View
220
Download
2
Category
Preview:
Citation preview
Anne Bolwerk
“Goedemorgen Kopzorgen”
Een pilot- studie naar de effectiviteit van een acceptance- based behavioral therapy (ABBT) voor de preventie
van psychische klachten bij jongvolwassenen tussen 17 en 24 jaar
1
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
“Goedemorgen Kopzorgen”
Een pilot- studie naar de effectiviteit van een acceptance- based behavioral therapy (ABBT) voor de preventie
van psychische klachten bij jongvolwassenen tussen 17 en 24 jaar
Masterthese Enschede, januari 2011
Auteur: Anne Bolwerk Universiteit Twente, Enschede Faculteit Gedragswetenschappen Opleiding Psychologie Thema Veiligheid en Gezondheid Afstudeercommisie: 1e begeleider: De heer dr. E.T. Bohlmeijer 2e begeleider: Msc Martine Fledderus
2
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
Abstract
Objective: A pilot study was conducted in autumn 2010 on the preventive intervention
“Goedemorgen Kopzorgen” for young adults between 17 and 24 years at three Dutch colleges (Saxion
Hogeschool te Enschede, te Deventer and Hogeschool van Arnhem en Nijmegen). “Goedemorgen
Kopzorgen” is meant for young adults who suffer from psychological complaints like anxiety (social,
exam and generalized), exhaustion, stress, tensions, alcohol abuse and depression and how these for
example block their study activities. Based on Acceptance and Commitment Therapy (ACT) and
mindfulness they become aware of their behavior via specific exercises and tasks and receive
handholds to adapt their behavior for reducing their complaints. ACT, a form of behavior therapy,
focusing on increasing the psychological flexibility. In mindfulness, a form of meditation, a non-reactive
attitude with full attention is learned. The goal of this pilot- study was to find out the effects of the
preventive intervention on the level of depressive symptoms, anxiety, acceptation, mindfulness,
consumption of alcohol, burnout and engagement of the participants. As a second goal the study
investigates how the participants and the student psychologists/mental health care prevention workers
evaluated the course.
Method: In total, 23 young adults participated in the pilot study who subscribed via the
student psychologist or the decane. The average age was 22 years. “Goedemorgen Kopzorgen”
consists of 3 sessions, lasting 3½ hours over a period of a month. The course was carried out by
either two student psychologists or two mental health care prevention workers. In the three sessions,
through a variety of exercises, the participants learned effective coping- strategies, metacognitive
awareness, the role of values in life and how to keep control of their own lives. Two questionnaires,
one conducted before the first session and one at the end of the last session, measured the effects on
the level of depressive symptoms, anxiety, consumption of alcohol, burnout and engagement. Process
effects were measured by experiential avoidance and mindfulness. The observations were analyzed
by a paired- sample t-test. Besides this, the participants filled in a process-evaluation questionnaire
after the intervention which was descriptively analyzed.
Results: There were significant differences on anxiety and engagement, either on the
subscale “non- reactive attitude” of mindfulness and on the subscale “incompetence” of burnout
between pre- and post-test measurement. No significant differences were found on depressive
symptoms, consumption of alcohol, the remaining subscales of burnout, acceptation and on the
remaining subscales of mindfulness between pre- and post-test measurement. The participants
scored with an average score of 3,00 on a 4- point scale of the Client Satisfaction Questionnaire short
form (1 = deeply discontented, 4 = deeply contented). Beside this, they evaluated the course with an
average grade of 7,5 on a 10- point scale (1 = awfully bad, 10 = awfully good).
Conclusion: Firstly, it can be concluded that the preventive intervention “Goedemorgen
Kopzorgen” has small to medium effect on anxiety, engagement, feeling of incompetence and non-
reactive attitude. Secondly, it can be concluded that the participants and the student psychologists/
mental health care prevention workers are satisfied with the intervention. That is why "Goedemorgen
Kopzorgen" is a promising and appealing preventive intervention for young adults. More session of a
shorter duration to allowed more time for debriefing, reflection, exchange of experiences and
homework, explanations of exercises/task and improvements of mindfulness- exercises are
recommend.
3
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
Samenvatting
Achtergrond: In het najaar 2010 ging een pilot- studie naar de preventieve interventie
“Goedemorgen Kopzorgen” voor jongvolwassenen tussen 17 en 24 jaar op drie Nederlandse
Hogescholen (Saxion Hogeschool te Enschede, te Deventer en Hogeschool van Arnhem en
Nijmegen) van start. “Goedemorgen Kopzorgen” richt zich op jonvolwassenen die last hebben van
psychische klachten zoals angsten (sociaal, faal- en generaliseerde), uitputting, stress, spanningen,
alcoholmisbruik en depressieve klachten en die bijvoorbeeld het studeren in de weg staan. Gebaseerd
op Acceptance and Commitment Therapy (ACT) en mindfulness krijgen zij door bepaalde oefeningen
en opdrachten inzicht in hun gedrag en handvatten aangereikt om het gedrag aan te passen om
klachten te reduceren. In ACT, een vorm van gedragtherapie, staat het versterken van psychologische
flexibiliteit centraal. In mindfulness, een vorm van meditatie, wordt een aandachtvolle en oordeelsvrije
houding geleerd. Doel van de pilot- studie was om te kijken of de interventie effect heeft op de mate
van depressieve klachten, angstklachten, acceptatie, mindfulness, alcoholconsumptie, burnout en
bevlogenheid van de deelnemers. Ten tweede werd bekeken hoe de cursus door de deelnemers en
de studentenpsychologen/preventiewerkers geëvalueerd werd.
Methode: In het totaal namen 23 jongvolwassenen die zich hadden aangemeld via
studentenpsychologen of de studieadviseurs aan de pilot- studie deel. De gemiddelde leeftijd was 22
jaar. “Goedemorgen Kopzorgen” bestond uit 3 bijeenkomsten, elk van 3½ uur over een totale duur van
een maand en werd gegeven door twee studentenpsychologen of preventiewerkers. In de
bijeenkomsten leerden de deelnemers effectieve copingstrategieën, metacognitief bewustzijn, de rol
van waarden op het leven en regie te houden over het eigen leven. Er werden twee vragenlijsten
afgenomen, een voorafgaand aan de eerste bijeenkomst en de andere tijdens de laatste bijeenkomst
die de uitkomstmaten van depressieve klachten, angstklachten, alcoholconsumptie, bevlogenheid en
burnout maten. De procesmaten werden gemeten met experiëntele vermijding en mindfulness. Met
behulp van een gepaarde t- toets werden zij geanalyseerd. Daarnaast werd door de deelnemers een
evaluatievragenlijst na afloop van de interventie ingevuld die beschrijvend geanalyseerd werd.
Resultaten: Er werden significante verschillen gevonden op angstklachten en bevlogenheid,
zoals op de subschaal “non-reactief zijn” van mindfulness en op de subschaal “incompetentie” van
burnout. Op de uitkomstmaten depressieve klachten, alcoholconsumptie, de overigen subschalen van
burnout en op de procesmaten acceptatie en de overigen subschalen van mindfulness werden geen
significante verschillen tussen de voor- en nameting gevonden. De deelnemers scoorden op een 4-
punt schaal van de Client Satisfaction Questionnaire short form met een gemiddelde totaalscore van
3,00 (1 = zeer ontevreden, 4 = zeer tevreden). Daarnaast evalueerden zij de cursus met een
gemiddelde 7,5 op een 10- punt schaal (1 = heel slecht, 10 = heel goed).
Conclusie: Ten eerste kan geconcludeerd worden dat de preventiecursus kleine tot en met
middelgrote effecten op angstklachten, bevlogenheid, gevoel van incompetentie en non- reactieve
houding heeft. Ten tweede kan gesteld worden dat de deelnemers en begeleiders tevreden zijn met
de cursus. “Goedemorgen Kopzorgen” is dus een veelbelovende en aansprekende aanpak voor een
preventieve interventie voor jongvolwassenen. Aanbevelingen voor verbeteringen zijn dat er meer
bijeenkomsten die minder lang duren ingepland worden, mindfulness- oefeningen verbeterd worden
en meer uitleg over oefeningen/opdrachten gegeven wordt.
4
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
Inhoudsopgave
Voorwoord
1. Inleiding………………………………………………………………………………...p. 6- 9
2. Methoden…………………………………………………………………………….p. 10-18
2.1 Deelnemers en werving……………………………………………………………........10-12
2.2 Meetinstrumenten………………………………………………………………………..13-15
2.2.1 Primaire uitkomstenmaten……………………………………………………………..13
2.2.2 Secundaire uitkomstmaten………………………………………………………...13-14
2.2.3 Procesmaten………………………………………………………………………...14-15
2.2.4 Proces- evaluatie……………………………………………………………………….15
2.3 Interventie…………………………………………………………………………………….16
2.4 Procedure……………………………………………………………………………………..17
2.5 Begeleiders…………………………………………………………………………………...17
2.6 Statistische analyse……………………………………………………………………...17-18
3. Resultaten……………………………………………………………………………p. 19-29
3.1 Stroom van deelnemers……………………………………………………………………..19
3.2 Steekproef bij baseline………………………………………………………………………20
3.3 Beschrijving en effecten van primaire en secondaire uitkomstmaten………………….21
3.4 Beschrijving en effecten van procesmaten……..…………………………………………22
3.5 Tabellen van de uitkomst- en procesmaten…………………………………………...23-25
3.6 Evaluatie door de deelnemers………………………………………………………….26-27
3.6.1 Algemene tevredenheid met cursus………………………………………………….26
3.6.2 Evaluatie van deelname aan cursus……………………………………………...26-27
3.6.3 Evaluatie van onderdelen van cursus……………………………………………......27
3.7 Interviews met deelnemers…………………………………………………………...........28
3.8 Evaluatie door de studentenpsychologen en preventiewerkers………………………..29
4. Discussie en conclusie……………………………………………………………p. 30-35
4.1 Discussie..……………..………………………………………………………………….30-33
4.2 Beperkingen van studie………………………………………………………………....33-34
4.3 Aanbevelingen………………………………………………………………………………..34
4.4 Conclusie…………………………………………………………………………………......35
5. Referenties…………………………………………………………………………..p. 36-39
6. Bijlagen……………………………………………………………………………….p. 40-49
6.1 Bijlage 1: Evaluatievragenlijst voor deelnemers………………………………………40-42 6.2 Bijlage 2: Uitspraken van deelnemers…………………………………………….......43-45 6.3 Bijlage 2: Interviews met deelnemers………………………………………………….46-48
5
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
Voorwoord
Voor u ligt een masterthese ter afsluiting van de Master Psychologie, richting Veiligheid en
Gezondheid, op de Universiteit Twente. Zeven maanden geleden ben ik begonnen met de
eerste ideeën voor deze masterthese. Ik heb de afgelopen maanden veel over het opstellen,
uitvoeren en schrijven van een wetenschappelijk onderzoek geleerd wat mij nu na afloop
heel trots maakt.
Voordat ik met het verslag begin, wil ik eerst mijn dank aan de mensen uitspreken die mij bij
het opstellen van mijn onderzoek hebben geholpen.
Graag wil ik mijn begeleiders, Ernst Bohlmeijer en Martine Fledderus, danken voor hun hulp,
ideeën en kritische oog. Zij hebben mij steeds weer op mijn weg gebracht.
Mijn dank gaat verder uit naar mijn medestudente Lisa Grüning, die mij de gehele studie
begeleidde en Esther Boonk, die mij geholpen heeft dit verhaal niet te Duits te laten klinken.
Hiernaast wil ik een bijzonder dank aan mijn ouders uitspreken, die mij de masterstudie
überhaupt mogelijk gemaakt hebben en aan mijn zus en mijn vriend voor hun ondersteuning:
“Dankeschön, dass ihr mich in meinem Masterstudium mit viel Liebe, Rat und Geduld
begleitet habt. Ihr habt mir stets den Rücken freigehalten, sodass ich mich vollkommen auf
meine Klausuren und meine Masterarbeit richten konnte. Dankeschön, dass ihr für mich da
seid!“
Bocholt, Januar 2011
Anne Bolwerk
6
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
1. Inleiding
Tegenwoordig lijden 28,1% jongvolwassenen tussen 18 en 24 jaar aan een psychische
stoornis zoals depressieve klachten, angstklachten of alcoholmisbruik (Trimbos- Instituut,
2010). Jongvolwassenheid is de periode waarin de meeste psychische stoornissen voor het
eerst optreden (Meijer, Smit, Schoemaker & Cuipers, 2006; Systema, Gunther, Reelick et al.,
2006). De statistische kans om bijvoorbeeld een depressie te ontwikkelen is rond de 30%
voor jongvolwassenen. Dit in tegenstelling tot een volwassene waarbij de kans 15% is
(Landelijke Steunfunctie Preventie, 2010). Vooral jongeren met een hoog opleidingsniveau
vertonen psychische klachten, terwijl het begin van een studie met stress verbonden is
(Vanheusden, Mulder, van der Ende et al., 2008). Het aantal komt in Nederland neer op
29.000 - dat is ongeveer 5.9% van de studerende jongvolwassenen (Broenink & Gorter,
2001). Psychische klachten gaan vaak gepaard met een groot verlies aan levenskwaliteit.
Een begin in jongvolwassenheid kan ernstige gevolgen hebben voor de opleiding en/of de
professionele carrière (Systema et al.,2006). In een longitudinaal onderzoek van Vaez &
Laflamme (2008) berichten studenten met psychische klachten van een verminderde
studiecapaciteit. Als gevolg daarvan vertonen zij slechtere onderwijsresultaten vergeleken
met studenten zonder psychische klachten wat het vroegtijdige stoppen met de studie of het
verlengen van studietijd met zich kan brengen (Vaez & Laflamme, 2008). Naast individuele
kosten vormen psychische klachten ook jaarlijks hoge zorgkosten (Meijer et al.,2006).
In de laatste jaren werden daarom vele effectieve psychische behandelingen
ontwikkeld (Burns, Hoagwood, Mrazek, 1999). Maar ook als deze effectief geïmplementeerd
worden, kunnen zij slechts 40% van de ziektelast reduceren (Meijer, et al., 2006). Daarbij is
het bereik van geestelijke gezondheidservices laag. Slechts een derde (28%) van de
jongvolwassenen maakt hier gebruik van (Vanheusden et al., 2008). De belangrijkste
barrière vormt de negatieve attitude tegenover psychologische hulp. Jongvolwassenen zijn
vaak van mening dat psychologische behandelingen niet helpen en/of dat hulp zoeken een
teken van zwakte is (Vanheusden et al.,2008). Daarnaast richten geestelijke
gezondheidsservices zich meestal op één klachtengebied, zoals de op cognitieve
gedragstherapie (CGT) gebaseerde groepscursus “Grip op je dip” voor jongvolwassenen met
depressieve klachten (Gerrits, Zanden, Visscher, Conijn, 2007). Zij zijn hierdoor niet effectief
voor andere klachten zoals angsten, uitputting, stress, spanningen en/of alcoholmisbruik wat
het bereik van de doelgroep beperkt houdt (Cuijpers, van Straten, Warmerdan, van Rooy,
2010). Bovendien worden geestelijke gezondheidsservices voornamelijk via GGZ-
instellingen aangeboden en niet via instellingen waar de jongvolwassene zich de meeste tijd
bevindt (Ministerie van VWS, 2003).
Dit vraagt naar een verandering van het bestaande geestelijke gezondheidsaanbod.
Preventieve interventies zijn een noodzakelijke en complementaire strategie om de ziektelast
te reduceren (Hosman, Jane- Llopis & Sexena, 2005). Vooral geïndiceerde preventieve
interventies zijn veelbelovend. Zij richten zich specifiek op individuen die al matige
psychische klachten ervaren, maar niet voldoen aan een DSM-IV diagnose (Rapee, 2008).
De aanwezigheid van psychische klachten kan gezien worden als een sterke voorspeller
voor het ontwikkelen van bijvoorbeeld een klinisch relevante depressie (Cuijpers & Smit,
2004). Geïndiceerde preventieve interventies kunnen vanwege hun cursus- en /of workshop-
achtige vorm meer aansprekend zijn voor diegene die geen indicatie hebben voor
7
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
psychotherapie of medicamenteuze behandeling (Jorn & Griffiths, 2006). Om daarnaast het
bereik van de geestelijke gezondheidsservices te verhogen moet de preventieve interventie
in staat zijn de negatieve attitude tegenover psychologische hulp bij jongvolwassenen te
overwinnen. Interventies gebaseerd op positieve gezondheidsmodellen kunnen hiervoor een
oplossing schetsen. Zij richten de focus op het accepteren van psychisch leed, flexibiliteit,
gedragsverbreding en kwaliteit van leven in plaats van op klachtenvermindering en
symptoomreductie zoals interventies die gebaseerd zijn op een ziektemodel dat doen
(Mrazek & Haggerty, 1994; Hayes, Strosahl, Wilson, 1999). Lijden wordt binnen de positieve
gezondheidsmodellen niet als iets pathologisch gezien maar als iets wat bij het leven hoort.
