toon, terwijl hij Lewin de hand reikte.

Deze sloeg snel toe en drukte ze stevig.

"Kellner! Een flesch sect!" riep Stipan Arkadiewitsch.

"'t Doet me veel genoegen," zeide Wronsky; maar ondanks hunwederzijdschen wensch en dien van Stiwa, hadden zij elkander nietste zeggen en beiden gevoelden dat.

"Gij weet, dat hij Anna nog niet kent," zeide Oblonsky tot Wronsky. "Ikbreng hem bepaald bij haar. Wij willen er met hem heenrijden."

"Anders gaarne," antwoordde Wronsky, maar ik ben ongerust overJawschin. Ik moet hier blijven, tot hij klaar is."

"Speelt hij slecht?"

"Hij speelt zonder ophouden en ik ben de eenige, die hem danterughouden kan."

Stipan Arkadiewitsch nam Lewin onder den arm.

"Hoor eens, doe mij en Dolly en vele andere het genoegen en rijdterstond met mij naar mijn zuster Anna. Zij is te huis. Ik heb hethaar reeds lang moeten beloven je eens mee te brengen. Waarheen wildeje van avond anders?"

"Naar niets bizonders. Ik heb Schwijaschsky slechts beloofd met hemnaar de landbouwvereeniging te gaan. Wanneer je dus wilt, kunnen wijer heenrijden," antwoordde Lewin.

"Mooi! Ga eens zien, of mijn rijtuig er is," wendde zich Oblonskytot een societeitsbediende.

V.

Page 381: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Oblonky's wagen kwam voor en hij steeg er met Lewin in.

"Wat doet het mij genoegen, dat je haar nu leert kennen. Gij weet,dat Dolly het altijd gewenscht heeft, en hoewel zij mijn zuster is,mag ik toch wel beweren, dat zij een buitengewone vrouw is. Enfin,je zult haar zien. Haar positie is zeer moeielijk, vooral nu."

"Waarom dan juist nu?"

"Wegens vroegere onderhandelingen met haar man betreffende descheiding. Hij was volkomen bereid, maar nu rijzen er eenige bezwarenwegens den zoon, en deze aangelegenheid is nu al drie maanden opde lange baan gebleven. Als het tot de scheiding komt, trouwt zijdadelijk met Wronsky."

"Wat zijn er dan nog voor bezwaren?" vroeg Lewin.

"Och, dat is een lange en vervelende geschiedenis! Bij ons is immersalles zoo onbestemd. Maar het is er nu zoo mee gelegen: in afwachtingvan de scheiding woont zij nu reeds drie maanden hier in Moskou,gaat nergens heen, ontvangt behalve Dolly geen dame, want je zultbegrijpen, dat zij geen bezoeken uit genade wenscht; dan is ze nu ookgebrouilleerd met die dame vorstin Warwara. Een andere vrouw zou inhaar positie niet weten wat aan te vangen. Maar zij--nu, je zult eenszien, hoe zij haar leven heeft weten in te richten; hoe kalm en waardigzij zich houdt.--Hier links in de zijstraat, tegenover de kerk!" riephij uit het portier. "Poeh! hoe warm!" zuchtte hij en sloeg zijn reedseerder opgeslagen pels ondanks de twaalf graden koude nog verder open.

"Zij heeft immers ook een dochtertje. Daarmede houdt zij zich zekerveel bezig?" vroeg Lewin.

"Het schijnt, dat ge u een vrouw slechts als een soort wijfje, unecouveuse, voorstelt," zeide Stiwa. "Als zij bezig is, dan moet ditaltijd met kinderen zijn. Ik geloof, dat zij ze uitstekend opvoedt,maar men hoort daar nooit iets van. Haar bezigheid bestaat vooreerstin schrijven--neen, ik zie dat gij ironisch lacht--maar dat isonrecht--zij schrijft een kinderboek, maar spreekt er met niemand over;zij heeft het mij alleen eens voorgelezen en ik heb het manuscriptaan Workuw gegeven ... weet je, den uitgever. En ik geloof, dat _hij_ook zoo'n beetje schrijft. Maar je meent misschien, dat zij zoo'nsoort blauwkous is? In het minst niet! Zij is in de eerste plaatseen vrouw van gemoed, en je zult bij haar nog een kleine Engelscheen een geheele familie vinden, waarvoor zij zorgt."

"Dus zoo'n beetje philantropie?"

"Je wilt in alles iets slechts zien. Geen philantropie, maar hetkomt uit het hart. Zie, als ik wel heb, had Wronsky een pikeur, eenEngelschman, die een meester in zijn vak, maar helaas een dronkaardwas. Hij was op het laatst zoo verdronken, dat hij delirium tremenskreeg en zijn familie in den steek liet. Zij zag die armen, hielp hen,interesseerde zich voor hen en heeft nu de geheele familie tot zichgenomen; en zij behandelt ze niet uit de hoogte en helpt ze slechtsmet geld, neen, zij maakt de jongens zelf voor het gymnasium klaaren het kleine meisje heeft zij geheel tot zich genomen. Enfin, jezult het zelf zien."

Page 382: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

De wagen reed het plein op. Stipan Arkadiewitsch schelde luid aan deinrijpoort, waar reeds een slede stond. Zonder den portier te vragen,of Anna thuis was, trad hij, gevolgd door Lewin, die er hoe langer hoemeer aan begon te twijfelen, of hij wel goed handelde, de voorkamerder rijk gemeubileerde woning binnen.

Lewin beschouwde zich hier in den spiegel; hij vond, dat hij er welrood uitzag, maar was overtuigd, dat hij volstrekt niet te veelgedronken had. Hij ging dus achter Oblonsky aan de met tapijtenbelegde trap op. Boven gekomen informeerde Oblonsky bij den bediende,welke bezoekers er bij Anna Arkadiewna waren, en kreeg tot antwoord:"De heer Workuw."

"Waar zijn zij?"

"In het kabinet."

Zij gingen door de kleine eetkamer met donkere houten wanden,toen naderden zij over mollige tapijten het halfdonkere kabinet,dat door een met een donker scherm bedekte lamp verlicht werd. Eentweede lamp, een refractor, brandde aan den wand en verlichtte hetlevensgroote portret eener dame, dat onwillekeurig Lewins aandachttot zich trok. Het was het portret van Anna, dat in Italie vervaardigdwas. Oblonsky was reeds achter het traliewerk der klimplanten getreden,terwijl Lewin geheel verdiept was in de aanschouwing van het beelden daarbij geheel vergat, waar hij was, en ook niet wist, wat in zijnonmiddellijke nabijheid gesproken werd.

Dat was geen beeltenis, dat was een levende vrouw met zwart, krullendhaar, naakte schouders en armen, met een peinzenden glimlach op demet een zacht dons bedekte lippen, die hem teeder en van haar zegebewust met de betooverende oogen aankeek. Slechts daarom kon zij nietlevend zijn, omdat zij schooner was, dan een levend wezen zijn kon.

"Het doet mij veel genoegen," zeide een tot hem gerichte damesstem,de stem derzelfde vrouw, wier beeltenis hij verrukt aanstaarde. Annawas van achter de schutting van klimplanten te voorschijn getreden,en in het halfdonker van het kabinet herkende Lewin dezelfde vrouw,maar in een donkerblauw kleed, in een andere houding en met veranderdegelaatsuitdrukking, maar toch met dezelfde schoonheid, waarmede dekunstenaar haar geschilderd had, minder schitterend, maar daarvoorwerkelijk levend.

VI.

Zij trad hem te gemoet, zonder hem haar vreugde te verbergen, dat zijhem zag, en aan de kalmte, waarmede zij hem haar kleine, energiekehand toereikte, hem aan Workuw voorstelde en hem een klein, roodharigmeisje presenteerde, dat in de nabijheid met een werkje bezig was endoor haar als haar pleegdochter werd aangeduid, herkende hij de hembekende en steeds aangename manieren eener dame uit de groote wereld,altijd bedaard en altijd natuurlijk.

"Het doet mij veel, veel genoegen," herhaalde zij, maar deze

Page 383: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

eenvoudige, overal gebruikelijke woorden kregen in haar mond voorLewin een bizondere beteekenis. "Door uw vriendschap met Stiwa endoor uw vrouw ken ik u reeds lang; uw vrouw heb ik slechts korten tijdgekend, maar zij heeft bij mij den indruk van een bekoorlijke bloem,ja van een bloem achtergelaten. En zij zal nu spoedig moeder zijn?"

Zij sprak zonder zich te overhaasten, nu eens van Lewin naar haarbroeder, dan weder naar den eersten ziende. Lewin gevoelde, dat deeerste indruk, dien hij op haar gemaakt had, goed was en het werdhem in haar tegenwoordigheid terstond licht en aangenaam om het hart,als had hij haar reeds van zijn kindsheid af gekend.

"Iwan Iwanowitsch en ik hebben ons hier in Alexei's kabinet begeven,"antwoordde zij op Stiwa's vraag, of men hier rooken mocht, "juist omte rooken." En zij schoof Lewin een schildpadden cigarenkistje toeen nam er zelf een cigaar uit.

"Hoe gaat het met uw gezondheid?" vroeg haar broeder haar.

"Niet slechter. Zenuwen zooals altijd."

"Niet waar? Een buitengewoon schoon beeld?" vroeg hij Lewin, dieherhaaldelijk naar de schilderij zag.

"Ik heb nooit een schooner gezien."

"En buitengewoon gelijkend," zeide Workuw.

Lewin zag van het portret naar het origineel. Een eigenaardige glansvloog over Anna's gelaat op het oogenblik, dat zij zijn blik op haarvoelde rusten. Lewin kleurde en, om zijn verlegenheid te verbergen,wilde hij haar juist iets over Dolly vragen, toen zij hem reedsvoorkwam.

"Wij spraken juist, voor gij binnenkwaamt, van de laatste portrettenvan Waschtschenkow.... Kent u ze?"

"Ja, ik heb ze gezien," antwoordde Lewin; "maar zij zijn mij nietbevallen."

Anna sprak niet alleen natuurlijk, maar ook geestig; toch uitte zijhaar gedachten op zulk een losse wijze, alsof zij er volstrekt geenbeteekenis aan hechtte, maar daarentegen aan de woorden van haarbezoeker veel gewicht toekende.

Het gesprek kwam spoedig op de nieuwe richting in de kunst, in 'tbizonder op de nieuwe illustrateurs van den bijbel en de nieuwereFransche kunstenaars. Workuw beschuldigde hen van realisme, dat inruwheid ontaard was. Lewin meende, dat de Franschen het conventioneelein de kunst, zooals niemand buiten hen, bereikt hadden en dat zijdaarom door reactie in den terugkeer tot het realisme een bizondereverdienste zagen; zij vonden nu hierin hun ideaal, omdat er meerwaarheid in was gelegen.

Nog nooit had Lewin bij een door hem geuite geestige opmerking zooveelgenoegen gesmaakt, als bij deze. Want Anna's gezicht was plotselingverhelderd en zij waardeerde deze gedachten ten volle. Zij lachte.

"Ik lach," zeide zij, "als iemand, die plotseling een treffend

Page 384: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

gelijkend portret ziet. Wat u daar juist gezegd heeft karakteriseertvolkomen de geheele tegenwoordige Fransche kunst, zoowel deschilderkunst als de litteratuur: Dore, Zola, Daudet! Maar dat ismisschien altijd zoo, men bouwt zijn concepties uit conventioneeluitgedachte gestalten, men maakt alle mogelijke combinaties, totdatde uitgedachte figuren vervelend worden en men weder aanvangt in hetware en natuurlijke smaak te vinden."

"Dat is volkomen waar," bevestigde ook Workuw."

"Gij zijt dus in de club geweest?" wendde zich Anna tot haar broeder.

"Dat is eerst een vrouw!" dacht Lewin geheel zich zelf vergetend enbeschouwde onafgebroken haar schoon, levendig bewogen gelaat, datplotseling geheel veranderd was. Hij hoorde niet, wat zij met haarbroeder sprak, maar de verandering in haar trekken maakte op hem eendiepen indruk. Het te voren in zijn rust zoo schoone gelaat vertoondeplotseling een eigenaardige vermenging van nieuwsgierigheid, toornen trots. Maar dat duurde slechts een oogenblik; toen kneep zij deoogen toe, alsof zij zich iets zocht te herinneren.

"Nu ja.--Voor 't overige is het immers ook voor niemand interessant,"zeide zij en wendde zich tot de Engelsche:

"Please, order the tea in the drawing-room." Het jonge meisje stondop en verliet het vertrek.

"Hoe is het? Is zij door het examen gekomen?" vroeg StipanArkadiewitsch.

"Nog wel met glans. Zij heeft veel aanleg en een vriendelijk karakter."

"En het zal er misschien op uitloopen, dat je nog meer van haar zulthouden dan van je eigen dochter."

"Zoo spreken de mannen. In de liefde is er geen meer of minder. Mijndochter bemin ik op deze en haar op een andere wijze."

"Ik geloof, Anna Arkadiewna, dat, als gij slechts het honderdste deeluwer energie aan de algemeene zaak, aan de opvoeding der Russischejeugd gewijd had in plaats van aan deze Engelsche, gij een groot,nuttig werk volbracht zoudt hebben."

"Ja, dat stem ik toe, maar ik kan dat niet. Graaf AlexeiKyrilowitsch...." (bij het noemen van dezen naam zag zij schuchteren vragend Lewin aan en hij antwoordde haar onwillekeurig met eeneerbiedigen en bevestigenden blik): "Graaf Alexei Kyrilowitsch heefter dikwijls bij mij op aangedrongen, mij op het land met de schoolbezig te houden; ik ben er ook eenige malen heengegaan; het is heelaardig, maar ik kon er mij toch niet aan wennen. Gij spreekt vanenergie. Maar energie is gegrond op liefde; en liefde laat zich nietdwingen en niet bevelen. Dit meisje heb ik nu eenmaal lief en ik weetzelf niet waarom."

En weer zag zij Lewin aan. Haar glimlach en haar blik, alles zeidehem, dat zij eigenlijk slechts tot hem haar woorden gericht had,dat zij slechts aan zijn meening hechtte en van te voren wist, datzij beiden elkander juist begrepen.

Page 385: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Dat begrip ik zeer goed," antwoordde Lewin, "voor de school endergelijke inrichtingen kan men zijn hart niet africhten en juistdaarom geloof ik, dat al deze philantropische 'bemoeiingen' altijdzoo weinig gevolg hebben."

Zij zweeg. Toen lachte zij. "Ja, ja, zeer juist!" bevestigde zij. "Tenminste ik kon het niet. Je n'ai pas le coeur assez large om eengeheele inrichting vol leelijke, kleine meisjes lief te krijgen. Erzijn zooveel vrouwen, die zich daardoor une position sociale verschafthebben. En juist nu," voegde zij met een vertrouwelijk, treurig gebaar,schijnbaar tot haar broeder, maar inderdaad tot Lewin gewend, er bij:

"En juist nu, nu ik zoo vurig naar bezigheid verlang, kan ik hetniet." Plotseling fronste zij haar voorhoofd en gaf een andere richtingaan het gesprek. Lewin begreep, dat het voorhoofdfronzen haar zelfgold, daar zij van zich zelf gesproken had.

"Ook van u weet ik," sprak zij tot Lewin gewend, "dat u een slechtstaatsburger is, maar ik heb u steeds zooveel mogelijk verdedigd."

"Hoe heeft u mij dan verdedigd?"

"Naar dat men u aanviel. Maar, willen de heeren geen thee?" Zij stondop en nam een in marokijn gebonden schrift in de hand.

"Geef het mij, Anna Arkadiewna," zeide Workuw met een blik op hetboek. "Het is de moeite wel waard."

"O neen, de schaaf moet er nog over."

"Ik heb hem daarvan verteld," zeide Stipan Arkadiewitsch tot zijnzuster en wees daarbij op Lewin.

"Dat hadt ge liever niet moeten doen. Mijn geschrijf is van denzelfdenaard als het korfje en het kleine houtsnijwerk, dat vroeger LisaMarkalewna eens in de gevangenis voor mij gekocht had. Velen dezerongelukkigen verrichtten wonderwerken van geduld," wendde zij zichtot Lewin.

En Lewin vond weer een nieuwen trek in deze vrouw, waarin hij zooveelbehagen had; namelijk naast geest, aanvalligheid en schoonheid ook nogoprechtheid. Zij gaf zich geen moeite het moeielijke harer positie voorhem te verbergen. Toen zij gesproken had, zuchtte zij diep, haar gelaatnam plotseling een strenge uitdrukking aan, scheen als versteend,en met dezen trek scheen zij hem nog schooner dan te voren. Toen zijaan den arm van haar broeder een oogenblik in de groote deur stond,vergeleek hij haar nog eens met het portret en had voor haar zulkeen hartelijk medegevoel, dat hij zich over zich zelf verwonderde.

Onder de thee duurde het aangename, aan inhoudrijke gesprek voort; nietalleen, dat men geen oogenblik naar een onderwerp behoefde te zoeken,maar men gevoelde, dat men niet eens tijd genoeg zou hebben om zijngedachten naar wensch uit te spreken en dat men zich bereidwilligzelf van het spreken onthield om naar datgene te luisteren, wat deanderen zeiden.

Gedurende dit interessante gesprek bewonderde Lewin Anna, minder, zoohij meende, om haar schoonheid, dan om haar geest, haar beschaving enhaar natuurlijke hartelijkheid. En hij, die haar te voren zoo streng

Page 386: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

veroordeeld had, sprak haar nu, na een zonderlingen gedachtengang,niet slechts vrij, maar had ook medelijden met haar en vreesde,dat Wronsky haar misschien niet ten volle wist te waardeeren. ToenStipan Arkadiewitsch om elf uur opstond om heen te gaan (Workuw wasreeds vertrokken), was het Lewin alsof hij eerst pas gekomen was,en hij stond met weerzin op.

"Vaarwel," zeide zij, zijn hand vasthoudend en hem met haaraantrekkelijkst lachje in de oogen ziende, "ik verheug mij zeer, quela glace est rompue." Zij liet zijn hand los en kneep de oogen toe;"zeg uw vrouw, dat ik haar evenzeer liefheb als vroeger, en dat ik,als zij nu niet met verschooning aan mij denkt, dit niet euvel duid;want om mij te vergeven en te begrijpen zou men zelf moeten doorlevenwat ik doorleefd heb, en daarvoor moge God haar behoeden."

"Dat zal ik haar bepaald zeggen." zei Lewin blozend.

VII.

"Nu? wat heb ik je gezegd?" vroeg Stipan Arkadiewitsch aan Lewin,toen zij in de koudo winterlucht naar buiten traden en hij zag,dat zijn vriend volkomen overwonnen was.

"Ja," antwoordde Lewin nadenkend: "Een buitengewone vrouw; niet alleenverstandig, maar ook zoo oprecht. Maar haar positie moet toch moeielijkzijn. Ik heb innig medelijden met haar."

"Wij hopen, dat nu spoedig alles beslist zal worden. Weet je,men mag niet alles vooraf beoordeelen," zeide Stiwa het portieropenend. "Adieu! onze wegen gaan hier uit elkander."

Zonder op te houden aan Anna te denken, zich in haar toestand teverplaatsen en medelijden met haar te gevoelen, kwam Lewin te huis.

Hij vond zijn vrouw zeer mismoedig en door verveling gekweld. Nogdes middags had zij in de beste luim met haar beide zusters gegeten,maar daarna hadden zij hem gewacht en zij wachtten tot het hen allenverveelde en de zusters reden weg en zij bleef alleen.

"Nu? Hoe heb je je tijd besteed?" vroeg zij, hem in de eerste plaatsin de oogen ziende, die zoo verdacht schitterden. Om hem evenwel niette beletten alles te biechten, verborg zij haar spanning en hoordemet een goedkeurend gelaat zijn mededeeling aan, hoe hij dien avondhad doorgebracht.

"Nu, ik verheugde mij zeer over deze ontmoeting met Wronsky. Wijwaren zeer eenvoudig en ongegeneerd met elkander. Weet je, nu dieonaangename verhouding niet meer bestaat, zal ik een ontmoeting methem niet meer zoeken...." Maar terwijl hij dit zeide, viel het hemin, dat, hoewel hij _hem_ niet weder wenschte te ontmoeten, hij tochterstond naar Anna gegaan was, en hij bloosde: "Wij zeggen altijd, dathet volk drinkt; ik weet niet, wie meer drinkt, het volk of wij? Hetvolk bedrinkt zich ten minste slechts op feestdagen, maar wij ..."

Page 387: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Maar voor Kitty was deze redeneering, hoe het volk drinkt, nietinteressant. Zij had gezien, dat hij bloosde en zij wilde weten waarom.

"Waar ben je dan later geweest?"

"Stiwa haalde mij over met hem Anna Arkadiewna te bezoeken...." Enterwijl hij dit zeide, bloosde hij nog meer, en zijn twijfel, ofhij er goed aan gedaan had of niet, was nu opgelost. Hij wist nu,dat hij het niet had moeten doen.

Kitty's oogen openden zich wijd en flikkerden bij Anna's naam. Maarzij beheerschte zich, verborg haar opwinding en misleidde hem.

"Zoo!" zeide zij slechts.

"Ge zijt toch niet boos, dat ik er heengegaan ben? Stiwa wilde hetzoo graag en Dolly ook ..."

"O neen," zeide zij, maar in haar oogen bespeurde hij een terughouding,die hem niets goeds voorspelde.

"Zij is een zeer nette en zeer betreurenswaardige, uitstekendevrouw." zeide hij en begon van Anna, van haar bezigheden en vanhetgeen zij Kitty liet zeggen te vertellen.

"Ja, wel is zij betreurenswaardig," zeide Kitty, toen hij geeindigdhad.

Hij vertrouwde op haar kalmen toon en ging naar zijn kabinet om zichte ontkleeden.

Toen hij terugkwam, zat Kitty nog op denzelfden stoel. Zij zat daaronbewegelijk en toen hij naar haar toe trad, barstte zij plotselingin snikken uit.

"Wat? Wat?" vroeg hij, maar wist reeds vooruit wat.

"Ge zijt op deze afschuwelijke vrouw verliefd geworden. Zij heeft jebetooverd! Ik zie het aan je oogen. Ja, ja! en wat kan daarvan nogworden! In de club heb je gedronken, gespeeld en zijt toen heengereden... naar wie? Neen! Wij moeten van hier ... Ik ga morgen op reis ..."

Lang vermocht Lewin niet zijn vrouw te kalmeeren. Eindelijk geluktehet hem door te bekennen, dat het gevoel van medelijden en de gedronkenwijn hem verward hadden en dat hij een slachtoffer geworden was van desluwe berekening van Anna en dat hij haar voortaan wilde vermijden;maar het oprechtst gemeende in zijn bekentenis was, dat hij zich zoogeheel had laten meeslepen, omdat hij zoo lang in Moskou geleefd hadzonder andere bezigheid dan praten, eten en drinken.

Zij spraken nog den halven nacht door. Eerst tegen drie uur haddenzij zich in zoover met elkander verzoend, dat zij konden inslapen.

VIII.

Page 388: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Toen Anna's gasten haar verlaten hadden, was zij in haar kamer op enneer gegaan. Hoewel zij, onbewust, zooals in den laatsten tijd jegensalle jonge mannen, den geheelen avond al het mogelijke gedaan had omLewin op haar verliefd te maken en hoewel ze wist, dat haar dit geluktwas, voor zoover dit bij een, rechtschapen, getrouwd man mogelijk was,en hoewel ook hij haar bevallen was ondanks zijn scherpe tegenstellingmet Wronsky (maar zij zag in hen slechts, wat zij met elkander gemeenhadden, waarom ook Kitty beiden, zoowel Lewin als Wronsky, had kunnenliefhebben--) toch hield zij, zoodra hij de kamer verlaten had,terstond op aan hem te denken. Slechts eene gedachte bleef haar bij,die haar onder de verschillende gestalten vervolgde:

"Indien ik zulk een indruk op andere mannen maak, op deze man,die uit liefde gehuwd is,--waarom is _hij_ dan zoo koud tegenmij? of indien al niet koud--ik weet, dat hij mij liefheeft--maareen zeker iets scheidt ons. Waarom is hij den geheelen avond weerniet te huis? Hij liet mij door Stiwa zeggen, dat hij Jawschin nietverlaten mocht.--Nemen wij aan, dat dit de ware reden is--hij spreektnooit onwaarheid--maar in deze waarheid ligt nog iets anders. Hijverheugt zich over de goede gelegenheid om mij te toonen, dat hijnog plichten heeft. Dat weet ik. Dat vind ik ook goed. Maar waarommoet hij mij dat bewijzen? Ik behoef geen bewijs, ik wil slechtsliefde. Hij moest toch al het netelige van mijn leven hier in Moskouinzien! Leef ik dan? Ik ben steeds in gespannen verwachting, ikben in afwachting van de beslissing, die altijd weer op nieuw wordtuitgesteld. Nog steeds is er geen antwoord, en Stiwa zegt, dat hij nietnaar Alexei Alexandrowitsch kan gaan, en ik kan niet voor de tweedemaal schrijven. Ik kan niets doen, niets beginnen, niets veranderen,ik moet mij goed houden, hopen en wachten en afleiding zoeken, maardit alles: de opneming der Engelsche familie, het schrijven en lezen,alles, alles is slechts bedrog, en het een zoowel als het ander slechtsmorphium! En dat had hem toch leed moeten doen!" sprak zij en gevoelde,dat haar de tranen van medelijden met zich zelf in de oogen kwamen.

Zij hoorde het kortafgebroken schellen van Wronsky, en snel haar tranendrogend, ging zij voor de lamp zitten, opende een boek en deed haarbest om kalm te schijnen. Zij wilde geen strijd, maar beschuldigde hem,dat hij dien wilde en nam dus onwillekeurig een strijdvaardige houdingaan. Zij moest hem toch toonen, dat zij ontevreden over hem was,omdat hij niet op den beloofden tijd te huis was gekomen; zij wildehem haar ontevredenheid, maar in geen geval haar droefheid toonen. Zijkon wel medelijden met zich zelf hebben, maar hij mocht dat niet.

"Nu? Heb je je niet verveeld?" vroeg hij vroolijk en opgewekt enwierp een pakket op de spiegeltafel! "Welk een vreeselijke harstochtis het spel toch!"

"Neen, ik heb mij niet verveeld. Ik heb het reeds lang verleerd mijte vervelen. Stiwa is hier geweest met Lewin."

"Ja, zij wilden je bezoeken. Hoe is Lewin je bevallen?" zeide hij enging naast haar zitten.

"Zeer goed. Zij zijn eerst zooeven weggereden. Hoe heeft Jawschinhet toch gemaakt?"

"Hij had reeds zeventienduizend gewonnen; ik wilde hem meenemen enhad hem reeds tot aan de deur; maar toen keerde hij nog eens terug

Page 389: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

en heeft nu weer alles en nog meer verloren."

"Waarom ben je daar dan gebleven?" vroeg zij, plotseling naar hemopziende. Haar gezicht vertoonde een koude, vijandige uitdrukking. "Jehebt toch gezegd, dat je daar wildet blijven om Jawschin weg tebrengen. En nu heb je hem er toch gelaten."

Ook zijn gelaat nam dezelfde koude, strijdvaardige uitdrukking aan.

"Ten eerste heb ik Stiwa niet verzocht u een boodschap over tebrengen en ten tweede spreek ik nooit onwaarheid. De hoofdzaakwas, dat ik blijven wilde en ik ben gebleven," antwoordde hij hetvoorhoofd fronsend. "Anna, waarom? waarom dat?" vroeg hij na eenkort zwijgen. Hij boog zich naar haar toe en opende de hand in dehoop dat zij toeslaan zou.

Zij verheugde zich over deze tegemoetkoming; maar een eigenaardige,booze macht weerhield haar, haar eerste neiging te volgen, alsof tewetten van den strijd haar niet veroorloofden toe te geven.

"Waarlijk! je wildet blijven en zijt ook gebleven. Je doet alles,wat je wilt. Maar waarom moet je mij dat zeggen? Waartoe?" vroegzij, meer en meer in vuur gerakend. "Wil dan iemand u dat rechtbetwisten? Maar je wilt gelijk hebben, dus ik geef je gelijk."

Zijn hand sloot zich en zijn gelaat nam een uitdrukking van verbetentoorn aan.

"Bij u is het niets dan eigenzinnigheid," zeide zij, plotselingvoor deze haar steeds prikkelende gelaatsuitdrukking een naamvindende; "niets als eigenzinnigheid. Bij u komt het er slechts opaan overwinnaar te blijven, terwijl ik...." Weder had zij zooveelmedelijden met zich zelf, dat zij bijna weende. "Als ge wist, wat hetvoor mij beteekent, wanneer ik zie, hoe gij u, zooals nu, vijandigvan mij afkeert, als gij wist, wat dat voor mij beteekent! Hoe ik inzulk een oogenblik een ongeluk nabij ben, hoe ik bang ben voor mijzelf..." en zij wendde zich af om haar snikken te verbergen.

"Waarom dan dit alles?" vroeg hij, ontsteld over de uitdrukking harervertwijfeling en boog zich weer tot haar neer; hij nam haar hand enkuste ze. "Waarom? Zoek ik misschien buitenshuis verstrooiing? Vermijdik dan niet alle verkeer met dames?"

"Dat moest er ook nog bijkomen!" riep zij uit.

"Nu, zeg mij dan, wat ik doen moet om je tot rust te brengen? Ikben tot alles bereid, als gij slechts gelukkig zijt," zeide hij,geroerd door haar vertwijfeling. "Wat zou ik niet willen doen om uvan een smart als de tegenwoordige te bevrijden, Anna!"

"Neen, neen!" antwoordde zij. "Ik zelf weet niet.... Is het het eenzameleven.... De zenuwen....? Maar spreken wij daar niet meer van. Hoeis het bij den wedren gegaan? Je hebt er mij nog niets van verteld,"zeide zij en deed haar best om de vreugde over de overwinning, dietoch aan haar zijde was, te verbergen.

By het souper vertelde hij haar de bizonderheden van den wedren, maaraan zijn toon en zijn gelaat, die steeds ernstiger en kouder werden,bespeurde zij, dat hij haar haar overwinning niet vergeven had en dat

Page 390: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

het gevoel van eigenzinnigheid, waarmede zij hem had bestreden, zichook bij hem weer begon te doen gelden. Hij werd nu des te koeler tegenhaar, naarmate het hem berouwde zich aan haar te hebben onderworpen.

Maar zij, aan de woorden denkende, die haar de overwinning hadden doenbehalen: "een vreeselijk ongeluk hangt mij boven het hoofd en ik benbang voor mij zelf--" begreep, dat dit een ook voor haar gevaarlijkwapen was, dat zij niet een tweeden keer zou durven gebruiken. Enzij gevoelde, dat te gelijk met de liefde, die hen verbond, een boozegeest van strijdlust zich tusschen hen gesteld had, die zij noch uitzijn en nog minder uit haar eigen hart vermocht te verdrijven.

IX.

En bestaan geen verhoudingen, waaraan de mensch zich niet kangewennen, vooral wanneer hij ziet, dat allen in zijn omgeving eronder leven. Drie maanden vroeger zou Lewin niet geloofd hebben,dat hij rustig had kunnen inslapen in den toestand, waarin hij zichnu bevond; hij leidde een onzinnig, doelloos leven, buitendien bovenzijn middelen, hij had zich aan den drank overgegeven, want anders konhij datgene, wat gisteren in de club voorgevallen was, niet noemen;hij had zich in een eigenaardige, vriendschappelijke betrekking toteen man gesteld, op wien vroeger zijn vrouw verliefd was geweest, hijhad een avontuurlijk bezoek bij een vrouw gebracht, die men toch nietanders als een verlorene kon noemen, en ondanks zijn dwepen met haar,ondanks de smart van zijn vrouw, ondanks al deze omstandigheden konhij slapen, rustig slapen!

Tegen den morgen deden hem een zachte aanraking aan den schouder eneen fluisterende stem ontwaken. Kitty wijfelde, omdat zij het jammervond hem te wekken, en toch wilde zij gaarne met hem spreken.

"Kostja, schrik niet! Het is niets! Maar het schijnt.... Wij moetennaar Lisaweta Petrowna zenden...."

Er brandde een licht. Zij zat op het bed en hield een haakwerk in dehand, waarmede zij zich in den laatsten tijd had bezig gehouden.

"Ik bid u, schrik niet. Ik ben volstrekt niet bang!" zeide zij toenzij zijn verschrikt gelaat zag en zij drukte zijn hand aan haar borsten aan haar lippen.

Nauwelijks wetende, wat hij deed, sprong hij snel het bed uit en schootzijn chambercloak aan zonder de oogen van haar af te wenden. Hijwilde gaan, maar kon zich niet van haar losrukken. Zij had er reedsdikwijls met hem over gesproken, maar zoo bezorgd had hij haar nogniet gezien. Hoe afschuwelijk, hoe laag scheen hij zich zelf toe,nu hij aan de smart dacht, die hij haar gisteren veroorzaakt had, enhoe nietig en onbeduidend scheen hem nu dat alles in vergelijking vanhaar, en den toestand, waarin zij zich nu bevond. Haar verhit gelaat,omgeven door lokken, die uit de muts te voorschijn kwamen, straalde vanblijmoedige vastberadenheid. Hoe weinig onnatuurlijkheid ook steedsin Kitty's karakter gelegen had, nu elke sluier wegviel, was hij erdoor getroffen, hoe klaar de kern van haar wezen uit haar oogen sprak.

Page 391: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Zij zag hem glimlachend aan, maar plotseling trok zij de wenkbrauwenomhoog, hief het hoofd op en hem snel naderend, greep zij zijn handen drukte zich vast tegen hem aan, terwijl zij hem met gloeienden ademoverstroomde. Zij leed en scheen hem haar lijden te klagen. En in heteerste oogenblik scheen het hem uit gewoonte toe, dat hij er schuldaan had. Maar haar oogen vol teederheid zeiden hem niet alleen, dat zijhem niet aanklaagde, maar ook, dat zij hem liefhad wegens dit lijden.

"Als ik geen schuld heb, wie dan?" dacht hij, onwillekeurig naar eenschuldige zoekend om hem te bestraffen; maar er was geen schuldige. Zijleed, klaagde over deze smart, maar verhief zich er boven, verheugdezich er over en was er trotsch op. Hij zag, dat er in haar ziel ietsverhevens omging, maar wat? Hij kon het niet begrepen, hij kon zichniet tot haar hoogte verheffen.

"Ik heb naar mama gezonden--en ga jij naar LisawetaPetrowna.... Kostja!.... Het is niets! Het is al weer voorbij! Maarga nu dan ook."

En Lewin zag met verwondering, dat zij reeds weer haar haakwerk inde hand nam en er aan werkte.

Hij kleedde zich in zijn kamer aan, maar voor de paarden warenaangespannen, liep hij nog eenmaal naar de slaapkamer.

"Ik rijd naar den dokter. Naar Lisaweta Petrowna is reeds gezonden. Iser anders nog iets noodig?"