Hierdoor worden interventies meer aansprekend wat mogelijk de negatieve attitude
tegenover psychologische hulp verlaagd (A-Tjak, 2010). Verder kan het bereiken van
jongvolwassenen vergroot worden doordat de preventieve interventie zich op verschillende
psychische klachten gaat richten in plaats van één klachtengebied. De comorbideit van angst
en depressie is hoog, wat het mogelijk zou maken een preventieve interventie voor
depressie te ontwikkelen die ook voor angst effectief kan zijn en andersom (Cuijpers, et
al.,2010). Bovendien moeten preventieve interventies bij instellingen aangeboden worden,
waar de jongvolwassenen zich bevindt. Dit komt uit het artikel “Langer gezond leven”
(Ministerie van VWS, 2003) naar voren waar preventieve geestelijke
gezondheidsorganisaties gevraagd worden sterker met settings, waar zich de betreffende
bevindt, zoals hogescholen en/of universiteiten, samen te werken.
Aangezien preventieve interventies effectief zijn, moet ook een duidelijk model over
de risicofactoren en mechanismen die tot psychopathologie leiden, in kaart gebracht worden
(Rapee, 2008). Er is opkomend bewijs dat controle- en of vermijdingsstrategieën, ook wel
experiëntele vermijding (EV) genoemd, mechanismen zijn, die bijdragen en ten grondslag
liggen aan het ontwikkelen van verschillende psychische klachten zoals angsten, uitputting,
stress, spanningen, alcoholmisbruik en/of depressieve klachten en deze in stand houdt (
Roemer, Salters, Raffa & Orsillo, 2005; Tull, Gratz, Salter & Roemer, 2004). EV betekent dat
een persoon onwillig is om in contact te blijven met bepaalde interne ervaringen en stappen
onderneemt om de vorm of frequentie van deze ervaringen te veranderen. Zelfs wanneer
deze vormen van vermijding voor negatieve sociale, psychologische en fysieke effecten
zorgen (Biglan, Hayes & Pistorello, 2008). EV kan gezien worden als het tegenovergestelde
van psychologische flexibiliteit, dus de acceptatie van ongewenste gedachten en ervaringen
en een leven volgens eigen waarden (Fledderus et al., 2010 )
Preventieve interventies die zich op meerdere klachten en het verhogen van de
psychologische flexibiliteit richten, zijn acceptance- based interventies zoals Acceptance and
Commitment Therapy (ACT), Mindfulness- Based Cognitief Therapy (MBCT) en/of
Mindfulness- Based Stress Reduction (MBSR). In tegenstelling tot CGT besteden ze geen
aandacht aan het veranderen en controleren van cognities, maar aan de acceptatie van
cognities- dus het veranderen van de houding tegen opzichte van een cognitie (Hayes,
2004). In ACT, een vorm van gedragtherapie, staat het accepteren en het leven naar eigen
waarden centraal wat door het gebruik van metaforen en experiëntele oefeningen in therapie
bevorderd wordt (Hayes, 2004). Een meta- analyse concludeerde dat ACT interventies
effectief zijn in vergelijking met controle- condities zoals wachtlijstgroepen en psychologische
placebo´s voor een breed gebied van psychische klachten (bijv. chronisch pijn,
eetstoornissen, werk gerelateerde problemen, angst en depressie) in een diversiteit van
patiënten populaties (Hayes 2004; Hayes, Luoma, Bond, Masuda & Lillis, 2006; Powers,
8
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
Vording & Emmelkamp, 2009). Het toepassen van ACT interventies specifiek bij
jongvolwassenen is tot nu toe bij een studie met vergelijkbare klachten, namelijk wiskunde
angst, onderzocht. In deze studie werd een ACT- interventie vergeleken met een systematic
desensitization. Beide groepen lieten na afloop een significante verhoging van acceptatie en
een vermindering in angstklachten zien (Zettle, 2003).
In MBCT en MBSR staat mindfulness centraal, dat door een variëteit van meditatie- en
aandachtsoefeningen en psycho- educatie aangeleerd wordt (Baer, 2003). Mindfulness, ook
wel aandachtvolle houding genoemd, houdt in dat de aandacht bewust gaat naar interne en
externe gebeurtenissen die op dat moment plaatsvinden, zonder het geven van een oordeel
(Stoppelenburg, 2008). Mindfulness en psychologisch welbevinden correleren positief (Baer,
Smith, Lykins, Button, Krietemeyer, Duggan, Williams, 2008). Zo kwam uit een recent
uitgevoerde meta- analyse volgens Hofmann, Sawyer, Witt & Oh (2010) naar voren dat
therapieën gebaseerde op mindfulness angst en depressie verminderen. Onderzoeken tonen
aan dat MBSR effectief is, gegeven aan een niet-klinische groep, in het verminderen van
stress, piekeren en angst (Chiesa & Seretti, 2009, Irving, Dobkin & Park, 2009) en daarnaast
effectief is in de behandeling van chronische pijn- en stress gerelateerde stoornissen (Baer,
2003; Bohlmeijer, Prenger, Taal, Cuijpers, 2010). MBCT kan bovendien een afname in het
gebruik van en behoefte aan verslavende middelen bewerkstelligen (Bowen, Chawla, Collins
et al, 2009) en blijkt effectief te zijn in de terugvalpreventie van depressie (Ma & Teasdale,
2004; Teasdale, Segal, Williams et al.,2000).
Een recente ontwikkeling is de combinatie van ACT en mindfulness- training. Zo
combineerden Roemer, Orsillo, Salters- Pedneault (2008) mindfulness en ACT tot een
acceptance- based behavioral therapy (ABBT) specifiek voor patiënten met een
gegeneraliseerde angststoornis (GAD) en vonden in hun studie dat deze geassocieerd werd
met een vermindering van vermijding- en controlestrategieën, een verhoging van acceptatie
van ongewenste cognities en zo leidde tot een reductie van angstklachten en depressieve
klachten in vergelijking met een wachtlijstgroep (Roemer, Orsillo & Salters- Pedneault,
2008). Andere recente onderzoeken waarin een ABBT, genaamd “Voluit Leven”, voor
volwassenen met lichte tot matige psychische klachten op effect onderzocht werd, toont
vergelijkbare resultaten. “Voluit Leven”, ontwikkeld door Bohlmeijer en Hulsbergen (2008),
wordt aangeboden als een groepscursus of een zelfhulpcursus. Beide cursusvormen hebben
in vergelijking met een wachtlijstgroep geleid tot significante vermindering van depressieve
klachten, angsten en vermoeidheid (Bohlmeijer, Fledderus, Rokx, Pieterse, 2010; Fledderus,
Bohlmeijer, Smit, Westerhof, 2010; Fledderus, Bohlmeijer, Scheurs & Pieterse, in druk).
Gezien de positieve effecten van een ABBT heeft de Universiteit Twente een
preventiecursus, genaamd “Goedemorgen Kopzorgen- een training anders leren kijken naar
spanningen en zorgen ”, voor jongvolwassenen tussen de 17- 24 jaar met lichte of matige
psychische klachten ontwikkeld. Deze richt zich op meerdere psychische klachten zoals
angsten (sociaal, faal- en generaliseerde), uitputting, stress, spanningen, alcoholmisbruik en
depressieve klachten en wordt aangeboden waar de jongvolwassene zich bevindt, dus op
hogescholen en/of universiteiten. Jongvolwassenen krijgen door bepaalde oefeningen en
opdrachten inzicht in hun gedrag en handvatten aangereikt om het gedrag aan te passen om
zo klachten te reduceren en ziektelast op latere leeftijd te voorkomen. Als therapeutisch
kader dient het effectief gebleken groepsprogramma “Voluit Leven”. Doel van de studie is te
kijken of de interventie effect heeft op de mate van depressieve klachten, angstklachten,
acceptatie, mindfulness, alcoholconsumptie en burnout. Ten tweede wordt gekeken of de
9
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
interventie effect heeft op bevlogenheid. Dit omdat het concept van bevlogenheid aansluit op
een waardevol leven uit de ACT. Hiervoor zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld:
1. “Leidt de preventiecursus “Goedemorgen Kopzorgen” tot een significante afname van
psychische klachten zoals angstklachten, depressieve klachten en alcoholconsumptie
en tot een significante toename van bevlogenheid, mindfulness en acceptatie bij
jongvolwassenen tussen de 17- 24 jaar?”
2. “Hoe wordt de preventiecursus “Goedemorgen Kopzorgen” door de deelnemende
jongvolwassenen geëvalueerd?”
10
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
2. Methoden
2.1 Deelnemers en werving
De deelnemende instellingen waren (A) Saxion Hogeschool te Enschede, (B) Saxion
Hogeschool te Deventer en de (C) Hogeschool van Arnhem en Nijmegen te Nijmegen. De
laatst genoemde instelling werd door de GGZ- Nijmegen via informatiebrieven over de
cursus en het onderzoek gevraagd deel te nemen. Op de HBO- instellingen werden de
deelnemers kleinschalig geworven via folders, algemene aanmelding bij
studentenpsychologen en/of via contacten met studieadviseurs. Elke deelnemende instelling
heeft ervoor gezorgd dat zij minimaal 6 deelnemers hadden. Voor de preventiecursus was de
doelgroep jongvolwassenen tussen de 17 en 24 jaar die last hadden van lichte of matige
psychische klachten, zoals angsten (sociaal, faal- en generaliseerde), uitputting, stress,
spanningen, alcoholmisbruik en depressieve klachten. Na aanmelding vond een
kennismakinggesprek met de studentenpsycholoog of preventiewerker van de betreffende
instelling plaats. De kennismakingsgesprekken duurden een uur, waarvan 20-30 minuten
een persoonlijk gesprek met de deelnemers gevoerd werd en aansluitend 20-30 minuten tijd
was voor de deelnemers een vragenlijst in te vullen, mits de deelnemer aan de
selectiecriteria voldeed. Tijdens de gesprekken werd verder bekeken of de deelnemers
motivatie hadden deel te nemen en in een groep konden functioneren. Deelnemers werden
geëxcludeerd als zij (1) last hadden van ernstige psychopathologie zoals een angststoornis
of een depressieve stoornis (2) psychotische kenmerken of verslavingsproblemen zoals
alcoholafhankelijkheid (≥ 35glazen bij vrouwen, ≥ 50 glazen bij mannen per week) toonden,
(3) zich in een crisissituatie of in dreigende suïcidaliteit bevonden, (4) recent verlies van een
dierbare hadden meegemaakt, waarbij de depressieve klachten deel zijn van een
verwerkingsproces, (5) ernstig subassertief waren of ernstige identiteitsproblematiek hadden
(6) elders een psychotherapeutische behandeling ontvingen, (7) drie maanden geleden
gestart waren met een medicatietherapie, (8) niet aanwezig konden zijn bij een van de drie
sessies en niet dagelijks 30 minuten konden besteden aan de thuiswerkopdrachten.
Jongvolwassenen met ernstige psychopathologie werden door de studentenpsycholoog of
preventiewerker verwezen op andere mogelijkheden van psychologische hulp. In tabel 1 zijn
de demografische factoren opgenomen.
11
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
Tabel 1: Demografische factoren van de deelnemers
Demografische factoren
Totaal
(n= 23)
Geslacht Man
Vrouw
8
15
Gemiddelde leeftijd 21,87 jaar (SD= 3,15)
Nationaliteit Nederlands
Anders
21
2
Studierichting (HBO)
Economie, Management en Organisatie
Life Science, Design & Technology
Gedrag, Onderwijs, Gezondheid en
Welzijn
ICT en Media
5
4
12
2
Studiejaar 1e jaar
2e jaar
3e jaar
4e jaar
5e jaar
6e jaar
6
10
5
1
1
1
Hoeveelheid studietijd ≤ 5 uren per week
5 - 10 uren per week
10 - 20 uren per week
20 - 30 uren per week
30 - 40 uren per week
≥ 40 uren per week
3
4
5
6
4
1
Burgerlijke staat Alleenstaand
Relatie
Samenwonend
Getrouwd
15
5
3
0
Woonsituatie Zelfstandig op kamer met huisgenoten
Zelfstandig op kamer alleen
Thuis bij ouders
Samenwonend met partner
Anders
11
2
7
2
1
Bijbaantje
(vakantiebaantjes uitgezonderd)
Ja
Nee
14
9
Hoeveelheid werktijd
(n = 13)
≤ 5 uren per week
5 - 10 uren per week
10 - 15 uren per week
15 - 20 uren per week
≥ 20 uren per week
2
9
1
1
0
Kinderen Ja
Nee
1
22
Hoe op cursus gekomen Via studentenpsycholoog
Via studieloopbaanbegeleider
Anders
10
9
4
12
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
De meesten deelnemers zijn alleenstaand (65,2%) en vrouwen (65,2%). De gemiddelde
leeftijd is 22 jaar (SD= 3,125), beginnend van 18 tot met 30 jaar. De meerderheid is
Nederlands (91,3%), een deelnemers is Duits en één deelnemer heeft een dubbele
nationaliteit (Nederlands- Amerikaans). Alle deelnemers volgen een HBO- opleiding,
waarvan de meeste een opleiding in de branche van Gedrag, Onderwijs, Gezondheid en
Welzijn doen (52,2%), zich in het tweede studiejaar (43, 5%) bevinden en een gemiddeld
studietijd van 20 - 30 uren per week (26, 1%) gevolgd door een gemiddelde studietijd van 10
- 20 uren per week (21, 7%) investeren. Alleen één deelnemer geeft aan meer dan ≥ 40 uren
per week te studeren. De meeste deelnemers wonen zelfstandig samen met huisgenoten op
kamers (47, 8%), gevolgd door wonen bij ouders (30, 4%). Een deelnemer geeft aan anders
te wonen, namelijk samenwonend met zijn kind. Deze deelnemer is ook de enige die een
kind heeft, alle anderen hebben geen kinderen (95,7%). 60,9% van de deelnemers heeft een
bijbaantje, waarvan een persoon werk op oproepbasis heeft en de gemiddelde werktijd per
week niet schatten kan. De meesten werken 5 -10 uren per week (39,1%). Via
studentenpsychologen zijn de meeste deelnemers op de hoogte gesteld van de cursus
gevolgd door de studieloopbaanbegeleider. Eén deelnemer heeft de informatie over de
cursus van het intranet van zijn hogeschool gehaald, één deelnemer geeft aan dat een
docent de folder over de cursus aan de studenten heeft uitgereikt en twee hebben een
digitale folder via de email ontvangen.
13
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
2.2 Meetinstrumenten
In het totaal omvat de vragenlijst 120 items en bestaat, naast demografische vragen, uit zes
vragenlijsten die de primaire uitkomstenmaten depressieve klachten en angstklachten, de
secundaire uitkomstenmaten alcoholconsumptie, bevlogenheid en burnout als ook de
procesmaten acceptatie en mindfulness meten. Om ook de subjectieve beleving en ervaring
met de preventiecursus van de kant van de jongvolwassenen te kunnen evalueren, werd een
proces- evaluatie in de vorm van een vragenlijst afgenomen.
2.2.1 Primaire uitkomstenmaten
Center for Epidemiologic Studies Depression Scale (CES-D; Radloff, 1977): De
CES-D is ontwikkeld om depressieve symptomen bij een niet- psychiatrische populatie vast
te stellen. Aan de hand van twintig eenvoudig en bondig geformuleerde vragen die de
respondent op een 4-punt schaal van “zelden of nooit (minder dan een dag)” tot en met
“meestal of altijd (vijf- zeven dagen)” moet beoordelen, kan een uitspraak gedaan worden of
klinisch relevante depressieve symptomen aanwezig zijn. CES-D meet dus geen chronische
depressie maar registreert depressieve gevoelens die als gevolg van een bepaalde
gebeurtenis kunnen ontstaan (zgn. reactieve depressie). De totaalscore is 60. Een score van
16 of hoger geeft een indicatie van aanwezige klinisch relevante depressieve klachten.