Zij zag hem aan, maar verstond klaarblijkelijk niet, wat hij zeide.

"Ja, ja, ga nu, ga!" zeide zij met de hand wenkende.

Hij was reeds weder in het salon, toen hij plotseling een klagendzuchten uit de slaapkamer hoorde, dat echter terstond wederophield. Hij bleef staan en wist niet, wat hij er van denken moest.

"Ja ja, zij was het!" zeide hij, greep naar z'n hoofd en liep naarbeneden. "God erbarme zich onzer! Hij vergeve en helpe!" sprakhij. Onwillekeurig waren hem deze woorden over de lippen gekomen. Indit oogenblik werd hij zich er van bewust, dat noch zijn twijfel, nochde onmogelijkheid om met het verstand tot het geloof te geraken, hemin het minst konden beletten zich in het gebed tot God te wenden. Zijnhart schudde allen twijfel plotseling als asch van zich af. Tot wienanders zou hij zich dan nu wenden dan tot Hem, in wiens handen hijzich zelf, zijn hart en zijn liefde voelde rusten.

Hij trad naar buiten, nam plaats in de slede en reed naar den dokter.

X.

De dokter was nog niet opgestaan. Zijn bediende zeide, dat hijgisteren eerst laat naar bed was gegaan en bevolen had hem niet

Page 392: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

te wekken. De bediende maakte de lampen schoon en scheen daar zeerdruk mede. Zijn op de peer van een lamp gerichte opmerkzaamheid en devolkomen onverschilligheid voor hetgeen in Lewin omging, verwekte bijdezen een gevoel van wrevel; maar daar hij spoedig daarop bedacht, datniemand verplicht was zijn gevoelens te kennen of te raden, besloothij zoo kalm en beredeneerd mogelijk te handelen en vastberadendoor dezen muur van onverschilligheid te dringen en zijn doel tebereiken. Zonder zich te overijlen, haalde hij een billet van tienroebel te voorschijn, reikte den dienaar het papier toe en zette hemuiteen, hoe Peter Dimitritsch (hoe groot en gewichtig scheen hem nudeze hem anders onverschillige Peter Dimitritsch) hem beloofd had tenallen tijde en op ieder uur bij hem te komen, dat hij het dus nietkwalijk zou nemen, als men hem nu wekte. De bediende stemde dit toe,verzocht Lewin in de spreekkamer te gaan en ging naar boven. Lewinhoorde, hoe de dokter achter de deur hoestte, op en neer ging, ietssprak en zich toen wiesch. Er waren nog geen drie minuten verloopen,die Lewin echter reeds als een uur toeschenen, toen hij het nietlanger kon uithouden.

"Peter Dimitritsch! Peter Dimitritsch!" sprak hij met smeekende stemin de open deur. "Om Godswil! Vergeef mij, maar ontvang mij, zooalsgij zijt. Het is reeds langer dan twee uren!"

"Dadelijk, dadelijk!" antwoordde een stem, en Lewin had tot zijnverwondering daarin een lachenden toon opgemerkt."

"Slechts een oogenblik...!"

"Terstond!"

"Peter Dimitritsch," begon Lewin weer met klagende stem, maar opdit oogenblik trad de dokter binnen en wel, tot Lewins ergernis,geheel gekapt en gekleed. "Deze menschen hebben in 't geheel geengeweten!" dacht Lewin. ''Zij kappen zich, terwijl wij te gronde gaan!"

"Goeden morgen!" zeide de dokter hem de hand gevende. Toen voegdehij er, alsof hij hem plagen wilde, bij: "Nu? vertel mij eens bedaardwat er is."

Terwijl Lewin zich beijverde zoo uitvoerig mogelijk den toestandzijner vrouw te schilderen, brak hij zijn verhaal zelf ieder oogenblikaf met het verzoek, of Peter Dimitritsch toch dadelijk met hem medewilde gaan.

"Zeker, maar het heeft nog volstrekt zoo'n haast niet. U weet dat zooniet, maar ik verzeker u bepaald, dat het nog niet noodig is. Maarik heb het u beloofd--welnu, laten wij dan maar gaan! Maar het heeftvolstrekt geen haast. Neem toch plaats. Wil u niet een kop koffie?"

Lewin zag hem aan, of hij ook soms den gek met hem wilde steken. Maarde dokter dacht niet aan lachen.

"Ik ken dat, ik ken dat!" zeide hij even glimlachend. "Ik benzelf huisvader, maar in zulke oogenblikken zijn wij mannen debeklagenswaardigste schepsels. Ik heb een patiente, wier man bydergelijke gelegenheden altijd in den paardenstal vlucht."

"Maar wat dunkt u, Peter Dimitritsch--dunkt u, dat alles goed zalafloopen?"

Page 393: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Er zijn alle kenteekenen voor een goeden afloop voorhanden."

"U komt dus dadelijk?" vroeg Lewin en zag den bediende, die de koffiebinnen bracht, boos aan.

"Binnen een uur."

"Neen, om Gods wil, kom toch dadelijk."

"Nu. laat mij ten minste eerst rustig mijn koffie drinken."

De dokter ging aan de tafel zitten. Beiden zwegen.

"De Turken hebben duchtig slaag gehad. Heeft u het laatste telegramgelezen?" vroeg de dokter een stuk wittebrood kauwende.

"Neen, ik kan niet," zeide Lewin en sprong op. "Dus binnen een halfuur zal u er zijn?"

"In een half uur."

"Op uw woord van eer?"

Lewin kwam te gelijk weer aan zijn huis met zijn schoonmoeder en zijgingen te zamen de deur der slaapkamer in. De vorstin had tranen inde oogen; haar handen beefden. Bij de eerste ontmoeting van Lewinhad zij hem omhelsd en was begonnen te weenen.

"Nu, moedertje Lisaweta Petrowna?" zeide zij tot de vroedvrouw, diemet opgewonden en tevreden uitdrukking op het gelaat haar tegentrad.

"Alles goed," antwoordde deze. "Overreed ze maar, dat zij gaatliggen. Dit zal haar verlichten."

Van het oogenblik af, dat Lewin was ontwaakt en volkomen had begrepen,wat er te doen was, had hij zich voorgenomen al zijn gedachten engevoelens in zijn binnenste op te sluiten, ten einde zijn vrouw nietop te winden, maar haar gerust te stellen, haar moed te ondersteunenen haar te vermanen, dezen zwaren strijd van ongeveer vijf uren,zooals men hem gezegd had, standvastig door te staan. Maar toen hijnu na zijn terugkomst haar lijden zag, begon hij telkens al meermalente herhalen: "Mijn God, vergeef en help!", wierp het hoofd terug,en werd beangst, dat hij het niet uithouden, in tranen uitbarstenen wegloopen zoude. Zoo groot was zijn ontroering. En toch was erslechts een uur verloopen.

Maar er verliep nog het tweede, derde, vierde en vijfde uur, dat hijzich als het uiterste tijdpunt had voorgesteld, en de toestand wasnog steeds onveranderd. Hij hield het slechts uit, omdat hem nietsanders overbleef, maar hij dacht elk oogenblik de uiterste grenzen vangeduld bereikt te hebben en dat zijn hart zou barsten van medegevoelen medeleden.

Doch er verliepen nog minuten en uren, en zijn gevoel en ontroeringwerden meer en meer gespannen. "Mijn God! vergeef en help!" herhaaldehij voortdurend, en sprak die woorden zoo vol vertrouwen en innig,als in zijn eerste jeugd.

Page 394: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

XI.

Lewin wist niet, of het laat of vroeg was. De kaarsen waren bijnaten einde gebrand; Dolly was juist in zijn kabinet geweest en hadden dokter voorgeslagen een oogenblik te gaan liggen rusten. Lewinzat daar en hoorde het verhaal van den arts van een wonderdokter enmagnetiseur; hij had het begrepen en voor een oogenblik den angstigentoestand vergeten. Plotseling weerklonk een jammerende kreet, zooalshij nimmer gehoord had. Dit geluid was zoo ontzettend, dat Lewin nieteens opsprong, maar, terwijl hem de adem stokte en de klopping vanhet hart een oogenblik stilstond, den dokter aanzag. Deze had hethoofd op zijde gebogen en luisterde. Toen glimlachte hij goedkeurend.

Alles was zoo buitengewoon, dat er niets meer was, dat op Lewinindruk maakte. "Dat moet wel zoo zijn," dacht hij en bleef nu rustigzitten. "Maar wat was dat voor een vreeselijke kreet?"

Hij sprong op, snelde op de teenen de slaapkamer in en plaatstezich aan het hoofdeinde van Kitty's ledikant. Het jammeren hadopgehouden, maar iets moest er veranderd zijn, dat hij niet zagen niet begreep, ook niet zien en begrijpen wilde. Maar hij maaktehet op uit Lisaweta Petrowna's gezicht; het stond ernstig, bleek envastberaden en zij hield haar oogen op Kitty gericht. Dezer verhit,pijnlijk gelaat was naar hem toegekeerd en zocht zijn blik, zij greepmet haar koortsachtige, warme, vochtige handen zijn koude rechterhanden drukte ze aan haar gelaat.

"Ga niet weg! Ik ben volstrekt niet bevreesd," zeide zij haastig.

"Mama, doe mij de oorringen af, zij hinderen mij...." Zij sprak snel,zeer snel en wilde lachen.--Maar plotseling vertrok haar gelaat en zijstiet hem van zich. "Neen, het is ontzettend! Ik sterf, ik sterf! Ga,ga!" riep zij en andermaal klonk die kreet, die aan niets andersgelijk was.

Lewin greep zijn hoofd vast en ijlde de kamer uit.

"Het is niets, alles is immers goed!" zeide Dolly tot hem.

Maar zij mochten zeggen, wat zij wilden, hij hield zich overtuigd,dat alles verloren was. Met het hoofd tegen den deurpost geleund,stond hij in de naaste kamer en hoorde iemand jammeren, en hij wist,dat die daar kermde en steunde Kitty geheeten had. Hij wenschte allang niet meer het kind te bezitten; maar nu haatte hij dit kind;hij wenschte zelfs niet meer het behoud van haar leven, hij wenschteslechts haar spoedige bevrijding van dit lijden.

"Dokter! wat is dat toch? Wat is dat? Mijn God!" zeide hij en namden binnentredenden dokter bij de hand.

"Het loopt naar het einde," antwoordde deze. En zijn gelaat stonddaarbij zoo ernstig, dat Lewin daaruit opmaakte: zij sterft.

Zich zelf niet meer meester, snelde hij naar de slaapkamer terug. Het

Page 395: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

eerste, wat hij zag, was Lisaweta Petrowna's gelaat. Het was nogernstiger en donkerder. Hij herkende in het verwrongen gelaat vanhaar, die daar lag, zijn Kitty niet meer. Hij leunde met het hoofdtegen het ledikant en voelde zijn hart breken.

Voor een oogenblik verloor hij alle bezinning. Hij kwam weer totzich zelf, omdat het slaken der jammerkreten ophield; hij vernameen levendig fluisteren en snel ademen en een zachte, haperende,maar overgelukkige stem, die tot hem zeide: "Het is doorgestaan."

Hij hief het hoofd op. Met de krachtelooze handen op de deken,buitengewoon schoon en stil daar liggende zag zij hem sprakeloos aanen wilde, maar kon hem niet toelachen.

En plotseling gevoelde Lewin zich uit eene verschrikkelijkegeheimzinnig-vreemde wereld, waarin hij de laatste twintig uren geleefdhad, weer in deze oude gewone wereld terug verplaatst, die echter nuin een nieuw en zoo helder licht straalde, dat hij meende het niette kunnen verdragen. De te strak gespannen snaren sprongen. Snikkenen vreugdetranen, die hij niet mogelijk had geacht, welden met zulkeen drang in hem op, dat het zijn geheele lichaam schokte en hij eenpoos niet kon spreken.

Hij knielde voor het bed neder, trok de hand zijner vrouw aan zijnlippen en kuste ze, en deze hand antwoordde met een lichte bewegingder vingers.

Intusschen zweefde daar aan het voeteneinde van het bed, in degeschikte handen van Lisaweta Petrowna, als het vlammetje eener lamp,het leven van een menschelijk wezen, dat tot hiertoe nog niet bestaanhad en dat voortaan met gelijk recht een leven voor zich zelf leidenen andere aan hetzelve gelijke wezen voortbrengen zoude....

"Het leeft! het leeft! En nog wel een jongen! Verontrust u niet,"hoorde Lewin de stem van Lisaweta Petrowna, die met lichte hand hetkind een slagje op den rug gaf.

"Mama, is dat waar?" vroeg Kitty's stem.

Slechts het snikken der gravin gaf haar antwoord.

En te midden daarvan klonk als het zekerste antwoord op de vraagder jonge moeder een geheel andere stem als al de overige gedemptestemmen in de kamer. Ongegeneerd, luid en driest klonk het schreeuwenvan dat nieuwe menschelijk wezen, dat op onbegrijpelijke wijze hierof daar vandaan was gekomen.

Als men tot Lewin gezegd had, dat Kitty dood was en hij met haar,dat haar kind een engel was en dat zij zich in Gods tegenwoordigheidbevonden, dit alles zou hem niet verwonderd hebben,--maar nu hij inde werkelijkheid terugverplaatst was, moest hij zijn gedachten geweldaandoen om te beseffen, dat Kitty inderdaad leefde en gezond was endat dit kleine, zoo wanhopig jammerend schepseltje zijn zoon was.

Tegen tien uur zaten de oude vorst, Sergej Iwanowitsch en StipanArkadiewitsch bij Lewin in de kamer en spraken met elkander overde kraamvrouw en andere dingen. Lewin hoorde het zwijgend aan en,terwijl hij zich onwillekeurig al het gebeurde vertegenwoordigde,dacht hij aan zich zelf, aan zijn vrouw en aan zijn zoon. Het was hem,

Page 396: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

alsof sedert den vorigen dag honderd jaren waren verloopen. Hij had eengevoel, alsof hij zoo hoog stond, dat hij behoedzaam moest afdalen tothem met wie hij sprak, om hem niet te beleedigen. Terwijl hij sprak,dacht hij voortdurend weer aan Kitty en midden in een gezegde brakhij af, sprong op en snelde naar haar toe.

Zij sliep niet, maar sprak zacht met haar moeder over het doopen.

Het haar een weinig opgemaakt, wat omgekleed in een elegante nachtjaponlag zij met de handen gevouwen op de deken, terwijl op haar gelaat eenvreedzame verheerlijking blonk als een overgang van het aardsche tothet hemelsche, zooals bij een gestorvene, maar hier beteekende het debegroeting van een nieuw aangekomene, daar die van het afscheid eensvertrekkenden. Wederom werd zijn hart ontroerd. Zij nam zijn hand inde hare en vroeg, of hij geslapen had. Hij kon niet antwoorden, maarzich zijner zwakheid bewust, wendde hij zich af. Plotseling veranderdede uitdrukking van zijn gelaat toen het kind begon te krijten.

"Geef het mij," zeide zij, "geef het mij, Lisaweta Petrowna, dan zalhij zijn zoon zien."

"Wacht, wij moeten eerst ons toilet wat in orde brengen," antwoorddede vroedvrouw en legde een rood bundeltje, dat zich bewoog, op haarschoot en begon het los- en weder in te wikkelen, waarop zij het metlichte hand omkeerde en ophief.

Lewin zag dit nietig, hulpeloos bundeltje en trachtte, hoewelte vergeefs, in zijn hart een bewijs van vaderlijke neiging voorhetzelve te ontdekken. Maar hij gevoelde er bijna afkeer van. Dochtoen het geheel was losgewikkeld en hij de kleine fijne handjes en devan teenen voorziene voetjes, die zich bewogen, zag en opmerkte, hoeLisaweta Petrowna de armpjes als fijne springveren in linnen wikkelde,overviel hem zulk een medelijden met dit wezentje en zulk een angst,dat hij de hand der vroedvrouw weerhield. Deze lachte:

"Wees gerust! U behoeft niet bang te zijn."

En toen het kindje nu tot een vaste pop was ingerold, hief zij hetmet eene hand op, terwijl de andere het waggelende hoofdje van ditzonderlinge roode schepseltje ondersteunde. En inderdaad, daar warenook een neusje, gespleten oogjes en smakkende lipjes.

"Een bizonder schoon en voordeelig kind!" zeide Lisaweta Petrowna.

Lewin zuchtte. Dat schoone kind met zijn waggelend hoofdje boezemdenog slechts een gevoel van medelijden in. Plotseling vertrok hetzijn gezichtje en niesde. Lisaweta legde het kind in Kitty's arm;deze lachte van geluk: het kind had de borst genomen.

Lewin had, na zijn vrouw gekust te hebben, de donkere kamer verlaten.

Datgene, wat hij voor dit kind gevoelde, was iets geheel anders danhij verwacht had; in dit gevoel was niets vroolijks; integendeelveeleer iets, dat hem kwelde en beangstigde. Het was de bewustheidhier in dit kind een nieuwe licht kwetsbare zijde verkregen tehebben; en dit bewustzijn was in den eersten tijd zoo hinderlijk,de angst dit hulpelooze schepseltje te zien lijden zoo groot, dathij zich niet kon verheugen; slechts had hem een gevoel van trotsvervuld op het oogenblik dat het kind niesde. Maar Kitty beminde hij

Page 397: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

nu in zulk eene mate, dat zijn vroegere liefde voor haar hem nu alsonverschilligheid voorkwam.

XII.

Stipan Arkadiewitsch bevond zich weder in geldverlegenheid. De eerstetwee derde gedeelten van de som, die hij voor het hout ontvangen had,was reeds verbruikt en ook het laatste derde gedeelte, na aftrek vantien procent, door den kooper vooruit betaald geworden; meer was vandezen niet te bekomen. Zijn inkomen als beambte ging geheel weg voorde huiselijke uitgaven en voor de betaling der niet ophoudende kleineschulden. Derhalve was er geen geld meer voorhanden.

Dat was onaangenaam, zelfs zeer lastig, en het mocht, dachtStipan, niet verder gaan. De oorzaak hiervan was, zooals hijmeende, in zijn geringe bezoldiging gelegen. Voor vijf jaar waszijn ambtsbetrekking nog blijkbaar een goede geweest, maar nu nietmeer. Petrow, de directeur eener bank, had twaalfduizend roebel vasttractement, Swentitzky had, als medelid eener aandeelen-maatschappij,zeventienduizend, Mitin, de grondvester eener bank, had zelfs vijftigduizend.

"Het is duidelijk; ik ben ingeslapen of men heeft mij vergeten," dachtOblonsky en begon nu rond te zien, en inderdaad, tegen het einde vanden winter vond hij een betrekking en wendde pogingen aan, eerst vanMoskou uit door zijn oom, zijn tantes en zijn vrienden, en later,toen de zaak zoover rijp was, in het voorjaar, reisde hij zelf naarPetersburg. Het was een van die betrekkingen zooals er meer waren,die van een tot vijftigduizend roebel inkomen meer gaven, dan devroegere vette prebenden met afwisselende voordeelen opbrachten. Dezebetrekking vereischte eene persoonlijkheid van zulk een eminentekennis en zulk een groote werkkracht, als bezwaarlijk in een menschvereenigd konden zijn. Doch aangezien zulk een mensch niet te vindenwas, was het toch gewenscht, dat de betrekking aan een eerlijk manwerd gegeven. En Stipan was niet slechts een eerlijk man in den zin,dien men daaraan in Moskou hechtte, als men van een eerlijk werkendschrijver, van een eerlijk journalist of van een eerlijke richtingsprak en wat zooveel beteekende als: deze man of deze partij isniet slechts niet oneerlijk, maar verstaat het ook bij voorkomendegelegendheid de regeering een wenk te geven. Oblonsky verkeerde nu inMoskou hoofdzakelijk in die kringen, waarin dat woord ingevoerd was,hij was daar als een eerlijk man bekend en had dus meer dan iemandgegronde aanspraak op deze betrekking. Zij gaf een tractement vanzeven tot tienduizend roebel, en Oblonsky kon ze bekleeden zonder denstaatsdienst te verlaten. Het hing slechts af van twee ministers, eenedame en twee Joden, en deze allen, ofschoon zij reeds voorbereid waren,moest Oblonsky in Petersburg bezoeken. Buitendien had hij ook zijnzuster Anna beloofd Karenin tot het geven van een beslissend antwoordten opzichte van de van hem verzochte echtscheiding te brengen.

Derhalve vroeg hij van Dolly vijftig roebel en reisde naarPetersburg.

Stipan Arkadiewitsch zat in Karenins kabinet en hoorde diens gronden

Page 398: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

aan over de slechte inrichting van Ruslands finantiewezen, terwijlhij met geduld op het oogenblik wachtte, dat hij zijn rede eindigde,om dan dadelijk met hem over zijn zuster en zijn eigen aangelegenheidte spreken.

"Ja, dat is zeer waar," zeide hij, toen Alexei Alexandrowitsch zijnpince-nez, zonder welke hij niet meer kon lezen, afnam en zijn zwagervragend aanzag.

"Ik wil geen protectie-systeem meer ten voordeele van enkele personen,maar ten algemeenen beste. Maar zij willen dat niet begrijpen, slechtspersoonlijke belangen drijven hen en zij laten zich medeslepen doorschoone phrasen."

Stipan Arkadiewitsch wist, dat, als Karenin daarvan begon te sprekenwat _zij_ dachten en deden, degenen, die over zijn hervormingsplannente beslissen hadden, en de oorzaak van alle gebreken in Rusland waren,hij dan gewoonlijk schielijk ten einde was.

Inderdaad zweeg Alexei Alexandrowitsch nu, en begon nadenkend in zijnmanuscript te bladeren. "A propos!" zeide Stipan: "Ik wilde u ook nogverzoeken, bij gelegenheid als je Promonsky ziet, een goed woord voormij te doen. Ik wenschte namelijk de betrekking van commissielid deragentuur van de credietbank der zuidelijke spoorwegen te bekomen."

De lange naam dezer betrekking, die Oblonsky zoo na aan het hart lag,was hem reeds zoo eigen, dat hij hem zonder haperen kon uitspreken.

Karenin vroeg hem, waarin dan de werkzaamheid dezer commissie bestonden, nadat hij het vernomen had, dacht hij na. Hij overlegde, of inde werkzaamheid dezer commissie niets was gelegen, dat in strijd wasmet zijn hervormingsplannen. Maar daar de werkzaamheid dezer nieuweinrichting buitengewoon gecompliceerd was en haar ontwerp een grootgebied omvatte, kon hij de zaak niet zoo dadelijk geheel overzien enhij zeide, terwijl hij weder zijn pince-nez afnam:

"Zeker kan ik met hem daarover spreken. Maar waarom wil je diebetrekking gaarne hebben?"

"Er is een goed inkomen aan verbonden, ongeveer negen duizend, enmijn middelen...."

"Negen duizend," hernam Karenin en fronste het voorhoofd. "Ik benvan gevoelen en heb reeds daarover geschreven, dat zulke grootetractementen in onzen tijd steeds het kenmerk eener valscheoeconomische assiette zijn--je zult mij begrijpen?"

"Maar wat wil je?" antwoordde Oblonsky. "Veronderstellen wij, dat dedirecteur eener bank tienduizend tractement heeft, of een ingenieurverdient twintigduizend--dat is niet te hoog geschat--dat zijn tochdaadzaken--zooals je wilt...."

"Naar mijn gevoelen moet het tractement evenals de betaling vooreene waar zich regelen naar vraag en aanbod. Als ik echter zie,dat van twee even bekwame ingenieurs, die van de academie komen,de een op veertigduizend aanspraak maakt en de ander zich mettweeduizend vergenoegt, of wanneer een maatschappij een huzaar ofjurist, die van de zaak volstrekt geen toereikende kennis heeft,aanstelt als directeur en een kolossaal tractement toelegt, dan,

Page 399: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

zeg ik, is dit tractement niet geregeld naar vraag en aanbod, maaris ongerechtvaardigd en partijdig. Mij dunkt...."

Oblonsky viel zijn zwager snel in de rede. "Maar je zoudt mij tochgroot genoegen doen," zeide hij, "als je een goed woord voor mij bijPromonsky wildet doen, zoo en passant in het gesprek...."

"Ja, maar het hangt toch veel meer van Bolgarinow af," bracht Kareninin het midden. "Bolgarinow is er reeds voor gewonnen," zeide Oblonskyblozend. Hij bloosde, omdat hij dien morgen bij den jood Bolgarinow eenbezoek had gebracht, waaraan onaangename herinneringen waren verbonden.

Stipan was overtuigd, dat de zaak, die hij dienen wilde, levensvatbaaren eerlijk was, maar toen Bolgarinow hem dien voormiddag opzettelijkmet andere sollicitanten twee volle uren had laten antichambreeren,was het hem toch wat onbehagelijk te moede geworden. Maar waaromzou hij, al was hij een nakomeling van Rurik, niet een paar uren bijeen Jood wachten, daar hij toch niet voor de eerste maal van den wegzijner voorvaders afweek, maar ook nu een nieuwe baan wilde betreden,omdat het hem niet genoeg voordeel gaf den staat te dienen. Doch hetwas hem toch onaangenaam geweest. En toen nu Bolgarinow hem eindelijkhad ontvangen en wel met de grootste hoffelijkheid, terwijl hij zijnvernedering zoo sterk gevoeld had, dat hij grooten lust had zichgeheel terug te trekken, had hij zich toch beijverd die vernederingzoo haastig mogelijk te vergeten; en toen hij ze zich nu herinnerde,bloosde hij.

XIII.

"En nu heb ik nog eene aangelegenheid met je te bespreken en je weetook welke.... Van Anna," zeide Stipan na een korte pauze, waarin hijdie onaangename herinnering trachtte te verdrijven. Bij het noemenvan Anna's naam onderging Karenins gelaat eene geheele verandering;in plaats van het kalme zelfbewustzijn, dat het tot hiertoe hadgekenmerkt, trad daarop onrust, bezorgdheid en de wensch deze gevoelenste verbergen te voorschijn. Hij zag zijn zwager vijandig aan en wasvooraf besloten hem niet toe te geven.

"Wat wil je dan eigenlijk van mij?" zeide hij, zich onrustig op zijnstoel bewegend.

"Eene echtscheiding, op een of andere wijze eene echtscheiding, AlexeiAlexandrowitsch. Ik wend mij nu tot u, niet als tot den beleedigdenechtgenoot," wilde Stipan Arkadiewitsch zeggen, maar vreezendedaardoor de zaak te bederven, zeide hij in de plaats: "Niet als toteen staatsman,"--hetgeen volstrekt niet te pas kwam,--"maar als toteen goed mensch en christen. Ge moet medelijden met haar hebben."

"In welk opzicht?" vroeg Karenin met een koelen, spottenden lach.

"Ja, je moet medelijden met haar hebben! Had je haar gezien zooals ik,die haar den geheelen winter heb gadegeslagen, je zoudt u over haarontfermen. Haar toestand is troosteloos, werkelijk troosteloos!"

Page 400: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Mij dunkt," antwoordde Karenin koud, "Anna Arkadiewna heeft alles,wat zij zelf gewenscht heeft."

"Ach, Alexei Alexandrowitsch, om Gods wil! geen wedervergelding voorhetgeen eenmaal geschied is. Je weet wat zij nu wenscht en verwacht,namelijk de scheiding."

"Maar ik meen, dat zij niets daarvan weten wil ingeval mijn zoonbij mij zou blijven? In dezen zin heb ik haar geantwoord en beschouwalzoo de zaak als geeindigd."

"Om Gods wil, wind je niet op," zeide Stipan Arkadiewitsch, de kniezijns zwagers aanrakend. "Sta me toe! De zaak is de volgende: Toen jevan elkander gingt, handeldet gij zoo grootmoedig als men handelen kan,je stond haar alles toe, de vrijheid en--de scheiding. Zij wist datte waardeeren. Ja, geloof me, zij heeft dat weten te waardeeren. Maarin de eerste oogenblikken was zij zich zoozeer haar schuld tegen ubewust, dat zij niet alles rijp heeft overlegd, maar zij kon ook nietalles overleggen...."

"Anna Arkadiewna's leven kan mij niet interesseeren," viel Kareninhem met opgetrokken wenkbrauwen in de rede.

"Maar haar positie in de wereld is eene onmogelijke," ging Oblonskyvoort, hem weder met de hand aanrakend, alsof hij overtuigd was,dat zulk eene aanraking zijn zwager zou verteederen: "Haar toestandis ondragelijk en kan slechts door u worden verlicht, en je verliestdaarbij niets. En dan heb je het haar ook beloofd."

"Te voren! Dat was een vroegere belofte! Maar mij dunkt de vraagomtrent mijn zoon heeft aan alles een einde gemaakt. Buitendien had ikook gehoopt, dat Anna Arkadiewna zoo edelmoedig zou zijn...." AlexeiAlexandrowitsch was bleek geworden en sprak dit met moeite en metbevende lippen.

"Zij laat ook alles aan uw edelmoedigheid over; zij smeekt en bidtu slechts om dit eene: haar uit dezen ondragelijken toestand tebevrijden. Zij maakt volstrekt geen aanspraak meer op den zoon. AlexeiAlexandrowitsch, gij zijt een goed mensch. Stel je een oogenblik inhaar plaats. De vraag der scheiding is voor haar een vraag van levenen dood. Had je het haar vroeger niet beloofd, dan zou zij zich methaar toestand verzoend hebben en zou op het land zijn gebleven; maarje hebt het haar beloofd, zij heeft je geschreven en is toen naarMoskou overgekomen; en hier in Moskou, waar elke ontmoeting haar alseen dolksteek door het hart gaat, vertoeft zij nu sedert zes maanden,elken dag op de echtscheiding wachtende! Dat is evenzoo als dat meneen ter dood veroordeelde maanden lang met den strop om den halslaat rondgaan en hem van daag den dood en morgen gratie in uitzichtgeeft. Heb toch mededoogen met haar, en dan wil ik wel op mij nemenal het verdere te regelen. Vos scrupules...."

"Daarvan, daarvan spreek ik niet," viel Karenin hem met onwil in derede: "Maar ik heb wellicht iets beloofd, wat ik niet beloven mocht."

"Je wilt dus herroepen, wat je beloofd hebt?"

"Ik heb nimmer een belofte verbroken, als het mogelijk was ze tevervullen. Maar ik wensch, dat men mij tijd laat om te overleggen,in hoever het mogelijk is, wat ik beloofd heb...."

Page 401: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Neen, Alexei Alexandrowitsch," riep Oblonsky uit en sprong op. "Datkan en wil ik niet gelooven! Zij is zoo ongelukkig als slechts eenvrouw zijn kan, en je kunt haar onmogelijk weigeren aan zulk...."

"Men kan slechts beloven wat mogelijk is. Vous professez d'etre unlibre-penseur--maar ik, als een geloovig mensch, kan in zulk eengewichtige zaak niet tegen de Christelijke geboden handelen."

"Maar in de geheele Christenheid, en ook bij ons zooveel ik weet,is een echtscheiding geoorloofd." antwoordde. Oblonsky en staardeopmerkzaam in het geheimzinnig en donker gelaat van zijn zwager. "Ookonze kerk laat een echtscheiding toe."

"Zij laat ze toe, maar niet in dit geval."

"Alexei Alexandrowitsch, ik herken je niet," zeide Oblonsky na eenoogenblik zwijgens. "Waart ge dan niet degene, die alles had vergevenen, slechts geleid door een Christelijk gevoel, bereid waart allesop te offeren?" Je hebt zelf gezegd: "Als men den rok neemt, wil ikook den mantel geven.... En nu...!"

"Ik bid je," zeide Karenin plotseling verbleekend met bevende enklagende stem, terwijl hij opsprong: "Ik bid je dit gesprek testaken...."

"Ach neen, vergeef mij als ik u leed gedaan heb," zeide Oblonsky enreikte hem met een verlegen lachje de hand. "Maar ik moest als gezanttoch aan mijn opdracht voldoen."

Alexei Alexandrowitsch dacht na.

"Wanneer," dacht hij, "zal eindelijk deze smaad en vernederingeen einde nemen? Is het mogelijk, dat die eene fout, dat ik dezezedelooze vrouw heb gehuwd, al deze ellende heeft nagesleept? Enwelke vernederingen zullen nog volgen? En wanneer? Thans, nu ikmij geestelijk zoo verheven, bevrijd van menschelijke dwaasheden enzoo nabij mijn Heiland gevoel! Zal ik mijn belofte breken of--mijvernederen? Ik zelf kan dat niet beslissen. Ik zal mij in Gods handstellen en Zijne leiding volgen."

"Ik zal het overleggen en op een aanwijzing wachten. Overmorgen zalik u mijn beslissend antwoord geven," zeide hij peinzend.

Stipan Arkadiewitsch wilde heengaan, toen Karnej binnentrad en"Sergej Alexejewitsch" aandiende.

"Sergej Alexejewitsch?" vroeg Oblonsky, doch zich dadelijkbezinnend, liet hij volgen: O, Serescha! Ik dacht reeds aan dendepartements-directeur. Anna heeft mij verzocht ook Serescha tegroeten.

En hij herinnerde zich haar klagende, schuchtere uitdrukking, waarmedezij bij zijn heengaan gezegd had. "Je zult hem toch zien? Trachtook uitvoerig te vernemen, hoe 't hem gaat en wie bij hem is. EnStiwa ... als het mogelijk ware! Het is misschien mogelijk!" Stiwahad de beteekenis van dit "als het mogelijk ware" verstaan, maarhij zag nu in, dat daaraan--dat bij de scheiding haar de zoon werdtoegekend--volstrekt niet was te denken. Nu verheugde hij zich slechts

Page 402: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

zijn neef te zien.

Alexei Alexandrowitsch herinnerde zijn zwager, dat in tegenwoordigheiddes zoons nimmer van de moeder werd gesproken en dat hij derhalveook hem verzocht met geen woord aan haar te herinneren.

"Na het laatste wederzien zijner moeder is hij zeer ziek geworden,"zeide Alexei Alexandrowitsch. "Wij vreesden zelfs voor zijn leven. Maareen verstandige vrouw en de zeebaden hebben zijn gezondheid weerhersteld en nu heb ik hem op raad van den dokter op school gedaan. Ende omgang met zijn makkers oefent inderdaad een goeden invloed ophem uit; hij is nu volkomen gezond en leert goed."

"Welk een flinke jongen ben je geworden! Volstrekt geen Sereschameer, maar al werkelijk een Sergej Alexejewitsch!" zeide Oblonskylachend, terwijl hij den knappen, frisch opgegroeiden knaap aanzag,die driest en ongedwongen in zijn donker buis en lange pantalon dekamer binnenkwam. Hij groette zijn oom als een vreemde, maar bloosdetoen hij hem herkende en wendde zich snel van hem af, alsof hem eenof ander geergerd had. Hij trad voor zijn vader en reikte hem zijnschoolattest over.

"Nu 't is goed, je kunt weer gaan," zeide de vader.