Volgens eerdere studie beschikt de schaal over goede psychometrische eigenschappen
zoals voldoende test- hertest stabiliteit, goede concurrente validiteit en constructvaliditeit
(Radloff, 1977). In deze studie heeft de schaal een hoge interne consistentie van α = .88.
Hospital Anxiety and Depression Scale- Anxiety subscale (HADS- A; Zigmond&
Snaith, 1983): De HADS-A is ontwikkeld om de aanwezigheid en hevigheid van
angstklachten vast te stellen. De schaal bestaat uit zeven vragen die op een 4-punt schaal
van “helemaal niet” tot met “ zeer vaak” door de respondent worden beantwoord. De
totaalscore is 21. Scores van 9 of hoger geven een indicatie van klinisch relevante
angstsymptomen. De HADS- A liet goede psychometrische eigenschappen in zes
verschillende groepen van Nederlandse respondenten zien (Spinhoven, Ormel, Sloekkers,
Kempen, Speckens& Van Hermet, 1997). De schaal heeft in deze studie een goede
betrouwbaarheid van α = .75.
2.2.2 Secundaire uitkomstenmaten
Alcoholvragenlijst: De alcoholvragenlijst meet de hoeveelheid standaardglazen
alcohol die een mens per week heeft gedronken. Aan de respondenten wordt gevraagd
hoeveel standaardglazen alcohol zij in de afgelopen week hebben gedronken. Een
gemiddelde van het aantal standaardglazen per week wordt berekend door het aantal van
elke dag bij elkaar op te tellen. Meer dan 35 glazen bij vrouwen en meer dan 50 glazen bij
mannen per week geeft een indicatie voor de aanwezigheid van een ernstige
alcoholafhankelijkheid.
Utrechtse Bevlogenheid Schaal voor studenten (UBES-S; Schaufeli & Bakker,
2003): De mate van bevlogenheid wordt gemeten met de UBES-S waarbij hogere scores
bevlogenheid indiceren. De vragenlijst bestaat uit 17 items die onderverdeeld zijn in drie
14
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
subschalen: (1) vitaliteit en bereidheid zich in te spannen voor de studie (6 items), (2)
toewijding, dus enthousiasme, inspiratie, trots en uitdaging met betrekking tot de studie (5
items) en (3) absorptie, dus het compleet geconcentreerd zijn op en opgaan in de studie (6
items) (Schaufeli et al., 2007). Voor deze studie wordt een versie met 23 items gebruikt die
naast de drie boven genoemde schalen een vierde subschaal betrekt: (4) competentie, dus
het ervaren gevoel competent als student te zijn (6 items). Deze subschaal komt
oorspronkelijk uit de Utrechtse Burnout Schaal voor studenten (UBOS-S, zie hieronder). Zij
wordt in deze vragenlijst gebruikt omdat uit eerdere onderzoeken blijkt dat het construct
“competentie” vaak juist op bevlogenheid wijst en een zwakkere correlatie heeft met de
andere constructen uit de UBOS-S (Schaufeli, Salanova, Gonzales- Roma & Bakker, 2002b;
Schaufeli & Salanova, 2007). De respondent beoordeelt de uitspraken aan de hand van een
7-punt schaal van “nooit (score 0)” tot “dagelijks/ altijd (score 6)”. De schaal heeft in deze
studie een zeer goede betrouwbaarheid van α = .96 en de subschalen hebben α´s met (1)
vitaliteit (α= .81), (2) toewijding (α= .92), (3) absorptie (α= .86) en (4) competentie (α= .84).
Utrechtse Burnout Schaal voor studenten (UBOS-S; Schaufeli &van Dierendonck,
2000): De mate van burnout wordt gemeten met de UBOS-S, de Nederlandse versie van de
Maslach Burnout Inventory (MBI) voor studenten. Deze schaal bestaat uit 16 items waarbij
hogere scores burnout indiceren. De 16 items zijn in deze studie onderverdeeld in drie
subschalen: (1) uitputting door studie-eisen (5 items), (2) cynisme en gedistantieerde
houding tegenover de studie (5 items) en (3) gevoel van incompetentie als student (6 items).
De items van de laatst genoemde subschaal zijn in de UBOS-S oorspronkelijk positief
geformuleerd. De items worden voor deze studie negatief geformuleerd omdat het construct
“incompetentie” positief correleert met burnout en grotere correlatie heeft met de andere
twee constructen “cynisme” en “uitputting” (Schauefli et al., 2007). De respondent beoordeelt
de uitspraken aan de hand van een 7-punt schaal van “nooit (score 0)” tot “dagelijks/ altijd
(score 6)”. De schaal beschikt in deze studie over goede betrouwbaarheid (α= .84 en α =
.96). De UBOS- subschalen hebben de volgende α´s met (1) uitputting (α= .64 ), (2) cynisme
(α= .80) en (3) incompetentie (α= .76 ). Als het item 7: “Ik ben moe als ik s´morgens opsta…”
van de subschaal “uitputting” verwijdert wordt, verhoogt de Chronbach´s alpha voor de
subschaal tot .76 en de gehele burnout- schaal tot .85. Maar omdat de interne consistentie
van de gehele burnout- schaal al best hoog is en niet sterk zou veranderen door het
verwijderen, wordt het item in de analyse betrokken.
2.2.3 Procesmaten
Acceptance and Action Questionnaire II (AAQII; Jacobs, Kleen, De Groot & A-
Tjak, 2008): De AAQII meet de mate van acceptatie van ongewenste gedachten en
gevoelens en de mate van vermijding, de AAQII meet dus de EV. De schaal bestaat uit tien
uitspraken die door de respondent aan de hand van een 7-punt schaal van “nooit waar” tot
“helemaal waar” beoordeeld wordt. De totaalscore is 70. Hoe hoger de totaalscore, hoe
hoger de acceptatie en hoe minder EV. De schaal beschikt in deze studie over goede interne
consistentie, namelijk een Chronbach´s α = .86, verder over goede constructvaliditeit en
convergente validiteit (Jacobs et al., 2008).
15
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
Five Facet Mindfulness Questionnaires (FFMQ; Baer, Smith, Hopkins,
Krietemeyer, Toney, 2006): De FFMQ werd ontwikkeld op basis van een 5-factor analyse
van vijf onafhankelijk ontwikkelde mindfulness- vragenlijsten. De analyse leidde tot vijf
subschalen die de mindfulness mechanismen uit de acceptance- based interventies
representeren: (1) “het observeren van ervaringen” (8 items), (2) “het kunnen beschrijven
van ervaringen” (8 items), (3) “het handelen met aandacht” (8 items), (4) “een niet
oordelende houding” (8 items), (5) “non- reactieve houding” (7 items) (Baer et al, 2006). De
schaal bestaat in het totaal uit 39 uitspraken die aan de hand van een 5-punt schaal van
“nooit waar” tot en met “helemaal waar” door de respondent beoordeeld worden. De
totaalscore loopt van 39 tot en met 195. Uit eerder wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de
schaal goede psychometrische eigenschappen heeft ( Baer et al., 2006). Voor de pilot-
studie wordt een verkorte versie van de FFMQ gebruikt. Deze omvat 24 items (Bohlmeijer,
ten Klooster, Fledderus, Veehof, Baer, in druk). De gehele schaal heeft in de studie een
betrouwbaarheid van α = .82 en de subschalen lopend van hoge tot met lage interne
consistentie met (1) het observeren van ervaringen (α= .86), (2) het kunnen beschrijven van
ervaringen (α= .83), (3) het handelen met aandacht (α= .85), (4) een niet oordelende houding
(α= .46) en (5) non- reactieve houding (α= .69). De lage betrouwbaarheid op de vierde
subschaal maakt de bruikbaarheid van deze schaal beperkt.
2.2.4 Proces- evaluatie
Evaluatievragenlijst “Goedemorgen Kopzorgen”: Alle deelnemers ontvangen na
afloop van de preventiecursus een proces- evaluatievragenlijst (zie bijlage 1) waarin vragen
ten aanzien van hun ervaringen met de cursus zijn opgenomen. Deze werd op basis van de
evaluatievragenlijst van de groepscursus “Voluit Leven” zelf ontworpen en is opgebouwd uit
drie delen: (1) “Algemene evaluatie” (2) “Evaluatie van deelname aan de cursus” en (3)
“Evaluatie van onderdelen van de cursus”. Deel 1 is gedeeltelijk gebaseerd op de
Nederlandse versie van de Client Satisfaction Questionnaire short form (CSQ-8; De Brey,
1983) die de globale tevredenheid van een deelnemer met een interventie kan meten. De
CSQ-8 bestaat uit acht uitspraken die aan hand van een 4- punt Likert schaal door de
deelnemers beoordeeld worden. Om het totale niveau van tevredenheid te kunnen meten,
wordt een gemiddelde tevredenheidscore berekend met een minimum score van 1 en een
maximum score van 4. Hogere scores indiceren hogere tevredenheid met de
preventiecursus (de Wilde & Hendriks, 2005). De schaal beschikt in deze studie over goede
interne consistentie, namelijk een Chronbach´s α = .80. Als laatste vraag is in de
evaluatievragenlijst de vraag opgenomen of de deelnemer in het kader van het onderzoek
eventueel geïnterviewd wil worden over zijn ervaringen over de cursus “Goedemorgen
Kopzorgen”. Als de respons hierop positief is, wordt als vervolg een verdiepend interview
met de betreffende deelnemer een maand na afloop van de cursus uitgevoerd.
16
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
2.3 Interventie “Goedemorgen Kopzorgen”
De interventie is gebaseerd op de al effectief gebleken cursus “ Voluit Leven” (Bohlmeijer et
al., 2009) voor volwassenen en is aangepast voor de doelgroep jonvolwassenen tussen de
17- 24 jaar. De preventiecursus “Goedemorgen Kopzorgen” bestaat uit drie bijeenkomsten
van 3½ uur over een totale duur van een maand. Tussen de eerste en de tweede
bijeenkomst zit een week en tussen de tweede en derde sessie zitten twee weken. Na elk
van de sessies krijgen de deelnemers thuiswerkopdrachten. De mindfulness- oefeningen
kunnen de deelnemers als MP3 van de website van de Universiteit Twente downloaden om
zo dagelijks de oefeningen uit te kunnen voeren. Na afloop van de drie bijeenkomsten zijn de
deelnemers in staat te weten wat zij belangrijk vinden op verschillende levensdomeinen
zoals studeren, relaties en vrije tijd en zijn in staat de eigen innerlijke barrières (gedachten
en gevoelens) te realiseren en te onderkennen. Verder ervaren zij wat wel en wat niet werkt
in het omgaan met de barrières en zijn in staat om vast te houden aan werkzame strategieën
om de barrières te overkomen en zo hun waarden te realiseren.
Bijeenkomst 1: Wat is er aan de hand en hoe wordt er mee omgegaan?(1e week)
In het begin van de 1e bijeenkomst leren de begeleiders en de deelnemers elkaar kennen.
Na het leren kennen maken de deelnemers een overzicht van hun psychische problemen en
onderzoeken hun huidige copinggedrag om met deze problemen om te gaan. Dan evalueren
en reflecteren zij de kosten en de effectiviteit van het huidige copinggedrag en maken kennis
met alternatieve copingstrategieën. Zij leren dat controle hierbij niet werkt, wat bereidheid en
acceptatie is en dat deze helpen hun psychische klachten te verminderen. Ter afsluiting
wordt een ronde gedaan waarin de deelnemers hun ervaringen kwijt kunnen en ontvangen
zij thuisopdrachten.
Bijeenkomst 2: Leven naar je waarden en omgaan met barrières (2e week)
In de 2e bijeenkomst maken de deelnemers een overzicht van hun eigen waarden op het
gebied van hun bestaande relaties, hun huidige opleiding en hun gezondheid. Hierbij
onderzoeken de deelnemers de gedachten die de belangrijkste obstakels vormen en worden
zo bewust van de kracht van de waarden op hun eigen leven. Naast het overzicht van de
waarden leren de deelnemers in de tweede bijeenkomst een metacognitief bewustzijn. Zij
leren zich niet te identificeren met negatief- achtige gedachten en leren dat deze gedachten
mentale gebeurtenissen zijn die komen en ook weer gaan. Ter afsluiting wordt vindt weer
een uitwisseling plaats van de ervaringen en thuiswerkopdrachten worden mee gegeven.
Bijeenkomst 3: Versterken commitment en omgaan met barrières (4e week)
In de laatste bijeenkomst leren de deelnemers nog een keer de essentie van de training. Zij
leren regie te blijven houden over hun leven en worden zich bewust van regelgeleid gedrag.
Aan het eind wordt een afscheidsrondje gedaan.
17
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
2.4 Procedure
Figuur 1 toont de deelnemerstroom. In het totaal hadden zich 41 jongvolwassenen bij de drie
hogescholen aangemeld (A = 10 studenten, B = 6 studenten, C = 25 studenten). Op basis
van de inclusiecriteria werden 4 jongvolwassenen geëxcludeerd. Zij hadden last van ernstige
psychopathologie en/of er was sprake van ernstige subassertiviteit, identiteitsproblematiek,
enige “lijdensdruk” en/of zij waren kort geleden (3 maanden) met behandeling elders gestart.
14 jongvolwassenen werden op grond van een andere reden geëxcludeerd. Andere redenen
waren bijvoorbeeld niet met medestudenten in een groep willen zitten, zich te oud voelen of
te weinig plekken voor een groep. Uiteindelijk namen 23 jonvolwassenen aan de pilot- studie
deel. Deze ondergingen in het totaal twee meetmomenten: een voormeting (T0) voor het
begin van de cursus en een nameting (T1) direct na het beëindigen van de cursus. Op beide
meetmomenten vulden de deelnemers dezelfde vragenlijst in. Daarnaast werd bij de
nameting ook een proces- evaluatievragenlijst uitgedeeld die de deelnemers gratis en zelf
naar de universiteit Twente terug moesten sturen.
2.5 Begeleiders
De cursus werd per HBO- instelling begeleid en gegeven door twee studentenpsychologen
of preventiewerkers met ervaring in het geven van groepen voor jongvolwassenen met
psychische klachten en met ervaringen op het gebied van ACT en mindfulness. In het totaal
deden vier studentenpsychologen en twee preventiewerkers mee. Zij hebben een draaiboek
gekregen waarin beschreven wordt wat en welke oefeningen en opdrachten zij in ieder
bijeenkomst met de groep doen, hoeveel tijd voor iedere oefening beschikbaar is en welke
thuiswerkopdrachten en informatie de deelnemers mee naar huis kregen. Zo werd een
gestructureerd verloop van de bijeenkomsten gewaarborgd. Daarnaast houden de
begeleiders een logboek bij, waarin zij hun ervaringen en belevingen met de cursus na elke
bijeenkomst opschrijven. Deze werd na afloop schriftelijk geanalyseerd om te kijken welke
voorstellen voor aanpassingen voor de cursus er vanuit de begeleiders zijn.
2.6 Statistische analyse
De onderzoeksresultaten werden middels de Statistic Package for Social Studies (SPSS)
versie 16.0 geanalyseerd. Betrouwbaarheidsanalyses met Chronbach´s alpha werden voor
iedere vragenlijst uitgevoerd om een betrouwbare schaal voor de pilot- studie te waarborgen.
Wanneer een vragenlijst een alpha = .70 of hoger heeft, werd deze als voldoende genoemd.
Een alpha van .80 of hoger werd als goed gezien.
Om een vermindering in psychische klachten en een verhoging van mindfulness en
acceptatie te meten, namelijk een significant verschil tussen T0 en T1, werd gebruik gemaakt
van een gepaarde t- toets. Met de gepaarde t- toets, ook wel t- toets voor twee gekoppelde
steekproeven genoemd, werd nagegaan of het gemiddelde van de ene steekproef
(voormeting) significant afwijkt van de ander steekproef (nameting) (Baarda, Goede, Dijkum,
2007). In de studie wordt gekozen voor een een- zijdige benadering, bij alpha = 0.05, omdat
er van uit gegaan wordt dat de preventiecursus een positief effect zou hebben.
Bij de analyse van de resultaten werd gebruik gemaakt van de Last Observation
Carried- Forward (LOCF)- analyse gebaseerd op een intention- to treat (ITT) populatie. Dat
wil zeggen dat de laatste resultaten, namelijk die van de voormeting, van een deelnemer
18
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
naar het volgende meetmoment, namelijk die van de nameting, geschoven werd in het geval
van een drop-out. Dus alle deelnemers die de training hebben gestart, worden in de analyse
meegenomen. Daarnaast werd ter vergelijking ook een completers- analyse uitgevoerd.