"Hij is slanker en grooter geworden; hij is geen kind meer, maar eenjongen," zeide Stipan Arkadiewitsch. "Kun je u mijner nog herinneren?"

De knaap zag haastig zijn vader aan.

"Ja ik herinner mij nog--mon oncle," antwoordde hij en zag hem aanom dadelijk weer den blik neer te slaan.

De oom riep hem bij zich en nam zijn hand. "Nu, hoe gaat het jedan?" vroeg hij, wenschende een gesprek te beginnen, maar wist zelfniet, wat hij zeggen zoude.

De knaap bloosde en trachtte behoedzaam en zwijgend zijn hand terugte trekken. En als een vogel, dien men de vrijheid weder geeft, stondhij, toen zijn oom hem had losgelaten, slechts een oogenblik stil,om weder zijn vader vragend aan te zien, en verliet toen de kamermet snelle schreden.

Er was een jaar verloopen sedert Serescha zijn moeder het laatsthad gezien. Na dien tijd had hij niets meer van haar vernomen. Inhetzelfde jaar was hij op school gekomen en leerde hij zijn makkerskennen en liefhebben. De droomen en herinneringen, die met zijn moederin betrekking stonden, hielden hem na zijn ziekte niet meer bezigen hij beijverde zich zelfs zich er tegen te verzetten, daar hij erzich voor schaamde, dewijl hij ze wel gepast vond voor een meisje,maar niet voor een jongen, die reeds de school bezocht. Hij wist,dat tusschen zijn vader en zijn moeder eene oneenigheid was ontstaan,tengevolge waarvan zij gescheiden waren, en hij trachtte zich aandeze daadzaak te gewennen.

Toen hij zijn oom zag, die op zijn moeder geleek, werd het hemonbehagelijk te moede, want het deed in hem herinneringen ontwaken,waarvoor hij zich schaamde. Het was hem te onaangenamer, omdat hijuit eenige woorden, die hij toen hij aan de deur wachtte gehoordhad, en uit de houding van vader en oom kon opmaken, dat juist over

Page 403: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

zijn moeder was gesproken. En om zijn vader niet te veroordeelen,met wien hij leefde en van wien hij afhing, vooral echter om zichniet aan zijn gevoeligheid over te geven, die hij vernederend achtte,poogde hij dien oom, die gekomen was om zijn rust te verstoren, nietaan te zien en niet aan datgene te denken, waaraan hij hem herinnerde.

Maar toen Stipan Arkadiewitsch, die kort na hem heenging, hem buitenop de trap inhaalde, hem bij zich riep en vroeg, hoe hij in deschool de tusschenuren doorbracht, liet zich Serescha, omdat hem detegenwoordigheid zijns vaders niet stoorde, met hem in een gesprek in.

"Wij spelen nu altijd spoorweg," antwoordde hij. "Ziet u, dat wordtzoo gedaan: Twee gaan op een bank zitten, dat zijn de passagiers,en een staat op den bank, de anderen spannen zich er voor. of alleenmet de handen of met de gordelriemen. En dan gaat het door allekamers. De deuren zijn al vooraf opengezet. Het moeilijkste is hetdaarbij conducteur te zijn."

"Dat is zeker degene die staat?" vroeg Stipan lachend.

"Ja, daarbij moet men onbevreesd en vlug zijn, vooral als de anderenplotseling stilhouden of als iemand valt."

"Ja, dat is geen gekheid," zeide Oblonsky en zag treurig in dezelevendige oogen, die geheel aan de moeder herinnerden, maar die nietmeer geheel kinderlijk onschuldig waren. Deze lieve jongen boezemdehem deernis in, en hoewel hij Karenin beloofd had niet met hem overAnna te spreken, kon hij dit toch niet nalaten.

"Herinner je uw moeder nog?" vroeg hij plotseling.

"Neen, ik herinner mij niet," antwoordde Serescha snel, werd purperrooden sloeg de oogen neder. Verder vermocht de oom niets uit hem te halen.

Serescha's gouverneur vond een half uur later zijn kweekeling nogbij de trap en wist niet, of hij weende of ergens over mokte.

"Heb je u gestooten of ben je gevallen?" vroeg hij. "Ik heb altijdgezegd, dat dit een gevaarlijk spel is. Ik zal het den directeur nogmoeten zeggen."

"Als ik mij bezeerd had, zou niemand het merken; dat is wel zeker."

"Wat scheelt er dan aan?"

"Ach, laat mij! Of ik mij herinner of niet,--wat gaat hem dataan? Waarom zou ik mij herinneren? Laat mij met rust!" wendde hijzich niet tot zijn gouverneur, maar tot de geheele wereld.

Dat was de laatste herinnering van den zoon aan zijn moeder.

XIV.

Stipan bracht, zooals altijd wanneer hij in Petersburg was, zijn tijd

Page 404: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

niet werkeloos door. Buiten het afdoen van zijne ambtsgelegenhedenmoest hij zich in Petersburg ook, zooals hij zich uitdrukte, herstellenvan de dompige Moskousche lucht.

Moskou was in weerwil van zijne cafes chantants en van zijn omnibussentoch gelijk aan een stilstaand water. Dat gevoelde Oblonsky bijelke gelegenheid. Had hij eenigen tijd in Moskou in den schootzijner familie doorgebracht, dan werd hij gedrukt naar lichaam engeest en hij bespeurde, dat iets als bekrompen ploertachtigheidhem doordrong. Duurde zulk een verblijf geruimen tijd onafgebrokenvoort, dan kwam hij zelfs zoover, dat hem de ontstemming zijner vrouwverontrustte, dat hij zich over de gezondheid en opvoeding zijnerkinderen, over allerlei kleine beuzelingen en zelfs over zijn schuldenbekommerde. Maar nauwelijks was hij te Petersburg en verkeerde hij inden kring, waarin hij leefde en niet vegeteerde, dan verdwenen dadelijkal de bedenkingen en bezwaren; zij versmolten als was voor het vuur.

Zijn vrouw ...? Nog heden had hij met vorst Tschatschenky gesproken;deze had ook een vrouw en reeds volwassen kinderen, zoons in hetpagecorps, maar hij had daarbij nog een andere, illegitime familie,met verscheiden kinderen; en hij had in deze familie ook zijn oudstenwettigen zoon ingeleid en achtte dat voor de ontwikkeling van zijnzoon zeer geschikt. Wat zou men van iets dergelijks in Moskou zeggen?

Kinderen? In Petersburg hinderden de kinderen hun vaders niet omongestoord te leven; zij werden op kostschool opgevoed, en de inMoskou algemeen heerschende meening, dat de kinderen alle weelde deslevens toekwam, bestond in Petersburg niet. Hier was men van gevoelen,dat ieder mensch verplicht is voor zich zelf te leven en wel zoo alshet een beschaafd mensch toekomt. Ook de ambtsdienst was hier nietzulk een onafgebroken, hopeloos zwoegen als in Moskou; hier was hetvoldoende zich relatie's te scheppen, zijn persoon op den voorgrondte dringen--en men had zijn carriere gemaakt. Vooral echter werkte dePetersburger opvatting van geldelijke aangelegenheden geruststellendop Oblonsky. Bartujansky, die voor zijn levenswijze op grooten voetjaarlijks ten minste vijftigduizend roebel moest verteren, had hemgisteren een behartigenswaardig woord daarover gezegd.

Na het diner waren zij in een gesprek geraakt en Stipan Arkadiewitschhad tot Bartujansky gezegd: "Ik geloof, dat je op goeden voet staatmet Mordwinsky; je zoudt mij een grooten dienst bewijzen, als je bijhem voor mij een goed woord wildet doen. Er is namelijk een post,dien ik gaarne bekomen zou; als medelid der agentuur...."

"Daar zou ik toch niet naar staan. Wat zou je u in zulkespoorwegzaken met dien Jood inlaten!? Zooals je wilt, maar het isiets afschuwelijks!"

Oblonsky had hem daarop niet geantwoord, dat het een levensvatbarezaak was, maar hij had geantwoord:

"Ik heb geld noodig, ik heb niet genoeg om te leven."

"Je leeft toch?"

"Ik leef, maar de schulden...."

"Wat zeg je? Schulden? Vele?" had Bartujansky deelnemend gevraagd.

Page 405: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Zeer veel. Twintig duizend."

Bartujansky had lustig gelachen.

"Ach, gij gelukkig mensch! Ik heb anderhalf millioen schuld, meerniet, en leef toch voort en dat hindert volstrekt niet. De hoofdzaakis slechts er niet aan te denken."

En Stipan Arkadiewitsch was niet slechts door deze woorden,maar ook door daadzaken van de juistheid dezer bewering overtuigdgeworden. Schiwalow had driehonderdduizend schuld en geen kopeke inzijn kas en hij leefde toch en nog bovendien, hoe? Graaf Kriwzow wasreeds lang opgegeven en hij onderhield twee minnaressen. Petrowskyhad een vermogen van vijf millioen doorgebracht en leefde toch voortals vroeger en had een betrekking bij het ministerie van financiengevonden met twintigduizend roebel tractement.

Dat alles verlichtte en troostte Oblonsky. Maar ook physisch werktePetersburg weldadig op hem. Het verjongde hem. In Moskou had hijdikwijls bezorgd een blik geworpen op zijn grijzend haar, had na hetmiddagmaal een kort slaapje gedaan en zich uitgerekt, ging langzaamen zwaar ademhalend de trap op, verveelde zich met jonge vrouwen endanste op de bals niet meer mede. In Petersburg gevoelde hij zichzoo opgewekt, alsof hij tien jaren jonger was geworden.

"Oblomowschina, [13] marmottenleven, alles verdwijnt bij de goededagen in Petersburg," zeide hij tot zich zelf.

Tusschen vorstin Betsy Twerskaja en Stipan Arkadiewitsch bestonden eroude, zonderlinge betrekkingen. Oblonsky had haar altijd schertsendhet hof gemaakt en zeide haar schertsend de dubbelzinnigste dingen,daar hij wist, dat dit haar best beviel. Toen hij haar den dag na zijngesprek met Karenin bezocht, gevoelde hij zich zoo jong, dat hij inzijn hofmakerij en onzinnig gebabbel zonder het te willen reeds zooverwas gegaan, dat hij niet wist, hoe hij zich terug zou trekken, wantzij beviel hem volstrekt niet en zelfs stond zij hem erg tegen. Maarhet gesprek had dien toon aangenomen, omdat hij haar zeer beviel,en hij was zeer blijde over de komst van vorstin Miagkaja, waardooraan het tete a tete een einde gemaakt werd.

"Ah, is u dat?" zeide deze toen zij hem zag. "Hoe gaat het uwarme zuster? U behoeft mij niet zoo aan te zien. Toen allen haarverguisden, allen die honderdmaal slechter zijn dan zij, vond ik,dat zij zeer goed had gehandeld. Ik kan het Wronsky niet vergeven,dat hij het mij niet heeft laten weten toen zij hier in Petersburgwaren. Ik zou haar bepaald hebben bezocht en zou overal met haar zijnrondgereden. Ik bid u, zeg haar, hoeveel ik van haar houd. Maar vertelmij ook iets van haar."

"Haar positie is zeer pijnlijk...." begon Stipan Arkadiewitsch, diehaar woorden voor goede munt aannam, maar dadelijk viel de vorstinhaar gedachte vervolgend hem in de rede:

"Zij heeft gedaan wat zoovelen doen, maar zij wilde niet bedriegenen heeft zeer goed gehandeld. Zij kon niets verstandigers doen danuwen half gekken zwager--excuseer me--te verlaten. Allen zeggen,dat hij zulk een eminent man is, maar ik heb steeds gezegd, dat hijbekrompen en vervelend was. Nu echter, nu hij zich met gravin LydiaIwanowna en met dien Landau heeft ingelaten, zeggen allen, dat hij

Page 406: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

half waanzinnig is, en ofschoon het mij genoegen gedaan heeft teprotesteeren tegen hetgeen allen zeiden, kan ik nu toch toch nietanders dan met hen instemmen."

"Maar verklaar mij eens een raadsel," zeide Stipan Arkadiewitsch:"Gisteren was ik bij hem om over mijn zuster te spreken en verlangdeeen beslissend antwoord. Dezen morgen ontving ik in plaats van eenantwoord eene uitnoodiging van gravin Lydia Iwanowna voor heden avond."

"Dat is duidelijk," antwoordde vorstin Miagkaja vroolijk: "Zij zullenLandau vragen, wat zij doen moeten."

"Landau?" Wie is deze Landau?"

"Wat? U kent Jules Landau den clairvoyant niet? Dat is ook een halfwaanzinnige, maar van hem hangt het lot uwer zuster af. Dat komt vanuw leven in de provincie, daar weet men van niets! Weet u, Landauwas in Parijs een winkelbediende en kwam eens bij een dokter. Inde wachtkamer sliep hij in en begon in den slaap de zieken demerkwaardigste voorschriften te geven. Kent u Juri Maledinsky, diealtijd ziek is? Nu, diens vrouw hoorde van dezen Landau en brachthem bij haar man. Hij genas hem werkelijk. Het komt mij wel voor,dat hij volstrekt niet hersteld is, want hij is nog even krachteloosals te voren, maar zij zelf gelooven aan hem en voerden hem met zichrond en brachten hem met zich hierheen naar Rusland. Hier werd hijnu door allen bestormd en een ieder kon hij genezen. Zoo heeft hijook gravin Lessabow genezen en zij heeft hem daarvoor in haar hartopgenomen, zoodat zij hem heeft geadopteerd."

"Wat? Geadopteerd?"

"Zooals ik zeg: _geadopteerd_. Hij is nu geen Landau meer, maar eengraaf Lessabow. Maar de zaak is nu deze: Ook gravin Lydia Iwanowna,van wien ik veel houd, ofschoon het in haar hoofd niet richtig is,heeft zich nu geheel aan Landau vastgeklampt, en zonder hem neemtzij geen besluiten, noch in haar, noch in Karenins huis, en daaromligt het lot uwer zuster thans geheel in handen van dezen Landau,alias graaf Lessabow."

XV.

Na een goed diner en een ruim genot van cognac, die hij bij Bartujanskygedronken had, trad Stipan Arkadiewitsch slechts een weinig na denbepaalden tijd bij gravin Lydia Iwanowna binnen.

"Wie is nog meer bij de gravin? De Franschman?" vroeg hij aan denportier.

"Alexei Alexandrowitsch en graaf Lessabow," antwoordde deze opstuurschen toon.

"Miagkaja heeft toch juist geraden," dacht Oblonsky, terwijl hij detrap opklom. "Zonderling! Maar het was toch goed, wat nader met haarbevriend te worden, want zij heeft een grooten invloed. Als zij een

Page 407: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

groot woord bij Promorsky voor mij doet, is alles in orde."

Buiten het huis was het nog licht, maar in het kleine salon der gravin,waar de rouleaux waren nedergelaten, brandden de lampen reeds.

Aan een ronde tafel onder een lamp zaten Alexei Alexandrowitsch en degravin zacht met elkander te spreken. Aan de andere zijde der kamerstond een bleek, mager man, met glanzend schoone oogen, lang haar,dat tot op den kraag van zijn jas afhing, en spichtige beenen. Hijbeschouwde de portretten, die aan den wand hingen.

Nadat Oblonsky de huisvrouw en Karenin had gegroet, wendde hij zichonwillekeurig om naar dien zonderlingen persoon.

"Monsieur Landau," zeide de gravin met een opvallend zachte stom enstelde beide heeren aan elkander voor.

Landau zag haastig om en legde in Oblonsky's rechterhand eenbewegelooze, vochtige, koude hand; toen trad hij dadelijk weer terugen ging in de beschouwing der portretten voort. De gravin en AlexeiAlexandrowitsch zagen elkander beteekenisvol aan.

"Het doet me genoegen u te zien, vooral vandaag," zeide de gravin,Oblonsky een plaats naast Karenin aanwijzende. "Ik heb u hem alsLandau voorgesteld," ging zij zacht met een blik op den Franschmanen daarna op Karenin voort, "maar hij heet eigenlijk graaf Lessabow,zooals u wellicht weten zal. Maar hij houdt niet van dezen titel."

"Ik heb er van gehoord," antwoordde Oblonsky. "Men zegt, dat hijgravin Lessabow geheel heeft genezen."

"Zij was vandaag bij mij en, ach, zij is zoo te beklagen. Dezescheiding is voor haar verschrikkelijk. Het is zulk een slag voorhaar."

"Hij vertrekt dus bepaald?" vroeg Alexei Alexandrowitsch.

"Ja, hij keert naar Parijs terug. Hij heeft gisteren eene stemgehoord," antwoordde gravin Lydia met een blik op Oblonsky.

"O, eene stem!" hernam Oblonsky, beseffende, dat hij in een gezelschap,waar zulke vreemde omstandigheden voorkwamen, voorzichtig moest zijn.

Er volgde een korte pauze, waarin de gravin zich met een fijn lachjetot Oblonsky wendde, alsof zij op het hoofdonderwerp van het gesprekwilde komen.

"Ik ken u al lang, maar het doet mij genoegen u nader te leerenkennen. Les amis de nos amis sont nos amis. Maar om een vriend te zijnmoet men zich geheel in den zielstoestand des anderen verplaatsen,en ik vrees, dat u dat ten opzichte van Alexei Alexandrowitsch nietgeheel kunt doen. U zal begrepen waarvan ik spreek?" zeide zij enhief haar schoone, dweepende oogen tot hem op.

"Eenigszins, gravin, geloof ik Alexei Alexandrowitsch's toestand tebegrijpen...." antwoordde Oblonsky, die niet volkomen begreep watzij bedoelde en derhalve meende iets algemeens te moeten zeggen.

"Met zijn uitwendige toestand heeft zich veranderd," zeide de gravin

Page 408: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

terechtwijzend, terwijl zij met een verliefden blik Karenin volgde,die was opgestaan en naar Landau toetrad. "Zijn hart is veranderd,er is hem een nieuw hart gegeven en ik vrees, dat u zich niet genoegin deze verandering heeft ingedacht."

"Dat is te zeggen, in algemeene trekken kan ik mij deze veranderingvoorstellen. Wij waren steeds met elkander bevriend en nu...." zeideOblonsky, terwijl hij met een teederen blik dien der gravinbeantwoordde en overlegde, met welken der beide ministers zij in naderbetrekking stond, om te weten bij wien hij haar verzoeken moest hemaan te bevelen.

"De verandering, die in hem heeft plaats gehad, heeft bij hem welniet het gevoel van liefde voor den naaste kunnen verzwakken, maarintegendeel ze verhoogd en veredeld; maar ik vrees, dat u nog nietbegrijpt. Wil u geen thee?" vroeg zij met een blik op den bediende,die de thee ronddiende.

"Niet geheel, gravin. Zijn ongeluk...."

"Ja, maar een ongeluk, dat voor hem tot het hoogste geluk geworden is,doordat hij een nieuw hart heeft bekomen, dat van _Hem_ is vervuld,"zeide zij en zag Oblonsky zoetsappig aan.

"Nu, geloof ik," dacht deze, "dat ik met mijn verzoek, om voor mijbij een van beiden een goed woord te doen, kan voor den dag komen."

"O, zeker, gravin," antwoordde hij, "maar deze innerlijke veranderingenzijn van dien aard, dat geen mensch daar in kan dringen...."

"Integendeel, men moet daarover spreken en elkander helpen."

"Ja, zeker; maar er bestaat zulk een verschil van overtuiging enbovendien...." zeide hij met een zalvend lachje.

"In zake der heilige waarheid kan er zulk een onderscheid nietbestaan."

"U heeft gelijk, hoewel ... maar...." Stipan Arkadiewitsch zweegverlegen. Hier deed zich een dilemma voor: hij moest rond-borstigzeggen, dat hij een vrijdenker was en dan zou zij niets voor hem doen,of hij moest haar wat voorhuichelen, dat hem even onaangenaam was.

"Ik geloof, dat hij inslaapt," fluisterde Alexei Alexandrowitschgeheimzinnig, terwijl hij weer bij de gravin kwam.

Stipan Arkadiewitsch keerde zich om. Landau zat bij het venster metden arm op de stoelleuning en het hoofd voorovergezonken. Toen hijde op hem gerichte blikken bemerkte, hief hij het hoofd op en zaghen aan, met een kinderlijk naief lachje.

"Sla er geen acht op,'" zeide de gravin en schoof Karenin eenstoel toe. "Ik heb opgemerkt, dat de Moskouers, vooral de mannen,in godsdienstig opzicht zeer onverschillig zijn."

"O neen, gravin," antwoordde Oblonsky; "ik geloof, dat de Moskouersden naam van het tegendeel hebben."

"Maar gij zelf," merkte Karenin met een vermoeiden glimlach op,

Page 409: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"gij schijnt mij tot de onverschilligen te behooren."

"Is het mogelijk zoo te zijn!" riep de gravin uit.

"Ik ben in deze dingen niet onverschillig, maar verkeer in afwachting,"zeide Oblonsky met zijn zachtste stem; "ik geloof, dat in dit opzichtmijn uur nog niet is gekomen."

Alexei Alexandrowitsch en Lydia Iwanowna zagen elkander aan.

"Wij kunnen niet weten, of het uur is gekomen of niet," zeide Kareningestreng. "Niet daaraan mogen wij denken, of wij bereid zijn of niet;ons heil komt niet door menschelijk overleg; het komt dikwijls ookniet over degenen, die er naar streven, maar ook over hen, die hetniet gezocht hebben, zooals over Saulus."

"Neen, ik geloof niet, dat nu reeds...." sprak Lydia Iwanowna, diede bewegingen van den Franschman gevolgd had. Landau was opgestaanen kwam bij hen.

"Is 't geoorloofd te hooren?" vroeg hij.

"O ja, zeker! Ik wilde u slechts niet storen," antwoordde de gravinmet een teederen blik. "Ga bij ons zitten."

"Men mag slechts zijn oogen niet opzettelijk sluiten om van het lichtverstoken te blijven," ging Karenin voort.

"Ach, als u de zaligheid kende, die wij smaken, terwijl wij Zijnebestendige tegenwoordigheid in onze harten gevoelen," zeide de gravinen lachte zalig.

"Maar de mensch gevoelt zich dikwijls niet in staat zich tot dezehoogte te verheffen," antwoordde Oblonsky, die nog steeds met eenlachje zijn onafhankelijkheid trachtte te verdedigen.

"U wil zeggen, dat de zonden hem hierin verhinderen," zeide LydiaIwanowna; "maar dat is een dwaling. Voor den geloovige is er geenzonde; want van de zonde zijn wij verlost.... "Pardon!" viel zijzich zelf in de rede en zag een bediende aan, die met een briefjebinnen was gekomen en voor haar stond; zij las het briefje en gafhet mondeling antwoord. "Zeg maar: morgen bij de grootvorstin," entoen in haar gesprek voortgaande, zeide zij: "Voor de geloovigen iser geen zonde...."

"Ja, maar het geloof zonder de werken is een dood geloof," merkteStipan Arkadiewitsch aan, die zich dit gezegde uit den catechismusmeende te herinneren en steeds glimlachte, hoewel hij gevoelde,dat het een onnoozel lachen was.

"Zoo staat er in den brief van Jacobus," zeide Karenin, met eenverwijtenden blik op de gravin, als wegens een zaak waarover te vorenal gesproken was. "Hoeveel onheil heeft de valsche uitlegging dezerplaats reeds veroorzaakt. Niets verwijdert meer van het geloof danjuist zulk een uitlegging...."

"Door zoogenaamde Gode welgevallige werken, door boete en vastenen dergelijke zijn ziel te redden," zeide de gravin, "dat is eenbarbaarsche opvatting der monniken ... zooals het nergens in de schrift

Page 410: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

bedeeld is. En het is toch zooveel eenvoudiger en lichter," voegde zijer bij, terwijl zij Oblonsky met hetzelfde opwekkend lachje aanzag,waarmede zij aan het hof de jonge dames, die door de nieuwe omgevingbeschroomd waren geworden, mettait a leur aise.

"Wij zijn door Christus verlost, die voor ons geleden heeft, en slechtsdoor het geloof worden wij gered," bevestigde Alexei Alexandrowitschen bevestigde de uitspraak der gravin met zijn blik.

"Vous comprenez l'Anglais?" vroeg deze en, nadat zij een bevestigendantwoord had ontvangen, stond zij op en begon in het boekenkastje naareen boek te zoeken. "Ik zal u _Save and Happy_ of ook _Under the wing_voorlezen," zeide zij en zag daarbij Karenin vragend aan. Toen zijhet boek gevonden had, zette zij zich neder en opende het. Hier is deweg aangewezen, waardoor men komt tot geloof en tot al dat geluk, datde ziel bevredigt en dat meer is dan alle aardsch geluk. De geloovigekan niet ongelukkig zijn, want hij is niet alleen. "Ja," zeide zij enhield haar vinger op een plaats in het boek, terwijl zij zuchtte endwepend voor zich uit zag: "Zoo werkt het ware geloof! U kent MarieSawin? Heeft u niet van haar ongeluk gehoord, dat zij haar eenig kindheeft verloren? Zij was volslagen wanhopig. En wat is geschied? Zijheeft dezen troost gevonden en kan nu God danken voor de onderganebeproeving. Dat is het geluk, dat het geloof schenkt."

"O ja, dat is veel...." zeide Oblonsky zeer tevreden, dat er gelezenzou worden; hij wenschte tijd te vinden om zich te bezinnen. "Maar,"dacht hij, "het is toch beter haar vandaag nog niets te verzoeken. Hoekan ik het aanleggen om maar van hier te komen."

"Het zal u wellicht vervelen?" vroeg de gravin tot Landau gewend. "Uverstaat geen Engelsch, doch het is maar kort."

"O, ik zal het wel verstaan," antwoordde Landau met hetzelfde lachjeen sloot de oogen.

Alexei Alexandrowitsch en Lydia Iwanowna zagen elkander veelbeteekenendaan en de lectuur begon.

XVI.

Stipan Arkadiewitsch was volkomen neergedrukt door deze geheelnieuwe en nimmer gehoorde redeneeringen. In het algemeen werkte hetbonte Petersburger leven zeer opwekkend op hem, maar hij beminde enbegreep het slechts in de sferen, waartoe hij behoorde en die hembekend waren; in deze hem vreemde sfeer daarentegen gevoelde hijzich beklemd, verlegen en begreep hij niets. Bij het aanhooren vande lectuur der gravin en, terwijl hij Landau's naieven of guitigenblik--hij wist niet welke de beteekenis was--op zich zag gevestigd,begon hij spoedig een eigenaardige zwaarte in het hoofd te gevoelen.

De meest verschillende gedachten dwarrelden door zijn hersenen:"Marie Sawin verheugt zich er over, dat haar kind dood is.... Nuzou het aangenaam zijn eens te rooken ... om gered te worden behoeft

Page 411: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

men slechts te gelooven; de monniken weten er niets van hoe men dataanvangt, maar gravin Lydia Iwanowna weet het.--Waarvan heb ik nu dezezwaarte in het hoofd? Van den cognac of omdat alles hier zoo zonderlingis? Tot hiertoe, dunkt mij, heb ik mij goed gehouden, ik kan haar nuniet meer om iets verzoeken.... Men zegt, dat zij iemand dwingen om tebidden.... Als zij mij daartoe maar niet dwingen. Dat zou al te zotzijn.... Welk een onzin leest zij nu eigenlijk? Maar zij heeft eengoede uitspraak.... Landau--Lessabow.... Waarom is hij een Lessabow?"

Oblonsky gevoelde onophoudelijk, dat zijn kinnebakken zich wildenopenen om te geeuwen. Hij streek over zijn baard om zijn geeuwente verbergen en trachtte zich te bedwingen. Maar onmiddelijk daaropbemerkte hij, dat hij al sliep en juist wilde beginnen te snorken. Hijkwam op hetzelfde oogenblik tot zich zelf, toen hij de stem der gravinhoorde zeggen: "Hij slaapt."

Stipan Arkadiewitsch verschrok en kwam tot bezinning. Hij zag zichbetrapt en gevoelde zich schuldig. Maar hij stelde zich dadelijkgerust toen hij bemerkte, dat de woorden "hij slaapt" niet hem, maarLandau hadden gegolden. De Franschman was even als Oblonsky ingeslapen,maar deze slaap werd door zijn geloovige vrienden, vooral door gravinLydia met eerbied als iets verhevens beschouwd.

"Mon ami," zeide zij fluisterend om den slapende niet te storen,terwijl zij behoedzaam de plooien van haar kleed opnam, totKarenin--"mon ami, donnez lui la main. Vous voyez.... St!" fluisterdezij den juist weer binnenkomenden bediende toe: "er wordt niemandontvangen."

De Franschman sliep of deed alsof hij sliep en maakte, terwijl zijnhoofd tegen den stoel lag gezonken, met zijn afhangende hand zwakkebewegingen, alsof hij iets vangen wilde. Karenin stond op, tradnaderbij en legde zijn hand in die van den Franschman. Ook Oblonskywas opgestaan en de oogen wijd openend om zich wakker te houden, zaghij nu den een dan den ander aan. Was dat alles werkelijkheid? Hijgevoelde, dat zijn hoofd meer en meer verward werd.

"Que la personne qui est arrivee la derniere celle qui demande qu'ellesorte--qu'elle sorte!" sprak de Franschman met gesloten oogen.

"Vous m'excuserez, mals vous voyez.... Kom tegen tien uur terug,beter nog morgen...."

"Qu'elle sorte!" herhaalde de Franschman ongeduldig.

"C'est moi--n'est ce pas?" En toen Oblonsky een bevestigend antwoordontving, vergat hij, door het verlangen zich zoo spoedig mogelijkte verwijderen, geheel de aangelegenheid zijner zuster en datgene,wat hij de gravin had willen verzoeken, en ijlde op de teenen loopendde kamer en het huis uit als uit een verpest verblijf en de straatop, waar hij nog een poos met den koetsier der droschke praatte enschertste om zoo maar weer tot bezinning te komen.

Maar eerst in den Franschen schouwburg, waar hij nog bij het laatstebedrijf binnenkwam, en bij een glas champagne gevoelde hij zichweder in de onontbeerlijke lucht terugverplaatst, maar volkomen welte moede werd hij dezen geheelen avond niet.

Toen hij te huis was gekomen, vond hij een briefje van gravin

Page 412: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Betsy. Zij schreef hem, dat zij zeer verlangde het gisteren met hembegonnen gesprek ten einde te brengen en hem derhalve verzocht morgenby haar te komen. Toen hij dit las, nam zijn gezicht een onvergenoegdeuitdrukking aan.

Hij was zeer slecht geluimd, wat hem anders zelden gebeurde, enkon in de eerste uren niet inslapen. Alles, waaraan hij dacht, wasafschuwelijk, maar het afschuwelijkst en voor hem beschamendst wasde herinnering aan den avond by gravin Iwanowna.

Den volgenden dag ontving hij van Karenin een besliste weigering tenopzichte van de echtscheiding, en hij begreep, dat deze beslissingharen grond had in datgene, wat de Franschman gisteren in zijnwerkelijken of geveinsden slaap had gesproken.

XVII.

Hitte en stof hadden voor Anna en Wronsky het oponthoud in Moskou,waar de zon niet meer als in de lente scheen, maar als in den zomerbrandde, waar de boomen op de boulevards reeds bladeren hadden en metstof bedekt waren, onaangenaam doen worden; maar hoewel reeds langbesloten weder naar Wasowijenskoije te verhuizen, bleven zij toch nogin Moskou voortwonen, want er werd in den laatsten tijd tusschen hengeene overeenstemming gevonden.

De gespannen toestand, die hen scheidde, had volstrekt geen uitwendigengrond, en alle pogingen om zich jegens elkander daarover te verklarenverergerden dien slechts. De grond daarvoor was van innerlijken aard,en wel bij haar gelegen in een vermeende waarneming van zijn verflauwdeliefde en bij hem in het berouw, dat hij zich om harentwil in zulkeen valsche positie had gebracht, dat zij hem, in plaats van ze teverlichten, nog verzwaarde.

Geen van beiden sprak zich daarover genoegzaam uit, maar iedergeloofde, dat de ander alleen in het ongelijk was, en beijverde zichdat den ander te bewijzen.

Naar haar inzien waren al de gewoonten, inzichten en wenschen vanzijn geheele wezen op vrouwenliefde gericht, en deze geheele liefdemoest haar alleen behooren. Maar nu was deze liefde verflauwd,derhalve moest hij een gedeelte daarvan op een andere vrouw hebbenovergedragen en daarom was zij ijverzuchtig. Zij was het echterniet op een bepaalde vrouw, maar slechts omdat zijn liefde verflauwdwas. Zonder een werkelijk voorwerp voor haar ijverzucht, zocht zijnaar zulk een, nu hier dan daar. Vandaag was zij ijverzuchtig oplichtzinnige vrouwen, die berucht waren en met wie hij uit hoofdevan betrekkingen uit vroeger dagen zoo licht in aanraking kon komen;morgen op dames, die hij in gezelschappen ontmoeten kon; dan wederop zijn wensch, die zij zich verbeeldde te bestaan, om met haar tebreken en met een ander te trouwen. Vooral deze laatste ijverzuchtkwelde haar het moest. Eenmaal, in een zwak oogenblik, had hij zichonvoorzichtig uitgelaten, dat zijn moeder hem zoo weinig kende, datzij nog steeds plannen smeedde om hem met prinses Sorokin te doentrouwen. Terwijl zij nu alles door haar gedachten liet gaan, wat zij

Page 413: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

voor hem had opgeofferd, gevoelde zij steeds meer zijn onrecht enzijn harteloosheid. Van al het smartelijke, dat zij in haar toestandondervond, gaf zij hem de schuld. Dezen kwellenden toestand van hopenen vreezen in zwevende pijn, Karenins aarzeling en besluiteloosheid,haar eenzame verlatenheid--alles schoof zij op zijn rekening. Alshij haar beminde, zou hij al lang de bezwaren van haar toestandbegrepen en haar daarvan verlost hebben. Ook daarvan, dat zij zichnog altijd te Moskou en niet op het land bevonden, droeg hij alleende schuld. Hoe zij het ook wenschen mocht, hij wilde zich niet ophet land begraven; conversatie was voor hem behoefte on daardoorhad hij haar in dezen ondragelijken toestand gebracht, waarvan hijde bezwaren niet begreep. En eindelijk was het ook nog zijn schuld,dat zij zonder haar zoon moest leven.

En nu hield hij op haar te beminnen, nu zij alles had verloren! Zelfsde steeds zeldzamer wordende oogenblikken van teedere liefdetusschen hen stelden haar niet gerust; zij zag daarin slechts nogeene uitdrukking zijner kalmte en zekerheid, die vroeger niet hadbestaan en die haar nu vertoornde.

Wronsky van zijn zijde kon volstrekt niet begrijpen, waarom zij haarreeds zoo drukkend leven nog meer vergiftigde, waarom zij hem, dietoch voor haar al zooveel had opgeofferd, bestraffen en kwellen wilde,daar hij toch nu evenals vroeger voortging haar in gedachten en dadengetrouw te blijven. Hij kon zich zelf en haar de fout niet vergeven,dat zij zich buiten den echt verbonden hadden. Eerst nu begreep hijden geheelen omvang van zulk een valschen stap. In werkelijkheid waszij in zijn macht, maar haar zwakheid en hulpeloosheid gaven haar eenbuitengewone macht over hem; doch deze macht werd haar verleend doorzijn eerlijkheid en teergevoeligheid. Maar deze macht misbruiktezij. "Ik ben slechts uw minnares, ge kunt mij verlaten," had zijzelfs tot hem gezegd; en alsof zij hem opzettelijk in verzoekingwilde brengen, daagde zij hem uit tot den strijd. Toegeven kon hijhaar niet in eene aangelegenheid, die zijn geheele leven betrof. Ookwas het niet te begrijpen _wat_ zij eigenlijk verlangde. Nu was hetiets onmogelijks, een afzien van alles wat hem belang inboezemde,waardoor hij zich belachelijk zou maken, dan zijn onafgebrokenverliefde nabijheid, zoodat hem dit, omdat het geeischt werd, bepaaldtegenstond. Hoewel hij moest erkennen, dat zij in haar toestanduiterst beklagenswaardig was en dat men jegens haar zoo toegefelijkmogelijk zijn moest, vergat hij dit voornemen toch licht zoodra zijweder met elkander in betrekking kwamen. Haar onbillijkheid en haarlevendig besef, dat zij aan zijn willekeur was overgegeven, verdroothem; zij noodzaakte hem tot verdediging en afwering en dan, door haarongerijmde, beleedigende uitvallen getergd, wond hij zich op en zeidehaar dingen, die beter waren niet gezegd te zijn. Buitendien was hetnu steeds haar wensch zijn physisch welgevallen op te wekken, en ditkoketteeren met hem, deze bemoeiingen om door houding en kleedingindruk op hem te maken verkoelden hem, stieten hem meer van haar afdan dat ze hem aantrokken.

Het was in het schemeruur. Anna was alleen en verwachtte zijnterugkomst van een diner met ongehuwde heeren; zij ging in zijnkabinet, waar men het gedruis der straten het minste hoorde, open neder en dacht over de bizonderheden van den pas voorgevallenstrijd. Zij ging terug tot de aanleiding en kon het lang nietgelooven, dat een twist had kunnen ontstaan uit een onschuldig voorbeiden onverschillig gesprek. En toch was het zoo geweest. Hij hadzich over de gymnasien voor meisjes vroolijk gemaakt en ze voor

Page 414: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

overtollig verklaard, zij daarentegen had ze verdedigd. Hij hadbovendien verachtelijk over de beschaving der vrouwen gesproken ende meening geuit, dat Hanna, de door Anna geprotegeerde Engelsche,volstrekt niets van de physica behoefde te weten.

Dat had Anna verdroten; zij had daarin eene minachtende opmerking overhaar doen en streven gezien en zij antwoordde hem met een gezegde,dat de haar veroorzaakte smart weer moest vergelden.

"Ik verwacht volstrekt van u niet meer, dat gij aan mijn gevoelendenkt als iemand, die mij lief heeft," had zij gezegd.

En hij was rood geworden van ergernis en had iets onaangenaamsgeantwoord. Haar antwoord had zij vergeten, maar hij had haar daarop,met het blijkbaar oogmerk haar te kwetsen, gezegd:

"Voor mij is inderdaad uwe voorliefde voor dit jonge meisje weiniginteressant en wel daarom, dat ze onnatuurlijk is."

Deze wreedheid, waarmede hij de wereld verstoorde, die zij zich gebouwdhad om haar moeielijk leven te kunnen dragen, deze onbillijkheid,waarmede hij haar van onoprechtheid en onnatuurlijkheid beschuldigde,had haar opgewonden.

"Het doet mij leed, dat slechts het ruwe en materieele u begrijpelijken natuurlijk voorkomt," had zij geantwoord en was toen de kameruitgegaan.

Toen hij nu daarop gisteravond weder bij haar was gekomen, hadden zijden gevoerden twist niet aangeroerd, maar beiden hadden het gevoelgehad, dat hij wel geeindigd, maar niet spoorloos voorbijgegaan was.

Heden was hij den geheelen dag nog niet te huis gekomen en zij gevoeldezich zoo verlaten en de verwijdering tusschen hen drukte haar zoozwaar, dat zij bereid was alles te vergeven en te vergeten, zich methem te verzoenen, zich zelf aan te klagen en hem te verontschuldigen.

"Ik zelf heb schuld. Ik was opgewonden, onverstandig, ijverzuchtig. Wijzullen ons met elkander verzoenen en naar het land vertrekken. Daarzal ik weer kalm en rustig zijn," zeide zij tot zich zelf.

"Dat is onnatuurlijk," klonk haar plotseling weer het woord vangisteren in de ooren; maar de woorden beleedigden haar minder, danveel meer zijn oogmerk om haar te kwetsen. "Ik weet, wat hij daarmedezeggen wilde: Het is onnatuurlijk, als men een eigen dochter heeft,een vreemde lief te hebben. Alsof hij de liefde der moeder voor dekinderen begrijpt! Mijn liefde voor Serescha, die ik om zijnentwilheb opgeofferd! Maar dit opzet om mij leed te doen! Neen, hij beminteene andere, anders is het niet verklaarbaar!"

En zij bemerkte, dat zij zich, terwijl zij zich wilde geruststellen,in denzelfden kring rondbewoog en nu weer op het punt stond tot haareersten toorn terug te keeren; toen verschrikte zij van zich zelf.

"Is het dan niet mogelijk? Kan ik het werkelijk niet over mijverkrijgen?" En zij begon weer van voren af aan.

"Het is waar, hij is eerlijk en bemint mij. Ook ik bemin hem en inde naaste dagen zal de scheiding komen. Wat wil ik dan meer? Ik moet

Page 415: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

kalmte, vertrouwen hebben, ik moet mij zoover overwinnen. Ja, als hijnu komt, wil ik hem zeggen, dat ik ongelijk heb, al heb ik ook gelijk,en dan willen we afreizen."

Toen, om niet verder te tobben en niet andermaal opgewonden te worden,schelde zij en beval de koffers te brengen, die zij pakken en medenaar het land nemen wilde.

Ten tien ure kwam Wronsky.

XVIII.

"Nu heb je u geamuseerd?" vroeg zij, terwijl zij hem met vriendelijkeen schuldbewuste houding te gemoet ging.

"Als gewoonlijk," antwoordde hij, bij den eersten blik bespeurend,dat zij goed geluimd was.

Hij was reeds aan zulk een afwisseling harer gemoedsstemming gewoon,maar verheugde zich er heden des te meer over, daar hij zelf goedgestemd was.

"Wat zie ik? Dat is best!" zeide hij en wees op de koffers in devoorkamer.

"Ja, wij moeten weg. Ik was gaan wandelen en nu kwam het mij voor,dat het aangenaam zou wezen weder buiten te zijn. Er is toch niets,dat je hier terughoudt?"

"Ik heb geen anderen wensch. Ik kom dadelijk terug en dan zullenwij het bespreken. Ik wil mij slechts omkleeden. Laat intusschen dethee brengen."

Hij ging in zijn kabinet.

Er lag iets opvallends in zijn "dat is best," iets alsof hij tot eenkind sprak, dat zijn caprices liet varen; de tegenstelling tusschenhaar verzoenlijken en zijn zelfbewusten toon was beleedigend, zoodateen oogenblik de begeerte bij haar opkwam zich tot den strijd voor tebereiden, maar zij beheerschte zich en volhardde in haar vriendelijkehouding.

Toen hij terugkwam, vertelde zij hem, hoe zij den dag had doorgebrachten besprak met hem haar reisplannen.

"Weet je, het is als een inspiratie in mij opgekomen, waaromzouden wij op eene scheiding wachten? Dat is op het land toch ookonverschillig. Ik kan niet langer wachten. Ik wil niets hopen, nietsmeer van scheiding hooren. Ik ben het met mij zelf eens geworden,dat dat op mijn leven volstrekt geen invloed zal hebben. Ben je datook met mij eens?"

"O ja," antwoordde hij en zag eenigszins ongerust in haar opgewondengelaat.

Page 416: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Wat heb je daar gedaan? Wie waren er?" vroeg zij een poos daarna.

Wronsky noemde de gasten op. Het diner was uitstekend geweest, ook dewedren en al het overige; slechts kon men in Moskou niet buiten ietsbespottelijks. Zoo was, onder andere, ook een dame opgetreden, dezwemonderwijzeres der koningin van Zweden, en had haar kunst getoond.

"Wat? Zij heeft je wat voorgezwommen?" vroeg Anna ontevredend wordend.

"Ja, in een rood zwempak. Maar zij was oud en leelijk. Derhalvewanneer zullen wLj vertrekken?"

"Welk een zotte inval! Zwom zij dan zoo bizonder?" vroeg Anna, zonderhem te antwoorden.

"Volstrekt niet bizonder. Ik zeg immers ook, dat zij afschuwelijkwas. Dus, wanneer dunkt je, dat we moeten afreizen?"

Anna schudde het hoofd, alsof zij eene onaangename gedachte verdrijvenwilde.

"Afreizen? Waarheen? O ja! Hoe eer hoe beter. Morgen zullen we wel nietgereed zijn. Maar overmorgen." "Ja.... Neen! Wacht eens. Overmorgenis het Maandag; dan moet ik bij mama zijn," zeide Wronsky en werdverlegen; want nauwelijks had hij zijn moeder genoemd, of hij zaghaar opmerkzamen, argwanenden blik op zich gevestigd. Haar gelaatontgloeide en zij naderde hem. Het was nu niet meer de Zweedschezwemonderwijzeres, die voor Anna's oogen opdaagde, maar prinsesSorokina, die met gravin Wronsky een villa in de nabijheid van Moskoubewoonde.

"Kun je er morgen niet heengaan?" vroeg zij.

"Neen; de zaak, waarvoor ik er heen moet--haar volmacht en hetgeld--kan ik morgen nog niet bekomen," antwoordde hij.

"Als het zoo is, dan vertrekken wij in het geheel niet."

"Waarom niet?"

"Later vertrek ik niet. Maandag of nooit!"

"Waarom dan?" vroeg Wronsky verwonderd; "dat heeft immers geen zinof reden."

"Voor u heeft het geen zin of reden omdat ik je niets aanga, wantje _wilt_ mij niet begrijpen. Het eenige, wat mij hier nog bond, washet belang van Hanna--maar dat heb je onnatuurlijk genoemd. Je hebtimmers gezegd, dat ik mijn dochtertje niet liefheb en mij aanstelde,alsof ik van de Engelsche veel hield en dat dit onnatuurlijk was. Ikzou wel willen weten, welk leven hier voor mij natuurlijk zijn kon?"

Een kort oogenblik kwam zij tot bezinning en verschrikte, dat zijhaar voornemen zoo ontrouw was geworden. Maar hoewel zij wist, datzij zich te gronde richtte, kon zij zich niet onthouden hem te toonen,dat hij ongelijk had en dat zij zich niet aan hem wilde onderwerpen.

"Dat heb ik nimmer gezegd. Ik heb slechts gezegd, dat ik van deze

Page 417: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

uwe plotselinge genegenheid geen begrip had."

"Waarom wil jij, die toch zoo met je openhartigheid praalt, de waarheidniet zeggen?"

"Ik heb geen onwaarheid gesproken en het doet me zeer leed, dat jemij niet acht," zeide hij zacht en bedwong den opkomenden toorn.

"Met achting wil men de ledige plaats aanvullen, waar liefde zijnmoest. En als je mij niet meer bemint, was het beter en eerlijker,dat je het mij zeidet."

"Neen, dat is onuitstaanbaar!" riep Wronsky uit en sprong van zijnstoel op. Hij ging voor haar staan en zeide langzaam, maar met eenuitdrukking alsof hij nog veel te zeggen had: "Waarom, waarom stelje zoo mijn geduld op de proef? Alles heeft zijn grenzen."

"Wat wil je daarmede zeggen?" riep zij uit en zag met schrik inzijn gelaat de uitdrukking van haat, die vooral in zijn dreigende,toornige oogen vlamde.

"Ik wil daarmede zeggen," begon hij, maar weerhield nog zijnwoorden. "Ik moet u vragen: wat wilt ge van mij?"

"Wat kan ik willen? Je denkt, dat ik slechts den eenen wensch koester,dat ge mij niet zult verlaten," zeide zij, terwijl zij alles welbegreep, wat hij niet had uitgesproken. "Maar dat staat in de tweederij. Ik wil liefde en die is niet aanwezig. Derhalve is alles teneinde!"

Zij ging naar de deur.

"Wacht! Wacht!" zeide Wronsky. Zijn wenkbrauwen waren donkersamengetrokken, als te voren, maar hij nam haar bij de hand. "Waar ishet eigenlijk om te doen? Ik heb gezegd, dat wij ons vertrek moetenverschuiven tot den derden dag, en jij hebt daarop geantwoord, datik een leugenaar en oneerlijk man ben."

"Ja, en ik herhaal, dat een man, die mij voor de voeten werpt, dathij alles voor mij heeft opgeofferd," zeide zij, herinnerende aanden twist van den vorigen dag, "dat zulk een man nog erger is danoneerlijk: hij is een man zonder hart."

"Neen, het geduld heeft zijn grenzen!" riep hij uit en liet haarhand los.

"Het is duidelijk, hij haat mij," dacht zij en ging, zonder om te zien,zwijgend de kamer uit.

"Hij bemint eene andere vrouw, dat is duidelijk," sprak zij bij zichzelf in haar boudoir. "Ik wil liefde, maar deze is er niet. Derhalveis alles uit--en ik moet er een einde aan maken. Maar hoe?" vroegzij zich af en zette zich in den stoel voor den spiegel neder.

Zij ging in haar gedachten na, waarheen zij zich nu zou begeven,of naar de tante, bij wie zij was opgevoed, of naar Dolly of naarhet buitenland; zij vroeg zich, wat hij nu deed, waar hij was en ofdeze oneenigheid beslissend, of een verzoening nog mogelijk zou zijn,wat nu haar vroegere Petersburger kennissen van haar zeggen zouden,

Page 418: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

wat Alexei Alexandrowitsch er van zou denken. Deze en andere gedachtenvlogen haar door het hoofd; maar zij stond er niet bij stil. In hetdiepst harer ziel lag eene andere, nevelachtige gedachte, die haaralleen belang inboezemde. Met de gedachte aan Karenin verbond zich bijhaar de herinnering aan den tijd van haar laatste bevalling, toen hetgevoel: "ach, waarom ben ik niet gestorven?" haar niet verliet. Ditgevoel en die vraag van destijds herinnerde zij zich. Dat lag in haarziel, dat was een gedachte, die alleen alles oploste--ja! sterven!...

"De schimp en de schande van Alexei en Serescha en mijn eigenontzettende smaad--alles wordt door den dood uitgedelgd. Ja,sterven! En hij zal berouw hebben, hij zal mij betreuren en beminnenen lijden om mijnentwil...."

Met een bestendig lachje van medelijden met zich zelf zat zij daarin haar stoel en trok de ringen van de linkerhand om ze er weer aante steken, terwijl zij zich levendig zijn gewaarwordingen na haardood voorstelde.

Daar naderden schreden, _zijne_ schreden. Alsof zij met haar ringenbezig was, wendde zij zich niet naar hem om.

Hij trad op haar toe, greep haar hand en sprak zacht:

"Anna, laat ons dan overmorgen vertrekken, als je wilt. Ik ben totalles bereid."

Zij zweeg.

"Nu?" vroeg hij.

"Je weet zelf...." zeide zij, doch in hetzelfde oogenblik was zij nietmeer in staat zich in te houden, maar brak in tranen uit. "Verlaat mij,verlaat mij!" sprak zij tusschen haar snikken. "Ik vertrek morgen... ik wil nog meer doen ... wat ben ik? Eene zedelooze vrouw! Eensteen om den hals! Ik wil je niet kwellen, ik wil het niet! Ik wilje vrij maken! Je bemint mij niet, je bemint eene andere!"

Wronsky bezwoer haar kalm te worden en verzekerde plechtig, dat erook niet een schaduw van grond voor haar ijverzucht bestond, dat hijnimmer had opgehouden en nimmer zou ophouden haar te beminnen en dathij haar nu meer dan ooit beminde. "Anna, waarom je zelf en mij zoote kwellen?" zeide hij en kuste haar handen.

Zijn gelaat drukte innige liefde uit en zij meende het geluid dertranen in zijn stem te hooren en het vocht daarvan op haar handte voelen--en plotseling ging Anna's wanhopige ijverzucht in dehartstochtelijkste teederheid over. Zij omarmde hem en bedekte zijnhals, hoofd en handen met kussen.

XIX.

In het gevoel eener volkomen verzoening ging Anna den volgendenmorgen dadelijk de voorbereidselen voor de afreis maken. Hoewel nog

Page 419: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

niet besloten, of zij Maandag of Dinsdag zou vertrekken--want de eenwilde nu den ander toegeven,--maakte zij zich toch geheel voor dereis gereed.

Zij stond in haar kamer, over een open koffer gebogen, toen hij,reeds geheel gekleed, vroeger dan gewoonlijk bij haar binnentrad.

"Ik rijd terstond weg naar mama. Het geld kan zij nog met Egarow welnazenden, en morgen ben ik gereed," zeide hij.

Hoe goed geluimd zij ook was, de tocht naar het landhuis zijner moederwas haar onaangenaam.

"Neen, ik zelf zal dan niet gereed zijn," antwoordde zij en dachtte gelijk: "Dus was het hem toch wel mogelijk het zoo te schikkenals ik wenschte.--Neen, schik het zooals je wilt. Ga in de eetkamer,ik volg je dadelijk. Ik wil hier nog maar in een paar minuten eenigenuttelooze dingen terugleggen." En zij legde nog meer op den bergvan lappen en kleedingstoffen, die Annuschka reeds op de armen had.

Wronsky gebruikte juist zijn beefsteak, toen zij bij hem in dekamer kwam.

"Je kunt niet denken hoe mij deze kamers tegenstaan," zeide zijen zette zich naast hem om een kop koffie te drinken. "Niets isafschuwelijker dan deze chambres garnies. Zij hebben geen uitdrukkingen geen ziel. Deze pendules, deze gordijnen en tapijten--drukkeniemand als de nachtmerrie. Ik denk aan Wosdwijenskoje als aan hetbeloofde land. Zendt je de paarden nog niet weg?"

"Neen, zij zullen nakomen. Wil je uitrijden?"

"Ik wilde naar Wilson en haar eenige japonnen brengen. Dus bepaaldmorgen?" zeide zij met opgeruimde stem; maar plotseling veranderdehaar gelaat.

Wronsky's kamerdienaar was binnengekomen en zocht de kwitantie vaneen telegram uit Petersburg. Het was niets ongewoons, dat Wronsky eentelegram ontving, maar alsof hij voor haar iets verbergen wilde, zeidehij, dat de kwitantie in zijn kabinet lag en wendde zich snel tot haar:

"Ja, morgen ben ik bepaald met alles gereed."

"Van wie is dat telegram?" vroeg zij.

"Van Stiwa. Ik wilde het je niet laten zien."

"Waarom niet? Welk geheim kan Stiwa hebben?"

Wronsky riep den knecht terug en beval hem het telegram te brengen.

"Ik wilde het je niet laten zien. Stiwa heeft altijd een hartstochtom te telegrafeeren. Wat geeft dat als er toch niets beslist is?"

"Wegens de scheiding?"

"Ja, maar hij wil nog nader schrijven. Tot hiertoe is hij nietgeslaagd. Hij belooft in den brief een beslissend antwoord. Je kunthet zelf lezen."

Page 420: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Anna nam met sidderende hand het telegram en las wat Oblonsky geseindhad. Aan het slot stond: "Er is weinig hoop. Zal het mogelijke enonmogelijke beproeven."

"Ik heb je gisteren gezegd, dat scheiding of geen scheiding mijgeheel onverschillig zijn," zeide zij blozend. "Het was niet noodighet voor mij geheim te houden." En zij dacht: "Evengoed kan hij ookzijn correspondentie met andere vrouwen voor mij geheim houden."

"Jawschin wilde heden voormiddag met Woitow komen," zeide Wronsky. "Ikgeloof, dat hij Peszow alles heeft afgewonnen en nog meer dan hijbetalen kan; bijna zestigduizend roebel." "Neen," zeide zij, vertoornd,omdat hij met deze wending van het gesprek blijkbaar te kennen gaf,dat zij opgewonden was. "Waarom denk je, dat dit telegram mij dermatezou interesseeren, dat het voor mij geheim moest worden gehouden? Ikheb toch gezegd, dat ik daaraan volstrekt niet meer denken wil, enwensch ook, dat gij u daarvoor even weinig zult interesseeren als ik."

"Ik interesseer mij daarvoor, omdat ik een zuiveren, klaren toestandwensch."

"Die is niet gelegen in den uiterlijken vorm, maar in de liefde,"antwoordde zij, minder door zijn woorden dan door den toon van koelebezonnenheid, waarop hij sprak, bij toeneming opgewonden. "Waarom isdat je wensch?"

"Mijn hemel! Al weder deze liefde!" dacht hij en fronste het voorhoofd.

"Je weet waarom. Voor u en voor de kinderen, die wij hebben kunnen,"zeide hij.

"Wij zullen geene kinderen hebben."

"Dat zou jammer zijn!"

"Derhalve voor de kinderen is het noodig! Aan mij denk je niet." Zijhad vergeten of niet gehoord, dat hij gezegd had: "voor u en dekinderen."

De vraag, of zij kinderen hebben zouden, was reeds lang een teederpunt tusschen hen. Zijn wensch om kinderen te hebben verklaarde zijdaarmede, dat hij haar schoonheid voor niets rekende.

"Ach, ik heb ook gezegd: voor u; het meeste voor u!" hernam hij meteen verdrietig gelaat, "daar ik overtuigd ben, dat je opgewondenheidmeest veroorzaakt wordt door de onzekerheid van je toestand."

"Ja, nu veinst hij niet meer en zijn koele onverschilligheid komt tevoorschijn," dacht zij; zij had op zijn woorden geen acht gegeven enzag nu in zijn oogen den koelen rechter, die haar onderzoekend aanzag.

"Dat is de oorzaak niet," zeide zij, "en ik begrijp volstrekt niet,hoe je de oorzaak van mijn vermeende opgewondenheid kunt zien in deomstandigheid, dat ik geheel in je macht ben. Wat is er dan in mijntoestand onklaar en onzeker? Integendeel...."

"Ik betreur het, dat je mij niet wilt begrijpen," viel hij haar inde rede, met den wensch zijn gedachten haar volkomen duidelijk te

Page 421: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

maken. "Die onzekerheid bestaat juist daarin, dat je mij als vrij,als niet gebonden beschouwt...."

"Daaromtrent kun je volkomen gerust zijn," antwoordde zij en begon,terwijl zij zich van hem afwendde, haar koffie te drinken. Zijbracht het kopje aan den mond en nadat zij een teug had genomen,zag zij Wronsky aan en bemerkte duidelijk, dat haar houding vanonverschilligheid hem verdroot. Zij zette het kopje weer neder.

"Het is mij onverschillig, hoe je moeder over mij denkt en welkehuwelijksplannen zij voor je smeedt."

"Daarvan spreken wij nu niet."

"Ja wel! En geloof mij, elke vrouw zonder hart, zij mag oud ofjong zijn, zij mag je moeder of een andere zijn, is mij volmaaktonverschillig."

"Anna, ik bid je mijn moeder te respecteeren."

"Eene vrouw, wier hart niet kan gevoelen, waarin het geluk en de eervan haar zoon zijn gelegen, zulk eene vrouw heeft geen hart."

"Ik herhaal mijn verzoek om van mijn moeder, die ik vereer, niet zooverachtelijk te spreken," zeide hij, terwijl hij de stem verhief enhaar ernstig aanzag.

Zij antwoordde niet, maar mat hem met de oogen. Zij herinnerde zichtot in kleinigheden het verzoeningstooneel van den vorigen dag enzijn hartstochtelijke teederheid.

"Dezelfde liefkozingen heeft hij ook aan andere vrouwen verspildof hij wil en zal het doen!" dacht zij en, terwijl zij hem met eentoornigen blik aanzag, voegde zij er luid bij:

"Je houdt volstrekt niet van je moeder, dat is niets dan een phraseen nog eens een phrase!"

"Als het zoo gesteld is, moet men...."

"... Een besluit nemen, en ik ben besloten," antwoordde zij enwilde gaan. Maar op hetzelfde oogenblik werd de deur geopend en tradJawschin binnen.

Anna beantwoordde zijn groet en bleef in de kamer. Zij onderdruktedadelijk den opgekomen storm in haar binnenste, nam weer plaats entrad met haar gast in gesprek.

"Hoe staat het met de schuld? Zou ze u betaald worden?" vroeg zij.

"Alles zal ik wel niet bekomen," antwoordde hij. "Woensdag vertrekik. Wanneer reist u af?"

"Ik denk overmorgen," antwoordde Wronsky.

"Je hebt dat al zoo lang voorgenomen, dat ik denk, dat je ook ditmaalniet wegkomt."

"Daarvan ben ik zelfs overtuigd," zeide Anna en zag daarbij Wronsky

Page 422: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

met een blik in de oogen, die beteekende: vat dit kalm gesprek nietop als een bewijs van de mogelijkheid eener verzoening.

"Heeft u geen medelijden met den ongelukkigen schuldenaar?" wenddezij zich tot Jawschin.

"Ik heb dit mij zelf nooit gevraagd, Anna Arkadiewna. Mijn geheelvermogen draag ik hier" en hij wees op zijn borst. "Heden ben ikeen rijk man, maar ga ik in de club, dan kom ik van avond misschienals een bedelaar terug. Hij, die zich met mij aan de speeltafel zet,doet ook zijn uiterste best om mij het vel over de ooren te halen. Zookampen wij met elkander en juist daarin bestaat het genoegen."

"Maar als u getrouwd was," zeide Anna, "hoe zou uw vrouw dan temoede zijn?"

Jawschin lachte.

"Om die reden ben ik ook ongetrouwd en zal het ook blijven."

"En Helsingfors?" zeide Wronsky lachend en zag daarbij Anna aan, dieook lachte. Hun blikken ontmoetten elkander, maar Anna's gelaat namdadelijk een koele, terughoudende uitdrukking aan, alsof zij zeggenwilde: "Niet vergeten! Tusschen ons blijft het onveranderd."

"Was u werkelijk eenmaal verliefd?" vroeg zij Jawschin.

"O, mijn God, hoe dikwijls! Maar begrijp mij wel: Altijd zoo, dat iker de speeltafel niet om verzuimde."

"Maar hoe was het met die, daar te ...?" Zij wilde vragen: "teHelsingfors," maar zij wilde dit woord niet herhalen, omdat Wronskyhet reeds had uitgesproken.

Op dit oogenblik trad Woitow binnen, die Wronsky's hengst wildekoopen. Anna stond op en verliet met onverschillig voorkomen de kamer.

Voor Wronsky wegreed, zocht hij Anna nog eenmaal op. Toen zij zijnschreden hoorde, nam zij een boek en deed alsof ze las.

"Wat wensch je?" vroeg zij in het Fransch.

"Ik zoek naar Gambetta's stamlijst; ik heb hem verkocht," antwoorddehij op een toon, die meer dan woorden duidelijk uitdrukte: "Tot eeneuitlegging heb ik geen tijd, ook zou het tot niets leiden."

"Ik heb niets tegen haar misdaan," dacht hij. "Wil zij zichzelfstraffen, tant pis pour elle."

Toen hij reeds wilde heengaan, scheen het hem alsof zij iets gezegdhad en een plotseling medelijden met haar doordrong zijn hart.

"Was is het Anna?" vroeg hij.

"Ik? Niets!"

"Tant pis!" dacht hij weder en werd plotseling weer koel, keerde zichom en verliet de kamer. Toen hij in deur gekomen nog een blik in dekamer wierp, zag hij in den spiegel haar bleek gelaat en hoe haar

Page 423: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

lippen beefden. Hij had behoefte haar een vriendelijk woord te zeggen,maar het was te laat, hij bevond zich al buiten de deur voor hij eenaanknoopingspunt had kunnen vinden.

Hij bracht den geheelen dag buitenshuis door en toen hij laat in denavond terugkeerde, zeide het dienstmeisje hem, dat haar meestereshoofdpijn had en hem liet verzoeken niet bij haar te komen.

XX.

Nog nimmer was er een dag verloopen zonder dat zij een te vorengevoerden twist hadden bijgelegd. Heden was dit voor de eerste maalniet geschied. Het was de openbare erkentenis eener sterker gewordenverkoeling hunner gevoelens voor elkander.

Hoe kon hij haar bij de binnenkomst, toen hij naar het attestvan het paard zocht, zoo aanzien, haar, wier hart bijna vanvertwijfeling brak? En met een onverschillig, kalm gelaat kon hijhaar voorbijgaan! O, hij was niet slechts jegens haar verkoeld, neen,hij haatte haar, dat was duidelijk, hij beminde eene andere.

En terwijl zij zich alle door hem gesproken harde woorden in hetgeheugen terugriep, dacht zij er nog de woorden bij, die hij haarblijkbaar had willen zeggen, en zoo wond zij zich meer en meer op.

"Ik houd je niet vast," had hij kunnen zeggen. "Je hebt u van uw manniet laten scheiden, waarschijnlijk om tot hem terug te keeren. Zookeer maar terug. Als je geld noodig hebt, zal ik het je geven. Hoeveelroebel heb je noodig?"

Zulke wreede woorden, die een ruw mensch slechts had kunnen bezigen,legde zij hem in haar verbeelding in den mond en, alsof hij zewerkelijk had gesproken, vergaf zij ze hem niet. En onmiddellijkdaarop zeide zij weer tot zich zelf:

"Maar was het niet eerst gisteren, dat hij mij liefde zwoer, dat hijzich een eerlijk en teedergevoelig man betoonde? En hoe dikwijls hebik niet gevreesd en getwijfeld om een beuzeling!"--

Zoo bracht Anna dezen geheelen dag (met uitzondering van een bezoekvan een paar uren bij Wilson) in twijfel door, of alles ten einde wasof dat nog uitzicht op verzoening bestond, of wel of het niet beterwas, dat zij dadelijk vertrok zonder hem nog eenmaal te zien. Zijverwachtte hem den geheelen dag, maar toen zij 's avonds haar kamerbinnentrad en het dienstmeisje het vorengenoemde bevel gaf, dacht zij:"Komt hij in weerwil daarvan toch, dan beteekent het, dat hij mij nogbemint; komt hij echter niet, dan is alles geeindigd en dan moet ikbesluiten iets te doen...."

Zij had het geluid van een wegrijdend rijtuig gehoord, zijhoorde hem schellen, hoorde zijne schreden en zijn gesprek met hetdienstmeisje--hij geloofde haar, vroeg niets verder en ging naar zijnkamer--derhalve: alles was geeindigd!

Page 424: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

En als het eenige middel om de liefde in zijn hart weer op te wekken,hem te straffen en in dezen strijd, door een boozen demon bij henverwekt, te overwinnen--rees de dood haar levendig voor oogen.

Nu was alles haar onverschillig: of zij naar Wosdwijenskoje vertrokkenof niet, of zij van haar man de toestemming tot scheiding verkreegof niet,--dat alles was niet meer noodig.

Slechts een ding was noodig: hem te straffen!

Toen zij nu haar gewone hoeveelheid opium ingoot en de gedachte bijhaar opkwam, dat zij slechts het geheele fleschje behoefde uit tedrinken om te sterven, scheen haar dat zeer licht en eenvoudig, enzij begon zich met genot aan de gedachte over te geven, hoe hij zichkwellen, berouw gevoelen en haar nagedachtenis liefhebben zoude. Zijlag in het bed met open oogen, het schijnsel van het ten eindebrandend licht viel op de figuren van het plafond, waarop zij haarblik had gericht en dat gedeeltelijk beschaduwd werd door het nabijhet bed staande kamerschut. Zij stelde zich levendig zijn berouw voor,zij hoorde hem zeggen: "Hoe heb ik haar zulke wreede woorden kunnentoevoegen? Hoe kon ik de kamer verlaten, zonder haar een woord toe tespreken! En nu is zij niet meer! Zij is voor altijd heengegaan! Zijis daar, waar...."

Plotseling begon de schaduw van het kamerschut te bewegen en bedektede plafond-ornementen, andere schaduwen van de tegenovergesteldezijde zweefden ze tegen; toen verdwenen ze allen in een oogenblik,maar daarop vereenigden zij zich weder, bewogen zich en vloeidensamen tot een zwart, ondoordringbaar duister.

"Dat is de dood!" dacht zij en zulk een ontroering greep haar aan,dat zij een geruime poos niet begrijpen kon, waar zij was, en lang tevergeefs met sidderende handen naar een lucifer zoeken moest voor zijdien vond, om een ander licht in plaats van het uitgegane te ontsteken.

"Neen! liever al het andere! Slechts leven! Ik bemin hem immers enhij bemint mij! Dat is nu eenmaal geweest en zal voorbij zijn!" sprakzij en voelde, omdat zij weer tot het leven ontwaakt was, tranenvan vreugde over haar wangen vloeien. En om zich van haar gevoel vanangst te bevrijden, stond zij snel op en ging naar Wronsky's kabinet.

Hij sliep vast. Zij trad naar hem toe, liet het licht op zijn gelaatvallen en zag hem lang aan. Nu, nu hij sliep, beminde zij hem zoo,dat zij bij zijn aanblik de tranen van teederheid niet kon weerhouden,maar zij was overtuigd, dat als hij mocht ontwaken, hij haar met eenkoelen blik, die toonde dat hij van zijn recht bewust was, zou aanzien,en dat zij hem, voor zij van liefde kon spreken, toch eerst zou moetenbewijzen, hoezeer hij tegenover haar ongelijk had. Zonder hem derhalvete wekken, keerde zij naar haar kamer terug en na een tweede dosisopium viel zij eindelijk in een niet verkwikkenden halven slaap,waarin zij niet ophield haar bewustheid te behouden.

In den morgenstond overviel haar een zware nachtmerrie, waaraan zijreeds voor haar vereeniging met Wronsky gedurende den slaap had telijden gehad, zoodat zij daardoor ontwaakte. Zooals vroeger zag zijeen oud klein mannetje met een stoppeligen baard; hij stond op haarborst over een ijzer gebukt, dat hij hanteerde, terwijl hij geheelonzinnige Fransche woorden voor zich heen mompelde, en zij voelde,--endit vervulde haar juist met ontzetting--dat hij boven haar hoofd een

Page 425: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

verschrikkelijk werk met dit ijzer verrichtte, zonder haar op te merkenof zich over haar te bekommeren. Zij ontwaakte badende in koud zweet.

Terwijl zij zich oprichtte, herinnerde zij zich als in een nevelgehuld den dag van gisteren.