Hierbij werden alleen de resultaten van de deelnemers geanalyseerd die het onderzoek
beëindigd hebben en dus de vragenlijsten op beide meetmomenten hebben ingevuld.
Om de grootte van de effecten te bepalen, werd gebruikt gemaakt van Cohen´s d.
Deze werd berekend door het T1- gemiddelde van het T0- gemiddelde af te trekken en
vervolgens door de T0- standaarddeviatie te delen. Positieve waarden geven aan dat de
interventie een gunstig effect heeft ten opzichte van de nulmeting, waarbij d = 0.2 een klein,
d = 0.5 een middelgroot en d = 0.8 een groot effect weergeeft (Cohen, 1992). Eerder
onderzoek naar de effecten van “Voluit leven” lieten effectgroottes van minimaal 0.70 zien.
19
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
3. Resultaten
3.1 Stroom van deelnemers
In het totaal vulden 18 van de 23 gestarte deelnemers de vragenlijsten twee keer in (zie
figuur 1). Het drop- out aandeel was 21,74% (A = 2 deelnemers, B = 2 en C = 1 deelnemer).
Vier deelnemers stopten na de eerste bijeenkomst, omdat zij de deelname aan een groep als
te belastend ervoeren. Zij werden vervolgens individueel begeleid. Een deelnemer kon door
ziekte niet aan de laatste bijeenkomst deelnemen en vulde de vragenlijst niet in.
Note: ITT = intention to treat
Figuur 1: Stroomschema van deelname aan preventiecursus
Aanmeldingen (n = 41)
Begonnen met cursus
(n = 23)
Geëxcludeerd (n = 18)
Op basis van inclusiecriteria (n = 4)
Op basis van ander reden
(n = 14)
Invullen van voormeting (n = 23)
Invullen van nameting (n = 18)
Geanalyseerd
(ITT; n = 23)
(Completers- analyse; n = 18)
Drop out (n = 5)
Reden: ziekte (n = 1), Deelname aan groep te belastend ( n= 4)
20
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
3.2 Steekproef bij baseline
In tabel 2 zijn de gemiddelden en standaarddeviaties van de uitkomstmaten depressieve
klachten, angstklachten, alcoholconsumptie, bevlogenheid, burnout en van de procesmaten
acceptatie en mindfulness te vinden van de voormeting. Hieronder worden zij beschreven.
17 deelnemers (73,9%) behalen bij de voormeting een depressiescore boven de cut-
off score van 16. Zij worden als “possible cases” voor het voorkomen van klinische relevante
depressiesymptomen beschouwd (Radloff, 1977). Daarnaast is de gemiddelde angstscore
op de HADS-A bij voormeting 9,91 (SD = 3,78) waarbij 15 deelnemers (65,2%) boven de cut-
off score van 9 scoren. 15 deelnemers hebben vervolgens een indicatie van klinisch
relevante angstsymptomen (Zigmond & Snaith, 1983). De meerderheid van de deelnemers
(69,6%) drinkt alcohol met gemiddelde 4 standaardglazen alcohol, waarbij mannen (n = 8)
gemiddeld 3,5 en vrouwen (n = 14) gemiddeld 4,5 standaardglazen alcohol per week
drinken. Alle gemiddelden van de standaardglazen bij mannen en vrouwen liggen onder de
indicatie voor de aanwezigheid van een ernstige alcoholafhankelijkheid. Er is een uitschieter
op de uitkomstmaat alcoholgebruik. Deze drinkt 66 standaardglazen alcohol per week wat
een indicatie is voor de aanwezigheid van een alcoholafhankelijkheid. Wanneer de
uitschieter in de analyse betrokken wordt, stijgt het gemiddelde alcoholgebruik naar 7
standaardglazen alcohol per week waarbij mannen (n = 8) gemiddeld 3,5 en vrouwen (n =
15) gemiddeld 9 standaardglazen alcohol per week drinken. Omdat alle andere deelnemers
redelijk gemiddeld scoren, wordt deze deelnemer bij de analyse verder niet meegenomen.
Op de uitkomstmaat bevlogenheid scoren de deelnemers met een totaalscore van 3,43 (SD
= 1,23). In vergelijking met een normtabel met de doelgroep studenten blijkt dat de
deelnemers gemiddeld scoren. Op de twee subschalen “vitaliteit” en “toewijding” van UBES-
S scoren zij in vergelijking met de normscores ook gemiddeld en op “absorptie” en
“competentie” zelfs hoog (Schaufeli & Bakker, 2003). Dat wil zeggen dat de deelnemers bij
voormeting zich heel competent als studenten voelen, veel concentratie hebben en opgaan
in hun studie (Schaufeli & Bakker, 2003). Op de UBOS-S schaal, die de mate van burnout
meet, zijn de gemiddelde scores op de subschalen “uitputting” 3,01 (SD = 1,10), op
“cynisme” 1,95 (SD = 1,34) en op “incompetentie” 2,10 (SD = 1,03). Vergeleken met de
normscores met de doelgroep wetenschappelijk onderwijs, scoren de deelnemers op de
subschaal “cynisme” gemiddeld en op “uitputting” hoog (Schaufeli & van Dierendonck, 2000).
De gemiddelde score op de subschaal “incompetentie” werd vergeleken met een
referentiegroep studenten van de Universiteit Utrecht. Hiermee vergeleken scoren de
deelnemers hoog op “incompetentie” en ook hoog op “uitputting”. Dat betekent dat de
deelnemers zich bij voormeting zeer uitgeput voelen door hun studie eisen en zich
incompetent als student ervaren (Waegemakers, 2004). Op de AAQII behalen de
deelnemers een gemiddelde totaalscore van 38,91 (SD = 10,79). In vergelijking met de
normtabel met een klinische steekproef ligt de gemeten totaalscore van de deelnemers in de
buurt van de gemiddelde totaalscore van deze klinische steekproef (Jacobs et al., 2008). Dit
betekent dat de deelnemers bij voormeting een lage mate aan acceptatie van ongewenste
gedachten en gevoelens en een hoge mate aan EV vertonen vergeleken met de
Nederlandse populatie (Jacobs et al., 2008). Op de vijf subschalen van de FFMQ short form,
die de procesmaat mindfulness meet, scoren de deelnemers met een gemiddelde van 13.74
(SD = 3,47) op “observeren”, 15,26 (SD = 3,91) op “beschrijven”, 14,91 (SD = 4,10) op
21
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
“bewust handelen”, 12,87 (SD = 2,88) op “niet oordelen” 12,78 (SD = 3,01) op “niet reactief
zijn”. Hiervoor zijn geen normscores bekend.
3.3 Beschrijving en effecten van primaire en secundaire uitkomstenmaten
In tabel 2 zijn de uitkomsten van de gepaarde t- toets op basis van een LOCF- analyse te
vinden en in tabel 3 zijn de uitkomsten van de gepaarde t- toets op basis van een
completers- analyse te vinden. Daarnaast zijn in tabel 2 en 3 de effectgrootte die door
Cohen´s d berekend werden, te zien.
Depressieve klachten: Er werden geen significante verschillen gevonden op
depressie tussen de voor- en nameting. Vooraf scoorden 17 deelnemers boven de cutt- off
score van 16 en na afloop van de cursus waren dit nog 13 deelnemers. De gemiddelde score
van depressie (GM = 20,57) laat wel bij nameting een kleine vermindering in vergelijking met
de voormeting (GM = 21,65) zien, maar ligt nog steeds boven de cutt- off score van 16. De
completers – analyse laat daarnaast ook geen significante verschillen zien. Hier scoorden 13
deelnemers vooraf en 9 deelnemers na afloop boven de cutt- off score van 16.
Angstklachten: Er is te zien dat de uitkomstmaat angst tussen de voor- en nameting
significant verminderd is. Vooraf vertoonden 15 deelnemers (65,2%) een somscore van 9 of
hoger en na afloop van de cursus waren dit nog 9 deelnemers (39,1%). Daarnaast is de
gemiddelde angstscore bij nameting (GM = 8,61) verschoven onder het afkappunt van 9.
Een significante vermindering laat ook de completers- analyse zien, waarbij zich het aandeel
van deelnemers met een cutt- off score van 9 of hoger na afloop van de cursus tot 50%
reduceerde.
Alcoholgebruik: Er werden geen significante verschillen gevonden op de
uitkomstmaat alcoholgebruik tussen de voor- en nameting. Bij de vrouwelijke deelnemers
heeft er geen significante verbetering plaatsgevonden, maar er is een trend te zien naar het
significantieniveau (t- waarde = 1,686, p = .058). Vooraf dronken de vrouwelijk deelnemers
gemiddeld 4,5 en na afloop alleen nog 2 standaardglazen alcohol per week. Ook bij de
mannelijke deelnemers werden geen significante verschillen (t- waarde = -1,880, p = .051)
gevonden tussen de voor- en nameting. Het significante verschil heeft hier geen betrekking
op een verwachte vermindering maar op een stijging van de alcoholconsumptie. Zij dronken
vooraf gemiddeld 3,5 en na afloop gemiddelde 8 standaardglazen alcohol per week.
Burnout: Er werd een significante vermindering op de subschaal “incompetentie” van
de UBOS-S tussen de voor- en nameting gevonden. Op de overigen subschalen “uitputting”
en “cynisme” werd echter geen significante vermindering gevonden.
Bevlogenheid: Er werden significante verschillen gevonden op de uitkomstmaat
bevlogenheid tussen de voor- en nameting. Bij nameting steeg de gemiddelde totaalscore
van 3,43 (SD = 1,23) op 3,86 (SD = 1,17) wat in vergelijking met de normscores voor
studenten boven het gemiddelde ligt. De scores op de subschalen “toewijding”, “absorptie”
en “competentie” bleven hoog. Cohen´s d laat bij de completers- analyse voor de
uitkomstmaat bevlogenheid kleine tot met middelgrote effecten zien.
22
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
3.2 Beschrijving en effecten van procesmaten
Acceptatie: Er werden geen significante verschillen gevonden op de procesmaat
acceptatie tussen de voor- en nameting. Wel is er een trend naar het significantieniveau te
zien (t- waarde = -1,656, p = .056). De deelnemers scoorden vooraf op de AAQII met een
gemiddelde van 38,91 (SD = 10,79) en na afloop van de cursus ging de gemiddelde score
van de deelnemers iets omhoog (GM = 42,43; SD = 10,80). De completers- analyse laat
dezelfde uitkomsten zien met een Cohen´s d van .47.
Mindfulness: Behalve op de subschaal “non-reactief zijn” van de FFMQ werden er
geen significante verschillen gevonden tussen voor- en nameting. Wel is te herkennen dat de
gemiddelden op de subschalen ”observeren”, “bewust handelen”, “beschrijven” en “niet
oordelen” vergeleken met de voormeting gestegen zijn. Cohen´s d laat zien dat de effecten
voor “non- reactief zijn” het groots zijn (Cohen´s d = .77). De completers analyse laat zien dat
ook op de subschaal “beschrijven” significante verschillen werden gevonden.
23
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
Tabel 2: Gemiddelden en standaarddeviaties van de factoren, de uitkomsten van de gepaarde t- toets en Cohen´s d gebaseerd op LOCF- analyse
Voormeting Nameting Gepaarde t- toets Effect
grootte
N
Schaal GM SD GM SD T DF Sig
(1-tailed)
Cohen´s d
CES-D 21,65 9,77 20,57 11,41 .776 22 .223 .11
23
HADS-A 9,91 3,78 8,61 4,21 2,030 22 .028 .34
23
Alcohol*
Man
Vrouw
4,14
3,50
4,50
5,12
2,27
6,26
4,30
8,44
1,93
6,70
8,97
3,50
-.103
-1,880
1,686
21
7
13
.460
.051
.058
.03
2,18
.41
22 8
14
UBES-S
1. Vitaliteit
2. Toewijding
3. Absorptie
4. Competentie
3,43
3,06
3,98
3,12
3,64
1,23
1,24
1,52
1,48
1,19
3,86
3,57
4,30
3,63
4,04
1,17
1,13
1,37
1,40
1,24
-3,453
-2,880
-2,642
-2,313
-2,490
22
22
22
22
22
.000
.005
.008
.015
.011
.35
.41
.21
.34
.34
23
UBOS-S
1. Uitputting
2. Cynisme
3. Incompetentie
2,34
3,01
1,95
2,10
.92
1,10
1,34
1,03
2,31
3,17
2,02
1,83
.86
1,15
.98
.98
.319
-1,227
-.409
1,888
22
22
22
22
.377
.117
.343
.036
.00
.15
.00
.26
23
AAQII 38,91 10,79 42,43 10,80 -1,656 22 .056 .33 23
FFMQ
1. Observeren
2. Beschrijven
3. Bewust
handelen
4. Niet-oordelen
13,74
15,26
14,91
12,87
3,47
3,91
4,10
2,88
14,00
16,00
16,22
14, 13
3,71
2,35
3,75
4,16
-.586
-1,135
-1,618
-1,393
22
22
22
22
.282
.134
.060
.089
.00
.19
.32
.44
23
24
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
5. Non-reactief
zijn
12,78
3,01 15,10 3,69 -2,602 22
.008 .77
Note. CES-D = Center for Epidemiologic Studies Depression Scale, HADS-A = Hospital Anxiety and Depression Scale- Anxiety subscale; UBES-S = Utrechtse
Bevlogenheid Schaal voor Studenten, UBOS-S = Utrechtse Burnout Schaal voor Studenten, AAQII = Acceptance and Action Questionnaire II, FFMQ= Five Facet
Mindfulness Questionnaires short form
* zonder uitschieter
Tabel 3: Gemiddelden en standaarddeviaties van de factoren, de uitkomsten van de gepaarde t- toets en Cohen´s d gebaseerd op completers-
analyse
Voormeting Nameting Gepaarde t- toets Effect
grootte
n
Schaal GM SD GM SD T DF Sig
(1-tailed)
Cohen´s d
CES-D 20,67 8,50 19,28 10,67 .774 17 .224 .16
18
HADS-A 10,06 3,81 8,39 4,34 2,072 17 .027 .44
18
Alcohol*
Man
Vrouw
4,78
3,50
5,80
5,37
2,27
6,92
4,97
8,44
2,20
7,17
8,97
3,91
-.103
-1,880
1,737
17
7
9
.046
.005
.058
.04
2,18
.52
17
8
9
UBES-S
1. Vitaliteit
2. Toewijding
3. Absorptie
4. Competentie
1,11
2,99
3,95
3,13
3,66
.26
1,14
1,50
1,42
1,20
1,06
3,64
3,36
3,75
4,18
.25
.98
1,30
1,30
1,23
-4,897
-3,025
-2,749
-2,485
-2,578
17
17
17
17
17
.000
.004
.007
.013
.010
.19
.57
.39
.44
.43
18
UBOS-S
1. Uitputting
2. Cynisme
3. Incompetentie
2,46
3,17
2,09
2,19
.85
1,05
1,39
.99
2.42
3,37
2,18
1,84
.79
1,09
.91
.95
.317
-1,231
-.407
1,919
17
17
17
17
.378
.118
.345
.036
.05
.19
.06
.35
18
25
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
AAQII 38,56 9,61 43,06 9,56 -1,674 17 .056 .47 18
FFMQ
1. Observeren
2. Beschrijven
3. Bewust
handelen
4. Niet-oordelen
5. Non-reactief
zijn
13,78
15,67
14,33
13,06
12,72
3,69
4,03
3,88
2,44
2,93
14,11
17,28
16,00
14,67
15,67
3,98
3,34
3,60
4,04
3,58
-.583
-2,076
-1,635
-1,402
-2,704
17
17
17
17
17
.284
.027
.060
.089
.008
.09
.40
.43
.66
1,01
18
Note. CES-D = Center for Epidemiologic Studies Depression Scale, HADS-A = Hospital Anxiety and Depression Scale- Anxiety subscale; UBES-S = Utrechtse
Bevlogenheid Schaal voor Studenten, UBOS-S= Utrechtse Burnout Schaal voor Studenten, AAQII = Acceptance and Action Questionnaire II, FFMQ= Five Facet
Mindfulness Questionnaires short form
* zonder uitschieter
26
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
3.5 Evaluatie door de deelnemers
Van de 18 deelnemers die aan de nameting deel namen, vulden 13 deelnemers de
evaluatievragenlijst (zie bijlage 1) in. Hieronder worden de uitkomsten van de drie
onderdelen van de evaluatievragenlijst beschreven.