"Wij hebben, zooals reeds meermalen, met elkander getwist. Ik hebhem laten zeggen, dat ik hoofdpijn had, en hij is niet bij mijgekomen. Morgen vertrekken wij; ik moet hem zien en mij voor dereis gereedmaken."

Toen zij vernam, dat hij nog in zijn kabinet was, ging zij daarheen. Het salon doorgaande, hoorde zij een rijtuig voorkomen. Zijzag uit het venster, haar blik viel op een coupe, waaruit een jongmeisje met een lila-hoed op zich naar buiten boog; het sprak eenigebevelende woorden tot den bediende, die aan de deur schelde.

Naast het salon klonken Wronsky's schreden. Hij liep haastig de trapaf. Anna zag weer uit het venster. Hij ging juist de buitentrap afen trad naar het rijtuig. Het jonge meisje met den lila-hoed gaf hemeen pakket. Wronsky zeide haar lachend eenige woorden. Het rijtuigreed weer weg en hij liep snel de trap op.

De nevel, die tot hiertoe haar geheele ziel omhulde, was plotselingverdwenen. Haar gevoel van gisteren omklampte weer met vernieuwdesmart haar hart. Zij kon nu niet begrijpen, hoe zij zich zoo diephad kunnen vernederen, nog een dag bij hem, in zijn huis, te vertoeven.

Zij trad zijn kabinet binnen om hem haar besluit mede te deelen.

"Vorstin Sorakin en haar dochter waren zooeven voor de deur en hebbenmij het geld en de papieren van mama gebracht," zeide hij. "Gisterenkon ik ze nog niet bekomen. Hoe is het met je hoofdpijn? Is hetbeter?" vroeg hij kalm. Maar hij vermeed het haar aan te zien en dedonkere, ernstige uitdrukking van haar gelaat te bemerken.

Zij zag hem zwijgend, opmerkzaam aan, terwijl zij midden in de kamerstond. Hij zag op, fronste een oogenblik het voorhoofd en ging toenvoort verder den brief te lezen. Zij wendde zich om en ging langzaamnaar de deur. Hij kon haar terugroepen, maar zij kwam tot aan de deur,hij zweeg nog steeds en niets dan het ritselen van het papier waste hooren.

"Ja! A propos!" zeide hij nu, terwijl zij reeds in de deur stond:"Morgen reizen wij dus bepaald af, niet waar?"

"Gij, maar ik niet!" antwoordde zij.

"Dat wordt onverdragelijk!..."

"Gij ... gij zult er berouw over hebben!" sprak zij en ging heen.

Verschrikt over den wanhopigen toon, waarop zij deze woorden gesprokenhad, sprong hij op en wilde haar volgen, maar hij bedacht zich,ging weer zitten en beet op de tanden, terwijl zijn voorhoofd zichrimpelde. Deze naar zijn meening zoo bovenmate ongepaste bedreigingvertoornde hem.

"Alles heb ik beproefd," dacht hij, "slechts dit eene blijft mij nog

Page 426: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

over: op niets acht te slaan." En hij ging zich gereed maken om naarzijn moeder te gaan, die nog een volmacht moest onderteekenen.

Zij hoorde zijn schreden in zijn kabinet en in de eetzaal. Bij hetsalon stond hij een oogenblik stil, doch hij wendde zich niet naarhaar boudoir, maar gaf slechts bevel het verkochte paard aan Woitowaf te leveren. Toen hoorde zij het rijtuig voorkomen, de huisdeur werdgeopend, hij ging naar buiten. Maar hij kwam weer in den gang terug ener ijlde iemand naar boven. Het was de bediende, die de handschoenenhaalde, welke hij had vergeten. Zij ging naar het venster en zag, hoehij, zonder op te zien, de handschoenen aannam, met de hand den rugvan den koetsier aanraakte en hem iets zeide. Zonder een blik naarhet venster, zette hij zich op zijn gewone wijze in het rijtuig,sloeg het eene been over het andere, trok de handschoenen aan enverdween in een oogenblik achter den naasten hoek der straat.

XXI.

"Hij is weg,--het is ten einde!" sprak Anna nog aan het vensterstaande. En een kille ontsteltenis greep haar aan zooals desnachts bij het uitgaan van het licht en onder de verschrikkelijkenachtmerrie. "Neen! dat kan niet zijn!" riep zij uit, liep met driftigeschreden de kamer door en trok heftig aan de schel. De eenzaamheidwas haar zoo verschrikkelijk, dat zij den bediende niet afwachtte,maar te gemoet ging.

"Informeer eens, waar de graaf is heengereden," zeide zij.

De man antwoordde, dat hij zich naar de stallen had laten brengen.

"Mij is bevolen," voegde hij er bij, "u te zeggen, dat, ingeval uwenschte uit te rijden, het rijtuig zou terugkeeren."

"Goed. Wacht hier! Ik zal een paar regels schrijven. Zend Michaeldadelijk naar de stallen."

Zij zette zich neder en schreef:

"Ik heb schuld. Keer terug; wij moeten tot een verklaring komen. Komom Gods wil, ik ben bevreesd."

Zij verzegelde het briefje, gaf het den knecht en in haar vrees omalleen te zijn verliet zij de kamer en begaf zich naar haar dochtertje.

De roodwangige kleine zat aan de tafel en sloeg geweldig met eenstop op het tafelblad, terwijl zij met haar zwarte oogen haar moederaankeek. Deze beantwoordde eene vraag der Engelsche, door te kennente geven, dat zij zich weer wel gevoelde en dat zij morgen naar hetlandgoed zouden vertrekken; toen zette zij zich naast het kind neder enbegon voor hetzelve de stop op de waterkaraf rond te draaien. Maar hetluid, helder klinkend lachen van het kind, de beweging der wenkbrauwen,herinnerden haar zoo levendig aan Wronsky, dat zij, om niet in tranenuit te barsten, opstond en de kamer verliet.

Page 427: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Is het mogelijk? Is alles ten einde? Neen, hij zal terugkeeren! Maarhoe zal hij mij dan dien vriendelijken lach, zijn geheeleblijde opgewektheid, nadat hij met _haar_ had gesproken, kunnenverklaren? Maar al verklaart hij ze niet genoegzaam, ik wil hem tochgelooven. Als ik hem niet geloof, blijft mij slechts dat eene over,en dat wil ik niet."

Zij zag op de pendule. Er waren slechts twaalf minuten verloopen.

"Nu moet hij mijn briefje al ontvangen hebben en komt terug. Nog maartien minuten.... Maar als hij nu eens niet komt? Neen, dat kan nietzijn. Hij mag mijn beschreide oogen niet zien. Ik zal mij wasschen. Enmijn coiffure? Heb ik mij niet gefriseerd?" Zij kon het zich nietherinneren. Zij trad voor den kapspiegel. Het haar was opgemaakt,maar wanneer? Zij herinnerde het zich niet.

"Wie is dat?" dacht zij toen zij haar gelaat aanschouwde, waaruit een paar ontstoken, zonderling gloeiende oogen haar verschriktaanzagen. "Dat ben ik toch," begreep zij, en terwijl zij zich verderbeschouwde, voelde zij zijn kussen in haar nek; zij trilde en bewoogde schouders. Toen bracht zij haar hand aan de lippen en kuste ze.

"Wat is dat? Word ik dan waanzinnig?" En zij ijlde naar de slaapkamer,waar Annuschka juist bezig was op te ruimen.

"Annuschka," zeide zij, ging voor het meisje staan en zag haar aan,zonder te weten wat zij zeggen wilde.

"U wil naar Darja Alexandrowna rijden?" antwoordde het meisje, alsofzij haar verstaan had.

"Tot Darja Alexandrowna? Ja, daar wil ik heen. Vijftien heen, vijftienterug.... Hij komt dadelijk." Zij haalde het horloge te voorschijnen zag er op. "Maar hoe kon hij heengaan en mij in zulk een toestandachterlaten? Hoe kan hij leven zonder met mij verzoend te zijn?"

Zij ging naar het venster en zag naar de straat. Volgens den tijdhad hij al terug kunnen zijn. Maar haar berekening kon onjuist zijn,en zij begon weer de minuten te tellen en na te denken wanneer hijvertrokken was.

Op het oogenblik dat zij op de pendule toeging om er haar horlogemede gelijk te zetten, kwam een rijtuig voor. Zij zag uit hetvenster. Het was zijn kales, maar niemand kwam de trap op en benedenhoorde zij geen stem. De bode, dien zij had gezonden, was met dekales teruggekeerd. Zij ging hem tegen. Hij had den graaf niet meeraangetroffen; deze was naar het Nischnegorodsche station gereden.

"Wat wil je nog?" vroeg zij op barschen toon den teruggekeerdenMichael, die haar het briefje toehield, "ach ja, hij heeft het nietmeer in handen gekregen," herinnerde zij zich. "Rijd met dit briefjenaar de villa van gravin Wronsky; je kent het huis toch? en wachtop antwoord."

"Wat zal ik er echter doen?" dacht zij. "Ja, ik rijd naar Dolly,dat is waar. Anders word ik krankzinnig. Ik kon evenwel ook nogtelegrafeeren!"

En zij schreef het telegram.

Page 428: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Ik moet haar noodig spreken. Kom dadelijk terug."

Zij verzond onmiddellijk het telegram en begon zich toen te verkleeden.

Toen zij haar toilet gemaakt en den hoed reeds opgezet had, zag zijde kalme Annuschka weder in de oogen. Een blijkbaar medelijden sprakuit deze kleine, goedige grijze oogen.

"Annuschka! Lieve! Wat zal ik doen?" zeide zij snikkend en vielhulpeloos in een stoel neder.

"Waarom is u zoo ontroerd, Anna Arkadiewna? Zoo iets komt dikwijlsvoor. U moet uitrijden en u wat verstrooien," antwoordde het meisje.

"Ja, ik wil uitrijden!" zeide Anna zich bezinnende en stond op. "Enkomt in mijn afwezigheid een telegram, zend het dan naar DarjaAlexandrowna.... Of neen, ik kom zelf spoedig terug."

"Ja, men moet niet zooveel denken! ik moet handelen! Vooral uit dithuis weg," sprak zij bij zich zelf, terwijl zij ontsteld naar hetkloppen van haar hart luisterde. Zij ging haastig naar buiten enzette zich in het rijtuig neder.

"Waarheen beveelt u?" vroeg Peter.

"Naar de villa Oblonsky."

XXII.

De lucht was helder. Den geheelen morgen was er een fijne, dichteregen gevallen, maar nu was het opgeklaard. De daken der huizen, desteenen der trottoirs, de raderen, het leder, het koper en zilverder equipages, alles schitterde helder in de meizon. Het was drieuur en op de straten was het zeer levendig. Bij den snellen drafder schimmels, bij het onophoudelijk rollen der raderen en de snelafwisselende indrukken in de frissche lucht, zag Anna, die nog eenmaalalle gebeurtenissen der laatste dagen van het begin af doorliep, haartoestand reeds geheel anders in, als te voren toen zij te huis was. Degedachte aan den dood was haar niet meer zoo verschrikkelijk en dezezelf niet meer zoo onvermijdelijk. Zij verweet zich nu nog slechts,dat zij zich zoo ver had vernederd.

"Ik heb hem bezworen mij te vergeven; ik heb mij geheel aan hemovergegeven en beleden schuldig te zijn. Waarom? Kan ik dan nietzonder hem leven?" Zij beantwoordde deze vraag niet, maar begon deopschriften in de straat te lezen: "Kantoor en depot--Dentist--Ja, ikwil Dolly alles vertellen. Zij houdt niet van Wronsky. Ik zal mij welschamen en het zal mij pijn veroorzaken, maar ik wil haar toch alleszeggen. Zij heeft mij lief en haar raad zal ik volgen. Ik wil mij nietonderwerpen. Ik zal hem niet toestaan mij te vergeven ... Philippow... Bakkerij.--Men zegt, dat zij het brooddeeg naar Petersburgzenden--het Moskouer water moet zoo voortreffelijk zijn.--Metischensky,Mineraalwater en pannekoek...." En nu herinnerde zij zich, dat zij

Page 429: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

lang geleden, toen zij pas zeventien jaar was, met haar tante--menreisde toen nog met paarden--naar het klooster te Troitza was geredenen toen hier was gepasseerd." "Is het mogelijk," dacht zij, dat ik datwas? Dat meisje met roode handen? Hoeveel, dat mij toen zoo begeerlijken onbereikbaar scheen, is mij nu onverschillig, maar hoeveel datik toen bezat, is nu voor mij verloren--voor altijd! Zou ik destijdshebben kunnen gelooven eenmaal zoo vernederd te worden?--Wat zal hijtrotsch en tevreden zijn als hij mijn brief heeft gezien; maar ikzal hem toonen.... Hoe onaangenaam riekt deze verf! Waarom moet menaltijd bouwen en verven?--Modes en coiffures...." las zij. Een man,Annuschka's man, groette haar: "Onze parasieten!" herinnerde zij zicheen gezegde van Wronsky: "Onze? Waarom onze?... Het ergste is, dathet onmogelijk is het gebeurde ongedaan te maken.... Maar men kan deherinnering daarvan dooden, begraven.... En dat zal ik...!" En hierherinnerde zij zich haar verloopen leven bij Alexei Alexandrowitsch,dat zij reeds uit haar gedachten had verbannen. "Dolly zal hetzoo opvatten alsof ik nu mijn tweeden man wil verlaten, en zal mijvoorzeker ongelijk geven. Wil ik dan gelijk hebben? En zij voeldede tranen opwellen. Maar dadelijk dacht zij weder over twee jongemeisjes, die hartelijk lachten, en vroeg, waarover deze wel lachenmochten. Over de liefde? Zij weten nog niet, hoeveel treurigs envernederends daaraan is verbonden.... Daar is de boulevard! Daar loopendrie jongens ... zij spelen ... Serescha. Alles zal ik verliezenen men zal hem mij niet teruggeven.... Ja, ik zal alles verliezenals hij nu niet terugkeert. Wellicht heeft hij zich voor den treinverlaat en is misschien al teruggekeerd. Weder denkt gij er aan ute vernederen," sprak zij tot zich zelf. "Neen ik ga naar Dolly enzeg haar alles rechtuit: Ik ben ongelukkig, ik heb het ook verdiend,ik heb schuld, maar ik ben toch ongelukkig--help mij. Deze paardenen dit rijtuig--het staat mij tegen om er mij van te bedienen--hethoort alles aan hem.... Maar weldra zal ik ze niet meer zien!"

Terwijl zij zoo overlegde, hoe zij Dolly alles zou bekennen en daarbijhaar hart nog meer wondde, ging zij de trap op.

"Is er bezoek?" vroeg zij in de voorkamer.

"Catharina Alexandrowna Lewina," antwoordde de bediende.

"Kitty! Dezelfde Kitty op wie Wronsky verliefd was," dacht Anna;"dezelfde Kitty, die hij zich steeds zoo gaarne herinnert. Hij betreurthet haar niet gehuwd te hebben. Maar aan mij denkt hij met wrevel enbetreurt het mij ooit te hebben ontmoet."

Dolly kwam haar te gemoet.

"Ah, je bent nog niet vertrokken? Ik wilde je zelf bezoeken," zeidezij. "Vandaag heb ik een brief van Stiwa ontvangen."

"Wij hebben ook een telegram gekregen," antwoordde Anna en zag naarKitty om.

"Hij schrijft, dat hij niet kan begrijpen, wat Alexei Alexandrowitscheigenlijk wil, maar hij zou zonder een bepaald antwoord nietvertrekken."

"Ik dacht bezoek bij u te vinden. Kan ik den brief lezen?"

"Ja,--Kitty--" zeide Dolly wat verlegen. "Zij is in de kinderkamer

Page 430: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

gebleven. Zij is zeer ziek geweest."

"Dat heb ik gehoord. Kan ik den brief lezen?"

"Ja, ik zal hem dadelijk halen. Hij slaat het wel niet af, integendeel,Stiwa heeft hoop...." zeide Dolly en bleef in de deur staan.

"Ik hoop en wensch volstrekt niets," zeide Anna.

"Wat is dat? Kitty acht het zeker vernederend voor zich om mij teontmoeten?" dacht Anna toen zij alleen was. "Wellicht heeft zijgelijk. Maar als het ook al waar is, mocht zij het mij toch niettoonen, zij, die op Wronsky verliefd is geweest. Ik weet het: inmijn toestand kan geen vrouw, die veel aan welvoegelijkheid hecht,mij ontvangen. Ik weet, dat ik van het eerste oogenblik af alles hebgeofferd. Dat is nu mijn loon. O, wat haat ik hem. En waarom ben iknu hierheen gekomen? Het wordt mij hier nog zwaarder dan te huis."

Zij hoorde in de andere kamer de stemmen der zusters.

"En wat moet ik nu aan Dolly zeggen? Moet ik Kitty de voldoening gevente zien, dat ik ongelukkig ben en dat ik bescherming inroep? Neen, enook Dolly zal mij niet begrijpen. Ik heb haar niets te zeggen.... Hetzou echter niet kwaad zijn Kitty te ontmoeten en haar te toonen,dat ik alles veracht en dat ik voor alles onverschillig ben."

Dolly kwam met den brief terug. Anna las dien en reikte hem zwijgendweer over.

"Dat alles heb ik geweten," zeide zij, "en het interesseert mij inhet minste niet."

"Waarom niet? Ik, integendeel heb hoop," antwoordde Dolly en zag Annauitvorschend aan. Nog nimmer had zij haar in zulk een zonderlingen,opgewonden toestand gezien. "Wanneer zul je vertrekken?"

Anna zag met half toegeknepen oogen voor zich uit en gaf geen antwoord.

"Kitty schijnt zich voor mij te verbergen?" zeide zij met een bliknaar de deur, terwijl het rood haar gelaat begon te kleuren.

"Och, dat is onzin! Zij is bij het voeren van het kind, dat nog nietrecht goed wil gaan, en ik heb haar aangeraden.... Neen, het doethaar genoegen! Zij zal dadelijk komen," antwoordde Dolly, die weinigaanleg had om te liegen. "Daar is zij."

Toen Kitty vernam, dat Anna er was, had zij niet te voorschijn willenkomen. Maar Dolly had haar toch overreed. Met inspanning van al haarkracht trad zij nu binnen, naderde blozend en reikte haar de hand.

"Het doet mij veel genoegen," zeide zij, maar haar stem beefde. Hetgevoel van afkeer van deze moreel slechte vrouw en de wensch voorhaar niet hard te zijn kampten in haar binnenste en zij was daardooreenigszins verlegen; maar toen zij Anna's schoon, innemend, ongelukkiggelaat aanschouwde, verdween alle bitterheid en zij gevoelde slechtsmedelijden.

"Het zou mij niet verwonderd hebben als u ongezind was geweest mijte ontmoeten. Ik ben daaraan reeds gewoon. U is ziek geweest. Ja,

Page 431: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

uw voorkomen is veranderd," zeide Anna.

Kitty gevoelde, dat Anna haar vijandig aanzag. Des te meer medelijdenhad zij met haar. Deze vijandschap was haar verklaarbaar uit deonbehagelijke verhouding, waarin Anna, die vroeger haar protegeerenwilde, zich nu tegenover haar bevond.

"Zij spraken over Kitty's ziekte, over haar kind, over Stiwa, maarblijkbaar was er niets, dat Anna belang inboezemde.

"Ik ben gekomen om afscheid te nemen," zeide zij en stond op.

"Wanneer vertrekt u dan?"

Maar weder zonder te antwoordden, wendde Anna zich tot Kitty.

"Ja, het doet mij veel genoegen u gezien te hebben," zeide zijlachend. "Ik heb zooveel van u gehoord, zelfs door uw man. U weet, dathij mij heeft bezocht," voegde zij er met kwade bedoeling bij. "Waaris hij?"

"Hij is naar buiten vertrokken," antwoordde Kitty blozend.

"Groet hem van mij, groet hem bepaald."

"Zonder verzuim," antwoordde Kitty naief en zag haar medelijdend inde oogen.

"Nu, vaarwel, Dolly." En terwijl zij deze kuste en Kitty de handdrukte, verwijderde Anna zich haastig, terwijl Dolly haar uitgeleidedeed.

"Nog altijd als vroeger, even innemend en zeer schoon," zeide Kitty,toen zij weer met haar zuster alleen was. "Maar zij heeft iets vreemdsover zich, iets dat medelijden inboezemt."

"Ja," zeide Dolly! "Maar vandaag gaat er iets bizonders in haarom. Toen ik haar naar de vestibule vergezelde, zag zij er uit alsofzij in tranen zou losbarsten."

XXIII.

Nog in slechter gemoedsstemming dan toen zij van huis ging, steeg Annaweer in het rijtuig. Met de vroegere kwelling paarde zich nu nog hetgevoel van beleediging en verstooting, die zij zoo duidelijk in haarontmoeting met Kitty had ondervonden.

"Waarheen beveelt u?" vroeg Peter.

"Naar huis," antwoordde zij. Zij dacht nu in het geheel er niet meerover waarheen zij anders zou kunnen gaan.

"Hoe nieuwsgierig zagen zij mij aan, als iets monsterachtigs enonbegrijpelijks!... Wat heeft deze aan dien andere met zulk een

Page 432: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

ijver te vertellen?" dacht zij en zag naar de voetgangers op destraat. "Kan men een ander mededeelen, wat men gevoelt? Ik wilde metDolly spreken.... Het is goed dat ik het niet gedaan heb. Zij zouzich over mijn ongeluk verheugd hebben! Zij zou dat wel niet hebbengetoond, maar in den grond toch een voldoening gesmaakt hebben, datik voor al de voorrechten, die zij mij benijden moest, nu gestraftben. En Kitty? Zij zou nog meer verheugd zijn geweest. Ik ken haardoor en door. Zij weet, dat ik de oogen van haar man meer dan gewoonbeminnenswaardig geweest ben. Zij is ijverzuchtig en haat mij. Enzij veracht mij nog bovendien. In haar oogen ben ik een immoreelevrouw. Was ik dit, dan had ik haar man op mij verliefd kunnenmaken, als ik had gewild. Het voornemen is wel bij mij opgekomen,ik erken het.... Deze is ook met zich zelf tevreden," dacht zij vaneen dikken heer met roode wangen die voorbijreed en groette, daarhij haar voor een dame zijner kennis hield. "Hij denkt, dat hij mijkent en hij kent mij zoo weinig als iemand ter wereld. Ik ken mij zelfnauwelijks.... Die zouden gaarne van dat vuile ijs hebben," dacht zij,toen zij twee knapen zag, die bij een ijsverkooper stonden, die vanzijn hoofd een vaatje nederliet en met het einde van een handdoekzijn bezweet gelaat afwischte. "Heeft men geen bonbons, dan neemtmen het voor lief met smotsig ijs. Zoo ook Kitty. Toen ze Wronskyniet krijgen kon, vergenoegde zij zich met Lewin. En zij benijdt mij,en wij haten elkander--ik Kitty en Kitty mij--dat is waar.... Jaetkincoiffeur.... Je me fais coiffer par Jaetkin.... Dat wil ik hem zeggen,als hij komt," dacht zij en lachte.

Op hetzelfde oogenblik herinnerde zij zich, dat zij nu niemandhad, dien zij iets grappigs kon zeggen. "Er is ook niets vroolijksmeer. Alles is afschuwelijk. Men luidt voor de vesper en die koopmandaar bekruist zich zoo voorzichtig, alsof hij vreest, daarbij ietste laten vallen. Waartoe deze kerken, dit klokgelui? Waartoe al dezeleugens? Slechts daartoe om er achter te verbergen, hoe wij allenelkander haten, juist als gindsche droschke-koetsiers, die zoo ruwelkander uitschelden; Jawschin zeide: De anderen willen me het velover de ooren halen en ik hen--dat is de waarheid."

Onder zulke gedachten, waarbij zij haar eigen toestand vergat, kwamzij aan haar woning terug. Bij den aanblik van den portier herinnerdezij zich, dat zij een brief en een telegram had afgezonden.

"Is een antwoord gekomen?" vroeg zij.

"Ik zal eens zien," antwoordde de portier, zag op den schrijflessenaarin het kantoor en gaf haar een telegram over in een couvert van dunpapier. "Voor tien uur kan ik niet komen. Wronsky," las zij.

"En de bode is nog niet terug?"

"Nog niet," antwoordde de portier.

"Als dat zoo is, dan weet ik, wat mij te doen staat," zeide zij,en terwijl zij een gevoel van toorn, dat op iets onbepaalds gerichtwas en de behoefte aan wraak in haar opstegen, snelde zij naar boven.

"Ik zal zelf naar hem toerijden. Ik zal hem alles zeggen voor ikvoor altijd vertrek. Nimmer heb ik een mensch zoo gehaat als hem,"dacht zij.

Toen zij zijn hoed aan den kapstok zag hangen, rilde zij. Zij overlegde

Page 433: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

in het geheel niet, dat dit telegram slechts een antwoord op het harewas en dat hij haar brief nog niet had kunnen ontvangen. Zij steldezich hem nu voor in rustig gesprek met zijn moeder en met Sorokina,zich verheugende over haar leed. "Ja, ik moet sneller rijden," zeidezij, zonder te weten waarheen? Zij wilde vluchten, sneller vluchtenvoor de gewaarwordingen, die zij in dit verschrikkelijk huis haddoorgestaan. De bedienden, de tapijten, de meubels, alles in dithuis vereenigde zich om haar een ontzettenden afkeer in te boezemen,die als een last op haar drukte.

"Ja, ik moet naar het station rijden; ik rijd er heen en zal hemovervallen!"

Zij zag in de courant naar het vertrek van den trein.

"'s Avonds acht uur twee minuten. Ha, ik kom nog bijtijds."

Zij liet inspannen en pakte in een reistasch de noodzakelijkstedingen voor eenige dagen. Zij wist, dat zij in dit huis niet weerzou terugkeeren. Zij kwam onder de menigte plannen, die haar hoofddoorkruisten, tot het besluit, dat zij na het bezoek aan de villa dergravin zich naar het naaste station begeven, over den Nischnegorodschenspoorweg naar de naaste stad reizen en daar blijven zoude.

Het middagmaal stond reeds opgedischt. Zij ging naar de tafel, maartoen zij bemerkte, dat zelfs de reuk der spijzen haar tegenstond, lietzij het rijtuig voorkomen en ging naar buiten. Het huis wierp zijnschaduw reeds over de geheele straat; het was een heldere, warme avond.

Annuschka en Peter, die haar volgden en haar goed in het rijtuigdroegen, de blijkbaar ontevreden koetsier, allen stonden haar tegenen hinderden haar met hun woorden en gebaren.

"Ik heb je niet noodig, Peter."

"Maar het plaatsbillet?"

"Nu, zooals je wilt, 't is mij hetzelfde," zeide zij verdrietig.

Peter sprong op den bok, en terwijl hij de hand in de zijde zette,beval hij den koetsier naar het station te rijden.

XXIV.

"Ja, wat was dat ook voor een goede gedachte, die ik onlangshad?" dacht Anna, toen zij de raderen van het rijtuig weer over hetplaveisel hoorde rollen en in de weeke kussens begon te schommelen:"Jaetkin--coiffeur.... Neen, dat was het niet. Juist! Dat, wat Jawschingezegd heeft.... De strijd om het bestaan en de haat.... Dat iseen deel van datgene, wat de menschen aan elkander bindt.... Neen,gij rijdt te vergeefs!" zeide zij in gedachten tot een gezelschapvan personen in een kales met vierspan, die, zooals het scheen, voorhun pleizier een uitstapje buiten de stad wilden maken. "En de hond,dien ge daar bij u hebt, zal u ook niet kunnen helpen! Zich zelf kan

Page 434: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

men niet ontloopen...."

Zij wendde den blik zijwaarts daarheen, waar Peter naar iets scheen tekijken. Een smoordronken fabrieksarbeider werd door een politieagentweggebracht.

"Deze toch wellicht," dacht zij; "maar wij, graaf Wronsky en ik, wijhebben het geluk niet gevonden, hoeveel we ons daarvan ook haddenvoorgespiegeld!... Wat heeft hij eigenlijk in mij gezocht? Minderliefde dan voldoening zijner ijdelheid." Zij herinnerde zich nulevendig al zijn woorden en bewegingen uit den eersten tijd hunnerverbintenis. "Ja, hij heeft het genoegen gesmaakt zijn eerzuchtbevredigd te zien. Wel is waar was daarbij ook liefde, maar voor hetgrootste deel was het toch de trots van het goed succes. Hij wilde metmij pralen. Nu is alles voorbij. Ik heb niets, waar ik trotsch op zijnkan, maar heb mij slechts te schamen. Hij heeft mij alles ontnomen,wat hij konde, nu behoeft hij niets meer. Ik ben hem tot last en hijbeijvert zich slechts, jegens mij niet oneerlijk te zijn. Hij heeftzich gisteren versproken--hij wenscht de scheiding en dan het huwelijkom de schepen achter zich te verbranden.... Hij bemint mij--Maarhoe? The zest is gone.... Die daar wil, dat allen hem bewonderen en ismet zich zelf tevreden," dacht zij bij den aanblik van een commies metroode wangen, die op een manegepaard voorbijreed. "Ja, hij heeft densmaak in mij verloren. Als ik hem nu verlaat, zal hij in den grond vanzijn hart blijde zijn. Mijn liefde wordt steeds hartstochtelijker enzelfzuchtiger, de zijne daarentegen verflauwt meer en meer; derhalvemoeten wij van elkander gaan. Er is anders geen uitkomst. Al hetmijne ligt in hem, en ik vorder van hem, dat hij zich geheel aan mijtoewijdt; hij wil zich echter meer en meer van mij terugtrekken. Totop het oogenblik onzer vereeniging zijn wij elkander genaderd, sedertverwijderen wij ons onophoudelijk. En dat is niet te veranderen. Hijzegt mij, dat ik bovenmatig ijverzuchtig ben en ik heb mij zelf datgezegd. Maar dat is niet waar. Niet jaloersch, maar ontevreden benik. Doch...." In de gemoedsbeweging, door haar gedachten verwekt,verwisselde zij van plaats in het rijtuig en bewoog onwillekeurig delippen om te spreken.... "Indien ik voor hem een verstandige vriendintrachtte te zijn en niet zijn hartstochtelijke minnares.... Maar ikkan en wil niets anders zijn. En hierdoor verwek ik bij hem slechtstegenzin en bij mij zelf toorn. En dat zal niet anders worden. Ikweet zeer goed, dat hij mij niet bedriegt; hij heeft het oog nietop Sorokina, hij is niet meer verliefd op Kitty, hij zal mij nietontrouw worden--dat alles weet ik, maar dat helpt mij niet. Indienhij, zonder mij te beminnen, slechts uit plichtgevoel goed en teedervoor mij is, dan is dat niet wat ik verlang; dat is honderdmaal ergerdan haat, dat is de hel. En dat juist is het geval. Hij bemint mijreeds lang niet meer. En waar de liefde ophoudt, begint de haat. Alsik verstandig ben, laat Alexei Alexandrowitsch mij misschien Sereschaover en ik trouw met Wronsky." Terwijl zij zich Alexei Alexandrowitschherinnerde, stond hij dadelijk levendig voor haar met zijn vermoeiden,half uitgedoofden blik, met de gezwollen aderen op zijn witte handen,met de eigenaardige stem en met het knakken zijner vingers. En bij deherinnering aan het gevoel, dat hen vereenigd had en dat ook liefdegenoemd werd, huiverde zij van afkeer.

"Nu goed, ik verkrijg de scheiding en wordt Wronsky's vrouw. Zal Kittydan echter ophouden mij aan te zien als heden? Neen. En zal Sereschaophouden te vragen of na te denken over mijn beide echtgenooten? Enwelk een nieuw gevoel tusschen Wronsky en mij zou ik dan kunnenbedenken? Is nog eenig geluk--neen, slechts iets, dat geen kwelling

Page 435: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

is--tusschen ons mogelijk? Neen--neen!" antwoordde zij zonder aarzelenzich zelf; "het is onmogelijk. Wij zouden door het leven gaan, vervan elkander; ik ben zijn ongeluk en hij is het mijne; hij kan zichniet veranderen en ik mij ook niet. Wij hebben reeds alle pogingengedaan, maar de schroef is verlamd.... Ja, dat is een bedelares methaar kind.... Zij denkt, dat zij beklagenswaard is.... Zijn wij danniet allen met elkander in deze wereld geworpen om elkander te hatenen ons zelf en anderen te kwellen?... Wat lachen die gymnasiasten daar... Serescha...? Ik dacht ook altijd, dat ik hem liefhad en was overmijn eigen teederheid geroerd.... En toch heb ik zonder hem kunnenleven, ik heb hem prijsgegeven voor een andere liefde en heb over dezeruil geen berouw gehad zoolang die andere liefde mij bevredigde." Enmet afschuw dacht zij aan datgene, wat zij een andere liefde noemde.

Het rijtuig hield voor het stationsgebouw stil en een paar bestellersijlden naar buiten.

"Moet ik plaats nemen tot Obiralowka?" vroeg Peter.

Anna had geheel vergeten waarom en waarheen zij reed, en nu begreepzij eerst na eenige inspanning die vraag.

"Ja," zeide zij en stapte uit, terwijl zij hem haar beurs overreikte.

Zij zag in de menschenmenigte rond, ging naar het salon der eersteklasse en riep zich de bizonderheden van haar toestand en de besluiten,waartusschen zij heen en weder wankelde, in het geheugen terug. Entusschen hoop en vertwijfeling begon zij weder de oude, schrijnendewonden van haar gepijnigd, onrustig hart open te rijten.

Zij zat in afwachting van den trein op de sofa, beschouwde met afkeerde in- en uitgaanden en bedacht wat zij bij haar aankomst aan hetvolgend station hem schrijven zou, en dan weder, hoe hij zich bijzijn moeder over zijn toestand zou beklagen, zonder haar lijden tebegrijpen, hoe zij dan juist de kamer binnentreden en wat zij hemzeggen zoude. En daarop dacht zij, hoe het nog mogelijk zijn kon eengelukkig leven in te richten, hoe haar liefde en haar haat jegenshem evenzeer een kwelling waren en hoe heftig haar hart klopte.

XXV.

Er werd gebeld. Eenige luidruchtige jongelieden, zooals het scheen vanminder allooi, gingen haar voorbij. Nu kwam Peter in zijn kaplaarzenen zijn livrei met zijn stompzinnig gezicht door de zaal en naderdehaar om haar tot aan den waggon te begeleiden. De drukke heeren warenstil geworden toen zij hen voorbijging; de een fluisterde den anderiets toe. Zij klom de hooge trappen op en nam in de ledige coupeplaats op de smotsige springveeren zitting, die voorheen wit geweestwas. Peter hief ten teeken van afscheid voor het venstertje zijn mettressen bezetten hoed omhoog en de conducteur sloeg de deur toe.

Een leelijke dame met tournure en een gemaakt lachend meisje liepenbeneden voorbij. "Dit jonge meisje is ook reeds bedorven en wil inhet oog vallen," dacht Anna. Om niemand te zien stond zij snel op en

Page 436: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

ging bij het tegenovergestelde venster van den waggon zitten.