Algemene tevredenheid: Op de 4-punt schaal van de CSQ-8 (1 = zeer ontevreden,
4 = zeer tevreden) scoren de deelnemers een gemiddelde totaalscore van 3,00 (SD = .41).
Dat betekent dat de deelnemers tevreden zijn met “Goedemorgen Kopzorgen”. In tabel 4 zijn
de gemiddelden en standaarddeviatie van elke vraag van de CSQ-8 terug te vinden.
Naast de scores op de CSQ-8 beoordelen de deelnemers de preventiecursus met
een gemiddelde van 7,5 op een 10- punt schaal (1 = heel slecht, 10 = heel goed). Geen
deelnemer ervaart een negatieve verandering in zijn studeergedrag op grond van
“Goedemorgen Kopzorgen”. Integendeel, zelfs 61,5% van de deelnemers geeft aan dat het
gedrag positief is veranderd in vergelijking met het studeergedrag voor de cursus. De
deelnemers kunnen zich bijvoorbeeld beter op hun studie concentreren, hebben een beter
probleemoplossend vermogen ontwikkeld, weten beter vrije tijd en studie te combineren,
kunnen slechte studieresultaten beter accepteren, vertrouwen meer op anderen, maken zich
minder zorgen en zijn gemotiveerder om aan hun studie te werken.
De helft van de deelnemers vindt de naam “Goedemorgen Kopzorgen” een slechte
en niet passende naam voor de preventiecursus. Zij vinden dat de naam te negatief is. De
ander helft echter is van mening dat de naam goed bij de cursus past, omdat deze juist die
studenten gaat aanspreken die werkelijk “kopzorgen”, dus hulp nodig, hebben. Verder geven
zij aan dat de naam interessant wordt door ironisch tegen je “kopzorgen” vriendelijk
“goedemorgen” te zeggen (zie bijlage 2 voor gedetailleerde uitspraken).
Tabel 4: Gemiddelden en standaarddeviatie van de acht vragen van de CSQ-8
Vraag GM SD N
Kwaliteit van cursus 3,23 .44 13
Soort hulp ontvangen 2,85 .69 13
Aan wensen voldaan 2,61 .65 13
Cursus aan vriend aanbevelen 3,20 .69 13
Tevreden over hoeveelheid hulp 3,23 .44 13
Beter omgang met klachten 3,07 .49 13
Over het geheel tevreden met cursus 3,31 .48 13
Nog een keer cursus doen 2,54 1,05 13
Deelname: In tabel 5 is opgenomen hoe vaak de deelnemers de mindfulness-
oefeningen en andere opdrachten/ oefeningen per week uitvoerden. Het blijkt dat de
meerderheid dit tussen 2-3 keer per week doen.
Bij de vraag aan welke bijeenkomst de deelnemers het meest hadden, antwoordden
46,2% dat zij aan de 2e bijeenkomst het meest hadden. Als reden geven zij aan dat deze hun
nieuwe inzichten in eigen gedrag en gedachten opleverde, verklaringen voor ontwijkingen
gaf, oplossingen voor problemen aandroeg, lieten herkennen wat belangrijk in hun leven is.
40% van de deelnemers vinden dat zij het minst aan de 1e bijeenkomst hadden en nogmaals
40% vinden dat zij het minst aan de 3e bijeenkomst hadden. Zo ervaren de meeste
deelnemers de 1e bijeenkomst meer als een introductie en de 3e bijeenkomst meer als een
27
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
afsluiting waarin veel herhaling gegeven werd. Drie deelnemers geven aan dat zij alle
bijeenkomsten nuttig vinden. In het totaal blijkt dus, dat de deelnemers aan de 2e
bijeenkomst het meest hadden (zie bijlage 2 voor gedetailleerde uitspraken).
Tabel 5: Hoe vaak gemiddeld per week mindfulness- oefeningen en ander
opdrachten/oefeningen gedaan
Hoe vaak per week: Totaal (n= 13) Percentage
Mindfulness- oefeningen
1 keer of minder per week
2-3 keer per week
4-5 keer per week
6-7 keer per week
2
5
4
1
16,7%
41,7%
33,3%
8,3%
Ander opdrachten/oefeningen
1 keer of minder per week
2-3 keer per week
4-5 keer per week
6-7 keer per week
1
6
4
1
8,3%
50,1%
33,3%
8,3%
Cursusonderdelen: De meerderheid (61,5%) vindt dat het aantal bijeenkomsten
voor de preventiecursus te weinig is, zelfs drie deelnemers ( 23,1%) geven aan dat deze veel
te weinig zijn. Bij de vraag naar de hoeveelheid van de opdrachten en oefeningen bericht de
meerderheid dat deze over het algemeen precies goed zijn. 5 deelnemers vinden echter
specifiek de mindfulness- oefeningen te veel. Deze worden verder ook door de meerderheid
als niet zinvol of alleen een beetje zinvol geëvalueerd. De waarde- gerichte oefeningen in
tegendeel werden door de meerderheid als heel zinvol geëvalueerd (tabel 6). De overigen
oefeningen en opdrachten, dus het gebruiken van metaforen en cognitieve defusie-
technieken tijdens de bijeenkomsten, het geven van thuiswerkoefeningen, het bespreken van
vermijdingstrategieën, acceptatie en de bereidheid te ervaren wat er is en het uitvoeren van
acties, worden door de deelnemers over het algemeen als zinvol tot en met heel zinvol
geëvalueerd.
Tabel 6: Hoe zinvol de deelnemers de mindfulness- oefeningen en waarde- gerichte
oefeningen evalueerden
Zinvolheid van Totaal (n=13) Percentage
Mindfulness- oefeningen
Helemaal niet zinvol
Niet zinvol
Een beetje zinvol
Zinvol
Heel zinvol
0
4
5
2
2
0,0%
30,8%
38,4%
15,4%
15,4%
Het ontdekken van waarden
Helemaal niet zinvol
Niet zinvol
Een beetje zinvol
Zinvol
Heel zinvol
0
1
4
1
7
0,0%
0,0%
38,5%
7,7%
53,8%
28
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
3.6 Interviews met deelnemers
Er werden in het totaal twee interviews met twee deelnemers van instelling C uitgevoerd (zie
bijlage 3), die een maand na afloop van de cursus plaatsvonden. Tijdens de gesprekken met
de deelnemers werden verdiepende vragen gesteld op basis van de evaluatievragenlijsten.
Hieronder worden de uitkomsten van de interviews beschreven.
Psychische klachten: Er werd aan de deelnemers gevraagd of iets in hun leven op
basis van de cursus is veranderd. De deelnemers gaven als antwoord nu veel meer
aandacht voor zichzelf en hun wensen en waarden te hebben in plaats van de aandacht
uitsluitend op de ander in hun omgeving te richten. Voor de cursus wilden zij aan de normen
en waarden van hun omgeving voldoen, waardoor zij geen of weinig aandacht voor zichzelf
hadden. Ook voelen zich de deelnemers opgrond van de preventiecursus in hun dagelijkse
leven vitaler. De cursus heeft bij de ene deelnemer ervoor gezorgd dat hij nu beter weet
studietijd en vrije tijd te combineren. De ander herinnert zich elke dag aan de cursus en dan
vooral aan de waarde- gerichte oefeningen wat hem hierdoor opnieuw vitaler laat voelen.
“Ja, ik sta meer stil bij mijn wensen. Dit was een onderdeel van de cursus dat mij echt hielp. Ik maak
mee tijd voor leuke dingen voor mezelf.”
De deelnemers gaven verschillende antwoorden op de vraag of hun stemming na afloop van
de cursus wat positiever is geworden. De ene deelnemer vond het moeilijk een antwoord
hierop te vinden, omdat na de cursus meteen een heel drukke tijd voor hem begon, waarin
geen tijd over bleef bij negatieve gedachten stil te staan. De andere deelnemer is van
mening, dat hij zich meteen na de training beter en sterker voelde en merkte dat hij nu iets in
zijn leven moet veranderen. Voor het feit dat over het algemeen de stemming van de
deelnemers hetzelfde bleef, gaf hij als mogelijke verklaring aan dat het een te korte en te
beknopte preventiecursus was waardoor er weinig tijd was om spanningen te laten afvloeien.
“Meteen na de training voelde ik me elke keer beter, sterker en wilde mijn leven veranderen.”
Mindfulness en acceptatie: Ofschoon de meeste deelnemers de mindfulness-
oefeningen als niet zinvol evalueerden, ervoer de ene deelnemer deze als heel zinvol. Hij
gebruikt de mindfulness- oefeningen tegenwoordig nog om beter in te kunnen slapen. Ook
had de deelnemer niet veel meer uitleg en achtergrondinformatie bij de oefeningen en
opdrachten gewild. De ander deelnemer echter had moeilijkheden zich op de mindfulness-
oefeningen te kunnen concentreren en voert deze tegenwoordig niet meer uit.
“Ik had veel problemen met piekeren voor het slapen gaan. De mindfulness- oefeningen gebruik ik als
ik merk dat ik lig te piekeren voor het slapen gaan. Ik word er rustig van en val daarna zo in slaap.”
Daarnaast worden de deelnemers nu na afloop van “Goedemorgen Kopzorgen” sneller
bewust van ongewenste gedachten en kunnen deze beter accepteren. Zo kan de ene
deelnemer bijvoorbeeld zelf bepalen om te stoppen met piekeren of er iets mee te doen of
niet. Hierdoor ervaart hij meer controle over zijn eigen leven.
“Ik vind dit erg fijn omdat de tijd die ik normaal gesproken in het piekeren stop, ik nu nuttiger
kan besteden. “
29
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
3.7 Evaluatie door de studentenpsychologen en preventiewerkers
Op basis van de bijgehouden logboeken door de begeleiders, werden de ervaringen en
belevingen met de preventiecursus geanalyseerd. Hieronder worden de uitkomsten
beschreven.
De begeleiders ervoeren het geven van de preventiecursus als erg leuk. De sfeer
tijdens de bijeenkomsten werd door hen als goed beoordeeld. Opvallend is, dat alle
begeleiders de bijeenkomsten als te weinig en heel erg vol qua inhoud ervoeren. Iedereen
berichte van tijdgebrek, waardoor sommige zelfs aan een aantal oefeningen/opdrachten niet
toekwamen. Daarnaast misten zij na alle oefeningen tijd voor nabespreking en reflectie zoals
ook tijd voor uitwisseling van ervaringen en huiswerk. Bovendien merkten zij op dat de
deelnemers behoefte hadden aan meer uitleg en achtergrondinformatie over alle
onderwerpen. Zij hebben de ervaring opgedaan, dat de waarde gerichte oefeningen als heel
positief door de deelnemers waargenomen werden en zij observeerden dat het inzicht in
zichzelf bij de deelnemers toenam. Het viel op dat er een intensievere confrontatie was met
waarden dan met leed van de deelnemers. Bij de mindfulness- oefeningen geven de
begeleiders aan dat deze tijdens de bijeenkomsten weinig bij de deelnemers opleverden. Als
reden hiervoor zien zij dat de oefeningen buiten de leefwereld van de deelnemers staan, de
plaatsing en duur van de oefeningen niet passend was en er te weinig uitleg gegeven werd.
30
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
4. Discussie en conclusie
4.1 Discussie
In deze pilot- studie is onderzoek gedaan naar de effecten van de preventiecursus
“Goedemorgen Kopzorgen” op de uitkomstmaten zoals angstklachten, depressieve klachten,
alcoholconsumptie, burnout, bevlogenheid en op de procesmaten zoals mindfulness en
acceptatie bij jongvolwassenen tussen de 17- 24 jaar. Naast de effecten werd bekeken hoe
de cursus door de doelgroep en hun begeleiders geëvalueerd werd. Hieronder worden de
gevonden resultaten per uitkomst- en procesmaat bediscussieerd.
Angstklachten en depressieve klachten: Verwacht werd dat “Goedemorgen
Kopzorgen” significant positieve effecten zou hebben op de primaire uitkomstmaten
angstklachten en depressieve klachten. De preventiecursus had significant effect op
angstklachten. Dit komt overeen met de resultaten van andere RCT´s waarbij een
acceptance- based behavioral therapy (ABBT) vergeleken met wachtlijstgroepen significante
verbeteringen op angstklachten lieten zien (Roemer et al., 2008; Bohlmeijer et al., 2010).
Daarnaast is het aandeel van deelnemers die bij de voormeting als “possible cases” voor het
voorkomen van een klinisch relevante depressie golden na het beëindigen van de cursus om
23,53% verminderd. Echter, er werden geen significante verschillen op depressie tussen de
voor- en nameting gevonden. Dat komt niet overeen met resultaten die tot nu toe zijn
gevonden met ABBT- toepassingen. De recent uitgevoerde studies volgens Bohlmeijer et al.
(2010) en Fledderus et al. (2010) waarbij een ABBT, genaamd “Voluit Leven” in de vorm van
een groepscursus en een zelfhulp- cursus met email- ondersteuning, er voor gezorgd
hebben dat depressieve klachten met een effectgrootte van .60 significant verminderden.
Een eerste mogelijke hypothese ter verklaring kan de lage mate aan acceptatie, dus een
hoge mate aan EV van de deelnemers zijn. De resultaten laten zien dat de deelnemers op
de uitkomstmaat acceptatie zelfs bij nameting nog in de buurt van de gemiddelde totaalscore
van een klinische steekproef scoorden. Het lijkt dus dat de deelnemers hun psychische
klachten niet accepteren. Maar juist door de acceptatie van negatieve gevoelens, gedachten
en ervaringen wordt EV verminderd waardoor ook psychisch klachten omlaag kunnen gaan
(Biglan et al.,2008). Mindfulness- oefeningen kunnen hierbij helpen anders om te gaan met
negatieve gevoelens (Hayes, 2004). Uit de evaluatie door de deelnemers komt naar voren
dat deze door de deelnemers als niet zinvol geëvalueerd werden en deze niet vaak werden
gedaan. Het lijkt dat zij hierdoor niet de verwachte werking hadden. Dit kan mogelijk mede
de lage mate aan acceptatie en zo het missende effect op depressie verklaren. Een ander
mogelijke hypothese ter verklaringen kan het verschil van de duur van de interventies zijn.
“Voluit Leven” bestaat uit 8 wekelijkse bijeenkomsten die 2 uren duren. Bij de zelfhulp cursus
met email- ondersteuning besteden de deelnemers ook meerdere dagen per week aan het
uitvoeren van oefeningen en opdrachten over meerdere weken. “Goedemorgen Kopzorgen”
echter bestaat uit slechts 3 bijeenkomsten, die 3 ½ uren duren. Eerder studies toonden dat
meer interventie- bijeenkomsten geassocieerd worden met positievere uitkomsten in
depressie (Merrill,Tolbert, Wade, 2003). Het lijkt dus dat het effect op depressie afhankelijk is
van het aantal bijeenkomsten. In het interview gaf een deelnemer dit als volgt aan: “Er was te
weinig tijd om spanningen te laten ontspannen”. Daarnaast kunnen non- specifieke factoren
31
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
buiten de pilot- studie ervoor gezorgd hebben, dat er geen effect op depressie gevonden
werd. Bijvoorbeeld gaf een deelnemer in het interview aan het door een stage heel druk
gekregen te hebben wat misschien de uitkomsten op depressie mede beïnvloedde. In
vervolgonderzoeken is het dus raadzaam een controlegroep, die een actieve interventie
ontvangt, te betrekken om de uitkomsten aan de ABBT- componenten van “Goedemorgen
Kopzorgen” te kunnen koppelen (Bohlmeijer et al., 2010).
Bevlogenheid, burnout en alcoholconsumptie: Verwacht werd dat “Goedemorgen
Kopzorgen” significante effecten zou hebben op de secundaire uitkomstmaten bevlogenheid,
burnout en alcoholconsumptie tussen de voor- en nameting. De cursus had middelgrote
effecten op bevlogenheid. Het concept bevlogenheid sluit aan op een waardevol leven uit de
ACT, maar werd tot nu toe nog niet eerder in een RCT´s met ACT en mindfulness bij de
uitkomstmaten gemeten. Het doel in ACT is in eerste instantie de resources van een mens te
versterken om zo een optimaal functioneren te kunnen bereiken. Het verminderen van
psychische klachten wordt meer als een positief neveneffect gezien (Hayes, 2004). In ACT
worden de deelnemers via waarde- gerichte oefeningen bewust wat zij eigenlijk in hun leven
willen en wat hen daarbij tegenhoudt. Hierdoor ontwikkelden de deelnemers weer een
evenwicht en een leven volgens de eigen waarden werd weer mogelijk (Hayes, 2004). Een
deelnemer gaf bijvoorbeeld in het interview aan na afloop van de cursus beter te weten hoe
vrije tijd en studietijd te combineren. Door deze balans voelen zich de deelnemers meer
bevlogen, dus zij zijn vitaler, meer enthousiast en gaan meer op in hun studie (Schaufeli &
Bakker, 2003). In deze pilot- studie werd dus het versterken van resources, namelijk
bevlogenheid, bereikt. De evaluatievragenlijsten en uitspraken van de begeleiders
ondersteunen deze bevinding. Zij tonen dat de waarde- gerichte oefeningen door de
deelnemers als heel zinvol geëvalueerd werden. De begeleiders deden de ervaring op, dat
de waarde- gerichte oefeningen door de deelnemers als heel positief waargenomen werden
en zij observeerden dat het inzicht in zichzelf toenam.
Op de uitkomstmaat burnout werd alleen voor de subschaal “incompetentie” een
significante vermindering tussen de voor- en nameting gevonden. Dat wil zeggen dat de
deelnemers minder het gevoel hebben incompetente studenten te zijn na afloop van de
interventie. De subschaal “incompetentie” is in eerdere RCT´s met ACT en mindfulness niet
gemeten bij de uitkomstmaten, maar wel de overigen twee subschalen. Op de subschalen
“cynisme” en “uitputting” werden geen significante verschillen tussen de voor- en nameting
gevonden. Dat is in strijd met eerdere onderzoeken, waarbij acceptance- based interventie
ter vermindering van burnout ingezet werd. De studie van Hayes, Bisset, Roget et al. (2004)
laat zien dat de deelnemers van de acceptance- based interventie lagere scores op burnout
vertonen dan de controlegroep bij follow- up meting. Een eerste mogelijke hypothese ter
verklaring kan ook hier de lage mate aan acceptatie, dus psychologische flexibiliteit, zijn. Het
lijkt er op dat de deelnemers nog steeds vechten tegen ongewenste ervaringen, dus deze
willen vermijden, controleren of vasthouden (Hayes, 2004). Volgens Hayes en Smith (2006)
gaat het steeds vechten uiteindelijk ten koste van een waardevol leven. Een tweede
mogelijke hypothese ter verklaring is dat er te lange bijeenkomsten met te veel nieuwe
informatie waren die gedeeltelijk in de lestijden vielen waardoor de fysieke en mentale inzet
van de deelnemers hiervoor mogelijk een psychische last betekende. Hoe groter de
psychische last, hoe meer uitgeput een mens is (Demerouti, Bakker, Nachreiner, Schauefli,
2002). Daarnaast was het aantal vrouwen (n = 15) in de pilot- studie hoger dan het aantal
32
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
mannen (n = 8). Uit onderzoek komt naar voren dat vrouwen meer emotioneel uitgeput
reageren dan mannen (Ogus, Greenglas & Burke,1990) waardoor de hoge scores op de
subschaal “uitputting” bij de voor- en nameting mogelijk mede verklaard kunnen worden. Een
studie die een gelijke verdeling van mannen en vrouwen heeft, kan mogelijk ook significante
effecten op de subschaal “uitputting” bewerkstelligen.
Het alcoholgebruik van de deelnemers is in deze pilot- studie niet significant
verminderd tussen de voor- en nameting. De resultaten van de voor- en nameting voor
mannen en vrouwen geven ook geen indicatie voor de aanwezigheid van een ernstige
alcoholafhankelijkheid. Op beide tijdstippen en bij beide geslachten waren de
standaardglazen alcohol onder de grens van 35 standaardglazen voor vrouwen en 50
standaardglazen alcohol voor mannen per week.
Mindfulness en acceptatie: De te verwachtende effecten op de procesmaten
acceptatie en mindfulness konden door de pilot- studie niet helemaal bevestigd worden.
Alleen op de subschaal “non- reactief zijn” van de FFMQ short form is een significante
verbetering tussen de voor- en nameting te zien. De scores op deze schaal geven aan dat
de deelnemers minder met automatische gedachten en gedragingen op een gebeurtenis
reageren. De deelnemers zijn zich blijkbaar bewuster van hun gedachten en gedragingen
dan bij voormeting. Mogelijk werd dit bewerkstelligd door de waarde- gerichte oefeningen in
bijeenkomst twee. In de evaluatie gaven de deelnemers aan in deze bijeenkomst nieuwe
inzichten in het eigen gedrag en gedachten opgedaan te hebben. Zij zagen bijvoorbeeld in
dat automatisch gedrag zoals piekeren niet werkt. Op de overigen subschalen (1)
observeren, (2) beschrijven, (3) bewust handelen en (4) niet- oordelen van de FFMQ werden
geen significante verschillen tussen de voor- en nameting gevonden. Een eerste hypothese
ter verklaring kunnen de evaluatievragenlijsten van de deelnemers geven. Uit de
evaluatievragenlijsten komt naar voren dat de deelnemers de mindfulness- oefeningen als
niet zinvol beoordeelden en deze niet vaak uitvoerden. De begeleiders gaven ook aan dat de
mindfulness- oefeningen bij de deelnemers niet echt aansloegen. Mindfulness- oefeningen
helpen cognitieve defusie te bereiken en vervolgens ook acceptatie te laten verhogen
(Hayes, 2004). Omdat de mindfulness- oefeningen blijkbaar niet het verwachte positieve
response en de verwachte werking hadden, bleef mogelijk ook de mate van acceptatie bij de
deelnemers laag. De pilot- studie laat op de procesmaat acceptatie alleen een trend naar het
significantieniveau zien, dus geen significante effecten tussen de voor- en nameting. Een
andere hypothese ter verklaring kan zijn, dat er een verschil in het vermijdings- en
acceptatiegedrag tussen de geslachten is. Volgens de studie van Jacobs et al. (2008) zijn er
geslachtsverschillen in de mate van vermijding gevonden. Mannen zijn over het algemeen
meer geneigd hun ongewenste gedachten, gevoelens of ervaringen te accepteren en deze
minder te vermijden vergeleken met vrouwen. De huidige studie laat een groter aandeel aan
vrouwen (65,22%) dan aan mannen (43,78%) zien wat de lage scores op de AAQII bij voor-
en nameting mogelijk mede kan verklaren. In een studie met gelijke geslachtsverdeling kan
misschien wel een significant effect op de procesmaat acceptatie gevonden worden. Een
mogelijk laatste hypothese ter verklaring kan zijn, dat verbeteringen in acceptatie pas na een
tijd optreden. In de RCT door Fledderus et al. (2010) naar de ABBT “Voluit Leven” werden
significante effecten op acceptatie pas op de follow-up metingen (vijf maanden na
interventie) gevonden (Fledderus et al., 2010). In deze pilo- studie is er geen gebruik
gemaakt van follow-up metingen. Het is raadzaam in vervolgonderzoek dit wel te doen.
33
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
Bereik van doelgroep: “Goedemorgen Kopzorgen” werd in samenwerking met de
GGZ- Nijmegen en de Saxion Hogeschool te Deventer en te Enschede zoals de Hogeschool
van Arnhem en Nijmegen uitgevoerd en werd dus op de instellingen aangeboden waar zich
de jongvolwassenen de meeste tijd bevindt. Door het richten op psychologische flexibiliteit in
de cursus in plaats van het richten op klachten, zorgde de cursus ervoor dat
jongvolwassenen zich al met matige psychische klachten met de preventiecursus
identificeerden. Bovendien richtte de preventieve interventie zich niet alleen op een bepaald
klachtengebied zoals depressie, maar op meerdere klachten. “Goedemorgen Kopzorgen”
was hierdoor aansprekend voor jongvolwassenen met verschillende psychische klachten en
schetste een generieke aanpak voor preventie. Verwacht werd dus dat “Goedmorgen
Kopzorgen” door de beschrevene kenmerken het bereik van de doelgroep jongvolwassenen
omhoog laat gaan. De hoge aanmeldingsaantallen bij de drie hogescholen (41
aanmeldingen) geven een eerste indicatie hiervoor. Er was positief response op de
preventiecursus vanuit de doelgroep in een relatief korte wervingstijd van drie weken. Uit de
literatuur komt naar voren dat jongvolwassenen vaak van mening zijn dat psychologische
behandelingen niet helpen en/of een teken van zwakte zijn (Vanheudsden et al., 2008). De
resultaten uit de evaluatievragenlijsten over “Goedemorgen Kopzorgen” laten zien, dat
76,9% van de deelnemers van mening waren dat de cursus hen wel wat geholpen heeft en
zelfs twee (15,4%) gaven aan dat de cursus hen aanzienlijk geholpen heeft. Daarnaast gaf
84,6% van de deelnemers aan de cursus aan vrienden of bekenden aan te bevelen als deze
dezelfde klachten vertonen. Het lijkt dus dat “Goedemorgen Kopzorgen” de negatieve
attitude tegenover psychologische hulp bij jongvolwassenen kan weghalen.
4.2 Beperkingen van studie
Voordat mogelijke beperkingen van de uitgevoerde studie hieronder worden besproken,
moet gesteld worden dat deze studie exploratief van aard is. Een effectonderzoek in de vorm
van een gerandomiseerd gecontroleerde studie (RCT), die het effect van “Goedemorgen
Kopzorgen” op psychische klachten bij jongvolwassenen nagaat, zal worden uitgevoerd in
het voorjaar 2011.
Een eerste beperking van de pilot- studie schetst het niet gebruiken van een
controlegroep. Het niet gebruiken van een controlegroep impliceert dat de effecten op
uitkomsten en proces niet aan de specifieke componenten van de ABBT “Goedemorgen
Kopzorgen” gekoppeld kunnen worden. Roemer et al. (2008) geven aan dat een interventie
gebaseerd op ABBT voornamelijk vergeleken moet worden met een actieve interventie in
plaats van een wachtlijstgroep. Een tweede beperking van deze studie betreft de
generaliseerbaarheid van de resultaten. In deze pilo- studie participeerden er maar weinig
deelnemers (n = 23) en er was sprake van redelijke uitval na de eerste bijeenkomst
(21,74%). Hierdoor moet een generalisatie van de uitkomsten voorzichtig gebeuren.
Daarnaast betreft een ander probleem de duidelijke overmaat aan vrouwelijke
proefpersonen. Als er gekozen wordt voor een gelijke geslachtsverdeling kan het dus zijn dat
de gevonden resultaten veranderen. Als laatste moet worden opgemerkt dat de pilot- studie
op een vragenlijstonderzoek berust waaraan specifieke problemen gekoppeld zijn. Daarbij
moet gedacht worden aan sociale wenselijkheid, dat wil zeggen dat de deelnemers de
vragenlijsten zo hebben ingevuld dat zij in een beter beeld denken te verschijnen. Ook kan
het zijn, dat de deelnemers volgens een toevallige volgorde de antwoorden hebben
34
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
aangekruist. Door deze problemen kan het zijn dat de data niet meer de realiteit
weerspiegelen en het onderzoek vertekenen (Dooley, 2001).
4.3 Aanbevelingen
Aan te bevelen is dat er meer bijeenkomsten die minder lang duren voor de
preventiecursus “Goedemorgen Kopzorgen” ingepland worden. Een voorstel is vier tot en
met vijf bijeenkomsten en/of een nazorg, die twee weken na de laatste bijeenkomst plaats
vindt. Meer bijeenkomsten maakt het voor de begeleiders mogelijk meer tijd voor
nabespreking, reflectie, uitwisseling van ervaringen en huiswerk onderling in te plannen en
meer uitleg over oefeningen en opdrachten tijdens de bijeenkomsten aan de deelnemers te
geven. Vervolgens zijn de deelnemers langer bezig met de materie van de preventiecursus
wat de positieven effecten mogelijk omhoog laat gaan. Een mapje voor iedere deelnemer
met beschrijvingen en achtergrondinformatie over de cursusonderdelen kan daarnaast meer
duidelijkheid over de zin en werking van bepaalde oefeningen geven en een handvat voor de
deelnemers zijn om na de cursus met bepaalde oefeningen en opdrachten door te gaan.
Verder is aan te bevelen, dat de preventiecursus op de hogescholen na de
schooltijden ingepland worden, om zo te waarborgen dat deze niet met lestijden van de
deelnemers samenvallen. Wanneer de preventiecursus buiten de lestijden van de
betreffende hogescholen ingeplant wordt, geeft dit de deelnemers meer balans tussen
studietijd en vrijetijd.
Om de mindfulness- oefeningen meer aansprekend voor de deelnemers te maken,
wordt voorgesteld meer uitleg over de rol van mindfulness bij de bereidheid om anders om te
gaan met gedachten en gevoelens te geven, mindfulness- oefeningen korter of in een sneller
tempo aan te bieden of deze als een “mindfulness in het dagelijks leven” oefening te doen.
Ook kan een optie zijn visualisatie hierbij te gebruiken. Daarnaast wordt voorgesteld een CD
met mindfulness- oefeningen aan de deelnemers mee te geven. Het downloaden via de
homepage van de Universiteit Twente was voor sommige deelnemers niet mogelijk.
Gezien de werving voor de geplande RCT in het voorjaar 2011, wordt verder
aanbevolen de naam “Goedemorgen Kopzorgen” te veranderen om zo meer
jongvolwassenen te kunnen werven. De naam “Een waardevolle studententijd”/ “Haal meer
uit je leven- een training voor studenten die minder willen worstelen en bewuster willen
leven” waarmee de hogeschool te Nijmegen had geworven zou meer aansprekend zijn.
Andere voorstellen zijn “Bewuster leven- ”, “Leven zoals jij dat wilt!- ”, “Vrijuit leven - een
cursus die je beter laat nadenken over je manier van leven en je helpt je meer bij je eigen “ik”
te laten komen”. Daarnaast moet een andere wervingsprocedure voor de RCT gehanteerd
worden. Voorgesteld wordt digitale informatiefolders via Email aan alle studenten van de
instellingen door de betreffende studieloopbaanbegeleiders te versturen, zoals de
hogeschool te Nijmegen had gedaan. Bovendien is het raadzaam een persbericht in het
studentenblad te plaatsen en informatieplakaten en flyers in de hogescholen te verspreiden.
35
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
4.4 Conclusie
Ten eerste kan geconcludeerd worden dat de preventiecursus kleine tot en met middelgrote
effecten op angstklachten, bevlogenheid, gevoel van incompetentie en non- reactieve
houding heeft. Ten tweede kan gesteld worden dat de deelnemers en begeleiders tevreden
zijn met de cursus. “Goedemorgen Kopzorgen” is dus een veelbelovende en aansprekende
aanpak voor een preventieve interventie voor jongvolwassenen tussen de 17 en 24 jaar.
36
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
5. Referentielijst
A-Tjak, J. (2010). Acceptance and Commitment Therapy: Een nieuwe vorm van cognitieve
gedragstherapie. GZ Psychologie 2, 1, blz. 10-13.
Baarda, D.B., de Goede, M.P.M., van Dijkum, C.J. (2007). Basisboek statistiek met SPSS.
Handleiding voor het verwerken en analyseren van en rapporteren over
(onderzoeks)gegevens. Wolters-Noordhoff. Derde druk. Groningen.
Baer, R. A. (2003). Mindfulness training as a clinical intervention: A conceptual and empirical review. Clinical Psychology-Science and Practice, 10(2), 125-143.
Baer, R. A, Smith, G.T., Hopkins, J., Krietemeyer, J., Toney, L. (2006). Using self- report assesment
methods to explore facets of mindfulness. Assesment, 13: 27-45. Baer, R. A., Smith, G.T., Lykins, E., Button, D., Krietemeyer, J., Duggan, D., Williams, M.G.
(2008). Construct Validity of the Five Facet Mindfulness Questionnaire in Meditating and Non- meditating samples. Assessment 2008 (15) 329-342.