Een onzindelijke, leelijke boer, met een muts op, waaronder hetverwarde en stoppelige haar te voorschijn drong, ging juist voorbijen bukte zich naar de raderen van den waggon.

"Wat komt mij aan dezen afschuwelijken mensch zoo bekend voor?" dachtAnna. Toen viel haar droom haar in en sidderend van schrik keerde zijweer naar het andere venster terug. De conducteur opende de deur enliet een heer en een dame instappen.

"Wil u er weer uit?"

Anna gaf geen antwoord. Door haar dichten sluier konden de conducteuren de binnenkomenden de ontroering in haar gelaat niet bemerken. Zijkeerde weder naar den zooeven verlaten hoek terug en zette zichneder. Het echtpaar ging aan de andere zijde zitten en monsterdeonbemerkt, maar nauwkeurig haar kleeding. De heer en de dame schenenAnna afschuwelijk toe. De man vroeg, of zij toestond te rooken,niet zoozeer omdat hij rooken wilde, maar slechts om een gesprek aante knoopen. Toen hij haar toestemming had ontvangen, begon hij metzijn vrouw Fransch te spreken. Zij maakten onbeduidende opmerkingen,slechts opdat zij het hooren en er op antwoorden zoude. Anna zagduidelijk, dat zij niet van elkander hielden; "en," dacht zij, "ishet ook anders mogelijk? Kan men zulke afstuitende wezens beminnen?"

Er werd voor de tweede maal gebeld en nu begon het rumoeriger teworden, door geschreeuw, gelach en het voortrijden der bagage. Annawas overtuigd, dat voor niemand de geringste reden tot blijdschapbestond, zoodat dit lachen haar onaangenaam aandeed en zij zich deooren wilde toestoppen om hot niet te hooren. Eindelijk klonk hetderde bellen, een schel fluiten, het steunen der machine, de kettingwerd aangetrokken en de heer tegenover haar maakte een kruis.

"Het zou interessant zijn hem te vragen, waarom hij dat doet," dachtAnna en zag hem stuursch aan. Toen keek zij voorbij de dame uithet venster naar de terugwijkende toeschouwers, die op het perronstonden. Met gelijkmatige stooten rolde de wagen, waarin Anna zat,het perron voorbij, de raderen rolden al vlugger en gemakkelijkermet lichter gedruis over de rails, het venster werd verlicht door deschuinsche stralen van de avondzon en een licht tochtwindje speeldemet de gordijntjes.

Anna vergat haar medereizigers; bij het lichte schommelen van denwagen ademde zij de frissche lucht in en begon weer verder te mijmeren.

"Ja, waar dacht ik ook aan? Dat het leven, hoe ik het mij ook voorstel,niets geven kan dan kwelling. Wij zijn toch allen maar geschapen omons te kwellen; wij zijn ons dit wel bewust en zoeken slechts naarmiddelen om ons zelf te bedriegen, maar als men de waarheid inziet,wat moet men dan doen?"

"Het verstand is den mensch gegeven om datgene, wat hem hindert,te verwijderen," zeide de dame in het Fransch, blijkbaar over dezephrase zeer tevreden.

Deze woorden schenen een antwoord te zijn op Anna's gedachten.

"Datgene te verwijderen, wat iemand hindert," herhaalde zij bij zich

Page 437: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

zelf, en terwijl zij den man met zijn welgedane wangen en de magerevrouw aanzag, hield zij het er voor, dat deze ziekelijke vrouw zichbeschouwde als iemand, die niet begrepen werd, en dat haar man haar indie meening liet en niet schroomde haar te bedriegen. Anna meende hunintiemste levensgeschiedenis te kennen, alsof zij in de schuilhoekenhunner harten kon zien. Maar zij vond daar niets belangwekkends inen ging derhalve verder in haar eigen gedachten voort.

"Ja, het hindert mij zeer en daartoe is ons het verstand gegeven, datwij het dan verwijderen. Waarom dan het licht niet uitgebluscht, alshet ons tegenstaat dat alles te zien? Maar hoe? Waarom liep zooevendie conducteur op de loopplank? Waarom tieren die jongelieden zooin dien wagen? En wat beteekent hun lachen? Alles is onwaarheid,geveinsdheid, dwaasheid...."

De trein hield aan het station stil. Anna stapte uit en bevond zichnabij de menigte passagiers; dewijl zij zich echter van hen als vanmelaatschen trachtte verwijderd te houden, bleef zij op een vrijeplaats van het perron staan en trachtte zich te bezinnen waarom zijhier gekomen was en wat zij eigenlijk wilde. Alles wat haar te vorenzoo gemakkelijk te volvoeren had toegeschenen, viel haar nu onder dezegedruismakende, akelige menschen, die haar geen rust lieten, moeielijken zwaar om geregeld te overleggen. Nu kwamen de pakjesdragersbij haar en boden hun diensten aan, toen drongen de luidruchtigejongelieden haar voorbij en zagen haar aan, dan weder liep men haarbijna omver. Terwijl zij zich herinnerde, dat zij wilde doorreizen,als er geen antwoord was, hield zij een besteller aan en vroeg hem,of er niet een koetsier van graaf Wronsky met een boodschap was.

"Graaf Wronsky? Er is juist iemand van hem hier geweest. Men heeftvorstin Sorakina met haar dochter afgehaald. Hoe ziet er de koetsieruit?"

Op dit oogenblik dat zij nog met elkander spraken, kwam de koetsierMichael in zijn donkerblauwe livrei op haar toe, blijkbaar trotsch erop dat hij zijn zending zoo snel kon volbrengen, en reikte haar eenbrief over. Zij opende hem haastig, maar voor zij hem gelezen had,kromp haar hart in een:

"Het spijt mij, dat je brief mij niet tijdig is geworden. Ik kom om tien uur."--Wronski.

Het briefje was met slordige hand geschreven.

"Zoo! dat heb ik verwacht!" zeide zij met een boozen lach. "Goed! Jekunt naar huis rijden," wendde zij zich zacht tot Michael. Zijsprak zacht, daar het heftig kloppen van haar hart haar ademhalingbelemmerde.

"Neen, ik laat mij niet kwellen," dacht zij. Maar deze bedreigingrichtte zij noch tegen hem noch tegen zichzelf, maar tegen datgene,wat haar kwelde. Zij verliet het perron en begaf zich ter zijde vanhet stationsgebouw.

Twee dienstmeisjes, die het perron op- en nedergingen,richtten de blikken op haar en maakten opmerkingen over haartoilet. "Echte!" zeiden zij, bedoelende de kanten aan haar japon. Ookeen paar jonge mannen zagen haar in het gelaat en lachten tegen

Page 438: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

elkander. De stationschef vroeg haar in het voorbijgaan, of zij opden trein wachtte. Een kleine jongen, die kwas verkocht, hield deoogen op haar gevestigd.

"Mijn God, waar zal ik heen?" dacht zij en ging verder tot aan hetperron, waar zij bleef staan. Eenige dames en kinderen, die een heermet een bril op hadden opgewacht en nog luid spraken en lachten,werden stil en beschouwden haar toen zij naderde.

Toen versnelde zij haar schreden, ging hen voorbij en trad naar denrand van het perron. Een goederentrein naderde. Het platform dreundeen het scheen haar alsof zij weer medereed.

Plotseling herinnerde zij zich dien man, die op den dag harer eersteontmoeting met Wronsky overreden was, en nu wist zij, wat zij had tedoen. Met snelle, lichte schreden ging zij de loopplank af, die aanhet einde van het perron naar beneden voerde tot aan de rails. Zijzag den machinist in zijn buis, die haar verwonderd aankeek, zij zaghet groote door den hevel bewogen rad--de locomotief ging voorbij.

"Daarheen?" zeide zij en staarde met afschuw op het met kolenstofvermengde kiezel, waarmede de baan overdekt was. Zij luisterde naarhaar steeds heftiger wordend hartkloppen: "En ik zal hem straffen,ik wil mij niet laten kwellen, ik zal mij van allen en ook van mijzelf bevrijden."

De eerste wagen rolde voorbij, de tweede volgde. Zij wierp het roodetaschje, dat zij in de hand had, van zich. Zij was zich bewust, datzij iets meer beslissends en onherroepelijks ging doen dan zij ooit inhaar leven gedaan had. Uit gewoonte hief zij werktuigelijk de hand op,bekruiste zich, viel op de knieen op een der rails en boog het hoofdvoorover. De zoo gewone beweging van het kruisteeken te maken riepplotseling in haar ziel een rij van herinneringen uit haar jeugd enaan gewichtige oogenblikken haars levens te voorschijn. Een oogenblikschitterde de glans van het vluchtende leven nog voor haar oogen.

"Wat doe ik? Waar ben ik? Waarom?"

Zij wilde zich weer oprichten; maar een reusachtige, onverbiddelijke,donkere massa sloeg haar tegen het hoofd, stiet haar neder en sleeptehaar aan den rug met zich voort.

"Mijn God! vergeef mij alles!" riep zij.

Het zwarte zand en kolenstof kwamen nader, zij viel er met het gelaatop neder. Het boertje, dat zij gezien had, boog zich, iets mompelende,van de trede van den waggon boven eene der ijzeren rails over haarhenen. En het licht, waarbij de ongelukkige het met kommer, strijd,leugen en dwaasheid gevulde levensboek had gelezen, begon te sissen,verdonkerde, flikkerde nog eenmaal op en werd toen uitgebluschtvoor altijd....

XXVI.

Page 439: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Een paar maanden waren verloopen. In de omgeving van SergejIwanowitsch Kosnischew sprak en schreef men over niets anders danover het Slavische vraagstuk en over den Servischen oorlog. Al watgewoonlijk de ledigloopende menigte doet om den tijd te dooden, werdnu voor de Slavische broeders gedaan. Bals, concerten, redevoeringen,de damestoiletten, de hotels, alles verried de belangstelling voorde Slaven.

Met veel van hetgeen men zoo sprak en schreef stemde SergejIwanowitsch niet in. Hij erkende, dat de Slavische vraag tot modezaakwas geworden, en erkende ook, dat velen er zich uit eerzuchtige enzelfzuchtige beweegredenen mede bezig hielden. Hij zag in, dat dedagbladen sterk overdreven en veel papier nutteloos bedrukten methet eenig doel, de opmerkzaamheid tot zich te trekken en de andere teoverschreeuwen. Hij bespeurde, dat zich bij deze algemeene geestdriftde onvergenoegden en tot hiertoe teruggezetten het luidruchtigst naarvoren drongen en dat zich allerlei belachelijke lichtzinnigheid ruimbaan maakte; maar hij bemerkte ook een ongetwijfeld oprechte, zichsteeds meer verbreidende geestdrift, die alle klassen der samenlevingvereenigde en bepaalde waardering verdiende. De strijd der geloovige,Slavische broeders vroeg deelneming en vijandschap tegen hunneonderdrukkers. Maar bizonder was Sergej Iwanowitsch over zulk eeneuiting der openbare meening verheugd. Het publiek had duidelijk zijngevoelen doen blijken. De ziel des volks, zooals hij het noemde, hadeen uitdrukking gevonden. En hoe meer hij zich met deze zaak bezighield, des te duidelijker werd het hem, dat zij van een reusachtige,geschiedkundige beteekenis zou worden.

Derhalve wijdde hij zich geheel aan den dienst dezer groote zaak,en zijn tijd was er zoozeer door in beslag genomen, dat hij aan allehem gestelde eischen niet kon voldoen.

Nadat hij de geheele lente en een deel van de zomer had gewerkt, kwamhij er eerst in Juli toe naar buiten te gaan en zijn broeder Lewinte bezoeken. Hij begaf zich er heen om, een paar weken op het landteruggetrokken, den volksgeest in zijn verheffing waar te nemen enwat tot verhaal te komen. Katawassow, die al lang beloofd had Lewinte bezoeken, vergezelde hem.

Toen Sergej Iwanowitsch en Katawassow aan het station afstapten, kwamendaar te gelijk verscheiden vrijwilligers met droschken aan. Zij werdendoor dames met bloemkransen en door oen toegestroomde volksmenigteontvangen.

Een der dames kwam uit de wachtkamer en wendde zich totSergej Iwanowitsch.

"Is u ook gekomen om hen uitgeleide te doen?"

"Neen, vorstin, ik reis op eigen hand om mij bij mijn broeder op hetland wat te verfrisschen. En u doet hen steeds uitgeleide?" antwoorddehij glimlachend.

"Ja, dat is toch noodig," zeide de vorstin. "Is het waar, dat erachthonderd van de onzen zijn?"

"Meer. Hen medegerekend, die niet over Moskou de reis hebben gemaakt,zijn er meer dan duizend," zeide Kosnischew.

Page 440: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Ziet u? Dat heb ik al dadelijk gezegd," antwoordde de dame verheugd:"En is het waar, dat men al over het millioen bijeen heeft?"

"Meer, vorstin."

"En het laatste telegram? Zijn de Turken geslagen?"

"Ja, ik heb het zooeven gelezen," antwoordde Kosnischew.

"Het bericht wordt bevestigd, dat in de laatste drie dagen deTurken overal geslagen zijn, en morgen verwacht men den beslissendenveldslag."

"Weet u reeds, dat graaf Wronsky, de beruchte, met dezen treinvertrekt?"

"Ja, dat hij ook aan den strijd wil deelnemen, heb ik gehoord, maarik wist niet wanneer hij zou vertrekken. Dus met dezen trein?"

"Ik heb hem gezien. Hij is hier; alleen zijn moeder vergezelde hem. Datis nog altijd het beste, wat hij doen kan."

"O ja, zeker."

Op dit oogenblik drong de menigte, om wat middageten te bekomen,naar de restauratiezaal. Zij werden medegesleept en hoorden de luidestem van een heer, die met een champagneglas in de hand een toespraaktot de vrijwilligers hield.

"Gij gaat strijden voor ons geloof, voor de menschheid, voor onzebroeders!" zeide de heer met steeds meer klimmende stem. "MoederMoskou zegent u voor eene groote zaak. Jivio!"'besloot hij luid enmet ontroerende stem.

"Jivio! Jivio!" schreeuwden allen en een nieuwe menigte stroomde dezaal in en klonk met de gravin.

"Ach! Vorstin! Wat zegt u er van?" vroeg Stipan Arkadiewitsch meteen vroolijken lach en een stralend gelaat, terwijl hij plotselingte midden van de menigte verscheen. "Niet waar? zeer schoon en warmgesproken! Bravo! En ziedaar, Sergej Iwanowitsch! U moet ook eenigewoorden spreken, weet u, als blijk van waardeering en tot opwekking. Ukan dat zoo goed!" liet hij er, zijn arm aanrakende, met een vleiend,aanmoedigend lachje op volgen.

"Neen, ik reis dadelijk door."

"Waarheen?"

"Naar mijn broeder op zijn landgoed," antwoordde Kosnischew.

"O, dan ziet u ook mijn vrouw. Ik heb aan haar geschreven, maar u zietze toch vroeger. Wees zoo goed en zeg haar, dat het All right is. Zijzal het begrijpen. Zeg haar ook, dat ik gekozen ben tot medelid vande commissie ... zij weet wel wat ik bedoel. Vous savez, les petitesmiseres de la vie humaine!" wendde hij zich verontschuldigend tot devorstin. "En Miagkaja--niet Lisa, maar Bibiche--, zendt geweren entwaalf liefdezusters. Weet u het al?"

Page 441: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Ja, ik heb het gehoord," antwoordde Kosnischew op koelen toon.

"Hoe jammer dat u vertrekt," zeide Stipan Arkadiewitsch. "Wij gevenmorgen aan twee vrijwilligers--Bartenjansky uit Petersburg en onzenWassja Wesslowsky--een afscheidsdiner. Zij gaan allen heen! Wesslowskywas eerst onlangs getrouwd en vertrekt nu al. Is dat niet mooi?"

De vorstin zag Kosnischew aan. Beiden schenen gaarne van hem loste willen zijn, maar dat hinderde Stipan Arkadiewitsch niet in hetminst. Hij zag lachend nu op de veer van den hoed der gravin, dannaar alle zijden in het rond, alsof hij zich iets in het geheugenwilde terugroepen. Toen hij eene dame met een bus voorbij zag gaan,riep hij ze en legde er een bankbiljet van vijf roebel in.

"Ik kan deze bussen niet onverschillig aanzien, zoolang ik nog geld inden zak heb," zeide hij. "Wat zegt u van het laatste telegram? Dappereknapen die Montenegrijnen!"

"Wat u zegt!" riep hij uit, toen de vorstin hem mededeelde, datWronsky met dezen trein ging. Zijn gelaat drukte op dat oogenblikdroefheid uit, maar reeds in het volgend oogenblik, nadat hij evenhad gezucht en met sidderende hand langs zijn baard had gestreken,trad hij de kamer binnen, waarin Wronsky zich bevond; hij had al zijnzuchten over den dood zijner zuster vergeten en zag in Wronsky nogslechts den held en zijn ouden vriend.

"Bij al zijn gebreken moet men hem toch recht laten wedervaren,"zeide de vorstin tot Kosnischew, toen Oblonsky haar had verlaten:dat is een echt Russische, een Slavische natuur. Ik vrees slechts,dat het Wronsky onaangenaam zal zijn hem te zien. Wat zij ook mogenzeggen, mij roert het noodlot van dezen man. Spreekt u hem onderweg?"

"Ja, wellicht! Als het zoo valt."

"Ik was nimmer met hem ingenomen. Naar wat hij nu doet maakt weerveel goed. Niet slechts gaat hij zelf mede, maar hij heeft een geheelescadron op zijn kosten uitgerust."

"Ja, ik heb daarvan gehoord."

Er werd geluid. Allen drongen zich naar de deuren.

"Daar is hij," zeide de vorstin en wees op Wronsky, die in een langenzwarten jas en met een breedgeranden zwarten hoed op aan den arm zijnermoeder daar aankwam. Naast hem ging Oblonsky, die levendig sprak.

Waarschijnlijk door Oblonsky opmerkzaam gemaakt, wendde hij zich naarde zijde, waar Kosnischew met de gravin stond en nam zwijgend den hoedaf. Zijn gelaat was verouderd en zag er lijdend uit, maar scheen echterals uit steen gehouwen. Hij ging naar het plateforme van den wagen,liet zwijgend zijn moeder voorbijgaan en verdween in de wagenafdeeling.

Op het perron werd het roepen der menigte gehoord: "God behoededen czaar! Hoera en Jivo!" Een der vrijwilligers, een lange nog zeerjonge man met ingevallen borst, stelde zich bizonder op den voorgrond,terwijl hij zijn vilten hoed en bloemruiker boven zijn hoofd zwaaide.

Gedurende het oponthoud in de hoofdstad van het gouvernement ging

Page 442: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Sergej Iwanowitsch niet in de restauratiezaal, maar bleef het perronop- en nedergaan. Toen hij Wronsky's wagon voorbij kwam, zag hij voorhet venster de oude gravin. Zij riep hem aan.

"Ik ga ook met dezen trein," zeide zij, "en vergezel hem tot Kursk."

"Ja, dat heb ik al gehoord," zeide Kosnischew en zag tot haar op. "Datis een loffelijke daad van hem," liet hij volgen, toen hij bemerkte,dat Wronsky niet aanwezig was.

"Ja, na zijn ongeluk.... Wat bleef hem anders over?"

"Een verschrikkelijke gebeurtenis!" zeide Kosnischew.

"Ach, wat heb ik doorleefd! Kom een oogenblik hier binnen.... Ach watheb ik doorleefd!" hernam zij toen Kosnischew binnentrad en naast haarop de kussens ging zitten. "Men kan zich dat niet voorstellen. Zesweken lang sprak hij met niemand en gebruikte slechts eenig voedsel,als men hem er toe drong. En geen oogenblik konden wij hem alleenlaten. Alles hadden wij hem ontnomen, alles, waarmede hij zichkon dooden. Wij woonden in de benedenverdieping, maar men kon nietvoorzichtig genoeg zijn. U weet immers, dat hij reeds eenmaal omharentwil op zich heeft geschoten," zeide zij en bij deze herinneringfronste de oude dame het voorhoofd. "Ja en het eindigde met haar,zooals het met zulk een vrouw eindigen moest. Zulk een gemeenen,vernederenden dood moest zij uitzoeken!"

"Wij mogen daarover niet oordeelen, gravin," zeide Kosnischew meteen zucht. "Maar ik begrijp, hoe zwaar en pijnlijk het voor u moetgeweest zijn."

"Ach, ik kan het u niet zeggen. Ik had toen mijn verblijf op mijnlandgoed en hij was juist bij mij. Daar bracht men mij een brief. Hijschreef een antwoord en verzond het. Wij vermoedden niet, dat zij aanhet station was. 's Avonds--ik had mij juist teruggetrokken--verteldemijn Marie mij dat zich nabij het station een dame onder den trein hadgeworpen. Het was mij, alsof mij een beroerte trof. Ik wist dadelijk,dat zij het was. Het eerste, wat ik zeide, was: De graaf mag er nietsvan vernemen! Maar men had het hem reeds gezegd. Zijn koetsier was daargeweest en had alles mede gezien. Toen ik zijn kamer binnen ijlde,was hij reeds zich zelf niet meer. Het was verschrikkelijk hem aante zien. Hij sprak geen woord en snelde heen. Ik weet niet wat daargeschied is, maar men bracht hem als dood naar huis. Ik herkende hemnauwelijks. Daarop greep hem een soort van razernij aan. Maar hoezou ik het kunnen verhalen? Het was een ontzettende tijd. Neen, watmen ook zeggen mag, zij was een slechte vrouw. Wat moet men zeggen,van zulke wanhopige harstochten? Zij heeft daardoor zich zelf en tweevoortreffelijke menschen, haar echtgenoot en mijn ongelukkigen zoonte gronde gericht.

"Wat heeft Karenin gedaan?"

"Hij heeft het dochtertje tot zich genomen. Mijn Alaescha stemde in hetbegin in alles toe; maar nu grieft het hem verschrikkelijk, dat hijzijn kind aan een vreemden man heeft overgelaten. Maar hij kan zijnwoord niet terugnemen. Karenin was voor de begrafenis overgekomen, maarwij maakten, dat hij en Alaescha elkander niet ontmoetten. Voor hem,haar echtgenoot, is het zoo het best. Hij is van haar bevrijd. Maarmijn arme zoon heeft zich geheel aan haar overgegeven; alles heeft hij

Page 443: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

voor haar opgeofferd, zijn carriere en mij, zijne moeder, maar tochheeft zij geen mededoogen met hem gehad, maar moest hem opzettelijkte gronde richten. Neen, wat men ook zeggen mag: haar dood was dieeener afschuwelijke vrouw, eener vrouw zonder godsdienst. God mogehet haar vergeven, maar ik moet haar aandenken haten, daar ik denondergang mijns zoons voor oogen heb."

"Hoe is hij nu?"

"Deze Servische oorlog heeft God ons beschikt, want die is zijnredding! Ik ben al oud en begrijp van den staatkundigen toestand nietveel; men zegt: ce n'est pas tres bien vu a Petersbourg, en als moedervrees ik voor zijn veiligheid; maar wat te doen? Dat alleen kon hemnog weer tot leven wekken en oprichten. Jawschin, zijn vriend, heeftalles verspeeld en zich ook naar Servie begeven. Deze kwam bij hemen heeft hem overreed. Dat dwingt hem nu ten minste tot inspanningen werkzaamheid. Ach, ik bid u, spreek eens met hem; ik wilde zoogaarne, dat hij eenige afleiding had. Hij is zoo somber. Hij zal ugaarne zien. Ik bid u, spreek hem eens aan. Hij gaat aan de anderezijde op en neer."

Sergej Iwanowitsch begaf zich naar de andere zijde van den trein.

Tusschen de pakken en kisten, die op het perron lagen opgestapeld,ging Wronsky in zijn lange paletot, met de handen in de zakken, als eendier in de kooi, op en neder, terwijl hij steeds op twintig passen snelterugkeerde. Toen Sergej Iwanowitsch hem naderde, scheen het dezen,dat Wronsky hem niet wilde opmerken. Maar Kosnischew was hierbovenverheven. Wronsky was nu in zijn oogen slechts een belangwekkenddeelgenoot in een groot werk, en hij achtte het zijn plicht hem aante moedigen en te troosten. Hij trad derhalve op hem toe.

Wronsky bleef staan, zag hem oplettend aan, kwam toen een stap naderen drukte hem zeer vast de hand.

"U wenscht wellicht mij niet te zien," zeide SergejIwanowitsch. "Evenwel ... misschien kan ik u nuttig zijn?"

"Niemands ontmoeting kon mij minder onaangenaam zijn, dan die van u,"antwoordde Wronsky: "houd het mij ten goede. Het leven geeft nietsaangenaams."

"Ik begrip u, maar ik wilde u mijne diensten aanbieden. Een briefaan Ristic of aan Milan zou wellicht nuttig kunnen zijn?"

"Ach neen," zeide Wronsky, alsof hij moeite had hem te begrijpen. "Alsu wil, laat ons dan nog een poos op- en neergaan. In den waggon ishet zoel. Een brief? Neen, ik dank u. Om te sterven behoeft men geeneaanbevelingen, tenzij aan de Turken," antwoordde hij, en zijn mondglimlachte, maar zijn oogen behielden de uitdrukking van bitteredroefheid.

"Maar men kan betrekkingen aanknoopen, die onder de bestaandeomstandigheden nuttig zijn kunnen. Ik verheugde mij toen ik van uwbesluit hoorde. Men had van vele zijden grieven tegen de vrijwilligers,maar een man als u zal hen in de publieke opinie verheffen."

"Ik heb slechts de verdienste, dat ik niet aan het leven hecht engenoeg kracht heb om een carre uit elkander te slaan of op de plaats

Page 444: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

te blijven. Dat weet ik. Ik verheug mij, dat er iets is waarvoor ikmijn leven kan wagen, dat mij niet slechts nutteloos schijnt, maarzelfs lastig is. Zoo kan het nog voor iets ten voordeel zijn." En hijmaakte met de kin een ongeduldige beweging uithoofde van aanhoudende,kwellende tandpijn, die hem zelfs verhinderde met den gewilden nadrukte spreken.

"U zal weer geheel opleven, dat verspel ik u," zeide Kosnischew, diezich diep geroerd gevoelde. "Onze verdrukte broeders te bevrijden iseen doel, waarvoor het waard is te leven en te sterven. God geve ueen goeden uitslag op uw edel pogen en inwendigen vrede!"

"Ja, als werktuig mag ik wat zijn, als mensch ben ik eene ruine," zeidehij en drukte krachtig de hand, die Kosnischew hem toereikte. Hij zweegen keek naar de raderen van den tender, die langzaam en gelijkmatigover de rails voortrolden. Een diepe smart stond in zijn trekken telezen. De tender en het spoor riepen haar, of liever wat van haarovergebleven was, in zijn geheugen terug zooals hij haar gezien had,toen hij half waanzinnig de loods bij het station binnengestormd was;daar had zij gelegen, nog onlangs vol leven, toen een bloedig lichaam,schaamteloos uitgestrekt voor de oogen van vreemden! Het achterwaartsgebogen hoofd met de zwarte vlechten en de fijne krulletjes langsde slapen was ongedeerd gebleven; op het schoon gelaat en de halfgeopende roode lippen scheen een versteende, roerende klacht te liggen,maar in de wijdgeopende oogen lag een ontzettende uitdrukking, dieduidelijker dan met woorden het verschrikkelijke woord uitsprak:"gij zult er berouw van hebben...."

Hij gaf zich moeite zich haar zoo te herinneren, als hij haar de eerstemaal aan het station ontmoet had, zoo poetisch schoon en aanlokkend,zoo vol levenslust en behoefte aan geluk en zelf geluk verspreidend,niet zoo bitter en wraakzuchtig als hij zich haar uit hun laatstbijeenzijn herinnerde.... Hij trachtte de schoonste met haar beleefdeoogenblikken te voorschijn te roepen, maar deze waren nu voor altijdvergiftigd. Zij stond hem nu nog slechts voor oogen in haar opgewondentoorn en haar zegevierend besluit om zich te wreken.... En hij gevoeldegeen tandpijn meer, een snikken schokte zijn geheele wezen!

Nadat hij eenige malen zwijgend de vrachtgoederen was voorbijgegaan,had hij de heerschappij over zich zelf herwonnen en wendde zich nogeenmaal kalm tot Sergej Iwanowitsch, die hem weder voorbijging.

"Is er sedert gisteren nog geen nieuw telegram aangekomen?"

"Ja, zij zijn voor de derdemaal geslagen, maar morgen verwacht meneen beslissenden veldslag."

Nadat zij nog een oogenblik over Milans proclamatie tot koning envan de gevolgen dezer gebeurtenis hadden gesproken, keerden zij nahet tweede bellen ieder naar zijn waggon terug.

XXVII.

Page 445: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Daar Sergej Iwanowitsch eerst in het laatste oogenblik tot zijnvertrek naar buiten had besloten, had hij zijn broeder daarvan geenbericht gezonden. Lewin was derhalve niet te huis toen Kosnischew enKatawassow in een tarantas, die zij aan het station gehuurd hadden,bestoven als Arabieren, des middags om twaalf uur voor zijn huisstilhielden. Kitty zat met haar vader en Dolly op het balkon. Zijherkende haar zwager en snelde naar beneden hem te gemoet.

"Je moogt je wel schamen, dat je ons niets hebt laten weten!" zeidezij, terwijl zij hem de hand reikte en het voorhoofd hemtegenhield. "Je ziet, dat we heel goed hebben gereden zonder jemoeite te veroorzaken," antwoordde Sergej Iwanowitsch. "Maar ikben zoo bestoven, dat ik u bijna niet durf naderen. Ik had zooveeldrukten, dat ik vooraf niet kon bepalen, wanneer ik mij zou kunnenlosrukken. Maar gijlieden hier geniet, als altijd, in je stille hoekjeeen vreedzaam geluk.... Hier onze oude vriend Fedor Wassilitsch iser ook eens uitgevlogen."

"Denk niet, dat ik wezenlijk een neger ben; als ik mij heb gewasschen,zal ik een menschelijk voorkomen hebben," en zijn witte tandenschitterden tusschen zijn schalkachtig vertrokken lippen, terwijlhij haar de hand reikte.

"Kostja zal heel blijde zijn.... Hij is in het veld, maar hij zalwel terstond terug zijn."

"Altijd druk in de zaken. Maar wij zijn ook in Arkadie," zeideKatawassow.--Wij in de stad zien en hooren niets dan van den Servischenoorlog. Hoe denkt onze vriend daarover? Waarschijnlijk anders alsandere menschen?"

"Ja, niet zooals allen," antwoordde Kitty een weinig verlegen enwendde zich tot Kosnischew: "Ik zal hem laten halen. Papa is ookhier. Hij is eerst onlangs uit het buitenland teruggekomen."

Zij liet dus naar Lewin zoeken, wees de bestoven gasten hun kamers,bestelde voor hen een verversching en ging toen weer naar het balkon.

"Dat zijn Sergej Iwanowitsch en Katawassow, de professor," zeide zij.

"Oef! dat is veel op eens met die warmte," meende de oude vorst.

"Neen, papa, hij is heel aardig en net en Kostja houdt veel van hem,"zeide Kitty met een smeekend lachje, daar zij in zijn trekken eenspottende uitdrukking bemerkte.

"Ik heb er niets tegen."

"Ga jij ze wat bezig houden, Dollylief," wendde zij zich tot deze. "Zijhebben onderweg Stiwa aangetroffen, hij is welvarend. Ik moet eensnaar mijn kleinen Mitja. Hij heeft sedert van morgen niets gehad enzal ongeduldig worden. Hij zal misschien wakker zijn en schreien."

En met snelle schreden ijlde zij naar de kinderkamer.

Mitja schreide werkelijk. Reeds van verre hoorde Kitty zijn stem enverdubbelde haar schreden. De stem was krachtig en gezond, slechtshongerig en ongeduldig.

Page 446: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Schreit hij al lang, Stanja?" vroeg Kitty, terwijl zij haastigop een stoel ging zitten en zich gereed maakte om hem de borst tegeven. "Geef hem toch dadelijk hier. Wat ben je langzaam! Het mutsjekun je immers later vastbinden."

Het kind liet een vreeselijk hongerig schreeuwen hooren.

"Zoo kan het toch niet, moedertje," zeide Agasija Michailowna, dienu bijna altijd in de kinderkamer was; "hij moet toch eerst in ordegebracht worden." "Suja, suja," zong zij over hem gebogen, zonderzich aan de moeder te storen.

Stanja bracht eindelijk het kind naar zijn moeder. Agasija Michalownaging achter hen heen met een gelaat overvloeiende van teederheid.

"Hij kent mij al! wezenlijk, hij kent mij!" riep zij uit.

Maar Kitty sloeg geen acht op haar; haar ongeduld vermeerderde metdat van het kind. Derhalve kwam ook de zaak niet dadelijk in orde. Hetkind vatte niet juist aan zooals het moest en ergerde zich.

Eindelijk, na een laatste wanhopig geschreeuw gelukte het; moeder enkind werden nu gelijktijdig rustig en stil.

"Nu kun je wel gaan," fluisterde Kitty. "Hij zal inslapen. Maarhet arme kind baadt in zweet." En zij betastte het van allezijden. "Waarom denk je, dat hij je reeds kent?" liet zij volgen,en beschouwde met genoegen de oogjes, die van onder het mutsjehaar tevreden en guitig schenen aan te kijken, zijn zachte wangen,die zich gelijkmatig opbliezen en de rooskleurige handjes, die zichonophoudelijk bewogen. "Dat is onmogelijk, want als hij iemand kende,zou hij mij het eerst kennen," antwoordde Kitty op Agasija's bewering.

"Als hij wakker wordt, zal u het zien, als God wil. Doe ik zoo, danverheldert zijn gezichtje geheel," volhardde Agasija Michailowna. "Nugoed, goed! Wij zullen het wel zien," fluisterde Kitty! "Ga numaar. Hij slaapt in."

Agasija ging op de teenen de kamer uit; Stanja liet de rouleaux neder,joeg de vliegen weg van achter de mousselinen gordijnen van het bedjeen evenzoo een groote bromvlieg, die tegen de vensterruiten stiet,en nadat zij met een berkentak over moeder en kind gezwaaid had,ging zij zitten.

"Welk een hitte! Foei hoe warm! Als de hemel maar regen gaf!" zeidezij.

"Ja ja! St.!" antwoordde Kitty, terwijl zij teeder en licht Mitja, diede kleine oogjes nu opende, dan sloot, op haar schoot wiegde. Eindelijkhield ook het kleine handje op zich te bewegen. Het kind zag, terwijlhij slechts van tijd tot tijd zijn voedingsbezigheid voortzette en delange wimpers ophief, zijn moeder aan met de vochtige oogjes, die inhet half donker zwart schenen. Men hoorde de kindermeid niet meer;zij was zelf ingesluimerd. Van boven liet zich de stem vernemen vanden ouden vorst en het gelach van Katawassow.

"Zij zijn ook zonder mij in discours geraakt," dacht Kitty, "maar hetis toch ergerlijk, dat Kostja er niet is. Hij zal wel weer naar debijenkorven zijn gegaan. Dat wekt altijd zijn belangstelling op. In

Page 447: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

de lente was hij somwijlen somber en gedrukt, nu zijn die phasenveel minder. Hij heeft te veel philosophieen gelezen en dat brachthem tot ongeloof. Hij zegt zelf, dat hij geloovig wenschte te zijn;maar waarom is hij het dan niet? Waarschijnlijk omdat hij te veeldenkt als hij alleen is. Is hij al een ongeloovige, mij dunkt, hetis toch nog beter zoo te zijn dan zooals madame Stahl was en ik zijnwilde in Soden--neen, hij is oprecht en braaf."

En daarbij viel haar een onlangs door hem betoonde trek vangoedheid in. Een paar weken geleden had Dolly van haar echtgenooteen berouwvollen brief ontvangen, waarin hij haar bezwoer zijn eerte redden en haar goed te verkoopen om daarmede zijn schulden tebetalen. Dolly was buiten zich zelf; zij verachtte haar man, wastoornig en had medelijden met hem, en het einde was, dat zij tenslotte inwilligde een deel van haar goed te verkoopen. En nu dachtKitty bewogen en onwillekeurig glimlachend aan de verlegenheid en deongeschikte pogingen om het middel, dat hij tot Dolly's redding hadbedacht, haar voor te stellen, zonder haar te beleedigen. Hij zochtnamelijk Kitty te overreden haar aandeel in Dolly's bezitting af testaan, wat haar zelf tot hiertoe niet in den zin was gekomen.

"Welk een ongeloovige is hij dan? Met zulk een hart en in gestadigezorg om niemand leed te doen! Alles heeft hij voor anderen over. SergejIwanowitsch acht het natuurlijk, dat Kostja zijn rentmeester is. Nustaan ook Dolly en haar kinderen onder zijn bescherming, en alde boeren komen dagelijks bij hem, alsof hij verplicht is hen tehelpen.... Ja, wordt maar zoo goed als je vader!" dacht zij, terwijlzij met haar lippen Mitja's wang aanraakte en hem aan Stanja overgaf.

XXVIII.

Lewin had een broeder gehad, Nicolaas Dimitritsch, van wien hijen zijn broeder Sergej langen tijd gescheiden waren geweest. Doorverregaand losbandig gedrag had hij zijn vermogen verspild, zijnnaam onteerd en zijn gezondheid verwoest. Er waren jaren verloopen,dat men niets van hem had vernomen, tot eindelijk een brief uit eenkleine provincieplaats Lewin naar zijn sterfbed riep. Kitty wist,dat deze broeder bestond, maar had hem nimmer gezien.

Zij wilde Lewin ter zijde staan, toen een treurige en wellichtmoeielijke taak hem werd opgelegd, en vergezelde hem naar dendoodzieken broeder. Deze, wrevelig tegen de geheele wereld enniet geloovende aan zijn naderend einde, ontving hen in eenegemoedsstemming, die beiden bitter bedroefde, terwijl zij metpijnlijke smart die uitgeteerde gestalte beschouwden, op wier gelaatreeds de dood zijn teeken had geschreven. Kitty betoonde zich eeneuitstekende verpleegster. Bij haar vrouwelijke zachtheid ontwikkeldezij zulk een geestkracht en moed als men van haar niet zou verwachthebben. Het diep mededoogen, het geduld en de zelfopofferende liefdevan dit schoon en beminnelijk wezentje oefenden een wonderbaarverzachtenden invloed op den ongelukkige uit. Diep ellendig, als hijin den laatsten tijd geweest was, had hij op zijn ziekbed de geheelewereld gevloekt. Ongeloovige en materialist, als hij zich steedshad voorgedaan, had hij steeds en ook toen hij reeds hopeloos ziek

Page 448: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

daarneder lag den spot gedreven met al wat op iets hoogers betrekkinghad. Zijn ingenomenheid met en eerbied voor deze schoonzuster, die hemvoorkwam als een wezen uit andere en hoogere sfeer, opende zijn zielvoor het geloof aan onbaatzuchtige liefde, aan een oneindig wezen,dat de oorzaak is van al wat bestaat en een wezen vol liefde moetzijn. Toen het hem zekerheid was geworden, dat hij sterven ging,greep hij naar troost, bad hij om vergeving. De cynische zekerheid,die in ruw zingenot bevrediging had gezocht, had hem in die urengeheel begeven en plaats gemaakt voor vernedering, zelfverwijt,diep schuldgevoel. Hij trachtte te bidden en hoorde gretig naar detroostende woorden van Gods barmhartigheid, die een oude eerwaardigepope zijner kerk tot hem richtte.

Sedert het sterven van zijn broeder, dat op Lewin een diepen indrukhad gemaakt, onderwierp hij het probleem van het leven aan een nieuwebeschouwing en plaatste het in een ander licht. De overtuiging,die van twintig tot vier en dertig jaar het geloof zijner kindsheidhad vervangen, wankelde op haar grondslagen. Het leven scheen hemnog ontzaglijker toe dan de dood. Van waar kwam het? Wat beteekendehet? Waartoe was het ons gegeven? Het organisme, zijn verwoesting,de onvergankelijkheid der stof, de wetten van het behoud en deontwikkeling der krachten, deze woorden en de wetenschappelijketheorieen, die zich er aan verbonden, waren ongetwijfeld interessantten opzichte van het intellectueele leven, maar waren ze voldoendein den loop van 's menschen bestaan?

Lewin was gelijk aan iemand, die door de barre koude gaande en zijnwarme pels voor een mousselinen kleedij verwisseld hebbende, alsdan,niet door redeneering begrijpt, maar in zijn geheele lichaam voelt,dat hij naakt, beroofd en bestemd is om ellendig om te komen.

Van toen af gevoelde Lewin, zonder iets in zijn uitwendig levente veranderen, zich steeds ontrust over zijn onwetendheid, daarhij gedrongen was met droefheid te erkennen, dat datgene, wat hijzijn _overtuigingen_ noemde, wel verre van hem licht te geven, diedingen voor hem ontoegankelijk maakte, waaraan hij zulk een dringendebehoefte gevoelde.

De dagelijksche beslommering en afleiding verdrongen wel dezegedachten, maar na de bevalling van zijn vrouw, toen hij te Moskouzonder bepaalde bezigheid leefde, keerden zij gedurig met klimmendehardnekkigheid terug.

Hij stelde zich de vraag aldus: "Indien ik de verklaringen van hetChristendom omtrent het probleem van mijn bestaan niet aanneem, waarzal ik dan andere vinden?" En hij doorvorschte zijn wetenschappelijksysteem even vruchteloos, als hij een speelgoedwinkel of een arsenaalzou doorzocht hebben om er voedsel te vinden.

Onwillekeurig, onbewust, zocht hij in zijn lectuur, in zijnconversatie, in de personen, die hem omringden, een of anderaanrakingspunt met het onderwerp, dat hem geheel vervulde.

Eene daadzaak verwonderde hem en hield hem meer bizonder bezig:waarom schenen de lieden zijner wereld, die grootendeels, even alshij, het geloof met de wetenschap hadden verwisseld, geen zedelijklijden te ondervinden en volmaakt voldaan en tevreden te leven? Zou dewetenschap hen meer duidelijk en klaar antwoorden op deze verwarrendevragen? En hij begon de menschen en boeken, die de zoo vurig verlangde

Page 449: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

oplossing konden bevatten, te bestudeeren.

Hij ontdekte evenwel, dat hij in een grove dwaling was vervallen doormet zijn makkers van de universiteit aan te nemen, dat de godsdienstiets zonder beteekenis is; zij, die hij het meest genegen was: deoude vorst, Lwof, Sergej Iwanowitsch, Kitty, bewaarden het geloofhunner jeugd, dat hij zelf had gedeeld; de vrouwen in het algemeenen het geheele volk geloofden.

Verder zag hij in, dat de materialisten, wier gevoelens hij deelde,aan deze geen bizondere beteekenis gaven en, verre van die vraagstukkente verklaren, zonder welker oplossing het leven hem onmogelijk scheen,schoven zij ze ter zijde om er in de plaats de definitie van anderevoor te geven, die hem zeer onverschillig lieten, als: de ontwikkelingvan het organisme, de mechanische verklaring der ziel e.z.v.

Sedert het gevaar, waarin zijn vrouw had verkeerd, had Lewin eenvreemde ontroering ontwaard; hij, de ongeloovige, had gebeden ... engebeden met een oprecht geloof; maar zoodra hij tot kalmte wasteruggekeerd, gevoelde hij, dat zijn leven onvatbaar was voor zulkeen gesteldheid der ziel. Op welk een oogenblik was hem de waarheidverschenen? Kon hij toegeven, dat hij zich had bedrogen? Moesthij zijn heimwee naar God omdat het, als hij het door kouderedeneering ontleedde, in het stof terugviel, als een bewijs vanzwakheid beschouwen? Of zou het zijn ontstaan door het besef eenerheilige waarheid, waarvan het gevoel in het menschelijk gemoed ligtverborgen?.... Deze strijd in zijn binnenste drukte hem pijnlijk enhij trachtte met al zijn krachten zich er van te bevrijden.

XXIX.

Overstelpt door deze gedachten, las en peinsde hij gedurig, maar hetdoel scheen zich meer en meer te verwijderen.

Overtuigd, dat het vruchteloos was in het materialisme een antwoordop zijn twijfelingen te zoeken, herlas hij sedert den laatsten tijdvan zijn verblijf te Moskou en op het land Plato, Spinoza, Kant,Schelling, Hegel en Schopenhauer; deze bevredigden zijn verstandzoolang hij ze las of hun leerstellingen plaatste tegenover andereleerbegrippen, vooral tegenover de theorieen der materialisten;maar ongelukkig--zoodra hij, onafhankelijk van deze gidsen, detoepassing zocht op eenig twijfelachtig punt, verviel hij in dezelfderadeloosheid. De uitdrukkingen _geest, wil, vrijheid, zelfstandigheid_hadden voor zijn verstand slechts een zekeren zin voor zoover hij denkunstigen draad der gevolgtrekkingen dezer wijsgeeren volgde en zichhield aan hun fijne onderscheidingen; maar als hij ze beschouwdeuit het oogpunt van het werkelijk leven, dan stortte de kunstigeopstapeling ineen, en hij zag nog slechts een verzameling van woorden,die in geen verband stonden in met dat "zeker iets," dat in het levennog noodzakelijker is dan de rede.

Schopenhauer kon hem slechts korten tijd eenige kalmte geven. Toenzocht hij de waarheid in een onfeilbare kerk, wat hem hetgemakkelijkste scheen, maar toen het hem opviel, dat de Grieksche en

Page 450: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

de Katholieke kerk, die beiden beweerden onfeilbaar te zijn, elkanderveroordeelden, begreep hij, dat de kerkelijke theologie hem evenminvoldoende grondslagen kon geven als de philosophie!

De geheele lente door was hij zich zelf niet en doorleefde hijsmartelijke uren.

"Ik kan niet leven zonder te weten wat ik ben en wat het doel is vanmijn bestaan," dacht Lewin.

"In de oneindigheid van den tijd, van de stof, van de ruimte vormtzich een organische cel, blijft een oogenblik bestaan en barst.... Dezecel ben ik!"

Dit treurige sophisme was liet eenige, het hoogste resultaat derwerkzaamheid van het menschelijk denken gedurende eeuwen; dat wasde slotsom van het geloof, waarop zich de nieuwste nasporingen vanden wetenschappelijken geest grondden; Lewin had zich er zonder teweten waarom en eenvoudig omdat die theorie hem het helderst scheen,onwillekeurig van doorgedrongen.

Maar deze slotsom scheen hem nu niets anders dan een sophisme; hij zager het vernielend werk in van een geest des kwaads; het was zijn plichtzich er aan te onttrekken; de macht daartoe was in ieders bezit ... EnLewin, voorspoedig, bemind, gelukkig, bovendien echtgenoot en vader,dacht soms huiverend aan de mogelijkheid dat men in zijn geval ertoe komen kon het leven af te werpen.

Maar hij bleef leven en strijden.

XXX.

Hoe meer Lewins geest geschokt was door de moeielijkheid om hetprobleem van zijn bestaan te ontleden, des te meer gaf hij zich overaan de bemoeiingen van het dagelijksch leven. Hij hervatte tegende maand Juni zijn werkzaamheden op Prokowska: het bestuur over delanderijen van zijn zuster en van zijn broeder, zijn relatie's met zijnburen en zijn boeren: hij voegde er dit jaar een bijenjacht bij, diehem bezig hield en met ijver bezielde. Zonder er over te redeneeren,volbracht hij zijn nieuwe plichten en een zedelijk instinct zeide hem,dat 't zoo het beste was. Vroeger gaf het denkbeeld een goede daad teverrichten hem vooraf een zachten indruk van vreugde, maar de daad opzich zelf verwezenlijkte zijn hoop en verwachting niet, en hij begonspoedig te twijfelen aan het nuttige van zijn streven. Thans ginghij recht op het doel af zonder blijdschap, maar ook zonder aarzelenen de verkregen resultaten bleken voldoende te zijn. Hij groef zijnvoor in den akker met de onbewustheid van den ploeg.

In plaats van over zekere levensvoorwaarden te redeneeren, nam hij zeaan als even noodzakelijk als het dagelijksch voedsel. Te leven naarhet voorbeeld zijner voorvaders, hun ondernemingen voort te zetten,ten einde ze op zijn beurt na te laten aan zijn kinderen, daarinzag hij een plicht, waaromtrent niet viel te twijfelen, en hij wist,dat om dit doel te bereiken de grond moest bemest, bebouwd en onder

Page 451: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

zijn eigen toezicht bezaaid worden, zonder dat hij het recht had dezezorg aan zijn boeren over te laten. Hij wist evenzeer, dat hij hulpen bescherming moest verleenen aan zijn broeder, aan zijn zuster,aan vele boeren, die hem kwamen raadplegen, als aan kinderen, die hemwaren toevertrouwd; zijn vrouw en Dolly hadden gelijk recht op zijntijd, en dat alles legde ruimschoots beslag op zijn levensbestaan,waarvan hij, als hij er over peinsde, de beteekenis niet kon verklaren,'t Was een vreemde zaak: niet slechts stond zijn plicht hem duidelijkvoor oogen, maar hij voelde ook geen twijfel omtrent de wijze om diente betrachten in de bizondere gevallen van het dagelijksch leven;alzoo aarzelde hij niet zijn arbeiders zoo goedkoop mogelijk te huren,maar hij wist, dat hij zo niet moest huren boven noch beneden dennormalen prijs; hij leende geld aan een boer om hem uit de klauwenvan een woekeraar te rukken, maar bewees hem later geen gratie bij hetbetalen van de rente; hij strafte gestreng het stelen van hout, maarzou zich bezwaard gevoeld hebben het vee van een boer te schutten, datgevonden werd op zijn weiden; hij hield het loon in van een arbeider,die uit hoofde van den dood zijns vaders gedwongen was het werk temidden van den oogst te verlaten, maar hij onderhield en verzorgdede oude dienaren, die niet meer werken konden; hij liet de boerenwachten om zijn te huis gekomen vrouw te gaan omhelzen, maar hij zouniet naar zijn bijenkorven hebben willen gaan zonder hen ontvangen tehebben. Hij trachtte dit persoonlijk wetboek niet uit te diepen of uitte pluizen en verwijderde de redeneering daarover, die den helderenen duidelijken blik op zijn plicht had kunnen benevelen. Zijn foutenvonden bovendien een gestrengen rechter in zijn geweten, dat altijdwaakte en hem geen toegevendheid bewees.

Het was aldus dat hij leefde, het spoor volgend door het leven hemaangewezen, altijd zonder de mogelijkheid te zien het mysterie vanhet bestaan te verklaren en steeds gekweld door zijn onwetendheiden de vrees, dat de wanhoop van den zelfmoordenaar hem zou kunnenovermeesteren.

XXXI.

De dag der aankomst van Sergej Iwanowitsch te Pakrowsky was voorLewin vol gemoedsaandoeningen geweest.

Men was aan het drukste tijdstip van het jaar gekomen, aan datgene, dateen inspanning van krachten vereischte, die men niet genoeg waardeert,omdat ze geregeld terugkeert en slechts eenvoudige uitkomstenoplevert. Maaien, garven binden, het koren binnen brengen, op nieuwploegen en zaaien,--dit zijn werkzaamheden, die niemand verwonderen,maar om ze te volvoeren in den korten tijd door de natuur verleendis het noodzakelijk, dat jong en oud het werk aangrijpen, men moetzich drie of vier weken vergenoegen met brood, uien en kaas, menkan slechts eenige uren slapen, men kan dag of nacht niet ophouden,en dit verschijnsel herhaalt zich ieder jaar door geheel Rusland.

Lewin gevoelde zich in dat opzicht een met het volk; hij ging 'smorgens vroegtijdig naar het veld, kwam terug om te ontbijten metzijn vrouw en zijn schoonzuster, dan ging hij naar de bouwhoeve,

Page 452: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

waar hij altijd wat te besturen vond. En terwijl hij het opzichthield over de werkzaamheden of zat te praten met zijn schoonvaderen de dames, vervolgde hem dezelfde vraag: "Wie ben ik? Waar benik? Waartoe ben ik?"

Toen hij bij de met nieuw stroo gedekte schuur stond, zag hij hetdoor de dorschmachine opgejaagde stof in de lucht dansen, het stroozich buiten de machine verspreiden op het door de zon beschenen gras,terwijl de zwaluwen zich verborgen onder het dak en de arbeiders dewijk namen naar het binnenste gedeelte der schuur, waar de schaduwhet donkerst was.

"Waartoe dat alles?" dacht hij; "waartoe ben ik hier om over hen hetopzicht te houden en zij, waarom toonen zij hun ijver ten mijnenbehoeve? Daar is mijn oude vriendin Matrone (een groote magerevrouw, die hij van een brandwond had genezen en die dapper den grondschoffelde), ik heb ze genezen, dat is waar, maar zoo al niet thans,dan zal zij toch over een jaar of over tien jaren naar het graf wordengedragen, evenals dat mooie jonge meisje, dat de elegante speelt,als dat afgematte paard ..., als Fedor, die het opzicht heeft bijde dorschmachine en met zooveel gezag de vrouwen bevelen geeft,--enhet zal hetzelfde zijn met mij.... Waarom?" en in nadenken verzonkenraadpleegde hij werktuigelijk zijn horloge om de taak der arbeiderste bepalen, liet Lewin de arbeiders uiteengaan en knoopte met Fedoreen gesprek aan en ondervroeg hem ten opzichte van een rijken boer,Platon geheeten, die weigerde het land te huren, dat hij te vorenaan een vereeniging had verpacht en dat het laatste jaar door eenboer was bebouwd.

"De prijs is te hoog, Constantin Dimitritsch," zeide Fedor.

"Maar waarom heeft Mitionik dien het laatste jaar betaald?"

"Platon zal niet denzelfden prijs betalen als Mitionik," zeide dearbeider op af keurenden toon; de oude Platon zou zijn naaste niethet vel over de ooren halen; hij heeft medelijden met den geringenman en zou hem, als het noodig was, crediet geven."

"Waarom zou hij crediet geven?"

"De menschen zijn niet allen gelijk: de een leeft voor zijn buik,zooals Mitionik, de ander voor zijn ziel, voor God, zooals de oudePlaton."

"Wat noem je voor zijn ziel, voor God leven?" vroeg Lewin haastig opluiden toon.

"Dat is eenvoudig: leven volgens Gods wil, volgens de waarheid. Nietallen doen zoo, dat is zeker, maar sommigen wel. U, bijvoorbeeld,Constantin Dimitritsch, u zou geen onrecht doen, ook niet tegen dengeringen man."

"Ja, ja ... vaarwel!" prevelde Lewin, ten prooi aan een levendigegemoedsbeweging, en zijn stok nemende, richtte hij zijn schredenhuiswaarts.

"Leven voor God, volgens de waarheid ... voor zijn ziel," deze woordenvan den boer vonden weerklank in zijn hart; en onduidelijke gedachten,maar waarvan hij het heilrijke gevoelde, bewogen zich in zijn geest;

Page 453: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

zij ontsnapten uit een schuilhoek van zijn ziel, waar zij langen tijdwaren besloten geweest, om nu een nieuw licht voor hem to doen opgaan.

XXXII.

Lewin ging met groote passen zijn weg, beheerscht door een geheelnieuwe gewaarwording; de woorden van den boer waren in zijn zielgevallen als een electrieke vonk en de onzekere, duistere denkbeelden,die hem eigen waren geweest, schenen te wijken en plaats te makenvoor gevoelens, die zijn hart vervulden met blijdschap.

"Niet leven voor zich zelf, maar voor God! ... Welke God? Is hetniet onzinnig te beweren, dat wij niet voor ons zelf, d.i. voor't geen ons behaagt en aantrekt, moeten leven, maar voor God, dienniemand kan begrijpen of verklaren? ... Evenwel heb ik deze onzinnigewoorden begrepen, ik heb niet getwijfeld aan hun waarheid ... ik heber dezelfde beteekenis aan gehecht als die boer en ik heb misschiennooit iets zoo goed begrepen.

"Fedor beweert, dat Mitionik leeft voor zijn buik, ik weet dat het waaris; wij redelijke wezens leven bijna allen zoo. Maar Fedor zegt ook,dat men moet leven voor God volgens de waarheid, en ik begrijp diteven goed.... Ik en millioenen menschen, rijk en arm, ontwikkeld eneenvoudig, in het verledene en het tegenwoordige, wij stemmen overeen,dat men moet leven voor God en de waarheid, d.i. voor het goede.

"Niet het ontledend verstand, niet de philosophie, maar het gemoedzegt ons, dat het zoo zijn moet.

"Zou ik daarin werkelijk de oplossing van mijn twijfelingen hebbenontdekt en nabij hebben gevonden, wat ik in de verte zocht?"

Lewin vervolgde zijn weg, ongevoelig voor warmte en vermoeienis, maaroverstelpt door zijn gewaarwordingen, en in de behoefte om rustigna te denken, verliet hij den weg en ging het bosch in, waar hijzich onder de dichte schaduw van een boom op het gras nedervleide,en zette toen zijn overpeinzingen voort.

"Ik moet mijn indrukken verzamelen....

"Ik geloofde vroeger, dat in mijn lichaam, evenals in dat van hetinsect, een ontwikkeling der stof werkte volgens sommige physische,chemische en physiologische wetten: eene onophoudelijke werking enworsteling, die zich tot alle uitstrekt: tot de boomen, de wolken,den nevel.... Maar waar liep dat streven op uit? Was de worstelingmet het oneindige mogelijk?... En ik verwonderde mij langs dezenweg, in weerwil van de uiterste pogingen, niets te vinden, dat mijopheldering gaf omtrent de beteekenis van het leven, van de aandrift,van het verlangen, dat ons bezielt.... Dit hoogere zintuig is evenwelzoo levendig en helder in mijn binnenste, dat het de grond van mijnwezen uitmaakt; en toen Fedor mij zeide: 'Leven voor God en voor zijnziel,' heb ik mij evenzeer verblijd als verwonderd hem het vraagstukzoo eenvoudig te hooren oplossen.

Page 454: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Ik heb niets ontdekt, ik wist het al...; ik heb eenvoudig dekracht erkend, die mij eens het leven heeft geschonken en het mij nuwedergeeft. Ik gevoel mij bevrijd van twijfel en verwarring.... Ikzie mijn Meester!..."

Hij herinnerde zich den loop zijner gedachten sedert den dag dat bijhet zien van den stervenden broeder het denkbeeld van den dood hemdiep had getroffen. Toen was het, dat hij duidelijk begreep, dat demensch, als hij geen ander uitzicht heeft als lijden, dood en eeuwigevernietiging, er toe komen moet, onder de gedachte aan zelfmoord, hetprobleem van ons bestaan te verklaren op eene wijze, die er slechtsde wreede ironie van een kwaadwillig wezen in kan zien. Maar zonderer in te slagen iets te verklaren, had hij zich toch niet gedood; hijwas gehuwd, hij had nieuwe blijdschap gekend, die hem gelukkig maakte,als zij niet gekruist werd door zijn verwarde en donkere gedachten.

Wat bewees deze inconsequentie? Zijn leven was toch nog beter geweestdan zijn leer. Zonder het te weten was hij staande gehouden doordie waarheden des geloofs, die hij met de moedermelk had ingezogen,hoewel zijn verstand ze miskende. Nu begreep hij, hoeveel hij er aante danken had....

"Wat zou ik geweest zijn, als ik niet had geweten, dat ik voor Godmoest leven en niet voor de voldoening mijner behoeften? Ik zou hebbengelogen, gestolen, gemoord.... Geen der edele genoegens, die het levenmij geeft, zou voor mij hebben bestaan.... Ik was zoekende naar eenoplossing, die wijsgeerige bespiegeling niet kon geven, en ook slechtshet gemoed en het leven zelf gaven mij een antwoord. En deze kennisheb ik niet veroverd, zij is mij gegeven gelijk al het overige. Zoude bespiegeling mij ooit hebben aangetoond, dat ik mijn naaste moetliefhebben in plaats van hem te verworgen? Toen men het mij evenwelonderwees in mijn jeugd, geloofde ik het gemakkelijk en dit is dereden, dat ik het steeds wist. Het bewijs, dat het onderricht derrede levert, is de strijd om het bestaan, de wet, die eischt, datelke hinderpaal, die de voldoening onzer begeerten in den weg staat,wordt verbrijzeld; de zelfzuchtige verwoesting is logisch,--terwijlhet volstrekt niet met de gevolgtrekking der koude redeneering strooktzijn naaste lief te hebben. O hoogmoed en dwaasheid," dacht hij,"gevolg van de sluwheid en doortraptheid der koude redeneering vanhet verstand!..."

XXXIII.

"Ik meende," dacht hij verder, "door koele bespiegelingen te zijningedrongen in de geheimen der natuur en het probleem van hetmenschelijk leven tot zekere hoogte te hebben opgelost. Doen ookde wijsgeeren niet zoo met hun stelsels? En ziet men niet duidelijkin de onthulling van elke theorie eenigszins de beteekenis van hetmenschelijk leven aangewezen zooals de boer Fedor ze opvat? Zij komener altijd minder of meer toe, maar dikwijls door een dubbelzinnigeredeneering. Laat ons eens overgelaten zijn aan onze rede, aan onzedriften, zonder de kennis van onzen Schepper, zonder het zedelijkbesef van goed en kwaad.... Welke uitkomst zouden wij verkrijgen? Menwerpt soms zijn geloof over boord, omdat men er van verzadigd meent te

Page 455: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

zijn en als de kinderen, die de waarde van hetgeen zij genieten nietinzien, hunkert men naar iets nieuws, dat in valschen glans schitterten waarmede men zich toch niet voeden kan. Ik, een Christen, opgevoedin het geloof, bevoorrecht met de weldaden van het Christendom, zonderer het rechte besef van te hebben gehad, ik heb getracht de essencevan mijn leven te vernietigen.... Maar in de uren van lijden en smartheb ik tot _Hem_ geroepen, die de bron van alle licht en leven is,en ik hoop, dat mijn gevaarlijke opstand tegen Hem mij is vergeven."

"Neen, de rede heeft mij niets geleerd; wat ik weet is mij gegeven,is te voorschijn gebracht uit het gemoed en door het geloof van hetChristendom."

"De kerk?" hernam hij, zich omkeerende en ziende naar een troepvee, die naar de rivier ging. "Kan ik waarlijk alles gelooven, watde kerk leert?" vroeg hij zich zelf en kwam op een punt, dat zijnverkregen rust eenigszins verstoorde. En hij herinnerde zich dedogma's, die hem zoo vreemd hadden toegeschenen.... "De schepping.... Maar hoe verklaart zij het bestaan? De duivel?... Hoe wordthierdoor het kwaad verklaard?... De verlossing door het kruis en doorboetedoeningen?... De dogma's der kerken," dacht hij, "leggen aanmillioenen menschelijke wezens, die de aarde bevolken, jongen en ouden,boeren en keizers, geleerden en onwetenden, de verplichting op dezelfdebegrippen te hebben, om er dat in- en uitwendig leven uit samen testellen, dat alleen waard is beleefd te worden.... Maar leven voorGod, voor de waarheid, voor zijn ziel, dit is immers wat de stichtervan het Christendom heeft gewild. De groote waarheden door Hem onsverkondigd staan boven de bizondere dogma's der kerkgenootschappen. Ikwil slechts naar Hem hooren, door wien de Godheid tot de menschheidheeft gesproken."

Op den rug gelegen, beschouwde hij den hemel boven zich.

"Ik weet wel," dacht hij, "dat dit de oneindige ruimte is en niet eenblauw gewelf, dat boven mij is uitgespannen,--maar mijn oog dringtniet door dat schijnbaar rond gewelf. De blik van Hem, die verder zag,moet zijn telescoop zijn."

Lewin eindigde zijn overpeinzing; hij hoorde een geheimzinnige stem,die zich blijmoedig verhief in zijn binnenste.

"Is dat waarlijk geloof?" vroeg hij zich zelf. "Hoe dankbaar ben ik,mijn God, voor het licht, dat Gij mij aanvankelijk hebt geschonkenna het ronddolen in nevel en duisternis."

XXXIV.

Toen Lewin zijn huis naderde, bemerkte hij Tanja en Grischa, die hemkwamen tegenloopen.

"Oom Kostja! mama, grootpapa en Sergej Iwanowitsch en nog een,"zeide Tanja, "komen u te gemoet."

"Wie is die andere?"

Page 456: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Zoo'n rare heer! Hij doet altijd zoo met de armen." En Tanja bootsteWalawassow's gesticulaties na.

"Is hij oud of jong?" vroeg Lewin lachend. "Als het maar geenonaangenaam mensch is!" dacht hij, maar herkende spoedig bij de eerstebocht van den weg Katawassow met zijn stroohoed op. Hij sloeg juistzoo met de armen als Tanja voorgesteld had.

Lewin groette zijn broeder on Katawassow hartelijk en vroeg Dollynaar zijn vrouw.

"Zij is met Mitja het bosch ingegaan. Zij wilde hem daar laten slapen,omdat het in huis te warm is."

Lewin had zijn vrouw steeds gewaarschuwd het kind niet het bosch inte dragen, omdat hij het daar niet zonder gevaar achtte, en derhalvewas dit bericht hem onaangenaam.

"Zij sleept hem van de eene plaats naar de andere," zeide de vorstlachende. "Ik heb haar aangeraden, hem in den kelder te brengen."

"Ziet u, Darja Alexandrowna," zeide Kosnischew en wees met zijnzonnescherm naar eenige witte wolken, die boven de esscheboom opkwamen:"Wij krijgen spoedig regen."

Lewin was op Katawassow toegetreden.

"Daar doet u wel aan, dat ge eens gekomen zijt."

"Het was al lang mijn voornemen. Nu zullen we alles ordelijk besprekenen naar behooren met elkander strijden! Heeft u Spencer doorgelezen?"

"Neen, nog niet geheel," zeide Lewin. "Overigens heb ik hem nu nietmeer noodig."

"Hoe zoo? Dat is merkwaardig. Waarom niet meer?"

"Dat beteekent, dat ik mij ten slotte overtuigd heb, dat ik bij hemen zijns gelijken de oplossing der vragen, die mij bezig houden,niet zal vinden. Nu.... Maar later meer daarover. Hier gaat de wegnaar mijn bijenkorven. Doet u het genoegen, dan gaan wij daarheen,"wendde hij zich tot allen.

Nadat zij een smal voetpad door eene weide waren overgegaan, lietLewin zijn gasten in de schaduw van een populier op een bank van ruwehoutklossen, die hij zelf hier opgericht had voor bezoekers, die bangwaren voor de bijen. Hij zelf ging binnen de afschutting en haalde voorde groote zoowel als voor de kleinen brood, agurken en verschen honig.

"Weet je, Kostja, wien Sergej Iwanowitsch op reis ontmoet heeft?" vroegDolly, terwijl zij de agurken en den honig onder de kinderenverdeelde. "Wronsky. Hij gaat naar Servie."

"En dat niet alleen; hij voert een geheel escadron voor zijn rekeningmede," voegde Katawassow er bij.

"Dat is juist iets voor hem," zeide Lewin. "Gaan er nog altijdvrijwilligers heen?"

Page 457: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Nog, vraagt u!" antwoordde Kattawassow, terwijl hij smakelijk ineen agurkje beet. "U hadt eens moeten zien hoe het gisteren aan hetstation toeging."

"Maar hoe moet ik dat begrijpen? Verklaar mij dat toch eens, SergejIwanowitsch! Waar trekken al deze vrijwilligers heen? Tegen wie moetenzij vechten?" vroeg de oude vorst met het voornemen het reeds voor dekomst van Lewin begonnen gesprek voort te zetten. "Wie heeft eigenlijkde Turken den oorlog verklaard? Iwan Iwanowitsch Ragasow of gravinLydia Iwanowna met madame Stahl?"

"Niemand heeft den oorlog verklaard, maar zij nemen slechts deel inhet lijden hunner medemenschen en wenschen hen te helpen," antwoorddeSergej Iwanowitsch.

"Niet van hun deelneming spreekt de vorst," zeide Lewin het voorzijn schoonvader opnemend, maar van den oorlog. Hij beweert slechts,dat bizondere personen niet zonder toestemming der regeering aan eenoorlog moesten deelnemen."

"Nu? Hoe is dan uw eigen gevoelen?" vroeg Katawassow lachend, blijkbaarom Lewin tot een strijd uit te lokken. "Waarom zouden privaatpersonendaartoe geen recht hebben."

"Mijns inziens is de oorlog zulk een ruwe, wreede en afschuwelijkezaak, dat geen mensch, het minst een Christen, persoonlijk deverantwoordelijkheid van het begin van zoo iets verschrikkelijks magop zich nemen; dat mag slechts de regeering, die daartoe geroepen is,als zij onvermijdelijk tot een oorlog wordt gedwongen."

Kosnischew en Katawassow waren dadelijk tot tegenspraak gereed.

"Er kunnen zich," beweerde Katawassow, "gevallen voordoen, dat deregeering geen acht slaat op den wil der bevolking, en dan doet destem der openbare meening haar wil kennen."

Maar Sergej Iwanowitsch was hiermede niet tevreden; hij fronste hetvoorhoofd en zeide:

"Je had de vraag anders moeten stellen. Hier doet zich, zonder dat ereen oorlogsverklaring bestaat, eenvoudig het rein menschelijke of laatons zeggen Christelijk gevoel gelden. Men vermoordt onze broeders,die met ons van een bloed en een geloof zijn, of, nemen wij aan, 'tzijn niet onze broeders en geloofsgenooten, maar eenvoudig kinderen,vrouwen en grijsaards. Nu komt ons gevoel daartegen in opstand en wijRussen snellen toe om aan deze gruwelen een eind te maken. Stel jevoor: Je gaat over de straat en ziet hoe een dronken man een vrouwof een kind mishandelt. Zou je dan vragen, of je met dien menschin oorlog zijt of niet? Ik denk dat je hem zoudt aangrijpen en demishandelden in bescherming nemen."