Biglan, A., Hayes, S. C., & Pistorello, J. (2008). Acceptance and commitment: Implications for
prevention science. Prevention Science, 9(3), 139-152. Bohlmeijer, E.T., Fledderus, M., Rokx, T.A., Pieterse, M.E. (2010). Efficacy of an early Intervention
Based on Acceptance and Commitment Therapy for Adults with Depressive Symptomatology: Evaluation in a Randomized Controlled Trial. Behavior Research and Therapy, doi: 10. 1016/ j.brat. 2010. 10. 003.
Bohlmeijer, E.T., Prenger, R., Taal, E., Cuijpers, P. (2010) The effects of Mindfulness-based
Stress Reduction therapy on the mental health of adults with a chronic medical disease: A meta-analysis. Journal of Psychosomatic Research
Bohmeijer, E.T., ten Klooster, P.M., Fledderus, M., Veehof, M.M, Baer, R.A. (in voorbereiding).
Psychometric properties of the Five Facet Mindfulness Questionnaire in depressed adults and development of a short form.
Bowen, S., Chawla, N., Collins, S. E., Witkiewitz, K., Hsu, S., Grow, J., et al. (2009).
Mindfulness-based relapse prevention for substance use disorders: A pilot efficacy trail. Substance Abuse, 30, 295-305.
Broenink, N., & Gorter, K. (2001). Studeren met een handicap. Belemmeringen die studenten
met een lichamelijke beperking, psychische klachten of dyslexie in het hoger onderwijs
ondervinden. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.
Burns, B.J., Hoagwood, K., Mrazek, P.J. (1999). Effective treatment for mental disorders in
children and adolescents. Clin Child Fam Psychol Rev, 2: 199-254.
Cuijpers, P. & Smit, F. (2004). Subthreshold depression as a risk indicator for major
depressive disorder: a systematic review of prospective studies. Acta Psychatr Scand: 109:
325-331
Cuijpers, P., van Straten, A., Warmerdam, L., van Rooy, M.J. (2010). Recruiting participants
for interventions to prevent the onset of depressive disorders: possible ways to increase
participation rates. Health Services Research: 10: 181
37
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
Chiesa, A., & Serretti, A. (2009). Mindfulness-based stress reduction for stress management in healthy people: A review and meta-analysis. The Journal of Alternative and Complementary Medicine, 15, 593-600.
De Brey, H. (1983). A cross- national validitation of the Client Satisfaction questionnaire: The Dutsch
experience. Eval Program Plann; 6: 395-400.
Demerouti, E., Bakker, A., Nachreiner, F. & Schaufeli, W. (2001). The Job Demands- Resouce Model
of Burnout. Journal of Applied Psychology, 86(3), 499- 512.
De Wilde, E. F. & Hendriks, V. M. (2005) The Client Satisfaction Questionnaire: psychometric
properties in a Dutch addict population. European Addiction Research, 11, 157 -162.
Dooley, D.D. (2001). Social Research Methods (4th ed.). New Jersey: Prentice Hall.
Fledderus, Bohlmeijer, Scheurs & Pieterse (in druk). The effectiveness of a self-
help Acceptance behavior therapy with e- mail counseling for psychological distress.
Fledderus, M., Bohlmeijer, E.T. Smit, F., Westerhof, G.J. (2010). Mental health Promotion as
a New Goal in Public Mental Health Care: A Randomized Controlled Trial of an Intervention
Enhancing Psychological Flexibility, doi: 10.2105/ AJPH. 2010. 196196.
Gerrits, R., Zanden, R. van der, Visscher, R. & Conijn, B. (2007). Master your mood online: A
preventive chat group intervention for adolescents. Australian e-Journal for the Advancement
of Mental Health, 6.
Hayes, S. C. (2004). Acceptance and commitment therapy, relational frame theory, and the third wave of behavioral and cognitive therapies. Behavior Therapy, 35(4), 639-665.
Hayes, S. C., Bissett, R., Roget, N., Padilla, M., Kohlenberg, B. S., Fisher, G., et al. (2004a). The
impact of acceptance and commitment training and multicultural training on the stigmatizing attitudes and professional burnout of substance abuse counselors. Behavior Therapy, 35, 821–835.
Hayes, S.C., Luoma, J.B., Bond, F.W., Masuda, A., Lillis, J. (2006). Acceptance and commitment
therapy: model, processes and outcomes. Behav Res Ther; 44(1): 1-23. Hayes, S.C., Strosahl, K. & Wilson, K.G. (1999). Acceptance and commitment therapy: An experiential
approach to behavior change. New York: Guilford. Hayes, S.C., & Smith, S. (2006). Uit je hoofd, in het leven (vertaling van 'Get out of your mind and into
your life') Amsterdam: Nieuwezijds Hayes, S.C., Wilson, K. G., Gifford, E. V., Follette, V. M., & Strosahl, K. (1996). Experiential avoidance
and behavioral disorders: A functional dimensional approach to diagnosis and treatment. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 64(6), 1152-1168.
Hofmann, S.G., Sawyer, A.T., Witt, A.A., Oh, D. (2010). The effects of mindfulness- based therapy on
anxiety and depression: a meta- analytic review. J Consult Clin Psychol; 78: 169- 183. Hosman, C., Jane- Llopis. E. & Saxena, S. eds (2005). Prevention of mental disordes: Effective
interventions and policy options. Oxford: Oxford University Press. Irving, J. A., Dobkin, P. L., & Park, J. (2009). Cultivating mindfulness in health care
38
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
professionals: A review of empirical studies of mindfulness-based stress reduction (MBSR). Complementary Therapies in Clinical Practice, 15, 61-66.
Jacobs, N., Kleen, M., Blokzijl, R., Groot, F., de &A-Tjak, J. (2008) Measuring experiantial avoidance.
Dutch translation of the Acceptance and Action Questionnaire- II (AAQ-II). Jorn, A.F. & Griffiths, K.M. (2006). Population promotion of informal self- help strategies for
early intervention against depression and anxiety. Psychological Medicine, 36, 3-6.
Landelijke Steunfunctie Preventie. Verkregen op 17-04-2010 via:
http://www.lsp-preventie.nl/?themeID=13
Ma, S. H., & Teasdale, J. D. (2004). Mindfulness-Based Cognitive Therapy for Depression: Replication
and Exploration of Differential Relapse Prevention Effects. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 72(1), 31-40.
Meijer, S.A., Smit, F., Schoemaker, C.G., & Cuijpers, P. (2006). Gezond verstand. Evidence- based
preventie van psychisceh stoornissen. Utrecht/Bilthoven: Trimbos- Instituut/RIVM Merrill, K.A., Tolbert, V.E., Wade, W.A. (2003). Effectiveness of cognitive therapy for depression in a
community mental health center: A benchmarking study. Journal of Consulting and Clinical Psychology 71(2): 404-409.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2003). Langer Gezond Leven: Ook een Kwestie
van Gezond Gedrag. Den Haag: Ministerie VWS. Mrazek, P., Haggerty, R. eds. (1994) reducing Risks for Mental Disordes: Frontiers for preventive
Intervention Research. Washington, DC: National Academy Press.
Powers, M. B., Vording, M., & Emmelkamp, P. M. G. (2009). Acceptance and Commitment Therapy: A
Meta-Analytic Review. [Review]. Psychotherapy and Psychosomatics, 78(2), 73-80. Radloff, L.S (1977). The CES-D scale: A self- report depression scale for research in the
general population. Applied Psychological Measurement, 1, 385-401.
Rapee, R. M. (2008). Prevention of Mental Disorders: Promises, Limitations, and Barriers. Cognitive
and Behavioral Practice, 15(1), 47-52. Roemer, L., Orsillo, S. M., & Salters-Pedneault, K. (2008). Efficacy of an Acceptance-Based Behavior
Therapy for Generalized Anxiety Disorder: Evaluation in a Randomized Controlled Trial. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 76(6), 1083-1089.
Roemer, L., Salters, K., Raffa, S. D., & Orsillo, S. M. (2005). Fear and avoidance of internal
experiences in GAD: Preliminary tests of a conceptual model. Cognitive Therapy and Research, 29(1), 71-88.
Schaufeli, W.B. & Bakker, A. (2003). UWES Utrecht Work Engagemnet Scale Preliminary Manual
(Version 1). Occupational Health Psychology Unit, Utrecht University. Schaufeli, W.B. & Bakker, A. (2007). Burnout en bevlogenheid. W. Schaufeli & A. Bakker (Red.) De
psychologie van arbeid en gezondheid. (pp. 341- 158). Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Schauefli, W.B., Leiter, M.P., Kalimo, R. (1995). The General Burnout Questionnaire: Cross National
development and validitation. Paper gepresneteerd op de APA/NIOSH confrenetie "Work, Stress & Health, 1995", 14-16 September, Washingtion, D.C.
39
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
Schaufeli, W. B.& Salanova, M., (2007). Efficacy of inefficacy, that´s the question: Burnout and work engagement, and their relationship with efficacy beliefs. Anxiety, Stress, and Coping, 20(2), 177-196.
Schaufeli, W.B., Salanova, M., Gonzales- Roma, V., & Bakker (2002b). The measuremet of
engagemanet and burnout: two samples confirmatory factor analytic approach. Journal of happiness Studies, 3, 71- 92.
Schaufeli, W.B., Taris,T., & Van Rhenen, W. (2003). Workalholism, burnout and engagement: Three
of a kind or three different kinds of employees well- being? Ter publicatie aangeboden. Schaufeli, W.B. & Van Dierendonck, D. (2000) Utrechtse Burnout Schaal (UBOS):
Testhandleiding. Amsterdam: Harcourt Test Services Stoppelenburg, E. (2008). Effecten en Waardering van de Cursus Mindfulness Based
Cognitieve Therapie. GGzet Wetenschappelijk, 12 (1), 20-36.
Spinhoven, P.H., Ormel, J., Sloekers, P.P.A., Kempen, G.I.J.M., Speckens, A.E.M.,&
Van Hermert, A.M. (1997). A validation study of the Hospital Anxiety and Depression Scale
(HADS) in different groups of Dutch subjects. Psychological Medicine, 27, 363-370.
Sytema, S., Gunther, N., Reelick, F., Drukker, M., Pijl, B., & Land, H van ’t (2006). Verkenningen in de
Kinder- en Jeugdpsychiatrie. Een bijdrage uit de Psychiatrische Casusregisters Rijnmond, Zuid-Limburg, Noord-Nederland. Utrecht: Trimbos-instituut.
Teasdale, J. D., Segal, Z. V., Williams, J. M. G., Ridgewaya, V. A., Soulsby, J. M., & Lau, M. A. (2000). Prevention of relapse/recurrence in major depression by mindfulness-based cognitive therapy. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 68(4), 615-623.
Tull, M. T., Gratz, K. L., Salters, K., & Roemer, L. (2004). The role of experiential avoidance in
posttraumatic stress symptoms and symptoms of depression, anxiety, and somatization. Journal of Nervous and Mental Disease, 192(11), 754-761.
Trimbos-Instiuut (2010): Feiten, cijfers en beleid: Psychische stoornissen laatste 12 maanden
verkregen op 02-11-2010 via: http://www.trimbos.nl/onderwerpen/feiten-cijfers-en-beleid/psychische-stoornissen/psychische-stoornissen-in-nederland/psychische-stoornissen-laatste-12-maanden
Vaez, M., & Laflamme, L. (2008). Experienced stress, psychological symptoms, self- rated helath and
academic achievement: A longitudinal study of Swedish university students. Social Behavior and Personality, 36(2), 183-196.
Vanheusden, K., Mulder, C. L., van der Ende, J., van Lenthe, F. J., Mackenbach, J. P., &
Verhulst, F. C. (2008). Young adults face major barriers to seeking help from mental health services. Patient Education and Counseling, 73(1), 97-104.
Waegemakers, K. (2004). Burnout en bevlogenheid bij studenten. Ongepubliceerd
afstudeeronderzoek bij de afdeling Psychologie van Arbeid, Gezondheid en organisatie, Universiteit Utrecht.
Zettle, R. D. (2003). Acceptance and commitment therapy (ACT) vs. systematic desensitization in
treatment of mathematics anxiety. Psychological Record, 53(2), 197-215. Zigmond, A.S. & Snaith, R.P. (1983). The Hospital Anxiety and Depression Scale. Acta Psychiatrica
Scandinavica, 67, 361- 370.
40
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
Bijlage 1: Evaluatievragenlijst voor deelnemers
Deel 1: Algemene evaluatie van de cursus “Goedemorgen Kopzorgen” Hieronder staan vragen over de algemene indruk van de cursus. Zou je het voor jou best passende antwoord willen aankruisen of als het wordt gevraagd een toelichting willen geven?
1. Wat vind je van de kwaliteit van de cursus die je hebt ontvangen? o Uitstekend o Goed o Redelijk o Slecht
2. Heb je het soort hulp ontvangen dat je hoopte te krijgen? o Nee, beslist niet o Nee, nauwelijks o Ja, in het algemeen wel o Ja, zeker
3. In hoeverre heeft de cursus aan jouw wensen voldaan?
o Aan al mijn wensen is voldaan o Aan de meeste van mijn wensen is voldaan o Aan slecht enkele van mijn wensen is voldaan o Aan geen van mijn wensen is voldaan
4. Stel dat een van jouw medestudenten of vrienden dezelfde hulp nodig heeft, zou je dan de cursus “Goedemorgen Kopzorgen” aanbevelen?
o Nee, beslist niet o Nee, ik denk van niet o Ja, ik denk van wel o Ja, zeker
5. Hoe tevreden ben je over de hoeveelheid hulp die je hebt ontvangen? o Zeer tevreden
o Tamelijk tevreden
o Tamelijk ontevreden
o Zeer ontevreden
6. Heeft de cursus je geholpen beter om te gaan met jouw klachten? o Ja, het heeft aanzienlijk geholpen o Ja, het heeft wel wat geholpen o Nee, het heeft eigenlijk niet geholpen o Nee, het heeft de zaak alleen maar verergerd
7. Hoe tevreden ben je over het geheel genomen met de cursus die je hebt ontvangen? o Zeer tevreden o Tamelijk tevreden o Tamelijk ontevreden o Zeer ontevreden
8. Zou je de cursus nog een keer doen, als je dat nodig zou hebben? o Beslist niet o Nee, ik denk van niet o Ja, ik denk van wel
41
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
o Ja, zeker
9. In hoeverre is jouw studeergedrag door de cursus veranderd? o Mijn studeergedrag is positief veranderd o Mijn studeergedrag is negatief veranderd o Mijn studeergedrag is hetzelfde dan voor de cursus
10. Indien een verandering in studeergedrag; kan je aangeven wat precies door de cursus aan jouw studeergedrag is veranderd?
11. Welk cijfer zou je de cursus “Goedemorgen Kopzorgen” geven op een schaal van 1 (heel slecht) tot 10 (heel goed)?
12. Vind je “Goedemorgen Kopzorgen” een goede naam voor de cursus? Waarom wel of waarom
niet?
Deel 2: Evaluatie van deelname aan de cursus “Goedemorgen Kopzorgen” Hieronder staan 9 vragen over jouw deelname aan de cursus. Zou je het voor jou best passende antwoord willen aankruisen of als het gevraagd wordt een toelichting willen geven?
1. Aan welke bijeenkomst(en) van de cursus heb je het meest gehad? Je kunt meerdere antwoorden aangeven.
o Eerste bijeenkomst o Tweede bijeenkomst o Derde bijeenkomst
2. Waarom heb je het meest gehad aan deze bijeenkomst(en)?
3. Aan welke bijeenkomst(en) van de cursus heb je het minst gehad? Je kunt meerdere antwoorden aangeven.
o Eerste bijeenkomst o Tweede bijeenkomst o Derde bijeenkomst
4. Waarom heb je het minst gehad aan deze bijeenkomst(en)
5. Aan hoeveel bijeenkomsten heb je deelgenomen? o Een bijeenkomst o Twee bijeenkomsten o Drie bijeenkomsten
6. Indien niet alle bijeenkomsten ` Kan je de reden aangeven waarom je niet aan alle bijeenkomsten hebt deelgenomen?
7. Hoe vaak per week heb je gemiddeld de mindfulness oefeningen gedaan? o 1 keer per week of minder o 2-3 keer per week o 4-5 keer per week o 6-7 keer per week
42
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
8. Hoe vaak per week heb je gemiddeld de andere oefeningen en opdrachten gedaan? o 1 keer per week of minder o 2-3 keer per week o 4-5 keer per week o 6-7 keer per week
9. Welke aanbevelingen voor verbetering van de cursus “Goedemorgen Kopzorgen” heb je?
Deel 3: Evaluatie van onderdelen van de cursus “Goedemorgen Kopzorgen”
Hieronder staat een lijst met onderdelen van de cursus. Zou je per onderdeel willen aankruisen wat je
vond van de hoeveelheid?