"Maar ik zou hem niet dooden," bracht Lewin er tegen in.

"Ja wel, je zoudt hem onder zekere omstandigheden ook dooden."

"Dat weet ik niet. Ik zou mijn oogenblikkelijke impulsie volgen;maar op welke wijze kan ik niet vooruit zeggen. Doch zulk eenoogenblikkelijke impulsie wegens onderdrukking der Slaven is niet

Page 458: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

aanwezig en kan er ook niet zijn. Mogelijk is ze bij jou aanwezig,maar bij alle anderen...."

"Is ze ook aanwezig," viel Kosnischew hem met ontevreden endonkeren blik in de rede. "Bij het volk is de oude traditie van derechtgeloovigen, die zuchten onder het juk der Halve Maan. levendigbewaard, en nu staat het op en laat zijn stem hooren."

"Dat kan zijn," zeide Lewin ontwijkend, "maar, hoewel ik toch ooktot het volk behoor, gevoel ik niets dergelijks."

"Mij gaat het ook zoo," verzekerde de oude vorst. "Ik ben in hetbuitenland geweest, heb de dagbladen gelezen en moet bekennen, dat ik,in weerwil van alle Bulgaarsche gruwelen, niet kon begrijpen, waaromeigenlijk alle Russen plotseling hun Slavische broeders zoo lief hebbengekregen, terwijl ik geen liefde voor hen gevoelde. Dat maakte mijerg bedroefd en ik dacht reeds, dat ik een misgeboorte was of dat deKarlsbader kuur zoo slecht op mij werkte. Toen ik echter terugkwam,bevond ik, dat er buiten mij ook nog andere menschen waren, die zichwel voor Rusland, maar niet voor de Slavische broeders interesseeren,en hiertoe behoort ook onze Constantijn."

"Persoonlijke meeningen hebben hierbij volstrekt geen beteekenis,"antwoordde Sergej Iwanowitsch. "De persoonlijke inzichten gaanons volstrekt niet aan, als Oudrusland, het geheele volk, zijn wilopenbaart."

"Ja, maar neem mij niet kwalijk, het volk weet daar niets van!" zeidede vorst.

"Zou het niet, papa? Maar Zondag in de kerk dan?" vroeg Dolly, dienaar het gesprek had geluisterd.

"Wat was er Zondag in de kerk? Het was den priester bevolen ietsvoor te lezen en hij las het ook. Maar zij begrepen er niets van,zuchtten nu en dan, zooals bij elke preek, en dan zeide men hen,dat er in de kerk voor een heilige zaak zou gecollecteerd worden;daarvoor zouden zij een kopeke geven en dit deden zij ook. Maarwaarvoor? Dat wisten zij zelf niet."

"Het volk weet het wel. Het bewustzijn zijner historische bestemmingblijft onder het volk steeds levendig en in oogenblikken als hettegenwoordige komt het op dat punt tot klaarheid en geeft er getuigenisvan," zeide Sergej Iwanowitsch en vestigde met overtuiging zijn blikop Michael, den bijenwachter, die met een schotel in de hand in hunmidden stond en lachend de kinderen aanzag. De schoone oude man metzijn zwart en wit gemengden baard en zilverwit haar begreep blijkbaarniets van al wat er gesproken werd en bekommerde zich er ook niet om.

"Ja, ja, dat is zoo," antwoordde hij op een vraag van Kosnischew enknikte met het hoofd.

"Ja. ondervraagt hem maar," zeide Lewin. "Hij weet en denkt volstrektniets." "Jij hebt toch ook van den oorlog gehoord Michaelitsch,"wendde hij zich tot den oude. "Men heeft je daarover in de kerkvoorgelezen. Wat dunkt je? Moeten wij voor de Slaven vechten?"

"Wat zouden we ons daarover het hoofd breken. Alexander Nicolajewitschde Czaar heeft voor ons gedacht en zal in alle dingen verder voor

Page 459: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

ons denken. Hij weet wat het best is. Wil ik nog wat brood halen? Diejongen,"--wijzende op Grischa, die op een broodkorst beet, "zal nogwel wat lusten."

"Ik behoef niet te vragen," zeide Sergej Iwanowitsch. "Wij hebbenhonderden menschen gezien, die van alle zijden van Rusland toestroomenen openlijk en nadrukkelijk hun voornemens en hun doel te kennengeven. Zij brengen of hun paar kopeken of zich zelf en verklarenrechtuit waarvoor. Wat beteekent dat dan?"

"Naar mijn inzien," antwoordde Lewin, "beteekent dit, dat bij eenvolk van tachtig millioen zich altijd niet slechts eenige honderden,als nu, maar wel tienduizenden bevinden zullen, wien een goedemaatschappelijke positie ontbreekt, lieden, die in verval gekomen ofte gronde gericht zijn en nu tot alles zijn bereid, onverschillig ofzij onder de rooverbende van een Pugatschew of naar Chiwa of Servie

"Ik spreek niet van ondergegane personen, maar van de beste enedelste vertegenwoordigers van het volk," zeide Kosnischew met eenopgewondenheid als moest hij zijn laatste have redden. "En al dezeoffergaven?! Hierin spreekt de wil des volks zich uit."

"Het woord _volk_ is een zeer onbestemde uitdrukking," zeide Lewin:"De schrijvers, de leeraars en een enkele onder duizend boeren wetenwellicht iets van de zaak. Maar de overigen der tachtig millioen,zooals hier onze Michaelitsch, geven hun wil niet slechts niet tekennen, maar zij hebben er geen besef van, waaromtrent zij dienzouden moeten te kennen geven. Met welk recht kunnen wij dan van eenvolkswil spreken?"

Kosnischew, die in de dialectiek wel geoefend was, trachtte nu aanhet gesprek een andere richting te geven:

"Ja, als je op een bloot arithmetischen weg den volksgeest wiltontdekken, zal het wel bezwaarlijk gaan. Een plebiscit is bij ons nogniet ingevoerd en zal zich ook niet laten invoeren; en ook daardoorzou de volkswil geen zuivere uitdrukking verkrijgen. Maar er zijn nogandere wegen. Dat zit in de lucht, dat gevoelt men met het hart. Ikspreek nog niet van de diepere stroomingen, die zich in de stilstaandezee onzes volks bewegen en die ieder niet vooringenomen mensch zalbespeuren, maar ik zie slechts op onze maatschappij in meer beperktenzin des woords. De meest verschillende partijschappen der intelligentewereld, die tot hiertoe vijandig tegenover elkander stonden, zijn nuvereenigd; alle openbare organen zijn eene stem, alle worden door demachtige beweging beheerscht, die ze alle naar een doel voortsleept."

"Ja, alle dagbladen zeggen hetzelfde," antwoordde de vorst, "datis waar. Zij stemmen met elkander overeen als de kikvorschen voorhet onweer."

"Kikvorschen of niet.--Ik redigeer geen dagblad en wil mij ook niettot hun advocaat opwerpen; maar ik spreek van overeenstemming ingevoelen in de geheele intelligente maatschappij," zeide Kosnischewtot zijn broeder gewend.

Lewin wilde antwoorden, maar de vorst kwam hem voor.

"Nu van zulk een overeenstemming laat zich nog heel wat zeggen;zoo b.v. mijn schoonzoontje Stipan Arkadiewitsch, u kent hem toch,

Page 460: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

die verkrijgt nu een plaats als lid van de eene of andere commissieen nog zoo iets,--ik herinner mij niet juist meer--maar te doen heefthij niets--wat is het, Dolly? Dat is immers geen geheim--maar hijbekomt achtduizend roebel tractement. Vraag hem nu eens, of zijndienstwerk nuttig is, dan zal hij u haarfijn bewijzen, dat hetonmisbaar is. En toch is hij een waarheidlievend mensch, maar menkan ook met achtduizend roebel geen andere overtuiging hebben. Zoo ishet ook gelegen met de overtuiging en oprechtheid der dagbladen. Menheeft het mij zoo uitgelegd. Wordt het oorlog, dan hebben zij dubbeleontvangsten. Hoe zou het dan mogelijk zijn, dat zij zich niet voorhet lot der volken, der Slaven en dergelijken, interesseeren?"

"Ik dweep ook niet met dagbladen, maar die bewering is onrechtmatig,"zeide Sergej Iwanowitsch.

"Slechts onder eene voorwaarde," ging de vorst voort.

"Alphonse Karr heeft het zeer juist van den oorlog met Pruisen gezegd:Zij houden den oorlog voor een noodzakelijk kwaad.--Heel mooi! Maar danmoesten zij, die den oorlog prediken, ook altijd bij elke bestorming,bij elke attaque, voor alle anderen in de eerste rij staan!"

"Een mooi postje voor de redacteurs!" zeide Katawassow luid lachend,terwijl hij zich in zijn verbeelding voorstelde met eenige hem bekenderedacteurs bij het eerste treffen in het voorste gelid te staan.

"Zij zouden," meende Dolly, "dadelijk op den loop gaan en de anderenmaar in den weg staan."

"O, als zij willen wegloopen, zal men kartetsen en kozakken metknoeten achter hen plaatsen," zeide de vorst.

"Dat is een raillerie en, neem mij niet kwalijk, een ongepasteraillerie," antwoordde Sergej Iwanowitsch.

"Ik zie niet in, waarom dat een raillerie zou zijn," begon Lewin,maar Sergej Iwanowitsch viel hem in de rede:

"Ieder lid der maatschappij heeft zijn eigen beroep; de mannen vande pen doen hun werk en volbrengen hun plicht daardoor, dat zijuitdrukking geven aan de openbare meening. Voor twintig jaren zoudenwij gezwegen hebben, maar nu hoort men de stem van het Russisch volk,dat bereid is als een man op te staan en zich voor zijn onderdruktebroeders op te offeren. Dat is eene groote vooruitgang en een teekenvan kracht."

"O, niet om zich op te offeren, maar om de Turken te verdelgen,"zeide Lewin schuchter. "Tot offeren is het volk bereid, maar slechtsom te offeren voor zijn zieleheil."

"Wat is dat, voor zijn zieleheil? Dat is voor een natuuronderzoekereen moeielijk te begrijpen zaak. Wat is dat dan, het zieleheil?" vroegKatawassow lachend.

"Weet u dat niet?"

"Ik heb er waarachtig niet het minst begrip van," verzekerde Katawassowluider lachend.

Page 461: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Ik ben niet gekomen om den vrede te brengen, maar het zwaard, zegtChristus," antwoordde Sergej Iwanowitsch, terwijl hij het, om Lewinte verslaan, voor het eenvoudigst hield een plaats uit de evangelienaan te halen.

"Daar heeft u gelijk in," antwoordde de vorst op den op hem gerichtenblik.

"Ja vadertje! u is geslagen, volkomen geslagen!" riep Katawassowvroolijk uit.

Lewin bloosde van ergernis, niet omdat hij zich overwonnen gevoelde,maar omdat hij zich niet had kunnen onthouden met hen te streden.

"Neen, met hen is niet te strijden," dacht hij. "Zij steken in eenondoordringbaar pantser en ik sta tegenover hen geheel onbedekt."

Hij zweeg derhalve en leidde de opmerkzaamheid zijner gasten, op dewolken, die zich meer en meer saamgetrokken hadden, en vroeg, of hetniet beter was nog voor den regen naar huis te gaan.

XXXV.

De vorst en Sergej Iwanowitsch namen plaats in de telega en reden,het overige gezelschap ging te voet naar huis.

Toen zij nog een paar honderd schreden er van verwijderd waren, stakde wind al op en ieder oogenblik kon men het nederstroomen van denregen verwachten.

De kinderen liepen met een geschreeuw van schrik vermengd met gelachvooruit. Dolly werd belemmerd door haar japon, die om de beenensamensloeg, terwijl zij niet ging, maar liep, zonder de oogen van dekinderen af te wenden. De heeren hielden hunne hoeden vast en ijldenmet groote schreden voort. Zij bereikten juist de buitentrap toen deeerste groote druppels vielen.

"Waar is Catharina Alexandrowna?" was Lewins eerste vraag aan AgasijaMichailowna, die hen in de vestibule met doeken en plaids tegenkwam.

"Wij dachten dat zij bij u was."

"En Mitja?"

"Waarschijnlijk in het bosch met zijn bonne."

Lewin nam de plaids en snelde naar het bosch.

In het korte tijdsverloop was de hemel reeds verduisterd als bij eeneclips, en de wind blies en huilde met geweld, deed de takken schuddenen de bladeren rondvliegen, terwijl veld en bosch waren verscholenachter een gordijn van regen.

Met gebogen, hoofd tegen den wind kampend, naderde Lewin met de

Page 462: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

doeken op den arm het bosch, waar hij achter een eik iets wits zagschemeren, toen plotseling alles voor hem opvlamde, de aarde dreundeen de hemel boven zijn hoofd scheen te barsten. Toen hij de oogen, dieeen oogenblik verblind waren, weer opsloeg, zag Lewin mot ontzettingdoor het regengordijn henen, dat de top van den hem zoo goed bekendeneik geheel van gedaante was veranderd.

"De bliksem heeft hem getroffen!" had hij nauwelijks tijd te denken,toen de kruin van den eik lager daalde on hij het kraken en splinterenvernam van een boom, die op andere boomen nedervalt.

"Mijn God! mijn God! laat zij slechts niet getroffen zijn!" riep hij,koud van schrik, terwijl de bliksem op nieuw alles in vuur zette,en hoewel het hem dadelijk inviel, hoe dwaas dat gebed was, herhaaldehij het toch onwillekeurig.

Toen hij de plek bereikte, waar zij zich gewoonlijk ophielden, vondhij ze niet.

Zij bevonden zich aan het ander eind van het bosch onder een oude lindeen riepen hem aan. Twee gestalten in donkere kleeding stonden overiets gebogen. Het waren Kitty en de bonne. De regen had opgehoudenen het werd helder. Beiden stonden gebukt over de kinderwagen met degroene kap.

"Gij leeft? Gij zijt ongedeerd? Goddank!" riep hij uit en naderde haar.

Kitty's rooskleurig en vochtig gelaat was naar hem toegekeerd enlachte hem onder den verbogen hoed verlegen toe.

"Hoe kun je zoo lichtzinnig zijn? Ik begrijp niet, hoe men zooroekeloos kan wezen," voegde hij haar geergerd toe.

"Ik heb werkelijk geen schuld. Wij wilden al naar huis gaan, maartoen werd hij onrustig...."

"Nu, Goddank, je bent behouden en wel!"

Mitja was geheel droog en gezond gebleven en sliep onafgebrokendoor. Men pakte de doornatte doeken bijeen; de bonne nam het kinduit den wagen en droeg het op den arm. Lewin ging naast zijn vrouw,hij gevoelde zich schuldig wegens zijn verstoordheid en drukte haarongemerkt de hand.

Na den regen was het te nat om te wandelen, ook rezen steeds nieuweonweerswolken aan den horizon op.

Er werd niet meer gestreden en allen waren het overige van den dagin de beste luim.

Katawassow maakte telkens de dames door zijn origineele grappen aanhet lachen. Ook Sergej Iwanowitsch was zeer opgeruimd; hij opendezijn broeder een blik in de toekomst van het Oostersch vraagstuk enwel zoo eenvoudig en helder, dat allen hem met opmerkzaamheid volgden.

Slechts Kitty kon hem niet ten einde toe aanhooren; zij werd geroepenom Mitja zijn bad te geven.

Eenige minuten daarna werd ook Lewin in de kinderkamer geroepen.

Page 463: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Wat zou men van hem willen? Men riep hem nooit bij het kind dan indringende gevallen. Maar zijn ongerustheid zoowel als de belangstellingin de theorieen van zijn broeder verdwenen zoodra hij zich eenoogenblik alleen bevond, en zijn gevoel van innerlijk geluk en vrede,dat hem 's morgens vervuld had, keerde nu weder. De stem des gemoedswas bij hem sterker geworden dan die van het ontledend verstand. Hijging het terras over en zag twee sterren schitteren aan den hemel.

"Ja," zeide hij naar den hemel ziende, "ik herinner mij gedacht tehebben, dat er een waarheid kon liggen in de zinsbegoocheling vandat gewelf, dat ik dikwijls beschouwde; maar welk was het onvoltooidgebleven begrip in mijn verstand? ..." En terwijl hij de kinderkamerbinnenging, herinnerde hij het zich.

"Waarom, indien het sterkst bewijs van Gods bestaan is gelegen in deinnerlijke openbaring van goed en kwaad, die hij een iegelijk onzermededeelt--waarom zou deze openbaring beperkt zijn tot de ChristelijkeKerk? En deze millioenen Buddhisten, Muzelmannen, die eveneens hetgoede zoeken? ..." Het antwoord op deze vraag moest bestaan, maarhij kon het voor hij binnentrad niet uiteenzetten.

Kitty stond met opgestroopte mouwen over de badkuip gebogen, terwijlzij met de eene hand het hoofdje van het kind vasthield en het met deandere afsponste. Zij keek om toen zij haar man hoorde naderen. "Komgauw! Agasija Michailowna had toch gelijk, hij kent ons."

De ontdekking was gewichtig. Om er zich volkomen van te overtuigen,onderwierp men Mitja aan verschillende proeven; men riep de keukenmeid,die hij zelden gezien had, en zij moest zich over het kind bukken. Deuitslag was beslissend. Hij keerde het gezichtje van haar af, entoen Kitty zich over hem boog, begon hij te lachen, drukte met dekleine handjes in de spons en maakte met de lipjes zulk een tevredenen eigenaardig geluid, dat niet slechts Kitty en de bonne, maar ookLewin zelf er door verrast en opgetogen was.

Het kind werd uit de badkuip genomen, met water begoten, in een lakengehuld, afgedroogd en na een doordringenden schreeuw op zijn moedersschoot gelegd.

"Nu, ik ben blij te zien, dat je hem ook begint lief te hebben,"zeide Kitty tot Lewin, nadat zij zich met het kind aan de borst ophaar gewone plaats had nedergezet. "Ik ben er heel blij om; want ikwas zeer bedroefd, omdat je gezegd had niets voor hem te gevoelen."

"Neen, dat heb ik niet gezegd. Ik heb alleen gezegd, dat ik mijteleurgesteld gevoelde."

"Hoe dan, teleurgesteld?"

"Nu, juist niet teleurgesteld, maar slechts beantwoordde dewerkelijkheid niet aan mijn verwachting. Ik had gedacht, dat ik eenverrassend, geheel nieuw gevoel zou ontwaren, en in de plaats bevingmij slechts ... een soort van onbehagen, medelijden en angst, diehij mij inboezemde."

Zij hoorde opmerkzaam toe, terwijl zij de ringen, die zij gedurendehet baden had afgelegd, weer aan haar slanke vingers stak.

Page 464: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

"Ik meen hoofdzakelijk daarom, dat meer medeleden en angst dan genoegenmet mijn gevoel waren verbonden. Maar vandaag, na mijn angst gedurendehet onweer, heb ik leeren beseffen, hoe dierbaar hij mij is."

Kitty's gelaat helderde op.

"Je bent dus zeer geschrokken?" zeide zij. "Ik ook, maar nu, nu allesvoorbij is, nu komt mij het gebeurde nog veel verschrikkelijker voor,dan in het oogenblik van gevaar. Ik wil morgen toch den eik nog eenszien! En hoe grappig is Katawassow. Buiten het gebeurde was het eenzeer genoeglijke dag. En ook tegen Sergej waart ge zoo aardig ennet.... Ga nu weer naar je gasten. Het is hier na het bad altijd watdrukkend en dompig. Ik ben blijde je in zoo'n goede verhouding metje broer te zien."

XXXVI.

Toen Lewin zijn vrouw had verlaten, hernam hij den loop zijnergedachten en, in plaats van in het salon terug te keeren, waaruit destemmen tot hem doordrongen, bleef hij nog op de ballustrade van hetterras leunen.

Het was reeds geheel donker. In het zuiden, waarheen hij zijnblik gericht had, hingen geen wolken; deze waren naar het noordengetrokken. Daar lichtte nog somwijlen een bliksemstraal en werd hetverwijderd geluid van den donder gehoord. Lewin luisterde naar hetgeluid der regendruppen, die van den linden vielen, en staarde naarde hem bekende Cassiopea en den melkweg, die dit sterrebeeld met zijnvertakkingen doorkruiste. Bij ieder lichten van den bliksem verdwenende sterren, maar verschenen kort daarna weer op dezelfde plaats,alsof een zeker treffende hand ze daarheen geslingerd had.

"Welke bekommering brengt mij in verwarring?" vroeg hij zich zelf,terwijl hij gevoelde, dat de twijfel zich in zijn ziel steeds meerbegon op te lossen.

"Ja, de eenige ontwijfelbare openbaring van Gods bestaan zijn de wettenvan het goede en het booze; die wetten, die ik erken in het diepst vanmijn ziel en die mij vereenigen met allen, die ze erkennen gelijk ik;en deze vereeniging van menschelijke wezens, die het zelfde geloofin de hoofdzaken verbindt, noemt men de Christelijke kerk. En deIsraelieten, de Muzelmannen, de Buddhisten?" dacht hij, terugkomendeop een vraagstuk, dat hem kritiek toescheen. "Deze millioenen menschen,zouden zij verstoken zijn van de grootste der weldaden, die alleen aanhet leven waarde en beteekenis geeft?" Hij peinsde. "Maar de vraag, dieik mij stel, is die van de verbinding der verschillende godsdienstenmet de Godheid? Is het niet de openbaring van God aan het heelal metzijn nevelsterren en planeten, die ik tracht te doorgronden? Is hetgoed, hardnekkig de koude logica te doen optreden op een oogenblik, datmij een zekere overtuiging is geschonken, die ontoegankelijk is voor derede? De slotsommen der sterrekundigen zouden valsch en onnauwkeurigzijn geweest, indien zij niet gegrond geweest waren op een meridiaan,op een horizon, en evenzoo zouden mijn overtuigingen geen redelijkenzin hebben, indien ze niet waren verbonden met de openbaring, die mij

Page 465: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

het Christendom heeft geschonken, en die ik altijd kan toetsen aande stemmen in mijn binnenste. De betrekkingen der andere godsdienstenmet de Godheid zullen altijd voor mij ondoorgrondelijk blijven en ikheb het recht niet ze na te vorschen."

"Ben je nog altijd hier?" vroeg plotseling Kitty's stem. Zij haddenzelfden weg naar het salon als hij gekozen. "Er is toch niets dat jehindert?" En zij zag hem bij het sterrelicht opmerkzaam in het gelaat.

Maar zij zou de uitdrukking er van niet hebben kunnen onderscheiden,als niet een nogmaals nawerkend weerlichten haar was te hulpgekomen. Toen zij eene kalme blijmoedigheid in zijn trekken las,lachte zij hem toe.

"Zij begrijpt mij," dacht hij; "zij weet waaraan ik denk. Moet ikhet haar zeggen? Ja. ik zeg het haar."

Maar juist toen hij wilde beginnen te spreken, zeide zij: "Hoor,Kostja, doe me het genoegen en ga eens naar de hoekkamer en kijk eens,of alles voor Sergej behoorlijk in orde is gebracht. Ik kan er zelfniet wel heengaan. Zie ook eens, of men er de nieuwe waschtafel ingebracht heeft."

"Best, ik ga er heen," zeide hij en kuste haar.

"Neen, ik moet het haar niet zeggen," dacht hij, toen zij heenging omin het salon terug te keeren. "Het is een geheim, dat slechts mij zelfvan nabij betreft, en mijn woorden zouden het haar niet kunnen doenbegrijpen. Het is een nieuw gevoel, dat mij niet plotseling veranderd,doorgloeid en in verrukking gebracht heeft zooals ik verwacht had,evenmin als vroeger mijn vaderlijke liefde voor Mitja; ook deze kwamniet plotseling en verrassend. Dit gevoel.--ik kan het geen anderennaam dan _het geloof_ geven, is onder droefheid en smart onmerkbaarin mijn ziel gedrongen en heeft zich daar ingeplant."

"Even als vroeger zal ik waarschijnlijk voortgaan mij te ergeren overIwan den koetsier, evenzoo zal ik polemiseeren en mijn denkbeeldenonjuist uitdrukken; evenals vroeger zal een muur het allerheiligstemijns harten afsluiten voor anderen, zelfs voor mijn vrouw die ikevenals vroeger verantwoordelijk zal maken voor mijne dwalingen,om er daarna weer berouw over te hebben, en evenzoo als tot hiertoezal ik met mijn verstand niet begrepen waarom ik bid, en ik zal tochbidden--: maar mijn innerlijk leven heeft zijn vrijheid veroverd; hetzal niet meer de speelbal zijn der omstandigheden, en mijn geheeleleven, elke minuut van mijn bestaan heeft onbetwistbare en diepebeteekenis, die het in mijn macht staat in elk mijner handelingen teleggen: die van het goede."

NOTEN

[1] pud, Russisch gewicht van veertig pond.

[2] Een soort Russisch wittebrood.

Page 466: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

[3] Een onder aanhoudende bekruising gebruikelijk gebedsformulier.

[4] Therese's, dames der Russische demi-monde.

[5] Uit te spreken Sereoscha, een teedere benaming voor Sergei.

[6] Uitdragersmarkt.

[7] Nummer een is in een Russisch schoolattest het slechtste predicaat.

[8] De boterweek is de tijd voor de groote vasten.

[9] Een soort jachtwagen.

[10] Het haas in het oud gedicht: _Reinaert de Vos_.

[11] De persoon belast om de moeder te vervangen.

[12] Een mannenklooster, beroemd door zijn zangers.

[13] "_Oblomow_", een roman van Gouscharow, welks held een beeld isvan de gepersonificeerde Russische luiheid en bij wie alle gaven tegronde gaan.

End of Project Gutenberg's Anna Karenina, by Lev Nikolaevica Tolstoi

*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK ANNA KARENINA ***

***** This file should be named 13214.txt or 13214.zip *****This and all associated files of various formats will be found in: http://www.gutenberg.net/1/3/2/1/13214/

Produced by Jeroen Hellingman and the Distributed Proofreaders Team

Updated editions will replace the previous one--the old editionswill be renamed.

Creating the works from public domain print editions means that noone owns a United States copyright in these works, so the Foundation(and you!) can copy and distribute it in the United States withoutpermission and without paying copyright royalties. Special rules,set forth in the General Terms of Use part of this license, apply tocopying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works toprotect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. ProjectGutenberg is a registered trademark, and may not be used if youcharge for the eBooks, unless you receive specific permission. If youdo not charge anything for copies of this eBook, complying with therules is very easy. You may use this eBook for nearly any purposesuch as creation of derivative works, reports, performances andresearch. They may be modified and printed and given away--you may dopractically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution issubject to the trademark license, especially commercialredistribution.

Page 467: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

*** START: FULL LICENSE ***

THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSEPLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK

To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the freedistribution of electronic works, by using or distributing this work(or any other work associated in any way with the phrase "ProjectGutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full ProjectGutenberg-tm License (available with this file or online athttp://gutenberg.net/license).

Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tmelectronic works

1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tmelectronic work, you indicate that you have read, understand, agree toand accept all the terms of this license and intellectual property(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by allthe terms of this agreement, you must cease using and return or destroyall copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession.If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a ProjectGutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by theterms of this agreement, you may obtain a refund from the person orentity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8.

1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only beused on or associated in any way with an electronic work by people whoagree to be bound by the terms of this agreement. There are a fewthings that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic workseven without complying with the full terms of this agreement. Seeparagraph 1.C below. There are a lot of things you can do with ProjectGutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreementand help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronicworks. See paragraph 1.E below.

1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation"or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of ProjectGutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in thecollection are in the public domain in the United States. If anindividual work is in the public domain in the United States and you arelocated in the United States, we do not claim a right to prevent you fromcopying, distributing, performing, displaying or creating derivativeworks based on the work as long as all references to Project Gutenbergare removed. Of course, we hope that you will support the ProjectGutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works byfreely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms ofthis agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated withthe work. You can easily comply with the terms of this agreement bykeeping this work in the same format with its attached full ProjectGutenberg-tm License when you share it without charge with others.

1.D. The copyright laws of the place where you are located also governwhat you can do with this work. Copyright laws in most countries are ina constant state of change. If you are outside the United States, checkthe laws of your country in addition to the terms of this agreementbefore downloading, copying, displaying, performing, distributing or

Page 468: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

creating derivative works based on this work or any other ProjectGutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerningthe copyright status of any work in any country outside the UnitedStates.

1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:

1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediateaccess to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominentlywhenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which thephrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "ProjectGutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed,copied or distributed:

This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and withalmost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away orre-use it under the terms of the Project Gutenberg License includedwith this eBook or online at www.gutenberg.net

1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derivedfrom the public domain (does not contain a notice indicating that it isposted with permission of the copyright holder), the work can be copiedand distributed to anyone in the United States without paying any feesor charges. If you are redistributing or providing access to a workwith the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on thework, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and theProject Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or1.E.9.

1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is postedwith the permission of the copyright holder, your use and distributionmust comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additionalterms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linkedto the Project Gutenberg-tm License for all works posted with thepermission of the copyright holder found at the beginning of this work.

1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tmLicense terms from this work, or any files containing a part of thiswork or any other work associated with Project Gutenberg-tm.

1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute thiselectronic work, or any part of this electronic work, withoutprominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 withactive links or immediate access to the full terms of the ProjectGutenberg-tm License.

1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including anyword processing or hypertext form. However, if you provide access to ordistribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official versionposted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.net),you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide acopy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy uponrequest, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or otherform. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tmLicense as specified in paragraph 1.E.1.

Page 469: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm worksunless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.

1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providingaccess to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works providedthat

- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method you already use to calculate your applicable taxes. The fee is owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he has agreed to donate royalties under this paragraph to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments must be paid within 60 days following each date on which you prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax returns. Royalty payments should be clearly marked as such and sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the address specified in Section 4, "Information about donations to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation."

- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm License. You must require such a user to return or destroy all copies of the works possessed in a physical medium and discontinue all use of and all access to other copies of Project Gutenberg-tm works.

- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the electronic work is discovered and reported to you within 90 days of receipt of the work.

- You comply with all other terms of this agreement for free distribution of Project Gutenberg-tm works.

1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tmelectronic work or group of works on different terms than are setforth in this agreement, you must obtain permission in writing fromboth the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and MichaelHart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact theFoundation as set forth in Section 3 below.

1.F.

1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerableeffort to identify, do copyright research on, transcribe and proofreadpublic domain works in creating the Project Gutenberg-tmcollection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronicworks, and the medium on which they may be stored, may contain"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate orcorrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectualproperty infringement, a defective or damaged disk or other medium, acomputer virus, or computer codes that damage or cannot be read byyour equipment.

1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Rightof Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project

Page 470: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the ProjectGutenberg-tm trademark, and any other party distributing a ProjectGutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim allliability to you for damages, costs and expenses, including legalfees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICTLIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSEPROVIDED IN PARAGRAPH F3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THETRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BELIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE ORINCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCHDAMAGE.

1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover adefect in this electronic work within 90 days of receiving it, you canreceive a refund of the money (if any) you paid for it by sending awritten explanation to the person you received the work from. If youreceived the work on a physical medium, you must return the medium withyour written explanation. The person or entity that provided you withthe defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of arefund. If you received the work electronically, the person or entityproviding it to you may choose to give you a second opportunity toreceive the work electronically in lieu of a refund. If the second copyis also defective, you may demand a refund in writing without furtheropportunities to fix the problem.

1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forthin paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHERWARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TOWARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.

1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain impliedwarranties or the exclusion or limitation of certain types of damages.If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates thelaw of the state applicable to this agreement, the agreement shall beinterpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted bythe applicable state law. The invalidity or unenforceability of anyprovision of this agreement shall not void the remaining provisions.

1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, thetrademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyoneproviding copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordancewith this agreement, and any volunteers associated with the production,promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works,harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees,that arise directly or indirectly from any of the following which you door cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tmwork, (b) alteration, modification, or additions or deletions to anyProject Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause.

Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm

Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution ofelectronic works in formats readable by the widest variety of computersincluding obsolete, old, middle-aged and new computers. It existsbecause of the efforts of hundreds of volunteers and donations frompeople in all walks of life.

Volunteers and financial support to provide volunteers with the

Page 471: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

assistance they need, is critical to reaching Project Gutenberg-tm'sgoals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection willremain freely available for generations to come. In 2001, the ProjectGutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secureand permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations.To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundationand how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4and the Foundation web page at http://www.pglaf.org.

Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary ArchiveFoundation

The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit501(c)(3) educational corporation organized under the laws of thestate of Mississippi and granted tax exempt status by the InternalRevenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identificationnumber is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted athttp://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project GutenbergLiterary Archive Foundation are tax deductible to the full extentpermitted by U.S. federal laws and your state's laws.

The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S.Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scatteredthroughout numerous locations. Its business office is located at809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, [email protected]. Email contact links and up to date contactinformation can be found at the Foundation's web site and officialpage at http://pglaf.org

For additional contact information: Dr. Gregory B. Newby Chief Executive and Director [email protected]

Section 4. Information about Donations to the Project GutenbergLiterary Archive Foundation

Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without widespread public support and donations to carry out its mission ofincreasing the number of public domain and licensed works that can befreely distributed in machine readable form accessible by the widestarray of equipment including outdated equipment. Many small donations($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exemptstatus with the IRS.

The Foundation is committed to complying with the laws regulatingcharities and charitable donations in all 50 states of the UnitedStates. Compliance requirements are not uniform and it takes aconsiderable effort, much paperwork and many fees to meet and keep upwith these requirements. We do not solicit donations in locationswhere we have not received written confirmation of compliance. ToSEND DONATIONS or determine the status of compliance for anyparticular state visit http://pglaf.org

While we cannot and do not solicit contributions from states where wehave not met the solicitation requirements, we know of no prohibitionagainst accepting unsolicited donations from donors in such states who

Page 472: Lev Nikolaevica Tolstoi - Sapilihopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner eigen schuld opwekte. "Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven!

approach us with offers to donate.

International donations are gratefully accepted, but we cannot makeany statements concerning tax treatment of donations received fromoutside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.

Please check the Project Gutenberg Web pages for current donationmethods and addresses. Donations are accepted in a number of otherways including including checks, online payments and credit carddonations. To donate, please visit: http://pglaf.org/donate

Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronicworks.

Professor Michael S. Hart is the originator of the Project Gutenberg-tmconcept of a library of electronic works that could be freely sharedwith anyone. For thirty years, he produced and distributed ProjectGutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support.

Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printededitions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S.unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarilykeep eBooks in compliance with any particular paper edition.

Most people start at our Web site which has the main PG search facility:

http://www.gutenberg.net

This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,including how to make donations to the Project Gutenberg LiteraryArchive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how tosubscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.