Hoeveelheid van: Veel te weinig
Te weinig Precies goed
Te veel Veel te veel
1 Het aantal bijeenkomsten (in totaal 3 bijeenkomsten)
2 Hoeveelheid opdrachten
3 Hoeveelheid mindfulness- oefeningen
Hieronder staat een lijst met onderdelen van de cursus. Zou je willen aankruisen hoe zinvol je de onderdelen vond?
Zinvolheid van: Helemaal niet zinvol
Niet zinvol
Een beetje zinvol
Zinvol Heel zinvol
1 Mindfulness oefeningen
2 Het gebruik van metaforen
3 Thuiswerkoefeningen
4 Bespreking van vermijdingsstrategieën
5 Bespreking van acceptatie
6 Bereidheid te ervaren wat er is
7 Cognitieve defusie- technieken
8 Het ontdekken van waarden
9 Uitvoeren van acties
Laatste vraag Zou je in het kader van het onderzoek eventueel geïnterviewd willen worden over je ervaringen over de cursus Goedemorgen Kopzorgen? Zo ja, zou je dan hier je e-mailadres willen opgeven?
E-mailadres: ……………………………….
43
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
Bijlage 2: Uitspraken van deelnemers
Uitspraken van deelnemers waarom de titel “Goedemorgen Kopzorgen” wel of niet passend
voor de cursus is:
Niet:
“Nee, het zijn geen kopzorgen: meer een naam die positiever is!”
“Nee, rare titel voor iemand die de cursus niet gevolgd heeft, want waarom zou men
“Goedemorgen” (positief) tegen je kopzorgen zeggen. Na cursus eerst bedoeling snappen.
Beter: “Een waardevolle studietijd”- is wat algemener. De cursus gaat niet alleen over je
zorgen. Je leert ook kijken naar je waarden, wat je belangrijk vindt en wat je graag bereiken
wilt.”
“Nee, omdat je vaak bij aanvang nog niet ermee geconfronteerd wilt worden. Tijden de
cursus leer je pas om de confrontatie met je zorgen aan te gaan; beter: “Een waardevolle
studententijd””
“Nee, negatieve titel. De begeleiders noemden de cursus “haal meer uit je leven”- Klinkt
positiever.”
“Nee, onze cursus heette “haal meer uit je leven”, ik zou er eerder iets van maken zoals
“bewuster leven”, “leven zoals jij dat wilt!””
“Nee, beter “vrijuit leven”!”
Wel:
“Ja, pakkende naam en beschrijft de inhoud wel goed!”
“Ja, aansprekend voor mensen met “kopzorgen”!”
“Ja, een belangrijk onderdeel is het accepteren dat je kopzorgen hebt. Dit kan door ze net zo
vriendelijk goedemorgen te “zeggen”!”
“Ja, het is een goede naam, want het gaat goed in op de cursus.”
“Ja, omdat dit iedere morgen plaatsvindt bij menden die deze cursus nodig hebben.”
“Ja, wel omdat hij nogal ironisch is!”
Uitspraken van deelnemers waarom zij het meest/minst aan bijeenkomst 1 hadden:
Meest:
“Hierdoor herkende ik bepaalde patronen!”
Minst:
“1e bijeenkomst meer een introductie = uitleg over psychologie. Ik wist al vele dingen bv. dat
men meer dan het lichaam is!”
“Het was allemaal nog nieuw en wennen. Ik heb er alsnog behoorlijk wat aan gehad!”
“Veel herhaling van wat ik al wist, waar ik me als bewust van was!”
“Toen wist ik niet zo goed waarom ik bepaalde dingen moest doen.”
44
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
Uitspraken van deelnemers waarom zij het meest/minst aan bijeenkomst 2 hadden:
Meest:
“Inzien in eigen gedrag: verklaring waarom men gaat ontwijken”
“Duidelijkheid en inzicht in eigen gedrag”
“Realisatie hoe eigen gedachten het bereiken van doelen in de weg kunnen staan”
“Beste indruk van de cursus “
“Echt kijken naar wat we graag willen en wat ons daarbij tegenhoudt& zinvolle
huiswerkopdrachten (1e meer een inleiding; 3
e meer een afsluiting)!”
“Kijken wat belangrijk is!”
“De les over waarden was zo oogopenend, Ik had nog nooit zo gekeken en hoe ik er elke dag
aan kan werken. Het is eigenlijk het belangrijkste in het leven!”
“Meeste nieuwe inzichten!”
“Omdat het vooral ging over mijn waarden die ik niet goed wist na te streven. En deze
bijeenkomst hielp me dit inzien.”
“Omdat er oplossingen werden aangedragen.”
Minst:
“Veel te veel informatie in te korte tijd waardoor ik verward was!”
Uitspraken van deelnemers waarom zij het meest/minst aan bijeenkomst 3 hadden:
Meest:
“We werkten aan oplossingen en concrete acties.”
“Toen viel alles bij elkaar en snapte ik de gehele inhoud beter!”
Minst:
“Meer een afsluiting, geen nieuwe informatie te horen gekregen, geen huiswerk meer,
algemeen kort!”
“Ik heb hem gemist door ziekte!”
“De helft was herhaling!”
“Allemaal wel wat positieve dingen behandelen!”
Uitspraken van de deelnemers voor aanbevelingen voor de cursus:
“Meer bijeenkomsten, die minder lang duren!”
“Wekelijkse bijeenkomsten plannen in plaat van 1x 2 weken tussenin.”
“Bijeenkomsten korter qua tijd en 4 keer i.p.v. 3 keer.”
“Cursus mag langer: meer bijeenkomsten: nu een begin gemaakt en het is moeilijk nu zonder
begeleiding verder te gaan, mindfulness minst zinvol, kleinere groepen maken: gemakkelijker
persoonlijke dingen vertellen.”
“Het doen van de opdrachten is makkelijker voor mij dagelijks dan bv.2 willekeurige dagen uit
de week.”
“Meer tijd geven voor oefeningen en bijeenkomsten. Misschien 5x en een nazorg. Dit had de
hele groep gewild. Bijeenkomsten na schooltijd- de cursus viel onder mijn lessen.”
45
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
“Beter kijken naar en samenstellen van de groep op basis van hun problemen (serieus/ niet
serieus)!”
“Meer tijd zodat er dieper op de onderdelen ingegaan kan worden.”
“Meer het waarom van dingen uitleggen!”
“Meer bijeenkomsten!”
“Een extra bijeenkomst een maand na de derde bijeenkomst.”
46
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
Bijlage 3: Interviews met deelnemers
1. Als je nu terugkijkt, denk jij, is er iets tegenwoordig in jouw leven op basis van de
cursus veranderd? Leg uit
Deelnemer 1: “Ik denk veel meer na over de dingen die ik doe. Ik denk meer na of ik er gelukkig van
word en of ik dingen echt ZELF wil. Ik was voor de cursus iemand die eigenlijk dingen deed omdat
mijn omgeving vond dat het moet en hoor. Een voorbeeld is bijvoorbeeld mijn eetgewoontes. Eerst at
ik erg weinig omdat mijn vrienden dat doen en het vaak over de lijn hebben etc. Ik vond dat eigenlijk
niet zo belangrijk en ik eet het liefst een vol bord. Nu zeg ik gewoon tegen ze dat ik het zus en zo wil
en ze accepteren mij daar gewoon in. Ik dacht er voordat ik de cursus ging doen ook niet zo over na
dat ik eigenlijk mijn eigen wil snel opgeef voor de wil van een ander of de gewoontes van een ander.
Ik ben me door deze cursus daar sneller van bewust en daarom kan ik er dan ook sneller op ingaan
en denken: hé wil ik dit wel? Nee? Oké dan doe ik het zus of zo.”
Deelnemer 2: “Ja, er is wel iets veranderd in mijn dagelijks leven. Daarvan was het belangrijkste dat ik
mezelf op nummer 1 zet. Ik had zoveel moeite met andere mensen voor mezelf te plaatsen dat ik
mezelf geen of weinig aandacht gaf.”
2. Ervaar je jouw stemming na de training wat positiever, dus ervaar je minder
spanningen dan voor de training?
Deelnemer 1: “Dit vind ik moeilijk te zeggen. Ik heb het namelijk na de cursus heel druk gekregen met
een zware en intensieve stage. In zo‟n drukke periode zet ik mijn verstand vaak op nul of alleen
extreem positief. Ik heb geen tijd om dan eventjes stil te staan bij mijn negatieve gevoelens. Dit is iets
wat ik dan vermijd omdat ik mijn principes bij mijn studie dan heb. Ik zou kunnen zeggen dat mijn
stemming na de training positiever is maar dit kan dus ook komen omdat ik eigenlijk geen tijd heb
gehad voor negatieven of die heb ik onbedoeld weggestopt en weet ik me nu niet meer te herinneren.”
Deelnemer 2: “Ja, ik ging naar de cursus met het gevoel dat ik iets met mijn leven ga veranderen,
want hoe ik zo door het leven ga, is het niet goed. Meteen na de training voelde ik me elke keer beter,
sterker en wilde mijn leven veranderen.”
3. Over het algemeen bleef de stemming van de deelnemers bijna hetzelfde. Wat denk jij
hierover?
Deelnemer 1: “Voor mij is het zo dat ik altijd het gevoel heb dat het ook vooral aan deze maatschappij
in Nederland ligt. Het is voor een individu denk ik heel moeilijk zo snel van manier van leven te
wisselen. Zelfs het wisselen hiervan brengt spanningen met zich mee. Ik denk dat dit minimaal een
jaar of twee de tijd nodig heeft om zoiets te veranderen.”
Deelnemer 2: “Ik denk dat de meeste mensen het een te beknopte en korte cursus vonden. Hierdoor
was er te weinig tijd om de spanningen te laten afvloeien.”
4. Ervaar je jezelf wat vitaler dan voor de training?
Deelnemer 1: “Ja, ik sta meer stil bij mijn wensen. Dit was een onderdeel van de cursus dat mij echt
hielp. Ik maak meer tijd voor leuke dingen voor mezelf. Ik kwam dus in een drukke periode daarna
waarin ik veel studie had maar dit kon ik nu beter afwisselen met meer vrije tijd of werken aan relaties.
Ook puur dat ik die cursus heb gehad weet ik dat het “normaler” is voor een persoon om niet 24/7 aan
de studie te zitten maar veel minder. Ik merkte tijdens de cursus dat ik veel te veel tijd in mijn studie
stop. Ik vond het fijn om een beeld te krijgen hoe andere mensen hun studie en vrije tijd afwisselden
en wat een gezonde levensstijl is.”
47
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
Deelnemer 2: “Ik heb nog steeds veel moeite met studeren. De discipline moet opgekrikt worden.
Gezien mijn alledaagse leven is het iets beter, elke dag herinner ik mezelf aan de cursus. “
5. Heb je een verandering ervaren met betrekking tot het accepteren van ongewenste
gedachten? Leg uit
Deelnemer 1: “Ja, ik ben mezelf veel sneller bewust als ik ongewenste gedachten heb. Zo kan ik zelf
bepalen om te stoppen met piekeren of er iets mee te doen of niet. Ik vind dit erg fijn omdat ik de tijd
die ik normaal gesproken in het piekeren stop, nu nuttiger kan besteden.”
Deelnemer 2: “Ja af en toe. Bij de meeste ongewenste gedachten zet ik : „ik heb de gedachte dat....‟
ervoor. Toch merk ik aan mezelf dat ik slechte gedachten toch laat rond dwarrelen in mijn hoofd.”
6. Voer je nog steeds mindfulness- oefeningen of andere oefeningen/opdrachten van de
cursus uit? Waarom wel/ waarom niet?
Deelnemer 1: “Ik had veel problemen met piekeren voor het slapen gaan. De mindfulness gebruik ik
als ik merk dat ik lig te piekeren voor het slapen gaan. Ik word er rustig van en val daarna zo in slaap.”
Deelnemer 2: “Nee, ik zou het wel meer moeten doen. En een antwoord als : ik heb er geen tijd voor,
mag niet. Je moet tijd maken. Het is moeilijk.”
7. Het analyseren van de evaluatievragenlijsten liet zien, dat de meerderheid van de
deelnemers de mindfulness- oefeningen als niet zo zinvol evalueerden.
a. Heb jij hiervoor een verklaring?
Deelnemer 1: “Veel reacties die ik hoorden waren dat ze het geduld er niet voor hadden. Ikzelf heb dit
niet zo ervaren dus ik vind het moeilijk hier een goed antwoord op te geven.”
Deelnemer 2: “Het is moeilijk, mindfulness oefeningen moeten je liggen. Ik wilde het wel proberen
maar de oefening was te saai. Ik zou wel meer oefeningen willen, misschien lichamelijke zoals yoga.”
b. Was er te weinig uitleg over de mindfulness- oefeningen? Leg uit
Deelnemer 1: “De uitleg zelf was duidelijk. En ik begreep erg snel wat het profijt hiervan was. Ik zou
het wel fijn vinden om een stuk of drie verschillende afspeeltunes te hebben. Dit omdat ik op een
gegeven moment alles uit mijn hoofd kende dus in mijn hoofd sneller ging en daardoor zelf af en toe
ongeduldig werd. Misschien zou je kunnen afwisselen met wat snellere versies of minder snellere
versies. Met snellere versies bedoel ik dat de mevrouw op de tune sneller naar een ander
lichaamsdeel gaat ofzo. Ik weet alleen niet precies wat de kennis achter deze tunes is dus misschien
kan dit wel helemaal niet.”
Deelnemer 2: geen antwoord
c. Waren de oefeningen te moeilijk om uit te voeren? Leg uit
Deelnemer 1: “De oefeningen vond ik zelf gemakkelijk uit te voeren. Ik merkte wel dat ik mezelf er toe
moest zetten in het begin. Pas toen ik merkte dat ik het fijn vond, WILDE ik ze pas echt doen en dit
was na 2 weken denk ik ongeveer.”
Deelnemer 2: zie vraag 7
8. Vond je de uitleg/achtergrondinformatie voor de oefeningen voldoende? Leg uit
Deelnemer 1: “Ja, ik ben een persoon die het liefst dingen in de praktijk doet. Het maakte mij niet
zoveel uit of mij verteld werd wat de achtergrond is van de oefeningen. Ik wilde graag zelf ontdekken
waarvoor iets dient en wat de bedoeling is van de oefeningen. Ik vond dat er precies genoeg verteld
werd eigenlijk.”
48
Goedemorgen Kopzorgen- Anne Bolwerk
Deelnemer 2: “Prima, vooral bij de waardes oefeningen, met de cirkel. En de tekenoefening vond ik
ook super. Heel creatief.”
9. Hoe was de sfeer tijdens de bijeenkomsten?
a. Hoe vond je het om over persoonlijke dingen in een groep te spreken?
Deelnemer 1: “Onze sfeer was erg goed. Beter dan ik had verwacht. We kwamen ook samen met de
hele groep tot de conclusie dat er tijdens de bijeenkomsten wat weinig tijd was om dingen in de groep
die bepaalde individuen aanging niet echt mogelijk was.”
Deelnemer 2: “Fijn, ik had meteen een fijn gevoel bij de mede cursisten. We voelden ons meteen
vertrouwd. Hierdoor was het makkelijker om over persoonlijke dingen te praten. Vooral dat ik een zoon
heb was meteen geaccepteerd.”
b. Hoe ervoer je jouw begeleiding? Leg uit
Deelnemer 1: “Prima. Ze maakten veel dingen bespreekbaar en ik vond dat ze goed in gingen op
emoties van de groep. Zp lieten ze wat dingen weg als we uitliepen met het bespreken van het
probleem van iemand in de groep.”
Deelnemer 2: “Prima, maar tijdsgebonden.”
10. Hoe zou je de cursus aan iemand beschrijven die deze cursus niet kent?
Deelnemer 1: “Een cursus die je beter laat nadenken over je manier van leven en je help je meer bij je
eigen “ik” te laten komen.”
Deelnemer 2: “Ik zou je deze cursus (mits het langer is) aanraden omdat het je leven zal beteren.
Wanneer je met jezelf in de knop zit en het niet meer ziet zitten, leer je in deze cursus over je
waardes. En je waardes zijn de belangrijkste in je leven. Waar jijzelf centraal staat.”
Recommended